Vragen van het lid Van de Camp aan de minister van Justitie over het voorstel van Stekelenburg c.s. vrije wietteelt toe te staan.

De heer Van de Camp (CDA):

Mevrouw de voorzitter! De achterdeur van de coffeeshops blijft ons boeien. Dezer dagen is het initiatief van de stichting Drugsbeleid tot regulering van de achterdeur in het nieuws gekomen. Dit initiatief is ondersteund door een twintigtal burgemeesters. Als ik de burgemeester van Tilburg, tevens Eerste-Kamerlid, Johan Stekelenburg, mag geloven, hebben wij te doen met een groot maatschappelijk probleem dat ten spoedigste moet worden opgelost. Het achterdeurbeleid is hypocriet, zo luidt de redenering.

Daar kan ik met mijn pet niet bij. In Nederland wordt de verkoop van kleine hoeveelheden softdrugs gedoogd, maar softdrugs zijn strikt genomen illegaal. Het is voor mij dan ook een onbegrijpelijke redenering om vervolgens het achterdeurbeleid hypocriet te noemen. Het speekwoord luidt toch beter ten halve gekeerd dan ten hele gedwaald?

In de pers is sprake van een werkgroep-Stekelenburg, die zou zijn ingesteld na overleg met de minister van Justitie. Een en ander leidt bij de CDA-fractie tot de volgende vragen.

1. Welke status heeft de zogenaamde werkgroep-Stekelenburg? Maken leden van het Brabantse openbaar ministerie daar deel van uit dan wel ambtenaren van het ministerie van Justitie?

2. Wat is de betrokkenheid van de minister bij deze werkgroep? Is het niet uiterst verwarrend als hij enerzijds zegt niets voor legalisering van de achterdeur te voelen en anderzijds direct of indirect participeert in een dergelijke werkgroep?

3. Hoe verhouden de activiteiten van de minister zich tot de uitspraken van de minister-president van jongstleden vrijdag?

4. Wat betekent deze voortdurende discussie in Nederland en de indirecte betrokkenheid van de minister daarbij voor de positie van Nederland binnen Europa? Ik denk daarbij aan de positie in het Europol-dossier, het formuleren van een gemeenschappelijk asielbeleid en de top in Tampere.

Minister Korthals:

Voorzitter! Op 8 juni jl. hebben wij over hetzelfde onderwerp ook al een debat met de Tweede Kamer gehad. Ik dacht dat ik toen heel duidelijk was in de stellingname die de regering inneemt: het gedoogbeleid ten aanzien van coffeeshops ligt in de drugsnota's vast en verder zijn wij niet van plan om een gedoogbeleid te gaan voeren. Ik heb toen ook gezegd dat het volstrekt in strijd is met internationale verdragen, waarbij Nederland partij is.

Het is inderdaad waar dat er naar aanleiding van de uitlatingen van de heer Stekelenburg een bijzonder plezierig gesprek met de heer Stekelenburg heeft plaatsgehad. Hij heeft toen ook aangekondigd dat hij een werkgroep zou instellen, omdat hij ook wel begreep dat er wat problemen aan vastzaten. Die werkgroep zou een onderzoek doen naar de realiteit van de achterdeurproblematiek. Bovendien zou de werkgroep een analyse maken van de manier waarop een experiment in Tilburg er zou kunnen uitzien en die werkgroep zou een lobby richting Den Haag opstarten. Het laatste is kennelijk gebeurd. Gezien de vraagstelling heeft die een averechtse uitwerking gehad, maar wellicht krijgt de heer Stekelenburg van andere zijde nog enigszins steun.

De status van de werkgroep kan ik niet definiëren. Het is een Tilburgse enthousiaste – dat denk ik tenminste – werkgroep. Er is geen sprake van betrokkenheid van de minister van Justitie bij die werkgroep. Ik heb wel toegezegd dat wij het volgende voorjaar met een notitie zouden komen en de afspraak is dat wij de uitkomst van dat onderzoek bij die notitie zouden betrekken. Ik denk dat dit ook een heel verstandige gang van zaken is. Ergens in december komt die werkgroep met dat onderzoek en dan zullen wij de uitkomsten daarvan bij de notitie betrekken.

Dan is gevraagd naar de positie van Nederland binnen Europa. Ik dacht dat algemeen bekend was dat die redelijk uitzonderlijk is, maar wij steunen en bevestigen steeds het beleid dat wij tot nu toe gevoerd hebben. Mijn beleid ten aanzien van de ons omringende landen is om ervoor te zorgen dat wij alles wat wij in die landen doen voortdurend evalueren en vervolgens kijken wij naar de voor- en de nadelen om op termijn te komen met een mogelijk Europees beleid terzake.

Voor het overige moet ik de heer Van de Camp wijzen op de notitie die de Kamer het volgend voorjaar zal bereiken. Het is overigens een geweldig moeilijke problematiek.

De heer Van de Camp (CDA):

Mevrouw de voorzitter! Ik dank de minister voor de heldere beantwoording. Als ik goed heb geluisterd, wordt er geen verder gedoogbeleid ontwikkeld door dit kabinet en zeker niet ten aanzien van de achterdeur. Ik vind dat een buitengewoon heldere uitspraak die wat mij betreft ook de rest van deze kabinetsperiode wordt vastgehouden. Toch resteert er nog een drietal vragen.

In de kranten verschenen berichten dat de burgemeester van Tilburg de werkgroep na overleg met het ministerie van Justitie heeft ingesteld. Hoe komt dat soort berichten in de pers?

De tweede vraag betreft de kwestie of leden van het Brabantse openbaar ministerie respectievelijk ambtenaren van het departement van Justitie op enigerlei wijze deelnemen aan de werkgroep-Stekelenburg.

De derde vraag betreft de wat semantische discussie over de vraag of de achterdeur van de coffeeshop moet worden gelegaliseerd dan wel of de aanvoer moet worden gedoogd. Als de minister zegt dat er geen verder beleid ten aanzien van de achterdeur zal worden ontwikkeld, dan neem ik aan dat hij het zowel over gedogen als over legaliseren heeft.

Tot slot wil ik een vraag aan de fractievoorzitter van de VVD stellen, die bij mijn weten wel in de wandelgangen verkeert, maar nog niet in de zaal zit. Misschien kan iemand hem verzoeken om de zaal te betreden.

De voorzitter:

Mijnheer Van de Camp, ik kan hem daartoe niet verplichten.

De heer Van de Camp (CDA):

Nee, maar ik neem ook genoegen met de vice-fractievoorzitter van de VVD. Is die er ook niet?

De voorzitter:

Laten wij het zo zeggen: dit kan haast geen toeval zijn!

De heer Van de Camp (CDA):

Die indruk heb ik ook. Dan stel ik mijn vraag aan de VVD-fractie; die moet dan zelf maar uitmaken hoe mijn vraag wordt beantwoord. Maar, voorzitter, in alle ernst: waar staat de VVD-fractie nu ten aanzien van de legalisering van de softdrugs? De fractievoorzitter heeft een werkbezoek gebracht aan Venlo, dat door een VVD-burgemeester wordt bestuurd. Hij heeft daar uitspraken gedaan die behelsden dat, als het aan hem zou liggen, het softdrugsbeleid in Nederland zou worden gelegaliseerd, maar dat van hem geen initiatieven te verwachten zijn vanwege de internationale component. Ik vraag de VVD-fractie: is dat niet een beetje een valse voorstelling van zaken?

Minister Korthals:

Voorzitter! Voor een verdergaand beleid terzake moet ik verwijzen naar de notitie van begin volgend jaar. Ik heb duidelijk gezegd dat het huidige beleid niet wordt veranderd. Als er veranderingen komen, dan zal dat wel blijken bij de notitie die het volgende voorjaar aan de Kamer wordt gezonden.

De heer Van de Camp vindt het reuze merkwaardig dat een werkgroep is ingesteld na overleg met de minister van Justitie. Dat is helemaal niet merkwaardig. Ik heb de heer Stekelenburg tijdens dat gesprek erop gewezen dat de problematiek redelijk ingewikkeld is. Daarom zal hij op bepaalde onderdelen nagaan welke oplossingen volgens hem mogelijk zijn. Er was naar mijn mening een goede samenspraak tussen de minister en de heer Stekelenburg. Van mijn kant is niets toegezegd.

Voorzover ik weet, zit er geen ambtenaar van Justitie in de werkgroep. Het openbaar ministerie zal wel meewerken aan het feitelijke onderzoek, omdat het niet oninteressant is om een beeld te krijgen van de problemen ten aanzien van de achterdeur.

De heer Van de Camp nam aan dat ik, als ik niet wil gedogen, ook niet wil legaliseren. Die aanname is terecht. Het is uiteraard niet de bedoeling om, terwijl de notitie over het gedogen nog niet eens beschikbaar is, laat staan die over de achterdeurproblematiek, langs allerlei wegen al verder te gaan en aan legalisering mee te werken. Dat is dus helemaal niet de bedoeling van de Nederlandse regering en het lijkt mij niet goed om die suggestie te wekken. Hierover bestaat geen enkel verschil van mening tussen de minister-president en mijzelf.

De heer Nicolaï (VVD):

Voorzitter! Ik wil graag een misverstand bij de heer Van de Camp wegnemen. Ook de VVD-fractie denkt over deze zaak niet anders dan zij bij eerdere gelegenheden naar voren heeft bracht. Ons standpunt is ongeveer als volgt: de VVD-fractie is niet principieel of ideologisch tegen de legalisering van softdrugs. Zij is daar om internationale overwegingen tegen en die overwegingen zullen duidelijk zijn. Wij vinden legalisering internationaal dus niet aan de orde. En hoe zaken in de pers komen, dat hoef ik hier aan niemand uit te leggen. Het ging hierbij om de beruchte "als-vraag": als softdrugs internationaal gelegaliseerd zouden worden, wat zou de VVD dan vinden? Nu, in dat geval zouden wij vinden dat softdrugs ook in Nederland zouden moeten worden gelegaliseerd. Maar nogmaals. dit is eenvoudigweg niet aan de orde.

De heer Apostolou (PvdA):

Mevrouw de voorzitter! De fractie van de PvdA verwelkomt de opening die de fractie van de VVD nu biedt. Ik herinner mij de discussie van 8 juni over hetzelfde onderwerp. Toen stelde de heer Nicolaï dat legalisatie zou leiden tot staatsplantages, hetgeen natuurlijk een karikatuur is van de problematiek waarover wij spreken. Het is een goede zaak dat de minister nu met burgemeesters over dit onderwerp spreekt. Kan al iets worden gezegd over de agenda voor de besprekingen met lokale bestuurders? Wat voor onderwerpen komen daarbij aan de orde? Ik begrijp dat als de notitie hier aan de orde wordt gesteld, er eventueel sprake kan zijn van een ander kabinetsstandpunt wanneer de Kamer daarom vraagt. Is die conclusie juist?

Minister Korthals:

Voorzitter! Wij verkeren nog in een pril stadium bij het opzetten van de bedoelde notitie. De hoofdlijnen worden nu neergezet. De gemeente Leeuwarden heeft reeds gesuggereerd dat een symposium over dit onderwerp, waarbij alle mogelijkheden en onmogelijkheden met betrekking tot eventuele oplossingen aan bod kunnen komen, erg nuttig zou zijn. Ik wil daarin best meegaan. Het lijkt mij goed dat de verschillende overheden hierover discussiëren, zeker nu er een notitie aankomt. Echter, een agenda voor die besprekingen is er nog niet. Die zullen wij opstellen en als dat is gebeurd, zal de Kamer er kennis van kunnen nemen.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Voorzitter! Mijn fractie heeft onderzoek gedaan naar de internationale verdragen, waarbij is gebleken dat legaliseren inderdaad in strijd is met die verdragen. Echter, wij vergeten wel eens dat wij het daar in feite niet over hebben. Wij hebben het natuurlijk over het gedogen van de aanvoer en dat blijkt heel goed te kunnen bij het blijven voortbestaan van de internationale verdragen. Daarbij komt dat alle Europese landen inmiddels welwillend staan tegenover het Nederlandse softdrugsbeleid. Chirac gaf gisteravond in feite Nederland het groene licht. "Et pour moi le même", voegde onze premier eraan toe.

Welke argumenten blijven er nu voor de minister over om tegen het gedogen van de aanvoer te zijn, wanneer de bezwaren in het kader van de internationale verdragen en het Europese verzet wegvallen? Het is niet ongebruikelijk dat Nederlandse gemeenten een breekijzer vormen in het softdrugsbeleid. Zou het niet aardig zijn om bij wijze van een experimentele nulmeting de 20 gemeenten de mogelijkheid te bieden om de aanvoer te gaan gedogen, zodat bij het verschijnen van de notitie in het voorjaar van 2000 enig zicht bestaat op de wijze waarop een en ander uitwerkt? Waarom wil de minister eigenlijk met de gemeenten in discussie treden wanneer hij tegelijkertijd hardnekkig vasthoudt aan het standpunt dat aanvoer niet mag worden gedoogd?

Minister Korthals:

Voorzitter! Ik beantwoord de laatste vraag als volgt: omdat ik weet dat er een geweldige probleem bij de gemeenten ligt. Wij moeten proberen om gezamenlijk tot een oplossing te komen. Verder wijs ik erop dat mijn voorgangster indertijd al heeft gesteld dat eventueel experimenten zouden moeten kunnen plaatsvinden. Ik heb in het debat van 8 juni gezegd dat ik daarvoor weinig mogelijkheid zag, maar dat ik een en ander met de gemeenten zou bespreken. Daarover handelt de uit te brengen notitie.

Voorzitter! Mevrouw Halsema vraagt mij of ik niet alvast met die 20 gemeenten wil beginnen in de vorm van een nulmeting. Neen, want ik wil eerst weten hoe dat experiment moet worden geplaatst in het kader van de internationale verdragen. Zij deelt mij mee dat GroenLinks een onderzoek heeft gedaan, waaruit zou blijken dat een en ander helemaal niet strijd is met die verdragen, maar ik hoop dat zij mij de vrijheid gunt om er ook zelf even naar te kijken en dat zij accepteert dat wij wat dit betreft niet geheel op GroenLinks vertrouwen.

De heer Rouvoet (RPF):

Voorzitter! Met de berichten over het standpunt van de groep-Stekelenburg c.s. lijkt de discussie over zowel het gedogen aan de achterdeur als wel het legaliseren van softdrugs weer helemaal geopend. Ik versta het standpunt van de VVD-fractie zo, dat er niets nieuws onder de zon is en dat er geen sprake is van een doorbraak in de richting van de coalitiepartners. Toch blijft een aantal uitspraken dat de fractievoorzitter van de VVD heeft gedaan intrigerend. Behalve de uitspraken over het mogelijk voorstander zijn van legalisering, heeft de heer Dijkstal volgens de media ook de opmerking gemaakt dat het kabinet daarmee al druk doende is. De fractie van de VVD vraag ik welke informatie zij heeft dat het kabinet er druk mee doende is. De minister van Justitie vraag ik kortheidshalve of de fractie van de VVD de plank volledig misslaat.

Minister Korthals:

Het enige dat ik kan zeggen, is dat het kabinet niet druk doende is met de legalisering. Wat de VVD-fractie, althans de heer Dijkstal, daar precies over heeft gezegd, weet ik niet. De heer Dijkstal heeft naar ik heb begrepen verkondigd hoe het in de verre toekomst eventueel zou kunnen. Ik weet niet of hij heeft gezegd dat het kabinet er druk mee doende is. Dat is in ieder geval niet zo.

De heer Nicolaï (VVD):

Ik neem wel aan dat het kabinet druk doende is met de voorbereiding van de drugsnota, waarin al deze onderwerpen weer aan de orde zullen komen.

De heer De Graaf (D66):

Voorzitter! Van de CDA-fractie, bij monde van de heer Van de Camp, had ik niets anders verwacht dan een helder standpunt. De heer Van de Camp heeft een aantal jaren geleden zijn ogen voor de werkelijkheid gesloten en dat houdt hij consequent vol. Dat prijs ik in hem.

De heer Korthals, de minister van Justitie, is wat minder helder. Eerst zegt hij, in antwoord op de eerste vragen van de heer Van de Camp, dat er strijd is met internationale verdragen. Vervolgens zegt hij, in antwoord aan mevrouw Halsema, dat hij er nog eens naar gaat kijken. Is er nu wel of geen strijd met internationale verdragen?

In de tweede plaats is ook onhelder of de minister al dan niet bereid is tot een experiment. Eerst zegt hij: nee. Dan zegt hij dat hij wil meedenken. Mijn concrete en heldere vraag is, of de minister experimenten met medewerking van het openbaar ministerie niet uitsluit.

Ten derde heb ik, anders dan de heer Nicolaï, de fractievoorzitter van de VVD expliciet horen zeggen dat hij legalisering wenselijk vindt, maar dan wel in internationaal verband. Dat roept bij mij de vraag op of de minister van Justitie het initiatief wil nemen voor een discussie in Europees verband over legalisering van softdrugs.

Minister Korthals:

Voorzitter! Wij hebben in 1995 uitgebreid over de drugsnota gesproken. Ik kan mij herinneren dat D66 toen heel sterk voor legalisering en regulering was. Gelukkig heeft het dat standpunt toen op het beslissende moment laten varen. Dat is de reden dat wij op het ogenblik zitten met het drugsbeleid dat is voorgesteld door mijn voorganger, mevrouw Sorgdrager.

Sluit de minister legalisering uit? Daar doet hij geen uitspraak over. Ik doe niet aan speculaties op dit gebied. Als ik zeg dat ik legalisering uitsluit, betekent dit dat ik een ongeloofwaardig beleid voer. Ik heb altijd gezegd dat het belangrijk is om in Europees verband een discussie te voeren over de voor- en nadelen van het beleid dat in de verschillende landen wordt gevoerd. Wij stellen thans aan de verschillende landen allerlei vragen. Daaruit is een internationale drugsnota voortgekomen. De vragen zullen het volgend jaar specifieker worden gesteld. Dan proberen wij in internationaal verband tot conclusies te komen. Dat is de lijn die ik het liefst voer. Nederland moet oppassen dat het niet te ver voor de troep uitloopt, want dan isoleren wij ons. Het lijkt mij verstandig zoveel mogelijk met de landen om ons heen tot een internationaal drugsbeleid te komen.

De heer Hillen (CDA):

Voorzitter! Anders dan D66, die het drugsgebruik niet gevaarlijk vindt, vindt het CDA drugsgebruik ongewenst en gevaarlijk en daarom wil het CDA de ogen er juist niet voor sluiten. Terwijl D66 juist de ogen daarvoor wil dichtknijpen, willen wij proberen daartegen zoveel mogelijk te ondernemen met de wet en het gezag in de hand.

In dit verband merk ik op dat de VVD-woordvoerder in het drugsdebat in 1996, de heer Korthals, niet alleen op de internationale context, maar ook uitdrukkelijk op het gevaar van softdrugs heeft gewezen. Hij heeft toen gezegd: een ander belangrijk punt zijn de schadelijke effecten van bijvoorbeeld softdrugs. Vervolgens gaat hij in op het THC-gehalte om daarmee aan te geven dat het steeds moeilijker is om de grens tussen softdrugs en harddrugs te stellen. Daarmee gaf hij een inhoudelijk argument voor de lijn die de VVD toen koos. Is minister Korthals van Justitie het eens met dat wat de woordvoerder van de VVD toen ter sprake heeft gebracht?

Aan de fractievoorzitter van de VVD stel ik de vraag of dit inhoudelijke argument van de schadelijkheid van softdrugs in verband met het THC-gehalte voor hem een even zwaar argument is als indertijd door de VVD-woordvoerder naar voren is gebracht. Is het standpunt van de VVD-fractie op dit punt dus niet veranderd?

Minister Korthals:

Voorzitter! De woordvoerder van de VVD is overigens een andere dan de minister, maar het is wel dezelfde persoon en die is over het algemeen redelijk consequent. Als ik toen gezegd heb dat drugs schadelijke effecten hebben, wil ik dat nu wel herhalen.

Dit is overigens iets heel anders dan wanneer dit betekent dat een gedogen of wat dan ook hoe dan ook moet worden vermeden. Ik heb er indertijd inderdaad op gewezen dat het THC-gehalte enorm toeneemt, dat die schadelijke effecten niet onderschat moeten worden en dat wij dit bij onze gedachtevorming moeten betrekken.

De heer Dijkstal (VVD):

Voorzitter! Mijn standpunt is dat alcohol, sigaretten en drugs zeer schadelijk kunnen zijn voor de volksgezondheid. Bij mijn weten is dat al jarenlang de reden dat het regeringsbeleid terzake een zogenoemd tweesporenbeleid is: justitieel beleid en volksgezondheidsbeleid. Ik ga ervan uit dat het kabinet dat zo voortzet.

De heer Nicolaï (VVD):

Voorzitter! De VVD-fractie is op zich blij met het standpunt van het kabinet dat staatsplantages voor wietteelt nu niet opportuun zijn, maar zij vindt de erg afhoudende houding die de minister van Justitie lijkt te kiezen wel onbevredigend. De VVD-fractie is namelijk wel van mening dat de problematiek die de gemeenten op tafel leggen, reëel is. Wil het kabinet dat dan ook als een serieus probleem meenemen in de drugsnota en wil het daarin de verschillende mogelijke alternatieven op een rij zetten? Is het overigens mogelijk dat de drugsnota eerder wordt uitgebracht? De datum van verschijning is uitgesteld, maar de problematiek wordt intussen urgenter. Het zou ongelukkig zijn, wanneer wij alleen over deze onderdelen en niet over het geheel kunnen spreken.

Heeft premier Kok inderdaad aangegeven dat hij wat terughoudend wil zijn om deze problematiek in internationaal verband aan de orde te stellen, zoals in zijn ontmoeting met Chirac? Zo ja, hoe verhoudt zich dat tot het standpunt dat in ieder geval door de VVD wordt uitgedragen, dat dit bij uitstek een onderwerp is dat op elke gelegenheid van internationale contacten aan de orde gesteld moet worden? Dat soort gelegenheden moeten dus aangegrepen worden om het Nederlandse beleid terzake breder ingang te doen vinden.

Minister Korthals:

Voorzitter! Met mijn opmerking dat wij willen deelnemen aan een conferentie die door Leeuwarden georganiseerd wordt, geef ik aan dat ik inzie dat het een ernstig probleem is. Het is zo ernstig dat wij ons niet moeten overhaasten met de nota. Om die reden wil ik de nota naar de Kamer zenden en intussen kunnen wij goed over alles nadenken en praten met iedereen. Bovendien kunnen de internationale aspecten beter worden afgewogen ingevolge de internationale contacten.

Wat precies de reden van de heer Kok is geweest om dit punt niet uitvoerig met de heer Chirac te bespreken, weet ik niet. Het ligt mijns inziens echter wel voor de hand om dit in het kader van de JBZ-raad aan de orde te stellen.

Mevrouw Kant (SP):

Voorzitter! Ik ben heel benieuwd naar het standpunt van de Nederlandse regering in dat internationale overleg. Is legaliseren in de toekomst dan ook een optie die zij in dat soort overleg inbrengt? Ik ben daar heel benieuwd naar, zeker gezien de houding van het kabinet, waaruit blijkt dat het geen rekening houdt met de realiteit in Nederland. Legaliseren op termijn is toch wel wat het beste past bij de realiteit in ons land op dit moment.

In dit kader wil ik de minister drie vragen stellen over de voordelen die mijn fractie ziet van het legaliseren op termijn. Het eerste voordeel is dat politie en justitie veel meer tijd krijgen om andere dingen te doen dan zich bezig te houden met de bestrijding van softdrugs. In de tweede plaats kan door legaliseren veel beter controle worden uitgeoefend op wat er gebeurt, op de kwaliteit, op waar en wat mag wanneer wel en niet en op het ontmoedigingsbeleid. In de derde plaats kan er belasting over worden geheven. Accijns op softdrugs lijkt mij een heel goede optie, omdat het geld kan worden gebruikt voor ontmoedigingsbeleid en voorlichting. Bovendien kan het circuit van zwartwerk dan witwerk worden, met daarbij gevoegd alle voorwaarden ook ingevolge de Arbowet. Een laatste optie is misschien zelfs wel werkgelegenheid voor een bepaalde groep.

Voorzitter! De opstelling van de CDA-fractie vandaag deed mij denken aan het debat dat wij twee weken geleden gevoerd hebben over de Drank- en horecawet. Hoe rijmt de CDA-fractie haar stellingname in dat debat – namelijk dat zij heel coulant was bij regels voor het terugdringen van het alcoholgebruik – met haar opstelling als het gaat om softdrugs?

Minister Korthals:

Voorzitter! Het standpunt van de Nederlandse regering in internationaal verband is dat zij de wijsheid in deze problematiek niet in pacht heeft. Misschien hebben anderen dat wel, maar de Nederlandse regering vindt het nuttig om te zien hoe het beleid in andere landen uitwerkt en om het eigen beleid daarmee te vergelijken. Daaruit willen wij vervolgens conclusies trekken.

Voorzitter! Ik zou de concrete vragen het liefst beantwoorden in de behandeling van de notitie zelf. Natuurlijk is het gunstig voor politie en justitie als wij bijvoorbeeld het moorden niet meer strafbaar stellen. Dat geeft minder werk. Maar bij drugs is er nog een ander probleem. Het vrijgeven van softdrugs brengt minder werk voor politie en justitie met zich, maar aan de andere kant weten wij ook dat dit ook invloed kan hebben op de georganiseerde misdaad in Nederland. Als er namelijk iets duidelijk is geworden, is het dat wij ten aanzien van softdrugs meer georganiseerde criminaliteit naar Nederland hebben gekregen en men weet hoeveel tijd megazaken bij politie en justitie in beslag nemen.

Daar waar er gereguleerd wordt, kan er inderdaad een betere controle zijn op de kwaliteit. Op de opmerking over belastingheffing moet ik antwoorden dat belastingheffing op zichzelf nooit een doel kan zijn. Het is natuurlijk wel heerlijk voor mijn collega van Financiën, maar de dingen moeten toch op hun eigen merites worden beoordeeld. Ik heb wel eens de indruk dat sommigen onder ons bijvoorbeeld in verband met de Staatsloterij in de richting gaan dat het gokken maar moet worden vrijgegeven, omdat het zo interessant is voor de staatskas. Daar wil Justitie zich niet aan schuldig maken en mijn antwoord op deze opmerking is dan ook dat ik dit niet zo'n relevante opmerking vind.

De heer Van de Camp (CDA):

Voorzitter! Ik wil buitengewoon graag de vraag van collega Kant beantwoorden. De CDA-fractie is van mening dat het drankgebruik, het tabaksgebruik en het drugsgebruik in onze samenleving verder moeten worden teruggedrongen. Dan moet er echter wel een reëel wetsvoorstel liggen. Het wetsvoorstel van mevrouw Borst was op een aantal punten buitengewoon irreëel en niet realistisch – dat vond de Kamer in volle breedte – en dat hebben wij op een aantal punten bijgesteld. Dat doet niets af aan het feit dat de SP en het CDA het eens zijn over: minder drugs, minder drank en minder roken!

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

De verleiding is groot om op die laatste opmerking te reageren, maar ik zal proberen de verleiding te weerstaan en niet te vragen wat nog wel mag!

De minister van Justitie zei dat Nederland niet te ver voor de troepen moet uitlopen. Erkent de minister dat landen zoals België, Engeland, Frankrijk en Duitsland zich in toenemende mate bewegen in de richting van het Nederlandse drugsbeleid? Daarin is als zodanig de afgelopen jaren niet heel veel veranderd. Er is dus geen gevaar dat Nederland verder voor de troepen zal uitlopen, dat die landen stilstaan en wij bewegen?

Als de minister op de vraag van collega Halsema zegt dat ook de regering zich wil overtuigen van het feit dat het gedogen van de achterdeurproblematiek wel eens niet in strijd met internationale verdragen zou kunnen zijn en de Nederlandse regering zou daarvan op korte termijn overtuigd raken, kan c.q. moet de consequentie dan niet zijn dat gemeenten de mogelijkheid krijgen om te experimenteren zoals zij dat hebben aangegeven?

Ten slotte heb ik nog een vraag aan collega Dijkstal die weer net verdwenen is. Ik stel mijn vraag dan toch aan de fractie van de VVD. Als de VVD nu van ons een liberaler softdrugsbeleid op een presenteerblaadje krijgt aangeboden, is dat dan geen reden dat aan te pakken? Als er geen sprake is van strijdigheid met internationale verdragen, zou de VVD dan geen steun kunnen c.q. moeten geven aan de experimenten waar nu om gevraagd wordt?

Minister Korthals:

Mevrouw de voorzitter! De heer Rosenmöller vroeg of er inderdaad in de landen om ons heen een ontwikkeling is naar het Nederlandse beleid. Ik moet u zeggen dat wij de indruk hebben dat dit inderdaad het geval is in de Duitse Länder die grenzen aan Nederland. Bovendien gaat men daar ook werken met het opportuniteitsbeginsel, want dat beginsel maakt het mogelijk een gedoogbeleid te voeren wat de meeste Europese landen overigens niet kennen. Ik zie mevrouw Halsema knikken, dus het is waar wat ik nu zeg.

In Frankrijk schijn je zo'n zelfde beweging te zien. In België idem dito. Ik ben er niet zozeer van overtuigd dat het in Engeland ook het geval is, maar dat zullen wij nagaan.

Als de fractie van GroenLinks gelijk heeft, dat je volgens de internationale verdragen een gedoogbeleid ten aanzien van de achterdeur zou kunnen voeren, moet het dan ook gebeuren? Dat is natuurlijk niet vanzelfsprekend. Wij hebben immers rekening te houden met onze internationale positie. Dat wordt dan een totaalafweging van wat wij precies willen. Dat zullen wij in de notitie nader beschrijven.

De heer Nicolaï (VVD):

Ik dank de heer Rosenmöller voor zijn aanbod om ons een liberaal standpunt op een presenteerblaadje aan te reiken, maar de VVD heeft traditioneel een liberaal standpunt ten aanzien van het softdrugsbeleid. Onze zorg betreft de internationale component. Daarover moeten wij nu met de regering praten. In deze discussie wordt één argument over het hoofd gezien, het gaat niet alleen om de verdragen en om de politieke en diplomatieke positie maar ook om de aanzuigende werking die van meer gedogen en legaliseren zou kunnen uitgaan.

De heer Hoekema (D66):

Voorzitter! Eén vraag heeft de minister niet beantwoord en die vraag betreft hetgeen waarom het vanmiddag eigenlijk allemaal draait. Toch is de minister in zijn antwoorden op de vorige reeks vragen daar omheen gedraaid. De vraag is of hij nu wel of niet experimenten uitsluit met het gedogen van aanvoer van nederwiet aan de achterdeur. Daarop krijg ik graag een duidelijk antwoord.

Minister Korthals:

Voorzitter! Dan is de heer Hoekema toch ontgaan waarover de notitie gaat. Over deze zaak gaat nu juist de notitie die in het voorjaar naar de Kamer wordt gezonden.

Naar boven