Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 30 september 1999 over ziekteverzuim, arbeidsongeschiktheid en reïntegratie.

De heer Harrewijn (GroenLinks):

Voorzitter! Ik ben op dit moment fysiek zeer betrokken bij het onderwerp Ziektewet. Ik ben dan ook zeer in de stemming om terug te komen op twee zaken van het algemeen overleg van donderdag een week geleden.

Ik begin met de bovenwettelijke aanvulling op het ziektegeld. De staatssecretaris heeft die ter discussie gesteld en voor mijn gevoel blijft er licht zitten tussen wat de premier daarover gezegd heeft tijdens de algemene beschouwingen en wat de staatssecretaris zei tijdens het algemeen overleg en daarna in het programma Den Haag Vandaag. Tijdens het algemeen overleg zei de staatssecretaris dat hij en de premier het erover eens zijn dat het een zaak is van de sociale partners. De premier ging echter verder in zijn opmerkingen tijdens de algemene beschouwingen. Hij bevestigde ook dat het kabinet geen plannen heeft om zich met een voorstel tot beperking van aanvullingen op het ziektegeld tot de sociale partners te wenden. De staatssecretaris daarentegen vindt zijn ideeën daarover dermate goed dat hij niet uitsluit dat hij het ter sprake gaat brengen. Dat is toch een verschil. Waarom deze lichtvaardigheid en koppigheid? De staatssecretaris weet dat hij weinig bereikt zonder rugdekking van het kabinet. Dit verpest onnodig de sfeer. Om duidelijk te maken dat wij een punt achter deze discussie willen zetten, dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat de bovenwettelijke aanvulling van het ziektegeld een zaak is die door de sociale partners geregeld wordt;

overwegende, dat het van regeringswege ter discussie stellen van deze bovenwettelijke aanvulling van het ziektegeld het klimaat van overleg met de sociale partners negatief kan beïnvloeden en dat het derhalve niet wenselijk is deze discussie zonder zwaarwegende redenen aan te gaan;

overwegende, dat een goed overlegklimaat met het oog op onder meer werkgelegenheidsbeleid, Arbo-beleid en reïntegratiebeleid van arbeidsongeschikten van groot belang is;

verzoekt de regering geen politieke druk uit te oefenen op de sociale partners om de bovenwettelijke aanvullingen van het ziektegeld ter discussie te stellen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Harrewijn. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 95 (22187).

De heer Wilders (VVD):

Betekent "geen politieke druk" wel dat de staatssecretaris dit punt mag bespreken met degene met wie hij het wil bespreken? Ik mag ervan uitgaan dat de heer Harrewijn deze formulering bewust heeft gekozen. Hij zal dat niet willen verbieden. Dat kunnen wij als parlement ook niet vooraf; dat kan hooguit achteraf. Heb ik zijn motie zo goed begrepen?

De heer Harrewijn (GroenLinks):

Ik kan de staatssecretaris met geen enkele motie verbieden om iets te zeggen. Daar gaat het ook niet om. Het gaat er alleen om dat duidelijk moet zijn dat men zich niet namens de regering moet wenden tot sociale partners. Als het op een gegeven moment bij de koffie aan de orde komt, heb ik er geen probleem mee. Ik wil helder gemarkeerd hebben dat het geen initiatief van de regering is om dit bij de sociale partners ter discussie te stellen.

Voorzitter! Ik heb een tweede motie die ik met een paar woorden wil toelichten.

De voorzitter:

Wij zijn nu aan het begin van de begrotingsbehandelingen. Als iedereen bij een debat over een algemeen overleg voortdurend ver over de spreektijd van twee minuten heengaat, dan kunnen wij ze niet eerder houden dan na kerstmis. Ik zeg u maar precies zoals het is. Ik wil u wel de gelegenheid geven om een motie in te dienen, maar het overleg moet u in het algemeen overleg voeren. Dit is de afronding. Gaat u er nu niet over in discussie, want dat kost alleen maar tijd.

De heer Harrewijn (GroenLinks):

Het is een kwestie die al een hele tijd sleept en die nodig om een oplossing vraagt.

De voorzitter:

De motie luidt...

De heer Harrewijn (GroenLinks):

Voorzitter! Ik wil er toch over discussiëren. Ik heb tijdens het algemeen overleg...

De voorzitter:

Dan ontneem ik u het woord en geef ik het woord aan de heer De Wit. U kunt nu uw motie indienen of niet. U weet dat de spreektijd twee minuten is. Zonder mijn onderbrekingen hebt u al tweeënhalve minuut gesproken. Ik heb u dus al een halve minuut extra gegeven. Als alle negen fracties steeds een halve minuut extra moeten hebben, dan moeten wij meer tijd uittrekken. Dient u nu maar gewoon uw motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat de reïntegratie van arbeidsongeschikten een belangrijk speerpunt van het kabinetsbeleid is;

overwegende, dat sommige reïntegrerende gedeeltelijk arbeidsongeschikten er in pensioenopbouw op achteruitgaan indien zij een lager betaalde baan aanvaarden dan zij voorheen hadden;

overwegende, dat pensioenfondsen al sinds 1994 op de hoogte zijn van deze problematiek;

van mening, dat de termijn van drie jaar die de Star heeft gekregen om pensioenfondsen te overtuigen van de noodzaak om deze problematiek op te lossen veel te lang is;

verzoekt de regering de Star te vragen binnen een halfjaar aan te geven in hoeverre haar aanbevelingen voor pensioenfondsen al zijn opgevolgd;

verzoekt de regering tijdens het najaarsoverleg met de sociale partners te trachten tot bindende afspraken te komen over een versnelde oplossing van deze problematiek en desnoods een tijdelijke regeling overeen te komen, waar structurele oplossingen te lang duren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Harrewijn. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 96 (22187).

Mijnheer Harrewijn, als u vindt dat het overleg niet is afgerond, dan moet u niet het verslag op de agenda plaatsen, maar via de vaste commissie een vervolg algemeen overleg aanvragen. Als dat is gebeurd, dan kan het debat worden afgerond. Het soort debat dat wij nu houden, is alleen voor de echte afronding en voor het indienen van moties.

De heer De Wit (SP):

Voorzitter! Ik heb tijdens het algemeen overleg uitgebreid stilgestaan bij de problemen die de geprivatiseerde Ziektewet oproept. Ik stelde de Kamer toen voor om een onderzoek naar de werking van de geprivatiseerde Ziektewet in te stellen. Dat verzoek kan nu niet worden behandeld, maar voor de volledigheid merk ik hier plenair op dat ik dit verzoek aan de vaste commissie zal voorleggen, opdat de effecten van de nieuwe Ziektewet kunnen worden beoordeeld.

Ik heb begrepen dat de D66-fractie en wellicht ook andere fracties zullen aandringen op een onderzoek naar de werking van de WAO en met name naar de keuringen. Tijdens het algemeen overleg heb ik aangekondigd dat ik een dergelijk onderzoek van harte zal ondersteunen.

Ik ben het hartgrondig eens met de motie die de heer Harrewijn zojuist heeft ingediend. De staatssecretaris vindt de bovenwettelijke regelingen onverstandig. Ik vond het juist onverstandig dat hij zijn opmerkingen maakte. Het is ook duidelijk hoe de vakbeweging daarover denkt, gelet op haar reactie. Ik zal de motie van GroenLinks dus zeker ondersteunen, evenals de tweede motie.

Mevrouw Smits (PvdA):

Het Nederlandse sociale systeem geeft werknemers een garantie op voldoende inkomenszekerheid. In het buitenland zullen zieke werknemers eerder in de WW of in de bijstand belanden. Niettemin is het totale aantal uitkeringontvangers in Nederland relatief lager dan in het ons omringende buitenland. Ons sociale systeem is zo duur nog niet. Gezien die realiteit wil mijn fractie een einde aan de stelselmatige ondermijning van de inkomenszekerheid van werknemers die ziek worden. Ook de staatssecretaris heeft zich in het laatste overleg bezondigd aan de ondermijning van die zekerheid, met zijn oproep aan de sociale partners om het ziekengeld niet langer volledig aan te vullen. Die oproep van de staatssecretaris vinden wij onverstandig en onlogisch. Werkgevers noch vakbeweging hebben hier behoefte aan. De oproep komt niet tegemoet aan de grote verschillen tussen de bedrijfssectoren: waarom moet een zieke metaalarbeider loon inleveren omdat de zorgsector er onvoldoende in slaagt om het verzuim terug te brengen? Maar wij zouden het betreuren als de staatssecretaris per se onverstandig en onlogisch wil handelen en het risico wil nemen om het najaarsoverleg te frustreren. Toch denken wij dat het niet veel zin heeft om de staatssecretaris dit per motie te verbieden.

In zijn motie vraagt GroenLinks om een snelle oplossing voor het probleem van de pensioensopbouw van reïntegrerende WAO'ers. Ik begrijp het ongeduld van mijn collega's; ook wij willen graag een oplossing. De sociale partners zoeken naar een oplossing en hebben moeite om die te vinden. Als dit al zo moeilijk is, dan zal een pleidooi voor een tijdelijke regeling door de overheid die oplossing niet snel naderbij brengen. Ik verwijs naar de Sociaal-economische raad die in november een advies uitbrengt over de bevordering van de arbeidsparticipatie van ouderen. Deze kwestie plaatsen wij graag in dit bredere verband.

De heer Wilders (VVD):

Voorzitter! De problematiek betreffende de negatieve pensioeneffecten voor gedeeltelijk arbeidsongeschikten verdient een oplossing. Die mening hebben wij en die mening heeft het kabinet. Dat geldt ook voor de sociale partners en de pensioenfondsen en wij hopen en vertrouwen dat dit door zelfregulering tot stand zal komen. Wij hebben dan ook geen behoefte aan de motie van GroenLinks.

De heer Harrewijn (GroenLinks):

Ik wijs u erop dat de sociale partners een probleem op het bord van de staatssecretaris hebben gelegd. Zij geven aan dat ze het wel via de eigen pensioenfondsen kunnen regelen, maar niet via andere fondsen. Men wenst daarvoor REA-middelen, maar de staatssecretaris heeft daar negatief op gereageerd. Hoe ziet u nu tegen die achtergrond de zelfregulering?

De heer Wilders (VVD):

Ten eerste is de periode van drie jaar die in dit verband van belang is, nog niet voorbij. Ten tweede heeft de staatssecretaris deze zomer al in antwoord op vragen uwerzijds glashelder uiteengezet dat het niet de juiste weg is om met collectieve middelen, REA-gelden, een arbeidsvoorwaardelijk probleem op te lossen. Er moet een oplossing komen, maar wij vertrouwen erop dat die er via zelfregulering komt. Als het sneller kan is dat prima, maar níet op de manier die u nu voorstelt.

Voorzitter! Uit internationaal onderzoek blijkt dat onze werknemers niet gezonder of ongezonder zijn dan die in de rest van Europa. Niettemin kennen wij een tot viermaal hoger verzuim, onder meer door het ontbreken van arbeidsvoorwaardelijke prikkels. Het niet langer automatisch en altijd volledig doorbetalen van het loon bij ziekte is onzes inziens een uitstekende arbeidsvoorwaardelijke prikkel waarmee het verzuim in het kader van WAO en Ziektewet kan worden teruggedrongen. Dit onderwerp dient dan ook door de staatssecretaris met sociale partners te worden gesproken op een tijdstip dat hem goeddunkt, omdat de gevolgen hiervan de kring van sociale partners overstijgen en het algemeen belang raken, zulks vanwege de volume-effecten op Ziektewet en WAO. Ook in dit verband zien wij niets in de motie van collega Harrewijn.

FNV-voorzitter De Waal heeft voor de televisiecamera's verklaard dat hij niet wil meewerken aan "diefstal van zieken". Ik vind dit niet alleen demagogisch, ik vind het ook beledigend voor zijn collega's over de grenzen. Wanneer bijvoorbeeld de vakbeweging in Zweden met werkgevers in CAO-verband afspreekt dat bij ziekte het wettelijk niveau wordt aangevuld tot 90% in plaats van tot 100%, is de Zweedse collega van de heer De Waal geen dief, maar net zo'n keurige vakbondsleider als de heer De Waal, en dan óók nog een met common sense. Dichter in de buurt van diefstal komt het sluiten van de ogen waar het er op langere termijn om gaat, zonder prikkels meer mensen in de WAO en de Ziektewet te laten stromen, waardoor het inkomen geen 10 en geen 20 maar meer dan 30% daalt.

Mevrouw Bijleveld-Schouten (CDA):

Mevrouw de voorzitter! Wat de pensioenopbouw betreft behoeft er onzes inziens geen verschil van mening te bestaan over de wenselijkheid dat dit probleem wordt opgelost. Echter, wij hanteren strikt de lijn dat pensioenen private overeenkomsten zijn en dat de onderhandelingen daarover ook moeten worden gevoerd door de daarbij betrokken partners. Daar willen wij die zaak graag laten. In principe gaat het om uitgesteld loon.

Het tweede punt betreft de loondoorbetalingsverplichting, bovenwettelijk bovenop het niveau van 70%. Voorzitter! Wat dit betreft zal ons standpunt duidelijk zijn; wij hebben indertijd tegen de privatisering van de Ziektewet gestemd. Wij vinden de oproep die de staatssecretaris heeft gedaan, aangespoord door collega Wilders, een zeer onhandige. Wij vinden het zelfs slecht om in deze zin een oproep te doen. Hiermee wordt inderdaad het najaarsoverleg gefrustreerd, ook al omdat men niet wettelijk wil ingrijpen. Die stap wil de staatssecretaris niet zetten. Waarom wordt dit dan allemaal gedaan? Wanneer partners zelf minder willen doorbetalen, is dat aan hen. Zo is het vastgelegd. Laten wij deze zaak daar laten en laten wij geen loze oproepen doen, die men toch niet met wettelijke maatregelen wil ondersteunen. Ik sluit mij kortheidshalve aan bij premier Kok die veel betere woorden heeft gesproken dan de staatssecretaris. Aangezien het kabinet altijd met één mond spreekt, ga ik ervan uit dat de staatssecretaris van oordeel is dat datgene wat de heer Kok heeft gezegd, uitgangspunt is voor het kabinetsbeleid.

De heer Wilders (VVD):

Wij willen het niet verbieden, zoals Joop den Uyl in het verleden wél wilde. Ik ken de souvereiniteit-in-eigen-kringgedachte die in uw politieke stroming leeft, maar u bent het toch met mij eens dat wanneer de effecten van maatregelen de eigen kring overstijgen, de overheid een en ander ter discussie mag stellen? Het zou toch te gek zijn wanneer men er in een dergelijke situatie niet over zou mogen praten?

Mevrouw Bijleveld-Schouten (CDA):

Ik vind het nu een loze oproep, omdat u er geen vervolg aan wilt geven. Wij hebben daarover uitgebreid van gedachten gewisseld. Je hoeft het dan ook niet bespreekbaar te maken. Sociale partners zien zelf heel goed, dat de problematiek van doorloop van ziekte naar arbeidsongeschiktheid in de Nederlandse situatie ongewenst is. In die zin verschillen uw partij en de onze niet zo ontzettend veel van mening. Wij hebben daarover onze eigen plannen gemaakt. Die zal ik nu niet toelichten. Dit punt is duidelijk, maar laat het daar dan bij en doe niet dergelijke uitspraken. Ik vind ze frustrerend. Je bereikt er niets mee.

Denkt de staatssecretaris eigenlijk dat er überhaupt gevoel voor is bij de werkgevers? Ik heb tot nu toe nooit een werkgever ervoor horen pleiten. De FME heeft het in het verleden wel eens geprobeerd, maar is van een koude kermis thuis gekomen. Ik vind het onverstandig.

De heer Wilders (VVD):

U zegt dat de uitspraak geen effect heeft. Stel echter dat net als in Zweden sociale partners 90% loondoorbetaling bij ziekte overeenkomen. Hebt u er dan geen bezwaar tegen dat het loon niet volledig wordt doorbetaald? Het gaat nu om de uitwerking en niet om het principe.

Mevrouw Bijleveld-Schouten (CDA):

Ik vind 100% doorbetaling bij ziekte beter, zoals ik in het debat heb gezegd. Er is een andere systematiek gekozen, waar ik niet voor was en u wel. Ik heb niet voor de wet gestemd. Daar is 70% in gekomen. Dan ben ik loyaal aan in de Kamer aangenomen beleid. De rest is onderhandelingsvrijheid. Als daar een andere uitkomst uit komt, respecteer ik die, maar ik zou het onverstandig vinden.

Mevrouw Schimmel (D66):

Mevrouw de voorzitter! Ik vind de oproep van de staatssecretaris om niet bovenwettelijk uit te betalen ook niet goed. Die oproep veronderstelt eigenlijk dat er heel veel oneigenlijk ziekteverzuim is. Noch de staatssecretaris noch de heer Wilders heeft dat aangetoond. Ik denk ook niet dat er minder ziekteverzuim door komt. Dat kun je bereiken door een goed personeelsbeleid en niet door slechte arbeidsvoorwaarden. Bovendien is in de huidige arbeidsmarkt zo'n oproep vrij ontijdig. Ik denk niet dat een werkgever werknemers naar zijn of haar bedrijf kan lokken door aan te bieden tijdens ziekte 70% in plaats van 100% door te betalen.

Het spijt mij, maar het lijkt mij niet nodig om de motie van de heer Harrewijn te ondersteunen. Ik heb niet het idee dat de oproep regeringsbeleid is. Hij verzoekt de regering om geen politieke druk uit te oefenen op de sociale partners. Ik heb begrepen, dat de minister-president het in ieder geval niet hoog op zijn politieke agenda had staan. Zou de staatssecretaris van plan zijn de oproep voor het najaarsoverleg te herhalen? Dat lijkt mij niet goed.

De heer Harrewijn (GroenLinks):

Dat is toch precies het probleem? Als de staatssecretaris zich in het publiek tot de sociale partners richt, is dat toch een regeringsuitspraak? Hij spreekt toch niet namens iemand anders dan de regering? Ik wil helderheid.

Mevrouw Schimmel (D66):

Ik heb anderhalve week geleden heel goed naar u geluisterd. U haalde ook uitspraken van de minister-president aan. Die was totaal verrast dat dit onderwerp ineens op de politieke agenda stond. Wij zullen wel van de staatssecretaris horen wat hij gaat doen in het najaarsoverleg.

De tweede motie gaat over de pensioenopbouw. Ik vind het ook een probleem dat je na arbeidsongeschiktheid en een nieuw salaris een lagere pensioenopbouw hebt. Dat is niet bevorderlijk voor de reïntegratie. In dat opzicht steun ik de motie. Ik zou de motie helemaal kunnen steunen als achter "problematiek" een punt kwam te staan: "verzoekt de regering tijdens het najaarsoverleg met de sociale partners te trachten tot bindende afspraken te komen over een versnelde oplossing van deze problematiek".

Het lijkt mij ook nuttig om een overzicht te krijgen in hoeverre de aanbevelingen door de pensioenfondsen zijn opgevolgd. Ik vind het niet nuttig om bij wijze van spreken uit REA-gelden een tijdelijke regeling te financieren. Ik vind het echt een verantwoordelijkheid van sociale partners om via het Fonds voorheffing pensioenvoorzieningen iets te gaan regelen.

Staatssecretaris Hoogervorst:

Voorzitter! Ik dank de Kamer voor haar inbreng in eerste termijn. De meerderheid van de sprekers is buitengewoon consistent. De staatssecretaris mag zich helemaal niet bemoeien met bovenwettelijke arrangementen in bijvoorbeeld de CAO's. Dat heeft bij de meerderheid tot de conclusie geleid dat door de sociale partners zelf in eerste instantie het pensioenprobleem moeten zien op te lossen. Dat probleem is er zeker voor sommige gedeeltelijk arbeidsongeschikten, maar is gelukkig geen generiek probleem dat veel mensen betreft. Ik ben daar ook wel vrij optimistisch over, omdat de Star dit best wel ingewikkelde probleem, waarvoor men tijd nodig heeft, wil oppakken. Ik moet natuurlijk ook consequent zijn in mijn uitlatingen over bovenwettelijke arrangementen. Daarom zeg ik de heer Harrewijn toe dat ik bij gelegenheid met de Star om de tafel wil gaan zitten om mij te laten informeren over de vooruitgang die men op dit terrein maakt en tegen welke technische problemen men eventueel oploopt. Overigens lijkt mij het najaarsoverleg daarvoor niet de goede gelegenheid.

Ik ben het helemaal eens met mevrouw Schimmel als zij zegt dat de eventuele problemen nooit op het bordje van de publieke gelden gedeponeerd kunnen worden. Problemen die in bovenwettelijke arrangementen door eigen schuld optreden, gaan wij dus niet met publieke gelden oplossen. Daar peins ik ook niet over.

De heer Harrewijn (GroenLinks):

Is de staatssecretaris bereid ons verslag te doen van wat er met de Star besproken is? Ik ben namelijk bezorgd dat wij over bijvoorbeeld drie jaar horen dat men onvoldoende gevorderd is. Dan moeten wij opnieuw beginnen. Ik wil er graag wat tempo in houden.

Staatssecretaris Hoogervorst:

Als er geen misverstand over bestaat dat de eindverantwoordelijkheid bij de sociale partners, de Star, blijft, ga ik daarmee het gesprek in en zal ik de Kamer graag berichten over de eventuele resultaten.

De heer Harrewijn (GroenLinks):

Gezien deze toezegging, lijkt het mij verstandig om mijn motie op stuk nr. 96 in te trekken.

De voorzitter:

Aangezien de motie-Harrewijn (22187, nr. 96) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.

Staatssecretaris Hoogervorst:

Voorzitter! Er is gesuggereerd dat ik politieke druk zou willen uitoefenen met de bovenwettelijke ziekte-uitkeringen, maar uit mijn heel zorgvuldig gekozen woorden spreekt geen politieke druk. Ik heb alleen gevraagd of het niet verstandig zou zijn als de sociale partners zich dat nog eens goed zouden afvragen. Hier heb ik een zekere redenering bij gegeven. Ik heb dat dus niet bedoeld als politieke druk en ik heb niet de indruk dat het als zodanig bij de partners is overgekomen. Ik ben mij er namelijk ook van bewust dat zoiets contraproductief zou kunnen werken. Dit betekent natuurlijk niet dat wij er nooit over kunnen praten; bij gelegenheid is dat gerust mogelijk. Sterker nog, het klopt echt niet als men denkt dat hierover tweespalt in het kabinet is. Ik verwijs naar de adviesaanvraag aan de SER over het ouderenbeleid. Daarin is heel bewust aan de sociale partners, die immers in de SER zitten, gevraagd om nog eens heel goed naar de bovenwettelijke WW-uitkeringen en de bovenwettelijke pensioenopbouw voor WAO'ers te kijken. De vraag is of dat allemaal wel zo verschrikkelijk verstandig is. Daarover moet je als volwassen partijen van gedachten kunnen wisselen.

Kortom, er is daarover helemaal geen verschil van mening in het kabinet. Ik hoop dat wij als volwassen partijen op een volwassen manier met elkaar kunnen praten. Ik herhaal dat ik kan garanderen dat ik niet van plan ben om in het najaarsoverleg hiervan een zwaar politiek punt te maken. Ik begrijp namelijk echt wel dat dat niet goed werkt.

Mevrouw Smits (PvdA):

Betekent dit dat de staatssecretaris het onderwerp helemaal niet aanroert? Daar ben ik echt voor.

Staatssecretaris Hoogervorst:

Ik heb gezegd dat ik daarvoor nog wel een goede gelegenheid zal vinden. In de adviesaanvragen aan de SER hebben wij dus al een moment gevonden, weliswaar op andere bovenwettelijke arrangementen, om daarover met onder anderen de partners van gedachten te wisselen.

Mevrouw Smits (PvdA):

Het wordt dus geen apart punt bij het najaarsoverleg?

Staatssecretaris Hoogervorst:

Nee.

De heer Harrewijn (GroenLinks):

Ook niet bij het overleg vlak daarna? De staatssecretaris spreekt weliswaar over politieke druk, maar ik hoor de heer De Waal zeggen: dat wordt meppen; als die Hoogervorst erover begint, ga dan niet naar het najaarsoverleg. Dan wordt het dus wel beschouwd als politieke druk.

Staatssecretaris Hoogervorst:

De vakbeweging is er natuurlijk ook om af en toe een flinke klaroenstoot te laten horen. Ik meen evenwel dat wij in een land wonen waarin wij als verstandige mensen met elkaar kunnen praten. Daar vinden wij ook echt een goede gelegenheid voor.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, op een nader te bepalen tijdstip over de motie te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

Naar boven