28 (2018) Nr. 1

A. TITEL

Partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek van Singapore, anderzijds (met gemeenschappelijke verklaringen en begeleidend schrijven);

Brussel, 19 oktober 2018

Voor een overzicht van de verdragsgegevens, zie verdragsnummer 012841 in de Verdragenbank.

B. TEKST 1)


Partnerschaps-en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek van Singapore, anderzijds

de Europese Unie, hierna „de Unie” genoemd,

en

het Koninkrijk België,

de Republiek Bulgarije,

de Tsjechische Republiek,

het Koninkrijk Denemarken,

de Bondsrepubliek Duitsland,

de Republiek Estland,

Ierland,

de Helleense Republiek,

het Koninkrijk Spanje,

de Franse Republiek,

de Republiek Kroatië,

de Italiaanse Republiek,

de Republiek Cyprus,

de Republiek Letland,

de Republiek Litouwen,

het Groothertogdom Luxemburg,

Hongarije,

de Republiek Malta,

het Koninkrijk der Nederlanden,

de Republiek Oostenrijk,

de Republiek Polen,

de Portugese Republiek,

Roemenië,

de Republiek Slovenië,

de Slowaakse Republiek,

de Republiek Finland,

het Koninkrijk Zweden, en

het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittanië en Noord-Ierland,

Verdragsluitende partijen bij het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, hierna „de lidstaten” genoemd,

enerzijds, en

de Republiek Singapore,

anderzijds,

hierna gezamenlijk „de partijen” genoemd,

Gezien de traditionele vriendschapsbanden tussen de partijen en de nauwe historische, politieke en economische banden die hen verenigen;

Gezien het bijzondere belang dat de partijen hechten aan het alomvattende karakter van hun wederzijdse betrekkingen;

Overwegende dat de partijen van mening zijn dat deze overeenkomst deel uitmaakt van bredere en samenhangende betrekkingen tussen hen, die tot stand zijn gekomen door overeenkomsten waarbij beide zijden partij zijn;

Bevestigend dat de partijen gehecht zijn aan de eerbiediging van de democratische beginselen en de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, zoals deze zijn vastgelegd in de Universele Verklaring van de rechten van de mens en andere toepasselijke internationale mensenrechteninstrumenten waarbij zij partij zijn;

Bevestigend dat de partijen gehecht zijn aan de beginselen van de rechtsstaat en goed bestuur en streven naar economische en sociale vooruitgang ten bate van hun bevolking, rekening houdende met de beginselen van duurzame ontwikkeling en de noodzaak tot bescherming van het milieu;

Bevestigend dat de partijen streven naar betere samenwerking op het gebied van internationale stabiliteit, justitie en veiligheid als een fundamentele voorwaarde om duurzame sociale en economische ontwikkeling te bevorderen, armoede uit te bannen en de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling van de Verenigde Naties te verwezenlijken;

Verklarend dat zij zich er volledig toe verbinden alle vormen van terrorisme te bestrijden en effectieve internationale instrumenten te ontwikkelen om terrorisme uit te bannen overeenkomstig de desbetreffende instrumenten van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties (VN-Veiligheidsraad), in het bijzonder Resolutie 1373 van de VN-Veiligheidsraad;

Overwegende dat de Unie in 2001 een breed actieplan inzake terrorismebestrijding heeft goedgekeurd en in 2004 heeft herzien en bijgevolg een breed scala aan maatregelen heeft getroffen, dat de Europese Raad op 25 maart 2004 na de aanslagen in Madrid een belangrijke verklaring betreffende de bestrijding van terrorisme heeft afgelegd, en dat de Unie tevens in december 2005 haar goedkeuring heeft gehecht aan een strategie inzake terrorismebestrijding;

Bevestigend dat de ernstigste misdrijven die de gehele internationale gemeenschap aangaan, niet ongestraft mogen blijven en dat de effectieve vervolging ervan moet worden gewaarborgd door maatregelen op nationaal niveau te nemen en de wereldwijde samenwerking te intensiveren;

Overwegende dat de onpartijdige en onafhankelijke werking van het Internationaal Strafhof een belangrijke ontwikkeling voor vrede en internationale gerechtigheid is;

Aangezien de Europese Raad de verspreiding van massavernietigingswapens en overbrengingsmiddelen daarvoor heeft aangemerkt als een ernstige bedreiging voor de internationale veiligheid, en op 12 december 2003 een strategie tegen de verspreiding van massavernietigingswapens heeft goedgekeurd, dat de Raad van de Europese Unie reeds op 17 november 2003 Uniebeleidsmaatregelen had goedgekeurd om non-proliferatiebeleid te integreren in de Uniebetrekkingen met derde landen, dat de door de gehele internationale gemeenschap aangegane verbintenis om de proliferatie van massavernietigingswapens en de overbrengingsmiddelen daarvoor te bestrijden ten grondslag ligt aan de aanneming, bij consensus, van Resolutie 1540 van de VN-Veiligheidsraad, en dat deze verbintenis van de internationale gemeenschap opnieuw is bevestigd door de aanneming van Resolutie 1673 en Resolutie 1810 van de VN-Veiligheidsraad;

Overwegende dat de Europese Raad van oordeel is dat handvuurwapens en lichte wapens (SALW) een groeiende bedreiging voor de vrede, de veiligheid en de ontwikkeling vormen en op 16 december 2005 zijn goedkeuring heeft gehecht aan een strategie tot bestrijding van de illegale accumulatie van handvuurwapens en lichte wapens en van munitie daarvoor. In deze strategie benadrukte de Europese Raad de noodzaak om een alomvattende en consistente aanpak van het veiligheids- en ontwikkelingsbeleid te verzekeren;

Het belang erkennend van de samenwerkingsovereenkomst van 7 maart 1980 tussen de Europese Economische Gemeenschap en Indonesië, Maleisië, de Filippijnen, Singapore en Thailand, lidstaten van de ASEAN (de Associatie van Zuidoost-Aziatische staten) en de daaropvolgende toetredingsprotocollen;

Erkennende dat de versterking van de betrekkingen tussen de partijen van groot belang is ter stimulering van hun samenwerking, en zich bewust van hun gemeenschappelijke streven om de betrekkingen op gebieden van wederzijds belang te consolideren, te verdiepen en te diversifiëren, op basis van gelijkwaardigheid, met inachtneming van het milieu en wederzijds tot voordeel strekkend;

Bevestigend dat de partijen in volledige overeenstemming met de in regionaal verband ondernomen activiteiten, de samenwerking tussen de Unie en de Republiek Singapore willen verdiepen, op grond van gemeenschappelijke waarden en tot wederzijds voordeel;

Bevestigend dat de partijen ernaar streven om meer begrip te kweken tussen Azië en Europa op basis van gelijkheid, respect voor elkaars culturele en politieke normen, en met aanvaarding van meningsverschillen;

Bevestigend dat de partijen ernaar streven om de handelsrelaties te versterken door het sluiten van een vrijhandelsovereenkomst;

Opmerkende dat de bepalingen van deze overeenkomst die binnen het toepassingsgebied van het derde deel, titel V, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie vallen, het Verenigd Koninkrijk en Ierland als afzonderlijke overeenkomstsluitende partijen binden, en niet als deel van de Europese Unie, totdat de Unie tezamen met het Verenigd Koninkrijk en/of Ierland Singapore ervan in kennis heeft gesteld dat het Verenigd Koninkrijk en/of Ierland gebonden zijn als deel van de Europese Unie, overeenkomstig Protocol nr. 21 betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, dat aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie is gehecht. Indien het Verenigd Koninkrijk en/of Ierland niet langer gebonden is als deel van de Unie overeenkomstig artikel 4 bis van Protocol nr. 21, moet de Unie tezamen met het Verenigd Koninkrijk en/of Ierland Singapore onmiddellijk in kennis stellen van iedere wijziging in hun positie; in dat geval blijven zij op persoonlijke titel gebonden door de bepalingen van deze overeenkomst. Hetzelfde geldt voor Denemarken, overeenkomstig Protocol nr. 22 betreffende de positie van Denemarken, dat aan die verdragen is gehecht,

Zijn het volgende overeengekomen:

TITEL I AARD EN TOEPASSINGSGEBIED

Artikel 1 Algemene beginselen
  • 1. De eerbiediging van de democratische beginselen, de rechtsstaat en de fundamentele rechten van de mens, zoals vastgelegd in de Universele Verklaring van de rechten van de mens en andere toepasselijke internationale mensenrechteninstrumenten waarbij de partijen partij zijn, ligt ten grondslag aan het binnenlandse en het buitenlandse beleid van de partijen en is een essentieel element van deze overeenkomst.

  • 2. De partijen bevestigen dat zij de waarden delen die zijn vastgelegd in het Handvest van de Verenigde Naties (VN-Handvest).

  • 3. De partijen bevestigen dat zij zich ertoe verbinden duurzame ontwikkeling te stimuleren, samen te werken om het probleem van klimaatverandering aan te pakken en bij te dragen tot de verwezenlijking van de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling.

  • 4. De partijen bevestigen dat zij belang hechten aan de beginselen van goed bestuur, de rechtsstaat met inbegrip van de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht, en corruptiebestrijding.

  • 5. De partijen komen overeen dat de samenwerking in het kader van deze overeenkomst zal geschieden volgens hun eigen wet- en regelgeving.

Artikel 2 Doel van de samenwerking

Met het oog op de versterking van hun bilaterale betrekkingen voeren de partijen een brede dialoog en stimuleren zij verdere samenwerking in alle sectoren van gezamenlijk belang. Hun inspanningen zijn met name gericht op:

  • a. het opzetten van samenwerking in alle relevante regionale en internationale fora en organisaties;

  • b. het opzetten van samenwerking ter bestrijding van terrorisme en grensoverschrijdende criminaliteit;

  • c. het opzetten van samenwerking op het gebied van de bestrijding van de meest ernstige misdrijven waarmee de internationale gemeenschap wordt geconfronteerd;

  • d. het opzetten van samenwerking inzake de bestrijding van de verspreiding van massavernietigingswapens, de overbrengingsmiddelen daarvoor, de illegale opslag van en de illegale handel in handvuurwapens en lichte wapens in al zijn aspecten;

  • e. het scheppen van voorwaarden voor en het bevorderen van de intensivering en ontwikkeling van het handelsverkeer tussen de partijen tot hun wederzijds voordeel;

  • f. het opzetten van samenwerking op alle handels- en investeringsgerelateerde gebieden van gezamenlijk belang, teneinde naast de lopende en toekomstige regionale EU-ASEAN-initiatieven op consistente wijze handels- en investeringsstromen te vergemakkelijken en barrières voor handel en investeringen te voorkomen en weg te nemen;

  • g. het opzetten van samenwerking op het gebied van justitie, vrijheid en veiligheid, met inbegrip van de rechtsstaat en gerechtelijke samenwerking, gegevensbescherming, migratie, smokkel en mensenhandel, de bestrijding van de grensoverschrijdende georganiseerde misdaad, het witwassen van geld en illegale drugs;

  • h. het opzetten van samenwerking in alle andere sectoren van wederzijds belang, met name douaneaangelegenheden, macro-economisch beleid en financiële instellingen, belastingen, industrieel beleid en kleine en middelgrote ondernemingen, de informatiemaatschappij, wetenschap en technologie, energie, vervoer, onderwijs en cultuur, milieu en natuurlijke hulpbronnen, gezondheidszorg en statistiek;

  • i. het bevorderen van de bestaande deelname en het aanmoedigen van verdere deelname van de Republiek Singapore aan de Uniesamenwerkingsprogramma's voor heel Azië;

  • j. het vergroten van de rol en de zichtbaarheid van de partijen in elkaars regio;

  • k. het tot stand brengen van een regelmatige dialoog met het oog op de versterking van het wederzijds begrip van elkaars maatschappij en de bevordering van het bewustzijn van de verschillende culturele, religieuze en maatschappelijke opvattingen in zowel Azië als Europa.

TITEL II BILATERALE, REGIONALE EN INTERNATIONALE SAMENWERKING

Artikel 3 Samenwerking in regionale en internationale organisaties
  • 1. De partijen wisselen standpunten uit en werken samen in het kader van regionale en internationale fora en organisaties zoals de Verenigde Naties, de dialoog tussen de ASEAN en de EU, het regionale forum van de ASEAN, de bijeenkomst Azië-Europa (ASEM) en de Wereldhandelsorganisatie (WTO), wanneer de partijen het erover eens zijn dat dergelijke uitwisseling en samenwerking van wederzijds belang is.

  • 2. De partijen komen ook overeen samenwerking op deze gebieden te bevorderen tussen denktanks, academici, niet-gouvernementele organisaties en de media, in de vorm van seminars, conferenties, en andere verwante activiteiten, mits deze samenwerking op wederzijdse toestemming is gestoeld.

Artikel 4 Regionale en bilaterale samenwerking
  • 1. Voor elke sector waarbinnen uit hoofde van deze overeenkomst een dialoog wordt gevoerd en samenwerking plaatsvindt, en met de nodige nadruk op zaken in het kader van bilaterale samenwerking, komen de partijen overeen de daarmee verband houdende activiteiten uit te voeren binnen een bilateraal of regionaal kader, of een combinatie daarvan. Bij het kiezen van het passende kader proberen de partijen de voordelen voor en de betrokkenheid van de EU en ASEAN-partners te optimaliseren, waarbij zij zo goed mogelijk gebruik maken van de beschikbare middelen, rekening houden met de politieke en institutionele haalbaarheid en zorgen voor samenhang met andere activiteiten waarbij de EU en ASEAN-partners betrokken zijn.

  • 2. De partijen kunnen eventueel besluiten financiële steun te verlenen aan samenwerkingsactiviteiten op de in de overeenkomst beschreven of daarmee samenhangende gebieden, overeenkomstig hun respectieve financiële procedures en middelen. Dit kan met name de organisatie omvatten van opleidingen, workshops en seminars, uitwisseling van deskundigen, onderzoeken en andere activiteiten waarover de partijen overeenstemming bereiken.

TITEL III SAMENWERKING OP HET GEBIED VAN INTERNATIONALE STABILITEIT, JUSTITIE, VEILIGHEID EN ONTWIKKELING

Artikel 5 Samenwerking bij terrorismebestrijding

De partijen bevestigen het belang van terrorismebestrijding, overeenkomstig de rechtsstaat en hun respectieve verplichtingen in het kader van het VN-Handvest, de desbetreffende resoluties van de VN-Veiligheidsraad en het internationaal recht, met inbegrip van de geldende wetgeving inzake mensenrechten en vluchtelingen en het internationaal humanitair recht. Binnen dit kader en overeenkomstig de mondiale strategie voor terrorismebestrijding van de VN, zoals opgenomen in Resolutie 60/288 van de Algemene Vergadering van de VN van 8 september 2006, de gezamenlijke verklaring van de EU en de ASEAN over samenwerking ter bestrijding van terrorisme van 28 januari 2003, komen de partijen overeen op het vlak van de preventie en bestrijding van terrorisme in het bijzonder als volgt samen te werken:

  • a. in het kader van de volledige uitvoering van Resolutie 1373 van de VN-Veiligheidsraad en andere toepasselijke VN-resoluties, internationale verdragen en instrumenten;

  • b. door informatie uit te wisselen over terroristische groeperingen en ondersteunende netwerken, overeenkomstig het toepasselijke nationale en internationale recht;

  • c. door de uitwisseling van standpunten over middelen en methoden voor terrorismebestrijding, onder meer op technisch en opleidingsgebied, en door de uitwisseling van ervaringen bij terrorismepreventie;

  • d. door de internationale consensus en het normatieve kader daarvoor over de strijd tegen terrorisme te vergroten en zo spoedig mogelijk overeenstemming te bereiken over het alomvattend verdrag inzake internationaal terrorisme, ter aanvulling op de bestaande VN-instrumenten voor de bestrijding van terrorisme;

  • e. door de samenwerking te bevorderen tussen VN-lidstaten bij de doeltreffende implementatie van de mondiale VN-strategie voor terrorismebestrijding met alle passende middelen;

  • f. door goede praktijken uit te wisselen betreffende de bescherming van de mensenrechten in het kader van de strijd tegen het terrorisme.

De partijen komen overeen dat de samenwerking in het kader van dit artikel zal geschieden volgens hun eigen wet- en regelgeving.

Artikel 6 Uitvoering van internationale verplichtingen met het oog op de bestraffing van ernstige misdrijven waarmee de internationale gemeenschap wordt geconfronteerd
  • 1. De partijen bevestigen opnieuw dat de ernstigste misdrijven die de gehele internationale gemeenschap aangaan, niet ongestraft mogen blijven en dat de effectieve vervolging ervan moet worden gewaarborgd door maatregelen te nemen op nationaal niveau en overeenkomstig de bestaande internationale verplichtingen, door samenwerking met internationale tribunalen die met dit doel zijn opgericht.

  • 2. De partijen zijn van oordeel dat de oprichting en het doeltreffend functioneren van dergelijke rechtbanken een belangrijke ontwikkeling voor internationale vrede en gerechtigheid zijn. De partijen komen overeen samen te werken om ervaringen en technische expertise uit te wisselen over de juridische aanpassingen die noodzakelijk zijn om hun respectieve internationale verplichtingen uit te voeren en na te komen.

  • 3. De partijen erkennen het belang van het Internationaal Strafhof bij de bestrijding van de straffeloosheid en komen overeen een dialoog aan te gaan over de onpartijdige en onafhankelijke werking van het Internationaal Strafhof.

Artikel 7 Bestrijding van de verspreiding van massavernietigingswapens
  • 1. De partijen zijn van oordeel dat de verspreiding van massavernietigingswapens en overbrengingsmiddelen daarvoor, onder zowel staten als niet-statelijke actoren, een van de ernstigste bedreigingen voor de internationale stabiliteit en veiligheid vormt.

  • 2. De partijen werken samen en leveren een bijdrage aan de bestrijding van de proliferatie van massavernietigingswapens en de overbrengingsmiddelen daarvoor, door de volledige naleving en de uitvoering op nationaal niveau van de verbintenissen die zij zijn aangegaan in het kader van internationale verdragen en overeenkomsten op het gebied van ontwapening en non-proliferatie en andere toepasselijke VN-resoluties en internationale instrumenten, waarbij de partijen partij zijn. De partijen komen overeen dat deze bepaling een essentieel onderdeel van de overeenkomst is.

  • 3. De partijen komen bovendien overeen samen te werken en bij te dragen aan de strijd tegen massavernietigingswapens en de overbrengingsmiddelen daarvoor, door:

    • a. naar gelang van het geval maatregelen te nemen, die gericht zijn op de ondertekening of bekrachtiging van of toetreding tot alle andere internationale instrumenten die van belang zijn voor het tegengaan van de verspreiding van massavernietigingswapens en op de volledige tenuitvoerlegging daarvan; alsmede

    • b. een doeltreffend systeem voor nationale exportcontroles op te zetten om de uitvoer en doorvoer van met massavernietigingswapens verband houdende goederen te controleren, met inbegrip van de controle van goederen/technologieën voor tweeërlei gebruik op eindgebruik voor massavernietigingswapens en met doeltreffende middelen voor wettelijke of bestuursrechtelijke handhaving, met inbegrip van effectieve sancties en preventieve maatregelen tegen overtredingen van de exportcontroles.

  • 4. Als onderdeel van de samenwerking komen de partijen overeen op gezette tijden overleg te plegen over vraagstukken met betrekking tot bestrijding van de verspreiding van massavernietigingswapens. Deze dialoog kan op regionale basis plaatsvinden.

Artikel 8 Handvuurwapens en lichte wapens
  • 1. De partijen erkennen dat de illegale productie en overdracht van en de illegale handel in handvuurwapens en lichte wapens en munitie daarvoor, alsmede buitensporige accumulatie en ongecontroleerde verspreiding ervan een ernstige bedreiging voor de vrede en de internationale veiligheid blijven vormen.

  • 2. De partijen komen overeen hun respectieve verplichtingen met betrekking tot de aanpak van de illegale handel in handvuurwapens en lichte wapens, met inbegrip van munitie daarvoor, na te komen en volledig ten uitvoer te leggen, overeenkomstig de bestaande internationale verdragen waarbij de partijen betrokken zijn en de desbetreffende resoluties van de VN-Veiligheidsraad, evenals hun verbintenissen in het kader van andere internationale instrumenten op dit gebied, zoals het VN-actieprogramma ter voorkoming, bestrijding en uitbanning van de illegale handel in handvuurwapens en lichte wapens in al zijn aspecten.

  • 3. De partijen verbinden zich ertoe samen te werken en toe te zien op coördinatie, complementariteit en synergie-effecten, in overeenstemming met hun internationale verplichtingen, bij de aanpak van de illegale handel in handvuurwapens en lichte wapens en munitie daarvoor, op mondiaal, regionaal, subregionaal en nationaal niveau, en komen overeen een regelmatige dialoog in te stellen ter begeleiding en consolidatie van deze verbintenis.

TITEL IV SAMENWERKING INZAKE HANDEL EN INVESTERINGEN

Artikel 9 Algemene beginselen
  • 1. De partijen voeren een bilaterale dialoog op het vlak van handels- en investeringsgerelateerde kwesties met het oog op de versterking en bevordering van het multilaterale handelsverkeer tussen de partijen.

  • 2. Hiertoe komt een wederzijdse samenwerking tussen de partijen op het gebied van handel en investeringen tot stand, onder meer door middel van de vrijhandelsovereenkomst. De bovenvermelde vrijhandelsovereenkomst vormt een specifieke overeenkomst die uitvoering geeft aan de handelsbepalingen van deze overeenkomst en vormt een integrerend onderdeel van de algemene bilaterale betrekkingen en het gemeenschappelijke institutionele kader, zoals bepaald in artikel 43, lid 3.

  • 3. De partijen kunnen eventueel hun handels- en investeringsbetrekkingen ontwikkelen, door onder andere de volgende in de artikelen 10 tot 16 bedoelde kwesties aan te pakken.

Artikel 10 Sanitaire en fytosanitaire kwesties

De partijen kunnen overleg plegen en informatie uitwisselen over wetgeving, certificering en inspectieprocedures, met name in het kader van de Overeenkomst inzake sanitaire en fytosanitaire maatregelen die is opgenomen in bijlage IA van de Overeenkomst van Marrakesh tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie van 15 april 1994.

De samenwerking kan onder meer inhouden:

  • a. de aanpak van bilaterale sanitaire en fytosanitaire problemen die een partij aan de orde stelt;

  • b. uitwisseling van informatie over sanitaire en fytosanitaire kwesties;

  • c. bevordering van het gebruik van internationale normen voor zover deze bestaan; alsmede

  • d. oprichting van een mechanisme voor de dialoog over beste praktijken in verband met normen, test- en certificeringsprocedures, en evaluatie van de gelijkwaardigheid van regionale of nationale normen.

Artikel 11 Kwesties die verband houden met technische handelsbelemmeringen

De partijen stimuleren het gebruik van internationale normen, werken samen en wisselen informatie uit op het gebied van normen, conformiteitsbeoordelingsprocedures en technische regelgeving, met name in het kader van de WTO-Overeenkomst inzake technische handelsbelemmeringen.

Artikel 12 Douane
  • 1. De partijen wisselen ervaringen uit en gaan na in hoeverre het mogelijk is invoer-, uitvoer- en andere douaneprocedures te vereenvoudigen, de transparantie van de regelgeving met betrekking tot douane en handel te vergroten en samenwerking op het gebied van douane en doeltreffende bijstandsmechanismen te ontwikkelen; zij streven er tevens naar hun standpunten op elkaar af te stemmen en gezamenlijke activiteiten te ontplooien in de context van internationale initiatieven, waaronder bevordering van het handelsverkeer.

  • 2. De partijen besteden speciale aandacht aan de bevordering van de beveiliging en veiligheid van de internationale handel en aan een juiste balans tussen handelsbevordering en bestrijding van fraude en onregelmatigheden.

Artikel 13 Investeringen

De partijen kunnen de totstandkoming van een aantrekkelijk en stabiel wederzijds investeringsklimaat bevorderen, met behulp van een consistente dialoog die gericht is op verbetering van wederzijds begrip en samenwerking op het gebied van investeringskwesties, onderzoek van administratieve mechanismen om investeringsstromen te vergemakkelijken, en stimulering van stabiele, transparante, open en niet-discriminerende investeringsregels.

Artikel 14 Mededingingsbeleid

De partijen kunnen de doeltreffende vaststelling en toepassing van mededingingsregels en informatieverspreiding stimuleren om de transparantie en juridische zekerheid voor ondernemingen die actief zijn op elkaars markt te bevorderen.

Artikel 15 Diensten

De partijen kunnen een consistente dialoog aangaan die met name gericht is op het uitwisselen van informatie over hun respectieve regelgeving, het stimuleren van toegang tot elkaars markt, het bevorderen van toegang tot bronnen van kapitaal en technologie, en het stimuleren van de handel in diensten tussen beide regio's en in derde landen.

Artikel 16 Bescherming van intellectuele eigendom

De partijen hechten groot belang aan intellectuele-eigendomsrechten2), waarbij zij het toenemende belang ervan erkennen voor de ontwikkeling van innovatieve producten, diensten en technologieën in hun respectieve landen en zij komen overeen te blijven tot samenwerking en niet-vertrouwelijke informatie uit te wisselen op onderling overeengekomen activiteiten en projecten, met het oog op de bevordering, bescherming en de handhaving van deze rechten, met inbegrip van de doeltreffende en efficiënte handhaving door de douaneautoriteiten.

TITEL V SAMENWERKING OP HET GEBIED VAN JUSTITIE, VRIJHEID EN VEILIGHEID

Artikel 17 Rechtsstaat en wettelijke samenwerking
  • 1. Bij de samenwerking op het gebied van justitie, vrijheid en veiligheid, schenken de partijen bijzondere aandacht aan de bevordering van de rechtsstaat en institutionele versterking op alle niveaus, bij de rechtshandhaving en het justitiële apparaat in het bijzonder.

  • 2. De partijen wisselen ook informatie uit met betrekking tot rechtsstelsels en wetgeving.

Artikel 18 Gegevensbescherming
  • 1. De partijen plegen overleg om de bescherming van persoonsgegevens te verbeteren overeenkomstig de beste internationale normen en praktijken, zoals vervat in de Guidelines for the Regulation of Computerized Personal Data Files van de Verenigde Naties (Resolutie 45/95 van de Algemene Vergadering van de VN van 14 december 1990).

  • 2. De samenwerking inzake de bescherming van persoonsgegevens kan onder meer uitwisseling van informatie en deskundigheid inhouden.

Artikel 19 Migratie
  • 1. De partijen bevestigen dat het van belang is de migratiestromen tussen hun grondgebieden gezamenlijk te beheren.

  • 2. De partijen richten een overlegmechanisme op voor dialoog over kwesties in verband met migratie, waaronder legale en illegale migratie, mensensmokkel en -handel en aangelegenheden met betrekking tot internationale bescherming voor wie die nodig heeft. Een dergelijke dialoog wordt gebaseerd op een onderling overeengekomen agenda, voorwaarden en aangelegenheden.

  • 3. Elke partij kan, indien zij dit nuttig acht, migratiekwesties opnemen in haar strategieën voor economische en sociale ontwikkeling vanuit het standpunt van land van herkomst, doorreis en/of bestemming van migranten.

  • 4. De samenwerking tussen de partijen wordt gebaseerd op een specifieke behoeftenanalyse van de partijen, die wordt uitgevoerd in wederzijds overleg tussen de partijen. De partijen komen overeen dat deze samenwerking zal plaatsvinden volgens hun eigen wet- en regelgeving en beleidsmaatregelen. Deze samenwerking kan met name betrekking hebben op:

    • a. de hoofdoorzaken van migratie;

    • b. de ontwikkeling en uitvoering van de op elk van de partijen rustende verplichtingen uit hoofde van het internationaal recht inzake migratievraagstukken, met inbegrip van de internationale bescherming voor mensen in nood;

    • c. de toelatingscriteria, alsmede de rechten en de status van de toegelaten personen, billijke behandeling, onderwijs, opleiding en integratie van legale buitenlandse ingezetenen, maatregelen tegen racisme en vreemdelingenhaat;

    • d. de opzet van een doelmatige en preventieve aanpak van illegale immigratie, smokkel van migranten en mensenhandel, mede daarin begrepen de vraag hoe netwerken en criminele organisaties van handelaars en smokkelaars kunnen worden bestreden en de slachtoffers van deze praktijken kunnen worden beschermd;

    • e. de humane en waardige terugkeer van illegale personen met inbegrip van de bevordering van vrijwillige terugkeer;

    • f. kwesties van wederzijds belang op het gebied van visa en de veiligheid van reisdocumenten;

    • g. kwesties van wederzijds belang op het gebied van grensbewaking.

  • 5. Binnen het kader van de samenwerking ter voorkoming en controle van illegale migratie komen de partijen tevens het volgende overeen:

    • a. de Republiek Singapore zal haar onderdanen die illegaal aanwezig zijn op het grondgebied van een lidstaat van de Europese Unie op verzoek van deze lidstaat en zonder verdere formaliteiten overnemen zodra de nationaliteit is vastgesteld; alsmede

    • b. elke lidstaat van de Europese Unie zal haar onderdanen die illegaal aanwezig zijn op het grondgebied van de Republiek Singapore op verzoek van deze laatste en zonder verdere formaliteiten overnemen zodra de nationaliteit is vastgesteld.

    Voor dergelijke doeleinden verstrekken de lidstaten en de Republiek Singapore hun onderdanen passende identiteitsdocumenten. Indien de over te nemen persoon geen documenten of andere bewijzen van zijn nationaliteit bezit, neemt de bevoegde diplomatieke en consulaire vertegenwoordiging van de partij die de persoon moet overnemen (hetzij de desbetreffende lidstaat, hetzij de Republiek Singapore) op verzoek van de andere partij (hetzij de Republiek Singapore, hetzij de desbetreffende lidstaat) de nodige maatregelen om de over te nemen persoon te ondervragen om zijn nationaliteit vast te stellen.

  • 6. De partijen komen overeen op verzoek van een van de partijen onderhandelingen te voeren met het oog op het sluiten van een overeenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Singapore ter regeling van de overname van onderdanen van de Republiek Singapore en van de lidstaten, onderdanen van andere landen en stateloze personen.

Artikel 20 Bestrijding van georganiseerde misdaad

De partijen komen overeen samen te werken bij de bestrijding van georganiseerde misdaad en corruptie. Die samenwerking is meer in het bijzonder gericht op de toepassing en bevordering van – in voorkomend geval – de desbetreffende internationale normen en instrumenten, zoals het VN-Verdrag ter bestrijding van grensoverschrijdende georganiseerde misdaad en het VN-Verdrag inzake bestrijding van corruptie.

Artikel 21 Bestrijding van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme
  • 1. De partijen zijn het erover eens dat moet worden geprobeerd te voorkomen dat hun financiële systeem wordt misbruikt voor het witwassen van de inkomsten uit criminele activiteiten, overeenkomstig de desbetreffende aanbevelingen van de Financial Action Task Force (FATF).

  • 2. De partijen zullen deskundigheid uitwisselen op het gebied van het ontwikkelen en uitvoeren van regelgeving en de efficiënte werking van geschikte normen en mechanismen.

  • 3. Door de samenwerking moet met name ervoor gezorgd worden dat zoveel mogelijk relevante informatie en deskundigheid wordt uitgewisseld met betrekking tot de vaststelling van passende normen voor de bestrijding van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme, die vergelijkbaar zijn met die van de internationale instanties op dit gebied, zoals de FATF.

Artikel 22 Samenwerking op het gebied van de bestrijding van illegale drugs
  • 1. De partijen werken samen met het oog op een evenwichtige aanpak via doeltreffende coördinatie tussen de bevoegde autoriteiten, ook – in voorkomend geval – op het gebied van gezondheidszorg, justitie, binnenlandse zaken en douane, met het oog op het terugdringen van het aanbod van, de handel in en de vraag naar illegale drugs en de nadelige gevolgen van drugsmisbruik voor particulieren en de samenleving in haar geheel. Daarnaast werken de partijen samen om te zorgen voor een meer doeltreffende preventie van misbruik van drugsprecursoren.

  • 2. De partijen bereiken overeenstemming over de wijze van samenwerking om deze doelstellingen te verwezenlijken. De acties worden gebaseerd op onderling overeengekomen beginselen, overeenkomstig de desbetreffende internationale verdragen, de politieke verklaring en de speciale verklaring inzake richtsnoeren om de vraag naar drugs te verminderen, die zijn aangenomen door de speciale zitting inzake drugs in juni 1998 van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties en de politieke verklaring en het actieplan over internationale samenwerking met het oog op een geïntegreerde en evenwichtige strategie om het drugsprobleem in de wereld aan te pakken, die zijn aangenomen op de 52e zitting van de VN-commissie voor verdovende middelen in maart 2009.

  • 3. De partijen wisselen deskundigheid uit op gebieden zoals de opstelling van nationale wetgeving en nationaal beleid, de oprichting van nationale instellingen en informatiecentra, opleiding van personeel, onderzoek in verband met drugs en de preventie van oneigenlijk gebruik van precursoren voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen en psychotrope stoffen.

TITEL VI SAMENWERKING IN ANDERE SECTOREN

Artikel 23 Samenwerking inzake mensenrechten
  • 1. Op de terreinen waarover zij onderling overeenstemming hebben bereikt, werken de partijen samen voor bevordering en doeltreffende bescherming van de mensenrechten, onder andere via de uitvoering van toepasselijke internationale instrumenten op het gebied van de mensenrechten waarbij de partijen partij zijn.

  • 2. Deze samenwerking kan onder meer omvatten:

    • a. bevordering van en voorlichting over de mensenrechten;

    • b. versterking van de nationale en regionale instellingen op het gebied van de mensenrechten;

    • c. totstandbrenging van een zinvolle, breed gefundeerde mensenrechtendialoog;

    • d. nauwere samenwerking in de schoot van de mensenrechteninstellingen van de Verenigde Naties.

Artikel 24 Samenwerking inzake financiële dienstverlening

De partijen streven ernaar de samenwerking op het gebied van financiële diensten te bevorderen met betrekking tot kwesties van wederzijds belang in het kader van hun respectieve programma's en wetgeving en, in voorkomend geval, overeenkomstig de toepasselijke bepalingen van het vrijhandelsakkoord als bedoeld in artikel 9, lid 2. Deze samenwerking komt tot stand tussen de financiële regelgevers en toezichthouders van de Unie en de Republiek Singapore en heeft betrekking op aangelegenheden op het vlak van regelgeving en toezicht. De financiële regelgevers en toezichthouders zullen met elkaar overleggen om te bepalen op welke wijze het best kan worden samengewerkt.

Artikel 25 Dialoog inzake het economisch beleid
  • 1. De partijen werken samen om het uitwisselen van informatie over hun economische ontwikkelingen en beleidslijnen en het delen van ervaringen inzake de coördinatie van het economische beleid in het kader van regionale economische samenwerking en integratie, te bevorderen.

  • 2. De partijen streven naar intensivering van de dialoog tussen hun autoriteiten over door de partijen overeengekomen economische aangelegenheden, zoals monetair en fiscaal beleid (waaronder belastingen), overheidsfinanciën, macro-economische stabilisatie en buitenlandse schuld.

Artikel 26 Samenwerking op fiscaal gebied
  • 1. Om de economische activiteit te versterken en te ontwikkelen, met inachtneming van de noodzaak een passend regelgevingskader te ontwikkelen, erkennen de partijen de in de leden 2 en 3 opgenomen beginselen van goed fiscaal bestuur en verbinden zij zich ertoe deze toe te passen.

  • 2. Hierbij erkennen de partijen, overeenkomstig hun respectieve bevoegdheden, het belang van de bestrijding van belastingpraktijken die door beide partijen als schadelijk worden beschouwd, bevorderen zij de internationale samenwerking op fiscaal gebied die gericht is tegen belastingfraude en geven zij uitvoering aan de internationaal overeengekomen norm voor transparantie en uitwisseling van informatie in belastingzaken zoals vastgesteld in het OESO-modelverdrag van 2008 inzake belasting op inkomen en vermogen, met het oog op de daadwerkelijke toepassing van hun respectieve belastingvoorschriften.

  • 3. De partijen komen overeen dat de tenuitvoerlegging van deze beginselen met name zal plaatsvinden in het kader van bestaande of toekomstige bilaterale belastingverdragen tussen de Republiek Singapore en de lidstaten.

Artikel 27 Industriebeleid en samenwerking inzake het midden- en kleinbedrijf
  • 1. De partijen, rekening houdend met hun respectieve economische beleidsmaatregelen en doelstellingen, komen overeen de samenwerking inzake het industriebeleid op alle passend geachte terreinen te bevorderen, in het bijzonder met het oog op de verbetering van het concurrentievermogen van het midden- en kleinbedrijf.

  • 2. Deze samenwerking omvat:

    • a. de uitwisseling van gegevens over en ervaringen met het scheppen van een klimaat waarbinnen het midden- en kleinbedrijf zijn concurrentievermogen kan verbeteren;

    • b. het bevorderen van maatschappelijk verantwoord ondernemen en het aanmoedigen van verantwoordelijke ondernemingspraktijken, waaronder duurzame consumptie en productie. Deze samenwerking wordt aangevuld door een consumentenperspectief, bijvoorbeeld inzake productinformatie en de rol van de consument op de markt;

    • c. het bevorderen van de contacten tussen economische actoren, het stimuleren van gemeenschappelijke investeringen en de totstandbrenging van joint-ventures en informatienetwerken, met name via bestaande horizontale Unieprogramma's, waarbij met name de overdracht van zachte en harde technologie tussen de partners wordt gestimuleerd; alsmede

    • d. het vergemakkelijken van de toegang tot kredieten, het verstrekken van informatie en het stimuleren van innovatie.

  • 3. De partijen bevorderen de versterking van de betrekkingen tussen de particuliere sectoren van beide partijen in nieuwe of bestaande fora, waaronder mechanismen die beide partijen bijstand moeten verlenen bij het bevorderen van de internationalisering van het MKB.

Artikel 28 Informatiemaatschappij
  • 1. De partijen erkennen dat informatie- en communicatietechnologieën (ICT) een centraal onderdeel van het moderne leven en essentieel voor de economische en sociale ontwikkeling zijn, en streven ernaar hun beleidsmaatregelen op dit gebied te coördineren teneinde de economische ontwikkeling te bevorderen.

  • 2. Specifiek richt de samenwerking in dit verband zich op de volgende terreinen:

    • a. deelname aan de alomvattende regionale dialoog over de verschillende aspecten van de informatiemaatschappij, met name beleid voor elektronische communicatie en optimale regelgevingspraktijken op terreinen die verband houden met, doch niet beperkt zijn tot het licentiëren van telecommunicatiediensten, de behandeling van nieuwe informatie- en communicatiediensten op basis van het Voice over Internet-protocol (VoIP), de uitbanning van spam, de wijze waarop wordt opgetreden ten aanzien van carriers met een machtspositie en een grotere transparantie en efficiëntie van de regelgevende autoriteit;

    • b. interconnectie en interoperabiliteit van de netwerken en diensten van de partijen;

    • c. normalisatie en verspreiding van nieuwe informatie- en communicatietechnologieën;

    • d. bevordering van de samenwerking tussen de partijen op het gebied van ICT;

    • e. samenwerking aan gezamenlijke onderzoeksprojecten op het gebied van ICT;

    • f. veiligheidsaspecten van de informatiemaatschappij, zoals onderling overeengekomen; alsmede

    • g. conformiteitsbeoordeling van telecommunicatie-uitrusting, met inbegrip van radioapparatuur.

Artikel 29 Samenwerking op het gebied van de audiovisuele sector en de media

De partijen bevorderen de samenwerking in de audiovisuele sector en de media in het algemeen. De samenwerking omvat onder meer, maar is niet beperkt tot:

  • a. uitwisseling van standpunten over het audiovisuele en mediabeleid;

  • b. gezamenlijke organisatie van evenementen van wederzijds belang;

  • c. gezamenlijke opleidingsactiviteiten; alsmede

  • d. het bevorderen van coproducties, en de aanzet geven tot discussies over audiovisuele coproductieovereenkomsten.

Artikel 30 Wetenschappelijke en technologische samenwerking
  • 1. De partijen bevorderen, ontwikkelen en stimuleren de samenwerking op het gebied van wetenschap, technologie en innovatie op terreinen van wederzijds belang, in overeenstemming met de wet- en regelgeving van beide partijen.

  • 2. De doelstellingen van deze samenwerking zijn:

    • a. bevordering van de uitwisseling van informatie over wetenschap, technologie en innovatie, over beleid en programma's;

    • b. bevordering van duurzame betrekkingen tussen de wetenschappelijke gemeenschappen, onderzoekscentra, universiteiten en de industrie van beide partijen;

    • c. ondersteuning van de opleiding en mobiliteit van onderzoekers en studenten van instellingen voor hoger onderwijs.

  • 3. Op basis van overleg tussen de partijen waarbij de instanties voor onderzoeksfinanciering van elk land worden betrokken, kan samenwerking plaatsvinden in de vorm van gezamenlijke onderzoeksprojecten en/of uitwisselingen, bijeenkomsten, workshops en opleiding van wetenschappers en studenten van instellingen voor hoger onderwijs via internationale mobiliteitsprojecten, waardoor onderzoeksresultaten optimaal verspreid worden.

  • 4. In het kader van deze samenwerking bevorderen de partijen de deelname van hun instellingen voor hoger onderwijs, onderzoekscentra en productieve sectoren, met inbegrip van het midden- en kleinbedrijf.

  • 5. De partijen zetten zich in om het publiek beter bewust te maken van de mogelijkheden die hun respectieve programma's voor wetenschappelijke en technologische samenwerking bieden.

Artikel 31 Energie
  • 1. De partijen streven naar meer samenwerking in de energiesector met als doel:

    • a. diversificatie van de energievoorziening en ontwikkeling van nieuwe en duurzame energiebronnen op commerciële basis;

    • b. stimulering van rationeel energiegebruik, met name door de bevordering van de beheersing van de vraagzijde;

    • c. bevordering van de overdracht van technologie die op duurzaam energiegebruik is gericht;

    • d. bestrijding van klimaatverandering, onder meer door koolstofbeprijzing;

    • e. bevordering van de capaciteitsopbouw, met inbegrip van mogelijke opleiding en facilitering van investeringen op het gebied van energie, op basis van transparante, niet-discriminerende, marktconforme regels;

    • f. bevordering van concurrentie in de energiemarkt.

  • 2. Hiertoe streven de partijen naar het bevorderen van contacten tussen de desbetreffende entiteiten die verantwoordelijk zijn voor de planning van het energieverbruik en de uitvoering van gezamenlijk onderzoek tussen onderzoeksinstellingen en universiteiten, met name in het kader van de betrokken regionale fora. Beide partijen zullen verdere mogelijkheden onderzoeken voor nauwere samenwerking op het gebied van nucleaire veiligheid en beveiliging binnen hun bestaande wettelijke kader en beleid. Onder verwijzing naar artikel 34 en de conclusies van de wereldtop inzake duurzame ontwikkeling, die in 2002 in Johannesburg plaatsvond, kunnen de partijen ernaar streven zich bezig te houden met het verband tussen betaalbare toegang tot energiediensten en duurzame ontwikkeling. Deze activiteiten kunnen worden gestimuleerd in samenwerking met het energie-initiatief van de Europese Unie, dat tijdens deze top is gelanceerd.

Artikel 32 Vervoer
  • 1. De partijen komen met wederzijdse instemming overeen verder samen te werken op alle relevante terreinen van het vervoersbeleid met het oog op de verbetering van het verkeer van goederen en personen, de bevordering van de veiligheid en de beveiliging, de bestrijding van piraterij en gewapende overvallen op zee, de bevordering van milieubescherming en bevordering van strenge exploitatienormen en de verhoging van de efficiëntie van hun vervoerssystemen.

    De partijen herinneren aan de afspraak bedoeld in artikel 1, lid 5, en bevestigen opnieuw dat de samenwerking op alle relevante terreinen van vervoer zal worden onderworpen aan hun eigen wet- en regelgeving.

  • 2. De in lid 1 bedoelde samenwerking tussen de partijen op dit gebied richt zich op bevordering van:

    • a. uitwisseling van informatie over hun respectieve vervoersbeleid, met name wat betreft het stadsvervoer en de koppeling en interoperabiliteit van multimodale vervoersnetwerken, alsook het beheer van spoorwegen, havens en luchthavens;

    • b. het gebruik van wereldwijde satellietnavigatiesystemen, met nadruk op onderwerpen van wederzijds belang die samenhangen met regelgeving, industrie en marktontwikkeling;

    • c. een dialoog op het gebied van het luchtvervoer met het oog op een nauwere samenwerking inzake het luchtvaartbeleid en met het oog op gezamenlijke acties op het gebied van luchtvervoersdiensten door onder meer te onderhandelen over overeenkomsten en deze vervolgens uit te voeren. De partijen zullen hun betrekkingen verder ontwikkelen en in voorkomend geval nagaan of in de toekomst een algemene luchtvaartovereenkomst kan worden afgesloten. Wanneer dit wederzijds voordelig is voor de partijen, zullen zij de samenwerking intensiveren op technisch en regelgevingsgebied op gebieden zoals veiligheid van de luchtvaart, beveiliging, luchtverkeerscontrole met inbegrip van de vergroening van de luchtverkeersafhandeling, toepassing van het mededingingsrecht en de economische regulering van de luchtvaart, om de convergentie van de regelgeving te bevorderen en belemmeringen voor het bedrijfsleven uit de weg te ruimen, en zullen zij de dialoog bevorderen met betrekking tot de milieuaspecten van de luchtvaart zoals het gebruik van marktconforme instrumenten om de opwarming van de aarde tegen te gaan onder meer via handel in emissierechten. De partijen zullen op die basis zoeken naar mogelijkheden voor bredere samenwerking op het gebied van de burgerluchtvaart;

    • d. een dialoog over maritieme vervoersdiensten die gericht is op onbeperkte toegang tot de internationale maritieme markten en handel op commerciële en niet-discriminerende basis, om verbintenissen te ondersteunen die tot doel hebben bestaande vrachtreserveringsstelsels gefaseerd af te schaffen en af te zien van de invoering van vrachtverdelingsbepalingen, vestiging met betrekking tot zeevervoerdiensten, waaronder ondersteunende diensten, nationale behandeling inzake toegang tot ondersteunende diensten en havendiensten voor schepen die de vlag voeren van de andere partij of die geëxploiteerd worden door onderdanen of ondernemingen van de andere partij, en het recht om vervoersdiensten van deur tot deur aan te bieden; en

    • e. invoering van normen voor veiligheid en beveiliging en ter voorkoming van vervuiling, met name wat betreft het zeevervoer en de luchtvaart, overeenkomstig de relevante internationale overeenkomsten die door beide partijen zijn ondertekend, met inbegrip van samenwerking binnen de desbetreffende internationale fora met het oog op betere handhaving van de internationale regelgeving.

Artikel 33 Onderwijs en cultuur
  • 1. De partijen komen overeen om, rekening houdende met hun verschillen, de samenwerking op het gebied van onderwijs en cultuur te stimuleren, teneinde het wederzijdse begrip en de kennis van elkaars cultuur te vergroten.

  • 2. De partijen streven ernaar om passende maatregelen te nemen om culturele uitwisselingen te stimuleren en gemeenschappelijke culturele initiatieven uit te voeren, waaronder de organisatie van culturele evenementen. In dit verband komen de partijen ook overeen de activiteiten van de Asia-Europe Foundation te blijven steunen.

  • 3. De partijen komen overeen te overleggen en samen te werken in relevante internationale fora, zoals de Organisatie van de Verenigde Naties voor onderwijs, wetenschap en cultuur (UNESCO), teneinde gemeenschappelijke doeleinden na te streven en culturele diversiteit te bevorderen.

  • 4. Voorts leggen de partijen de nadruk op maatregelen voor de opbouw van permanente banden tussen elkaars gespecialiseerde agentschappen en voor de uitwisseling van informatie, expertise, studenten, deskundigen, jeugd en jeugdwerkers en technische middelen, daarbij gebruikmakend van zowel de faciliteiten die de Unieprogramma's voor onderwijs en cultuur in Zuidoost-Azië bieden, als de ervaringen die beide partijen op dit gebied hebben opgedaan.

  • 5. De partijen stimuleren nauwere uitwisseling en samenwerking tussen hun onderwijsinstellingen ter bevordering van wederzijds begrip, kennis en waardering voor elkaars cultuur, economie en de sociale stelsels. De partijen streven met name naar een grotere mobiliteit van studenten en academici in het kader van het Erasmus Mundus-programma of andere soortgelijke programma's.

Artikel 34 Milieu en natuurlijke hulpbronnen
  • 1. De partijen komen overeen dat het noodzakelijk is de natuurlijke rijkdommen en biodiversiteit duurzaam te beschermen en te beheren als basis voor de ontwikkeling van de huidige en toekomstige generaties.

  • 2. Bij alle activiteiten die de partijen in het kader van deze overeenkomst ondernemen, wordt rekening gehouden met de uitvoering van de resultaten van de VN-Conferentie over Milieu en Ontwikkeling van 1992, de Wereldtop over duurzame ontwikkeling (WSSD) van 2002 en de Conferentie van de Verenigde Naties over duurzame ontwikkeling van 2012.

  • 3. De partijen streven naar voortzetting van hun samenwerking op het gebied van milieubescherming, onder meer door middel van de uitwisseling van goede praktijken op gebieden zoals:

    • a. klimaatverandering en energie-efficiëntie;

    • b. milieuvriendelijke en schone technologieën, met name deze die veilig en duurzaam zijn;

    • c. capaciteitsopbouw bij de onderhandelingen over en de tenuitvoerlegging van multilaterale milieuverdragen;

    • d. kust- en zeemilieu;

    • e. aanpak van illegaal kappen en de daarmee samenhangende handel, en het bevorderen van duurzaam bosbeheer.

Artikel 35 Werkgelegenheid en sociale zaken
  • 1. De partijen komen overeen de samenwerking op het gebied van werkgelegenheid en sociale zaken te intensiveren, met inbegrip van de samenwerking inzake regionale en sociale cohesie, gezondheid en veiligheid op het werk, gelijke kansen voor mannen en vrouwen, volwaardig werk en sociale dialoog teneinde de sociale dimensie van de mondialisering te versterken.

  • 2. De partijen bevestigen dat steun moet worden verleend voor het mondialiseringsproces, dat voordeel oplevert voor alle betrokkenen en dat volledige en productieve werkgelegenheid en volwaardig werk moeten worden gestimuleerd als basisvoorwaarde voor duurzame ontwikkeling en armoedebestrijding, zoals bekrachtigd in Resolutie 60/1 van de Algemene Vergadering van de VN van 24 oktober 2005 en de ministeriële verklaring van de bijeenkomst op hoog niveau van de Economische en Sociale Raad van de VN van juli 2006 (E/2006/L.8 van 5 juli 2006) en zoals vastgelegd in de verklaring van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) over sociale gerechtigheid voor een eerlijke mondialisering van 2008. De partijen houden rekening met de kenmerken van en verschillen in hun respectieve economische en sociale situatie.

  • 3. In overeenstemming met de verplichtingen die voortvloeien uit het lidmaatschap van de IAO en de Verklaring van de IAO over de fundamentele rechten en beginselen op het werk en de follow-up daarvan, die door de Internationale Arbeidsconferentie in 1998 tijdens haar 86e vergadering werd goedgekeurd, verbinden de partijen zich ertoe de fundamentele arbeidsnormen in acht te nemen, te bevorderen en daadwerkelijk te realiseren:

    • a. vrijheid van vereniging en daadwerkelijke erkenning van het recht op collectieve onderhandelingen;

    • b. afschaffing van alle vormen van gedwongen of verplichte arbeid;

    • c. daadwerkelijke afschaffing van kinderarbeid; alsmede

    • d. de uitbanning van discriminatie met betrekking tot werk en beroep.

    De partijen herbevestigen hun verbintenis de IAO-overeenkomsten die de Republiek Singapore en de lidstaten van de Europese Unie geratificeerd hebben, daadwerkelijk uit te voeren. De partijen streven voortdurend en consequent naar ratificatie en effectieve uitvoering van de fundamentele IAO-verdragen, en zullen hieromtrent informatie uitwisselen. De partijen zullen ook de ratificatie en de effectieve uitvoering van andere IAO-verdragen overwegen, rekening houdend met de binnenlandse omstandigheden. De partijen wisselen informatie uit op dit gebied.

  • 4. De partijen kunnen tot wederzijds voordeel samenwerkingsactiviteiten opzetten die onder meer de vorm kunnen aannemen van gezamenlijk overeen te komen specifieke programma's en projecten, alsmede dialoog, samenwerking en initiatieven op gebieden van wederzijds belang op bilateraal of multilateraal niveau, zoals ASEM, ASEAN-EU en de IAO.

Artikel 36 Gezondheid
  • 1. De partijen komen overeen samen te werken met betrekking tot de gezondheidszorg met het oog op de verbetering van de gezondheidstoestand en onder meer op het gebied van ernstige overdraagbare ziekten, zoals hiv/aids, aviaire influenza en andere potentiële van de pandemische influenza en belangrijke niet-overdraagbare ziekten en hun risicofactoren, onder meer door de uitwisseling van informatie en samenwerking op het gebied van vroegtijdige opsporing, preventie en controle, en via internationale overeenkomsten inzake gezondheidszorg.

  • 2. Onder voorbehoud van de beschikbaarheid van middelen, kan de samenwerking plaatsvinden door middel van:

    • a. projecten op het gebied van epidemiologie van grote overdraagbare en niet-overdraagbare ziekten;

    • b. uitwisselingen, beurzen en opleidingsprogramma's;

    • c. programma's en projecten om de gezondheidszorg en gezondheidssituatie te verbeteren;

    • d. informatie-uitwisseling en wetenschappelijke samenwerking op het gebied van regelgeving inzake geneesmiddelen en medisch hulpmiddelen; alsmede

    • e. bevordering van de volledige en tijdige tenuitvoerlegging van internationale overeenkomsten inzake gezondheid zoals de Internationale Gezondheidsregeling en het Kaderverdrag inzake tabaksontmoediging.

Artikel 37 Statistiek

De partijen komen overeen om overeenkomstig de bestaande statistische samenwerkingsactiviteiten tussen de Unie en de ASEAN, de harmonisatie van statistische methoden en werkwijzen te bevorderen, waaronder de vergaring en verspreiding van statistische gegevens, waardoor zij op een onderling overeengekomen wijze gebruik kunnen maken van statistische gegevens over de handel in goederen en diensten, directe buitenlandse investeringen en meer in het algemeen, over alle andere gebieden die onder deze overeenkomst vallen en die zich lenen voor statistische gegevensverzameling, verwerking, analyse en verspreiding.

Artikel 38 Maatschappelijk middenveld

De partijen erkennen de mogelijke bijdrage van organisaties van het maatschappelijk middenveld tot de dialoog en het samenwerkingsproces uit hoofde van deze overeenkomst en streven een effectieve dialoog met organisaties van het maatschappelijk middenveld na.

TITEL VII VORMEN VAN SAMENWERKING

Artikel 39 Middelen voor samenwerking
  • 1. De partijen stellen de nodige middelen, waaronder financiële middelen, beschikbaar om de samenwerkingsdoelstellingen van deze overeenkomst te realiseren, voor zover hun respectieve middelen en regelgeving hiertoe de mogelijkheid bieden.

  • 2. De partijen moedigen de Europese Investeringsbank aan haar activiteiten in de Republiek Singapore voort te zetten, overeenkomstig haar procedures en financieringscriteria.

Artikel 40 Ontwikkelingssamenwerking ten behoeve van derde landen
  • 1. De partijen komen overeen informatie uit te wisselen over hun beleid op het gebied van ontwikkelingssamenwerking. Doel hiervan is de totstandkoming van een regelmatige dialoog over de doelstellingen van dit beleid en over de respectieve ontwikkelingsprogramma's ten behoeve van derde landen.

  • 2. De partijen bevorderen ook gezamenlijke acties gericht op het verstrekken van technische bijstand en de bevordering van de ontwikkeling van menselijk potentieel in de minder ontwikkelde landen in Zuidoost-Azië en daarbuiten.

TITEL VIII INSTITUTIONEEL KADER

Artikel 41 Gemengd Comité
  • 1. De partijen komen overeen in het kader van deze overeenkomst een Gemengd Comité op te richten, dat bestaat uit vertegenwoordigers van beide partijen op een passend hoog niveau, met de volgende taken:

    • a. zorgen voor de goede werking en uitvoering van deze overeenkomst;

    • b. prioriteiten vaststellen met betrekking tot de doelstellingen van deze overeenkomst;

    • c. aanbevelingen doen ter bevordering van de doelstellingen van deze overeenkomst.

  • 2. Het Gemengd Comité komt normaal gesproken ten minste eenmaal per twee jaar bijeen, afwisselend in Singapore en in Brussel, op een datum die in onderling overleg wordt vastgesteld. Het Gemengd Comité wordt gezamenlijk voorgezeten door een vertegenwoordiger van elke partij. De agenda van de vergaderingen van het gemengd comité wordt door de partijen in overleg vastgesteld. De partijen kunnen tevens besluiten tot buitengewone bijeenkomsten van het Gemengd Comité.

  • 3. Het Gemengd Comité kan gespecialiseerde subcommissies instellen die haar bij de uitvoering van haar taken ondersteunen. Deze subcommissies brengen op elke vergadering van het Gemengde Comité gedetailleerd verslag uit over hun werkzaamheden.

  • 4. Het Gemengd Comité stelt, in overeenstemming met dit artikel, zijn eigen reglement van orde vast en verricht zijn taken bij consensus. Het Gemengd Comité stelt in zijn reglement van orde vast hoe het overleg moet verlopen, zoals bedoeld in artikel 44, en probeert overeenstemming te bereiken over een gemeenschappelijke werktaal.

  • 5. Het Gemengd Comité bespreekt indien onderling overeengekomen en in voorkomend geval, over de werking en uitvoering van elke specifieke overeenkomst, zoals bedoeld in artikel 43, lid 3.

TITEL IX SLOTBEPALINGEN

Artikel 42 Aanpassingsclausule
  • 1. De partijen kunnen de overeenkomst met wederzijdse goedkeuring uitbreiden, met het oog op intensivering van het samenwerkingsniveau, onder andere door deze aan te vullen met overeenkomsten of protocollen voor specifieke sectoren en activiteiten.

  • 2. Wat de toepassing van deze overeenkomst betreft, kan elke partij voorstellen formuleren met het oog op de uitbreiding van de wederzijdse samenwerking, rekening houdend met de bij de uitvoering van de overeenkomst opgedane ervaring.

Artikel 43 Andere overeenkomsten
  • 1. Onverminderd de desbetreffende bepalingen van het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, doet deze overeenkomst of een in het kader daarvan ondernomen actie op generlei wijze afbreuk aan de bevoegdheden van de lidstaten om bilaterale samenwerkingsbanden met de Republiek Singapore aan te knopen of, indien wenselijk, nieuwe partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomsten met de Republiek Singapore te sluiten.

  • 2. Deze overeenkomst doet geen afbreuk aan de toepassing of de uitvoering van verbintenissen die de partijen in betrekkingen met derden zijn aangegaan.

  • 3. Onverminderd artikel 9, lid 2, kunnen de partijen deze overeenkomst ook aanvullen door het sluiten van specifieke overeenkomsten op alle samenwerkingsgebieden die binnen het toepassingsgebied van deze overeenkomst vallen. Dergelijke specifieke overeenkomsten vormen een integrerend onderdeel van de algemene bilaterale betrekkingen zoals die worden geregeld bij deze overeenkomst en maken deel uit van een gemeenschappelijk institutioneel kader.

Artikel 44 Niet-uitvoering van de overeenkomst
  • 1. Als een partij meent dat de andere partij een verplichting krachtens de overeenkomst niet is nagekomen, kan deze partij passende maatregelen treffen. Behalve in bijzonder spoedeisende gevallen probeert deze partij, alvorens zulks te doen, in overleg te treden met de andere partij en stemt deze andere partij in met het overleg om een voor beide partijen bevredigende oplossing voor de aangelegenheid te vinden. Dit overleg kan plaatsvinden onder auspiciën van het in artikel 41 bedoelde Gemengd Comité, dat de aan het Comité voorgelegde aangelegenheid kan beslechten met een aanbeveling of op enige andere wijze die wederzijds aanvaardbaar is voor de partijen.

  • 2. In bijzonder dringende gevallen wordt de voorgenomen passende maatregel onmiddellijk ter kennis gebracht van de andere partij. Op verzoek van de andere partij wordt overleg gepleegd gedurende ten hoogste 15 dagen met het oog op het vinden van een voor beide partijen bevredigende oplossing voor de aangelegenheid. Na afloop van deze periode kan een passende maatregel van toepassing zijn.

  • 3. Bij de keuze van de passende maatregelen moet voorrang worden gegeven aan maatregelen die het functioneren van deze overeenkomst of elke andere specifieke overeenkomst het minst verstoren. De andere partij wordt onmiddellijk op de hoogte gebracht van deze maatregelen en op verzoek van de andere partij wordt daaromtrent overleg gepleegd in het Gemengd Comité.

  • 4. De partijen komen overeen dat met het oog op de juiste interpretatie en de praktische toepassing van deze overeenkomst met de term „passende maatregelen” in dit artikel wordt bedoeld de opschorting van, of de voorlopige niet-nakoming van verplichtingen uit hoofde van deze overeenkomst of elke andere specifieke overeenkomst als bedoeld in artikel 9, lid 2, en artikel 43, lid 3, of een andere door het Gemengd Comité aanbevolen maatregel. Passende maatregelen worden genomen in overeenstemming met het internationaal recht en staan in verhouding tot de ernst van de niet-nakoming van verplichtingen uit hoofde van deze overeenkomst. De partijen komen voorts overeen dat onder de term „bijzonder dringende gevallen” in de leden 1 en 2 het volgende wordt verstaan:

    • a. afwijzing van de overeenkomst die niet in overeenstemming is met de algemene regels van het internationaal recht; of

    • b. schending van een essentieel element van de overeenkomst als vermeld in artikel 1, lid 1, en artikel 7, lid 2.

Artikel 45 Faciliteiten

Ter bevordering van de samenwerking in het kader van deze overeenkomst verstrekken beide partijen de garanties en faciliteiten die nodig zijn voor het vervullen van hun taken.

Artikel 46 Territoriaal toepassingsgebied

Deze overeenkomst is van toepassing, enerzijds, op elk grondgebied waarop het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie van toepassing zijn, onder de in deze verdragen neergelegde voorwaarden, en, anderzijds, op het grondgebied van de Republiek Singapore.

Artikel 47 Definitie van de partijen

Voor de toepassing van deze overeenkomst wordt met de term „partijen” bedoeld de Unie of haar lidstaten, of de Unie en haar lidstaten, overeenkomstig hun respectieve bevoegdheden, enerzijds, en de Republiek Singapore, anderzijds.

Artikel 48 Bekendmaking van informatie

Niets in deze overeenkomst mag zodanig worden uitgelegd dat een partij verplicht wordt informatie te verstrekken waarvan zij de openbaarmaking in strijd acht met haar wezenlijke veiligheidsbelangen en de handhaving van internationale vrede en veiligheid.

Artikel 49 Inwerkingtreding en duur
  • 1. De onderhavige overeenkomst treedt in werking op de eerste dag van de maand volgende op de datum waarop de partijen elkaar in kennis hebben gesteld van de voltooiing van de daartoe vereiste juridische procedures.

  • 2. De onderhavige overeenkomst wordt gesloten voor een periode van vijf jaar. Zij wordt automatisch verlengd met volgende perioden van één jaar, tenzij de Republiek Singapore enerzijds of de Unie en haar lidstaten anderzijds, de andere partij zes maanden voor het verstrijken van een periode van een jaar schriftelijk op de hoogte stelt van haar voornemen de overeenkomst niet te verlengen.

  • 3. Deze overeenkomst kan met onderlinge instemming tussen de partijen worden gewijzigd. De wijzigingen worden pas van kracht nadat de partijen elkaar ervan in kennis hebben gesteld dat alle noodzakelijke formaliteiten vervuld zijn.

  • 4. Deze overeenkomst kan worden opgezegd door middel van een schriftelijke kennisgeving van opzegging door de Republiek Singapore, enerzijds, of de Unie en haar lidstaten, anderzijds, aan de andere partij. De beëindiging gaat in zes maanden na ontvangst van de kennisgeving door de andere partij.

Artikel 50 Verklaringen en begeleidend schrijven

De gemeenschappelijke verklaringen en het begeleidend schrijven bij deze overeenkomst maken een integrerend deel uit van deze overeenkomst.

Artikel 51 Kennisgevingen

De in artikel 49 bedoelde kennisgeving wordt toegezonden aan het secretariaat-generaal van de Raad van de Europese Unie en van het ministerie van Buitenlandse Zaken van de Republiek Singapore.

Artikel 52 Authentieke teksten

Deze overeenkomst wordt opgesteld in de Bulgaarse, de Deense, de Duitse, de Engelse, de Estse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Hongaarse, de Italiaanse, de Kroatische, de Letse, de Litouwse, de Maltese, de Nederlandse, de Poolse, de Portugese, de Roemeense, de Sloveense, de Slowaakse, de Spaanse, de Tsjechische en de Zweedse taal, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek. In geval van een geschil dat verband houdt met de interpretatie van deze overeenkomst verwijzen de partijen de zaak door naar het Gemengd Comité.

GEDAAN te Brussel, negentien oktober tweeduizend achttien.



Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 44

(Niet-uitvoering van de overeenkomst)

De partijen zijn het erover eens dat „schending van een essentieel element van de overeenkomst” als bedoeld in artikel 44, lid 4, onder b), betrekking heeft op zeer uitzonderlijke gevallen van systematische, ernstige en wezenlijke niet-nakoming van de verplichtingen die zijn vastgelegd in artikel 1, lid 1, en artikel 7, lid 2.



Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 52

(Authentieke tekst)

In geval van een geschil dat verband houdt met de interpretatie van deze overeenkomst, dient rekening te worden gehouden met het feit dat deze overeenkomst tot stand is gekomen na onderhandelingen in het Engels.



Begeleidend schrijven

Onder verwijzing naar de overeenkomst inzake partnerschap en samenwerking tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Singapore, anderzijds, bevestigen beide partijen dat zij het erover eens zijn dat zij op het ogenblik van de ondertekening van deze overeenkomst, op basis van objectief beschikbare informatie geen kennis hebben van een van elkaars nationale wetten of hun toepassing, die zou kunnen leiden tot de inroeping van artikel 44 van deze overeenkomst.


D. PARLEMENT

De overeenkomst behoeft ingevolge artikel 91 van de Grondwet de goedkeuring van de Staten-Generaal, alvorens het Koninkrijk aan de overeenkomst kan worden gebonden.

G. INWERKINGTREDING

De bepalingen van de overeenkomst zullen ingevolge artikel 49, eerste lid, in werking treden op de eerste dag van de maand volgende op de datum waarop de partijen elkaar in kennis hebben gesteld van de voltooiing van de daartoe vereiste juridische procedures.

Uitgegeven de vijftiende februari 2019.

De Minister van Buitenlandse Zaken, S.A. BLOK


X Noot
1)

De Bulgaarse, de Deense, de Duitse, de Engelse, de Estse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Hongaarse, de Italiaanse, de Kroatische, de Letse, de Litouwse, de Maltese, de Poolse, de Portugese, de Roemeense, de Sloveense, de Slowaakse, de Spaanse, de Tsjechische en de Zweedse tekst zijn niet opgenomen.

X Noot
2)

Voor de toepassing van dit artikel behoren tot de intellectuele-eigendomsrechten:

  • a. alle categorieën intellectuele eigendom die vallen onder de afdelingen 1 tot en met 7 van deel II van de Overeenkomst inzake de handelsaspecten van de intellectuele eigendom, die is opgenomen in bijlage 1C van de Overeenkomst van Marrakesh tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie van 15 april 1994, namelijk:

    • i. auteursrecht en naburige rechten;

    • ii. octrooien;

    • iii. handelsmerken;

    • iv. modellen;

    • v. ontwerpen voor schakelpatronen (topografieën) van geïntegreerde schakelingen;

    • vi. geografische aanduidingen;

    • vii. bescherming van niet openbaar gemaakte informatie; alsmede

  • b. kwekersrechten.

Wat de Unie betreft, omvatten „octrooien” voor de toepassing van deze overeenkomst rechten afgeleid van aanvullende beschermingscertificaten.

Naar boven