Aan de orde zijn de stemmingen over vier moties, ingediend in het notaoverleg over het Grondbeleid, te weten:

- de motie-Depla over introductie van een openruimteheffing (27581, nr. 4);

- de motie-Van Wijmen over een exploitatievergunning (27581, nr. 5);

- de motie-Ravestein/Van Gent over binnenplanse verevening van kinderopvangvoorzieningen (27581, nr. 6);

- de motie-Van Gent/Ravestein over een experiment met een openruimteheffing (27581, nr. 9).

(Zie notaoverleg van 28 mei 2001.)

De voorzitter:

De motie-Depla/Van Middelkoop (27581, nr. 4) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het kabinet dit voorjaar een studie heeft gestart naar de mogelijke introductie van een openruimteheffing;

overwegende dat een openruimteheffing, naast de reeds aangekondigde maatregelen, een instrument is om verspilling van de open ruimte tegen de gaan;

overwegende dat een openruimteheffing een bijdrage kan leveren aan het corrigeren van het kostprijsverschil om naar "binnen" of "buiten" te bouwen, zodat voldoende wordt geïnvesteerd in de bestaande wijken en bedrijfsterreinen;

verzoekt het kabinet, gezien het spoedeisende belang, naast het onderzoek een voorontwerp van wet te maken voor een openruimteheffing opdat dit jaar besluitvorming kan plaatsvinden dan wel bij een volgende kabinetsformatie een spoedige uitvoering mogelijk is,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt deze gewijzigde motie voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 11 (27581).

De motie-Van Gent/Ravestein (27581, nr. 9) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

constaterende dat het kabinet dit voorjaar een studie heeft gestart naar de mogelijke introductie van een openruimteheffing;

overwegende dat een openruimteheffing, naast de reeds aangekondigde maatregelen, een instrument is om de verspilling van de open ruimte tegen te gaan;

verzoekt de regering, bij het onderzoek naar de openruimteheffing in ieder geval aandacht te besteden aan de werking van de heffing, de hoogte ervan gerelateerd aan het regulerende effect, de besteding van de opbrengsten en een mogelijke regionale differentiatie;

verzoekt de regering voorts, bij de publicatie van dit onderzoeksrapport een voorstel te doen voor een experiment met de openruimteheffing, in bijvoorbeeld Noord-Brabant en landsdeel Oost,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt deze gewijzigde motie voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 12 (27581).

In stemming komt de gewijzigde motie-Depla/Van Middelkoop (27581, nr. 11, was nr. 4).

De voorzitter:

Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van GroenLinks, de SP, de PvdA, D66 en de ChristenUnie voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van Wijmen (27581, nr. 5).

De voorzitter:

Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie en de SGP voor deze motie hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Ravestein/Van Gent (27581, nr. 6).

De voorzitter:

Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van GroenLinks, de SP, de PvdA, D66 en het CDA voor deze motie hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Van Gent/Ravestein (27581, nr. 12, was nr. 9).

De voorzitter:

Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van GroenLinks, de SP, de PvdA, D66 en de ChristenUnie voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

Naar boven