10 (2019) Nr. 2

A. TITEL

Verdrag tussen de regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de regering van de Socialistische Republiek Vietnam inzake betaalde werkzaamheden door gezinsleden van personeel van diplomatieke vertegenwoordigingen en consulaire posten;

Hanoi, 25 april 2019

Voor een overzicht van de verdragsgegevens, zie verdragsnummer 013249 in de Verdragenbank.

C. VERTALING


Verdrag tussen de regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de regering van de Socialistische Republiek Vietnam inzake betaalde werkzaamheden door gezinsleden van personeel van diplomatieke vertegenwoordigingen en consulaire posten

De Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Socialistische Republiek Vietnam (hierna te noemen „de partijen”),

Geleid door de wens de werkgelegenheidskansen voor gezinsleden van leden van de diplomatieke vertegenwoordiging en/of consulaire post van de zendstaat op het grondgebied van de ontvangende staat te verbeteren,

Zijn het volgende overeengekomen:

Artikel 1 Toestemming om betaalde werkzaamheden te verrichten

Het is gezinsleden, zoals omschreven in artikel 2 van dit Verdrag, toegestaan betaalde werkzaamheden te verrichten in de ontvangende staat in overeenstemming met de wet- en regelgeving van die staat na het verkrijgen van de desbetreffende toestemming in overeenstemming met de bepalingen van dit Verdrag.

Artikel 2 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van dit Verdrag wordt verstaan onder:

a. „vertegenwoordiging”:

de diplomatieke vertegenwoordiging en/of consulaire post;

b. „lid van de vertegenwoordiging”:

het hoofd van de vertegenwoordiging en de leden van het diplomatiek, consulair, administratief, technisch en ondersteunend personeel van een vertegenwoordiging van de zendstaat die taken vervullen bij die vertegenwoordiging en die noch de nationaliteit hebben van de ontvangende staat noch permanent in die staat verblijven;

c. „gezinslid”:
  • de echtgenoot/echtgenote van een lid van de vertegenwoordiging in overeenstemming met de wetgeving van de zendstaat en van de ontvangende staat;

  • een ongehuwd, financieel afhankelijk kind van een lid van de vertegenwoordiging in de leeftijd tussen 16 en 25 jaar dat voltijds onderwijs of een voltijdse studie volgt in de ontvangende staat;

  • een ongehuwd, financieel afhankelijk kind van een lid van de vertegenwoordiging in de leeftijd tussen 16 en 25 jaar dat door de ontvangende staat op grond van de nationale regelgeving of op humanitaire gronden geacht wordt deel uit te maken van het huishouden van het lid van de vertegenwoordiging;

  • Een kind dat fulltime betaalde werkzaamheden verricht, in overeenstemming met de nationale wetgeving van de ontvangende staat, wordt niet financieel afhankelijk geacht.

Artikel 3 Procedure voor toestemming

  • 1. Alvorens betaalde werkzaamheden te aanvaarden dient een gezinslid toestemming te verkrijgen van de ontvangende staat. De ambassade van de zendstaat vraagt namens het gezinslid door middel van een diplomatieke nota de toestemming aan bij de dienst protocollaire aangelegenheden van het ministerie van Buitenlandse Zaken van de ontvangende staat.

  • 2. Het verzoek gaat vergezeld van de benodigde stukken tot vaststelling van de volledige identiteit van de desbetreffende persoon, onder vermelding van de aard van de betaalde werkzaamheden die het gezinslid wenst te verrichten.

  • 3. Het ministerie van Buitenlandse Zaken van de ontvangende staat stelt de ambassade door middel van een diplomatieke nota en binnen een termijn van ten hoogste dertig (30) dagen na ontvangst van het verzoek, officieel in kennis van het feit of het gezinslid toestemming krijgt om betaalde werkzaamheden te verrichten, nadat is vastgesteld dat de persoon namens wie om toestemming wordt gevraagd, een gezinslid is zoals omschreven in dit Verdrag en dat de van toepassing zijnde procedure is gevolgd. In Nederland dienen de betaalde werkzaamheden te worden afgedrukt op de identiteitskaart van het gezinslid. Het gezinslid is vrijgesteld van de verplichting een werkvergunning te verkrijgen, in overeenstemming met de relevante interne regelgeving van de ontvangende staat.

  • 4. De ontvangende staat kan de toestemming om betaalde werkzaamheden te verrichten weigeren of intrekken indien het gezinslid op enig moment de wetten omtrent immigratie of naturalisatie of de belastingwetten van de ontvangende staat schendt.

  • 5. Het gezinslid is niet vrijgesteld van de verplichting te voldoen aan eisen die gelden voor het uitoefenen van bepaalde werkzaamheden. De bepalingen van dit Verdrag mogen door de zendstaat niet zodanig worden uitgelegd dat hieraan het recht wordt ontleend een bepaald beroep uit te oefenen.

  • 6. De ambassade van de zendstaat stelt het ministerie van Buitenlandse Zaken van de ontvangende staat door middel van een diplomatieke nota in kennis van de beëindiging van de door het gezinslid verrichte betaalde werkzaamheden en dient een nieuw verzoek om toestemming in, in overeenstemming met de in het eerste, tweede en derde lid van dit artikel vereiste procedure, indien het gezinslid opnieuw betaalde werkzaamheden wil verrichten.

Artikel 4 Sociale zekerheid en belastingen

Een gezinslid dat toestemming heeft verkregen voor het verrichten van betaalde werkzaamheden uit hoofde van dit Verdrag is onderworpen aan het socialezekerheidsstelsel van de ontvangende staat ten aanzien van alle aangelegenheden die verband houden met zijn of haar werkzaamheden in die staat. Een gezinslid is tevens verplicht in de ontvangende staat alle belastingen naar het inkomen te betalen die voortvloeien uit het verrichten van de werkzaamheden uit hoofde van dit Verdrag, voor zover dit niet strijdig is met andere toepasselijke internationale instrumenten die voor beide partijen bindend zijn.

Artikel 5 Vervallen van de toestemming

De toestemming voor een gezinslid om betaalde werkzaamheden te verrichten eindigt wanneer:

  • 1. de begunstigde niet langer de status van gezinslid heeft zoals omschreven in dit Verdrag;

  • 2. het lid van de vertegenwoordiging wiens gezinslid de begunstigde is ingevolge dit Verdrag, is overleden;

  • 3. de plaatsing van het lid van de vertegenwoordiging in kwestie eindigt.

De krachtens dit Verdrag verrichte werkzaamheden geven het gezinslid niet het recht in de ontvangende staat te blijven wonen. Het gezinslid heeft op grond van deze werkzaamheden evenmin het recht deze werkzaamheden te blijven verrichten of andere werkzaamheden te aanvaarden in de ontvangende staat nadat de krachtens dit Verdrag verleende toestemming is vervallen.

Artikel 6 Immuniteit

  • 1. Indien een gezinslid immuniteit geniet van civielrechtelijke en bestuursrechtelijke rechtsmacht van de ontvangende staat in overeenstemming met het Verdrag van Wenen inzake diplomatiek verkeer van 18 april 1961 of ingevolge enige andere van toepassing zijnde internationale instrumenten die voor beide partijen bindend zijn, is een dergelijke immuniteit niet van toepassing ten aanzien van tegen hen ingestelde vorderingen met betrekking tot elk handelen of nalaten dat verband houdt met de betaalde werkzaamheden die het gezinslid verricht.

  • 2. Indien een gezinslid immuniteit geniet ten aanzien van de rechtsmacht in strafzaken van de ontvangende staat in overeenstemming met het Verdrag van Wenen inzake diplomatiek verkeer van 18 april 1961 of ingevolge enige andere van toepassing zijnde internationale instrumenten die voor beide partijen bindend zijn, worden de bepalingen tot vaststelling van deze immuniteit toegepast ten aanzien van elk handelen of nalaten dat verband houdt met de betaalde werkzaamheden die het gezinslid verricht. Indien het in de ogen van de ontvangende staat echter een ernstige kwestie betreft, neemt de zendstaat, op verzoek van de ontvangende staat, het afstand doen van de immuniteit van het gezinslid ten aanzien van rechtsmacht in strafzaken ernstig in overweging.

  • 3. Het afstand doen van immuniteit heeft geen betrekking op maatregelen van preventieve aard of de tenuitvoerlegging van een vonnis; daarvoor is afzonderlijk afstand doen van immuniteit noodzakelijk. De zendstaat neemt elk schriftelijk verzoek daartoe van de ontvangende staat ernstig in overweging.

Artikel 7 Beslechting van geschillen

Geschillen tussen de partijen betreffende de uitlegging, uitvoering of toepassing van dit Verdrag worden in der minne langs diplomatieke weg geregeld.

Artikel 8 Inwerkingtreding, looptijd, wijziging en beëindiging

  • 1. De partijen stellen elkaar langs diplomatieke weg er schriftelijk van in kennis dat aan de procedures die ingevolge hun onderscheiden nationale wetgevingen vereist zijn voor de inwerkingtreding van dit Verdrag is voldaan.

  • 2. Dit Verdrag kan met wederzijdse schriftelijke instemming van beide partijen langs diplomatieke weg worden gewijzigd. Wijzigingen treden in werking op de eerste dag van de tweede maand die volgt op de datum van ontvangst van de laatste kennisgeving van de ene partij aan de andere partij dat aan de procedures die ingevolge hun onderscheiden nationale wetgevingen vereist zijn voor de inwerkingtreding van de wijzigingen is voldaan. Deze wijzigingen maken een integrerend deel uit van het Verdrag.

  • 3. Dit Verdrag treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand die volgt op de datum van ontvangst van de laatste kennisgeving van de ene partij aan de andere partij.

  • 4. Het Verdrag blijft voor onbepaalde tijd van kracht. Elk van de partijen kan dit Verdrag te allen tijde beëindigen door middel van een schriftelijke kennisgeving langs diplomatieke weg aan de andere partij. In dat geval houdt dit Verdrag op van toepassing te zijn zes (06) maanden na de datum van ontvangst van deze kennisgeving door de andere partij.

  • 5. Wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft is dit Verdrag van kracht in het Europese deel van Nederland, in het Caribisch deel van Nederland (de eilanden Bonaire, Sint Eustatius en Saba) alsmede op Aruba, Curaçao en Sint Maarten, tenzij anders bepaald in de kennisgeving bedoeld in het eerste lid van dit artikel. In het laatste geval kan het Koninkrijk der Nederlanden te allen tijde de toepassing van dit Verdrag uitbreiden tot een of meer van zijn afzonderlijke delen door middel van een kennisgeving langs diplomatieke weg aan de Socialistische Republiek Vietnam.

TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden, daartoe naar behoren gemachtigd, dit Verdrag hebben ondertekend.

GEDAAN te Hanoi op 25 april 2019, in tweevoud, in de Engelse taal.

Voor de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden, ELSBETH AKKERMAN

Voor de Regering van de Socialistische Republiek Vietnam, TO ANH DUNG


Uitgegeven de dertigste juli 2019.

De Minister van Buitenlandse Zaken, S.A. BLOK

Naar boven