BIJLAGE I. UITVOERINGSREGELS
Hoofdstuk I. Inleiding
1.1. Algemeen
De Wet arbeid vreemdelingen (Wav) bepaalt op welke wijze het toelatingsbeleid van
vreemdelingen tot de Nederlandse arbeidsmarkt zal plaatsvinden. Op grond van de Wav
kan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (de minister) de bevoegdheid
tot het afgeven en intrekken van tewerkstellingsvergunningen onder door hem te stellen
nadere regels geheel of gedeeltelijk overdragen aan een instantie. Het Uitvoeringsinstituut
werknemersverzekeringen (UWV) heeft tot taak om door middel van registratie en bemiddeling
aansluiting te zoeken tussen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt en beschikt ook over
instrumenten waarmee binnen de Europese Unie/Europese Economische Ruimte kan worden
bemiddeld. Het UWV is daarom bij uitstek in de positie om aan de hand van de arbeidsmarktsituatie
te kunnen beoordelen of een aanvrager al dan niet voor vergunningverlening in aanmerking
komt. Gelet hierop zijn op basis van artikel 1 van de Regeling uitvoering Wet arbeid
vreemdelingen 2022 (RuWav 2022) alle bevoegdheden rond het afgeven en intrekken van
tewerkstellingsvergunningen en het geven van advies aan de Minister van Justitie en
Veiligheid inzake het verlenen, verlengen of intrekken van een gecombineerde vergunning
overgedragen aan het UWV. Hierdoor blijft de eenheid in het uitvoeringsbeleid behouden.
1.2. Uitgangspunt uitvoering Wav
Aan de uitvoering van de Wav ligt het beginsel ten grondslag dat alle toepasselijke
weigeringsgronden waarin de Wav voorziet, zullen worden tegengeworpen. De Wav kent
een breed werkgeversbegrip en richt zich op alle arbeid ongeacht de rechtsvorm waarin
deze is gegoten.
In deze bijlage is zoveel mogelijk de volgorde en systematiek van de wet gevolgd,
zodat de eventuele toepasselijkheid van de nadere regels gemakkelijk is terug te vinden.
1.3. Geen gebruik tewerkstellingsvergunning en relevante wijziging van gegevens
Op grond van artikel 4 RuWav is de houder van de tewerkstellingsvergunning verplicht
onverwijld schriftelijk mededeling te doen als van de tewerkstellingsvergunning langer
dan vier weken geen gebruik wordt gemaakt1. Deze verplichting is opgenomen om te zorgen dat tijdig wordt gemeld als er geen
gebruik meer wordt gemaakt van de tewerkstellingsvergunning omdat het dienstverband
is geëindigd of het werk is beëindigd. Gelet hierop is de werkgever gehouden om, voor
zover hij daarvan kennis heeft of kan hebben, te melden als de vreemdeling niet meer
bij de werkgever werkzaam is.
Daarnaast is van belang dat de werkgever relevante wijzigingen van de gegevens, bedoeld
in paragraaf 7.1. en 5.2. tijdig meldt. In de regel moet de werkgever bij een relevante
wijziging een nieuwe tewerkstellingsvergunning aanvragen die zal worden getoetst aan
de Wav. De werkgever verstrekt de vreemdeling een kopie van de tewerkstellingsvergunning
die ten behoeve van hem is verleend zodat ook de vreemdeling op de hoogte is van de
voorwaarden waaronder het UWV die tewerkstellingsvergunning heeft verleend.
Hoofdstuk II. De artikelen van de Wet arbeid vreemdelingen
Artikel 2 Wav: Eis van tewerkstellingsvergunning of een gecombineerde vergunning
2.1. Tewerkstellingsvergunning of gecombineerde vergunning
Gecombineerde vergunning
De gecombineerde vergunning voor verblijf en arbeid dient te worden aangevraagd door
(de werkgever van) de vreemdeling die langer dan drie maanden in Nederland in loondienst
wil werken. Indien een werkgever een vreemdeling drie maanden of korter in Nederland
in dienst wil nemen is een tewerkstellingsvergunning vereist, tenzij de werkgever
op grond van het BuWav 2022 hiervan is vrijgesteld. Er is voor gekozen om de grens
tussen een tewerkstellingsvergunning en een gecombineerde vergunning bij drie maanden
te leggen omdat in het vreemdelingenrecht is geregeld dat bij een verblijf van langer
dan drie maanden de vreemdeling in het bezit moet zijn van een verblijfsvergunning.
De gecombineerde vergunning moet worden aangevraagd bij de IND. In artikel 14a van
de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) is bepaald dat de Minister van Justitie en Veiligheid
niet besluit over verlening, verlenging of intrekking van een gecombineerde vergunning
dan nadat advies is gevraagd aan UWV. De IND vraagt het UWV om die reden vervolgens
om een arbeidsmarktadvies. De paragrafen 5.1 tot en met 5.5 van deze uitvoeringsregels
beschrijven de procedure en de voorwaarden die het UWV daarbij toepast, met inachtneming
van artikel 2 van deze Regeling.
Uitzonderingen gecombineerde vergunning
Niet voor alle vreemdelingen die langer dan drie maanden in Nederland komen werken,
geldt de procedure van de gecombineerde aanvraag. Zo moeten werkgevers voor de volgende
categorieën werknemers, gelet op het feit dat zij reeds in het bezit zijn van een
verblijfsvergunning, een tewerkstellingsvergunning aanvragen, ongeacht de duur van
de tewerkstelling. Het gaat hierbij om studenten, asielzoekers, ter beschikking gestelde
werknemers (tenzij de artikelen 56 en 57 van het Verdrag betreffende de werking van
de Europese Unie (VwEU) op hen van toepassing zijn), zeevarenden, grensarbeiders en
vreemdelingen die in een andere lidstaat al beschikken over een verblijfsvergunning
als langdurige ingezetene.
Voor het ter beschikking stellen van arbeidskrachten of werknemers geldt het volgende.
Het uitoefenen door een onderneming van het ter beschikking stellen van arbeidskrachten
of werknemers – zoals hiervoor genoemd – is een dienstverrichting tegen vergoeding
waarbij de ter beschikking gestelde werknemer in dienst blijft van de dienstverrichtende
onderneming. Er komt dus geen arbeidsovereenkomst tot stand met de inlenende onderneming.
Zij wordt erdoor gekenmerkt dat de verplaatsing van de werknemer naar de lidstaat
van ontvangst het doel op zich vormt van de dienstverrichting door de dienstverlenende
onderneming en dat deze werknemer zijn taken onder toezicht en leiding van de inlenende
onderneming vervult. Het ter beschikking stellen van arbeidskrachten blijft onder
de tewerkstellingsvergunning vallen (met uitzondering van de gevallen waarop de artikelen
56 en 57 VwEU van toepassing zijn, zoals het Europese Hof van Justitie heeft beslist
in het arrest Essent C-91/13). De uitzendende of inlenende werkgever dient een tewerkstellingsvergunning
aan te vragen. Er is geen sprake van terbeschikkingstelling van arbeidskrachten indien
sprake is van aanneming van werk, collegiale uitleen (zonder winstoogmerk) en intra-concern
uitzendingen.
Aanneming van werk is een overeenkomst waarbij de ene partij, de aannemer, zich jegens de andere partij,
de opdrachtgever, verbindt om buiten dienstbetrekking een werk van stoffelijke aard
tot stand te brengen en op te leveren, tegen een door de opdrachtgever te betalen
prijs in geld (artikel 7:750 Burgerlijk Wetboek).
De wezenlijke kenmerken zijn hier:
-
a. arbeid verrichten om een stoffelijk werk tot stand te brengen;
-
b. tegen een te betalen prijs in geld;
-
c. waarbij er geen sprake is van een arbeidsovereenkomst.
Collegiale uitleen is een variant van inlenen van personeel waarbij een ondernemer het eigen personeel
ter beschikking stelt aan een collega-ondernemer ‘bij wijze van hulpbetoon zonder
winstoogmerk’.
Intra-concern uitzendingen betreft die uitzendovereenkomsten waarbij de uitzendkracht
door een werkgever binnen een concern aan een andere werkgever binnen datzelfde concern
ter beschikking wordt gesteld. In de concernrelatie gaat het om meer werkgevers binnen
een groep, of om een vennootschappelijke moeder-dochterrelatie.
Voor vreemdelingen die in een andere lidstaat de status langdurig ingezetene hebben
verkregen en die vervolgens in Nederland een verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen
krijgen, is in het eerste jaar van dit verblijf een tewerkstellingsvergunning nodig
die moet worden aangevraagd door hun werkgever. Zij vragen geen gecombineerde vergunning
voor verblijf en arbeid aan.
2.2. Werknemers van andere werkgevers
Als een werkgever arbeid laat verrichten door een vreemdeling voor wie een andere
werkgever beschikt over een tewerkstellingsvergunning of een gecombineerde vergunning,
is er niet opnieuw een vergunning vereist (artikel 2, tweede lid, van de Wav). Voorwaarde
is wel dat het om dezelfde arbeid gaat. Deze andere werkgever moet een kopie van de
tewerkstellingsvergunning of een kopie van de gecombineerde vergunning (verblijfspasje
en aanvullend document) verstrekken aan de werkgever waar de vreemdeling feitelijk
werkzaam is. De verplichting om een afschrift van de tewerkstellingsvergunning of
een gecombineerde vergunning op te nemen in de loonadministratie volgt uit artikel
28, eerste lid, onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964. In dit geval vermelden
deze stukken, naast de omschrijving van de werkzaamheden, de mogelijkheid van tewerkstelling
bij een andere werkgever, de aard van de aldaar te verrichten werkzaamheden en een
aanduiding van de plaats van de feitelijke tewerkstelling. Op grond van artikel 7
van de Wav geldt de verplichting om de aard van de werkzaamheden en de plaats van
feitelijke tewerkstelling te vermelden op de tewerkstellingsvergunning of het aanvullend
document van de gecombineerde vergunning. Deze verplichting is niet van toepassing
bij asielzoekers en werkstudenten.
Bij de toetsing op grond van de artikelen 8 en 9 van de Wav of de vacature voor vervulling
door een vreemdeling in aanmerking komt, wordt uitgegaan van de werkzaamheden te verrichten
bij de feitelijke werkgever. Alleen als het gaat om werkzaamheden die niet behoren
tot de bedrijfseigen activiteiten van die werkgever vindt toetsing, of voldaan is
aan de verplichte vacaturemelding en wervingsinspanningen, plaats bij de uitlenende
werkgever. De te verlenen tewerkstellingsvergunning of een gecombineerde vergunning
is dan niet beperkt tot één project/inlenende onderneming. Of werkzaamheden behoren
tot de bedrijfseigen activiteiten van een werkgever is veelal af te leiden uit de
aard van het werk in relatie tot de aard en doelstelling van de onderneming van de
werkgever.
Toetsing of voldaan is aan een marktconforme beloning (artikel 8, eerste lid, onderdeel
d, van de Wav) en het wettelijke minimumloon (artikel 8, eerste lid, onderdeel f,
van de Wav) vindt plaats bij de werkgever die verantwoordelijk is voor de beloning
van de vreemdeling.
Artikel 2a Wav: Meldingsplicht
-
2a. In artikel 2a van de Wav is een meldingsverplichting opgenomen. Deze meldingsverplichting
geldt ten aanzien van vreemdelingen voor wie geen tewerkstellingsvergunning benodigd
is, omdat of het verbod (om zonder tewerkstellingsvergunning arbeid te laten verrichten)
van artikel 2 Wav niet geldt, of de vreemdeling valt door internationale afspraken
of – besluiten onder een uitgezonderde categorie. In de Regeling melding Wet arbeid
vreemdelingen zijn nadere regels opgenomen met betrekking tot de meldingsplicht.
Artikel 3 Wav: Uitzondering eis tewerkstellingsvergunning of gecombineerde vergunning
o.g.v. internationaal recht, voor zelfstandigen of categorieën van werkzaamheden
3.1. Overeenkomsten met andere mogendheden
Als op grond van een internationaal verdrag of een bilaterale overeenkomst met een
andere staat, bij de tewerkstelling van een vreemdeling geen tewerkstellingsvergunning
of een gecombineerde vergunning mag worden verlangd, zal de desbetreffende vreemdeling
steeds beschikken over een door de Minister van Justitie en Veiligheid of de Minister
van Buitenlandse Zaken afgegeven legitimatiebewijs, waarop dit is aangetekend. Van
de in dit verband relevante internationale verdragen is ter voldoening aan artikel
3, tweede lid, van de Wav in bijlage II een lijst opgenomen.
3.2. Terbeschikkingstelling van gemeenschapsonderdanen voor wie de arbeidsmarkt tijdelijk
nog niet vrij is
Artikel 4.6. BuWav 2022 stelt vast dat geen tewerkstellingsvergunning wordt vereist
met betrekking tot een vreemdeling die in het kader van grensoverschrijdende dienstverlening
tijdelijk arbeid in Nederland verricht, onder enkele nauw omschreven voorwaarden.
Deze vrijstelling van de tewerkstellingsvergunningplicht is niet van toepassing op
de volgende situatie:
-
a. er is sprake van een gemeenschapsonderdaan op wie het vrij verkeer van werknemers
tijdelijk nog niet van toepassing is; en
-
b. er is sprake van dienstverlening die bestaat uit het tegen vergoeding ter beschikking
stellen van een werknemer aan de dienstontvanger om onder toezicht en leiding van
de dienstontvanger arbeid te verrichten in Nederland.
3.3. Zelfstandigen
In artikel 3, eerste lid onderdeel b, van de Wav is bepaald dat als een vreemdeling
arbeid verricht als zelfstandige en beschikt over een verblijfsvergunning voor bepaalde
tijd als bedoeld in artikel 14 van de Vw, er geen tewerkstellingsvergunning of een
gecombineerde vergunning is vereist voor zover deze vreemdeling arbeid verricht als
zelfstandige. Als de zelfstandige nog niet in het bezit is van de verblijfsvergunning
dan is wel een tewerkstellingsvergunning of gecombineerde vergunning vereist. Daarbij
is de normale toetsingsprocedure van toepassing, tenzij bij verdrag anders is bepaald.
Ook als de zelfstandige andere werkzaamheden verricht dan waarvoor die verblijfsvergunning
is verleend dan is wel een tewerkstellingsvergunning of gecombineerde vergunning vereist.
Voor deze werkzaamheden wordt getoetst aan de vereisten van artikel 8 van de Wav,
behalve aan artikel 8, eerste lid, onderdeel f, van de Wav (volledig minimumloon).
Wel dient de beloning marktconform te zijn.
3.4. Directeuren-aandeelhouders
(Groot)aandeelhouders van bedrijven die in het kader van hun bedrijfsuitvoering in
Nederland arbeid willen verrichten zijn veelal te beschouwen als zelfstandigen, vanwege
de positie die zij binnen de onderneming innemen. Voor zover zij een belang van 25%
of meer in het bedrijf hebben, ondernemersrisico lopen en de hoogte van hun salaris
direct kunnen beïnvloeden, vragen zij een vergunning tot verblijf als zelfstandige
aan en geldt dus paragraaf 3.3.
3.5. Uitgezonderde werkzaamheden
In het BuWav 2022 zijn bepalingen opgenomen waarin is bepaald dat geen tewerkstellingsvergunning
of een gecombineerde vergunning vereist is in geval de vreemdelingen behoort tot een
aangewezen categorie of sprake is van nauw omschreven werkzaamheden van vreemdelingen.
Zo zijn er een limitatief aantal incidentele werkzaamheden uitgezonderd van artikel
2 van de Wav. De aard van deze werkzaamheden die in Nederland wordt verricht is incidenteel
of kortdurend. Vallen de werkzaamheden van de vreemdeling buiten de vrijstellingen
van het BuWav 2022, dan zal steeds een tewerkstellingsvergunning of een gecombineerde
vergunning zijn vereist.
3.6. Vrijwilligerswerk door vreemdelingen
Artikel 7.8. BuWav 2022 bepaalt dat geen tewerkstellingsvergunning of gecombineerde
vergunning is vereist voor een vreemdeling die op grond van de daar genoemde artikelen
uit de Vw rechtmatig in Nederland verblijft en deelneemt aan vrijwilligerswerk dat
naar het oordeel van het UWV gebruikelijk onbetaald wordt verricht, geen winstoogmerk
heeft en een algemeen maatschappelijk doel heeft. Zodra er door een maatschappelijke
organisatie zonder winstoogmerk (de werkgever) bij UWV een vrijwilligersverklaring
is aangevraagd, mag de vreemdeling beginnen met de werkzaamheden als vrijwilliger.
Een kopie van de ondertekende aanvraag en de ontvangstbevestiging van UWV dienen bij
de werkgever in de administratie aanwezig te zijn. Indien een vreemdeling geen rechtmatig
verblijf als bedoeld in artikel 7.8. BuWav 2022 heeft, wanneer er geen vrijwilligersverklaring
bij UWV is aangevraagd, wanneer de arbeid niet wordt verricht bij een organisatie
die een algemeen maatschappelijk doel dient en geen winstoogmerk heeft, of wanneer
de aanvraag is afgewezen, is het verbod uit artikel 2 Wav geheel van toepassing. Dit
verbod geldt eveneens gedurende de bezwaar- en beroepsprocedure tegen een eventuele
afwijzing van de aanvraag voor een vrijwilligersverklaring.
De vrijwilligersverklaring kan voor 3 jaar worden verleend. Omdat de vrijwilligersverklaring
zich richt op het aanwijzen van bepaalde werkzaamheden als vrijwilligerswerk wordt
deze niet afgegeven ten behoeve van een individuele vreemdeling. Een werkgever hoeft
daarom niet opnieuw een vrijwilligersverklaring aan te vragen, indien hij in een eerder
stadium met betrekking tot dezelfde vrijwilligersactiviteiten reeds van het UWV het
besluit heeft ontvangen dat de vrijstelling uit artikel 7.8. BuWav 2022 van toepassing
is op deze activiteiten. De vrijwilligersverklaring dient bij de werkgever in de administratie
aanwezig te zijn.
Artikel 4 Wav: Uitzondering eis tewerkstellingsvergunning of gecombineerde vergunning
verblijfsvergunning met vrije toegang tot de arbeidsmarkt
Artikel 5 Wav: Advies gecombineerde vergunning
5.1. Termijn voor opstellen advies over gecombineerde vergunning
Het UWV heeft een termijn van vijf weken om advies te geven over het verlenen, verlengen
of intrekken van een gecombineerde vergunning. De termijn van vijf weken start zodra
het UWV het verzoek om advies en alle relevante gegevens of documenten, zoals bedoeld
in paragraaf 5.3, heeft ontvangen van de IND.
5.2. De inhoud van de advisering over gecombineerde vergunning
Indien het advies van het UWV inzake het verlenen of verlengen van een gecombineerde
vergunning inhoudt dat aan alle voorwaarden van de Wav is voldaan (positief advies)
bevat het advies de volgende gegevens:
-
− naam en plaats van vestiging van de werkgever en indien beschikbaar Kvk-nummer of
overeenkomende registratie van de werkgever;
-
− loon van de vreemdeling. In beginsel zal het gaan om het bruto maandloon. In bepaalde
situaties kan echter worden gekozen voor een andere omschrijving van het loon, zoals
uurloon, stagevergoeding of in sommige gevallen blijft dit achterwege;
-
− persoonsgegevens van de vreemdeling, te weten naam, geboortedatum en nationaliteit
en indien bekend zijn BSN;
-
− advies over de duur van de gecombineerde vergunning;
-
− omschrijving van de aard (functie) en de plaats van de door de vreemdeling te verrichten
arbeid. In bepaalde uitzonderlijke situaties kan voor de aard en plaats van de arbeid
worden volstaan met het vermelden van het adres van de werkgever. Dit kan het geval
zijn als de werkzaamheden naar hun aard niet op een plaats plaatsvinden. Te denken
valt aan werk als circusmedewerker of werk bij het aanleggen van leidingen. Daarnaast
kan met het adres van de werkgever worden volstaan indien er sprake is van werkzaamheden
waarbij er plaats onafhankelijk wordt gewerkt;
-
− de beleidscategorie, dat is de (bijzondere) regeling op grond waarvan het positieve
advies is afgegeven. Naast de reguliere arbeidsplaats zijn dat de regelingen in de
RuWav waar op grond van artikel 8, derde lid van de Wav uitzonderingen zijn opgenomen
van de toets op de dwingende weigeringsgronden.
Indien het advies van het UWV inzake het verlenen of verlengen van de gecombineerde
vergunning inhoudt dat niet aan alle voorwaarden is voldaan (negatief advies) motiveert
het UWV waarom dit het geval is. Als het UWV adviseert de gecombineerde vergunning
in te trekken geeft het UWV daarbij eveneens de motivering van dat advies.
5.3. Benodigde documenten voor advies over gecombineerde vergunning
Bij het verzoek om advies aan het UWV inzake het verlenen, verlengen of intrekken
van een gecombineerde vergunning voegt de IND op grond van artikel 3:7, eerste lid,
Algemene wet bestuursrecht (Awb) alle relevante gegevens of documenten. Voor een goede
vervulling van de adviestaak – van het UWV – als bedoeld in artikel 3:7, eerste lid,
Awb en voor de goede uitvoering van de Wav (zie de wettelijke grondslag waarop deze
ministeriële regeling tevens berust: artikel 22 van de Wav) is het noodzakelijk dat
het UWV over alle relevante informatie/documenten (complete aanvraag) beschikt om
advies te geven. Indien het UWV gegevens of inlichtingen vraagt van de werkgever,
omdat deze volgens het UWV noodzakelijk zijn voor het uitbrengen van advies, verstrekt
de werkgever deze gegevens of inlichtingen kosteloos aan het UWV.
5.4. Advies omtrent geldigheidsduur van gecombineerde vergunning
Voor een gecombineerde vergunning waarbij sprake is van een arbeidsmarkttoets adviseert
het UWV over de begin- en einddatum van de tewerkstelling en is het advies niet langer
dan drie jaar geldig. Met deze termijn wordt aangesloten bij de duur van de verlening
van een tewerkstellingsvergunning, die in artikel 11 Wav bepaald is op ten hoogste
drie jaar. Bij een gecombineerde vergunning waar ook de arbeidsmarkttoets heeft plaatsgevonden
is het advies niet langer dan twee jaar geldig. Met deze termijn wordt aangesloten
bij de duur van de verlening van de tewerkstellingsvergunning voor deze groep in het
BuWav 2022. De vreemdeling mag alleen arbeid verrichten gedurende de periode die in
het advies van UWV staat. Indien wordt verzocht om verlenging van de duur van de gecombineerde
vergunning zal het UWV opnieuw advies worden gevraagd over het arbeidsgedeelte van
de gecombineerde vergunning.
Bij een positief advies over de toelating tot de arbeidsmarkt adviseert het UWV over
de begindatum van de tewerkstelling, met terugwerkende kracht aansluitend op de eerder
afgegeven gecombineerde vergunning, dan wel met terugwerkende kracht tot de dag waarop
de aanvraag compleet is en waarop is aangetoond dat de vreemdeling aan alle voorwaarden
voldoet, wanneer de verlengingsaanvraag tijdig bij de IND is ingediend, dan wel, indien
deze later is ontvangen, indien de termijnoverschrijding de vreemdeling niet kan worden
toegerekend.
5.5. Advies bij bezwaar/beroep gecombineerde vergunning
De IND vraagt het UWV om advies in een bezwaar- en/of (hoger)beroepsprocedure tegen
het (niet) verlenen, verlengen of intrekken van een gecombineerde vergunning over
de Wav-gerelateerde aspecten, waaronder de inhoud van het advies.
Artikel 6 Wav: Aanvraag tewerkstellingsvergunning
6.1. Kwalificaties van de vreemdeling
Een aanvraag voor een tewerkstellingsvergunning wordt door de werkgever gedaan.
Voor aanvragen die geschoold werk betreffen voegt hij de diploma’s, getuigschriften
en cv’s die aantonen dat aan de vereiste kwalificaties is voldaan, bij de vergunningaanvraag.
Daarbij zal de werkgever moeten zorgdragen dat de waarde van de diploma’s is geverifieerd
aan de hand van een door een deskundige instantie, zoals bijvoorbeeld het IDW of NUFFIC,
afgegeven verklaring met welk Nederlands diploma of welke graad van vakbekwaamheid
deze documenten vergelijkbaar zijn.
6.2. Termijn voor beslissen op aanvraag tewerkstellingsvergunning
Het UWV heeft een termijn van vijf weken om te beslissen op een aanvraag van de werkgever
tot het verlenen van een tewerkstellingsvergunning. De Awb is van toepassing op de
procedure. De termijn van vijf weken start zodra het UWV de aanvraag heeft ontvangen.
Artikel 7 Wav: Gegevens op de tewerkstellingsvergunning
7.1. Inhoud tewerkstellingsvergunning
De tewerkstellingsvergunning vermeldt:
-
− naam en plaats van vestiging van de werkgever en andere identificerende gegevens van
de werkgever;
-
− loon van de vreemdeling. In beginsel zal het gaan om het bruto maandloon. In bepaalde
situaties kan echter worden gekozen worden voor een andere omschrijving van het loon,
zoals een uurloon bij studenten of asielzoekers of een stagevergoeding;
-
− persoonsgegevens van de vreemdeling, te weten naam, geboortedatum, geslacht en nationaliteit
en indien bekend zijn BSN;
-
− geldigheidsduur van de tewerkstellingsvergunning en
-
− omschrijving van de aard en plaats van de door de vreemdeling te verrichten arbeid.
In bepaalde uitzonderlijke situaties kan voor de aard en plaats van de arbeid worden
volstaan met het vermelden van het adres van de werkgever. Dit kan het geval zijn
als de werkzaamheden niet op een plaats plaatsvinden. Te denken valt aan een circusmedewerker
dan wel t.a.v. het aanleggen van leidingen. Daarnaast kan met het adres van de werkgever
worden volstaan indien er sprake is van werkzaamheden waarbij er plaats onafhankelijk
wordt gewerkt;
-
− de beleidscategorie, dat is de (bijzondere) regeling op grond waarvan de tewerkstellingsvergunning
is afgegeven. Naast de reguliere arbeidsplaats zijn dat de regelingen in de RuWav
waar op grond van artikel 8, derde lid van de Wav uitzonderingen zijn opgenomen van
de toets op de dwingende weigeringsgronden.
De vergunning is – tenzij er sprake is van een situatie als bedoeld in paragraaf 2.2.
– alleen geldig voor de situatie zoals vermeld op de tewerkstellingsvergunning. De
werkgever is gehouden gedurende de geldigheidsduur van de tewerkstellingsvergunning
zich te houden aan de beperkingen van de vergunning. Als er een relevante wijziging
optreedt in een van deze gegevens dient de werkgever in de regel een nieuwe tewerkstellingsvergunning
aan te vragen die zal worden getoetst aan de Wav-regelgeving. De werkgever verstrekt
de vreemdeling een kopie van de tewerkstellingsvergunning die ten behoeve van hem
is verleend zodat ook de vreemdeling op de hoogte is van de voorwaarden waaronder
een tewerkstellingsvergunning door het UWV is verleend. Zie hiervoor ook paragraaf
1.3.
Artikel 8 Wav: Gronden voor weigering vergunning en uitzonderingen op weigering
Eerste lid: Dwingende weigeringsgronden
8.1.a.1. Prioriteitgenietend aanbod
Een tewerkstellingsvergunning of een gecombineerde vergunning wordt geweigerd als
voor de desbetreffende arbeidsplaats prioriteitgenietend aanbod op de arbeidsmarkt
aanwezig is. Of er voldoende prioriteitgenietend aanbod aanwezig is, blijkt in eerste
instantie uit de bestanden van het UWV zelf. Daarnaast zal het UWV ook andere beschikbare
informatie gebruiken zoals van Gemeenten, EURES, het Europese netwerk van arbeidsbureaus
waarin gegevens over werkzoekenden op de Europese arbeidsmarkt wordt uitgewisseld
of van bijvoorbeeld informatie van (internationale) uitzend- en detacheringsbureaus.
Ook niet vergunningplichtige vreemdelingen in Nederland en uit de overige EER-landen
en Zwitserland behoren tot het prioriteitgenietend aanbod. Het prioriteitgenietend
aanbod is immers het aanbod van de zijde van Nederlanders en vreemdelingen, bedoeld
in de artikelen 3, eerste lid, onderdeel a, en 4, eerste lid, van de Wav.
Bij de aanvraag wordt nagegaan of deze weigeringsgrond van toepassing is. Daarbij
wordt niet alleen naar de aanwezigheid in de eigen vestigingsplaats of regio van de
werkgever gekeken, maar ook naar de aanwezigheid in andere regio’s binnen Nederland
en binnen de EER en Zwitserland. Toetsen aan het prioriteitgenietend aanbod betekent
niet dat het UWV moet aantonen dat dit aanbod concreet voor de werkgever geschikt
en beschikbaar is. Het is aan de werkgever om zelf actief dit aanbod te werven en
te benaderen. Er is ook sprake van prioriteitgenietend aanbod indien werkzoekenden
pas na een inwerkperiode of na enige scholing aan de functie-eisen kunnen voldoen.
8.1.a.2 Toets aan prioriteitgenietend aanbod bij voortgezet verblijf
In artikel 3.31 van het Vreemdelingenbesluit is bepaald dat een verblijfsvergunning
voor bepaalde tijd onder de beperking ‘arbeid in loondienst’ kan worden verleend wanneer
geen afwijzingsgrond van toepassing is uit, onder meer, de artikelen 8 en 9 van de
Wav. Met betrekking tot een vreemdeling die minder dan 5 jaar heeft beschikt over
een verblijfsvergunning met de beperking ‘verblijf als familie- of gezinslid’ met
de aantekening ‘arbeid vrij toegestaan’ en die vanwege het verbreken van de relatie
een verblijfsvergunning ‘arbeid in loondienst’ aanvraagt, toetst het UWV op verzoek
van de IND of met het verrichten van de arbeid een wezenlijk Nederlands arbeidsmarktbelang
wordt gediend. Deze toets houdt in dat UWV beoordeelt of voor de functie die de vreemdeling
reeds vervult prioriteitgenietend aanbod aanwezig is.
8.1.b. Vacaturemelding
Op grond van het eerste lid, onderdeel b wordt een tewerkstellingsvergunning of gecombineerde
vergunning geweigerd als het een arbeidsplaats betreft waarvan niet ten minste vijf
weken voor het indienen van de aanvraag aan het UWV is gemeld dat deze beschikbaar
is voor vervulling. Daarnaast wordt een vacaturemelding van ouder dan drie maanden
in de regel niet aanvaard als een tijdige melding omdat het aanbod op de arbeidsmarkt
kan fluctueren. De UWV Beleidsregels uitvoering Wav 2018 geven aan hoe en waar de
vacature moet worden gemeld.
8.1.c. Voldoende inspanningen
Op grond van artikel 8, eerste lid, aanhef, onderdeel c, van de Wav wordt een aanvraag
voor een tewerkstellingsvergunning of een gecombineerde vergunning afgewezen, als
de werkgever niet kan aantonen voldoende inspanningen te hebben gepleegd om prioriteitgenietend
aanbod te werven. Van de werkgever wordt verwacht dat hij alle mogelijkheden benut
om aan voldoende niet-vergunningsplichtig personeel te komen. De werkgever zal onder
meer in verschillende media de vacature bekend moeten maken. Dit is afhankelijk van
hetgeen in de bedrijfstak gebruikelijk is, afhankelijk van de aard van de functie
en de duur van de werkzaamheden. Verder kan hierbij gedacht worden aan het benaderen
door de werkgever van (internationale) uitzend- en detacheringsbureaus en bureaus
voor werving en selectie om te zorgen dat de vacature wordt vervuld met prioriteit
genietend aanbod.
Als de werkgever geen wervingsinspanningen via het EURES-systeem in andere landen
van de EER of Zwitserland heeft verricht, of vergelijkbare inspanningen heeft gedaan
om binnen de EER of Zwitserland arbeidskrachten te werven, wordt een tewerkstellingsvergunning
op grond van dit artikel geweigerd.
De werkgever toont bij de aanvraag bij het UWV zijn wervingsinspanningen aan en doet
verslag van de resultaten van de werving. Het UWV kan deze informatie verifiëren.
Wervingsinspanningen dienen in de periode voorafgaand aan het indienen van de aanvraag
voor een tewerkstellingsvergunning of een gecombineerde vergunning te hebben plaatsgevonden.
Indien in het verleden is gebleken dat het vervullen van een vacature moeilijk was
maar aanbod wel aanwezig wordt geacht, klemt het des te meer dat van een werkgever
mag worden verwacht dat hij juist in een dergelijke situatie in de regel gedurende
ten minste 3 maanden voorafgaand aan het indienen van de aanvraag alle mogelijkheden
benut om aan voldoende personeel te komen.
Daarbij kan naast het inzetten van voldoende en de juiste wervingskanalen ook gedacht
worden aan het aanbieden van mogelijkheden tot opleiding en het bieden van aantrekkelijke
arbeidsvoorwaarden.
Er is in ieder geval sprake van onvoldoende inspanningen als een werkgever zonder
ernstige redenen niet of niet volledig deelneemt aan gezamenlijke of door het UWV
georganiseerde wervings- of scholingsprojecten in zijn branche gericht op het bevorderen
van de aanwezigheid van prioriteitgenietend aanbod.
Indien er sprake is van aanneming van werk, waaronder de overeenkomst om een opdracht
te verrichten, waarbij bedrijven met vreemdelingen in dienst een opdracht uitvoeren,
zal de opdrachtgever dienen aan te tonen dat er in Nederland/de EER en Zwitserland
geen bedrijven zijn die op marktconforme wijze met prioriteitgenietend aanbod de opdracht
zouden kunnen uitvoeren.
8.1.d. Tekortschietende arbeidsvoorwaarden, -omstandigheden en -verhoudingen
Op grond van het eerste lid, onderdeel d wordt een tewerkstellingsvergunning of een
gecombineerde vergunning geweigerd, als de geboden beloning lager is dan de gebruikelijke
beloning voor dezelfde of een vergelijkbare functie. Bovendien liggen de arbeidsomstandigheden,
arbeidsvoorwaarden en arbeidsverhoudingen minimaal op het niveau dat wettelijk vereist
is of in de bedrijfstak gebruikelijk is. De werkgever is dus verplicht om een marktconform
loon of CAO-loon te betalen. Ook wanneer in het buitenland gevestigde werkgevers in
Nederland werkzaamheden laten verrichten door vreemdelingen, worden de vreemdelingen
naar Nederlandse maatstaven marktconform beloond, ongeacht de nationaliteit van de
vreemdeling en de duur van de vergunning. De kosten van werving en scholing, verband
houdende met het verrichten van arbeid in Nederland, zijn voor rekening van de werkgever
en mogen niet worden ingehouden op het loon van de vreemdeling. De kosten van vervoer
naar Nederland die de vreemdeling maakt in verband met zijn (tijdelijke) verblijf
in Nederland komen eveneens voor rekening van de werkgever. Indien uit de aanvraag
blijkt dat de werkgever de kosten van vervoer in rekening brengt bij de vreemdeling
wordt de aanvraag voor tewerkstellingsvergunning of een gecombineerde vergunning afgewezen.
Ook als in de arbeidsvoorwaarden gebreken bestaan, zoals het ontbreken van een adequate
vergoeding voor de te maken vervoers- of logieskosten bij tijdelijke verplaatsingen,
of als de secundaire arbeidsvoorwaarden slechter zijn dan gebruikelijk, wordt de vergunning
geweigerd. Als sprake is van gebreken in de arbeidsomstandigheden wordt de vergunning
eveneens geweigerd. Gebreken in de arbeidsverhoudingen kunnen onder andere blijken
uit een ongebruikelijk hoog verloop bij de werkgever of het niet voldoen aan bepalingen
uit de arbeidswetgeving.
8.1.e. Verblijfsvergunning
Het eerste lid, onderdeel e, bepaalt dat alvorens een tewerkstellingsvergunning of
een gecombineerde vergunning kan worden afgegeven de werkgever verklaart dat een verblijfsvergunning
voor het verrichten van arbeid is aangevraagd. Met een verblijfsvergunning kan worden
gelijkgesteld een machtiging tot voorlopig verblijf als bedoeld in artikel 1a van
de Vw. Bij arbeid met een duur van maximaal 12 weken dient de werkgever in geval van
visumplichtige vreemdelingen te verklaren dat het visum is of zal worden aangevraagd.
In het geval van werknemers die woonachtig zijn in een ander EER-land of Zwitserland
en die in dat land een legaal verblijfsrecht hebben en werken in Nederland overlegt
de werkgever een bewijsstuk van dit verblijfsrecht.
In geval van studenten die arbeid van bijkomende aard willen verrichten, als beschreven
in paragraaf 8.3.c.7., verklaart de werkgever dat de vreemdeling beschikt over een
bewijs van de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, verleend onder de beperking
verband houdende met het volgen van studie.
Als er twijfel bestaat over het in het bezit zijn van een verblijfsvergunning dan
wel de aanvraag van de verblijfsvergunning of het visum kan het UWV de werkgever alsnog
om een nader bewijsstuk verzoeken.
8.1.f. Minimumloon
In het eerste lid, onderdeel f is bepaald dat een tewerkstellingsvergunning of een
gecombineerde vergunning wordt geweigerd als de vreemdeling met de desbetreffende
arbeid minder verdient dan het wettelijk minimummaandloon als bedoeld in artikel 8,
eerste lid onderdeel a van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (WML). Bij
deeltijdarbeid en werk voor kortere perioden dan een maand kunnen de volgende situaties
worden onderscheiden:
-
a. aanvragen voor een vergunning voor deeltijdarbeid komen slechts voor inwilliging in
aanmerking als de totale beloning ten minste het wettelijk minimummaandloon bedraagt
voor een voltijds baan;
-
b. aanvragen voor een vergunning voor kortere perioden dan een maand, ongeacht het aantal
uren dat arbeid wordt verricht, komen uitsluitend voor inwilliging in aanmerking als
de totale beloning ten minste het wettelijk minimumloon bedraagt naar rato van het
aantal gewerkte dagen. Uitzonderingen op de regel dat het minimumloon moet worden
uitbetaald zijn uitsluitend mogelijk als dit op grond van artikel 8, tweede lid en
derde lid, onderdelen b en c, van de Wav is toegestaan;
-
c. in afwijking van onderdeel a komen aanvragen voor deeltijdarbeid voor inwilliging
in aanmerking als de beloning ten minste het wettelijk minimumloon bedraagt naar rato
van het aantal gewerkte uren, en:
-
1°. de vreemdeling beschikt over een verblijfsvergunning, verleend onder de beperking
verband houdende met verblijf als familie- of gezinslid, waarbij als voorwaarde geldt
dat de persoon bij wie de vreemdeling wil verblijven zelfstandig en duurzaam beschikt
over voldoende middelen van bestaan;
-
2°. de vreemdeling beschikt over een andere verblijfsvergunning op grond waarvan reeds
is vastgesteld dat de vreemdeling voldoet aan de voorwaarde dat hij zelfstandig en
duurzaam beschikt over voldoende middelen van bestaan; of
-
3°. de vreemdeling is woonachtig in een andere lidstaat van de EU, de EER, of Zwitsersland,
en is in het bezit van een verblijfsvergunning in het land waar hij feitelijk woonachtig
is, tenzij een tewerkstellingsvergunning wordt aangevraagd op grond van paragraaf
8.3.b.9.
8.1.g. Geen vergunning voor het verrichten van seksuele handelingen
In het eerste lid, onderdeel g, is bepaald dat een tewerkstellingsvergunning of gecombineerde
vergunning wordt geweigerd als een arbeidsplaats behoort tot een categorie werkzaamheden
waarbij het niet in het belang van Nederland is dat deze door vreemdelingen worden
verricht. Deze categorie werkzaamheden wordt in het BuWav 2022 verder uitgewerkt.
In artikel 8.1. van het BuWav 2022 is bepaald dat voor werkzaamheden geheel of ten
dele bestaande uit het verrichten van seksuele handelingen met derden of voor derden
een tewerkstellingsvergunning of een gecombineerde vergunning wordt geweigerd. Onder
deze dwingende weigeringsgrond worden alle werkzaamheden begrepen waarvan het niet
ongebruikelijk is dat het verrichten van seksuele handelingen of het verlenen van
seksuele diensten daarvan onderdeel uitmaakt.
8.1.h. Quota
In het eerste lid, onderdeel h, is bepaald dat een tewerkstellingsvergunning of gecombineerde
vergunning wordt geweigerd indien het een categorie van werkzaamheden of van vreemdelingen
betreft waarvoor overeenkomstig artikel 5a een limiet aan het aantal te verlenen tewerkstellingsvergunningen of gecombineerde
vergunningen is gesteld, welke limiet is bereikt. Limieten moeten worden opgenomen
in het BuWav 2022. In artikel 8.2. van het BuWav 2022 is bepaald dat ten behoeve van
vreemdelingen met de Noord-Koreaanse nationaliteit geen tewerkstellingsvergunningen
of gecombineerde vergunningen worden verleend. Slechts indien het Sanctiecomité, bedoeld
in Resolutie 1718 (2006) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties, vooraf per
geval goedkeuring geeft voor de tewerkstelling van vreemdelingen met de Noord-Koreaanse
nationaliteit wordt hierop een uitzondering gemaakt.
Tweede lid: Afwijking voor asielzoekers
8.2. Asielzoekers
Artikel 8, tweede lid, Wav regelt dat een vreemdeling die een verblijfsvergunning
asiel, bedoeld in artikel 28 van de Vw 2000, heeft aangevraagd en deze aanvraag blijkens
een verklaring van de Minister van Justitie en Veiligheid ten minste zes maanden in
behandeling is en de vreemdeling op basis van artikel 8, onderdelen e of g, van de
Vw 2000 rechtmatig in Nederland verblijft, arbeid mag verrichten. Daarbij wordt dan
afgeweken van de in artikel 8, eerste lid genoemde weigeringsgronden a) prioriteitgenietend
aanbod, b) vacaturemelding, c) wervingsinspanningen, f) minimumloon en h) limitering
aantal vergunningen.
Artikel 6.2. van het BuWav 2022 stelt nadere regels. De vreemdeling mag binnen een
tijdsbestek van 52 weken vanaf de aanvang van de werkzaamheden een arbeidsperiode
van in totaal 24 weken niet overschrijden en de in de vergunningsaanvraag bedoelde
werkzaamheden zullen onder marktconforme voorwaarden worden verricht. Op grond van
artikel 6.2., eerste lid, onderdeel c, van het BuWav 2022 geldt specifiek dat als
werkzaamheden worden verricht als artiest, musicus, filmmedewerker of in de vorm van
technische ondersteuning van optredens van een artiest of musicus, in die periode
van 24 weken een arbeidsperiode van ten hoogste 14 weken mag liggen.
De vreemdeling die een verblijfsvergunning asiel als bedoeld in artikel 28 van de
Vw 2000 (asielaanvraag) heeft aangevraagd is overeenkomstig artikel 6.2., eerste lid,
onderdeel a, van het BuWav 2022 in het bezit van een verklaring van de Minister van
Justitie en Veiligheid. Deze verklaring heeft betrekking op de categorie asielzoekers
aan wie met toepassing van de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën
vreemdelingen 2005 (RvA 2005) door het Centraal orgaan opvang asielzoekers (COA) opvang
wordt geboden.
Deze verklaring van de Minister van Justitie en Veiligheid houdt ten minste het volgende
in:
-
a. aan de vreemdeling wordt met toepassing van de RvA 2005 opvang geboden;
-
b. de asielaanvraag is ten minste zes maanden in behandeling;
-
c. de vreemdeling verblijft op grond van artikel 8, onderdelen f of h, van de Vw 2000
rechtmatig in Nederland.
De Minister van Justitie en Veiligheid wint daartoe informatie in van het COA.
UWV zal als door een werkgever een tewerkstellingsvergunning ten behoeve van een vreemdeling
is aangevraagd de verklaring kunnen opvragen bij het COA.
Derde lid: Mogelijkheid afwijking van dwingende weigeringsgronden
8.3.a. Gronden voor afwijking van tijdige vacaturemelding
Op grond van het derde lid, onderdeel a, kan afwijking van de verplichte vacaturemelding
in individuele gevallen slechts plaatsvinden als er sprake is van buitengewone omstandigheden
die een spoedige vervulling van de arbeidsplaats noodzakelijk maken en die niet door
de werkgever waren te voorzien of door hem te beïnvloeden waren. De toepassing van
deze uitzonderingsmogelijkheid beperkt zich tot duidelijke gevallen van overmacht.
Afwijking van de verplichting in artikel 8, eerste lid, onderdeel b, Wav kan ook plaatsvinden
indien het UWV voor ommekomst van de termijn van vijf weken heeft vastgesteld dat
er voor de desbetreffende arbeidsplaats geen prioriteitgenietend aanbod aanwezig is.
Het UWV kan eveneens in individuele gevallen afwijken van de verplichte vacaturemelding
als vanwege het zeer specifieke karakter van de werkzaamheden en de duur van de tijdelijke
werkzaamheden het duidelijk is dat prioriteitgenietend arbeidsaanbod voor de desbetreffende
functie niet beschikbaar is.
Ook kan het UWV in individuele gevallen afwijken van de termijn zoals genoemd in artikel
8, eerste lid, onderdeel b, van de Wav. Bij deze uitzonderingsmogelijkheid zal meegewogen
worden de mate van werving van de werkgever en de resultaten hiervan. Het UWV kan
met betrekking tot bepaalde categorieën functies besluiten dat de verplichte vacaturemelding
gedurende een termijn van maximaal één jaar achterwege blijft, als zij van oordeel
is dat prioriteitgenietend aanbod niet bij het UWV als werkzoekende is geregistreerd
of op korte termijn geregistreerd zal worden. Na afloop van deze termijn beslist het
UWV of een nieuwe termijn van maximaal één jaar, waarin de verplichte vacaturemelding
achterwege blijft, gesteld kan worden.
8.3.b. Afwijkingen ten behoeve van internationale handelscontacten of in het kader
van de uitoefening van een geestelijke, godsdienstige of levensbeschouwelijke functie.
Artikel 8, derde lid, onderdeel b, van de Wav geeft de mogelijkheid om af te wijken
van weigeringsgronden ten behoeve van internationale handelscontacten of in het kader
van de uitoefening van een geestelijke, godsdienstige of levensbeschouwelijke functie.
De paragrafen 8.3.b.1. tot en met 8.3.b.16. vermelden de groepen waarom het gaat bij
deze afwijkingsgrond.
8.3.b.1. Geestelijk bedienaren: voorgangers
Indien een gecombineerde vergunning wordt aangevraagd ten behoeve van de tewerkstelling
van de vreemdeling die als voorganger van de eredienst arbeid verricht bij een kerkgenootschap
of een ander genootschap op geestelijke of levensbeschouwelijke grondslag (hierna
te noemen: een religieuze of levensbeschouwelijke organisatie), geeft het UWV een
advies aan de IND over het verlenen of verlengen van de gecombineerde vergunning.
De gecombineerde vergunning wordt verleend of verlengd zonder toets aan artikel 8,
eerste lid, onderdelen a, b en c, van de Wav, indien voor het verrichten van die arbeid
een specifieke opleiding, kennis of ervaring is vereist en die arbeid van wezenlijk
belang is voor de eredienst of het functioneren van de religieuze of levensbeschouwelijke
organisatie. De duur van de gecombineerde vergunning voor deze groep is maximaal drie
jaar.
Bij aanvraag van een tewerkstellingsvergunning ten behoeve van de tewerkstelling van
de vreemdeling die als voorganger van de eredienst arbeid verricht bij een kerkgenootschap
of een ander genootschap op geestelijke of levensbeschouwelijke grondslag, wordt de
tewerkstellingsvergunning door het UWV verleend zonder toets aan artikel 8, eerste
lid, onderdelen a, b en c, van de Wav, indien voor het verrichten van die arbeid een
specifieke opleiding, kennis of ervaring is vereist en die arbeid van wezenlijk belang
is voor de eredienst of het functioneren van de religieuze of levensbeschouwelijke
organisatie.
8.3.b.2. Geestelijk bedienaren: kloosterlingen en zendelingen
Indien een gecombineerde vergunning wordt aangevraagd ten behoeve van een kloosterling of zendeling geeft het UWV een
advies aan de IND over het verlenen of verlengen van de gecombineerde vergunning.
De gecombineerde vergunning wordt verleend of verlengd zonder toepassing van artikel
8, eerste lid, onderdelen a, b, c, d en f, van de Wav indien voldaan wordt aan de
navolgende voorwaarden:
-
a. de werkzaamheden die de vreemdeling ten behoeve van de religieuze of levensbeschouwelijke
organisatie verricht, zijn noodzakelijk om de doelstelling van de religieuze of levensbeschouwelijke
organisatie te verwezenlijken en komen direct voort uit het zijn van kloosterling
of zendeling;
-
b. er is geen sprake van een dienstbetrekking met die religieuze of levensbeschouwelijke
organisatie;
-
c. in de statuten van de religieuze of levensbeschouwelijke organisatie is het afleggen
van de gelofte van armoede voorgeschreven, en
-
d. de religieuze of levensbeschouwelijke organisatie toont schriftelijk aan dat de betrokken
geestelijk bedienaar de gelofte van armoede ook daadwerkelijk heeft afgelegd.
In het geval dat het afleggen van de gelofte van armoede niet in de statuten is voorgeschreven
geldt – indien de werkzaamheden die de geestelijk bedienaar ten behoeve van de religieuze
of levensbeschouwelijke organisatie verricht, noodzakelijk zijn om de doelstelling
van de religieuze of levensbeschouwelijke organisatie te verwezenlijken en er geen
sprake is van een dienstbetrekking met die religieuze of levensbeschouwelijke organisatie
– de vrijstelling van artikel 8, eerste lid, onderdeel a, b, c en f, van de Wav slechts
indien:
-
a. de religieuze of levensbeschouwelijke organisatie waartoe de geestelijk bedienaar
behoort schriftelijk aantoont dat de geestelijk bedienaar geen beroep zal doen op
de algemene middelen, omdat hij gedurende zijn verblijf in Nederland maandelijks over
middelen beschikt die ten minste gelijk zijn aan het volledige minimummaandloon, bedoeld
in artikel 8, onderdeel a, van de WML, dan wel
-
b. de religieuze of levensbeschouwelijke organisatie waartoe de geestelijk bedienaar
behoort aantoont dat de geestelijk bedienaar geen beroep zal doen op de algemene middelen,
omdat de religieuze of levensbeschouwelijke organisatie zorg zal dragen voor de kosten
van levensonderhoud, inwoning en alle noodzakelijke verzekeringen van de geestelijk
bedienaar en dat die kosten per maand ten minste gelijk zijn aan het volledige minimummaandloon,
bedoeld in artikel 8, onderdeel a, van de WML. De duur van de gecombineerde vergunning
voor deze groep is maximaal drie jaar.
Indien een tewerkstellingsvergunning wordt aangevraagd ten behoeve van een kloosterling of zendeling wordt de tewerkstellingsvergunning
door het UWV verleend zonder toepassing van artikel 8, eerste lid, onderdelen a, b,
c en f, van de Wav indien voldaan wordt aan de navolgende voorwaarden:
-
a. de werkzaamheden die de vreemdeling ten behoeve van de religieuze of levensbeschouwelijke
organisatie verricht, zijn noodzakelijk om de doelstelling van de religieuze of levensbeschouwelijke
organisatie te verwezenlijken en komen direct voort uit het zijn van kloosterling
of zendeling;
-
b. er is geen sprake van een dienstbetrekking met die religieuze of levensbeschouwelijke
organisatie;
-
c. in de statuten van de religieuze of levensbeschouwelijke organisatie is het afleggen
van de gelofte van armoede voorgeschreven; en
-
d. de religieuze of levensbeschouwelijke organisatie toont schriftelijk aan dat de betrokken
geestelijk bedienaar de gelofte van armoede ook daadwerkelijk heeft afgelegd.
In het geval het afleggen van de gelofte van armoede niet in de statuten is voorgeschreven
geldt – indien de werkzaamheden die de geestelijk bedienaar ten behoeve van de religieuze
of levensbeschouwelijke organisatie verricht, noodzakelijk zijn om de doelstelling
van de religieuze of levensbeschouwelijke organisatie te verwezenlijken en er geen
sprake is van een dienstbetrekking met die religieuze of levensbeschouwelijke organisatie
– de vrijstelling van artikel 8, eerste lid, onderdeel a, b, c en f, van de Wav slechts
indien:
-
a. de religieuze of levensbeschouwelijke organisatie waartoe de geestelijk bedienaar
behoort schriftelijk aantoont dat de geestelijk bedienaar geen beroep zal doen op
de algemene middelen, omdat hij gedurende zijn verblijf in Nederland maandelijks over
middelen beschikt die ten minste gelijk zijn aan het volledige minimummaandloon, bedoeld
in artikel 8, onderdeel a, van de WML, dan wel
-
b. de religieuze of levensbeschouwelijke organisatie waartoe de geestelijk bedienaar
behoort aantoont dat de geestelijk bedienaar geen beroep zal doen op de algemene middelen,
omdat de religieuze of levensbeschouwelijke organisatie zorg zal dragen voor de kosten
van levensonderhoud, inwoning en alle noodzakelijke verzekeringen van de geestelijk
bedienaar en dat die kosten per maand ten minste gelijk zijn aan het volledige minimummaandloon,
bedoeld in artikel 8, onderdeel a, van de WML.
8.3.b.3. Monteren en repareren van door buitenlandse bedrijven geleverde apparatuur
In artikel 8, derde lid, onderdeel b, van de Wav is bepaald dat ten behoeve van de
bevordering van internationale handelscontacten afwijking mogelijk is van artikel
8, eerste lid, onderdelen a, b en c, van de Wav. Deze afwijking wordt toegepast in
het geval van het door een vreemdeling:
-
− laten monteren of repareren van door zijn, buiten Nederland gevestigde, werkgever
geleverde werktuigen, machines of apparatuur; dan wel
-
− het installeren en aanpassen van zijn, buiten Nederland gevestigde, werkgever geleverde
software; of
-
− uit het instrueren in het gebruik van zijn, buiten Nederland gevestigde, werkgever
geleverde software.
De totale waarde van de geleverde arbeid, gemeten naar in Nederland gebruikelijk (CAO-)
loonniveau is niet groter is dan de waarde van de geleverde goederen. Voorwaarde is
bovendien dat de goederen gefabriceerd zijn in het land waaruit ook het personeel
afkomstig is en dat werknemers reeds meer dan een jaar in vaste dienst zijn van de
leverancier van de goederen. De werknemers beschikken over specifieke kennis die nodig
is om de levering van de goederen die reeds gereed zijn, af te ronden, zodat de afnemer
er mee kan werken. Het UWV kan bij twijfel vragen om de overeenkomst van levering
in het Nederlands of Engels. Alle met de levering samenhangende werkzaamheden bedragen
maximaal één jaar. Bij verblijf korter dan drie maanden kan een tewerkstellingsvergunning
worden verleend zonder toepassing van artikel 8, eerste lid, onderdelen a, b en c
van de Wav voor de periode die benodigd is voor de werkzaamheden die samenhangen met
de levering van de goederen en voor een aantal werknemers dat hiervoor is benodigd
met een maximum van één jaar. Indien de vreemdeling langer dan drie maanden, maar
korter dan één jaar in Nederland verblijft geldt hetzelfde voor het advies over het
verlenen of verlengen van de gecombineerde vergunning.
Indien de werkzaamheden langer dan één jaar duren dan is deze paragraaf niet van toepassing
en zal een vergunning met toets aan alle gronden van artikel 8, eerste lid, van de
Wav benodigd zijn.
8.3.b.4. Inspectie en opleiding in verband met levering van goederen door buitenlandse
onderneming
In artikel 8, derde lid, van de Wav is bepaald dat ten behoeve van de bevordering
van internationale handelscontacten afwijking mogelijk is van artikel 8, eerste lid,
onderdelen a, b en c, van de Wav.
Deze afwijking wordt toegepast in geval het ten behoeve van de levering van goederen
door een in Nederland gevestigd bedrijf noodzakelijk is dat:
-
a. de afnemer van die goederen de desbetreffende goederen voorafgaand aan de feitelijke
levering laat controleren, certificeren, inspecteren dan wel anderszins laat onderzoeken
door personen afkomstig uit het land van de afnemer of in dienst van de afnemer; of
-
b. specifieke kennis of ervaring aan personen in dienst van de afnemer wordt doorgegeven,
die voor de afnemer nodig is om met de geleverde goederen te kunnen werken.
De duur van de periode van tewerkstelling van de vreemdeling is niet langer dan noodzakelijk,
maar maximaal één jaar en de werkzaamheden worden uitgevoerd met behulp van een aantal
vreemdelingen dat niet hoger is dan noodzakelijk. Het inschakelen van de desbetreffende
personen is noodzakelijk voor het uitvoeren van de desbetreffende werkzaamheden dan
wel voor werkzaamheden die in verband met de uitvoering van die werkzaamheden noodzakelijk
zijn.
8.3.b.5. Overplaatsing van personeel
-
a. Voor vreemdelingen die door hun internationale werkgever tijdelijk naar Nederland
worden overgeplaatst dient gebruik te worden gemaakt van de vergunning voor verblijf
en arbeid voor overplaatsing binnen een onderneming, die voortvloeit uit de Richtlijn
betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van onderdanen van derde landen
in het kader van een overplaatsing binnen een onderneming (PbEU 2014, L 157), voor
zover de vreemdeling onder de reikwijdte van de deze richtlijn valt. In artikel 2.6.
van het BuWav 2022 is geregeld dat de verbodsbepaling van artikel 2 van de Wav niet
van toepassing is indien een vreemdeling in Nederland werkt op grond van deze vergunning.
In de intra-corporate transfer richtlijn (ICT-richtlijn) is toegelicht welke overgeplaatste
vreemdelingen (intra-corporate transferees) onder de reikwijdte van de richtlijn vallen.
Dit zijn intra-corporate tranferees die:
-
− niet de nationaliteit van een van de EU-lidstaten hebben; en
-
− een arbeidsovereenkomst hebben met een buiten de EU gevestigde onderneming; en
-
− op het tijdstip van aanvraag hun hoofdverblijf buiten de EU hebben; en
-
− tijdelijk vanuit een ander land van buiten de EU overgeplaatst worden naar een of
meerdere vestigingen van deze onderneming binnen een of meerdere lidstaten van de
EU als leidinggevende, specialist of stagiair-werknemer.
Het criterium dat de arbeidsovereenkomst gesloten is met een onderneming van buiten
de EU geeft het onderscheid met grensoverschrijdende dienstverlening in de zin van
de detacheringsrichtlijn (96/71/EG) weer.
Wanneer de vreemdeling onder de reikwijdte van de ICT-richtlijn valt, maar niet aan
de voorwaarden van de richtlijn voldoet, is deze vreemdeling uitgesloten van de toepassing
van zowel deze paragraaf als van andere regelingen omtrent overplaatsing, met uitzondering
van de regelingen op grond van vrijhandelsverdragen.
Wanneer de vreemdeling echter buiten de reikwijdte van de ICT-richtlijn valt, maar
er wel sprake is van overplaatsing binnen een onderneming, kan door de werkgever een
keuze gemaakt worden voor zowel de regeling uit deze paragraaf als andere regelingen
omtrent overplaatsing, zoals de regeling voor internationale handel, diensten en samenwerking
uit artikel 5.2. van het BuWav 2022. Het gaat daarbij om de volgende situaties:
-
− Intra-corporate transferees die korter dan drie maanden in Nederland komen werken;
-
− Intra-corporate transferees die op het tijdstip van de aanvraag in een andere EU lidstaat
hun hoofdverblijf hebben;
-
− Intra-corporate transferees die na drie jaar verblijf, wanneer de maximale verblijfstermijn
in verstreken, in Nederland willen blijven werken op basis van de arbeidsovereenkomst
met de werkgever buiten de EU;
-
− Intra-corporate transferees die worden overgeplaatst op grond van een vrijhandelsverdrag
(zie onderdeel B van deze uitvoeringsregels); of
-
− Personen die als intra-corporate transferee een beroep kunnen doen op een standstill-bepaling.
Voorwaarden paragraaf overplaatsing binnen concern:
Voor vreemdelingen die niet onder de reikwijdte van de ICT-richtlijn vallen en die
door hun internationale werkgever tijdelijk naar Nederland worden overgeplaatst, wordt
afgeweken van artikel 8, eerste lid, onderdelen a, b en c, van de Wav.
Deze afwijking wordt toegepast voor drie categorieën intra corporate transferees die
naar Nederland worden gezonden binnen een groot zelfstandig op winst gericht bedrijf
of complex van bedrijven. Het UWV stelt met betrekking tot de grootte van het bedrijf
of complex van bedrijven een omzetcriterium vast. Het gaat om de volgende categorieën
werknemers:
-
a. Leidinggevende of specialistische functie
Vreemdelingen die naar Nederland worden overgeplaatst in een leidinggevende of specialistische
functie op ten minste HBO-niveau met een brutomaandsalaris dat ten minste gelijk is
aan dat van de kennismigrant van dertig jaar of ouder, genoemd in artikel 2.1, eerste
lid, onderdeel a, onder 1°, van het BuWav 2022. De duur van de tewerkstelling bedraagt
maximaal drie jaar. Voor vreemdelingen die als directeur-grootaandeelhouder een leidinggevende
positie binnen een Nederlandse vestiging willen gaan innemen, wordt in acht genomen
wat in paragraaf 3.4 ter zake is vermeld.
-
b. Trainee
Voor vreemdelingen die als trainee worden tewerkgesteld, moet aan de volgende voorwaarden
zijn voldaan:
-
a. de trainee beschikt over een diploma op HBO- of universitair niveau;
-
b. er wordt een trainee-programma overgelegd waaruit de noodzaak van tewerkstelling in
Nederland blijkt;
-
c. in dit trainee-programma zijn de leerdoelen geformuleerd;
-
d. de beloning bedraagt een brutomaandsalaris dat ten minste gelijk is aan dat van de
kennismigrant van jonger dan dertig jaar, genoemd in artikel 2.1, eerste lid, onderdeel
a, onder 1°, van het BuWav 2022, en
-
e. de periode van tewerkstelling bedraagt maximaal drie jaar.
-
c. Trainer/specialist
Vreemdelingen die naar Nederland worden overgeplaatst in verband met de overdracht
van specifieke kennis en technieken, voor zover de tewerkstelling van deze vreemdelingen
in Nederland de duur van drie jaar niet overschrijdt en de vreemdelingen beschikken
over een diploma op ten minste HBO- of universitair niveau. De beloning bedraagt een
brutomaandsalaris dat ten minste gelijk is aan dat van de kennismigrant van dertig
jaar of ouder, genoemd in artikel 2.1, eerste lid, onderdeel a, onder 1°, van het
BuWav 2022.
Handels- en associatieakkoorden bevatten vaak specifieke bepalingen voor de toelating
van deze drie categorieën werknemers waaraan andere voorwaarden verbonden zijn dan
aan deze bovenstaande nationale uitvoeringsvoorschriften. Zie hiervoor onderdeel B
van deze uitvoeringsregels.
8.3.b.6. Vestiging kleine bedrijven
Bij een verblijf van korter dan drie maanden wordt ten behoeve van het starten, wijzigen
of uitbreiden van bedrijfsactiviteiten alleen een tewerkstellingsvergunning afgegeven,
als uit een door een deskundige instantie opgesteld ondernemingsplan blijkt dat deze
bedrijfsactiviteiten en de onderneming voldoende levensvatbaar en economisch haalbaar
zijn. Het moet gaan om een reeds in het buitenland actieve werkgever. In dat geval
kan op grond van artikel 8, derde lid, onderdeel b van de Wav ten aanzien van een
vreemdeling die binnen het bedrijf een sleutelpositie heeft, worden afgeweken van
artikel 8, eerste lid, onderdeel a, b en c, van de Wav. Er wordt aangetoond dat het
verblijf van het sleutelpersoneel in Nederland ook daadwerkelijk noodzakelijk is voor
het starten, wijzigen of uitbreiden van bedrijfsactiviteiten. De beloning van het
sleutelpersoneel is marktconform. Het UWV stelt nadere regels vast over de inhoud
van het ondernemingsplan. Indien het een verblijf van langer dan drie maanden betreft
gelden de bovengenoemde voorwaarden ook voor het advies over het verlenen of verlengen
van de gecombineerde vergunning. De gecombineerde vergunning wordt eerst voor een
jaar verleend, zodat na afloop van dat jaar kan worden bekeken of de bedrijfsactiviteiten
nog plaatsvinden en aangetoond kan worden dat deze levensvatbaar zijn.
8.3.b.7. Sleutelpersoneel van non-profit organisaties
Ten behoeve van de tewerkstelling van sleutelpersoneel kan op grond van artikel 8,
derde lid, onderdeel b van de Wav voor maximaal drie jaar van grote internationaal
georiënteerde non-profit organisaties worden afgeweken van artikel 8, eerste lid,
onderdeel a, b en c, van de Wav. Het UWV stelt met betrekking tot de grootte van de
internationaal georiënteerde non-profitorganisaties een criterium vast. Onder sleutelpersoneel
wordt in dit verband verstaan: vreemdelingen in leidinggevende of specialistische
functies op ten minste HBO-niveau, die voor de organisatie van direct belang zijn
vanwege de internationale activiteiten van de organisatie. De beloning van het sleutelpersoneel
is marktconform.
8.3.b.8. Kort verblijf kennismigranten
In het kader van de bevordering van de internationale handelscontacten kan worden
afgeweken van artikel 8, eerste lid, onderdelen a, b en c, van de Wav ten behoeve
van vreemdelingen die maximaal 3 maanden binnen een periode van zes maanden arbeid
verrichten voor een werkgever die als erkend referent is toegelaten tot de kennismigrantenprocedure
en:
-
a. op grond van hun nationaliteit:
-
1. geen visum nodig hebben;
-
2. een visum voor kort verblijf nodig hebben; of
-
3. een visum voor lang verblijf (D-visum) hebben dat is afgegeven door een ander Schengenland;
-
b. van wie het overeengekomen vaste, naar tijdruimte en in geld vastgestelde loon als
vergoeding voor zijn arbeid dat hij van de werkgever ontvangt ten minste overeenkomt
met het inkomenscriterium genoemd in artikel 2.1., eerste lid, onderdeel a, onder
1, van het BuWav 2022 en dat marktconform is, en
-
c. die een functie zal bekleden waarvan aangenomen kan worden dat het om een kenniswerker
gaat, zoals een specialistische functie, een sleutelfunctie, een wetenschappelijke
functie of een leidinggevende functie.
8.3.b.9. In Nederland werkzame kennismigranten die woonachtig zijn in een andere EER-lidstaat
of Zwitserland
Ten aanzien van vreemdelingen die in Nederland werkzaam zijn, maar woonachtig zijn
in een andere EER-lidstaat of Zwitserland, wordt afgeweken van artikel 8, eerste lid,
onderdeel a, b en c, van de Wav als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
-
a. de vreemdeling is in het bezit van een verblijfsvergunning in het land waar hij feitelijk
woonachtig is;
-
b. de vreemdeling verblijft op het moment van de twv-aanvraag reeds feitelijk in het
andere land, of hij heeft daar een feitelijk woonadres;
-
c. de werkgever is toegelaten tot de kennismigrantenprocedure;
-
d. de duur van de te verrichten arbeid is drie maanden of langer;
-
e. het salaris dat de vreemdeling verdient, voldoet aan het inkomenscriterium genoemd
in artikel 2.1., eerste lid, onderdeel a, onder 1, van het BuWav 2022 en is marktconform.
De werkgever is verplicht het UWV te informeren als de vreemdeling zijn of haar verblijfstitel
in het land waar hij woonachtig is verliest, de tewerkstellingsvergunning wordt dan
ingetrokken omdat dan niet meer aan de voorwaarden van de tewerkstellingsvergunning
wordt voldaan.
8.3.b.10. Vrijhandelsverdragen
In artikel 8, derde lid, aanhef en onderdeel b, van de Wav, is bepaald dat ten behoeve
van de bevordering van de internationale handelscontacten afwijking mogelijk is van
artikel 8, eerste lid, onderdeel a, b, c en f, van de Wav. Het kan bijvoorbeeld gaan
om vrijhandelsakkoorden in het kader van de World Trade Organization (WTO), bilaterale
vrijhandelsakkoorden en associatieakkoorden. Deze akkoorden bevatten onder andere
bepalingen over de toelating van personen tot Nederland in het kader van het internationale
handelsverkeer. In het onderstaande worden de verschillende functies genoemd en de
bijbehorende voorwaarden omschreven waaronder een tewerkstellingsvergunning of gecombineerde
vergunning op grond van vrijhandelsakkoorden kan worden verstrekt. In bepaalde gevallen
(zoals bij sleutelpersoneel, trainees en specialisten) kan het gaan om categorieën
die zowel op grond van een nationale regeling als op grond van een vrijhandelsakkoord
kunnen worden toegelaten. Er is voor gekozen dit onderscheid te handhaven om de nationale
regeling (met eigen voorwaarden) niet te laten doorkruisen met de internationale verplichtingen.
Het is aan de werkgever om te bepalen van welke regeling hij gebruik wil maken.
De paragrafen 8.3.b.11. en 8.3.b.12. gelden voor alle landen die lid zijn van de WTO.
Voor onderdanen van landen waarmee een vrijhandelsakkoord is gesloten, geldt daarnaast
ook paragraaf 8.3.b.13.
Voorts mogen ten aanzien van onderdanen van landen waarmee een vrijhandelsakkoord
is gesloten de volgende passages uit de paragrafen 8.3.b.11. en 8.3.b.12. niet worden
toegepast:
-
− Paragraaf 8.3.b.11, onderdeel a, de laatste zin: ‘en is tot stand gekomen na een openbare
aanbestedingsprocedure of een publieke bekendmaking om die overeenkomst te sluiten,
als dat voortvloeit uit het Nederlands recht of dat van de Europese Unie’;
-
− Paragraaf 8.3.b.12., in de eerste zin: ‘niet zijnde een organisatie zonder winstoogmerk’;
-
− Paragraaf 8.3.b.12, onderdeel b, eerste zin: ‘(niet zijnde meerderheidsaandeelhouder)’.
In bijlage III is de lijst van landen opgenomen waarmee een vrijhandelsakkoord van
kracht is en wordt verwezen naar de website van de WTO om na te gaan welke landen
op dit moment lid zijn van de WTO.
8.3.b.11. Dienstverleners op contractbasis
Bedrijven kunnen in het kader van internationale dienstverlening hun eigen personeel
ter uitvoering van de dienst in Nederland laten werken indien aan de navolgende voorwaarden
wordt voldaan. De personen die op tijdelijke basis diensten verlenen, zijn in dienst
van een rechtspersoon, die geen commerciële vestiging in een van de Lidstaten van
de EER of Zwitserland heeft en;
-
a. de dienstverleningsovereenkomst overschrijdt niet de duur van vierentwintig maanden,
en is tot stand gekomen na een openbare aanbestedingsprocedure of een publieke bekendmaking
om die overeenkomst te sluiten, als dat voortvloeit uit het Nederlands recht of dat
van de Europese Unie;
-
b. de hiervoor bedoelde personen behoren tot het vaste personeel van de desbetreffende
buitenlandse werkgever en hebben al meer dan een jaar in dienst van die werkgever
de werkzaamheden verricht, waarop de dienstverleningsovereenkomst betrekking heeft;
-
c. de verblijfsduur is beperkt tot de duur van het contract, met een maximum van twaalf
maanden in een periode van 24 maanden;
-
d. de hiervoor bedoelde personen verrichten uitsluitend de werkzaamheden waarvoor de
tewerkstellingsvergunning is verleend;
-
e. het aantal personeelsleden dat voor de rechtspersoon de contractueel overeengekomen
werkzaamheden verricht, bedraagt ten hoogste het aantal personen dat redelijkerwijs
noodzakelijk is voor de uitvoering van de overeenkomst;
-
f. de desbetreffende personeelsleden beschikken over een voltooide universitaire opleiding
en drie jaar beroepservaring op het desbetreffende werkterrein.
Voor onderdanen van landen van het Cariforum geldt voor dit punt dat als zij als fotomodel,
chef-kok of in de cultuursector (anders dan radio en tv) werken er geen universitaire
opleiding kan worden gevraagd. Wel mag een vereiste (of equivalente) opleiding worden
gevraagd; en
-
g. de desbetreffende personeelsleden voldoen aan de voor het uitoefenen van dat beroep
in Nederland bestaande beroepseisen.
8.3.b.12. Sleutelpersoneel
Sleutelpersoneel kan tijdelijk in Nederland verblijven als zij bij een rechtspersoon
uit het verdragsland, niet zijnde een organisatie zonder winstoogmerk, werkzaam zijn
en verantwoordelijk zijn voor het opzetten van dan wel voor een goed toezicht op,
een goede administratie en exploitatie van een vestiging. Hieronder vallen ‘zakelijke
bezoekers’ die verantwoordelijk zijn voor het opzetten van een vestiging en ‘binnen
een onderneming overgeplaatste personen’.
-
a. Zakelijke bezoekers
Dit zijn natuurlijke personen met een staffunctie die verantwoordelijk zijn voor het
opzetten van een vestiging. Zij verrichten geen directe transacties met het publiek
en ontvangen geen beloning uit een bron op het grondgebied van de gastpartij. De maximale
verblijfsduur voor zakelijke bezoekers is 90 dagen gedurende een periode van 12 maanden.
-
b. Binnen een onderneming overgeplaatste personen (managers en specialisten)
De betrokken persoon is ten minste één jaar werknemer of partner (niet zijnde meerderheidsaandeelhouder)
van een rechtspersoon uit een verdragspartij en tijdelijk naar een vestiging (met
inbegrip van dochterondernemingen, filialen of bijkantoren) in Nederland overgeplaatst.
Hij kan voor ten hoogste drie jaar in Nederland verblijven. De betrokken persoon moet
tot een van de volgende categorieën behoren: managers of specialisten.
Een manager is iemand die deel uitmaakt van het hogere kader van een rechtspersoon,
die in de eerste plaats verantwoordelijk is voor het management van de vestiging,
onder het algemene toezicht of de leiding van de raad van bestuur of de aandeelhouders
of daarmee gelijkgestelde personen, waaronder de persoon die:
-
1°. leiding geeft aan de vestiging of een afdeling of onderafdeling daarvan;
-
2°. toezicht houdt en controle uitoefent op de werkzaamheden van andere werknemers met
een toezichthoudende, leidinggevende of specialistische functie;
-
3°. bevoegd is om op eigen initiatief werknemers in dienst te nemen en te ontslaan of
indienstneming, ontslag of andere maatregelen in het kader van het personeelsbeleid
aan te bevelen.
Een specialist is iemand die bij een rechtspersoon werkt en beschikt over bijzondere
kennis die van wezenlijk belang is voor de activiteiten, de onderzoeksuitrusting,
de technische werkzaamheden of het management van de vestiging. Voor de beoordeling
van die kennis wordt niet alleen specifiek met de vestiging verband houdende kennis
in aanmerking genomen, maar ook of de persoon in hoge mate gekwalificeerd is voor
een type werk of handel waarvoor specifieke technische kennis vereist is, evenals
het lidmaatschap van een erkende beroepsgroep.
8.3.b.13. Trainees
Trainees die ten minste één jaar in dienst zijn van een rechtspersoon uit een verdragsland,
die universitair afgestudeerd zijn en die voor loopbaanontwikkeling of een opleiding
in bedrijfskundige technieken of methoden worden overgeplaatst naar een vestiging
in Nederland, kunnen voor ten hoogste drie jaar in Nederland verblijven. Van de ontvangende
vestiging kan worden verlangd dat zij vooraf ter goedkeuring een opleidingsprogramma
voor de volledige duur van het verblijf voorlegt, om aan te tonen dat het verblijf
bedoeld is voor opleiding op het niveau van een universitaire graad.
8.3.b.14. Zeevisserij
Gelet op artikel 8, derde lid, onderdeel b, van de Wet arbeid vreemdelingen, wordt
een tewerkstellingsvergunning die wordt aangevraagd ten behoeve van een visser voor
incidentele werkzaamheden in de Nederlandse territoriale zone en haven aan boord van
een niet in Nederland geregistreerd zeegaand vissersvaartuig, niet geweigerd op grond
van artikel 8, eerste lid, onderdelen a, b, c en f, van de Wav.
De werkgever verklaart bij de aanvraag dat de arbeidsvoorwaarden en arbeidsomstandigheden
van de visser niet beneden het niveau liggen dat in de bedrijfstak gebruikelijk is.
De tewerkstellingsvergunning wordt, in afwijking van paragraaf 12.2 van deze bijlage,
niet ingetrokken indien er langer dan vier weken geen gebruik van wordt gemaakt. In
afwijking van artikel 4 van deze regeling hoeft er in deze situatie geen mededeling
gedaan te worden.
De tewerkstellingsvergunning wordt voor de duur van twee jaar afgegeven.
8.3.b.15. Tijdelijke tewerkstelling van vreemdelingen ten behoeve van wereldtuinbouwtentoonstelling
de Floriade 2022
Ten behoeve van vreemdelingen die arbeid verrichten direct verband houdende met de
wereldtuinbouwtentoonstelling de Floriade kan een tewerkstellingsvergunning of een
gecombineerde vergunning worden verleend zonder toetsing aan artikel 8, eerste lid,
onderdelen a, b, c en d van de Wet arbeid vreemdelingen. Onder arbeid direct verband
houdende met de wereldtuinbouwtentoonstelling de Floriade wordt verstaan werkzaamheden
die direct in verband staan met het voorbereiden, opbouwen, inrichten, houden, beheren
en afbouwen van een tentoonstelling of een stand op het terrein van de Floriade voor
een buiten Nederland gevestigde opdrachtgever. Tevens kan worden afgeweken van artikel
8, eerste lid, onderdelen a, b, c en d van de Wet arbeid vreemdelingen ten behoeve
van vreemdelingen die als artiest optredens verzorgen op het terrein van de Floriade.
8.3.b.16. Wervingsinspanningen bij aanvraag tewerkstellingsvergunning of gecombineerde
vergunning voor koks ten behoeve van de Aziatische horeca
Tijdelijke mogelijkheid tot verlening van een vergunning
Van 1 januari 2022 tot en met 31 januari 2022 kan voor vreemdelingen die als kok in
een gespecialiseerd restaurant in de Aziatische horecasector arbeid verrichten een
tewerkstellingsvergunning of een gecombineerde vergunning op grond van artikel 8,
derde lid, onder b, van de Wav, worden verleend zonder toets aan artikel 8, eerste
lid, onder c, van de Wav.
Specialistische restaurants zijn alleen die restaurants waar overwegend landspecifiek
Aziatisch voedsel wordt bereid. Het horecabedrijf moet worden gekenmerkt door het
aanbieden van Aziatische gerechten, die worden bereid volgens recepten van het betreffende
land. Een restaurant is een gelegenheid waar tegen betaling kan worden gegeten, waar
de gerechten worden bereid en eventueel gerechten kunnen worden afgehaald. Geen specialiteitenrestaurants
zijn: snackbars, cateringbedrijven en bezorgdiensten, tenzij de werkgever kan aantonen
dat toch een gekwalificeerde kok op functieniveau 4 tot en met 6 noodzakelijk is.
Onder Aziatische horecasector in de zin van deze regeling wordt verstaan één of meer
van de volgende keukens: Chinees, Indiaas, Indonesisch, Japans, Koreaans, Maleis,
Thais, Tibetaans en Vietnamees.
Deze regeling geldt voor gekwalificeerde koks met een nationaliteit van buiten de
EER en Zwitserland in functieniveau 4 tot en met 6. In de aanvraag moet worden onderbouwd
waarom een kok op dit niveau noodzakelijk is.
Indien er twijfel is of het restaurant valt onder de regeling of een kok op het gevraagde
niveau nodig is, kan worden verzocht om een of meer van de volgende documenten:
-
− Menukaart;
-
− Beschrijving van bedrijfsactiviteiten met openingstijden en aantal tafels/stoelen
in het restaurant;
-
− Geanonimiseerd personeelsbestand van het keukenpersoneel waarop de functieniveaus
zijn opgenomen.
De specialiteiten kok, souschef dan wel chef-kok moet traditionele gerechten uit een
van de genoemde keukens kunnen bereiden op basis van originele recepten. Voor het
aantonen van de kwalificaties gelden deze regeling, de RuWav 2022 en paragraaf 6.1. van deze bijlage I onverkort met dien verstande dat ook een
certificaat kan worden overgelegd waarmee de kwalificaties worden aangetoond. Uit
dat certificaat moet blijken dat de kok de taken zoals beschreven binnen de functie
beheerst. Indien er wordt getwijfeld aan de juistheid van het diploma of certificaat
kan het UWV verzoeken te laten verifiëren wat de waarde is van het document en dat
het gaat om een gekwalificeerde kok.
Overgangsrecht RuWav 2014 ten aanzien van koks ten behoeve van de Aziatische horeca
Paragraaf 19a van bijlage I van de Regeling uitvoering Wet arbeid vreemdelingen 2014
(RuWav 2014) zoals die luidde voor 1 januari 2022, blijft van toepassing op:
-
a. tewerkstellingsvergunningen of gecombineerde vergunningen die zijn verleend op grond
van die paragraaf;
-
b. aanvragen die zijn ontvangen voor 1 januari 2022;
-
c. de afwikkeling van bezwaar- en beroepsprocedures ten aanzien van vergunningen als
bedoeld in onderdeel a, of aanvragen als bedoeld in onderdeel b;
-
d. aanvragen voor een tewerkstellingsvergunning of gecombineerde vergunning voor dezelfde
vreemdeling, voorafgaand aan het verlopen van een tewerkstellingsvergunning of gecombineerde
vergunning die is verleend met toepassing van die paragraaf.
Overgangsrecht RuWav 2022 ten aanzien van koks ten behoeve van de Aziatische horeca
Paragraaf 8.3.b.16 van bijlage I van de RuWav 2022 zoals die luidt op de dag voor
de vervaldatum, blijft van toepassing blijft op:
-
a. tewerkstellingsvergunningen of gecombineerde vergunningen die zijn verleend op grond
van paragraaf 8.3.b.16. van bijlage I van de RuWav 2022;
-
b. aanvragen die zijn ontvangen voorafgaand aan het vervallen van paragraaf 8.3.b.16.;
-
c. de afwikkeling van bezwaar- en beroepsprocedures ten aanzien van vergunningen als
bedoeld in onderdeel a, of aanvragen als bedoeld in onderdeel b.
8.3.c. Afwijkingen in het kader van scholing, opleiding, vrijwilligerswerk, internationale
uitwisseling en andere internationale culturele contacten alsmede ten behoeve van
vreemdelingen die beschikken over een voor het verrichten van arbeid geldige vergunning.
Op grond van artikel 8, derde lid, onderdeel c, van de Wav kan worden afgeweken van
het eerste lid, onderdeel a, b, c, d en f. Het gaat daarbij om afwijking in het kader
van scholing, opleiding, vrijwilligerswerk, internationale uitwisseling en andere
internationale culturele contacten alsmede ten behoeve van vreemdelingen die beschikken
over een voor het verrichten van arbeid geldige verblijfsvergunning. De paragrafen
8.3.c.1 tot en met 8.3.c.11. vermelden de groepen waarom het gaat bij deze afwijkingsgrond.
8.3.c.1. Docenten in het internationaal onderwijs
Voor docenten in het internationaal primair en voortgezet onderwijs, waaronder zgn.
zaterdagscholen, kan een tewerkstellingsvergunning worden verleend zonder toets aan
artikel 8, eerste lid, onderdelen a, b, en c, van de Wav met een maximale duur van
drie jaar. Bij een verblijf van langer dan drie maanden geldt hetzelfde voor het advies
over het verlenen of verlengen van de gecombineerde vergunning.
Bij buitenlandse scholen gaat het om docenten die benodigd zijn om specifiek volgens
het schoolsysteem van een buitenlands onderwijssysteem onderwijs te geven en in het
buitenlandse onderwijssysteem zijn opgeleid. Bij afdelingen voor internationaal georiënteerd
onderwijs, Europese scholen en niet-bekostigde internationale scholen gaat het om
docenten die ervaring hebben met het doceren van het door de desbetreffende school
aangeboden internationale of Europese curriculum. Deze docenten moeten over de vereiste
kwalificaties beschikken om onderwijs aan de desbetreffende school te mogen geven.
Daarnaast moeten deze docenten de competenties hebben om onderwijs te geven in het
Engels of een andere voor de desbetreffende school relevante vreemde taal.
8.3.c.2. Stagiairs HBO en universitair
Voor vreemdelingen die korter dan drie maanden arbeid verrichten als stagiair kan
een tewerkstellingsvergunning worden verleend zonder toepassing van artikel 8, eerste
lid, onderdelen a, b, c, d en f, van de Wav. Hetzelfde geldt voor vreemdelingen bij
een verblijf van langer dan drie maanden, maar korter dan één jaar, voor het advies
over het verlenen of verlengen van een gecombineerde vergunning. Deze toets is eveneens
van toepassing op een aanvraag voor een tewerkstellingsvergunning voor gemeenschapsonderdanen
op wie het vrij verkeer tijdelijk niet van toepassing is.
Voorwaarde voor toepassing van deze uitzonderingsmogelijkheid is dat de stagiair een
opleiding volgt aan een instelling voor hoger onderwijs in het buitenland of op het
moment van aanvraag ten hoogste twee jaar beschikt over een diploma, afgegeven door
een instelling voor hoger onderwijs. Bij de aanvraag wordt een diploma of bewijs van
inschrijving bijgevoegd.
De stage mag niet in de plaats komen van een reguliere baan. In verband met dit vereiste
dient in de stageovereenkomst een beschrijving van het stageprogramma te worden opgenomen,
waarin de educatieve doelstellingen en leercomponenten van de stage zijn opgenomen.
De stagiair beschikt, met inbegrip van de stagevergoeding, over een inkomen dat niet
lager mag zijn dan 50% van het minimumloon, bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel
a, van de WML. Hierbij wordt rekening gehouden met eigen middelen, zoals beurzen.
In verband met een toets op de stagevergoeding dient door de werkgever in de stageovereenkomst
de te verstrekken stagevergoeding aan de stagiair te worden opgenomen.
8.3.c.3. Stagiairs MBO
Het gaat hier om mensen die in buitenland studeren/hebben gestudeerd en in Nederland
stage lopen. Voor vreemdelingen die voor korter dan drie maanden arbeid verrichten
die noodzakelijk is ter voltooiing van hun opleiding op MBO-niveau in het buitenland
(in de regel in het laatste jaar van hun studie) kan een tewerkstellingsvergunning
worden verleend zonder toepassing van artikel 8, eerste lid, onderdelen a, b, c, d
en f, van de Wav. Hetzelfde geldt voor vreemdelingen bij een verblijf van langer dan
drie maanden, maar korter dan één jaar, voor het advies over het verlenen of verlengen
van een gecombineerde vergunning. Deze toets is eveneens van toepassing op een aanvraag
voor een tewerkstellingsvergunning voor gemeenschapsonderdanen op wie het vrij verkeer
tijdelijk niet van toepassing is.
Voorwaarde voor toepassing van deze uitzonderingsmogelijkheid is dat de stagiair reeds
een voldoende vakgerichte basisopleiding heeft gevolgd in het land waar hij zijn hoofdverblijf
heeft. Voor deze stages blijkt uit een door de desbetreffende onderwijsinstelling
afgegeven verklaring dat de stage een noodzakelijk onderdeel uitmaakt van het onderwijsprogramma.
Tevens wordt een gefaseerd stageprogramma overgelegd, afgegeven door de onderwijsinstelling,
waaruit blijkt wat de inhoud van de stage is. Het aantal stagiairs per werkgever mag
niet meer zijn dan 10% van het vaste personeelsbestand, met een toegestaan minimum
van 2 stagiairs. Deze beperking is niet van toepassing op vreemdelingen die beschikken
over een W-document dan wel aan wie een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd is
verleend onder de beperking verband houdende met het volgen van studie.
De stagiair beschikt, met inbegrip van de stagevergoeding, over een inkomen dat niet
lager mag zijn dan 50% van het minimumloon, bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel
a, van de WML. Hierbij wordt rekening gehouden met eigen middelen, zoals beurzen.
In verband met een toets op de stagevergoeding dient door de werkgever een afschrift
van de stageovereenkomst te worden overlegd, met daarin opgenomen de te verstrekken
stagevergoeding aan de stagiair.
8.3.c.4. Stagiairs in het kader van het Young Workers Exchange Program
Voor vreemdelingen die voor korter dan drie maanden arbeid verrichten in het kader
van het Young Workers Exchange Program kan een tewerkstellingsvergunning worden verleend
zonder toepassing van artikel 8, eerste lid, onderdelen a, b, c, d en f van de Wav.
Bij een verblijf van langer dan drie maanden, maar korter dan één jaar, geldt hetzelfde
voor het advies over het verlenen van de gecombineerde vergunning. De voorwaarden
voor deze uitzonderingsmogelijkheid zijn:
-
a. de stagiair heeft de Canadese nationaliteit;
-
b. de stagiair is ten minste 18 jaar en niet ouder dan 30 jaar;
-
c. de stagiair studeert of is op het moment van de aanvraag niet langer dan 12 maanden
geleden afgestudeerd blijkend uit een bewijs van inschrijving aan een onderwijsinstelling
voor hoger onderwijs of een door de bevoegde autoriteiten gewaarmerkt afschrift van
een diploma.
Voor deze stages geldt dat uit de verklaring van de beoogd werkgever blijkt dat de
stagiair werk zal gaan verrichten dat gerelateerd is aan de studie. Tevens wordt een
gefaseerd stageprogramma overgelegd waaruit blijkt wat de inhoud van de stage is.
De stagiair beschikt, met inbegrip van de stagevergoeding, over een inkomen dat niet
lager mag zijn dan 50% van het minimum(jeugd)loon, bedoeld in artikel 8, eerste lid,
onderdeel a, van de WML. Hierbij wordt rekening gehouden met eigen middelen, zoals
beurzen. In verband met een toets op de stagevergoeding dient door de werkgever een
afschrift van de stageovereenkomst te worden overlegd, met daarin opgenomen de te
verstrekken stagevergoeding aan de stagiair.
8.3.c.5. Stagiairs in het kader van internationale uitwisselingsprogramma’s tussen
MBO-instellingen
Voor vreemdelingen die arbeid verrichten in het kader van internationale uitwisselingsprogramma’s
tussen MBO-instellingen en hiervoor kortdurende stages volgen bij werkgevers in Nederland,
kan voor maximaal drie maanden een tewerkstellingsvergunning worden verleend zonder
toepassing van artikel 8, eerste lid, onderdelen a, b, c, d en f van de Wav.
Voorwaarde voor toepassing van deze uitzonderingsmogelijkheid is dat deze stagiairs
een opleiding volgen aan een MBO-instelling in hun herkomstland en in het kader van
een MBO-uitwisselings/-mobiliteitsproject stages lopen bij bedrijven in Nederland.
Voor deze stages blijkt uit een door de onderwijsinstelling in het land van herkomst
afgegeven verklaring dat de stage een onderdeel uitmaakt van de studie. Tevens wordt
een uitgewerkt stageprogramma overgelegd, goedgekeurd door de onderwijsinstelling
in het land van herkomst, waaruit blijkt wat de inhoud van de stage is en bij welke
bedrijven stage wordt gelopen. Bij de stage(s) staat het werkend leren voorop en niet
het verrichten van productieve arbeid.
De ontvangende MBO-instelling is verantwoordelijk voor de huisvesting, de begeleiding
tijdens de stage en het verblijf van de deelnemers aan het uitwisselingsprogramma.
Ook is de ontvangende MBO-instelling ervoor verantwoordelijk dat de vreemdeling een
inkomen zal ontvangen dat niet lager mag zijn dan 50% van het voor hem geldende wettelijk
minimumjeugdloon, bedoeld in artikel 8, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag.
De tewerkstellingsvergunning zal worden verleend aan de Nederlandse MBO-instelling.
De MBO-instelling draagt er zorg voor dat een kopie van de tewerkstellingsvergunning
wordt verstrekt aan de werkgever(s) waar de stage wordt gelopen.
8.3.c.6. Praktikanten
Voor vreemdelingen die voor een verblijf korter dan drie maanden naar Nederland komen
om werkervaring op te doen, die zij vervolgens direct in de praktijk gaan brengen
bij hun werkgever in hun herkomstland en deze ervaring van belang is voor de ontwikkeling
van de bedrijfsvoering van die werkgever, kan een tewerkstellingsvergunning worden
verleend zonder toepassing van artikel 8, eerste lid, onderdelen a en b, en c, van
de Wav. Bij een verblijf van drie maanden of meer geldt hetzelfde voor het advies
over het verlenen en verlengen van de gecombineerde vergunning voor in de regel maximaal
24 weken.
Voorwaarde voor toepassing van deze uitzonderingsmogelijkheid is dat deze praktikanten
reeds een voldoende vakgerichte basisopleiding hebben gevolgd en op basis van een
samenwerkingsovereenkomst tussen de in het buitenland gevestigde onderneming en de
in Nederland gevestigde onderneming in de laatstgenoemde bij wijze van onderricht
bedrijfservaring kunnen opdoen. Bij de aanvraag wordt een gefaseerd leerplan bijgevoegd,
alsmede een verklaring van de Nederlandse werkgever inhoudende dat de praktikant geen
reguliere arbeidsplaats inneemt. Het leerplan bestaat uit een omschrijving van de
werkzaamheden, van de leerdoelen en van de toegevoegde waarde van de werkervaring
van de praktikant voor de onderneming in het herkomstland. De praktikant wordt tijdelijk
uitgezonden naar de in Nederland gevestigde onderneming. De buitenlandse werkgever
verklaart dat hij de praktikant na ommekomst van de praktijkperiode weer direct te
werk zal stellen. Het aantal praktikanten staat in een redelijke verhouding tot het
aantal werknemers dat bij een werkgever werkzaam is.
8.3.c.7. Arbeid van bijkomende aard door studenten
Toetsing aan de voorwaarden vervat in artikel 8, eerste lid, onderdelen a, b, c en
f, van de Wav behoeft niet plaats te vinden voor buitenlandse studenten in het bezit
van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd die is verleend onder de beperking
verband houdende met het volgen van studie. Hetzelfde geldt voor buitenlandse studenten
die op grond van artikel 3.3, vijfde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 rechtmatig
in Nederland verblijven en beschikken over een verblijfssticker in hun paspoort waaruit
dat blijkt, of, in het geval van een gemeenschapsonderdaan op wie het vrij verkeer
van werknemers tijdelijk nog niet van toepassing is, wanneer bij de aanvraag wordt
aangetoond dat de desbetreffende persoon als student bij de desbetreffende onderwijsinstelling
staat ingeschreven. De vergunning zal worden verleend als uit de aanvraag is gebleken
dat de arbeid onder marktconforme voorwaarden plaatsvindt, en de arbeid:
-
a. uitsluitend in de maanden juni, juli en augustus plaatsvindt, of
-
b. niet meer dan 16 uur per week beslaat.
De duur van deze tewerkstellingsvergunning is maximaal een jaar. Voor alle andere
arbeid wordt de tewerkstelling getoetst aan de voorwaarden van de Wav en gelden deze
uitzonderingen niet.
8.3.c.8. Werknemers in de sportsector
Ook ten aanzien van werknemers in de sportsector geldt een restrictief toelatingsbeleid.
Alleen voor het incidenteel in Nederland deelnemen aan een wedstrijd door personen
die hun hoofdverblijf buiten Nederland hebben, is in artikel 4.3., eerste lid, onderdeel
c, van het BuWav 2022 een uitzondering gemaakt, evenals voor het incidenteel onbeloond
deelnemen aan proeftrainingen voetbal in het kader van een sollicitatieprocedure.
Vacaturevervulling door het prioriteitgenietend aanbod uit Nederland en bij de EER-landen
of Zwitserland is alleen in uitzonderlijke gevallen niet mogelijk. Een dergelijk uitzonderlijk
geval doet zich normaliter uitsluitend voor in de hoogste competitieafdeling van de
betreffende tak van sport en gelet hierop wordt in deze gevallen een uitzondering
gemaakt op de verplichting uit artikel 8, eerste lid onderdelen a, b en c, van de
Wav.
In lagere klassen zal vergunningverlening aan spelers van buiten Nederland en buiten
de EER-landen of Zwitserland aangesloten landen slechts bij hoge uitzondering mogelijk
zijn, omdat in de regel vervulling binnen het prioriteitgenietend aanbod mogelijk
is, hetzij via doorstroming uit de amateursport en jeugdopleidingen, hetzij door aanwerving
van spelers uit de hoogste competitieklasse in Nederland of uit andere landen binnen
de EER en Zwitserland.
De geboden beloning zal steeds in overeenstemming zijn met wat (top)sporters in de
desbetreffende sport verdienen.
Een tewerkstellingsvergunning voor beroepssporters zal daarom in de regel worden geweigerd:
-
a. als het een arbeidsplaats in een lagere dan de hoogste afdeling van de betreffende
sportbond betreft;
-
b. als de beloning niet marktconform is. Hierbij wordt de waarde van gebruikelijke transfersommen
verdisconteerd. Van het ontbreken van een marktconforme beloning zal doorgaans sprake
zijn als de beloning lager is dan de gebruikelijke beloning voor spelers die behoren
tot de top 20% in de hoogste afdeling van de betreffende tak van sport, en
-
c. als het een speler betreft die niet direct voorafgaande aan de tewerkstelling op geregelde
basis heeft deelgenomen aan een competitie die ten minste even sterk is als de hoogste
afdeling van de Nederlandse competitie of die niet op andere wijze, zoals door deelname
aan wereldkampioenschappen, heeft bewezen over ten minste vergelijkbare kwaliteiten
te beschikken.
Als het een verblijf van langer dan drie maanden betreft gelden deze voorwaarden ook
voor het advies over het verlenen of verlengen van de gecombineerde vergunning.
De duur van de tewerkstellingsvergunning of een gecombineerde vergunning voor deze
groep is maximaal drie jaar.
8.3.c.9. Beroepsvoetballers
Hetgeen in de vorige paragraaf 8.3.c.8. is opgenomen geldt eveneens voor beroepsvoetballers.
Daarnaast wordt bij het betaalde voetbal ook de eerste divisie gerekend tot de hoogste
competitieafdeling.
Bij een verblijf van korter dan drie maanden wordt een tewerkstellingsvergunning verleend
zonder arbeidsmarkttoets als aan de volgende voorwaarden is voldaan:
-
a. voor een marktconforme beloning in het betaald voetbal bedraagt de gegarandeerde beloning
ten minste 150% van de gemiddelde beloning in de Eredivisie2 in het voorgaande seizoen inclusief de premies, die afhankelijk zijn van het in dat
seizoen behaalde resultaat van de club die de tewerkstellingsvergunning aanvraagt.
Voor spelers in de leeftijdsgroep van 18 tot 20 jaar is in de regel sprake van een
marktconforme beloning als de gegarandeerde beloning tenminste 75% van de vorenbedoelde
gemiddelde beloning in de Eredivisie bedraagt, en
-
b. als het een speler betreft die niet direct voorafgaande aan de tewerkstelling op geregelde
basis heeft deelgenomen aan een competitie die ten minste even sterk is als de hoogste
afdeling van de Nederlandse competitie of die niet op andere wijze, zoals door deelname
aan wereldkampioenschappen, heeft bewezen over tenminste vergelijkbare kwaliteiten
te beschikken.
Wanneer het een verblijf van langer dan drie maanden betreft gelden deze voorwaarden
ook voor het advies over het verlenen of verlengen van de gecombineerde vergunning.
De duur van de tewerkstellingsvergunning of een gecombineerde vergunning voor deze
groep is maximaal drie jaar.
8.3.c.10. Musici en artiesten
Voor musici en artiesten die behoren tot bepaalde artistieke functiegroepen in een
beperkt aantal branches, te weten dans, klassieke muziek, opera, musical, theater,
toneel en cultuurwerkplaatsen gelden afwijkende regelingen. Deze functiegroepen zijn
in onderstaande lijst opgenomen.
Bij verblijf voor langer dan drie maanden moeten musici en artiesten in het bezit
zijn van een gecombineerde vergunning. Het UWV toetst bij het opstellen van het advies
bij musici en artiesten uit de functiegroepen in genoemde branches niet aan artikel
8, eerste lid, onderdeel a (aanwezigheid prioriteitgenietend aanbod), onderdeel b
(verplichte vacaturemelding bij het UWV) en onderdeel c (eigen wervingsinspanningen
van de werkgever) van de Wav. Voor musici en artiesten met een verblijf korter dan
drie maanden geldt een tewerkstellingsvergunningplicht. Hierbij wordt op gelijke wijze
getoetst als in het kader van de advisering over de gecombineerde vergunning. De vrijstelling
op grond van artikel 8, derde lid onderdeel c, van de Wav, betreft uitsluitend arbeidsplaatsen
boven de zogenoemde ‘zaaglijn’ die het geheel aan arbeidsplaatsen in de cultuursector
in twee segmenten verdeelt. Boven de ‘zaaglijn’ bevindt zich het topsegment gedefinieerd
met het van het bruto jaarinkomen afgeleide maandinkomen.
De in deze tabel vermelde salarissen zijn gebaseerd op de CAO Nederlandse orkesten,
de CAO Theater en dans en ontleend aan de arbeidsvoorwaardenregeling analoog aan de
sector Rijk en sector Onderwijs.
Beroepen/functie topsegment
|
Bruto maandsalaris1 vanaf €
|
Aanvoerder 6e violen, altviolen en contrabassen
|
2.383
|
Acteur
|
4.233
|
Artistiek (adjunct) directeur dans/musical/cultuurwerkplaats
|
2.987
|
Artistiek leider of artistiek adviseur muziek/opera
|
4.020
|
Artistiek projectcoördinator cultuurwerkplaats
|
2.118
|
Choreograaf
|
3.200
|
Danser/musical artiest
|
2.039
|
Dirigent
|
4.000
|
Eerste concertmeester
|
4.077
|
Eerste- of soloblazer, eerste harpist en eerste paukenist
|
2.383
|
Kernbegeleiding afdelingen cultuurwerkplaats
|
2.536
|
Ontwerper/vormgever (waaronder decor, kostuum, licht, geluid, video)
|
1.921
|
Plaatsvervangend eerste concertmeester
|
2.683
|
Regisseur
|
4.233
|
Solist muziek/opera
|
4.000
|
Solocellist
|
3.017
|
Technische (project)specialist cultuurwerkplaats
|
2.118
|
Zanger/musical artiest
|
2.971
|
X Noot
1Bruto maandsalaris wordt van het jaarinkomen herleid. De meest recente CAO is het
uitgangspunt.
8.3.c.11. Conservatoren en restauratoren in dienst van werkgevers, lid van de Museumvereniging
Bij verblijf voor langer dan drie maanden moeten conservatoren en restauratoren in
het bezit zijn van een gecombineerde vergunning. De leden van de Museumvereniging
hebben met regelmaat internationale expertise op het terrein van conservatoren en
restauratoren nodig. Bij het vaststellen van zijn advies aan de IND met betrekking
tot aanvragen voor een gecombineerde vergunning voor conservatoren en restauratoren
van werkgevers die lid zijn van de Museumvereniging, toetst UWV, in afwijking van
artikel 8, eerste lid, onderdelen a, b, en c, van de Wav, niet op de aanwezigheid
van prioriteitgenietend aanbod en de verplichte vacaturemelding bij UWV. Conservatoren
en restauratoren die werkzaamheden komen verrichten bij musea die aangesloten zijn
bij de Museumvereniging voor korter dan zes aaneengesloten weken in een periode van
13 weken, kunnen ook gebruik maken van de vrijstelling zoals beschreven in artikel
4.3., eerste lid, onderdeel b, van het BuWav 2022, omdat dan ook sprake is van incidentele
arbeid.
Artikel 9 Wav: facultatieve weigeringsgronden
Aan de uitvoering van de Wav ligt het beginsel ten grondslag dat alle toepasselijke
weigeringsgronden waarin de Wav voorziet, zullen worden tegengeworpen. Aan de hand
van die toetsing kan een vergunning worden geweigerd, of kan, op basis van een belangenafweging,
worden besloten om niet tot weigering over de gaan.
9.1.a. Binnen redelijke termijn prioriteitgenietend aanbod aanwezig
Wanneer voorzienbaar is dat voor een aangevraagde tewerkstellingsvergunning binnen
redelijke termijn prioriteitgenietend aanbod beschikbaar is, kan een vergunning worden
geweigerd. Het staat dan namelijk te bezien in hoeverre de Nederlandse arbeidsmarkt
er mee gediend is dat vreemdelingen worden toegelaten, terwijl binnen afzienbare tijd
binnenlands aanbod of arbeidsaanbod uit de EER beschikbaar zal zijn. Wordt een vergunning
afgegeven terwijl kort daarna wel dergelijk prioriteitgenietend aanbod beschikbaar
komt, dan is de desbetreffende arbeidsplaats dus reeds opgevuld en kunnen prioriteit-genietende
personen niet terecht. Centraal in de beoordeling zal hierbij staan wat moet worden
begrepen onder een redelijke termijn. Hierover is in zijn algemeenheid geen eenduidige
uitspraak te doen. Wat in het kader van een bepaalde categorie werkzaamheden als een
onredelijk lange periode zal gelden, kan bij een andere categorie als kort worden
ervaren. Dit zal derhalve per geval worden bekeken.
9.1.b. Leeftijdsgrens
Artikel 9, eerste lid, onderdeel b, van de Wav biedt de mogelijkheid leeftijdsgrenzen
te stellen. Op grond daarvan is in artikel 9 van de RuWav bepaald dat een tewerkstellingsvergunning
of een gecombineerde vergunning kan worden geweigerd ten aanzien van een vreemdeling
die jonger is dan 18 jaar. Een tewerkstellingsvergunning of een gecombineerde vergunning
zal niet worden geweigerd voor de vreemdeling die minimaal 16 jaar is en voor wie
een tewerkstellingsvergunning of een gecombineerde vergunning kan worden verleend
op grond van paragraaf 8.3.c.5. voor het volgen van een stage van maximaal drie maanden
in het kader van internationale uitwisselingsprogramma’s tussen MBO-instellingen.
9.1.c. Niet naleven voorschrift
Op grond van artikel 9, eerste lid, onderdeel c, van de Wav kan een tewerkstellingsvergunning
of een gecombineerde vergunning worden geweigerd als de aanvraag een werkgever betreft
aan wie in de voorafgaande vijf jaar een tewerkstellingsvergunning of een gecombineerde
vergunning is afgegeven, waaraan een voorschrift als bedoeld in artikel 10 van de
Wav is verbonden. In dat geval zal steeds worden nagegaan of de in die eerdere vergunning
gestelde voorschriften geheel zijn nagekomen. Als de voorschriften in betekenende
mate niet zijn nagevolgd, wordt een vergunning in de regel geweigerd. Als de voorschriften
wel in aanzienlijke mate maar niet geheel zijn nagevolgd, zal in de regel geen vergunning
op grond van artikel 11, eerste lid, van de Wav worden afgegeven.
9.1.d. Huisvesting
Op grond van artikel 9, eerste lid, onderdeel d, van de Wav kan een tewerkstellingsvergunning
of een gecombineerde vergunning worden geweigerd, als er geen passende huisvesting
voor de vreemdeling beschikbaar is. De beoordeling vindt in eerste instantie plaats
op grond van de bij de aanvraag verstrekte informatie. Zo nodig zal de aanvrager de
gemeente om een oordeel over de huisvesting dienen te verzoeken. Deze beoordeling
behelst zowel de beschikbaarheid van de huisvesting, inclusief de rechtmatigheid van
het betrekken van de huisvesting, alsook een kwalificatie van de geschiktheid van
de huisvesting, zoals veiligheid en hygiëne, gedurende de periode van tewerkstelling.
Ook het UWV kan de gemeente om dit oordeel verzoeken.
9.1.e. Sectorale convenanten
Het UWV kan een tewerkstellingsvergunning weigeren of adviseren een gecombineerde
vergunning niet te verlenen als niet is voldaan aan bepalingen die zijn opgenomen
in een sectoraal convenant als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel e, van
de Wav.
Als sectoraal convenant in de zin van artikel 9, eerste lid, onderdeel e, van de Wav
wordt slechts in aanmerking genomen een convenant dat voldoet aan de volgende vereisten:
-
a. partijen bij het convenant zijn in ieder geval het UWV en representatieve werkgeversorganisaties;
-
b. het UWV heeft de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in kennis gesteld van
het voornemen het convenant tot stand te brengen;
-
c. het convenant is erop gericht dat binnen een redelijke termijn meer prioriteitgenietend
arbeidsaanbod aanwezig is door middel van onder meer extra wervings- of scholingsinspanningen,
en
-
d. het UWV heeft het convenant, nadat het tot stand gekomen is, in de Staatscourant gepubliceerd.
9.1.f. Belemmeringen voor vacaturevervulling
Op grond van artikel 9, eerste lid, onderdeel f, van de Wav kan een tewerkstellingsvergunning
of een gecombineerde vergunning worden geweigerd als de werkgever belemmeringen opwerpt
waardoor de arbeidsplaats niet met prioriteitgenietend aanbod kan worden vervuld.
Gedacht kan worden aan irreële functie- of taaleisen. Het beheersen van een andere
taal dan het Nederlands als voorwaarde voor vacaturevervulling kan beschouwd worden
als een beletsel in de zin van artikel 9, eerste lid, onderdeel f, van de Wav.
9.1.g. Weigering van een tewerkstellingsvergunning of een gecombineerde vergunning
vanwege het niet over een periode van ten hoogste een maand betalen van de vreemdeling
Een aanvraag tot het verlenen van een tewerkstellingsvergunning of een gecombineerde
vergunning kan op grond van artikel 9, eerste lid onderdeel g, van de Wav worden geweigerd
indien is gebleken dat de werkgever eerder het loon zoals aangegeven in artikel 7
van de Wav, niet over een periode van ten hoogste een maand heeft betaald aan de vreemdeling.
Immers, het is van belang dat de vreemdeling kan rekenen op consistente uitbetaling
van het overeengekomen loon. UWV zal derhalve in de regel de aanvraag weigeren als
bij een verlenging in de controle in de systemen blijkt dat er geen sprake is geweest
van consistente uitbetaling van het loon tenzij, gelet op de individuele omstandigheden
van het geval, de tegenwerping hiervan onevenredig zou zijn.
9.1.h. Weigering van een tewerkstellingsvergunning of een gecombineerde vergunning
vanwege het ontbreken van economische activiteiten
Op grond van artikel 9, eerste lid, onderdeel h, van de Wav kan een tewerkstellingsvergunning
of een gecombineerde vergunning worden geweigerd wanneer er bij de werkgever geen
sprake is van economische activiteiten. Hiermee kan worden voorkomen dat een werkgever
een tewerkstellingsvergunning of een gecombineerde vergunning krijgt terwijl onvoldoende
vaststaat dat de vreemdeling daadwerkelijk zal worden tewerkgesteld of dat de werkgever
in staat is het loon te betalen vanwege het ontbreken van economische activiteiten.
Voorkomen dient te worden dat door middel van het verkrijgen van een tewerkstellingsvergunning
of een gecombineerde vergunning binnenkomst van de vreemdeling tot Nederland wordt
verkregen als de arbeid niet zal kunnen worden verricht. Bij de aanvraag kan de werkgever
gevraagd worden te bevestigen dat hij in staat is om het overeengekomen loon van de
desbetreffende vreemdeling te kunnen betalen. Als er desondanks sprake is van signalen
dat er geen economische activiteiten zijn geeft UWV de werkgever de gelegenheid om
zijn verklaring te onderbouwen.
Wanneer het gaat om werkzaamheden of een werkgever die vanwege de aard van de werkzaamheden
(bijvoorbeeld onbezoldigd) of de aard van de werkgever (bijvoorbeeld non profit) niet
gericht zijn op economische activiteiten zal deze weigeringsgrond niet worden toegepast.
Daarnaast kan bij een startende onderneming waarbij aannemelijk wordt gemaakt dat
in de toekomst economische activiteiten zullen plaatsvinden door UWV een voorschrift
worden opgenomen. Zie hiervoor paragraaf 10.
9.1.i.
(Wordt nader ingevuld)
9.1.j. Weigering van de tewerkstellingsvergunning of een gecombineerde vergunning
vanwege afwijzing, schorsing of intrekking van de erkenning als referent van de werkgever
Indien een werkgever bij de IND een aanvraag heeft ingediend om aangemerkt te worden
als erkende referent en deze erkenning is afgewezen, geschorst of ingetrokken kan
een tewerkstellingsvergunning of een gecombineerde vergunning op grond van artikel
9, eerste lid, onderdeel j, van de Wav worden geweigerd.
Op grond van artikel 2e Vw 2000 kan een aanvraag tot erkenning als referent worden
afgewezen indien:
-
a. de aanvrager, voor zover vereist op grond van de Handelsregisterwet 2007, niet is
ingeschreven in het handelsregister, bedoeld in artikel 2 van die wet;
-
b. de continuïteit en solvabiliteit van de onderneming, rechtspersoon of organisatie
onvoldoende is gewaarborgd;
-
c. de betrouwbaarheid van de aanvrager of van de direct of indirect bij die onderneming,
rechtspersoon of organisatie betrokken natuurlijke of rechtspersonen of ondernemingen
onvoldoende vast staat;
-
d. de erkenning als referent van de aanvrager of van de direct of indirect bij die onderneming,
rechtspersoon of organisatie betrokken rechtspersoon of organisatie betrokken rechtspersonen
of ondernemingen binnen een periode van vijf jaar direct voorafgaand aan de aanvraag
is ingetrokken, of
-
e. de aanvrager niet voldoet aan de vereisten die verband houden met het doel waarvoor
de vreemdeling in Nederland verblijft of wil verblijven, waaronder in ieder geval
kan worden verstaan de aansluiting bij en naleving van een gedragscode.
De erkenning als referent kan op grond van artikel 2f Vw 2000 worden geschorst op
grond van ernstige vermoedens dat er grond bestaat om de erkenning als referent in
te trekken op grond van artikel 2g Vw 2000.
Artikel 2g Vw 2000 bepaalt dat de erkenning als referent kan worden ingetrokken, indien:
-
a. de erkenning is verleend op grond van onjuiste of onvolledige gegevens;
-
b. de erkende referent niet langer voldoet aan de voorwaarden voor erkenning;
-
c. de erkende referent zich niet heeft gehouden aan zijn verplichtingen als referent,
of
-
d. de erkende referent daarom verzoekt.
Referenten worden na inwilliging van hun aanvraag om erkenning als referent opgenomen
in het openbare register van de IND. Bij schorsing of intrekking van de erkenning
worden zij uit het openbare register verwijderd. Indien de IND op basis van artikel
2e, onderdeel c, van de Vw 2000 de erkenning als referent afwijst, zal het UWV in
de regel de aangevraagde tewerkstellingsvergunning weigeren dan wel bij een gecombineerde
vergunning adviseren deze te weigeren. Het gaat er hier namelijk om dat de IND in
dat geval heeft geoordeeld dat de betrouwbaarheid van de aanvrager onvoldoende vaststaat.
Bij die beoordeling kunnen strafrechtelijke antecedenten een rol spelen, die relevant
worden geacht in het kader van de erkenning. Ook zal het UWV de vergunning in de regel
weigeren als de IND op basis van artikel 2g van de Vw 2000, onderdelen a, b en c,
de erkenning van de referent heeft ingetrokken.
Het UWV zal de tewerkstellingsvergunning in ieder geval nog niet kunnen weigeren,
noch negatief adviseren bij een gecombineerde vergunning op grond van artikel 9, eerste
lid, onderdeel j, van de Wav zolang de beslissing tot afwijzing, schorsing of intrekking
van de erkenning als referent niet onherroepelijk is.
9.1.k. Weigering van de tewerkstellingsvergunning of een gecombineerde vergunning
vanwege oplegging van een bestuurlijke boete aan de werkgever met erkenning als referent
Op grond van artikel 9, eerste lid, onderdeel k, van de Wav kan een tewerkstellingsvergunning
of een gecombineerde vergunning worden geweigerd indien een werkgever binnen een periode
van vijf jaar voor de dag dat de tewerkstellingsvergunning of gecombineerde vergunning
wordt aangevraagd een bestuurlijke boete opgelegd heeft gekregen op grond van artikel
55a van de Vw2000 of is gestraft op grond van artikel 108 Vw 2000.
Artikel 55a van de Vw 2000, eerste lid, bepaalt dat bij een overtreding van de verplichtingen
bij of krachtens artikel 2a, tweede lid, onderdeel b (de zorgplicht jegens de vreemdeling),
2t, tweede en derde lid (eigen verklaringen worden volledig en naar waarheid opgesteld
en alle relevante gegevens en bescheiden worden verstrekt), 24a, tweede en derde lid
(eigen verklaringen worden volledig en naar waarheid opgesteld en alle relevante gegevens
en bescheiden worden verstrekt), 54, eerste lid, onderdelen a tot en met e en g, en
tweede lid (verschillende toezichtmaatregelen) een bestuurlijke boete kan worden opgelegd.
Deze boete is maximaal € 3.000 voor ondernemingen, rechtspersonen en andere organisaties
en € 1.500 voor natuurlijke personen.
In artikel 108 van de Vw 2000 worden verschillende strafbepalingen genoemd. De opgelegde
straf kan een geldboete zijn of een periode van hechtenis zijn.
De overtredingen die genoemd zijn in artikel 55a van de Vw2000 zijn over het algemeen
door de IND eenvoudig vast te stellen en hebben een geringe normatieve lading.
Bij een volgende overtreding, binnen 24 maanden, van de verplichtingen genoemd in
artikel 55a van de Vw 2000, is er sprake van recidive en kan de IND een verhoogde
boete opleggen. Dat geldt overigens alleen als er sprake is van herhaalde overtreding
van dezelfde verplichting. Geconstateerde overtredingen kunnen ook leiden tot verscherpt
toezicht op de naleving van de wettelijke voorschriften door de desbetreffende referent.
Het UWV zal de tewerkstellingsvergunning dan ook in de regel weigeren, dan wel bij
een gecombineerde vergunning adviseren deze vergunning niet te verlenen als er sprake
is van een herhaalde overtreding van de verplichtingen genoemd in artikel 55a van
de van de Vw 2000.
Daarnaast wordt de tewerkstellingsvergunning of een gecombineerde vergunning in de
regel geweigerd indien de referent is gestraft op grond van artikel 108 van de Vw
2000.
Het UWV zal een tewerkstellingsvergunning ieder geval nog niet kunnen weigeren, dan
wel bij een gecombineerde vergunning niet adviseren deze vergunning niet te verlenen
op grond van artikel 9, eerste lid, onderdeel k, van de Wav indien de beslissing tot
oplegging van de bestuurlijke boete of oplegging van een straf op grond van artikel
108 van de Vw 2000 niet onherroepelijk is.
9.1.l. Weigering tewerkstellingsvergunning of een gecombineerde vergunning na opleggen
bestuurlijke boete
Op grond van artikel 9, eerste lid, onderdeel l, van de Wav, kan de tewerkstellingsvergunning
of een gecombineerde vergunning worden geweigerd als de werkgever binnen een periode
van vijf jaar direct voorafgaand aan de aanvraag voor een tewerkstellingsvergunning
een bestuurlijke boete is opgelegd wegens de overtreding van artikelen die in een
van de volgende artikelen zijn genoemd:
-
a. artikel 10:1 van de Arbeidstijdenwet;
-
b. artikel 33 van de Arbeidsomstandighedenwet;
-
c. artikel 18b van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag;
-
d. artikel 18 van de Wet arbeid vreemdelingen; of
-
e. artikel 16 van de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs.
Bij de beoordeling of een tewerkstellingsvergunning of gecombineerde vergunning wordt
geweigerd, zal meewegen of sprake is van recidive of ernstige overtredingen, als bedoeld
in artikel 10.1, derde lid van het BuWav 2022. Van recidive is sprake als binnen een
tijdvak van vijf jaar voorafgaande aan de aanvraag meer dan een keer een bestuurlijke
boete is opgelegd op grond van een van bovengenoemde artikelen en deze boetes onherroepelijk
zijn geworden.
Voor ernstige overtredingen wordt verwezen naar wat daarover in de desbetreffende
besluiten staat:
-
a. artikel 7:2, derde lid, Arbeidstijdenbesluit;
-
b. artikel 9.10a, derde lid, Arbeidsomstandighedenbesluit;
-
c. artikel 3, derde lid, Besluit minimumloon en minimumvakantiebijslag;
-
d. artikel 10.1, derde lid, BuWav 2022;
-
e. artikel 3, derde lid, Besluit arbeidsbemiddeling.
9.1.m. Weigering tewerkstellingsvergunning of een gecombineerde vergunning na strafrechtelijke
veroordeling naar aanleiding van overtreding arbeidswetten
Op grond van artikel 9, eerste lid, onderdeel m, van de Wav, kan de tewerkstellingsvergunning
of een gecombineerde vergunning worden geweigerd als de werkgever binnen een periode
van vijf jaar direct voorafgaand aan de aanvraag voor een tewerkstellingsvergunning
of een gecombineerde vergunning strafrechtelijk is veroordeeld op grond van:
-
a. artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht (mensenhandel);
-
b. artikel 11:3 van de Arbeidstijdenwet (arbeid door kinderen); of
-
c. artikel 32 van de Arbeidsomstandighedenwet (verrichten/nalaten van handelingen waardoor
levensgevaar of ernstige schade aan de gezondheid van werknemers ontstaat of te verwachten
is).
Als een werkgever is veroordeeld op grond van een van deze artikelen, kan zijn aanvraag
om een tewerkstellingsvergunning of een gecombineerde vergunning worden afgewezen.
Daarbij wordt meegewogen of sprake is van recidive. Deze weigeringsgronden kunnen
ook toegepast worden als de aanvraag om een tewerkstellingsvergunning of een gecombineerde
vergunning wordt ingediend door een bedrijf waarvan (een van) de bestuurder(s) eerder
een bestuurlijke boete in het kader van deze wetten is opgelegd of hiervoor strafrechtelijk
is veroordeeld.
Een aanvraag om een tewerkstellingsvergunning of een gecombineerde vergunning kan
niet worden afgewezen als de beslissing tot oplegging van de bestuurlijke boete of
de strafrechtelijke veroordeling nog niet onherroepelijk is.
9.2. Convenant
Het UWV kan een tewerkstellingsvergunning weigeren of adviseren een gecombineerde
vergunning niet te verlenen als niet is voldaan aan bepalingen die zijn opgenomen
in een sectoraal convenant als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel e, van
de Wav.
Als sectoraal convenant in de zin van artikel 9, eerste lid, onderdeel e, van de Wav
wordt slechts in aanmerking genomen een convenant dat voldoet aan de volgende vereisten:
-
a. partijen bij het convenant zijn in ieder geval het UWV en representatieve werkgeversorganisaties;
-
b. het UWV heeft de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in kennis gesteld van
het voornemen het convenant tot stand te brengen;
-
c. het convenant is erop gericht dat binnen een redelijke termijn meer prioriteitgenietend
arbeidsaanbod aanwezig is door middel van onder meer extra wervings- of scholingsinspanningen,
en
-
d. het UWV heeft het convenant, nadat het tot stand gekomen is, in de Staatscourant gepubliceerd.
Artikel 10 Wav: Voorschriften
10. Voorschriften aan tewerkstellingsvergunning en gecombineerde vergunning
Op grond van artikel 10 van de Wav kunnen aan de tewerkstellingsvergunning en de gecombineerde
vergunning voorschriften worden verbonden, die de werkgever verplichten inspanningen
te verrichten gericht op het vervullen van de arbeidsplaatsen met prioriteitgenietend
aanbod of het wegnemen van gebreken.
De mogelijkheid om op grond van artikel 10, aanhef en onderdelen a, b, d en e, van
de Wav, voorschriften aan de tewerkstellingsvergunning te verbinden wordt uitsluitend
toegepast, als de werkgever desgevraagd bereid is gevraagde inspanningen te verrichten
en als de werkgever reeds enige inspanningen heeft verricht om prioriteitgenietend
aanbod te mobiliseren of de gesignaleerde beletselen te verhelpen. In het kader van
de gecombineerde vergunning zal het UWV aan de werkgever vragen of hij bereid is de
gevraagde inspanningen te verrichten en als de werkgever reeds enige inspanningen
heeft verricht om prioriteitgenietend aanbod te mobiliseren of de gesignaleerde beletselen
te verhelpen. In alle andere gevallen wordt de tewerkstellingsvergunning geweigerd
op grond van artikel 8, eerste lid, aanhef en onderdelen a, b, c of d, van de Wav
en wordt bij de gecombineerde vergunning op dezelfde gronden geadviseerd deze niet
in te willigen.
Daarnaast kan op grond van artikel 10, aanhef en onderdeel e van de Wav aan een tewerkstellingsvergunning
en een gecombineerde vergunning een voorschrift worden verbonden, dat de werkgever
verplicht om aan te tonen dat de werkgever economische activiteiten gaat verrichten
in de toekomst, zoals het overleggen van een huurcontract voor een bedrijfsruimte,
een afschrift van een horeca- of exploitatievergunning van de gemeente en/of informatie
dat de opening/start van de onderneming daadwerkelijk heeft plaatsgevonden zodat de
vreemdeling de arbeid kan verrichten waarvoor de vergunning is verleend. Hiermee wordt
de mogelijkheid gecreëerd voor (startende) ondernemingen dat, ondanks het voldoende
kunnen aantonen van economische activiteiten op een moment na de startfase, de tewerkstellingsvergunning
of gecombineerde vergunning wordt verleend onder voorschrift. Van deze mogelijkheid
wordt alleen gebruik gemaakt als aannemelijk is gemaakt dat de werkgever in de toekomst
economische activiteiten zal gaan verrichten en de werkgever heeft verklaard bereid
te zijn de benodigde inspanningen te verrichten. De werkgever is dan gehouden om binnen,
een in het individuele geval vast te stellen, redelijke termijn stukken te overleggen
die de start van de economische activiteiten onderbouwen.
Artikel 11 Wav: Duur van de tewerkstellingsvergunning of gecombineerde vergunning
11.1. Tijdelijk werk
Anders dan op grond van artikel 11, eerste lid, van de Wav, dat aangeeft dat een tewerkstellingsvergunning
voor ten hoogste drie jaar wordt verleend, geldt op grond van het tweede lid dat tewerkstellingsvergunningen
en gecombineerde vergunningen voor tijdelijk werk worden verleend voor ten hoogste
24 weken. Zo worden op grond van artikel 11, tweede lid, tewerkstellingsvergunningen
verleend ten behoeve van werkzaamheden die binnen een periode van 24 weken worden
afgerond. Ook seizoenswerk valt onder deze paragraaf. Seizoenswerkers zijn werknemers
die arbeid verrichten die naar zijn aard tijdelijke werkzaamheden omvat, vanwege het
seizoensgebonden karakter, maar naar zijn aard niet valt onder het begrip incidentele
arbeid als bedoeld in artikelen 4.1. tot en met 4.3. van het BuWav 2022. In de vreemdelingenregelgeving
(artikel 3.58, eerste lid, onderdeel f, van het Vreemdelingenbesluit 2000) is in verband
hiermee bepaald dat de verblijfsvergunning ten hoogste 24 weken duurt.
Ten aanzien van personen voor wie een tewerkstellingsvergunning of gecombineerde vergunning
wordt aangevraagd, wordt steeds nagegaan of zij in een periode van 14 weken voorafgaand
aan de vergunningverlening niet over een voor het verrichten van arbeid geldige vergunning
tot verblijf hebben beschikt, dan wel ten behoeve van hen een tewerkstellingsvergunning
of gecombineerde vergunning van kracht is geweest, onder gebruikmaking van de uitzonderingsmogelijkheden
als hiervoor onder paragraaf 8.1.e beschreven ten aanzien van artikel 8, eerste lid,
onderdeel e, onder 1°, van de Wav. Ook in die gevallen zal een tewerkstellingsvergunning
of gecombineerde vergunning worden geweigerd.
11.2. Seizoensarbeid
Voor vreemdelingen die als seizoensarbeider in de zin van artikel 3, onderdeel b,
Richtlijn 2014/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende
de voorwaarden voor toegang en verblijf van onderdanen van derde landen met het oog
op tewerkstelling als seizoensarbeid een tewerkstellingsvergunning of gecombineerde
vergunning onder de beperking ‘seizoensarbeid’ aanvragen, gelden, naast de weigeringsgronden
uit artikel 8 van de Wav, op grond van deze richtlijn een aantal afwijkende toelatingsvoorwaarden
en weigeringsgronden.
UWV verleent een tewerkstellingsvergunning voor seizoensarbeid, dan wel een gecombineerde
vergunning onder de beperking ‘seizoensarbeid’ voor arbeid in de land- en tuinbouwsector.
Bij de aanvraag wordt door de werkgever een geldige arbeidsovereenkomst overgelegd,
waarin in ieder geval de volgende gegevens zijn opgenomen:
-
− de plaats waar de arbeid wordt verricht en de aard van de werkzaamheden;
-
− de duur van de tewerkstelling;
-
− het door de werkgever verschuldigde loon;
-
− het aantal werkuren per week of per maand;
-
− de lengte van het betaald verlof; en
-
− indien mogelijk, de datum waarop het werk wordt aangevangen.
Bij de aanvraag toont de werkgever ook aan dat er passende huisvesting als bedoeld
in paragraaf 9.1.d. voor de vreemdeling beschikbaar is. Wanneer er geen passende huisvesting
beschikbaar is voor de vreemdeling, kan de tewerkstellingsvergunning of gecombineerde
vergunning op grond van artikel 9, eerste lid, onderdeel d, van de Wav worden geweigerd.
Artikel 11a Wav: Periodieke girale betaling
11.a. Periodieke, girale betaling
Bij een verlenging van een gecombineerde vergunning of een hernieuwde aanvraag tewerkstellingsvergunning
zal UWV beoordelen of de werkgever het juiste loon tijdig en op de juiste wijze heeft
uitbetaald.
Artikel 12 Wav: Facultatieve intrekkingsgronden: onjuiste gegevens of wegens geen
gebruik
12.1. Intrekking tewerkstellingsvergunning of gecombineerde vergunning wegens onjuiste
gegevens
In artikel 12, eerste lid, onderdeel a, van de Wav is bepaald dat de tewerkstellingsvergunning
of gecombineerde vergunning kan worden ingetrokken indien de voor verkrijging verstrekte
gegevens zodanig onjuist of onvolledig blijken te zijn geweest, dat op de aanvraag
een andere beslissing zou zijn genomen als bij de beoordeling daarvan de juiste omstandigheden
volledig bekend waren geweest.
UWV zal in de regel de tewerkstellingsvergunning intrekken indien uit eigen onderzoek
van de bij UWV beschikbare gegevens dan wel uit bevindingen van ketenpartners zoals
de Nederlandse arbeidsinspectie, de IND of de Belastingdienst informatie wordt verkregen
waaruit blijkt dat de vergunning kan worden ingetrokken op grond van dit wetsartikel.
De vergunning zal met terugwerkende kracht worden ingetrokken vanaf de datum waarop
niet (meer) wordt voldaan aan de voorwaarden. Indien het UWV beschikt over de informatie
zoals eerder in deze alinea vermeld en de vreemdeling heeft een gecombineerde vergunning
zal het UWV de IND adviseren om de gecombineerde vergunning in te trekken.
12.2. Intrekking tewerkstellingsvergunning of gecombineerde vergunning omdat er geen
gebruik van wordt gemaakt
In artikel 12, eerste lid, onderdeel c, van de Wav is bepaald dat de tewerkstellingsvergunning
of gecombineerde vergunning kan worden ingetrokken als er geen gebruik van wordt gemaakt.
Teneinde dit te kunnen effectueren zal bij de vergunningverlening de werkgever die
de tewerkstellingsvergunning heeft aangevraagd of de houder van de gecombineerde vergunning
er steeds op worden gewezen dat hij op grond van artikel 4 van deze regeling verplicht
is onverwijld ervan mededeling te doen als van de tewerkstellingsvergunning of gecombineerde
vergunning langer dan 4 weken geen gebruik wordt gemaakt. Op grond van artikel 4 van
deze regeling is de houder van de tewerkstellingsvergunning verplicht onverwijld schriftelijk
mededeling te doen als van de tewerkstellingsvergunning langer dan 4 weken geen gebruik
wordt gemaakt. Deze verplichting is opgenomen om te zorgen dat tijdig wordt gemeld
als er geen gebruik meer wordt gemaakt van de tewerkstellingsvergunning omdat het
dienstverband is geëindigd of het werk is beëindigd. Gelet hierop is de werkgever
gehouden om, voor zover hij daarvan kennis heeft of kan hebben, te melden als de vreemdeling
niet meer bij de werkgever werkzaam is. Zie ook paragraaf 1.3.
Van de werkgever wordt verwacht dat hij de vreemdeling en, indien sprake is van een
situatie als bedoeld in artikel 2, tweede lid van de Wav, ook de andere werkgever
informeert over zijn besluit niet langer van de tewerkstellingsvergunning of gecombineerde
vergunning gebruik te maken.
De tewerkstellingsvergunning of gecombineerde vergunning wordt vervolgens ingetrokken,
tenzij de vreemdeling een aaneengesloten verlofperiode van niet langer dan drie maanden
geniet, dan wel ziekteverlof, zwangerschapsverlof, bevallingsverlof of ouderschapsverlof
heeft en de arbeidsrelatie blijft voortbestaan.
Artikel 12a Wav: Facultatieve intrekkingsgronden: bij ontbreken erkende referentstatus
12a.1. Intrekking tewerkstellingsvergunning of gecombineerde vergunning indien erkenning
als referent is afgewezen, geschorst of ingetrokken
Op grond van artikel 12a, onderdeel a, van de Wav kan een tewerkstellingsvergunning
of gecombineerde vergunning worden ingetrokken indien de erkenning als referent van
een werkgever is afgewezen, ingetrokken of geschorst.
Op grond van artikel 2e van de Vw 2000 kan een aanvraag tot erkenning als referent
worden afgewezen indien:
-
a. de aanvrager, voor zover vereist op grond van de Handelsregisterwet 2007, niet is
ingeschreven in het handelsregister, bedoeld in artikel 2 van die wet;
-
b. de continuïteit en solvabiliteit van de onderneming, rechtspersoon of organisatie
onvoldoende is gewaarborgd;
-
c. de betrouwbaarheid van de aanvrager of van de direct of indirect bij die onderneming,
rechtspersoon of organisatie betrokken natuurlijke of rechtspersonen of ondernemingen
onvoldoende vast staat;
-
d. de erkenning als referent van de aanvrager of van de direct of indirect bij die onderneming,
rechtspersoon of organisatie betrokken rechtspersoon of organisatie betrokken rechtspersonen
of ondernemingen binnen een periode van vijf jaar direct voorafgaand aan de aanvraag
is ingetrokken, of
-
e. de aanvrager niet voldoet aan de vereisten die verband houden met het doel waarvoor
de vreemdeling in Nederland verblijft of wil verblijven, waaronder in ieder geval
kan worden verstaan de aansluiting bij en naleving van een gedragscode.
De erkenning als referent kan op grond van artikel 2f van de Vw 2000 worden geschorst
op grond van ernstige vermoedens dat er grond bestaat om de erkenning als referent
in te trekken op grond van artikel 2g van de Vw 2000.
Artikel 2g van de Vw 2000 bepaalt dat de erkenning als referent kan worden ingetrokken,
indien:
-
a. de erkenning is verleend op grond van onjuiste of onvolledige gegevens;
-
b. de erkende referent niet langer voldoet aan de voorwaarden voor erkenning;
-
c. de erkende referent zich niet heeft gehouden aan zijn verplichtingen als referent,
of
-
d. de erkende referent daarom verzoekt.
Het UWV zal de tewerkstellingsvergunning in ieder geval niet intrekken, noch bij een
gecombineerde vergunning niet negatief adviseren op grond van artikel 12a van de Wav
zolang de beslissing tot afwijzing, schorsing of intrekking van de erkenning als referent
niet onherroepelijk is.
12a.2. Intrekking tewerkstellingsvergunning of gecombineerde vergunning indien aan
(erkende) referent een bestuurlijke boete is opgelegd
Op grond van artikel 12a, onderdeel b, van de Wav kan een tewerkstellingsvergunning
of gecombineerde vergunning worden ingetrokken indien een werkgever die (erkende)
referent is binnen een periode van vijf jaar voorafgaande aan de aanvraag van een
tewerkstellingsvergunning of gecombineerde vergunning een bestuurlijke boete opgelegd
heeft gekregen op grond van artikel 55a van de Vw 2000 of is gestraft op grond van
artikel 108 van de Vw 2000.
Artikel 55a van de Vw 2000, eerste lid, bepaalt dat bij een overtreding van de verplichtingen
bij of krachtens artikel 2a, tweede lid, onderdeel b (de zorgplicht jegens de vreemdeling),
2t, tweede en derde lid (eigen verklaringen worden volledig en naar waarheid opgesteld
en alle relevante gegevens en bescheiden worden verstrekt), 24a, tweede en derde lid
(eigen verklaringen worden volledig en naar waarheid opgesteld en alle relevante gegevens
en bescheiden worden verstrekt), 54, eerste lid, onderdelen a tot en met e en g, en
tweede lid (verschillende toezichtmaatregelen) een bestuurlijke boete kan worden opgelegd.
Deze boete is maximaal € 3.000 voor ondernemingen, rechtspersonen en andere organisaties
en € 1.500 voor natuurlijke personen.
In artikel 108 van de Vw 2000 worden verschillende strafbepalingen genoemd. De opgelegde
straf kan een geldboete zijn of een periode van hechtenis.
Het UWV zal de tewerkstellingsvergunning in ieder geval niet intrekken, dan wel bij
een gecombineerde vergunning niet negatief adviseren, op grond van artikel 12a, onderdeel
b, Wav indien de beslissing tot oplegging van de bestuurlijke boete of oplegging van
een straf op grond van artikel 108 van de Vw 2000 niet onherroepelijk is.
Artikel 12b Wav: Facultatieve intrekkingsgronden bij overtreding arbeidswetten
12b. Intrekking tewerkstellingsvergunning of gecombineerde vergunning na opleggen
bestuurlijke boete of strafrechtelijke veroordeling naar aanleiding van overtreding
arbeidswetten
Op grond van artikel 12b van de Wav kan de tewerkstellingsvergunning of gecombineerde
vergunning worden ingetrokken als de werkgever binnen een periode van vijf jaar voorafgaand
aan de intrekking voor een tewerkstellingsvergunning of gecombineerde vergunning een
bestuurlijke boete is opgelegd wegens de overtreding van artikelen die in een van
de volgende artikelen zijn genoemd:
-
a. artikel 10:1 van de Arbeidstijdenwet;
-
b. artikel 33 van de Arbeidsomstandighedenwet;
-
c. artikel 18b van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag;
-
d. artikel 18 van de Wet arbeid vreemdelingen, of
-
e. artikel 16 van de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs.
Deze gronden zijn gelijk aan de gronden waarop een vergunning kan worden geweigerd
(zie daarvoor paragraaf 9.1.l.). Bij de beoordeling of een tewerkstellingsvergunning
of gecombineerde vergunning ingetrokken wordt, zal meewegen of sprake is van recidive
of ernstige overtredingen. Van recidive is sprake als binnen een tijdvak van vijf
jaar voorafgaande aan de intrekking meer dan een keer een bestuurlijke boete is opgelegd
op grond van een van bovengenoemde artikelen en deze boetes onherroepelijk zijn geworden.
Voor ernstige overtredingen wordt verwezen naar wat daarover in de betreffende besluiten
staat:
-
a. artikel 7:2, derde lid, Arbeidstijdenbesluit;
-
b. artikel 9.10a, derde lid, Arbeidsomstandighedenbesluit;
-
c. artikel 3, derde lid, Besluit minimumloon en minimumvakantiebijslag;
-
d. artikel 10.1, derde lid, BuWav 2022, of
-
e. artikel 3, derde lid, Besluit arbeidsbemiddeling;
Indien de bevoegde instantie heeft geconstateerd dat zich een ernstige overtreding
heeft voorgedaan zoals bedoeld in een van deze wetten en de beslissing daarover onherroepelijk
is geworden, kan de tewerkstellingsvergunning worden ingetrokken, dan wel wordt geadviseerd
de gecombineerde vergunning in te trekken.
Eveneens kan op grond van artikel 12b de tewerkstellingsvergunning of gecombineerde
vergunning worden ingetrokken als de werkgever binnen een periode van vijf jaar voorafgaand
aan de intrekking voor een tewerkstellingsvergunning of gecombineerde vergunning strafrechtelijk
is veroordeeld op grond van:
-
a. artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht (mensenhandel);
-
b. artikel 11:3 van de Arbeidstijdenwet (arbeid door kinderen), of
-
c. artikel 32 van de Arbeidsomstandighedenwet (verrichten/nalaten van handelingen waardoor
levensgevaar of ernstige schade aan de gezondheid van werknemers ontstaat of te verwachten
is).
Als een werkgever is veroordeeld op grond van een van deze artikelen, kan zijn aanvraag
om een tewerkstellingsvergunning of gecombineerde vergunning worden afgewezen. Daarbij
wordt afgewogen of sprake is van recidive. Deze intrekkingsgronden kunnen ook toegepast
worden als de tewerkstellingsvergunning of gecombineerde vergunning is verleend aan
een bedrijf waarvan (een van) de bestuurder(s) eerder een bestuurlijke boete in het
kader van deze wetten is opgelegd of hiervoor strafrechtelijk is veroordeeld. Een
tewerkstellingsvergunning of gecombineerde vergunning kan niet worden ingetrokken
als de beslissing tot oplegging van de bestuurlijke boete of de strafrechtelijke veroordeling
nog niet onherroepelijk is.
Artikel 13 Wav: Overige intrekkingsgronden
13. Intrekking van de tewerkstellingsvergunning of gecombineerde vergunning voor seizoensarbeid
Op grond van artikel 13, aanhef, en onderdeel a, van de Wav kan een tewerkstellingsvergunning
of gecombineerde vergunning worden ingetrokken wanneer de beperking waaronder de vergunning
is verleend, niet in acht wordt genomen.
Zo trekt UWV, wanneer de houder van een tewerkstellingsvergunning of gecombineerde
vergunning voor seizoensarbeid andere arbeid verricht dan als seizoensarbeider (zonder
dat hier een tewerkstellingsvergunning voor is afgegeven), de tewerkstellingsvergunning
in, of adviseert UWV de gecombineerde vergunning in te trekken.
Artikel 24 Wav: Standstill-bepaling
-
24. Vreemdelingen die aanspraken kunnen ontlenen aan het Aanvullend Protocol bij de Overeenkomst
waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Economische Gemeenschap
en Turkije of het Besluit nr. 1/80 van de Associatieraad d.d. 19 september 1980 betreffende
de ontwikkeling van de associatie, zijn uitgezonderd van bepalingen in de Wav voor
zover ze nieuwe beperkingen als bedoeld in artikel 41 van dat protocol en artikel
13 van dat besluit opleveren.
De Wav kende tot 2014 bijvoorbeeld in artikel 4, tweede lid, onderdeel b, een bepaling
die aangaf dat de vreemdeling die gedurende een ononderbroken tijdvak van drie jaar
heeft beschikt over een voor het verrichten van arbeid geldige verblijfsvergunning
voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 14 van de Wv en die nadien zijn hoofdverblijf
niet buiten Nederland heeft gevestigd vrij is op de arbeidsmarkt. De verlenging van
deze periode in 2014 naar vijf jaar, is in strijd met de standstill-bepaling als genoemd
in artikel 13 van het besluit. Ook het vereiste dat een tewerkstellingsvergunning
is vereist ten aanzien van Turkse zelfstandigen in de vrije termijn is in strijd met
de standstill-bepaling in artikel 41 van het protocol.