Aan de orde is de herstemming over een motie, ingediend bij de behandeling van de begroting van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, te weten:

- de motie-Noorman-den Uyl c.s. over verlaging van de marginale druk voor alleenstaanden (27400 XV, nr. 31).

(Zie vergadering van 12 december 2000.)

De voorzitter:

Nu doet zich een bijzonder feit voor. Het zal de Kamer verbazen, maar ik zie dat 74 leden voor de motie stemmen en 73 ertegen. Intussen is mevrouw Hermann namelijk in de vergadering aangekomen.

Mevrouw Hermann (GroenLinks):

Mijn excuses, ik wilde niet meestemmen.

De voorzitter:

Dan had u ook de lijst niet moeten tekenen.

Mevrouw Hermann (GroenLinks):

Ik heb de lijst niet getekend, maar ik was niet als afwezig gemeld. Ik kwam binnen als belangstellende. Ik zal achteraan gaan zitten.

De voorzitter:

Dat kan niet. U kunt niet in de zaal blijven zitten. Wij kennen het zich onthouden van stemmen in de zaal niet. Als u er bent, stemt u. Wij gaan van een aantal ficties uit in dit huis en dit is er een van. Het vervelende is dat ik eigenlijk moet concluderen, dat de motie is aangenomen. Iedereen kan wel roepen dat het niet zo is, maar mevrouw Hermann zat in de zaal. Ik kan ook niet zeggen dat mevrouw Hermann van GroenLinks geacht wenst te worden tegen de motie te hebben gestemd, want dan is de motie verworpen. Ik stel voor dat wij nog een keer over de motie stemmen.

De heer Duivesteijn (PvdA):

Het is too close to call!

De voorzitter:

Ik heb ook het idee dat ik hierover ergens anders advies moet vragen! Het lijkt mij toch het beste om de volgende keer nogmaals over deze motie te stemmen. Naar mij blijkt, gaat de Kamer hiermee akkoord.

Naar boven