Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 7 december 2000 over de slijtersproblematiek.

De heer Oplaat (VVD):

Mevrouw de voorzitter! Ik zal mij beperken tot het indienen van een motie, waarin mijn fractie vraagt om een onderzoek naar de gang van zaken, de betrokkenheid en de omvang van de betrokkenheid van alle relevante organisaties. Wij vragen niet naar de ziekte zelf.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende, dat veel veehouders de afgelopen jaren zijn geconfronteerd met de slijtersproblematiek op hun bedrijf;

overwegende, dat er veel onduidelijkheid bestaat over de wijze waarop de overheid de slijtersproblematiek heeft aangepakt;

van mening, dat door betrokkenen tegenstrijdige verklaringen worden afgelegd;

verzoekt de regering:

  • - een extern onderzoek te laten verrichten naar de omvang van de slijtersproblematiek en de wijze waarop de overheid de slijtersproblematiek heeft aangepakt en daarbij betrokken is;

  • - betrokken veehouders, landbouworganisaties, gezondheidsdienst, dierenartsen, RVV, destructiebedrijven, slachterijen en andere relevante betrokkenen in dat kader te horen;

  • - de Kamer voor eind januari het concept voor een onderzoeksopdracht voor te leggen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Oplaat, Poppe, Van der Vlies en Stellingwerf. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 38 (26991).

Minister Brinkhorst:

Mevrouw de voorzitter! Het is bekend dat wij met veel zorg met de slijtersproblematiek moeten omgaan. Gisteren heb ik een uitvoerige brief aan de Kamer doen toekomen over de inhoud van al datgene wat de overheid op dit punt gedaan heeft. Het is een belangrijke problematiek waarin inhoudelijk veel zaken onbekend zijn. Om die reden loopt er nog een aantal onderzoeken. Het betreft onder meer een wetenschappelijk onderzoek zowel met betrekking tot het bedrijf Roozegaarde, waardoor de problematiek als het ware in de aandacht gekomen is, als in bredere zin. Ik heb aan het eind van de brief aangegeven dat ik mij zal beraden op een vervolgonderzoek, anders dan het onderzoek naar de relatie tussen hoge productie en diergezondheidsrisico's. Het is dus evident dat er door de regering alles aan wordt gedaan.

Een- en andermaal is er over deze problematiek gediscussieerd, in eerste aanleg met staatssecretaris Faber en vervolgens met mijzelf. Tegen deze achtergrond geef ik een oordeel over de nu net aan mij overhandigde motie, waarin wordt geconstateerd dat er veel onduidelijkheid bestaat over de wijze waarop de overheid de slijtersproblematiek heeft aangepakt. Dit is een onjuiste zinsnede. De regering heeft maximale zorgvuldigheid en transparantie betracht. In verschillende debatten, zelfs plenair, is door de indiener van de motie nagelaten om enigerlei inhoudelijke oriëntatie te geven waarop die onduidelijkheid is gebaseerd. Ik vind het, zoals gezegd, inhoudelijk een belangrijk onderwerp. Ik heb dat ook tegen de heer Atsma gezegd, die vooral op de inhoud is ingegaan. De regering staat volstrekt open voor het bespreken van de inhoud. Met betrekking tot de beoordeling door het kabinet is er geen enkele twijfel over onze inzet, namelijk op zorgvuldigheid en transparantie. Om die reden is er ook geen enkel behoefte aan een extern onderzoek. Dat leidt af van waar de zaak om draait. Het gaat om het maximaal inzetten op inhoudelijke duidelijkheid.

De ondertekening van de motie laat partijen zien aan zowel de rechterzijde als de linkerzijde, met uitzondering van de serieuze oppositiepartijen GroenLinks en CDA. Ik heb geen enkele behoefte aan dit externe onderzoek. Ik vind het van groot belang dat wij doorgaan. Ik ontraad het aanvaarden van deze motie dan ook krachtig.

De heer Poppe (SP):

Het tussenzinnetje van de minister zint mij niet. Hij spreekt van de serieuze oppositiepartijen, waar wij dan kennelijk niet bij horen. Ik snap niet dat de minister zoiets zegt. Wij zijn altijd zeer serieus met dit onderwerp bezig geweest. De minister spreekt de indiener vermanend toe. Ik ben mede-indiener en voel mij door de minister niet aangesproken. Hij heeft mij immers nog nooit duidelijk kunnen maken wat de omvang van de slijtersproblematiek is. Vandaar dat wij deze motie steunen.

De voorzitter:

Als u dat graag wilt weten, stel ik voor dat u daar een nieuw algemeen overleg over houdt.

De heer Poppe (SP):

De motie is erop gericht inzicht te verkrijgen in de omvang van de slijtersproblematiek. De minister zegt dat er sprake is van transparantie. Ik ontken dat.

Minister Brinkhorst:

Ik ontken dat. Ik ben dan ook buitengewoon verbaasd dat de handtekening van de heer Van der Vlies onder deze motie staat. Ik heb geen behoefte aan partijpolitieke poppenkast over dit onderwerp.

De heer Atsma (CDA):

Ik wijs de minister erop dat de CDA-fractie een aantal van de gestelde vragen reeds een halfjaar geleden heeft gesteld. Welke consequenties verbindt de minister echter aan het aannemen van de motie?

Minister Brinkhorst:

Ik ben geneigd om op een hypothetische vraag pas een antwoord te geven als de vraag werkelijk aan de orde is.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, later op de dag over de motie te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Voordat ik overga tot de behandeling van het volgende verslag van een algemeen overleg, deel ik mede dat mij het verzoek heeft bereikt om het verslag van een algemeen overleg over de tweede fase HAVO-VWO heden aan de orde te stellen. Wij zullen dit verslag aan het slot van de nu geplande VAO's behandelen.

Naar boven