17 Begroting Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:

  • - het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) voor het jaar 2014 (33750-XV).

De beraadslaging wordt hervat.

Minister Asscher:

Voorzitter. Dank voor de gastvrijheid van uw Kamer en de gelegenheid ons geboden om onze begroting hier te mogen bespreken. Er zijn weinig vragen gesteld, dus we gaan het ook kort houden. Ik geloof dat we daarmee in ieder geval niet tegen de belangen van de Kamer in handelen, maar dat neemt niet weg dat we wel zullen reageren op een aantal van de statements die gemaakt zijn.

Helemaal kort zal ik ingaan op de vragen die zijn gesteld over de begrotingsbehandeling als zodanig. Zowel door de heer Elzinga als door de heer Kok zijn er kritische kanttekeningen bij geplaatst. Die begrijp ik op zichzelf heel goed, maar omdat ik hier nu toch echt als minister van Sociale Zaken optreed en dus meer in die rol dan in die van vicepremier wil ik het laten bij de constatering dat het een gezamenlijke verantwoordelijkheid is van kabinet en beide Kamers om te zorgen dat de Kamers op een goede manier de begroting kunnen bespreken. Als we dat bij een volgende gelegenheid, de begroting voor 2015, beter kunnen doen, dan zal het aan ons niet liggen en willen we dat graag faciliteren.

Er is op allerlei manieren aandacht gevraagd voor de zorgelijke situatie op de arbeidsmarkt. En dat is ook terecht. Dat was ook een van de belangrijke onderwerpen bij de behandeling van deze begroting in de Tweede Kamer. Los van begrotingsbehandelingen houdt dat ons met z'n allen natuurlijk enorm bezig. Ik heb het dan over de enorme werkloosheid en de na-effecten van de crisis. Tegelijkertijd is er hier en daar een lichtpunt. Gisteren gaf de Nederlandsche Bank aan dat we nu echt uit de crisis gaan groeien maar gaf deze tevens wel aan dat de werkgelegenheid nog lang achterblijft. En dat baart ons zorgen. We proberen een balans te vinden in ons beleid tussen aan de ene kant het op orde brengen van de financiën en aan de andere kant koopkracht en banen. Of we die balans goed vinden, daarover kun je al naar gelang je politieke kleur van mening verschillen, maar het is in ieder geval de opdracht zoals wij die voelen en zoals wij die voor onszelf hebben geformuleerd. Het afgelopen jaar heeft wat dat betreft met het sociaal akkoord, met het voorbereiden van heel veel wetgeving en met het begrotingsakkoord in de herfst veel meer duidelijkheid gegeven over hoe het kabinet daar de komende jaren mee wil omgaan. Dat leidt er ook toe dat de staatssecretaris en ik in 2014 bijzonder vaak bij u te gast zullen zijn om de grote brokken van onze begroting, die toch bestaat uit een flink aantal wetten, met u te bespreken. Om die debatten nu niet te belasten, zal ik ook heel terughoudend zijn bij het nu al ingaan op de Wet werk en zekerheid en zal de staatssecretaris heel terughoudend zijn bij het nu ingaan op de Participatiewet. We zullen die debatten ten volle met elkaar moeten voeren en zij schragen natuurlijk wel de begroting voor volgend jaar maar ook die voor de jaren daarna.

Dan toch een aantal specifieke opmerkingen die een reactie behoeven. De heer Kok stelde pregnant dat er onvoldoende aandacht is voor werkloze ouderen. Ik hecht eraan op te merken dat het met de arbeidsmarktpositie van ouderen goed gaat in het algemeen. De uittreedleeftijd stijgt snel en de arbeidsparticipatie stijgt als gevolg daarvan ook: 53,4% in 2012 tegenover 43,5% in 2007. Dat is voorwaar een heel grote stijging. Bovendien hebben negen op de tien werkende ouderen een vaste baan. Ik erken wel dat dit beeld verandert als oudere werknemers werkloos worden. Dan is het veel lastiger voor ze om weer aan de bak te komen. Ik denk dan aan de verhalen die we ook allemaal kennen over de vele sollicitatiebrieven en de frustratie die daarmee samenhangt. In het sociaal akkoord is er bij uitstek over gesproken dat we naar een systeem moeten waarbij mensen van de ene baan naar de andere baan gebracht worden in plaats van naar een uitkering. We hebben extra middelen uitgetrokken om met het UWV juist ook op die groep werkloze ouderen ons beleid meer toe te spitsen met plaatsingsbonussen en specifieke mogelijkheden voor ouderen om zich te presenteren aan werkgevers. Dat zijn allemaal maatregelen met een directe impact op die werkloosheid. Daarnaast gaan we met de nieuwe arbeidsmarktvisie veel meer toe naar een activerend beleid om mensen aan het werk te houden, om mensen tijdig om te scholen en om permanent te investeren in de ontwikkeling van mensen om hen daarmee geschikt houden voor de arbeidsmarkt. Een deel van de huidige ouderen zal daar echter geen baat bij hebben; daarom wordt de IOW verlengd tot 2020.

In het betoog van de heer Elzinga hebben wij gehoord dat wij naar zijn opvatting onvoldoende investeren in koopkracht en banen. Hij heeft nog eens de enorme financiële opgave geschetst waar het kabinet zich voor gesteld ziet. Het is wel belangrijk om aan te geven dat ook zijn partij heel forse bezuinigingen voorstaat, bijvoorbeeld op de WW. Zijn partij wil de maximale vergoeding in de WW beperken. In de voorstellen van de SP wordt er ieder jaar 4% uit gehaald. Ik zeg dit niet om flauw te doen, maar juist om aan te geven dat wij met ons allen een verantwoordelijkheid hebben om in een heel lastige tijd banen vast te houden, werkgelegenheid te creëren, de koopkracht zo veel mogelijk op peil te houden, maar ook de overheidsfinanciën op peil te brengen. Daarin moeten wij soms heel lastige keuzes maken, maar daar lopen wij niet voor weg. Het kabinet is de andere partijen die door het sluiten van het Herfstakkoord ook die verantwoordelijkheid op zich hebben genomen, daarvoor erkentelijk.

De heer Elzinga (SP):

Natuurlijk hebben wij in ons verkiezingsprogramma, naast voorstellen om geld te investeren, ook voorstellen gedaan om ergens geld vandaan te halen in deze tijden. Het totale pakket waarop wij wilden bezuinigen, heeft echter een andere orde van grootte dan die waar het kabinet mee gekomen is. Daarnaast weet de minister dat wij geen deel uitmaakten van de coalitie die daar nog eens een schepje bovenop wilde doen.

Minister Asscher:

Dat is waar. U stelde voor om minder te bezuinigen, maar u wilde ook bezuinigen, ook op de WW. Als je de balans opmaakt van aan de ene kant de kritiek op en aan de andere kant de waardering voor het kabinetsbeleid, is het goed om dit onder ogen te zien. Ook de SP stelde voor om op de WW te bezuinigen, zij het minder veel. De totale bezuinigingsopgave van de SP was lager, maar volgens de cijfers in haar verkiezingsprogramma zouden wij in 2014 op een lager begrotingstekort uitkomen dan wij nu uiteindelijk zien. Als de SP geregeerd had, had zij dus met dezelfde tegenvallers te maken gehad en had zij voor dezelfde dilemma's gestaan als wij. Zonder iets af te doen aan het standpunt van de SP, heb ik er waardering voor dat er partijen zijn, ook vertegenwoordigd in deze Kamer, die gezegd hebben dat wij verder moeten met het land. Zij zeiden: wij kunnen het ons niet permitteren om maar één doelstelling te kiezen; wij moeten de financiën een beetje op orde houden; de 3%-norm laten wij los voor volgend jaar, maar wij kunnen die ook niet helemaal loslaten; intussen zetten wij zo veel mogelijk in op werkgelegenheid.

De woordvoerders van de SP en de PVV hebben vragen gesteld over de Wet werk en zekerheid, die ik zeer onlangs aan de Tweede Kamer heb aangeboden. Ik hoop weliswaar op een snelle behandeling aldaar, zodat ik zo snel mogelijk hier kan komen om het voorstel in de Eerste Kamer te behandelen, maar de behandeling in de Tweede Kamer moeten wij nog even afwachten, uit respect voor het huis aan de overkant. Het is waar dat dat wetsvoorstel een combinatie van zaken bevat, zoals een verbetering van de positie van flexarbeiders, een verandering van het ontslagrecht en een verandering in de hervorming van de WW. De heer Roemer gaf er in zijn beoordeling een 6,7 of een 7- voor. Ik heb weleens lager gescoord bij de SP. Van de heer Wilders heb ik geen cijfer gehoord, maar misschien is dat maar goed ook. Misschien kan ik het bij de PVV nog net, met de hakken over de sloot, halen. Ik heb er veel vertrouwen in omdat het wetsvoorstel weliswaar versoberingen in zich heeft, maar een veel eerlijker beeld geeft. Nu liggen heel veel werknemers eruit zonder enige vergoeding – denk aan al die bouwvakkers die nu via de UWV-route worden ontslagen – terwijl anderen met een enorme gouden handdruk vertrekken. Straks is er voor iedereen een vergoeding bij onverhoopt ontslag. Dat is een enorme verbetering en ik hoop dat die ook de partijen van de leden die nu het woord hebben gevoerd, kan overtuigen.

Zeker, er wordt ingegrepen in de WW, maar wel vanuit een heel positieve benadering. De sociale partners nemen zelf verantwoordelijkheid en hebben er dus ook belang bij om tijdig te investeren in mensen, om ervoor te zorgen dat zij niet in een uitkering terechtkomen, om mensen van de ene baan naar de andere te helpen, ook intersectoraal. Juist het feit dat de sociale partners de verantwoordelijkheid voor het derde jaar willen nemen, biedt mij een geweldig vertrouwen dat zij zelf iets willen doen om te voorkomen dat mensen in dat derde jaar komen, om te voorkomen dat het zover komt. Het wetsvoorstel bevat nog allerlei andere instrumenten om dat te bevorderen, maar ik denk dat je met een gerust hart kunt zeggen dat je een zeer fatsoenlijke bescherming van het inkomen overhoudt. Dat is het kenmerk van de werknemersverzekering in de WW. De opbouw blijft de eerste tien jaar zoals hij is; je houdt een tweede jaar verzekerd op het niveau van het dagloon, dus niet op bijstandsniveau; en in het derde jaar, waar gelukkig maar heel weinig mensen in terechtkomen, nemen de sociale partners de verantwoordelijkheid over.

Er is gevraagd of je dit nu midden in de crisis moet introduceren. Een van de afspraken uit het sociaal akkoord was om dat niet nu te doen, maar om het vanaf 2016 tot en met 2019 stapsgewijs te gebruiken om onze arbeidsmarkt aan te passen en heel geleidelijk de WW te veranderen. Ik hoop dat dit de nog bestaande zorgen en kritiek, die ik op zichzelf heus wel begrijp, kan wegnemen en dat er, tegen de tijd dat ik hier kom met het wetsvoorstel, brede steun voor te verwerven valt.

Hier wil ik het kortheidshalve bij laten.

Staatssecretaris Klijnsma:

Voorzitter. Ook ik dank de beide leden die een inbreng hebben geleverd. Net als de minister wil ik de vragen lichtelijk staccato beantwoorden, omdat de onderdelen die mij regarderen, zeer spoedig in de Kamer zullen terugkomen. Ik spreek dan over met name de Participatiewet en de WW-maatregelen. Ik kijk naar beide woordvoerders. De Participatiewet is deze week aangeboden aan de overkant en ik hoop er volgend jaar met u in de Eerste Kamer over te mogen debatteren. Het is wel goed om te zeggen dat het doel van de Participatiewet bij uitstek is om meer kansen te creëren voor mensen die het niet helemaal op eigen kracht kunnen. Door de Participatiewet zullen de uitgaven voor deze doelgroep net iets minder snel oplopen dan zonder implementatie van de Participatiewet. Ik hecht eraan om te melden dat wij nu 11 miljard uitgeven. Als wij geen maatregelen nemen, zouden de kosten naar 13,5 miljard groeien. Wij geven nu dus "minder meer" uit. Op de wat langere termijn zullen wij nog steeds 800 miljoen extra uitgeven, bovenop die 11 miljard. Je kunt het glas halfleeg presenteren en zeggen dat er 1,7 miljard bezuinigd wordt, maar je kunt het glas ook halfvol presenteren en zeggen dat er minder meer komt, omdat er namelijk nog steeds 800 miljoen voor deze groep bij komt.

De heer Elzinga (SP):

Dat kan ik beamen. Het wordt minder meer, maar wel voor een groeiende groep. Dat is natuurlijk de ratio achter de groeiende uitgaven.

Staatssecretaris Klijnsma:

Ja, de groep groeit inderdaad. Dat is echt een groot punt van aandacht, zeker voor de groep Wajongers. Het is dus wezenlijk dat je dat in balans brengt. Daar is de Participatiewet bij uitstek op geënt. Ik kijk er dus naar uit om hierover in de Kamer verder van gedachten te wisselen. Overigens hebben wij door afspraken in het sociaal akkoord wel 125.000 plekken voor deze mensen de komende jaren. Uiteraard blijven er ook financiële middelen gereserveerd voor 30.000 plekken met beschut werk voor de mensen over wie wij nu spreken.

Beide woordvoerders zijn ingegaan op de pensioenen. Zij weten dat het pensioendebat, in de zin van de fiscaliteit, nu voor een deel aan andere tafels plaatsvindt. Ik kom volgaarne volgend jaar in deze Kamer te spreken over het financieel toetsingskader, want dat regardeert inderdaad mijn portefeuille.

Last but not least kom ik op de armoedeproblematiek. Ik vind het echt fijn, al klinkt dat misschien een beetje raar, dat daar ook in dit huis aandacht aan wordt besteed. Het kabinet neemt deze problematiek bloedserieus. Het ziet natuurlijk dat veel mensen door de economische tegenwind in zwaar weer zijn terechtgekomen. Daarom heeft het kabinet extra geld uitgetrokken voor de armoedeproblematiek, namelijk 100 miljoen structureel. Daarbij vergeet het kabinet niet, sterker nog, daarbij zet het kabinet zeer centraal, dat kinderen in armoede opgroeien. Daarop ligt echt de klemtoon. Als wij in dit huis over de WWB-maatregelen praten, zullen wij ongetwijfeld over deze 100 miljoen extra komen te spreken, want die zitten daarin.

De heer Kok (PVV):

Voorzitter. Een heel korte reactie; we hebben natuurlijk weinig gelegenheid om hier diep over na te denken. Op zich kan ik me vinden in de beginfrasen van de minister. Hij stelde dat het begrotingsproces als zodanig, waaraan ik refereerde en waarvan ik vertelde dat de marges door de toename van de Brusselse invloed steeds smaller worden, hem niet direct regardeert. Het was toch meer een statement van mijn kant dat ik wilde plaatsen. Ik wilde in ieder geval de context aangeven waarin ik deze begrotingsdebatten plaats. Het geeft tevens de beperking aan van de behandeling van dit soort zaken. Ik ben het met de minister eens dat het een zaak is van beide Kamers om hierover goed na te denken en om een heel goede keuze te maken om niet achter de feiten aan te lopen, zoals ik heb verteld.

Ik kom bij de punten die wel de SZW-begroting raken, met name de arbeidsmarkt. Dat is een zorgelijk verhaal. Ik heb vanmiddag in de commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid begrepen dat er binnenkort een fors aantal wetsvoorstellen onze kant op komt. Wat mij betreft komen die liever eerder dan later. Ik zag al de datum van 19 maart voorbijkomen. Misschien kan de minister daarop ingaan. We zouden dus tussen het aflopen van het reces op 14 januari en 19 maart vijf grote wetsvoorstellen tegemoet kunnen zien, waaronder de Participatiewet. Ik laat het pensioendossier, dat zijdelings valt onder de verantwoordelijkheid van de staatssecretaris, dan nog maar even ongemoeid. Ik zou graag wat horen over het dilemma, de balans van het zoeken naar een manier om om te gaan met "flex" en "vast". Het modderen tussen beide aspecten blijft een beetje een moeizaam verhaal.

Ik heb niets gehoord van de minister over de 600 miljoen voor de banenplannen. Ik heb gezegd dat het kabinet, zoals in de begroting staat, hecht aan een effectieve en efficiënte inzet van middelen. Als ik dan het proces doorneem dat moet leiden tot het genereren of het verkrijgen van dit soort middelen, denk ik dat het wel langer dan twee jaar kan duren voordat er überhaupt iets op tafel komt in dit soort sectorplannen. Dat is nu juist de periode die ervoor staat. Het gaat om 300 miljoen per jaar. Ik hoor hier graag iets over.

We wachten de Participatiewet af. Nogmaals, het lijkt me erg hoog gegrepen om uit te gaan van 125.000 extra banen in 2026. De staatssecretaris betitelt dat als een stevig fundament. Ik kan die redenering niet goed volgen.

De pensioenen blijven, zo vind ik, een heel moeizaam verhaal dat een hoog knutselgehalte kent. We zijn inmiddels weken verder na 8 oktober, toen wij de eerste discussie hierover mochten hebben, en het blijft aanmodderen in Den Haag. Het schiet niet op. Als ik dan zie welke elementen in het geding zijn, wordt het steeds breder. Het krijgt een beetje een legogehalte.

Ik heb ook gesteld dat het goed is dat de minister weer heelhuids is teruggekomen uit Brussel en dat de heer Andor hem daar niet verder heeft gevloerd, na hem eerder voor xenofoob te hebben uitgemaakt. Dat vind ik eigenlijk een heel verwerpelijke terminologie, die naar mijn mening aangeeft hoe de sfeer in Brussel is. 2014 komt natuurlijk al heel snel dichterbij: over een week of twee. De kranten staan er vol van. Ik begrijp dat de minister gisteren vanuit Brussel hierheen is afgereisd. Het lijkt mij goed als hij ingaat op wat het heeft opgeleverd. Wat kunnen wij tegemoetzien aan resultaten die hij daar gisteravond heeft bereikt? Snijden die echt hout? Hoe concreet is het?

De heer Elzinga (SP):

Voorzitter. Ik dank de bewindslieden voor de reactie op de constateringen die ik in eerste termijn heb gedaan. Ik ben verheugd om van de minister, tijdens zijn korte beantwoording in de rol van vicepremier, te horen dat het niet aan het kabinet zal liggen wanneer onze Kamer met het kabinet in overleg treedt over een tijdiger aanlevering van de begrotingen, zodat wij volgend jaar hopelijk wat meer tijd daarvoor kunnen nemen. Aan het kabinet zal het dus niet liggen; dat hebben wij goed gehoord. Dat is fijn om te weten. Beide bewindspersonen hebben aangegeven dat we de komende maanden een flink aantal debatten tegemoet kunnen zien. Daar kijken wij naar uit, vooral omdat het heel fundamentele debatten betreft over stevige wetsvoorstellen, waarover we in een stevig robbertje inhoudelijker van gedachten zullen wisselen.

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid gaf aan dat hij in de slechte situatie waarin de werkgelegenheid en de economie van ons land zich bevinden, gelukkig wat voorzichtige lichtpuntjes zag. Zo lang als de crisis duurt, horen wij af en toe dat er wat lichtpuntjes worden benoemd. Dat is fijn om hoop te behouden; dat hebben we natuurlijk nodig. Het ligt er echter maar aan aan wie je het vraagt. Ik wijs er nog maar even op dat bijvoorbeeld bij de juniraming het CPB voor volgend jaar nog een groei van 1% van ons bruto binnenlands product voorspelde. In de MEV was dit bijgesteld tot 0,5%. De Europese Commissie voorspelde begin vorige maand voor 2014 nog slechts 0,2%. Half november zei de Rabobank dat de nulgroei voor 2014 het waarschijnlijkst was. Een paar dagen later kwam de OESO met een volgende voorspelling, namelijk dat het volgend jaar voor Nederland vermoedelijk op een krimp zal uitlopen.

Ondertussen is iedereen, aan wie je het ook vraagt, het erover eens dat de werkloosheid volgend jaar zeker zal oplopen. Heel onlangs kwam het Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt van de Universiteit Maastricht nog met de voorspelling dat het aantal banen in Nederland tot en met 2018 zelfs nog met 14.000 zal afnemen. Dus ja, wat zijn de lichtpuntjes dan precies? Ik hoop het natuurlijk van harte, ik zie ze ook graag, maar ik ben er nog niet gerust op, vooral niet als ik het macro-economische beleid van Nederland en met name de resultaten daarvan afzet tegen datgene wat onze buurlanden doen. Zonder dat beleid te willen beoordelen, zie ik dat het resultaat voor alle landen om ons heen veel positiever uitpakt. In mijn eerste termijn vergeleek ik Nederland al met de zwakste landen in Zuid-Europa. Helaas doen wij het zowel dit jaar als volgend jaar niet beter dan de meeste landen rond de Middellandse Zee als het gaat om economische groei.

Desalniettemin erkennen ook wij de dilemma's die gepaard gaan met het moeten terugbrengen van ons overheidstekort, waarop de minister wees. In een kort interruptiedebatje zei ik daarover dat wij andere afwegingen maken. Iedere partij moet een afweging maken tussen meer bezuinigen en meer investeren in werkgelegenheid. De minister wees ook nog op de 7- die hij van onze fractievoorzitter in de Tweede Kamer, Emile Roemer, had gekregen voor het wetsvoorstel. Ook ik heb in eerste termijn aangegeven dat met name het eerlijker ontslagrecht en de toegenomen zekerheid voor flexwerkers punten in het voorstel zijn waar wij uitermate positief tegenover staan. Ik sprak alleen uit dat ik het jammer vind dat de bezuiniging op de WW in hetzelfde voorstel zit.

Ten slotte is het fijn dat het kabinet en deze Kamer de aandacht voor armoede delen. Ik ben ook blij dat er 100 miljoen structureel beschikbaar is om daarvoor in te zetten. Ik gaf in eerste termijn alleen aan dat ik vrees dat de bezuinigingen op de kinderbijslag, de andere kindregelingen, de collectieve regelingen voor lage inkomens, de huurtoeslag en de zorgtoeslag, uitingen van het beleid van dit ministerie, een veel groter effect zullen hebben. De 100 miljoen structureel voor armoede vallen in het niet bij de 5 miljard aan structurele bezuinigingen aan het einde van de rit op het departement van Sociale Zaken.

Minister Asscher:

Voorzitter. Ik dank de leden voor de inbreng in tweede termijn. De context hebben wij volgens mij voldoende met elkaar behandeld. Wat de arbeidsmarkt betreft zit er inderdaad een flink aantal wetsvoorstellen aan te komen. Het aantal van vijf komt uit een brief van de minister van Veiligheid en Justitie. De wetsvoorstellen zijn niet alle vijf even groot, maar sommige zijn wel degelijk groot. Wij zijn gehouden om die wetvoorstellen aan de Kamer ter behandeling voor te leggen. Ik voel een duidelijke verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat de Kamer die wetsvoorstellen op een goede manier inhoudelijk kan beoordelen.

Ik was niet ingegaan op de 600 miljoen voor de sectorplannen; 300 miljoen voor volgend jaar. Ik denk daar heel anders over. Wij hebben nu een aantal formele plannen ingediend zien worden, bijvoorbeeld voor de bouw. Dit gaat zorgen voor duizenden plekken, voor jongeren die daardoor een vak kunnen leren in de bouw, maar ook voor ouderen die daardoor aan het werk kunnen blijven en hun kennis aan de jongeren kunnen overdragen. Dat is juist nu ongelooflijk hard nodig. Je kunt daar meesmuilend of lacherig over doen, maar vanaf 2014 gaat het een enorm verschil betekenen voor heel veel Nederlanders die anders op de bank thuis in een uitkering komen te zitten. Ik ben juist blij dat wij ondanks al die bezuinigingen, over de omvang waarvan je van mening kunt verschillen, erin geslaagd zijn om dit bedrag van 600 miljoen, dat een jaar een geleden is afgesproken in het sociaal akkoord, overeind te houden. Daar komt het geld bij uit het bedrijfsleven. Uiteindelijk leidt dit tot een investering in werkgelegenheid van 1,2 miljard; echte banen voor jong en oud. Ik denk dat het eerder te weinig dan te veel is.

De heer Kok (PVV):

Het is niet mijn intentie geweest om er meesmuilend of lacherig over te doen. Die indruk heb ik zeker niet willen wekken en dat kan niet de bedoeling zijn. Ik heb gevraagd naar de procedure. Het start met een aanvraag. Dan zijn er zes, zeven schakels. Mijn zorg was juist dat het niet binnen de termijn van een of twee jaar mogelijk zou zijn om iets van die 600 miljoen, of in dit geval twee keer 300 miljoen, op tafel te krijgen voor enige sector. Daar ging mijn zorg over. Daarover had ik graag enige verduidelijking gehad, maar niet over de vermeende intonatie van mijn verhaal.

Minister Asscher:

In dat geval zijn wij bondgenoten. U bent dus ook voorstander van het investeren in werkgelegenheid via de sectorplannen. U doet dus een oproep om er tempo mee te maken. Die oproep trek ik mij aan. Wij maken er snelheid mee. De eerste plannen worden op dit moment beoordeeld. Ik verheug mij erop, nu ik de intentie van de heer Kok beter begrijp, om de eerste resultaten met hem en met de Kamer te kunnen delen.

Ik ben heelhuids teruggekomen uit Brussel. Dat is mij tot nu toe steeds gelukt, maar gisteren ook met een concreet resultaat, namelijk overeenstemming in de raad van ministers over een nieuwe handhavingsrichtlijn, waarmee wordt beoogd om uitbuiting, schijnconstructies en fraude te bestrijden. Ook wordt boete-inning internationaal mogelijk gemaakt. Hetzelfde geldt voor informatieverzoeken aan buitenlandse inspecties en sociale verzekeringsbanken. Ook gaat de richtlijn eraan bijdragen dat opdrachtgevers in de bouw aansprakelijk zijn voor de loonverplichtingen jegens werknemers, ook als zij in een ander land aan het werk zijn. Ik vind het een heel belangrijke eerste stap. Wat mij betreft zou de ketenaansprakelijkheid ook voor andere sectoren moeten gelden. Wat mij betreft is er meer nodig om uitbuiting van werknemers, en daarmee een race naar de bodem in Europa, tegen te gaan. Ik geloof dat het ideaal van de Europese Unie niet is: met zijn allen zo snel mogelijk naar de laagste arbeidsvoorwaarden en een Bulgaars minimumloon. Nee, ik geloof dat wij de sociale rechten en de sociale wetgeving in de lidstaten moet respecteren, dat het de bedoeling is dat iedereen omhoog gaat en dat wij in Europa ons geld verdienen door meer waarde toe te voegen in plaats van goedkoper te zijn dan de Chinezen. Daarvoor is gisteren een concreet resultaat geboekt, met een ruime meerderheid van landen. Zo hoop ik het de komende jaren te doen. Het zal niet altijd gemakkelijk gaan en wij worden ook niet altijd met bloemen ontvangen in Brussel, maar wij hebben gisteren een resultaat geboekt.

De heer Kok (PVV):

Ik wil niet al te veel tijd in beslag nemen, want wij zijn natuurlijk al laat. Maar 1 januari 2014 is 1 januari 2014. De minister noemt een aantal maatregelen die effect zouden moeten hebben. Zijn die maatregelen met alle landen afgesproken of met enkele landen? Op welke termijn gaan deze maatregelen echt effectief worden? Wanneer kunnen wij daarvan resultaat verwachten, ervan uitgaande dat de prognoses zoals die zich laten aanzien, een veel hogere instroom indiceren dan aanvankelijk is aangenomen? Hoe concreet zijn de voorstellen en de plannen en wanneer kunnen wij daarvan effect verwachten?

Minister Asscher:

Het resultaat dat gisteren in Brussel is behaald, moet nu worden omgezet in Europese wetgeving. Daar gaat het Europees Parlement naar kijken. Dat is dus niet voor 1 januari geregeld. Daarnaast hebben wij als land afspraken gemaakt met Bulgarije, Roemenië, Polen en Kroatië over samenwerking bij de bestrijding van de schijnconstructies. Dat is niet iets wat pas op 1 januari begint; wij zien die constructies ook nu. Vandaag was dat weer in het nieuws. Daar moeten wij dus nu iets aan doen. Ik kom vanzelf bij uw Kamer terug met een Actieplan Schijnconstructies, met daarin een wetsvoorstel voor de aanpak van schijnconstructies en een ketenaansprakelijkheid voor alle sectoren in Nederland. Dat is een enorme doorbraak. De Nederlandse werkgevers hebben zich daar achter geschaard. Jarenlang was het niet denkbaar, maar zij hebben gezegd: wij willen niet op die manier te boek staan en wij willen niet op die manier ons geld verdienen. De Nederlandse werkgevers zeggen dus: wij steunen een ketenaansprakelijkheid. Dat betekent dat een opdrachtgever in Nederland verantwoordelijk is voor wie er ook maar in zijn opdracht, al is het getrapt, werk uitvoert. Wij wachten dus niet tot 1 januari en wij stoppen niet per 1 januari. Dit is een continu proces om ervoor te zorgen dat er in Europa vrij verkeer is, maar wel op arbeidsvoorwaarden die wij hier acceptabel vinden.

De SP gaf in een betoog dat allengs meer in mineur raakte een reeks van voorspellingen en ramingen tot onder het nulpunt. Welnu, de raming van gisteren geeft weer economische groei voor volgend jaar, met 0,5%. Dat is geen vetpot. Ook laat de raming weer 2,5% koopkrachtgroei in 2015 zien. Dat is ook geen vetpot, maar het zijn wel degelijk lichtpuntjes. Ik geef onmiddellijk toe dat de ramingen voor de werkgelegenheid nog uitermate somber zijn en ons grote zorgen baren. Dit inspireert ons om ons uiterste best te doen om de ramingen te logenstraffen. Ik ga hier bepaald geen goednieuwsshow van maken, maar het is wel zo dat de economie echt weer wat op adem lijkt te komen. Dat zie je ook in het consumenten- en producentenvertrouwen.

Dank voor de nogmaals uitgesproken positieve grondhouding ten aanzien van de Wet werk en zekerheid. Ik heb heel goed begrepen dat onderdelen van het wetsvoorstel nog steeds op kritiek kunnen rekenen.

Staatssecretaris Klijnsma:

Voorzitter. Ook van mijn kant wederom dank voor de inbreng van de Kamer. Mij rest nog een antwoord te geven op de vraag van de heer Kok over het stevige fundament van de Participatiewet. Het stevige fundament leidt ertoe dat er inderdaad 125.000 extra plekken komen voor de mensen om wie het gaat. Mochten die plekken er de komende jaren onverhoopt niet komen, dan maakt het kabinet sowieso ook een quotumwet waarvan gebruik kan worden gemaakt om de plekken echt te verzekeren. Dat is echt een stevig fundament. Bovendien is het zo dat de mensen die het betreft ten minste het minimumloon zullen krijgen. Ook dat is een pluspunt.

Op het gebied van de pensioenen is een viertal wetsvoorstellen opportuun tijdens deze kabinetsperiode. Het eerste wetsvoorstel gaat over de communicatie van de pensioenfondsen. Dat wetsvoorstel ligt nu ter consultatie voor bij de samenleving. Het wetsvoorstel over de governance is door uw Kamer net voor het zomerreces aangenomen. Ik hoop volgend jaar naar uw Kamer te komen met het wetsvoorstel over het toetsingskader. Het vierde wetsvoorstel betreft het Witteveenkader. Dat stel ik samen met mijn collega van Financiën op. Hij heeft daarin het voortouw. De Kamer weet dat wij daarover binnenkort bij de Kamer willen terugkomen.

De heer Elzinga heeft een aantal constateringen gedaan, waaronder de constatering dat bezuinigen en armoede hand in hand zouden kunnen gaan, ware het niet – zeg ik dan – dat het kabinet ervoor waakt dat die bezuinigingen niet pondsgewijs in portemonnees terechtkomen, maar dat er echt heel goed wordt gekeken naar koopkrachtcijfers, zodat alle portemonnees deze crisis kunnen doorkomen. Dat is essentieel en vandaar dat ook in het armoedebeleid daar de klemtoon op wordt gelegd.

De beraadslaging wordt gesloten.

Het wetsvoorstel wordt zonder stemming aangenomen.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven