Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2013-2014 | nr. 12, item 2 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2013-2014 | nr. 12, item 2 |
Aan de orde is de behandeling van:
- het wetsvoorstel Wijziging van de Elektriciteitswet 1998, de Gaswet en de Warmtewet (wijzigingen samenhangend met het energierapport 2011) (33493).
De beraadslaging wordt geopend.
De voorzitter:
Ik heet de minister van Economische Zaken van harte welkom in de Eerste Kamer en geef het woord aan mevrouw Faber-van de Klashorst.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Voorzitter. Het voorliggende wetsvoorstel is het eerste in een reeks van vier voorstellen, die de transitie naar een duurzame energiehuishouding moeten ondersteunen. De eerste vraag die dan in mij opkomt, is: wat is nu eigenlijk duurzaam? Een vraag die moeilijk te beantwoorden is. Is het bijvoorbeeld duurzaam om windmolens op land te bouwen? Wat brengt dat nu uiteindelijk op? Er wordt gemakkelijk voorbijgegaan aan het feit dat er zogenaamde peak shearders nodig zijn om windstille periodes te overbruggen. Echter, deze peak shearders gebruiken 20% meer energie dan een conventionele elektriciteitscentrale.
Daarnaast zijn windmolens een gevaar voor vogels en vleermuizen. Aan de ene kant worden er in Nederland miljarden uitgegeven aan natuur, en aan de andere kant maalt men niet om enige duizenden dode vleermuizen en vogels, zodra het gaat over duurzame energie. In Duitsland worden er bijvoorbeeld per jaar 250.000 vleermuizen gedood door windmolens. Is inzichtelijk hoeveel dieren er in Nederland het dodelijke slachtoffer worden van windmolens? Kan de minister hierover helderheid geven? Of is de minister bereid om dit nader in kaart te laten brengen? De PVV-fractie is van mening dat het hele plaatje naar buiten gebracht dient te worden, inclusief alle voor- en nadelen. Dat geldt ook voor dierenwelzijn.
In Duitsland begint langzamerhand ook een lampje te branden. Duitse bedrijven hekelen het energiebeleid, omdat het marktmechanisme in de energiesector buitenspel wordt gezet en de kans dat de stroom uitvalt, groter is geworden. In Het Financieele Dagblad van 26 november stond: "Dat er nog geen ongelukken zijn gebeurd, is in eerste instantie te danken aan Europa, dat als buffer dient op het moment dat Duitsland te veel of te weinig stroom heeft." Maar wat als deze buffer verdwijnt? Stel dat er binnen Europa meer landen met dergelijke fluctuaties te maken krijgen in het stroomaanbod. Wat is de visie van de minister in dezen? Graag een reactie.
Hoe lang kunnen de traditionele energiemaatschappijen nog concurreren met de gesubsidieerde groene stroom? Hoelang zijn zij nog in staat om verlies leidende kolen- en gascentrales te laten draaien? De PVV-fractie is van mening dat Nederland niet enkel kan draaien op windmolens, zonnecellen en het verstoken van biomassa. Traditionele energiemaatschappijen zijn van levensbelang. Zonder hen gaat in Nederland letterlijk en figuurlijk het licht uit. Deelt de minister deze stelling? Graag hoor ik ook daarop een reactie.
Ik vrees dat de regering nog niet zo ver is om het huidige energiebeleid af te vallen, maar de wal zal het schip doen keren. Voorlopig koerst de regering gewoon verder en ik zal nader ingaan op enkele onderwerpen in het wetsvoorstel, te beginnen bij de gassamenstelling. Doordat er in het verleden enkel Nederlands gas door de gasleidingen stroomde, was het eenvoudiger om de gassamenstelling te regelen. Door de afname van het Nederlandse gas wordt er ook gas vanuit het buitenland geïmporteerd. Nederland heeft dan ook de hoge ambitie om de gasrotonde van Europa te worden. Met dat streven is niets mis, mits de ontwikkeling van deze ambitie niet koste wat het kost gerealiseerd zal worden.
Ik zeg dit, omdat de overname van het Duitse BEB toch de schijn heeft van een dubieuze overname. De Gasunie was zo gebrand op het eigenaarschap van een Duitse pijplijn voor gas dat de Gasunie het verlies van 1 miljard voor lief nam. Met de overname zou het publieke belang van leveringszekerheid gediend zijn. Maar was er dan onzekerheid over de levering? Nee. De minister schrijft in de nota naar aanleiding van het verslag dat er geen sprake was van onzekerheid. Wel zou er sprake zijn van een publiek belang: met deze overname wordt de leverings- en voorzieningszekerheid versterkt. Men wilde dus nóg zekerder zijn. Je bent ergens zeker van, of je bent het niet. Je bent niet nóg zekerder. En alsof de Duitse bedrijven niet betrouwbaar zouden zijn! De overname van BEB zou leiden tot lagere gasprijzen, maar komt dit voordeel wel terecht bij de consumenten? De overheid is maar al te bereidwillig om deze financiële ruimte in te pikken door extra heffingen. En daarbovenop wordt het verlies van 1 miljard, veroorzaakt door de overname van het Duitse BEB, verrekend in de transporttarieven, die daardoor stijgen.
Er kunnen gassen aangeboden worden op het nationale gasnet, met verschillende gassamenstelling. Deze gassen moeten wel voldoen aan de invoedspecificaties. Deze invoedspecificaties zijn technische specificaties. De netbeheerder moet er vervolgens zorg voor dragen dat het gas voldoet aan de afleverspecificaties. Indien er een verschil zit tussen de invoerspecificaties en de afleverspecificaties, moet de netbeheerder van het landelijke gastransportnet het ingevoede gas zo bewerken dat het aan de afleverspecificaties voldoet. Voorlopig moeten deze afleverspecificaties overeenkomsten hebben met het aardgas, omdat de gasketels van verbruikers op dit moment geen ander gas aankunnen. Toekomstige gasketels moeten een bredere gassamenstelling aankunnen, omdat er een toename zal zijn van hogere koolwaterstoffen. Er zal ook sprake zijn van nieuwe componenten zoals waterstof en kooldioxide. Het kan dan bijvoorbeeld gaan om hogere gehaltes kooldioxide uit groen gas. Hogere gehaltes aan koolstof leiden niet automatisch tot een hogere calorische verbranding, maar kunnen dus wel leiden tot meer CO2-uitstoot. Voorzitter, daar moeten de groene moraalridders toch van huiveren?
De netbeheerder kan aangeboden gas weigeren, indien het bewerken van dat gas niet doelmatig is. Kortom, dan zijn de kosten te hoog. Wel is er de mogelijkheid dat de aanbieder van het gas deze kosten draagt en dat het gas dan alsnog ingevoed wordt. De situatie kan zich echter ook voordoen dat de invoeder van het gas toch de extra kosten draagt van het invoeden van gas dat niet voldoet aan de invoedspecificaties. Dit zou dan geschieden in het kader van de maatschappelijk optimale benutting van het gastransportnet. De ACM zou er toezicht op houden dat deze kosten niet gesocialiseerd worden.
De PVV-fractie vraagt zich af hoe die "maatschappelijk optimale benutting van het gastransportnet" gezien moet worden. Hoe verhoudt die zich dan tot het begrip "socialiseren"? De vraag is, ook aan de minister, hoe vast de invoedspecificaties liggen. Als deze versoepeld worden, mogen er ook gassen aangeboden worden met een bredere gassamenstelling en nemen de kosten voor het invoeden toe. Deze kosten worden weer ondergebracht in de transporttarieven. Graag hoor ik hierop een reactie van de minister.
Groen gas kan op verschillende manieren zijn weg vinden. Het kan zonder opwerking ingezet worden via aparte netwerken of om elektriciteit te produceren. In dit licht wordt groen gas via de SDE-plusregeling gesubsidieerd, wat toch ook een vorm van socialisatie is. Groen gas kan opgewerkt worden tot biogas en ingevoed worden in het gastransportnet. De vraag is wel wie de kosten gaat dragen als het gas niet voldoet. Valt dit invoeden bijvoorbeeld onder "maatschappelijke benutting"? In dat geval worden de kosten gesocialiseerd. En hoe moeten de subsidies worden gezien die verstrekt worden door lagere overheden voor het invoeden van biogas aan het nationale net? Dat is toch ook een vorm van socialisatie? Houdt de ACM daar ook toezicht op? Graag een reactie van de minister.
Het wetsvoorstel voorziet in een wijziging betreffende het salderen van door de kleingebruiker opgewekte stroom met een aansluiting met een doorlaatwaarde van maximaal 3 x 80 ampère op één aansluiting, zich afspelende achter de meter. Het salderen van ingevoede en onttrokken elektriciteit is voor de kleinverbruiker financieel voordeliger dan het ontvangen van een redelijke vergoeding voor ingevoede elektriciteit en het betalen voor de verbruikte elektriciteit. De huidige bovengrens van 5.000 kWh per factureringsperiode vervalt, mits het duurzaam opgewekte elektriciteit betreft.
Graag zou de PVV-fractie van de minister wat meer duidelijkheid krijgen over de factureringsperiode. De bovengrens voor het salderen van niet-duurzaam opgewekte energie blijft op 5.000 kWh per factureringsperiode. In het voorstel van wet in artikel 31c is het volgende opgenomen. "De leverancier berekent het verbruik ten behoeve van de facturering en inning van de leveringskosten door de aan het net onttrokken elektriciteit te verminderen met de op het net ingevoede elektriciteit, met een maximum van 5.000 kWh aan op het net ingevoede elektriciteit, voor zover het saldo van de aan het net onttrokken minus de op het net ingevoede elektriciteit niet minder dan nul bedraagt". Hier wordt dus niet de grootte aangeven van de factureringsperiode. Dit zou in de toekomst kunnen leiden tot discussie. Zou de factureringsperiode niet specifieker omschreven moeten worden? Graag een reactie van de minister. Wel moet ik hierbij opmerken dat de minister in de nota naar aanleiding van het verslag heeft aangegeven dat de factureringsperiode één jaar is. Door het salderen zal de kleinverbruiker minder belasting betalen, zowel aan btw als aan energiebelasting. Nu is de PVV-fractie een groot voorstander van het opleggen van minder belasting, maar we moeten oppassen dat er niet een lastenverlegging gaat plaatsvinden.
Het Planbureau voor de Leefomgeving heeft ingeschat dat met de huidige salderingsregeling de belastingopbrengst met betrekking tot energie in 2020 met 230 miljoen euro zal dalen. De vraag is of deze 230 miljoen gecompenseerd gaan worden. Gaan de verbruikers die niet in de gelegenheid zijn om zelf duurzame stroom op te wekken, meer betalen? Of gaat de regering de salderingsregeling op korte termijn afbouwen? Een overgangsregeling van ten minste twee jaar is al over tafel gekomen, en dit terwijl de kleinverbruikers die zonnepanelen hebben aangeschaft rekenen op een terugverdienperiode van tien jaar. Graag een reactie van de minister.
Ik ga in op de tarieven. De ACM zal bij het vaststellen van de transporttarieven naast de doelmatigheid van de bedrijfsvoering en het transport ook rekening houden met het belang van voorzieningszekerheid en het belang van duurzaamheid. Daar hebben we weer het woord "duurzaamheid". Met dat woord kun je alle kanten op. Het wordt te pas en te onpas gebruikt om zaken naar de eigen hand te kunnen zetten. De ACM krijgt binnen de wettelijke kaders beleidsruimte om te bepalen hoe zij bij de reguleringsmethode rekening houdt met het belang van duurzaamheid. Dit kan een eigen leven gaan leiden en uitmonden in willekeur. De PVV-fractie is van mening dat het beleid bij het politieke bestuur hoort te liggen en niet bij een orgaan dat toezicht dient te houden. Kan de minister deze stelling delen? Graag een reactie van de minister.
Om in aanmerking te komen voor SDE-plussubsidie dient men een certificaat te kunnen overleggen, waaruit blijkt dat er sprake is van opwekking van energie uit hernieuwbare bronnen. Met behulp van dit certificaat kunnen de producenten hun energie verkopen als groene energie. Windenergie zou hier ook onder vallen. Zoals reeds bekend ziet de PVV-fractie helemaal niets in windmolens en deze kunnen aan het einde van hun levensduur nog weleens voor een extra onaangename verrassing zorgen. Immers, is er nagedacht over de vraag hoe er omgegaan dient te worden met de toekomstige sloopkosten van de windmolens? Is in kaart gebracht hoe hoog deze kosten per windmolen zijn, op land en op zee? En zijn deze kosten reeds meegenomen in het totale kostenplaatje van windenergie? Wordt er afgeschreven op windmolens? Graag een reactie van de minister.
In dit wetsvoorstel is ervoor gekozen, de certificerende taak op te dragen aan de minister van Economische Zaken. Hiermee wordt geen afbreuk gedaan aan de ministeriële verantwoordelijkheid. De bepalingen over het uitgeven en innemen van garanties van oorsprong van energie zijn gelijkluidend, met uitzondering van de bepaling wie vaststelt of een productie-installatie geschikt is voor de productie van de betreffende energie. De netbeheerder, op wiens net de productie-installatie wordt aangesloten, stelt vast of de betreffende productie-installatie geschikt is voor hernieuwbare energie. Er moet gewaakt worden voor de schijn van belangenverstrengeling van de netbeheerder met de lagere overheden. Lagere overheden zijn dikwijls aandeelhouder van het netbedrijf. Het kan ook raadzaam zijn om de eventuele betrokkenheid van lagere overheden bij productie-installaties op te nemen in het informatieprotocol. Is de minister daartoe bereid? Is de minister bereid om deze gegevens openbaar te maken?
Mevrouw de voorzitter, hier wil ik het bij laten.
Mevrouw Vos (GroenLinks):
Voorzitter. Dit wetsvoorstel maakt deel uit van de bredere wetgevingsagenda STROOM. De wijziging is gericht op de implementatie van onderdelen van het Energierapport 2011 en voorziet in maatregelen ten aanzien van knelpunten die in dit Energierapport zijn gesignaleerd. Daarnaast is een aantal maatregelen opgenomen als gevolg van recente ontwikkelingen zoals een uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven over de definitie van "aansluiting". Mijn fractie wil met name ingaan op de regelingen voor zelfleveranciers van groene stroom.
De voorliggende wetswijziging is onder meer bedoeld om de motie-Paulus Jansen c.s. (29023, nr. 93), in de Tweede Kamer aangenomen, te implementeren. In deze motie werd het kabinet gevraagd om met voorstellen te komen om verenigingen van eigenaren (vve's) in staat te stellen, zelf opgewekte elektriciteit te laten salderen met het elektriciteitsverbruik van de leden van de vereniging van eigenaren. GroenLinks vindt dat de minister met een zeer beperkte interpretatie van deze motie is gekomen, en dat hij daarmee het gevraagde doel niet dient.
Voorzitter. Ik realiseer mij dat ik had beloofd ook namens de fractie van de SP te spreken. Dat was ik vergeten te melden. Bij dezen herstel ik dat. Mijn inbreng en vragen zijn ook namens de fractie van de SP.
Zo blijven voor de eigenaren van appartementen of een wooncomplex de mogelijkheden tot salderen veel beperkter dan voor eigenaren van woningen. Er zijn bijvoorbeeld veel vve's die geen gemeenschappelijke aansluiting hebben. Die hebben dus niets aan deze wetswijziging. Er zijn grote vve's met een gemeenschappelijke aansluiting en een verbruik boven de 10.000 kWh per jaar. Die vallen in een lager energiebelastingtarief en salderen levert € 0,14 per kWh op en geen € 0,24, terwijl de leden om wie het uiteindelijk gaat allemaal kleinverbruikers zijn, net zoals de eigenaren van een eigen woning. De afzonderlijke huishoudens vallen wel onder het hogere energiebelastingtarief, maar kunnen dat niet benutten om te salderen.
Als de vve's een gemeenschappelijke aansluiting hebben met een doorlaatwaarde van boven de 3 x 80 ampère, kunnen ze de energiebelasting en btw daarover niet salderen, terwijl het gaat om leden die als huishoudens kleinverbruikers zijn. Huishoudens kunnen hun eigen elektriciteitsverbruik dus niet salderen via de gemeenschappelijke aansluiting. Mijn fractie vindt dit vreemd. Het hele idee was natuurlijk anders. Als je een eigen woning hebt, heb je een eigen dak waarop je panelen kunt laten leggen. Dan is er een mooie regeling waaronder je mag salderen en geen energiebelasting hoeft te betalen. Heb je echter de pech dat je woont in een woning die je in een appartementencomplex hebt gekocht en waar je met zijn allen zonnepanelen op het dak laat leggen, dan kun je in feite maar een heel klein deel, namelijk het gemeenschappelijke verbruik voor liften en licht, salderen. Of je zou kunnen zeggen dat één iemand in het hele gebouw mag salderen. Die situatie vinden wij onevenredig. De motie van de Tweede Kamer vroeg ook om gelijke toepassing. Ik wil de minister uitnodigen om daar nog eens heel goed naar te kijken. Wil hij een ruimhartigere uitvoering kiezen, zoals in feite ook de bedoeling was van de motie die in de Tweede Kamer is aangenomen? Is het niet bijvoorbeeld mogelijk om voor vve's een specifieke zelfleveringsmogelijkheid te creëren, bijvoorbeeld via het invoeden via een van de aansluitingen, waarbij administratief door de netbeheerder naar rato gesaldeerd kan worden op de huishoudelijke rekeningen?
Een tweede punt dat mijn fractie aan de orde wil stellen is de zorg die er is ontstaan over allerlei "ontzorgingsinitiatieven", zoals ik ze maar noem. Ik breng dit punt niet alleen namens de fracties van GroenLinks en de SP ter sprake, maar ook namens die van D66. De heer Van Boxtel heeft mij gevraagd om de minister daar uitdrukkelijk op te bevragen. De minister heeft op 31 oktober in antwoord op vragen die de fractie van D66 in deze Kamer heeft gesteld, in feite een nieuwe en nauwere interpretatie gegeven van het artikel 50 van de Wet belastingen op milieugrondslag. De minister schrijft dat energiebelastingvrije hernieuwbare energieopwek voor de gebruiker alleen mogelijk is als die opwek voor "rekening en risico" van de gebruiker plaatsvindt. Vrijstelling is volgens de minister alleen mogelijk als de verbruiker zelf het risico draagt voor de daadwerkelijke opgewekte elektriciteit. Dit zou niet het geval zijn als de vergoeding voor het gebruik van zonnepanelen afhangt van de hoeveelheid geproduceerde kWh. Als een derde partij volgens het ontzorgmodel met de gebruiker afrekent per kWh, zou de vrijstelling van de energiebelasting niet meer mogelijk zijn, volgens het antwoord van de minister aan deze Kamer.
In de wet staat echter niets van "voor rekening en risico" van de gebruiker. Ook bij de behandeling van de wet is dit niet aan de orde geweest. Er zijn inmiddels vele initiatieven ontstaan, waarbij een derde partij huurders ontzorgt of scholen, en waarbij men uitgaat van vrijstelling van energiebelasting volgens het bestaande artikel 50 Wet belastingen op milieugrondslag. Vele bestaande projecten van particulieren en scholen met zonnestroom komen in de problemen, en nieuwe projecten worden ontmoedigd. De fracties van GroenLinks, de SP en D66 rekenen erop dat dit niet de bedoeling is van de minister, maar dat het een vergissing is. Wij horen graag een duidelijke toezegging van de minister op dit punt.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Voorzitter. Ik heb een vraag aan mevrouw Vos over de ontzorging. Als ik het goed begrijp, zet een bedrijf bijvoorbeeld zonnecellen op het dak bij een particulier. Vervolgens krijg je energie of stroom voor een bepaalde prijs. Is het dan niet zo dat het bedrijf in kwestie in feite de btw ontduikt en de belasting op energie? Of zie ik dat verkeerd?
Mevrouw Vos (GroenLinks):
Nee, want er is juist binnen de wet geregeld – en dat is ook door de Belastingdienst bevestigd – dat het mogelijk is dat een partij inderdaad voor bijvoorbeeld een school zonnepanelen plaatst, dat er een contract wordt gesloten, dat er een gegarandeerde afname moet zijn, dat die school die stroom gebruikt, en dat er in het contract een bepaalde prijs daarvoor wordt afgesproken. Het gebeurt vaak zo dat die school dan na een bepaald aantal jaren eigenaar wordt van die zonnepanelen, maar dat er in de tussentijd geen energiebelasting in rekening hoeft te worden gebracht bij die school. Dat was tot nu toe de interpretatie van dit artikel in de wet en dat is ook op deze wijze toegepast, met goedkeuring van de Belastingdienst. Mijn fractie vindt het juist van belang dat dit soort constructies kan blijven bestaan. Dit maakt een investering in duurzame energie mogelijk voor bijvoorbeeld huurders van een woningbouwcorporatie of voor een school, partijen die niet in staat zouden zijn om dat zelf te regelen. Zo kunnen zij gebruikmaken van de energiebelasting.
Een derde reeks vragen die ik wil stellen heeft te maken met de definitie van het begrip "directe lijn". De minister is in de schriftelijke beantwoording uitgebreid ingegaan op de positie van de gebruikers van een directe lijn, waarbij eigen opgewekte energie via een directe lijn zelf gebruikt wordt. Consumenten c.q. kleinverbruikers mogen hier geen gebruik van maken, behalve als de verbruikers niet in hoofdzaak kleinverbruikers zijn. De minister verdedigt deze beperking met het argument van de consumentenbescherming. Een consument die van een particuliere directe lijn gebruikmaakt in plaats van gebruik te maken van het openbare net, geniet geen bescherming, zegt de minister. Ook is de minister bang dat de positie en de financiering van het openbare net ondermijnd kan raken. Mijn fractie vraagt de minister of hij hier niet wat ruimer mee kan omgaan. In Berlijn bijvoorbeeld is eigen beheer van het net door particulieren mogelijk. Dat kan voor het opwekken van zonnestroom en windenergie nieuwe kansen bieden. Daar kunnen particulieren gezamenlijk een windenergielocatie creëren, een directe lijn aanleggen en op die manier stroom produceren. Waarom niet het voorbeeld van Berlijn volgen en deze ruimte hier ook bieden aan particulieren?
Een vierde punt dat eigenlijk buiten deze behandeling valt, maar waar ik toch een aantal vragen over heb, is de kwestie van de levering voor de meter van wind en zon aan leden van een coöperatie die mogelijk gaat worden met een korting van € 0,075 op de energiebelasting. Ik heb een aantal vragen over de toepassing van de zogenaamde postcoderoosbenadering. Het is heel mooi dat deze gelegenheid gecreëerd wordt, maar dat kan alleen maar binnen het zogenaamde postcoderoosgebied. De minister hanteert daarbij het argument dat het gaat om de herkenbare lokale opwekking van duurzame energie, waarbij de afnemer een band heeft met de locatie van opwekking. Dan is het vreemd om dit zo te beperken. Veel mensen zullen zich identificeren met bijvoorbeeld de gemeente waarin ze wonen. Een Amsterdammer zal graag Amsterdamse stroom afnemen. Of de windmolen dan in Amsterdam-Noord staat, terwijl de afnemer zelf in Amsterdam-West woont, maakt niet uit. De verbinding zal er zeker zijn, dus ik vind dat eerlijk gezegd een vreemde en willekeurige beperking. Daarnaast is als beperking toegevoegd dat de opwekcapaciteit midden in de postcoderoos moet staan. Ook dat vormt een extra belemmering en het is bovendien niet in het energieakkoord afgesproken. Wat zijn nu de werkelijke redenen om deze mogelijkheid van verlaging van de energiebelasting zo beperkt te houden? Is de minister bang voor een te grote groei van zonnestroom? Graag een antwoord hierop van de minister.
Mijn fractie heeft in de schriftelijke rondes gevraagd waarom er niet wordt gekozen voor een fundamentele herziening van de Elektriciteitswet. Wij vinden de STROOM-wetgevingsagenda te beperkt. Wij vinden dat een fundamentele herziening nodig is, aangezien de huidige wet is gebaseerd op centrale opwek en we juist een enorme groei en een toenemend belang van lokale, decentrale opwek meemaken. Die laatste bekleedt nog steeds een uitzonderingspositie in de huidige wet, die is gebaseerd op centrale opwek van energie. Daardoor bestaat volgens ons voor decentraal opgewekte elektriciteit een niet-gelijkwaardige positie ten opzichte van centraal opgewekte elektriciteit.
De minister wil voorlopig gaan experimenteren. Hij vindt het nog te vroeg voor verregaande stappen. Wij vinden dit een gemiste kans. Nederland loopt al flink achter met de opwek van duurzame energie. Het kabinet gaat zijn doelstellingen niet halen. Nederland mist hierdoor ook interessante economische kansen. Kijk naar Denemarken, waar windenergie booming business is en voor enorm veel werkgelegenheid zorgt. Kijk naar Duitsland. En kijk ook naar Nederland zelf, waar de interesse van particulieren, van allerlei initiatiefnemers en bedrijven om te gaan investeren in windenergie en zonnestroom groeiende is. Mensen willen graag investeren, willen meedoen en zoeken naar allerlei nieuwe vormen. De minister schrijft in zijn beantwoording dat als in de tussentijd blijkt dat bepaalde fundamentele veranderingen eerder noodzakelijk zijn, hij bereid is deze ter hand te nemen. Wij zijn daar natuurlijk blij mee, maar kan de minister aangeven aan welke fundamentele veranderingen hij daarbij denkt? Is het tijdig realiseren van de doelstellingen voor duurzame energie, voor CO2-reductie en energiebesparing geen aanleiding om die fundamentele veranderingen tijdig ter hand te nemen? Geeft de grote toename van initiatieven voor hernieuwbare energie en daarmee ook de groei van dit type energieopwekking niet juist aanleiding voor fundamentele wijzigingen, omdat er nog steeds allerlei belemmeringen bestaan? Ik hoor graag van de minister een nader antwoord op deze vraag.
Ik wil afsluiten met het volgende. We hebben het nu zo vaak over de participatiesamenleving, dat nieuwe toverwoord van het kabinet. Ik zou zeggen: geef al die mensen die op dit moment initiatieven nemen op het gebied van duurzame energie en die zoeken naar nieuwe wegen, volop de ruimte, ruim de bestaande belemmeringen op en kijk ook eens goed naar de bestaande Elektriciteitwet: is die niet toe aan een fundamentele wijziging?
Mevrouw Koning (PvdA):
Voorzitter. Wat de Partij van de Arbeid betreft, spreken wij vandaag eigenlijk over één overgebleven thema in dit wetsvoorstel. De overgebleven vraag is volgens ons of de duurzame energieopwekking door groepen particulieren en organisaties wellicht onnodig wordt belemmerd. Dat is een onderwerp dat niet per se in dit wetsvoorstel staat. Het raakt hier echter zo sterk aan, dat wij deze gelegenheid graag gebruiken om met elkaar hierover in gesprek te gaan. Dat geeft misschien net iets meer informatie dan stukken die heen en weer gaan.
De Partij van de Arbeid gaat ervan uit dat wij elkaar noch de regering hoeven te overtuigen van het belang van een groter aandeel van duurzaam opgewekte energie in Nederland. Een klein voorbeeldje. In het energieakkoord is de doelstelling opgenomen van 14% in 2020. Maar ja, in het energieakkoord zelf wordt geconstateerd dat er op dit moment nog maar 4% duurzaam wordt opgewekt. Dat vraagt volgens ons om een strategie die ervoor zorgt dat inwoners en organisaties worden gefaciliteerd in hun wens om zelf bij te dragen aan duurzame-energieopwekking. Niet alleen de energiemaatschappijen, dus zeg maar de grote jongens, maar juist allerlei organisaties en individuen zouden moeten worden gefaciliteerd om hieraan bij te dragen. Is de minister het daarmee eens?
Ik wil de minister drie punten voorleggen. Die punten vormen, zo denken en vrezen wij, misschien wel een belemmering voor het streven dat ik zonet beschreef. Ze staan dus niet in het voorliggende wetsvoorstel, maar raken eraan en zouden in het vervolg van het wetgevingsproces-STROOM misschien wel naar voren kunnen komen. Nogmaals, wij streven naar ruimte voor inwoners en organisaties om zelf duurzame energie op te wekken. Voordat ik deze drie punten benadruk, wil ik ingaan op de in de Tweede Kamer unaniem aangenomen motie-Paulus Jansen (29023, nr. 93). Volgens de memorie van toelichting is deze motie in dit wetsvoorstel verwerkt. De motie verzoekt de regering – ik zeg het in mijn eigen woorden – om te regelen dat door een vve opgewekte elektriciteit verrekend kan worden met het gebruik van de afzonderlijke leden. Dit is een streven om bewoners van appartementencomplexen, net als bewoners van eengezinswoningen, de mogelijkheid te geven om bij te dragen aan duurzame-energieopwekking. Maar het is ook bedoeld om verenigingen van eigenaren die samen zonnepanelen op, bijvoorbeeld, het dak van een school willen leggen, te laten profiteren van die opgewekte elektriciteit. De vve is zodoende niet alleen de vereniging van eigenaren van een appartementencomplex, maar ook een vereniging van eigenaren van die duurzame-energie-installatie.
Wij begrijpen niet hoe met het schrappen van de salderingsgrens van 5.000 kWh de opdracht uit de motie is uitgevoerd om te kunnen salderen met het afzonderlijke gebruik van de verschillende leden van de vve. En als de motie niet is meegenomen in het wetsvoorstel, waarom wordt dat dan wel vermeld in de memorie van toelichting? Misschien zien wij iets over het hoofd. Kan de minister dit nog een keer uitleggen?
Wel denken wij te hebben begrepen dat de route via belastingkorting volgens de minister een volwaardig alternatief is voor de saldering van vve's en andere collectieven. Misschien is het nog wel belangrijker om dit goed toegelicht te krijgen. Graag horen wij de redenatie achter hoe de voorgestelde belastingkorting het duurzaam opwekken van energie door groepen individuen en organisaties evenzeer stimuleert als salderen zou hebben gedaan of zou hebben kunnen doen.
Nu de drie punten waarvan wij ons afvragen of ze misschien zorgen voor onnodige belemmeringen van het streven om meer mensen en organisaties duurzame energie te laten opwekken. Zoals mevrouw Vos, mede namens D66 en de SP, net in haar bijdrage naar voren bracht, denken wij dat er een vergissing is gemaakt bij de beantwoording van de vragen van de D66-fractie. In het antwoord wordt namelijk beschreven in welk geval verbruikers onder artikel 50 van de Wet belastingen op milieugrondslag vallen en dus een vrijstelling kunnen krijgen vanwege duurzame zelfopwekking. De toelichting dat de installatie voor rekening en risico van de verbruiker dient te zijn, is krapper dan wat nu wordt gehanteerd door de Belastingdienst, zo is ons van diverse kanten verteld en aangetoond. Daarmee zouden bestaande projecten en in voorbereiding zijnde projecten grote nadelen ondervinden en worden belemmerd, en dat dus alleen vanwege een antwoord op een vraag uit dit huis. We hebben dit gehoord van projecten als Zonnestroom van Amsterdamse scholen of het project in Almere, en we hebben echt complete lijsten met voorbeelden ontvangen, die ik mijn collega's nu zal besparen. De Partij van de Arbeid kan zich eigenlijk niet voorstellen dat de regering door het geven van een antwoord op vragen uit dit huis heeft bedoeld om een extra belemmering voor deze projecten op te werpen. Vandaar dat wij denken dat er iets anders aan de hand kan zijn. Kan de minister hierover helderheid geven?
Nu het tweede punt: het belastingvoordeel over de elektriciteitsbelasting en de postcoderoos. We hebben daarover vragen gesteld bij het voorstel voor de belastingwetgeving. Daar komen nadere vragen over, maar volgens ons is het belangrijk om in dit debat nog één keer uitgelegd te krijgen wat de achtergrond is van de wens om via een belastingvoordeel mensen te faciliteren die in elkaars nabijheid wonen en in het midden van de centrale postcoderoos een installatie hebben. Misschien voelt men wel een nabijheid zonder dat men bij elkaar in de postcoderoos woont. Mocht de reden zijn gelegen in de totale opbrengst van de elektriciteitsbelasting, dan denken wij dat de regering deze ook op peil kan houden – dat streven steunen wij immers – door het tarief voor groot- of middelgrootgebruikers of voor andere gebruikers iets te verhogen. Die tarieven voor de groot- of middelgrootgebruikers zijn grofweg een derde en een tiende van het tarief voor de kleinverbruikers. Misschien hoeft er dus maar een klein beetje te worden bijgedraaid om toch het geraamde bedrag binnen te krijgen. Nogmaals, dat streven delen wij zeker.
Als derde en laatste punt vragen wij ons af hoe de regering de productie van duurzame energie door woningcorporaties, scholen, zzp'ers, mkb en al dat soort kleinverbruikers-maar-geen-huishoudens wil stimuleren. Wanneer komt dat aan de orde in de STROOM-wetsvoorstellen die nog onze kant uit zullen komen?
Ik heb geprobeerd om aan te geven dat de Partij van de Arbeid het streven van de regering om meer duurzame energie te laten opwekken, van harte deelt. Wij vinden het ook belangrijk om dit door individuen en kleine organisaties te laten doen. Wij willen de samenleving hierin dus laten participeren. Daarom streven wij een overheid na die belemmeringen wegneemt voor inwoners en organisaties die zelf of samen duurzame energie willen opwekken. Wij zijn erg benieuwd naar de reactie van de minister en kijken natuurlijk uit naar het debat.
De beraadslaging wordt geschorst.
De vergadering wordt van 11.12 uur tot 11.20 uur geschorst.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-ek-20132014-12-2.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.