Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

Ik stel voor, dinsdag 8 april te stemmen over:

  • - het wetsvoorstel Goedkeuring van het op 28 maart 1995 te Brussel tot stand gekomen Protocol houdende wijziging van de eenvormige Beneluxwet inzake tekeningen of modellen alsmede intrekking van de Wet bestrijding namaakprodukten (24509).

Het Presidium stelt voor, te agenderen voor de vergaderingen van 8, 9 en 10 april een debat op hoofdlijnen inzake:

  • - het wetsvoorstel Wijziging van de Ziekenfondswet en de Wet op de toegang tot ziektekostenverzekeringen in verband met het invoeren van de aanspraak op medisch-specialistische zorg, verleend door of vanwege een ziekenhuis dan wel door of vanwege een samenwerkingsverband van een ziekenhuis en de daar werkzame medisch-specialisten (25258), met maximumspreektijden voor de fracties van de PvdA, het CDA, de VVD en D66 van 10 minuten, voor de overige fracties 5 minuten, voor de groep-Nijpels en de heer Hendriks ieder 2,5 minuut.

Ik stel voor, te behandelen in de vergaderingen van 15, 16 en 17 april:

  • - het wetsvoorstel Goedkeuring van het op 24 december 1996 te Ottawa tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Canada tot voortzetting van het op 4/5 december 1986 tot stand gekomen verdrag inzake de opleiding van eenheden van de Nederlandse strijdkrachten in Canada (25199);

  • - het wetsvoorstel Goedkeuring van het op 27 juni 1989 te Genève tot stand gekomen Verdrag betreffende inheemse en in stamverband levende volken in onafhankelijke landen (Verdrag nr. 169, aangenomen door de Internationale Arbeidsconferentie in haar zesenzeventigste zitting) (25020);

  • - het wetsvoorstel Bepalingen inzake het treffen van een inkomensvoorziening voor gewezen zelfstandigen in de binnenvaart (Tijdelijke wet inkomensvoorziening gewezen binnenvaartondernemers) (25045).

Ik stel voor, te behandelen in de vergaderingen van 22, 23 en 24 april:

  • - het wetsvoorstel Wijziging van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag in verband met de mogelijkheid van tijdelijke afwijking (24667);

  • - het wetsvoorstel Regels omtrent de kamers van koophandel en fabrieken (25029);

  • - het voorstel van wet van het lid Duivesteijn houdende regels ter bevordering van de medezeggenschap van huurders op het functioneren van verhuurbedrijven van woongelegenheden (Wet op het overleg huurders verhuurder) (24080).

Op verzoek van de vaste commissies voor Binnenlandse Zaken en voor Justitie stel ik voor, het project nieuwe infrastructuur mobiele communicatie C 2000 (25124) aan te wijzen als groot project.

Ik stel voor, toestemming te verlenen tot het houden van wetgevings- c.q. notaoverleg met stenografisch verslag op:

woensdag 14 mei:

  • - van 10.30 uur tot 12.30 uur van de vaste commissie voor Justitie over de nota "Grenzen aan gedogen" (25085).

Overeenkomstig de voorstellen van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Lansink.

De heer Lansink (CDA):

Voorzitter! In de Volkskrant van vanmorgen is op de voorpagina een artikel gepubliceerd onder de kop "Op het ministerie van VWS slaat de ontreddering toe". De kernpunten zijn: het gebrek aan sturing en visie, allerlei zaken die niet goed gaan, zoals het niet goed verlopen van de reorganisatie, geen samenhang in beleid, het niet goed functioneren van de ambtelijke top, de identiteitskwestie en het niet goed functioneren van de bestuursraad. Ik ga nu niet verder in op deze punten. In het artikel worden zij verder uitgewerkt. Ik vraag de regering een brief aan de Kamer te sturen waarin op deze zaken wordt ingegaan. De Kamer heeft het recht om volledig geïnformeerd te zijn, ook al omdat wij in het van tijd tot tijd gevoerde planningsoverleg met de bewindslieden tegen wat zaken zijn aangelopen. Toen was niet te voorzien dat het zo ernstigVoorzitter zou worden. Ik ga er voorlopig van uit dat het artikel in de Volkskrant juist is. Ik heb geen aanleiding om daaraan te twijfelen.

Ik vraag daarom de regering een brief met daarin: a. een inhoudelijke reactie op de berichten, b. een analyse van de problematiek en c. een plan van aanpak om zo snel mogelijk tot oplossingen te komen. Er zijn veel dossiers in het geding en dus niet alleen de thuiszorg. Het lijkt mij nuttig en nodig om tot een stuk te komen. Men merkt dat ik ook de woorden gebruik die iedereen te pas en te onpas gebruikt, namelijk nut en noodzaak. Er moet dus een analyse komen en een plan van aanpak. De oorzaken van de problemen moeten weggenomen worden.

Mevrouw Vliegenthart (PvdA):

Ik wijs de heer Lansink erop dat ik aan het slot van mijn bijdrage in het debat over de thuiszorg de beide bewindslieden om een reactie op het stuk heb gevraagd, mede gelet op de discussie die wij vanochtend gehad hebben over de thuiszorg. Ik zou er prijs op stellen als wij het antwoord van de bewindslieden afwachten en pas daarna bekijken in hoeverre het nodig is om het voorstel van de heer Lansink te volgen.

Mevrouw Van Blerck-Woerdman (VVD):

Ik heb vanmorgen in mijn bijdrage ook aan de beide bewindslieden gevraagd om een reactie te geven. Ik zou die graag willen afwachten alvorens iets te doen met de woorden van de heer Lansink.

De heer Van Boxtel (D66):

Ik ben het eens met mevrouw Vliegenthart en mevrouw Van Blerck. Ik ben er nog niet aan toe om aan de bewindslieden een plan van aanpak te vragen. Ik wens bij de analyse van de problemen niet alleen van de Volkskrant uit te gaan. Ik hoor dus eerst graag iets van de bewindslieden. Pas na ommekomst daarvan is eventueel de vraag aan de orde of er iets moet gebeuren. De Kamer moet daar gepast en op enige afstand mee omgaan.

Mevrouw Oedayraj Singh Varma (GroenLinks):

Ik vind een plan van aanpak wel belangrijk. Ik vind ook dat dit plan er moet komen. Wij hebben inderdaad vanmorgen een debat gehad. Ik wil de antwoorden afwachten en na het debat bekijken of er inderdaad een plan van aanpak moet komen.

De heer Marijnissen (SP):

Ik steun het verzoek van de heer Lansink. Ik denk niet dat het debat van vandaag over de thuiszorg een antwoord kan geven op alle vragen die naar aanleiding van het artikel in de Volkskrant te stellen zijn. Ik steun het verzoek dus.

Mevrouw Nijpels-Hezemans (groep-Nijpels):

Ik steun het verzoek van de heer Lansink. Ik ben het overigens eens met de heer Marijnissen dat vandaag geen antwoord gegeven kan worden op alle vragen.

De heer Lansink (CDA):

Ik wil deze zaak ontkoppelen van het debat over de thuiszorg. Daarbij zijn natuurlijk vragen gesteld. Daarvan ben ik op de hoogte. Er zijn echter veel meer zaken in het geding. Ik wil niet op al die punten ingaan. Ik kan zo een hele reeks opnoemen, tot en met het wetsvoorstel waar wij binnenkort een hoofdlijnendebat over gaan voeren. Ik heb ook verwezen naar het planningsoverleg dat wij hebben gevoerd. Dat was een besloten overleg. Uit het verslag valt op te maken dat termijnen niet gehaald zijn en dat er allerlei toestanden aan de hand zijn rond allerlei dossiers. Ik vind het van belang om in een apart stuk een analyse van de oorzaken te maken. Ik doel dus op vragen als hoe de bestuursraad heeft gewerkt en al die zaken meer. Die zijn nu niet in het geding. Wij praten vandaag over de thuiszorg en dat is al zwaar genoeg. Ik houd dus vast aan mijn verzoek en vraag om een brief aan de bewindsvrouwen waarin de door mij gestelde vragen en genoemde thema's aan de orde worden gesteld.

De voorzitter:

Ik stel voor, aangezien het eenieder vrij staat om bij de regeling van werkzaamheden om een brief te vragen, om op het verzoek van de heer Lansink in te gaan en het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Kamp.

Mevrouw Kamp (VVD):

Voorzitter! Om verdere misverstanden te voorkomen wijs ik erop dat vandaag de termijn verliep van de bij de Kamer voorgehangen conceptakte inzake de oprichting van de Stichting computerbemiddeling onderwijs. De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen heeft de minister binnen deze termijn een aantal schriftelijke vragen voorgelegd. Deze vragen zijn naar de mening van de commissie onvoldoende beantwoord. Hoewel de commissie instemt met het doel van de stichting, wenst zij duidelijkheid omtrent de wijze waarop de computers over de scholen worden verdeeld. Daarom stel ik namens de commissie voor dat de Kamer op grond van artikel 29, tweede lid, van de Comptabiliteitswet als haar oordeel uitspreekt dat de oprichting van de Stichting computerbemiddeling onderwijs een machtiging bij wet behoeft, ook al is deze stichting door een misverstand inzake de termijnen reeds opgericht. Zo krijgt de stichting achteraf een wettelijke status. Ik verzoek u, voorzitter, om dit namens de commissie aan de regering mee te delen.

De voorzitter:

Inderdaad is mij geworden dat andere data een rol zouden spelen, maar ik heb mij ervan verzekerd dat het probleem soepel kan worden opgelost. Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet en te bevorderen wat mevrouw Kamp heeft gevraagd.

Daartoe wordt besloten.

Naar boven