Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 9 april over de uitgangspunten van de Wet openbare lichamen BES en de Wet financiële verhouding BES.

De voorzitter:

Ik weet niet of er volksvertegenwoordigers aanwezig zijn aan wie ik nog niet eerder heb gezegd dat vandaag het kerstregime geldt. Dat betekent dat er alleen moties mogen worden ingediend, zonder nadere toelichting. Er mogen alleen vragen aan de staatssecretaris worden gesteld als u haar antwoord niet begrijpt. Ik kan mij dat gezien uw opleidingsniveau overigens niet voorstellen. Ik heb veel vertrouwen in de leden en in ons onderwijs.

De heer Brinkman (PVV):

Voorzitter. Ik dien drie moties in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat uit een melding van een Nederlandse ambtenaar blijkt dat gedetineerden in de gevangenis van Sint Maarten mogelijk langer dan volgens de hen opgelegde straf in de gevangenis hebben gezeten;

overwegende dat in het kader van artikel 43, lid 2, van het Statuut dit gegeven een Koninkrijksaangelegenheid is;

verzoekt de regering, onderzoek te doen naar de opgelegde strafmaat van alle gevangenen, afgezet tegen de uiteindelijke feitelijke duur van hun detentie, mede in het licht van de gestelde regels en de wijze van administreren in alle gevangenissen op de Antillen in de afgelopen vijf jaar,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Brinkman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 41(31200 IV).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat door corruptie en wanbestuur op de Nederlandse Antillen een torenhoge schuldenlast is ontstaan;

overwegende dat de Nederlandse regering voornemens is, in het kader van het staatkundig vernieuwingsproces, een deel van deze schuld, zijnde 2,2 mld., op kosten van de Nederlandse belastingbetaler over te nemen;

overwegende dat deze regeling door de eilandbewoners en door de Nederlandse belastingbetaler gezien wordt als een beloning voor crimineel gedrag;

overwegende dat het onbegrijpelijk is dat in de 21ste eeuw de eilanden van de Nederlandse Antillen niet zoveel eergevoel hebben, dat zij de wens uitspreken voor volledige onafhankelijkheid van Nederland te willen gaan;

verzoekt de regering, alle onderhandelingen in het kader van het staatkundig vernieuwingsproces ogenblikkelijk te stoppen, niet over te gaan tot betaling van de 2,2 mld. en nieuwe onderhandelingen te starten, waarbij het enige uitgangspunt moet zijn: totale onafhankelijkheid van Nederland,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Brinkman, Wilders en Agema. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 42(31200 IV).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Antillen een grotendeels corrupt boevennest is;

constaterende dat de Nederlandse belastingbetaler de dupe dreigt te worden van deze corruptie;

verzoekt de regering, geen enkele financiële belofte meer te doen aan de Antillen, maar indien de regering deze verslaving onverhoopt toch niet kan weerstaan, bij elke financiële belofte in de toekomst met de Antillen de eis van deugdelijk bestuur, geen corruptie en geen nepotisme te stellen en deze voorwaarde te monitoren en bij eventueel niet nakomen of niet voldoen, de gedane financiële belofte in te trekken of terug te vorderen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Brinkman, Agema, Tony van Dijck en Wilders. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 43(31200 IV).

De heer Van Raak (SP):

Voorzitter. Deze motie behoort eigenlijk overbodig te zijn, maar is het helaas nog steeds niet.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de informatievoorziening aan de Kamer over politieke, sociale en economische ontwikkelingen op de Nederlandse Antillen geplaagd wordt door grote vertragingen en onvolkomenheden;

van mening dat zonder volledige informatie geen zorgvuldige afweging kan plaatsvinden over eventuele staatkundige hervormingen;

verzoekt de regering, in nauwe samenwerking met de Nederlandse Antillen, ervoor te zorgen dat de Kamer snel alle door leden gevraagde informatie krijgt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Raak. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 44(31200 IV).

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten:

Voorzitter. Ik moet aanvaarding van de eerste motie van de heer Brinkman over de administratie in de gevangenissen ontraden. Het is niet onze taak; het is een taak van het land Nederlandse Antillen. Ik heb dat ook uitgelegd aan de heer Brinkman. Wij zijn natuurlijk wel over deze punten in gesprek, maar het is niet onze taak om hieraan ook maar op enigerlei wijze gevolg te geven. Nogmaals, ik ontraad aanvaarding van de motie en vind dat wij ons aan de afgesproken verantwoordelijkheidsverdeling moeten houden.

De tweede motie van de heer Brinkman over de schuldsanering in relatie tot de onafhankelijkheid en het stopzetten van alle onderhandelingen vind ik een zeer onaangename motie. Nederland heeft zich aan afspraken te houden en moet een betrouwbare partner zijn. In de vorige kabinetsperiode zijn afspraken gemaakt die zijn vastgelegd in een slotakkoord. Die hebben wij overgenomen en daar houd ik mij aan. Dat betekent dat ik het aannemen van deze motie ernstig ontraad, want Nederland zal ook een betrouwbare partner in het proces moeten zijn, net zoals wij van de Nederlandse Antillen vragen.

De derde motie van de heer Brinkman gaat over het doen van financiële beloften door Nederland, even afgezien van het taalgebruik en de manier waarop wij dat over bestuurders van de Nederlandse Antillen spreken. Een van de zaken waaraan hij mij altijd kan houden – dat weet hij ook – is dat ik vind dat deugdelijk bestuur een van de punten is die voortdurend bespreekbaar moeten worden gemaakt en die wij ook voortdurend aan de orde stellen. Het is voor het eerst in deze periode geweest dat er een hoofdstuk deugdelijk bestuur in hoofdstuk IV Koninkrijksrelaties is opgenomen. Alle vormen van geen deugdelijk bestuur stel ik aan de orde en maak ik bespreekbaar. Dat deel van de motie is overbodig, maar vanwege de relatie met de financiële kanten die in deze motie staat beschreven, ontraad ik het aannemen van de motie.

Ik ben het met de heer Van Raak eens dat zijn motie overbodig zou moeten zijn. Wat mij betreft is dat zo, omdat ik altijd de bewindspersonen van de Nederlandse Antillen aanspreek. Ik zal het oordeel over deze motie in dit geval aan de Kamer overlaten. Ik kan hem wel toezeggen dat ik de gevraagde informatie, naar aanleiding van het laatste AO waarbij de gevolmachtigde minister in de loge aanwezig is geweest, snel aan hem kan doen toekomen. Hij kan die dan betrekken bij het AO dat op 11 juni is gepland, waarin wij over de financiële problematiek spreken. Hij kan dan een zo compleet mogelijk beeld hebben, want de minister van Financiën van de Antillen heeft na het laatste AO aan mij de beantwoording gegeven van een aantal door de heer Van Raak gevraagde punten. Ik hoop dat ik die morgen kan aanbieden.

De voorzitter:

Ik geef de heer Brinkman alleen het woord als hij het antwoord niet heeft begrepen, maar niet als hij het er niet mee eens is.

De heer Brinkman (PVV):

Voorzitter. Ik heb het antwoord inderdaad niet begrepen. De staatssecretaris zegt terecht dat de zaken over de gevangenissen geen koninkrijksaangelegenheid zijn. In dit geval heb ik echter aangegeven, ook in het AO, dat het gaat om de rechtszekerheid. Ik heb gemeld dat sommige mensen langer dan de duur van de opgelegde gevangenisstraf in de gevangenis zaten. Heeft de staatssecretaris dat meegewogen en afgezet tegen artikel 43, lid 2, van het Statuut? Zij moet dan tot de conclusie komen dat het wel degelijk een koninkrijksaangelegenheid is.

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten:

De afweging die de heer Brinkman maakt, deel ik niet. Dat heb ik ook in het AO uitgelegd. Ik vind het geen koninkrijksaangelegenheid. Dat vind ik ook niet van de individuele gevallen die hij op dat punt heeft aangehaald. Het enige dat ik vind, is dat wij met de regering van de Antillen daarover van gedachten moeten wisselen.

De voorzitter:

Mijnheer Van Raak, u hebt het ook niet begrepen? Dat kan ik mij toch niet voorstellen.

De heer Van Raak (SP):

Ik heb begrepen dat ik morgen en misschien wat later antwoorden krijg. Dat was voor mij de belangrijkste reden om deze motie in te dienen. Daarom houd ik de motie aan.

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Van Raak stel ik voor, zijn motie nr. 44 (31200-IV) van de agenda af te voeren.

Daartoe wordt besloten.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Vanavond zijn de stemmingen over de niet aangehouden moties.

Naar boven