3 Mediawet 2008

Aan de orde is de behandeling van:

  • - het wetsvoorstel Wijziging van onder meer de Mediawet 2008 in verband met onder meer aanpassing van de rijksmediabijdrage en overheveling van het budget voor de bekostiging van de regionale omroepen van het provinciefonds naar de mediabegroting (33664).

De voorzitter:

Ik had zojuist de vergadering geschorst voor een enkele minuut in afwachting van de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Deze is inmiddels gearriveerd.

Het woord is als eerste aan mevrouw De Vries-Leggedoor.

De beraadslaging wordt geopend.

Mevrouw De Vries-Leggedoor (CDA):

Voorzitter. Allereerst dank aan de staatssecretaris voor de beantwoording van de door ons gestelde schriftelijke vragen. Over zaken als de "flitsenregeling" en het "haatzaaien-artikel" verschillen wij niet van mening. Vandaag wil de CDA-fractie het met name hebben over de financiering van de regionale omroepen; in onze ogen het belangrijkste punt in de wet. Met deze wet worden de wettelijke zorgplicht en de financiële verantwoordelijkheid samengebracht bij het Rijk; recentralisatie dus. In de afgelopen jaren is de financiering nogal aan verandering onderhevig geweest: vóór 2006 Rijk en provincie, na 2006 provincie en nu wordt er voorgesteld om deze weer bij het Rijk onder te brengen.

Regionale omroepen vervullen een sleutelrol in regionaal nieuws, informatie en cultuur. De leden van de CDA-fractie willen op deze plek benadrukken dat zij hechten aan de herkenbaarheid van de regionale omroepen in de eigen regio. Dat is een middel waardoor mensen zich betrokken kunnen voelen bij het gebied waar ze wonen. De CDA-fractie acht dit een groot goed.

Het uitgangspunt is om een bezuiniging van 17 miljoen op het budget van de regionale omroepen, die ingaat in 2016, te halen uit minder overheadkosten, efficiënter samenwerken en meer integratie met de landelijke omroep. Volgens de regering is het nodig om de financiering daarvoor weer via de rijksbegroting te laten verlopen. Het is wellicht goed om te memoreren dat het motief in 2006 om de financiering via de provincie te laten lopen, het verminderen van de bestuurlijke drukte was! Neemt die bij recentralisatie dan niet juist weer wat toe? Graag een antwoord van de staatssecretaris.

Regionale omroepen opereren autonoom op basis van hun redactionele onafhankelijkheid. Dat is onder meer vastgelegd in de artikelen 2.1, tweede lid onderdeel d, in artikel 2.88 en in het voorgestelde artikel 2.170, derde lid van de Mediawet. In die zin bestaat er geen sturing van overheidswege en zo hoort het ook. Niet voor niets zegt onze Grondwet in artikel 7, tweede lid dat er regulering van televisie en radio mag plaatsvinden, maar dat deze niet het voorafgaande toezicht op de inhoud van het media-aanbod mag betreffen. Mocht er een verandering komen in de onafhankelijke positie van de regionale omroepen, dan kan dat in de ogen van de CDA-fractie niet zonder wetswijziging. Graag een reactie van de staatssecretaris.

De staatssecretaris heeft de Raad voor Cultuur opdracht gegeven om een toekomstverkenning uit te voeren van hoe ons mediabestel, inclusief de regionale omroepen, het meest efficiënt en toekomstbestendig georganiseerd kan worden. In zijn brief van 19 november 2013 geeft de staatssecretaris aan dat hij de journalistieke nieuwsvoorziening in de regio een belangrijk aandachtspunt vindt en dat de Raad voor Cultuur deze zal betrekken bij zijn toekomstverkenning. Deze toekomstverkenning kan in 2016 leiden tot een nieuwe situatie.

In de Tweede Kamer is een motie van onze partijgenoot Heerma (33664, nr. 13) aangenomen, waarin de regering wordt gevraagd te borgen dat regionale omroepen hun verankering behouden in het eigen verzorgingsgebied en autonoom hun taak kunnen uitvoeren. In de schriftelijke beantwoording deelde de staatssecretaris mee dat hij de mening van de leden van de CDA-fractie in deze Kamer deelt, dat het behoud van de regionale identiteit en redactionele onafhankelijkheid belangrijk is en dat hij uitvoering zal geven aan de motie-Heerma. Ik citeer de staatssecretaris: "daarbij [is] niet de organisatievorm maar een goede regionale mediavoorziening het doel. Het belang van de regionale omroepen en hun verankering in de regio deel ik." Als de staatssecretaris, zoals geciteerd, het belang van de regionale omroepen en hun verankering in de regio met ons deelt, dan hebben wij één, voor ons belangrijke, vraag. De staatssecretaris stelt in dit citaat dat voor hem niet de organisatievorm maar een goede regionale mediavoorziening het doel is. "Mediavoorziening" omvat voor ons meer dan de door de staatssecretaris in zijn brief van 19 november genoemde "journalistieke nieuwsvoorziening". Wij verzoeken de staatssecretaris om aan te geven wat hij daarmee bedoelt. Welke organisatievorm staat de staatssecretaris voor ogen en wat verstaat hij onder een goede regionale mediavoorziening? Kan die ook betekenen dat de regionale omroepen verwateren tot een regionale redactie onder de landelijke omroepen à la "Hart van Nederland", of ziet hij zoiets meer in het licht van het "Toekomstvenster" van de koepelorganisatie van regionale omroepen ROOS, waarbij het belang van regionale omroepen en hun verankering in de regio's behouden blijft, maar er door clustering en meer dingen samendoen landelijk en regionaal voordeel kan worden behaald? Voor de CDA-fractie zou dat laatste, wellicht zelfs gecombineerd met samenwerking met lokale omroepen zoals bepleit in de vorige week tijdens de OCW-begrotingsbehandeling aangenomen motie-Heerma, de voorkeur verdienen.

Wij voorzien dat de staatssecretaris het advies van de Raad voor Cultuur zal willen afwachten alvorens antwoord te geven. Wij willen de staatssecretaris er echter op wijzen dat zijn beantwoording belangrijk is voor de uiteindelijke afweging van onze fractie. Wij willen niet het gevoel hebben dat wij met deze recentralisatie van het geld de eerste stap hebben gezet op het pad van de afbraak van de regionale omroepen. Daarvoor vinden wij hun functie te waardevol. En hoe het ook mag zijn, staatssecretaris ben je niet voor niets; je behoort visie te hebben en je behoort te kunnen sturen. Graag een reactie van de staatssecretaris.

Mevrouw Gerkens (SP):

Mijn vraag aan het CDA is: zou het niet veel beter zijn om dit wetsvoorstel juist even te laten wachten totdat het advies van de Raad voor Cultuur er is en totdat we inderdaad de visie van de staatssecretaris hebben ontvangen, zodat we weten welke kant we opgaan voordat we gaan beslissen om dingen te veranderen?

Mevrouw De Vries-Leggedoor (CDA):

Ook dat is een optie. De beantwoording van de staatssecretaris is voor ons nu van belang om te kunnen bekijken welke kant we op moeten. Gaan we de kant op die volgens u een optie is? Of zeggen we: je zou het nu kunnen doen, om ervoor te zorgen dat je deze stap als hefboom kunt gebruiken voor een betere samenwerking in de regio.

Mevrouw Gerkens (SP):

Zou het niet juist veel beter zijn om dit wetsvoorstel even te laten wachten totdat het advies van de Raad voor Cultuur er is? Is het niet veel beter om te wachten totdat wij van de staatssecretaris inderdaad de visie hebben ontvangen, zodat wij ook weten welke kant wij opgaan voordat wij gaan beslissen om dingen te veranderen?

Mevrouw De Vries-Leggedoor (CDA):

Ook dat is een optie. De beantwoording door de staatssecretaris is voor ons van belang om te kijken welke kant wij op moeten: of wij de kant opgaan waarvan u zegt dat dat ook een optie is, of dat wij zorgen dat deze stap als hefboom wordt gebruikt voor betere samenwerking in de regio. Dat zijn twee opties. Het hangt van de beantwoording door de staatssecretaris af welk pad wij kiezen.

Mevrouw Gerkens (SP):

De staatssecretaris geeft al aan dat hij sowieso wil dat er samenwerking komt met de landelijke omroepen. Daarom is die recentralisering van gelden er, terwijl er wellicht ook een heel goede oplossing zou kunnen liggen in alleen regionale samenwerking. Daarom vind ik ook het rapport van de Raad voor Cultuur zo interessant. Nogmaals, zou het niet beter zijn om daarop te wachten in plaats van dat wij nu op een aantal dingen schieten terwijl wij niet eens weten welke kant wij opgaan?

Mevrouw De Vries-Leggedoor (CDA):

Ja, maar als u goed hebt geluisterd naar mijn bijdrage, dan hebt u daarin ook kunnen horen dat voor ons goede regionale samenwerking belangrijk is, met verankering in de regio. Daarom vragen wij ook aan de staatssecretaris welke kant hij op wil, want hij kan wel sturen. Hij heeft ook zelf een visie hoe het zou moeten. Daarvoor wil ik dan niet dat advies van de Raad voor Cultuur afwachten. Daarvoor wil ik nu eigenlijk antwoord voordat ik de beslissing neem die u noemt.

Ik vervolg mijn betoog en ik rond af. Het mag duidelijk zijn dat de CDA-fractie hecht aan de functie, de eigenheid en de regionale verankering van de regionale omroepen. Uniformering hoort daar niet bij. Mocht dat het doel zijn van de overheveling, dan doet het CDA niet mee. Friesland, of zo u wilt Limburg, is niet te vergelijken met de Randstad. Kan er efficiënter samengewerkt worden? Vast en zeker wel. Kunnen landelijke omroepen of de regionale pers daar wel bij varen? Vast en zeker ook. Maar moet je daarvoor de bijl zetten aan de wortel van de regionale omroep? Naar onze vaste overtuiging niet! We wachten het antwoord van de staatssecretaris af.

Mevrouw Vlietstra (PvdA):

Voorzitter. Aan de orde is vandaag de derde in een reeks van wijzigingen van de Mediawet 2008, met wat mijn fractie betreft als belangrijkste wijziging de overheveling van het budget voor de regionale omroepen uit het Provinciefonds naar de rijksmediabegroting.

Allereerst wil ook mijn fractie de regering danken voor de beantwoording van onze vragen in de memorie van antwoord. Naar aanleiding van die antwoorden zijn enkele punten overgebleven waarop wij in dit debat graag nader willen ingaan. Wij hopen dat de beantwoording door de staatssecretaris onze zorgen zal wegnemen.

Om het meteen maar duidelijk te stellen, mijn fractie hecht zeer aan een zelfstandige, onafhankelijke regionale omroep, die in staat is op een kwalitatief goede wijze invulling te geven aan een onafhankelijke nieuws-, informatie- en cultuurfunctie op regionaal niveau. Vanuit dat uitgangspunt beoordelen wij het voorliggende wetsvoorstel.

De recente geschiedenis van de regionale omroep laat zien dat de verantwoordelijkheid daarvoor nu eens bij het Rijk, dan weer bij de provincies is belegd. Nog in 2007 ging de zorgplicht over van Rijk naar provincies, in het Bestuursakkoord 2011 tussen Rijk en provincies werd vastgelegd dat cultuur, waaronder de regionale omroep, behoort tot de kerntaken van de provincie en nu, twee jaar later, is het voorstel van de regering om die zorgplicht weer terug te brengen naar het Rijk.

Door het IPO en verschillende provinciebesturen is aangegeven dat zij deze recentralisatie betreuren en morrend instemmen, op voorwaarde dat de zelfstandigheid en onafhankelijkheid van de regionale omroep zijn gewaarborgd. Overigens stel ik vast dat in de afgelopen jaren provincies ook niet steeds hebben uitgeblonken in het waarmaken van hun verantwoordelijkheid, gezien het gegeven dat meerdere provincies hebben bezuinigd op het hun toekomende deel uit het Provinciefonds en dat op dit punt nog enkele juridische procedures lopen, die zouden kunnen leiden tot een extra uitname uit dat Provinciefonds. Maar dat terzijde.

Mijn fractie heeft de vraag gesteld waarom recentralisatie noodzakelijk is en in het verlengde daarvan, wat de spoedeisendheid is van dit wetsvoorstel. Immers, de afgesproken bezuiniging op de regionale omroepen is eerst voorzien in 2017 en een toekomstvisie op de publieke omroep, en dus ook op de regionale omroep, ligt er nog niet. Als ik de memorie van antwoord lees, lijkt de wetswijziging vooral ingegeven door de noodzaak te bezuinigen en door de verwachting dat samenwerken met de landelijke publieke omroep leidt tot synergievoordelen. Op het punt van de spoedeisendheid antwoordt de staatssecretaris dat de stap naar recentralisatie in alle gevallen gezet moet worden, ongeacht hoe de toekomst van de regionale omroep eruit gaat zien. Bovendien wijst de regering erop dat het over te hevelen bedrag al is verwerkt in de begroting van OCW en dat de subsidieaanvragen van de regionale omroepen al zijn overgedragen van de provincies naar het Commissariaat voor de Media. Kennelijk heeft de regering het vertrouwen dat ook deze Kamer zal instemmen met het wetsvoorstel.

Dat er bezuinigd moet worden en dat ook de regionale omroep daarin een aandeel moet leveren, is voor mijn fractie een gegeven. Dat samenwerking tussen de regionale en de landelijke publieke omroep voordelen kan opleveren voor beide partijen zien wij ook. Regionale omroepen kunnen gebruikmaken van technologische ontwikkelingen op landelijk niveau en omgekeerd kan de landelijke publieke omroep gebruikmaken van het netwerk van journalisten in de regio. Wij kunnen ook meegaan in de redenering, zoals aangegeven door de staatssecretaris, dat deze samenwerking beter is aan te sturen wanneer dit gebeurt door één verantwoordelijke partij, in dit voorstel het Rijk.

Echter, we zien ook risico's: een verdere verschraling en marginalisering van de regionale omroep, afhankelijk van de wijze waarop de samenwerking wordt vormgegeven. Mevrouw De Vries ging daar ook al op in.

Enkele maanden geleden bleek uit de monitor van het Commissariaat voor de Media dat de regionale nieuwsvoorziening onder druk staat. Wonend en werkend in de regio moet ik dat helaas bevestigen. Vooral de regionale dagbladen hebben het moeilijk en zitten in een voortgaand proces van bezuiniging, reorganisatie en kwaliteitsverlies. Waar voorheen de regionale media in staat waren lokale en provinciale overheden op de voet te volgen, komt dit steeds meer onder druk te staan. Mijn fractie acht dat slecht voor het functioneren van de lokale en regionale democratie.

Kwaliteit en pluriformiteit van de regionale nieuwsvoorziening staan dus onder druk. Terecht maken provinciale en lokale overheden zich daar zorgen over en worden initiatieven genomen om regionale mediacentra tot stand te brengen, met als doel de onafhankelijke, pluriforme nieuws- en informatievoorziening op regionaal niveau in stand te houden. Nog vorige week trok het provinciaal bestuur van Limburg hiervoor 1 miljoen euro uit.

In dit verband vraag ik de staatssecretaris of hij de door mij geschetste problemen onderschrijft en wat in dit kader zijn overwegingen zijn om te kiezen voor recentralisatie. Hoe borgt de staatssecretaris in die nieuwe verantwoordelijkheid de onafhankelijke, pluriforme nieuws-, informatie- en cultuurfunctie van de regionale omroep? Hoe zorgt hij ervoor dat de regionale omroep blijft ingebed in de regionale samenleving? Mijn fractie gaat er graag van uit dat de staatssecretaris hierop een eigen visie laat horen en niet volstaat met een verwijzing naar het nog uit te brengen advies van de Raad voor de Cultuur en de nog te ontwikkelen toekomstvisie.

In dit kader wijs ik ook op het volgende. De 13 regionale omroepen, verenigd in ROOS, ontwikkelen gezamenlijk initiatieven om hun positie te versterken door aan te sturen op vijf regionale mediabedrijven. Zij zien de oplossing voor de geschetste problemen niet in de door de NPO voorgestelde integratie van de regionale omroepen in de landelijke publieke omroep. Mijn fractie begrijpt dat en heeft daarover ook een schriftelijke vraag gesteld. Het antwoord van de staatssecretaris is niet duidelijk. In de memorie van antwoord wordt nu eens wordt gesproken over "samenwerking" tussen landelijke en regionale omroep, dan weer over "integratie". Mijn fractie wil graag de toezegging van de staatssecretaris dat het gaat om "samenwerking" en niet om "samenvoeging", tenzij partijen daar zelf voor zouden willen kiezen. Uitgangspunt zou moeten zijn dat de landelijke publieke omroep enerzijds en de regionale omroepen anderzijds gelijkwaardige partijen zijn, die op basis van gelijkwaardigheid de door beide partijen gewenste samenwerking invulling geven. Ik hoor graag van de staatssecretaris of hij dat uitgangspunt van de PvdA-fractie deelt.

Voorzitter, kort nog twee andere punten. Om te beginnen de zorgelijke positie van de kleine omroepen. Al onder de verantwoordelijkheid van een van de voorgangers van deze staatssecretaris, toenmalig minister Plasterk, is onderzoek gedaan naar de positie van de kleine omroepen in Drenthe, Zeeland en Flevoland. Helaas heeft dat tot op de dag van vandaag niet tot verbetering geleid, omdat andere regionale omroepen en provincies niet bereid zijn tot een eerlijker verdeling van de beschikbare middelen. Als gevolg van de voorgenomen overheveling van het budget naar de rijksmediabegroting heeft deze staatssecretaris de mogelijkheid, een andere verdeling van het budget voor te stellen. Mijn fractie heeft er begrip voor dat dit in 2014 nog niet mogelijk is, maar wil graag de toezegging van de staatssecretaris om het komend jaar in overleg met ROOS te zoeken naar oplossingen voor deze al lang bestaande problematiek.

Mijn laatste punt betreft de speciale positie van Omrop Fryslân. Het zal uit mijn inbreng duidelijk zijn dat de PvdA-fractie veel belang hecht aan een sterke positie van de regionale omroep in alle provincies. Waar het gaat om de regionale omroep in de provincie Fryslân is de positie van het Fries als tweede rijkstaal een belangrijk extra aandachtspunt. De Tijdelijke commissie borging Friese taal in de Media, de commissie-Hoekstra, stelt dat het behoud van een eigen distributiekanaal in die provincie zeer wenselijk is om daarmee het programma-aanbod optimaal af te stemmen op het dagelijks mediagebruik van Friestaligen. Mijn fractie hoort graag van de staatssecretaris op welke wijze hij de uitgangspunten van de commissie-Hoekstra borgt in de nadere uitwerking van de samenwerking tussen de landelijke en de regionale publieke omroep.

Ik wacht de antwoorden van de staatssecretaris met veel belangstelling af.

Mevrouw Gerkens (SP):

Voorzitter. De regering wil dat de financiering van de regionale omroepen weer teruggaat naar het Rijk, omdat hiermee een efficiëntere financiering en bedrijfsvoering kan plaatsvinden. Daarmee wil de regering ook een bezuiniging bewerkstelligen. Natuurlijk is dit niet de hoofddrijfveer van het kabinet. Het vindt dat er door de centralisering meer kansen zijn voor de regionale omroepen.

Hoe de toekomst van die regionale omroepen eruit gaat zien is onduidelijk. De regering geeft aan dat diverse modellen denkbaar zijn. Wel is de staatssecretaris van mening dat er vele voordelen te bedenken zijn. De regering is hierover in gesprek met diverse organisaties, waaronder ROOS. Maar voordat duidelijk is welke weg er ingeslagen moet worden, is de staatsecretaris al druk doende de centralisering van de financiering door te laten gaan. Daarom behandelen we vandaag dit wetsvoorstel. De behandeling kan volgens de regering niet wachten omdat het traject een complex traject is. Daarom is het nu al nodig dat de eerste stappen gezet worden.

Voorzitter. Ik haal maar even het handboek Beleid Maken uit de kast. Daarin zie ik een tiplijst voor beleid maken staan. Een aantal zaken heeft de regering goed op orde. Advies over de toekomst van de omroepen is gevraagd aan de Raad voor Cultuur, en dat advies wordt in maart 2014 verwacht. Ook overlegt de overheid met de betrokkenen, wat goed is voor het draagvlak.

De vraag is alleen waarvoor draagvlak wordt gevraagd. Want verder dan de constatering dat het medialandschap verandert, komt dit kabinet niet. En hoe de samenwerking eruit gaat zien, weet het kabinet ook niet. In de memorie van antwoord geeft het aan dat alle goede samenwerkingsverbanden doorgang kunnen vinden. Dat kan inhouden dat de NOS en de NTR de regionale omroepen gaan overnemen, dat er onderlinge samenwerkingsverbanden ontstaan of, zoals de SP-fractie graag wil, dat er regionale mediabedrijven worden gevormd.

De functie van de regionale omroepen moet niet onderschat worden. Zij brengen het lokale nieuws en houden mensen op de hoogte van wat er in hun regio gebeurt. Zo vervullen ze een brugfunctie tussen de lokale politiek en de kiezer, waardoor deze laatste op de hoogte wordt gehouden van het lokale bestuur. Nederland is weliswaar een klein land, maar de regionale verschillen zijn verrassend groot. Nieuws dat in het Fries wordt gebracht of in het Gronings, nieuws over het stadsbestuur in Amsterdam, informatie bij calamiteiten zoals de storm of regionale cultuuruitingen, is van groot belang voor die regio. De financiering hiervan weghalen bij de provincie komt de SP-fractie weinig doordacht over. Het provinciale bestuur kan veel beter beslissen welke regionale omroepen steun verdienen en welke niet. Het provinciale bestuur weet als geen ander wat er in de regio's speelt en hoe dat met de regionale media versterkt kan worden.

Het voorstel van de staatssecretaris houdt in dat er in ieder geval een vorm van samenwerking komt met de landelijke omroepen. Landelijke radio en tv maken, is echter een heel ander metier dan regionale radio en tv maken. Het heeft er veel van weg dat de staatssecretaris zegt dat de grote landelijke omroepen de kleine regionale wel eens zullen uitleggen hoe het moet.

Wat bezuinigen betreft, kunnen ze wellicht wat van elkaar leren. Dit wetsvoorstel bezuinigt immers ook nog eens 50 miljoen euro weg bij de landelijke omroepen. Bij mijn fractie leeft de angst dat dit ten koste zal gaan van de kwaliteit van de programmering. De landelijke omroepen hebben duidelijk aangegeven dat nog eens 50 miljoen bezuinigen voor hen een groot probleem is. De staatssecretaris stapt hier in zijn beantwoording luchtig overheen. Kan de staatssecretaris nog eens aangeven waarom hij denkt dat die noodkreet van de omroepen onterecht is?

De staatssecretaris maakt met dit wetsvoorstel de principiële keuze dat de regionale omroepen moeten gaan samenwerken met de landelijke. Wat doet de staatssecretaris wanneer blijkt dat het advies van de Raad voor Cultuur een andere weg inslaat? Is het advies dan niet meer dan een lege huls aan het worden? De staatssecretaris lijkt bijna te zeggen: geeft u ons advies, maar wij gaan wel alvast aan de slag. Hoe serieus kunnen wij dan het advies nog nemen? Kan de staatssecretaris de SP-fractie uitleggen waarom er niet een paar maanden gewacht kan worden tot het advies van de Raad voor Cultuur er is? Of is hij bang dat het advies niet in zijn straatje past en neemt hij daarom nu deze maatregelen?

Ik rond af. Voorzichtig gezegd vindt mijn fractie het uitermate onverstandig om nu stappen te nemen. In het handboek Beleid Maken kom je eerst met een toekomstvisie, dan schrijf je een plan en vervolgens kom je met het financiële plaatje. Er is geen toekomstvisie, er is geen plan, maar wel een financieel plaatje. Mijn vraag aan de staatssecretaris is dan ook deze: zit er volgens hem nu meer risico in het uitstellen van deze maatregel, of in het doorzetten zonder dat we weten welke kant we opgaan?

De beraadslaging wordt geschorst.

De vergadering wordt van 11.47 uur tot 13.00 uur geschorst.

De voorzitter:

De ingekomen stukken staan op een lijst die in de zaal ter inzage ligt. Op die lijst heb ik voorstellen gedaan over de wijze van behandeling. Als aan het einde van de vergadering daartegen geen bezwaren zijn ingekomen, neem ik aan dat de Kamer zich met de voorstellen heeft verenigd.

(Deze lijst is, met de lijst van besluiten, opgenomen aan het eind van deze editie.)

De voorzitter:

Ik deel aan de Kamer mee dat de commissie voor Veiligheid en Justitie, na lezing van de nadere memorie van antwoord inzake het wetsvoorstel Wijziging van de Opiumwet in verband met de strafbaarstelling van handelingen ter voorbereiding of vergemakkelijking van illegale hennepteelt (32842), in haar vergadering van 3 december jongstleden heeft geconcludeerd dat er behoefte bestaat aan het uitbrengen van een volgend nader voorlopig verslag. Ingevolge artikel 61 van het Reglement van Orde van de Eerste Kamer der Staten-Generaal verzoekt de commissie de Kamer, haar verlof te verlenen om een volgend nader voorlopig verslag uit te brengen.

Ik constateer dat er geen bezwaar leeft tegen het verlenen van dit verlof, waarmee het verlof is verleend.

Naar boven