Aan de orde is het mondelinge vragenuur, overeenkomstig artikel 136 van het Reglement van Orde.

Vragen van het lid Duivesteijn aan de staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, over het wegvallen van sociale woningbouw, dan wel het soberder uitvoeren van sociale woningbouw, in de wijk IJburg te Amsterdam.

De heer Duivesteijn (PvdA):

Voorzitter. Allereerst is het mij een groot genoegen om de staatssecretaris te feliciteren met zijn 50ste verjaardag. Dit is overigens niet de reden waarom ik hem de tweede helft van zijn leven wil in laten gaan met het stellen van mondelinge vragen.

Drie weken geleden werd een prachtige woonkrant gepresenteerd door de diverse consortia en de gemeente Amsterdam die zich bezighouden met de ontwikkeling van IJburg, met daarin welluidende teksten zoals "ja, het is zo ver" en "de kop is er af". Vervolgens krijgen wij tal van berichten waaruit blijkt dat niet zozeer de sociale woningbouw problematisch is – dit is namelijk in het contract veiliggesteld – als wel dat het met name voor IJburg de vraag is of het gehele middensegment, te weten woningen in de prijsklasse van ƒ 290.000 tot en met ƒ 600.000, nog wel gerealiseerd zal worden. Dat zou tot de krankzinnige situatie leiden dat enerzijds goedkope woningen en anderzijds woningen van boven de ƒ 600.000 tot meer dan 1,5 mln gulden worden gerealiseerd, terwijl het middensegment wegvalt. Ik wil de staatssecretaris dan ook vragen of hij op de hoogte is van deze ontwikkelingen. Wat is naar zijn idee de verklaring voor dit vraagstuk? Het lijkt er een beetje op dat iedere partij op de een of andere manier gebruik wil maken van de schaarste die aan het ontstaan is. Of het nu gaat om onderaannemers, aannemers of projectontwikkelaars, ze profiteren allemaal van de ontwikkelingen in de Nederlandse woningbouw, terwijl de koper door dit alles wordt geconfronteerd met onaanvaardbaar hoge koopprijzen.

Is de staatssecretaris ervan op de hoogte dat de prijzen voor woningen in IJburg soms ƒ 400.000 tot ƒ 500.000 hoger zijn dan vergelijkbare woningen elders in Nederland? Volgens de folder die ik hier voor mij heb, kun je bijvoorbeeld een woning in IJburg voor ƒ 800.000 verkrijgen, terwijl hetzelfde type woning elders aanzienlijk goedkoper is.

Is de staatssecretaris bereid om een onderzoek te doen naar de specifieke oorzaken van de ontwikkeling van de bouwprijzen in IJburg? Wil hij met de Kamer overleggen of het invoeren van prijsbeheersingsmaatregelen zinvol is, teneinde de woningbouw waarvan we vinden dat er een behoefte aan is, daadwerkelijk veilig te stellen? Het gaat dan met name om prijsbeheersingsmaatregelen in schaarstegebieden.

Staatssecretaris Remkes:

Voorzitter. Ik ben op de hoogte van de door de heer Duivesteijn genoemde zorgelijke ontwikkelingen en ik deel zijn zorgen op dat punt. Eveneens ben ik op de hoogte van de discussies in Amsterdam tussen de betrokken wethouder en de bouwconsortia. Dat proces loopt overigens nog, maar dat zal de heer Duivesteijn wel weten. Het is dus op dit moment nog te vroeg om daar een eindoordeel over te geven. Tegen de achtergrond die ook door de heer Duivesteijn is geschetst, kan ik meedelen dat ik de doelstellingen die de heer Stadig nastreeft in de gesprekken met de consortia, die overigens ook niet op één lijn zitten, van harte ondersteun.

De heer Duivesteijn vroeg vervolgens of ik een verklaring kan geven voor de ontstane situatie. Ik heb een eerste onderzoek uit laten voeren naar de vertraging in de woningbouw. Inmiddels is opdracht gegeven om daar een tweede onderzoek in wat meer analytische zin aan toe te voegen. Die problematiek raakt ook aan de problematiek op IJburg. Ik ben voornemens de tweede helft van augustus het bouwende en het ontwikkelende bedrijfsleven om de tafel te krijgen om met elkaar over de onderzoeken van gedachten te wisselen. Het ligt in mijn bedoeling om de Kamer vervolgens een brief te sturen, waarin ik nader op de problematiek inga. Ik zeg de heer Duivesteijn bij dezen graag toe dat ik daarin ook in zal gaan op de specifieke problematiek van IJburg. Onze voorlopige indruk is dat de problematiek regionaal wel enigszins gedifferentieerd is en dat bij IJburg een aantal locatiespecifieke oorzaken een rol spelen. Over de omvang daarvan kan ik op dit ogenblik nog niets zeggen.

Dan kom ik bij de vertraging in de woningbouw en de spanning die op de bouwmarkt aan het ontstaan is. Daarbij speelt een optelsom van een aantal oorzaken een rol. Het heeft iets te maken met de soort woningen, of het gaat om woningen die langer in de pijplijn zitten. Het heeft iets te maken met de schaarste aan personeel en met schaarste in materiële zin, wat mede ten grondslag ligt aan de prijsstijgingen. Maar nogmaals, dat is een verschijnsel dat zich in heel Nederland voltrekt en is dus niet specifiek voor IJburg, alhoewel de spanning in Amsterdam en in het ROA-gebied natuurlijk relatief gezien groot is. Voor een deel heeft het iets te maken met de rendementsverwachtingen die in de GWW-sector in het algemeen wat hoger zijn dan in de woningbouw. Dat is weer van invloed op de capaciteit. Het zal soms ook te maken hebben met een aantal procedurele oorzaken. Het heeft mij de afgelopen tijd nogal gestoord dat deze discussie een hoog zwartepietgehalte krijgt, terwijl het mij er juist om gaat de totale problematiek in beeld te krijgen en daarover, zonder allerlei vooroordelen, met de sector te praten.

Wanneer het gaat om mogelijke oplossingsrichtingen, denk ik aan samenwerking in de bedrijfskolom, een strakkere aansturing van het ontwerpproces, programmatische differentiatie in relatie tot grondprijzen, de risicoperceptie en de rendementsverwachting bij beleggers en ook bij corporaties en aan de marges. De heer Duivesteijn zei dat de sociale woningbouw in IJburg gegarandeerd is, omdat het contractueel is vastgelegd. Echter, op termijn, als gevolg van de stijging van de onrendabele toppen, kan die sociale woningbouw ook in gevaar komen. Die onrendabele toppen schijnen met name in Amsterdam een omvang bereikt te hebben van ƒ 100.000 à ƒ 120.000. Dat zal in de analyse, waarover ik zojuist heb gesproken, ook worden meegenomen. Overigens, mijnheer de voorzitter, praat je bij middengroepen – de heer Duivesteijn en ondergetekende zullen het daarover eens zijn – niet alleen over het nieuwbouwprogramma, maar ook over de totale bestaande voorraad. We zijn dan weer bij onze gezamenlijke belangstellingssfeer, de verkoopbereidheid van corporatiewoningen.

De heer Duivesteijn (PvdA):

Voorzitter. Er is iets heel vreemds aan de hand. De staatssecretaris zegt dat hij er nog geen eindoordeel over kan geven. Ik kan me heel goed voorstellen dat dat op dit moment niet mogelijk is. Hij maakte echter ook een opmerking over het zwartepietachtige gehalte, het elkaar of verschillende partijen de schuld geven. Dat kan misschien het geval zijn, maar het is heel merkwaardig dat woningen die niet groter zijn dan 5.22 m bij 9.32 m binnenmaat ƒ 995.000 moeten gaan kosten. Als daarvoor locatiespecifieke oorzaken zijn aan te geven, dan is dat volgens mij maar een locatiespecifieke oorzaak. Vergelijkbare woningen zijn elders in Nederland gebouwd tegen prijzen die aanmerkelijk lager liggen. Het heeft dus iets te maken met de schaarste op de woningmarkt. We zien dat tal van partijen op de een of andere manier van die woningmarkt kunnen profiteren. Ik wil met name bij deze specifieke situatie uitgezocht hebben wat de oorzaken zijn dat de 30.000 mensen die jaarlijks ƒ 50 moeten betalen om ingeschreven te staan, niets eens de mogelijkheid hebben om ooit een dergelijke woning te bemachtigen. Wij kunnen dat als Kamer niet als een normale zaak gaan beschouwen. Ik ben blij dat de staatssecretaris al actief is op het punt van onderzoek. Ik wil hem echter nadrukkelijk vragen om de casus IJburg specifieker uit te werken. Er is een compromis met een consortium in de maak. Ik wil bij die uitwerking betrokken zien het aspect dat men de woningen zelfs soberder wil gaan maken. Hoe kan men een woning van 5.20 bij 9.30 soberder maken?

Voorzitter. Ten slotte de vraag naar een prijsbeheersingsmaatregel. Los van de vraag of die moet worden ingevoerd, vind ik het belangrijk dat de staatssecretaris nagaat wat de mogelijkheden zijn van de rijksoverheid om eventueel een dergelijke maatregel te nemen. Nogmaals, ik heb de indruk dat IJburg zich zo langzamerhand gaat lenen voor een dergelijke aanpak.

Staatssecretaris Remkes:

Voorzitter. Ik ben het vanzelfsprekend met de heer Duivesteijn eens dat de situatie op IJburg niet normaal is. Daarover bestaat geen misverstand. Ik heb aangegeven dat er ongetwijfeld sprake is van een aantal algemene oorzaken en dat er enkele locatiespecifieke oorzaken spelen. Onder die locatiespecifieke oorzaken schaar ik ook de specifieke krapte op de Amsterdamse bouw- en woningmarkt. Dat speelt daar op de achtergrond een rol. Dat zal in die analyse ongetwijfeld ook aan de orde komen. Ik wil op de resultaten van de analyse op dit moment niet vooruitlopen, omdat ik dan eenzijdig een bepaalde specifieke oorzaak eruit licht en dan meedoe aan het zwartepietenspel. Dat lijkt mij niet goed. Ik volsta daarom op dit ogenblik met wat ik gezegd heb. Ik ben bereid om na te gaan of de door de heer Duivesteijn bepleite maatregel daarbij een rol kan spelen. Ik heb daar overigens op voorhand twijfels over, omdat daar ook heel gemakkelijk effecten in zitten die het karakter hebben van de kat die in eigen staart bijt. Ik heb dit echter in analytische zin toegezegd.

Hoe kun je een woning van 5.20 meter soberder maken? Mij lijkt dat dan zeker niet in de eerste plaats gekeken moet worden naar de oppervlakte.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Ook de fractie van GroenLinks maakt zich zorgen over deze ontwikkeling. Ik ben het ermee eens dat geen versobering van de oppervlakte van woningen mag plaatsvinden. Het is juist belangrijk om extra aandacht te besteden aan de duurzaamheid van woningen en ik mag toch hopen dat de versobering niet op dat punt zal plaatsvinden. Kan de staatssecretaris daar aandacht voor blijven vragen? Het lijkt mij voorts van belang dat niet alleen de eerste koper spekkoper is van "goedkopere" woningen, maar dat de desbetreffende voorraad op de langere termijn ook beschikbaar blijft voor mensen met een laag of gemiddeld inkomen.

Staatssecretaris Remkes:

Beide vragen horen in de eerste plaats gesteld te worden aan de wethouder van Amsterdam en niet aan mij. Gegeven de wijze waarop het proces daar momenteel loopt, voel ik mij niet geroepen om te treden in de ingewikkelde discussie die de wethouder met de bouwconsortia heeft. Ook de vraag over de blijvende beschikbaarheid van woningen voor specifieke doelgroepen hoort in de eerste plaats thuis in de gemeenteraad van Amsterdam.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Dit is mij iets te gemakkelijk, want deze staatssecretaris gaat ook over duurzaam bouwen. Ik mag dan ook hopen dat hij enige hartstocht tentoonspreidt voor deze punten en verzoek hem om nog eens goed te praten over duurzaam bouwen, zowel in nieuwe als in bestaande wijken. Bij versobering denk ik eerder aan de winsten van projectontwikkelaars.

Staatssecretaris Remkes:

Zoals mevrouw Van Gent weet, is deze staatssecretaris voornemens om dit najaar wederom een verstedelijkingsronde af te leggen waarvan duurzaam bouwen een integraal onderdeel uitmaakt.

De heer Poppe (SP):

Ik vind het interessant om vast te stellen dat de heer Duivesteijn namens de fractie van de PvdA verzoekt om een onderzoek door mondelinge vragen te stellen, maar dat terzijde. Hij vraagt naar de bekende weg, namelijk de weg die de PvdA tien jaar geleden zelf is ingeslagen, die van liberalisering en marktwerking, ook in de sociale huisvesting. Nu klaagt de heer Duivesteijn, overigens terecht, dat de markt doet wat hij meestal doet, namelijk halen wat er te halen valt. De PvdA stelt nu voor om een prijsmaatregel in te voeren. Is dat volgens de staatssecretaris mogelijk binnen het huidige liberale beleid, waaraan de PvdA mede grote schuld heeft, of moet het beleid gewijzigd worden?

Staatssecretaris Remkes:

Ik heb de heer Duivesteijn zojuist toegezegd dat geanalyseerd zal worden of liberalisering een bijdrage kan leveren aan de oplossing van het probleem. Daar heb ik een relativerende opmerking aan toegevoegd en het lijkt mij verstandig om eerst de toegezegde brief af te wachten en op basis daarvan de discussie met elkaar aan te gaan.

De heer Poppe (SP):

Het gaat nu om mondelinge vragen en daar willen wij niet als antwoord op hebben dat er een brief zal worden gestuurd, want dan vraag ik wel tijdens de regeling van werkzaamheden om een brief. Ik vroeg aan de staatssecretaris of het voorstel van de PvdA om in de markt in te grijpen, wel mogelijk is binnen het beleid waarvan de PvdA zelf de hoofdschuldige is.

De voorzitter:

Ik geef nog één keer het woord aan de staatssecretaris, die vrij is om zelf inhoud te geven aan zijn antwoord, zoals de heer Poppe weet.

Staatssecretaris Remkes:

Ik heb gezegd wat ik gezegd heb en daarmee wil ik volstaan.

Naar boven