Tweede Kamer der Staten-Generaal

35 925 XVII Vaststelling van de begrotingsstaat van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking voor het jaar 2022

Nr. 2 MEMORIE VAN TOELICHTING

Vergaderjaar 2021–2022

GERAAMDE UITGAVEN EN ONTVANGSTEN

Figuur 1 Geraamde uitgaven verdeeld over beleidsartikelen en niet-beleidsartikelen (bedragen x € 1 mln.). Totaal € 3.265,8

Figuur 2 Geraamde ontvangsten verdeeld over beleidsartikelen en niet-beleidsartikelen (bedragen x € 1 mln.). Totaal € 51,6

A. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET BEGROTINGSWETSVOORSTEL

Wetsartikel 1

De begrotingsstaten die onderdeel zijn van de Rijksbegroting, worden op grond van artikel 2.3, eerste lid, van de Comptabiliteitswet 2016 elk afzonderlijk bij de wet vastgesteld.

Het wetsvoorstel strekt ertoe om de onderhavige begrotingsstaat/begrotingsstaten voor het aangegeven jaar vast te stellen.

Alle voor dit jaar vastgestelde begrotingswetten tezamen vormen de Rijksbegroting voor dat jaar. Een toelichting bij de Rijksbegroting als geheel is opgenomen in de Miljoenennota.

Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de uitgaven, verplichtingen en de ontvangsten vastgesteld. De in de begrotingsstaat opgenomen begrotingsartikelen worden in onderdeel B van deze memorie van toelichting toegelicht (de zogenoemde begrotingstoelichting).

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking Th.J.A.M. de Bruijn

B. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ DE BEGROTINGSARTIKELEN

1. Leeswijzer

Deze leeswijzer gaat in op de totstandkoming van de begroting voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en de opbouw van de beleidsagenda, de beleidsartikelen en de overige onderdelen van de begroting.

Algemeen

Buitenlandse betrekkingen zijn een zaak van het Koninkrijk der Nederlanden: Nederland in Europa, Aruba, Curaçao en Sint Maarten, alsmede de Nederlandse openbare lichamen in het Caribisch gebied (Bonaire, Sint Eustatius en Saba). Waar deze begroting spreekt over «Nederland» of «Nederlands» wordt daarmee bedoeld: «(van) het Koninkrijk der Nederlanden», tenzij het gaat om zaken die specifiek het land Nederland betreffen, zoals het EU-lidmaatschap en ontwikkelingssamenwerking.

Voor de uitvoering van het programma maakt de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking gebruik van het apparaat van het Ministerie van Buitenlandse Zaken.

Groeiparagraaf

In zowel de begroting als het jaarverslag wordt in de leeswijzer onder het kopje «Groeiparagraaf» kort aangegeven wat de belangrijkste verbeteringen in de begroting zijn ten opzichte van het vorige jaar. In dit onderdeel wordt dus niet vooruit gekeken naar nog te realiseren verbeteringen.

Beleidsagenda

De beleidsagenda bevat de politieke hoofdlijnen van het beleid voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking van het kabinet. De beleidsagenda wordt gevolgd door een tabel met indicatoren en streefwaarden en een overzicht van de belangrijkste beleidsmatige mutaties ten opzichte van de memorie van toelichting 2021. Daarna volgt een tabel met daarin de niet-juridisch verplichte uitgaven per artikelonderdeel in 2022. De beleidsagenda sluit af met een overzicht van de meerjarenplanning beleidsdoorlichtingen en een overzicht van de risicoregelingen en de toelichting hierop.

Doelmatigheid, doeltreffendheid, resultaten en streefwaarden

Sinds de memorie van toelichting 2017 worden kwantitatieve indicatoren opgenomen in de begroting. In de beleidsagenda (onderdeel 2.2) zijn de indicatoren die betrekking hebben op Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking opgenomen en samengevat in een tabel met een verwijzing naar het bijbehorende artikel.

Beleidsartikelen

A. Algemene doelstelling

Elk beleidsartikel begint met de algemene doelstelling (titel van het beleidsartikel).

B. Rol en verantwoordelijkheid

De rol en de verantwoordelijkheid van de Minister wordt beschreven aan de hand van de volgende categorieën: stimuleren, financieren, regisseren en uitvoeren. Op de beleidsterreinen voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking heeft de Minister een stimulerende, faciliterende of regisserende rol en slechts in sommige gevallen een uitvoerende rol.

C. Beleidswijzigingen

Dit is een overzicht van belangrijke wijzigingen als gevolg van nieuw kabinetsbeleid, evaluatie of voortschrijdend inzicht. Daar waar sprake is van beleidswijzigingen die in beleidsnotities zijn verschenen, is verwezen naar de betreffende notitie met het kamerstuk.

D1. Tabel Budgettaire gevolgen van beleid

In het kader van «verantwoord begroten» presenteren departementen de financiële inzet op instrumentniveau. Het aantal activiteiten en het aantal financiële instrumenten van de begroting voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (BHOS) is aanzienlijk. In sommige gevallen zijn de instrumenten nog niet bekend, omdat de programma’s na het verschijnen van de begroting starten en dan duidelijk wordt hoe financiering plaatsvindt. Voor deze onderdelen is het verwachte instrument gekozen.

Daarnaast geldt voor de gehele BHOS-begroting dat er niet gestuurd wordt op instrumenten maar op te bereiken resultaten. Dit kan betekenen dat de gebruikte instrumenten (subsidies, bijdragen etc.) voor hetzelfde instrumentonderdeel van jaar tot jaar kunnen verschillen. Dit is bij een aantal artikelen zichtbaar. Tevens betekent dit dat voor hetzelfde instrumentonderdeel meerdere instrumenten mogelijk zijn.

D2. Budgetflexibiliteit

Per begrotingsartikel is aangegeven welk percentage van de begroting juridisch is vastgelegd. De peildatum hiervoor is per 1 januari 2022. Als onderdeel van verantwoord begroten wordt alleen de juridische verplichting voor het begrotingsjaar opgenomen. Ook wordt toegelicht hoe de juridische verplichting op artikelonderdeel is ingevuld. Aanvullend hierop is, in lijn met de rijksbrede begrotingsvoorschriften, gekozen om toe te lichten hoe de niet-juridisch verplichte middelen naar verwachting zullen worden ingezet. Dit overzicht staat onder hoofdstuk 2.4 (als onderdeel van de beleidsagenda) van de begrotingstoelichting.

E. Toelichting op de instrumenten

Per artikelonderdeel wordt inzicht gegeven in de financiële instrumenten, zoals die zijn opgenomen in de tabel onder D1.

Overige onderdelen van de begroting

Na de vijf beleidsartikelen volgen vijf bijlagen: (1) het verdiepingshoofdstuk met informatie over andere nog niet toegelichte beleidsmatige mutaties onder de beleidsagenda; (2) de lijst met moties en toezeggingen aan de Kamer; (3) het subsidieoverzicht; (4) de evaluatie- en overig onderzoek tabel; en de (5) lijst met afkortingen.

Open data/transparancy

Nederland heeft zich met 98 andere landen aangesloten bij het Open Government Partnership en met 992 andere organisaties aangesloten bij het International Aid Transparency Initiative (IATI). Het toegankelijk maken en beschikbaar stellen van informatie hoort daarbij. Via de BHOS-begrotingswebpagina wordt inzicht gegeven in de budgetten en activiteiten voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.

De relatie met de HGIS-nota

Samen met de departementale begrotingen wordt ook de HGIS-nota aan de Staten-Generaal gepresenteerd. Deze omvat naast de HGIS uitgaven en ontvangsten van Buitenlandse Zaken ook buitenlanduitgaven en ontvangsten van de andere ministeries. Deze bundeling bevordert de samenhang en samenwerking die voor een geïntegreerd en coherent buitenlandbeleid van belang zijn. De nota over de HGIS bevat een overzicht van de belangrijkste programma’s en uitgaven voor het buitenlandbeleid, waaronder een overzicht van de begrotingsontwikkelingen binnen de HGIS en bijlagen die alle buitenlanduitgaven overzichtelijk presenteren, zoals een totaaloverzicht van de buitenlanduitgaven die als officiële ontwikkelingshulp (ODA) kwalificeren. In de HGIS-nota wordt daarnaast op hoofdlijnen inzicht gegeven in de internationale klimaatfinanciering 2022 en de internationale inspanningen op migratie in 2022.

2. Beleidsagenda

2.1 Beleidsprioriteiten

De gevolgen van de COVID-19 pandemie zullen ook in 2022 nog merkbaar zijn in binnen- en buitenland. De pandemie heeft de internationale handel en daarmee het Nederlandse internationaal opererende bedrijfsleven zwaar geraakt. Het jaar 2022 zal in het teken staan van een duurzaam herstel van het internationale verdienvermogen van Nederland en een sterke internationale concurrentiepositie voor onze bedrijven. In ontwikkelingslanden en opkomende economieën is de crisis voorlopig nog niet ten einde. COVID-19 is daar niet alleen een gezondheidscrisis, maar ook een economische crisis met verstrekkende gevolgen. Eerder geboekte vooruitgang bij het terugdringen van armoede is deels verloren gegaan, mensenrechten en maatschappelijke ruimte staan in veel landen onder druk, en ook de schuldendruk stijgt.

Tegelijkertijd zijn er internationaal ook andere grote uitdagingen: de urgentie voor klimaatactie groeit, conflicten en ontheemding duren voort en de geopolitieke spanningen nemen verder toe, mede als gevolg van een steeds assertievere opstelling van China, met consequenties voor de positie van internationaal opererende Nederlandse bedrijven in internationale waardeketens. Preventie en weerbaarheid zijn daarom sleutelwoorden voor 2022.

Het kabinet blijft in deze uitdagende context inzetten op de drie hoofddoelen van de BHOS-nota Investeren in Perspectief: (1) verminderen van instabiliteit, armoede en ongelijkheid in ontwikkelingslanden; (2) bevorderen van duurzame economische groei en effectieve klimaatactie wereldwijd; (3) versterken van het internationaal verdienvermogen van Nederland. De nadruk ligt daarbij op groen en inclusief herstel in de nasleep van de pandemie, met aandacht voor het tegengaan van ongelijkheid, waarborgen van mensenrechten en het vergroten van de economische weerbaarheid van Nederland. Om impact te vergroten trekken we waar mogelijk op in EU- of multilateraal verband.

De Duurzame Ontwikkelingsdoelen (SDG’s) – gericht op preventie en het vergroten van weerbaarheid en de brede welvaart (hier en nu, later en elders) – blijven het kader voor de Nederlandse inzet, in samenwerking met andere overheden, partners uit het maatschappelijk middenveld, het bedrijfsleven en internationale organisaties. Ook stelt het kabinet het perspectief van jongeren steeds meer centraal in het BHOS-beleid, en worden in 2022 verdere stappen gezet om het Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerkingsbeleid in lijn met het Akkoord van Parijs te brengen.

Focusgebieden Ontwikkelingssamenwerking

Gezondheid en keuzevrijheid voor vrouwen en meisjes

De COVID-19 pandemie onderstreept het belang van een sterke en veerkrachtige gezondheidssector. Nederland zal in 2022 extra aandacht besteden aan het veerkrachtiger maken van gezondheidszorgsystemen, bijvoorbeeld door met innovatieve financiering efficiëntie te vergroten, en de coördinatie op landenniveau en de samenwerking met eindgebruikers van gezondheidsdiensten te verbeteren.

Ook de basisgezondheidszorg staat in veel ontwikkelingslanden onder druk. Dit leidt tot meer ongeplande (tiener-)zwangerschappen en moeder- en kindsterfte, en tot verminderde toegang tot hiv- en aidspreventie en -behandeling. Om de doelstellingen voor Seksuele en Reproductieve Gezondheid en Rechten (SRGR) te behalen blijft Nederland in 2022 inzetten op het overeind houden en versterken van basisgezondheidszorg, door onder meer de Wereld Gezondheidsorganisatie (WHO), UNFPA (United Nations Population Fund), GFF (Global Financing Facility for Every Woman, Every Child) en maatschappelijke organisaties te steunen. Daarbij ziet het kabinet lokaal eigenaarschap als fundament voor samenwerking tussen lokale overheden en de WHO en andere partijen.

Om de pandemie mondiaal te bedwingen is wereldwijde toegang tot vaccins, diagnostiek en beschermende middelen cruciaal. Nederland blijft zich dus inzetten voor een solidaire verdeling van deze middelen door het internationaal coördinatiemechanisme Access to COVID-19 Tools Accelerator (ACT-A) en het vaccinprogramma COVAX te steunen, ook via de EU.

Keuzevrijheid voor vrouwen en meisjes, goede informatievoorziening en toegang tot anticonceptie blijven onverminderd een pijler van het BHOS-beleid. Internationale afspraken over de SRGR-agenda staan echter onder druk. Samen met steeds meer gelijkgezinde landen bedrijft Nederland daarom stille en luide diplomatie om de pushback tegen vrouwenrechten, gendergelijkheid en SRGR tegen te gaan. Het kabinet is verheugd de VS op deze belangrijke agenda weer aan zijn zijde te vinden. Via het internationale SRHR Partnership Fund steunt Nederland lokale beleidsbeïnvloeding gericht op met name jongeren en achtergestelden.

Gendergelijkheid en empowerment van vrouwen en meisjes

Het Nederlandse internationale genderbeleid behoudt in 2022 de volgende doelstellingen: (1) het versterken van politieke participatie en leiderschap van vrouwen; (2) het versterken van economische participatie en empowerment van vrouwen; (3) het tegengaan van (seksueel) geweld tegen vrouwen en meisjes; en (4) het versterken van de rol van vrouwen in conflictpreventie en vredesopbouw. Nederland draagt hieraan bij via het derde EU Gender Actie Plan (GAP) en het vierde Nationaal Actieplan 1325 (NAP). Ook blijft Nederland zich in 2022 uitspreken voor ratificatie en implementatie van de Istanbul Conventie en tegen gender-gerelateerd geweld.

Daarnaast dragen de strategische partnerschappen onder het vorig jaar gelanceerde SDG 5 fonds in 2022 bij aan de doelen van de Generation Equality Forum Actiecoalitie van Feminist Movements and Leadership (2021-2026). Ook pleit het kabinet op internationale fora en via bilaterale contacten voor politieke en financiële steun aan (Zuidelijke) vrouwenrechtenorganisaties.

Versterking maatschappelijk middenveld

De pandemie heeft de (politieke) ruimte voor het maatschappelijk middenveld wereldwijd verder onder druk gezet. Nederland trekt daarom ook in 2022 samen met andere landen op om het maatschappelijk middenveld – een essentieel onderdeel van een goed functionerende democratie – te versterken. Het kabinet doet dit onder meer via de 42 in 2021 gestarte partnerschappen onder het Beleidskader Versterking Maatschappelijk Middenveld, gericht op het versterken van de positie van lokale maatschappelijke organisaties. Daarnaast zet het kabinet zich diplomatiek in voor meer ruimte voor het maatschappelijk middenveld, zowel binnen EU-, VN- als in OESO/DAC-verband. Organisaties als CIVICUS en het International Centre for Not for Profit Law dragen daar met Nederlandse steun aan bij.

Investeren in onderwijs, werk en jongeren

Het blijft voor het kabinet van belang om te werken aan perspectief voor jongeren in de focusregio’s, zoals uiteengezet in de strategie Youth at Heart. Investeringen in kwaliteitsonderwijs worden in 2022 gecontinueerd, onder andere via het Global Partnership for Education (GPE) en Education Cannot Wait (ECW). Onderwijs voor meisjes krijgt daarbij bijzondere aandacht.

Cruciaal blijft de aansluiting van (beroeps)onderwijs op de vraag vanuit de arbeidsmarkt. Om die aansluiting te verbeteren en jongeren meer kans te bieden op betekenisvol werk zet Nederland in 2022 het Nexus Skills and Jobs programma en de samenwerking met Generation Unlimited voort. Met het Prospects partnerschap draagt Nederland bij aan het perspectief op werk voor vluchtelingen, ontheemden en kwetsbare gemeenschappen. Vanaf 2022 zal dit programma zich nog meer richten op het vergroten van de stem en participatie van jongeren.

De ondersteuning van het MKB in ontwikkelingslanden met groeipotentieel wordt voortgezet, om werk te creëren voor jongeren en vrouwen. Ondernemerschap en fatsoenlijk werk en inkomen voor jongeren worden gesteund via het Challenge Fund for Youth Employment, Orange Corners, het Local Employment for Development in Africa (LEAD) programma, en het Youth Entrepreneurship and Innovation fonds van de Afrikaanse Ontwikkelingsbank. Met FMO-programma’s als MASSIF en het Dutch Good Growth Fund (DGGF) wordt ook in 2022 de toegang tot financiering voor jongeren verder vergroot.

In 2022 zal het kabinet samenwerken met een Jongerenadviescommissie om het belang van de stem van jongeren in beleidsvorming te benadrukken en de stem van jongeren in de focusregio’s te versterken.

Opvang en bescherming in de regio 

Wereldwijd blijf het aantal vluchtelingen en ontheemden stijgen. Als gevolg van de pandemie zijn zij extra kwetsbaar en staan zelfredzaamheid en perspectief nog meer onder druk. Via het Prospects partnerschap met UNHCR, ILO, UNICEF, IFC, en de Wereldbank – dat in 2022 het vierde jaar ingaat – investeert Nederland in een duurzame aanpak van de langdurige crises van ontheemden in de Syrië-regio en de Hoorn van Afrika. De tussentijdse evaluatie van Prospects in 2021 zal leiden tot verbetering van programmering en van de beleidsdialoog met partners, donoren en autoriteiten van betreffende landen. De lessen van de COVID-19 pandemie worden in het programma meegenomen (bijv. online onderwijs voor vluchtelingen en gastgemeenschappen).

Migratiesamenwerking

Met de plannen voor een nieuw Pact voor Asiel en Migratie heeft de Europese Commissie een impuls gegeven aan internationale samenwerking inzake migratie, zowel binnen als buiten Europa. Meer dan voorheen is die samenwerking van belang om het Nederlandse migratiebeleid goed te kunnen uitvoeren.

In 2022 vult Nederland de relatie met de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM), de grootste uitvoerder van Nederlandse programma’s op het terrein van migratiesamenwerking, verder in. Dat betreft enerzijds hoe en waar IOM met Nederlandse steun programma’s uitvoert, en anderzijds de rol van Nederland bij het bepalen van de koers van de organisatie.

Samen met het Ministerie van Justitie en Veiligheid, de Koninklijke Marechaussee, de Nationale Politie en het Openbaar Ministerie blijft Nederland inzetten op het stroomlijnen van de internationale aanpak van mensenhandel en -smokkel, langs de voor Nederland belangrijke migratieroutes.

Noodhulp en humanitaire diplomatie

De verwachting is dat de noden in 2022 opnieuw toenemen als gevolg van de COVID-19 crisis, klimaatverandering en conflict. Nederland blijft zich committeren aan hulp voor mensen waar de nood het hoogst is, met flexibele en meerjarige financiering. Daarbij staan altijd en overal in de Nederlandse diplomatieke inspanningen rond humanitaire crises bescherming van burgers, ongehinderde toegang tot hulpverlening, en naleving van het internationale humanitaire recht centraal.

In navolging van de in 2021 gelanceerde Grand Bargain 2.0 richt het kabinet zich op meer betrokkenheid en zeggenschap van lokale spelers en getroffen gemeenschappen. Ook continueert het kabinet de inspanningen om geestelijke gezondheid en psychosociale steun (MHPSS) in noodhulp te integreren, en om grensoverschrijdend gedrag in de internationale hulpverlening tegen te gaan.

Meer effectiviteit en efficiëntie binnen het humanitaire systeem blijven van groot belang. Tijdens het Nederlandse voorzitterschap (t/m juni 2022) van de OCHA Donor Support Group (ODSG) zal de rol van het Bureau voor de Coördinatie van Humanitaire Zaken van de VN (OCHA) in het vergroten van de effectiviteit van humanitaire hulp een belangrijk punt zijn. Nederland richt zich op meer gezamenlijke programmering, uitvoering en financiering, in het bijzonder op het beter betrekken van lokale hulporganisaties en op gedegen verantwoording richting hulpontvangers.

Vanaf 2022 worden verschillende Nederlandse bijdragen (onder meer aan de VN, de Dutch Relief Alliance (DRA) en het Rode Kruis) vernieuwd, met specifieke aandacht voor lokalisering, integratie van MHPSS in crisisrespons en het tegengaan van seksuele exploitatie, misbruik en gender-gerelateerd geweld.

Rechtvaardige en vreedzame samenlevingen

Stabiliteit, vrede en rechtvaardigheid in de focusregio’s zijn ook in 2022 beleidsdoelen voor het kabinet. Nederland blijft zich hiervoor inspannen, onder meer door het versterken van de rechtsstaat, opruimen van explosieve oorlogsresten, hervormen van de veiligheidssector, voorkomen van gewelddadig extremisme, conflictbemiddeling en transitional justice, steun voor inclusieve vredesonderhandelingen, verbeteren van toegang tot recht en versterken van democratische instellingen. Ook op dit thema vormen de SDG’s, specifiek SDG 16 (rechtvaardige, vreedzame en inclusieve samenlevingen), het overkoepelende kader. Om deze doelen te realiseren is een geïntegreerde inzet van ontwikkelingssamenwerking, diplomatie en missies en operaties nodig.

Als lid van de VN Vredesopbouw Commissie richt het kabinet zich in 2022 op meer structurele aandacht voor geestelijke gezondheid en psychosociale steun bij internationale vredesopbouw, ook binnen de programmering van het VN Vredesopbouw Fonds.

Internationale klimaatactie

Klimaatverandering heeft grote gevolgen voor mens, natuur en milieu en vraagt om een mondiale aanpak. Nederland blijft daarom in 2022 internationaal actieve klimaatdiplomatie voeren om de uitvoering van het Akkoord van Parijs te versnellen. De nadruk ligt op gebieden waar Nederland het grootste verschil kan maken, zoals klimaatweerbaarheid in Afrika, de energietransitie in Azië en bosbehoud in de tropen. Nederland zet daarom onder meer in op ambitieuze en effectieve EU-wetgeving, gericht op het voorkomen van ontbossing en bosdegradatie. Ook zorgen we dat Nederlandse vertegenwoordigingen, waar opportuun, concrete ondersteuning kunnen bieden voor een versnelde energietransitie. Daarnaast vraagt Nederland internationaal aandacht voor meer financiering voor klimaatadaptatie, private klimaatfinanciering en vergroening van het beleid van multilaterale banken.

Een belangrijke pijler voor de Nederlandse inspanningen in ontwikkelingslanden is eerlijk, inclusief en groen herstel na de COVID-19 crisis. Nederland blijft in 2022 klimaatprojecten financieren in de armste en meest kwetsbare landen, onder andere via internationale fondsen zoals het Groene Klimaatfonds (GCF) en het nationale klimaatfonds (DFCD). Hierbij prioriteert Nederland versterking van weerbaarheid tegen de gevolgen van klimaatverandering, het tegengaan van ontbossing en het verbeteren van toegang tot hernieuwbare energie. Het kabinet besteedt extra aandacht aan arme en kwetsbare groepen, in het bijzonder vrouwen, bijvoorbeeld in multilaterale fora zoals de Commission on the Status of Women.

Voor een toekomstbestendige mondiale economie is de energietransitie cruciaal. Nederland geeft opvolging aan de UN High Level Dialogue on Energy door in 2022 in totaal 3,2 miljoen mensen toegang tot hernieuwbare energie te geven. Specifieke aandacht is er voor toegang tot schoon koken en elektriciteit voor de allerarmsten in de focusregio’s Sahel en de Hoorn van Afrika.

Betere voeding en klimaatslimme landbouw

Als gevolg van de COVID-19 pandemie, klimaatverandering en conflict is de mondiale voedselzekerheid in 2021 verder verslechterd. Ook de verwachtingen voor 2022 zijn negatief. Nederland zet daarom onverminderd in op SDG 2, het beëindigen van honger en het promoten van duurzame landbouw. De afspraken van de VN voedseltop van september 2021 moeten leiden tot een intensivering en versnelling van de internationale inzet om SDG 2 te halen. Nederland hanteert daarbij een integrale aanpak van duurzaam beheer van land, klimaat, landbouw en een gezonde voeding voor iedereen. Daarbij wordt onder andere via het Netherlands Food Partnership gebruik gemaakt van Nederlandse kennis en kunde voor meer impact in ontwikkelingslanden.

Waterbeheer, drinkwater en sanitaire voorzieningen

Ook in 2022 wil Nederland blijvende en inclusieve toegang tot drinkwater- en sanitaire voorzieningen en hygiëne (WASH) bevorderen. Deze voorzieningen dragen bij aan een goede gezondheid en bleken cruciaal om COVID-19 in ontwikkelingslanden in te dammen. Met publiek ontwikkelingsgeld als hefboom voor private en andere vormen van financiering neemt het financieringstekort voor SDG 6 (schoon water en sanitatie) af. Zo draagt Nederland bij aan het Global Acceleration Framework (GAP).

In 2023 vindt onder voorzitterschap van Nederland en Tajikistan de VN-Watertop plaats. Nederland zal samen met VN-lidstaten, internationale organisaties, de private sector en maatschappelijke organisaties een actiegerichte agenda en uitkomst van de Top nastreven.

Als vervolg op het High Level Panel on Water heeft het kabinet in samenwerking met de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) in de periode 2019-2022 het Valuing Water initiatief vorm en inhoud gegeven. In 2022 wordt een externe partij aangewezen om het initiatief vanaf 2023 verder te ontwikkelen.

Investeringen in de focusregio’s

Nederland continueert de verschuiving van het zwaartepunt van de nationale ontwikkelingssamenwerking naar West-Afrika/Sahel, Hoorn van Afrika en Midden-Oosten en Noord-Afrika (MENA).

In de Sahel blijven de inspanningen gericht op armoedebestrijding en het verbeteren van het toekomstperspectief van de jeugd, met name meisjes. In 2022 is Nederland nauw betrokken bij de uitvoering van de EU-Sahel strategie en de internationale inzet ter ondersteuning van de G5-Sahel. Ook zet Nederland in op een eerlijke, effectieve politieke dialoog met autoriteiten in de regio over het belang van goed bestuur en van een geïntegreerde inzet op het bevorderen van veiligheid, rechtsstaat en ontwikkeling.

De steeds veranderende conflictdynamiek en de gevolgen daarvan voor vredesopbouw, humanitaire hulp en ontwikkeling maken de inzet in de Hoorn van Afrika complex. Binnen de EU-strategie voor de Hoorn van Afrika richt Nederland zich vooral op democratische transities, inclusieve ontwikkeling, het tegengaan van marginalisering van groepen en het bestrijden van corruptie en nepotisme.

Nederland en EU-ontwikkelingssamenwerking

Nederland werkt in 2022 samen met Europese partners verder aan uitvoering van de EU-Afrika strategie. Hierbij streeft de EU naar een gelijkwaardig partnerschap met Afrikaanse landen, gebaseerd op wederzijdse belangen en afspraken, wederkerigheid, gedeelde verantwoordelijkheid en gezamenlijk handelen. De prioriteiten hiervoor worden nader uitgewerkt in aanloop naar de zesde EU-AU Top, die door de COVID-19 pandemie is uitgesteld en naar verwachting begin zal 2022 plaatsvinden. Nederlandse prioriteiten voor die top zijn: banen en investeringen, klimaat, migratie, landbouw en voedselzekerheid, veiligheid en terrorisme.

Het kabinet is het met de Europese Commissie eens dat sterke politieke, economische en culturele banden tussen EU en Afrika cruciaal zijn om de wederzijdse belangen te dienen. De EU voert daarom een intensieve politieke dialoog met veel Afrikaanse landen en trekt, waar opportuun, multilateraal op. De EU is tevens de grootste investeerder in Afrika. Dit leidt onder meer tot werkgelegenheid, en draagt zo bij aan een van de Nederlandse beleidsdoelen.

In 2022 worden programma’s uitgevoerd onder het nieuwe instrument voor Nabuurschap, Ontwikkeling en Internationale Samenwerking (NDICI), waarmee ontwikkeling buiten de EU wordt gefinancierd. Het NDICI bevat ook een garantiefonds, het European Fund for Sustainable Development+ (EFSD+). Nederland zal bij de uitvoering van het NDICI en bij de beoordeling van projectvoorstellen onder meer het belang van een ambitieuze inzet op het behalen van de afgesproken gender- en klimaatdoelstellingen benadrukken. Waar relevant neemt Nederland actief deel aan Team Europe initiatieven met de EU-instellingen en andere lidstaten, om in derde landen gezamenlijk effectiever te zijn in het behalen van de SDG’s en het realiseren van groen en inclusief herstel na de COVID-19 pandemie. 

Duurzame en inclusieve groei wereldwijd

Mobiliseren van de private sector voor de SDG’s

Het internationale verdienvermogen van Nederland draagt significant bij aan de Nederlandse economie en aan de economische ontwikkeling van de landen waarin Nederlandse bedrijven actief zijn. Het midden- en kleinbedrijf is de motor van de economie en creëert banen, in Nederland en in ontwikkelingslanden. Met hun investerings-, markt-, en innovatiekracht zijn zij een belangrijke partner voor duurzame economische ontwikkeling. Samenwerking met de private sector is daarom essentieel om de SDG’s en doelstellingen van het Akkoord van Parijs te bereiken.

Het kabinet werkt daarom actief samen met de private sector om in ontwikkelingslanden werkgelegenheid te creëren en arbeidsomstandigheden te verbeteren. Daarnaast richt het zich op het verbeteren van het ondernemingsklimaat, het vergroten van toegang tot financiële diensten en op meer en eerlijke handel. Door middel van Innovatieve Financiering voor Ontwikkeling (IFO) worden publieke middelen als hefboom ingezet voor het aantrekken en opschalen van private investeringen, die gebruikt worden om in ontwikkelingslanden werkgelegenheid te stimuleren. In 2022 is ook de FMO, met onder meer de fondsen die de Ontwikkelingsbank namens de staat beheert, weer een belangrijke innovatieve speler bij het aantrekken van dergelijke financiering. Via het Innovatiefonds steunt het kabinet Nederlandse en lokale bedrijven bij het ontwikkelen van digitale en circulaire toepassingen die bijdragen aan de SDG’s.

Van publieke zijde wordt de inzet van Nederlandse bedrijven voor de SDG’s ondersteund via de brede economische diplomatie, de handelsinstrumenten van RVO en het financieren en verzekeren van buitenlandse investeringen en exporten. In de prioriteitsmarkten uit de handelsagenda richt deze steun zich vooral op (dwarsverbanden tussen) sectoren die voor het bereiken van de SDG’s relevant zijn, en voor het Nederlandse bedrijfsleven verdienkansen bieden in het buitenland.

Integrale aanpak mondiale ketenverduurzaming

De COVID-19 pandemie heeft zwaktes in wereldwijde handelsketens blootgelegd en de noodzaak tot verduurzaming van waardeketens en verantwoord ondernemen onderstreept. Nederland blijft daarom wereldwijd streven naar duurzame en verantwoorde productie van goederen en diensten. Daarbij ziet het kabinet een rol voor zowel de private sector en maatschappelijke organisaties als voor overheden. Bijzondere aandacht blijft uitgaan naar specifieke ketens als textiel, cacao en palmolie. Hierin zet Nederland in op het bevorderen van leefbaar loon en het tegengaan van kinderarbeid en ontbossing. Het kabinet blijft diverse organisaties steunen om verder te werken aan de transitie naar duurzame ketens. In 2022 wordt het in 2021 herziene Nationaal Actieplan Bedrijfsleven en Mensenrechten verder ingevuld en uitgevoerd.

Nederlandse bedrijven hebben een significant aandeel in het verduurzamen van waardeketens via internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen (IMVO). Hieraan wordt een verdere impuls gegeven via het 5V-model, dat zich richt op voorlichten, verleiden, vergemakkelijken, stellen van voorwaarden en verplichten. Een belangrijk element hiervan is de invoering van een verplichting voor bedrijven om gepaste zorgvuldigheid toe te passen en IMVO-standaarden na te leven. Deze verplichting wordt bij voorkeur in Europees verband verankerd op basis van het voorstel van de Europese Commissie. Komt een Europese verplichting echter niet van de grond, dan is Nederland ook voorbereid op het invoeren van nationale dwingende maatregelen. Daarnaast wordt bedrijven hulp geboden bij het toepassen van gepaste zorgvuldigheid via een ‘steunpunt IMVO’, dat verder uitgerold zal worden. Tegelijkertijd moet de overheid het goede voorbeeld geven, onder meer door voorwaarden te stellen aan de toegang tot het bedrijfsleveninstrumentarium en met het eigen inkoopbeleid, om zodoende bedrijven aan te moedigen om maatschappelijk verantwoord te ondernemen.

Investeren in een toekomstbestendig handels- en investeringssysteem

Internationale handel is essentieel voor post-COVID economisch herstel. Nederland blijft zich bilateraal, in EU-verband en multilateraal inzetten voor versterking van het op regels gebaseerde internationale handelssysteem, onder meer via hervorming van de WTO. Daarnaast zal handelspolitiek in 2022 in het teken staan van het vergroten van de weerbaarheid van de EU, het creëren van een internationaal gelijk speelveld voor het bedrijfsleven, meer toezicht op de naleving van EU-handelsakkoorden (zowel bilateraal als multilateraal) en verdere verduurzaming van het EU-handelsbeleid.

In 2021 heeft de Europese Commissie een herziening van het EU-handelsbeleid gepubliceerd, waarin Nederland veel van de eigen prioriteiten terugziet. In 2022 zal de implementatie van deze herziening verder vorm krijgen, onder meer door het ontwikkelen van handelsgerelateerde wetgeving zoals een nieuw overheidsaanbestedingeninstrument, een nieuw anti-coercion instrument, nieuwe regels om buitenlandse subsidies die de interne markt verstoren aan te pakken, wetgeving op het terrein van ontbossing, wetgeving op het terrein van maatschappelijk verantwoord ondernemen en een carbon border adjustment mechanism. Hoewel deze instrumenten niet allemaal primair handelspolitieke instrumenten zijn, zal dit pakket (voorgenomen) wetgeving grote gevolgen hebben voor de EU-handelsrelaties met derde landen. Voor Nederland is belangrijk dat deze maatregelen bijdragen aan een gelijker speelveld en een duurzamer EU-handelsbeleid, zonder dat de EU vervalt in protectionisme of in meerdere bilaterale handelsgeschillen belandt.

De relatie tussen handel en duurzaamheid zal verder versterkt worden, onder andere door verdere verduurzaming van toekomstige EU-handelsakkoorden waar Nederland zich voor inzet. Samen met Frankrijk heeft Nederland hiervoor ideeën aangedragen die de Europese Commissie deels heeft overgenomen. De Commissie werkt in 2021 en 2022 aan de herziening van het «15-punten actieplan voor handel en duurzame ontwikkeling», waarbij Nederland zich zal inspannen om die ideeën daarin op te nemen. Multilateraal kan verduurzaming van handel gerealiseerd worden door een sterkere focus hierop binnen de WTO, onder andere door een discussie te entameren over productiestandaarden in relatie tot handelspolitiek en door het lanceren van een handel & klimaat initiatief.

Nederland zal blijven werken aan een duurzaam internationaal investeringssysteem door in te zetten op de voortgaande modernisering en hervorming van investeringsakkoorden en van investeerder-staat geschillenbeslechting.

Ons handelsbeleid bestaat ook uit exportcontrole op goederen en diensten voor tweeërlei gebruik (dual-use). Begin juni 2021 is de herziene EU dual-use verordening gepubliceerd en na 90 dagen officieel in werking getreden. Het jaar 2022 zal in het teken staan van een efficiënte en effectieve implementatie van de herziene verordening. Een belangrijke wijziging betreft cybersurveillancetechnologie en de mogelijkheid deze nationaal onder exportcontrole te brengen als er zorgen zijn over mensenrechtenschendingen. Daarnaast verbetert de herziening het gelijke speelveld binnen de EU en de transparantie en onderlinge samenwerking tussen lidstaten, en worden de administratieve drempels in geval van laag-risico export van bepaalde goederen verlaagd.

Mede door de snelheid van technologische ontwikkelingen op het gebied van cybersurveillance, is de definitie van cybersurveillancetechnologie nog niet volledig ingevuld. De Europese Commissie zal in 2022 samen met de EU-lidstaten richtlijnen opzetten over de reikwijdte van het begrip. Nederland zal zich blijven inzetten voor het toezicht op technologie met potentiele cybersurveillance toepassingen die het risico van mensenrechtenschendingen met zich meebrengen.

Economische veiligheid

Door geopolitieke spanningen, waaronder de competitie tussen de VS en China, en technologische ontwikkelingen zijn economie, politiek en veiligheid sterker verweven geraakt. De COVID-19 crisis en de toenemende geopolitisering van de internationale economie hebben aanleiding gegeven om onderzoek te doen naar strategische afhankelijkheden in waardeketens en het behoud van toegang tot strategische goederen en diensten. De uitkomsten hiervan zullen onder meer worden gebruikt voor de Nederlandse inzet in de discussie over open strategische autonomie die nu in EU-verband plaatsvindt.

Digitaliseringsagenda BHOS

In 2022 gaat het kabinet verder met de implementatie van de Digitale Agenda voor BHOS en de verdere integratie van digitalisering in beleid en uitvoering. Net als voorgaande jaren is het benutten van kansen voor de SDG’s de leidraad, met daarbij ook oog voor de risico’s van digitalisering. Nederland zet de lokale context centraal en richt zich op de toekomst van werk, digitalisering voor duurzame voedselproductie, versterking van het maatschappelijk middenveld en digitalisering bij noodhulp. Nederland stimuleert ook digitale inclusie in ontwikkelingslanden, om te voorkomen dat vrouwen, ouderen en mensen op het platteland minder profiteren van technologische innovatie of zelfs worden uitgesloten van belangrijke dienstverlening. Deze thema’s zijn ook leidend bij Nederlandse deelname aan internationale en regionale beleidsdialogen over digitalisering. Het kabinet zet daarbij ook in op internationalisering van Nederlandse kennis, kunde en technologie op het gebied van digitalisering ten behoeve van het Nederlands verdienvermogen.

Proactieve handels- en investeringsagenda

Markttoegang

De EU zal in 2022 de onderhandelingen met derde landen over bilaterale handelsakkoorden voortzetten. Dergelijke handelsakkoorden leiden tot nauwere politieke relaties en intensievere economische betrekkingen door verbeterde onderlinge markttoegang voor goederen en diensten. Ze bieden een platform voor samenwerking en dialoog, onder andere over handel en duurzaamheid, en verminderen het risico op handelsconflicten en schadelijk protectionisme. De EU zal verder onderhandelen met Indonesië en Australië over nieuwe EU-handelsakkoorden. De onderhandelingen met Chili over een gemoderniseerd associatieakkoord en met Nieuw-Zeeland over een handelsakkoord worden mogelijk nog in 2021 afgerond, zodat in 2022 kan worden toegewerkt naar besluitvorming in de Raad.

Handelsbetrekkingen met het VK post-Brexit

In 2022 wordt het in 2021 in werking getreden Handels- en Samenwerkingsakkoord tussen de EU en het VK verder geïmplementeerd. Het kabinet zal de implementatie van het akkoord en de gevolgen voor de Europese interne markt, voor de bilaterale handelsrelatie met het VK en voor Nederlandse bedrijven die actief zijn in het VK nauwlettend blijven monitoren. Het kabinet blijft inzetten op goede informatievoorziening aan exporterende bedrijven, bijvoorbeeld over de procedures rond grenscontroles en de gevolgen voor markttoegang.

Het kabinet wil de belangrijke handelsrelatie met het VK behouden en veiligstellen en focus houden op Nederland als ‘Gateway to Europe’. Nederland zal zich in de nieuwe relatie met het VK positioneren als betrouwbare partner om samen te werken aan oplossingen voor wereldwijde uitdagingen. Met publieke en private stakeholders wordt de meerjarige inzet op de bilaterale relatie met het VK geformuleerd.

In de multilaterale relatie met het VK zet Nederland in op samenwerking op thema’s waarop beide landen een vergelijkbare positie innemen, zoals IMVO, exportcontrole en hervormingen binnen de WTO en de G20. In EU-verband dringt Nederland aan op EU-samenwerking met het VK op de voor Nederland belangrijke thema’s (duurzaamheid, dierenwelzijn).

Maatwerk in de economische diplomatie

Het jaar 2022 zal in het teken staan van herstel na de COVID-pandemie die de internationale handel zwaar heeft geraakt. Hoewel de handelscijfers voor Nederland zich nog op redelijk niveau handhaven. De kwetsbare positie van het Nederlandse exporterende bedrijfsleven is vooral zichtbaar in de slechte liquiditeitspositie van ondernemingen. Voor export gerelateerde activiteiten wordt intensief gebruik gemaakt van het door de Nederlandse overheid beschikbaar gestelde instrumentarium.

Ook in 2022 zet Nederland in op een gedifferentieerde benadering van markten waar kansen liggen voor Nederlandse ondernemers (top-9, top 25-markten, OS-focusmarkten en overige markten). Daarbij worden de Nederlandse kennis en kunde optimaal gepositioneerd op de strategische markten voor ons internationale verdienvermogen.

Met een internationale positioneringsstrategie zet het kabinet in op het uitdragen van een sterk en eenduidig beeld van Nederland als betrouwbare samenwerkingspartner bij het ontwikkelen van innovatieve oplossingen voor wereldwijde uitdagingen.

Fysieke handelsbevorderende activiteiten zoals missies, beurzen en evenementen zullen weer opgestart worden als de situatie dat toelaat. Digitale activiteiten waar positieve ervaringen mee zijn opgedaan, worden voortgezet, maar voor het onderhouden en ontwikkelen van een sterke exportrelatie blijft fysieke aanwezigheid in landen nodig.

Een goed toegankelijk handelsinstrumentarium en een aanbod van economische dienstverlening dat past bij de behoefte van bedrijven heeft onverminderd de aandacht van het kabinet. Met de start van Invest International wordt een belangrijk nieuw onderdeel aan het financieringsaanbod voor internationaal actieve bedrijven toegevoegd. Invest International zal – aanvullend op de markt – het Nederlandse bedrijfsleven gaan helpen om projecten in het buitenland te ontwikkelen en te financieren en overheden in lage- en middeninkomenslanden te ondersteunen bij infrastructuurprojecten. De nieuwe instelling zal zich richten op projecten in het buitenland die goed zijn voor de Nederlandse economie en bijdragen aan belangrijke maatschappelijke opgaven zoals de SDG’s (bestaande uit economische, sociale en ecologische opgaven).

De wereldtentoonstelling Expo 2020 Dubai is door de COVID-19 crisis een jaar uitgesteld. Nederland neemt in 2021 en 2022 deel met een circulair paviljoen onder het thema Uniting Water, Energy and Food. De Expo is een van de eerste grootschalige semi-fysieke economische activiteiten sinds de crisis en biedt een uitstekende kans om het Nederlands bedrijfsleven internationaal te positioneren op een mondiaal platform.

Herinrichten van het publieke en private handels- en investeringsbevorderende netwerk

De inzet op het publiek-private netwerk (2017-2022) bestaande uit NLinBusiness (NLiB), Trade and Innovate NL (TINL) en NLWorks, gericht op het versterken van de economische belangen, wordt gecontinueerd. In 2022 worden de bereikte resultaten beoordeeld en lessen voor de toekomst getrokken. Het Internationaal Strategisch Overleg (ISO NL) ondersteunt deze inzet en ziet toe op de samenhang.

De vijftien in 2021 ontwikkelde meerjarige strategieën voor kansrijke markt-thema combinaties worden in 2022 in het publiek-private netwerk verder uitgewerkt en uitgevoerd. BZ, EZK, het postennet en RVO trekken daarbij samen op met TINL, NL Works, NLiB, topsectoren en brancheorganisaties.

NLiB ondersteunt mkb ondernemers die internationaal willen groeien door kennis, contacten en marktexpertise te delen en het bereik van ondernemers te vergroten. Via verdere digitalisering van het platform en samenwerking met lokale groepen ondernemers in het buitenland wordt het aantal NL Business Hubs wereldwijd uitgebreid.

TINL realiseert een landelijk dekkend netwerk van regionale ontwikkelingsmaatschappijen (ROMS) die zich gezamenlijk inzetten voor internationalisering van de regio’s. Tegelijkertijd verdiept het netwerk de onderlinge relaties. Alle provinciale en stedelijke partners worden ingezet om het bereik van ondernemers in het buitenland te vergroten en te versterken via workshops, seminars, in- en uitgaande missies en bedrijfsadvisering.

NL Works ondersteunt de ontwikkeling van consortia van Nederlandse bedrijven en kennisinstellingen met nieuwe programma’s op het gebied van water, gezondheidszorg, landbouw, duurzame ketens en natuurbescherming, landbouwlogistiek en havengebied ontwikkeling en smart cities. Deze programma’s zijn innovatief en dragen bij aan oplossingen voor mondiale maatschappelijke uitdagingen in het kader van de SDG-agenda.

Excellente dienstverlening voor het mkb en start-ups

De impact van de COVID-19 crisis op het internationale actieve bedrijfsleven en internationale handelsstromen zal ook in 2022 groot zijn. Het kabinet zet in 2022 in op ondersteuning van bedrijven bij opbouw en herstel. Bezien wordt of de reeds genomen steunmaatregelen voortgezet kunnen worden. Het doel is om sterker en groener uit de crisis te komen.

Ook in 2022 richt het kabinet zich daarbij in het bijzonder op internationale ambities van Nederlandse mkb’ers en start-ups, met specifieke aandacht voor kansen voor vrouwelijke ondernemers.

De publiek-private samenwerking richt zich in 2022 onder andere op innovatie. Twee pilotprojecten worden opgezet om inzicht te bieden in manieren om de verbinding tussen Research & Development samenwerking en handelsbevordering te versterken. BHOS werkt hierbij samen met RVO en het ministerie van EZK. De pilotprojecten zijn ontwikkeld naar aanleiding van het amendement Weverling (Kamerstuk 35 300 XVII, nr. 25).

Coronamaatregelen

2020 en 2021 zijn voor een belangrijk deel getekend door de coronacrisis. Het kabinet heeft diverse (nood)maatregelen genomen om de crisis het hoofd te bieden. Een uitgebreid overzicht hiervan is te vinden op https://www.rijksfinancien.nl/corona-visual. In dit overzicht zijn alleen EMU-relevante corona-uitgaven opgenomen. Voor BHOS zijn er geen EMU-relevante corona-uitgaven. De niet EMU-relevante corona-uitgaven zijn terug te vinden onder de belangrijkste beleidsmatige mutaties en de toelichting op de financiële instrumenten.

2.2 Indicatoren en streefwaarden Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking

Bij de vormgeving van beleidsinstrumenten en activiteiten wordt standaard aandacht besteed aan doelmatigheid en doeltreffendheid. Bij de identificatie en beoordeling van activiteiten, zorgt een toets op beleidsrelevantie en kwaliteit, en de afweging van alternatieven (zgn. «Quality at Entry») voor borging van kwaliteit en het verkrijgen van beter inzicht in de realisatie van de beleidsprioriteiten. Daarnaast vindt periodiek een analyse plaats van de samenhang en kwaliteit van het activiteitenportfolio per thema of land (de portfolioschouw). Bij de portfolioschouw van alle hoofdthema’s van ontwikkelingssamenwerking ligt de focus op behaalde resultaten en onderliggende analyses, mede op basis van indicatoren en streefwaarden.

Indicatoren maken het effect van interventies meetbaar en drukken dit uit in te bereiken en bereikte streefwaarden op diverse niveaus: impact, outcome, output en input. De indicatoren en streefwaarden in deze begroting liggen voornamelijk op outcome niveau, en zijn SMART geformuleerd (Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch en Tijdgebonden). Voor het meten van de doelen op het gebied van voedselzekerheid worden geen outcome maar output indicatoren gebruikt, die zorgen voor preciezere en meer betrouwbare gegevens.

De streefwaarden en indicatoren zijn afgeleid van de Sustainable Development Goals (SDG’s), die internationaal zijn afgesproken tijdens de VN-top daarover in september 2015. Deze goals worden zowel nationaal als internationaal gemonitord. In de indicatorentabel is een verwijzing opgenomen naar de corresponderende SDG.

Naast de SDG’s vormen de Theories of Change een belangrijke basis. Deze geven aan hoe en waarom de door Nederland gesteunde interventies en activiteiten worden verondersteld bij te dragen aan de gewenste maatschappelijke en economische veranderingen en resultaten. De Theories of Change zijn aangepast op basis van de meest recente BHOS-nota.

Doelen en ambities strekken zich uit over een langere termijn. Inspanningen in ontwikkelingssamenwerking zullen in veel gevallen pas na een aantal jaar vruchten afwerpen en niet lineair verlopen. Voor de lange termijn wordt de horizon van 2030 van de SDG’s gehanteerd. Deze termijn wordt voor de BHOS-begroting opgesplitst in drie overzienbare periodes van eerst vier en dan twee keer vijf jaar. De indicatoren en eventueel bijbehorende streefwaarden zullen daarom periodiek worden bijgesteld (eerste periode van 2017 tot en met 2020; tweede van 2021–2025 en derde van 2026–2030). Uitzonderingen zijn water, sanitaire voorzieningen en voorlichting over hygiëne, en klimaat waarvoor per indicator reeds streefwaarden zijn vastgelegd voor 2030, het eindjaar van de SDG’s.

De werkelijk behaalde resultaten worden gerapporteerd in het Jaarverslag met een toelichting op de succes- en faalfactoren. De realisaties voor de indicatoren in het jaar 2019 (voor buitenlandse handel is het 2020) worden gehanteerd als referentiewaarden. De meeste streefwaarden zijn uitgedrukt in absolute getallen die in een jaar worden bereikt (aantal personen, organisaties). In een aantal gevallen betreffen de streefwaarden cumulatieve waarden (dus een optelsom van de bereikte resultaten in alle jaren binnen de meetperiode).

Omdat niet alle resultaten kwantitatief meetbaar en aggregeerbaar zijn, dienen deze indicatoren en streefwaarden in samenhang te worden bezien met de overige in deze begroting geformuleerde (kwalitatieve) doelen en resultaten. Aanvullende resultaten en nadere toelichting op ontwikkelingssamenwerking zijn terug te vinden op www.osresultaten.nl.

Het CBS brengt op verzoek van het kabinet vanaf 2019 elk jaar in september een publicatie uit waarin nader wordt ingegaan op de internationalisering van de Nederlandse economie en de effecten daarvan op onder andere economische groei, werkgelegenheid en productiviteit.

Tabel 1 Indicatoren en streefwaarden buitenlandse handel

Thema

Resultaatgebied

Indicator

Referentiewaarde 2020

Streefwaarde

SDG

Duurzame economische ontwikkeling, handel en investeringen

Bevorderen van MVO onder het Nederlands bedrijfsleven

Het aandeel grote bedrijven in Nederland dat de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen expliciet onderschrijft als referentiekader voor hun internationale activiteiten

35%

Streefwaarde 90% in 2023

SDG 8 Inclusieve en duurzame groei, SDG 12 Duurzame consumptie en productie

 

Bevorderen van internationaal ondernemerschap

Het aantal door RVO voor internationalisering ondersteunde ondernemingen, dat in de 3 jaar na de beleidsinterventie meer heeft geëxporteerd naar de doelmarkt

415 van 1.820

n.v.t.

SDG 8 Inclusieve en duurzame groei, SDG 9 Innovatie en duurzame infrastructuur

  

De cumulatieve exporttoename van de betreffende bedrijven

EUR 145,5 miljoen

n.v.t.

 
Tabel 2 Indicatoren en streefwaarden Ontwikkelingssamenwerking

Thema

Resultaatgebied

Indicator

Realisatie 2016-20201

Streefwaarde 2022

Streefwaarde 2021-20252

SDG

Private sectorontwikkeling (PSD)Artikel 1

Bedrijfsontwikkeling

Aantal banen ondersteund door PSD-programma’s (direct jobs supported naar internationaal geharmoniseerde definitie)

2019: 180.0002018: 255.0002017: 217.000

150.000

300.000(streefwaarde in 2025, wordt nog aangepast met insluiting van 2021-2024)

SDG 8 Inclusieve en duurzame groei

  

Aantal bedrijven (Nederlandse en lokale ondernemingen) met een ondersteund plan voor investering, handel of dienstverlening

2019: 12.6602018: 8.8002017: 5.576

10.000

24.000(streefwaarde in 2025, wordt nog aangepast met insluiting van 2021-2024)

 

VoedselzekerheidArtikel 2

Uitbannen van de huidige honger en ondervoeding

Aantal mensen bereikt met activiteiten gericht op verbetering van de inname van voedsel

2019: 15.300.0002018: 11.400.0002017: 15.500.000

20.000.000per jaar

20.000.000per jaar

SDG 2 Einde maken aan honger

 

Stimuleren van duurzame en inclusieve groei van de landbouwsector

Aantal boeren bereikt met activiteiten gericht op toename van productiviteit en/of inkomen

2019: 6.600.0002018: 1.200.0002017: 1.950.000

10.000.000per jaar

10.000.000per jaar

 
 

Creëren van ecologisch duurzame voedselsystemen

Aantal hectare landbouwgrond bereikt met activiteiten gericht op eco-efficiënter gebruik

2019: 612.0002018: 635.0002017: 370.000

1.000.000

5.000.000

 

WaterArtikel 2

Drinkwater, sanitaire voorzieningen en hygiëne

Het aantal mensen met toegang tot een verbeterde waterbron

2019: 2.900.0002018: 2.200.0002017: 2.504.1872016: 1.330.000

2.200.000

9.500.000 (30 miljoen cumulatief in 2030)

SDG 6 Toegang tot een duurzaam beheer van water

  

Het aantal mensen met toegang tot verbeterde sanitaire voorzieningen en voorlichting over hygiënische leefomstandigheden

2019: 5.300.0002018: 3.600.0002017: 2.440.1752016: 1.270.000

3.800.000

17.000.000 (50 miljoen cumulatief in 2030)

 
 

Verbeterd stroomgebied beheer en veilige delta’s

Het aantal mensen dat voordeel ondervindt van verbeterd stroomgebied beheer en veiligere delta’s

2019: 670.0002018: 2.400.0002017: 10.200.0002016: 3.110.000

3.000.000

12.500.000

 

KlimaatArtikel 2

Hernieuwbare energie

Aantal mensen met toegang tot hernieuwbare energie

2019: 2.500.0002018: 2.600.0002017: 2.700.0002016: 1.900.000

2.000.000

16.100.000(50 miljoen, cumulatief in 2030)

SDG 7 Toegang tot duurzame en moderne energie

Vrouwenrechten en gender-gelijkheidArtikel 3

Verbeterde randvoorwaarden voor vrouwen-rechten en gender gelijkheid

Aantal keren dat maatschappelijke organisaties erin slagen ruimte te creëren voor maatschappelijke eisen en posities op het gebied van vrouwenrechten en gendergelijkheid4

n.v.t

n.v.t.

n.v.t

SDG 5 Sekse-gelijkheid en zelfontplooiing van vrouwen

 

Versterkte capaciteit van maatschappelijke organisaties

Aantal maatschappelijke organisaties met versterkte capaciteit voor de bevordering van vrouwenrechten en gendergelijkheid

2019: 2302018: 8202017: 113

300

1.500

 

Seksuele en Reproductieve Gezondheid en Rechten (SRGR) en HIVArtikel 3

Toegang tot family planning

Toename in vrouwen en meisjes met toegang tot moderne anticonceptie in 69 FamilyPlanning2020 focuslanden (t.o.v. basisjaar 2012)

2019: 2.750.0002018: 2.499.2882017: 2.420.5602016: 1.800.000

3.500.000

5.100.000Cumulatief sinds de baseline in 2012

SDG 3 Goede gezondheid en welzijnSDG 5 Sekse-gelijkheid en zelfontplooiing van vrouwen

 

Rechten

Aantal gemeenschappen, maatschappelijke organisaties en pleitbezorgingsnetwerken met versterkte capaciteit  voor de bevordering van seksuele en reproductieve gezondheid & rechten5

n.v.t

n.v.t

n.v.t.

 

Veiligheid & RechtsordeArtikel 4

Rechtstaat ontwikkeling

Aantal mensen (man/vrouw) dat toegang heeft tot recht via een juridische instelling (formeel of informeel), om zo hun grondrechten te beschermen, strafbare feiten te laten berechten en geschillen te beslechten,

2019: 286.086,waarvan 63.860 vrouwen (22%)2018: 136.912,waarvan 42.939 vrouwen (32%)2017: 147.000,waarvan 56.000 vrouwen (38%)2016: 22.607,waarvan 5.578 vrouwen (25%)

300.000waarvan 50% vrouwen

1.500.000cumulatief

SDG 16 Vreedzame en inclusieve samenleving

 

Menselijke Veiligheid

Aantal m2 land dat is vrijgegeven als gevolg van humanitaire ontmijningswerkzaamheden

2019: 10.800.0002018: 15.000.0002017: 18.000.000

12.000.000 m2

60.000.000 m2

SDG 16 Vreedzame en inclusieve samenleving

Migratie en OntwikkelingArtikel 4

Opvang en bescherming in de regio

Aantal mensen dat formeel/ informeel onderwijs en trainingen volgt

2019: 240.000

125.000 personen

625.000personen

SDG 4 Kwaliteitsonderwijs

  

Aantal mensen ondersteund in het ontwikkelen van inkomsten genererende activiteiten

2019: 30.0002018: 4.000

30.000personen

150.000personen

SDG 8 Inclusieve en duurzame groei

Noot 1: In deze kolom zijn waar van toepassing de cumulatieve realisaties opgenomen van 2016 t/m 2019 (2016 is het eerste jaar van de implementatie van de SDG's), met uitzondering van de indicator voor Familyplanning die vanaf 2012 wordt gemeten.

Noot 2: Streefwaarden in deze kolom zijn de optelsom over de komende vijfjaar periode voor rapportage met betrekking tot de SDG's. Voor indicatoren waar cumulatieve waarden worden gemeten is dit vermeld.

Impact van de Corona pandemie op resultaten zijn lastig in te schatten. Om die reden zullen streefwaardes mogelijk worden aangepast in de loop van deze vijf jaar periode.

Noot 3: De formulering van de indicatoren op dit beleidsartikel zijn licht aangepast en reflecteren nu juister dat wat er wordt gemeten.

Noot 4: Deze indicator is gewijzigd om deze in lijn te brengen met de resultatenkaders ‘Versterking Maatschappelijk Middenveld’ en ‘Vrouwenrechten en Gendergelijkheid’ als onderdeel van de strategische partnerschappen.

De streefwaardes worden in overleg met de partners nog vastgesteld.

Noot 5: Deze indicator is gewijzigd om deze in lijn te brengen met het resultatenkader voor ‘Seksuele en Reproductieve gezondheidszorg en Rechten’. De streefwaardes worden in overleg met de partners nog vastgesteld

2.3 Belangrijkste beleidsmatige mutaties

In dit onderdeel wordt een overzicht op hoofdlijnen gegeven van de belangrijkste mutaties die zijn opgetreden tussen de begroting 2021 en de huidige begroting voor 2022. Een deel van de mutaties is eerder al toegelicht in de eerste suppletoire begroting 2021. De meest recente raming van het CPB laat een meerjarige stijging van het BNI zien ten opzichte van de vorige raming bij Voorjaarsnota (CEP). Derhalve wordt de begroting van BHOS navenant verhoogd en dit wordt verrekend met het budget op het onderdeel nog te verdelen i.v.m. wijzigingen BNI en/of toerekeningen. Voor de jaren 2021 en 2022 is deze verhoging reeds herverdeeld over de beleidsartikelen.

Tabel 3 Belangrijkste beleidsmatige uitgavenmutaties t.o.v. vorig jaar (bedragen x € 1.000)
 

artikel

2021

2022

2023

2024

2025

2026

        

Stand ontwerpbegroting 2021

 

3 064 088

3 045 752

3 026 068

3 021 699

3 106 567

 
        

Belangrijkste mutaties

       

1. Versterkte Nederlandse handels- en investeringspositie

1.2

6 199

5 000

3 000

3 000

3 000

 

2. Versterkte private sector en arbeidsmarkt in ontwikkelingslanden

1.3

19 612

40 000

0

0

0

 

3. Klimaat

2.3

16 286

38 716

‒ 7 324

‒ 6 563

0

 

4. Seksuele en reproductieve gezondheid en rechten en hiv/aids

3.1

122 127

122 358

22 736

22 468

20 000

 

5. Maatschappelijk middenveld

3.3

‒ 52 865

‒ 21 562

‒ 21 964

‒ 21 772

‒ 20 000

 

6. Humanitaire hulp

4.1

22 000

68 000

0

0

0

 

7. Opvang en bescherming in de regio en migratiesamenwerking

4.2

15 000

0

0

0

0

 

8. Multilaterale samenwerking

5.1

20 170

1 213

172

0

1 338

 

9. Overig Armoedebeleid

5.2

15 555

16 760

‒ 27

‒ 35

‒ 35

 

Nog te verdelen i.v.m. wijzigingen BNI en/of toerekeningen

5.4

‒ 49 694

‒ 56 302

462 675

613 238

726 852

 

Overige mutaties

 

‒ 12 516

5 827

8 802

7 744

‒ 235

 
        

Stand ontwerpbegroting 2022

 

3 185 962

3 265 762

3 494 138

3 639 779

3 837 487

4 049 182

        

Toelichting

Beleidsartikel 1.2

Er is in 2022 extra budget vrijgemaakt voor de financiering van het RVO-impulspakket voor Nederlandse ondernemers ter bestrijding van de gevolgen van COVID-19. Ook is er meerjarig budget vrijgemaakt voor btw-compensatie in relatie tot de oprichting van Invest International.

Beleidsartikel 1.3

Om de gevolgen van COVID-19 op te vangen worden er in 2021 extra bijdragen gedaan aan onder andere: Trade Mark East Africa (EUR 3 miljoen), Aceli (EUR 3 miljoen) en aan het Health Insurance Fund voor Carepay (EUR 5 miljoen).

In 2022 worden er, om de gevolgen van COVID-19 op te vangen, extra bijdragen gedaan aan onder andere: Private Infrastructure Development Group (PIDG) (EUR 12 miljoen), Dutch Good Growth Fund (DGGF) (EUR 15 miljoen), Aceli (EUR 5 miljoen), OECD Tax (EUR 2 miljoen) en aan Trade Mark East Africa (EUR 3 miljoen).

Beleidsartikel 2.3

In 2021 worden er extra bijdragen gedaan aan het Least Developed Countries Fund (LDCF) (EUR 10 miljoen) en de Climate Investment Funds (CIF) (EUR 8 miljoen) ter ondersteuning bij het aanpassen aan de gevolgen van klimaatverandering en het helpen bij grootschalige inpassingen van hernieuwbare energie. Ook is er in 2021 een extra bijdrage gedaan aan het Central-African Forest initiative (CAFI)(EUR 5 miljoen) ter bestrijding van ontbossing.

Ook in 2022 zullen er om deze redenen extra bijdragen worden gedaan aan het LDCF (EUR 15 miljoen), CIF (EUR 15 miljoen), CAFI + IDB (EUR 5 miljoen) en aan het Global Environment Facility (GEF) (EUR 10 miljoen).

Beleidsartikel 3.1

Ter bestrijding van de impact van COVID-19 in de armste landen worden er in 2021 extra bijdragen gedaan het WHO Strategic Preparedness and Response Plan (EUR 10 miljoen), The Global Fund to Fight Aids, Tuberculosis and Malaria (GFATM) (EUR 5 miljoen) en Global Financing Facility (GFF) (EUR 10 miljoen).

In 2022 worden er in het kader van de COVID-19 respons nog een aantal extra bijdragen gedaan aan WHO Strategic Preparedness and Response Plan (EUR 20 miljoen), COVAX (EUR 20 miljoen), GFATM (EUR 10 miljoen) en GFF (EUR 20 miljoen). Daarnaast word er extra bijdragen gedaan aan Product Development partnerships (EUR 15 miljoen) en UNFPA supplies (EUR 15 miljoen).

Beleidsartikel 3.3

De mutatie betreft een overheveling naar artikel 3.1 SRGR en hiv/aids ter dekking van een extra bijdrage aan COVAX en voor een bijdrage aan de nieuwe SRGR-partnerschappen. Deze overheveling is middels de Voorjaarsnota reeds met u gedeeld.

Beleidsartikel 4.1

In 2021 worden vanwege humanitaire noden in Ethiopië en de Sahel extra bijdragen gedaan aan de Country Based Pooled Funds Sahel (EUR 5 miljoen) en aan de Dutch Relief Alliance (DRA) (EUR 3 miljoen). Daarnaast is het budget met EUR 5 miljoen opgehoogd in verband met de verwerking van amendement 35570 XVII nr. 11 van het lid Bouali cs. over opvang en bescherming van vluchtelingen in de regio.

Vanwege de toenemende humanitaire noden wereldwijd, onder meer in Ethiopië en Afghanistan, zullen ook in 2022 extra bijdragen worden gedaan aan humanitaire organisaties. Het betreft onder meer de humanitaire fondsen en organisaties van de VN (38 mln), de DRA (EUR 10 miljoen), ICRC (EUR 10 miljoen) en aan de Nederlandse hulporganisatie (NRK) die onderdeel is van de Internationale Federatie van Rode Kruis- en Rode Halve Maanverenigingen (IFRC) (EUR 10 miljoen).

Beleidsartikel 4.2

In 2021 zal er een extra bijdrage worden gedaan aan zwaar getroffen vluchtelingen en gastgemeenschappen in Libanon om in hun overlevingsbehoefte te kunnen voorzien en hun weerbaarheid te vergroten (EUR 10 miljoen). Verder is het budget met EUR 5 miljoen opgehoogd in verband met de verwerking van amendement 35570 XVII nr. 11 van het lid Bouali cs. over opvang en bescherming van vluchtelingen in de regio.

Beleidsartikel 5.1

De mutatie betreft voornamelijk een verhoging van EUR 20 miljoen voor 2021 aan de Subsidy Account van de Poverty Reduction and Growth Trust (PRGT), een vehikel van het IMF dat concessionele leningen aan lage-inkomenslanden mogelijk maakt. Deze verhoging werd in de Voorjaarsnota reeds opgenomen.

Beleidsartikel 5.2

In 2022 worden extra middelen vrijgemaakt bedoeld voor het opzetten van een duurzaam programma omtrent cash transfers (EUR 20 miljoen).

Beleidsartikel 5.4

Naar aanleiding van de nieuwe macro-economische ramingen van het Centraal Plan bureau (CPB) wordt het ODA-budget meerjarig aangepast aan de ontwikkeling van het Bruto Nationaal Inkomen (BNI). In het Regeerakkoord is vastgelegd dat het budget voor ontwikkelingssamenwerking (Official Development Assistance, ODA) gekoppeld is aan de omvang van het BNI. De meest recente raming van het CPB laat een meerjarige stijging van het BNI zien ten opzichte van de vorige raming bij Voorjaarsnota (CEP). Derhalve wordt de begroting van BHOS navenant verhoogd en dit wordt verrekend met het budget op het onderdeel nog te verdelen i.v.m. wijzigingen BNI en/of toerekeningen. Voor de jaren 2021 en 2022 is deze verhoging reeds herverdeeld over de beleidsartikelen.

Tabel 4 Belangrijkste beleidsmatige ontvangstenmutaties t.o.v. vorig jaar (bedragen x € 1.000)
 

artikel

2021

2022

2023

2024

2025

2026

        

Stand ontwerpbegroting 2021

 

56 661

52 240

47 267

42 453

42 125

 
        

Belangrijkste mutaties

       

Ontvangsten en restituties met betrekking tot leningen

5.20

‒ 4 553

‒ 666

1 133

1 161

317

 

Ontvangsten OS

5.21

80

     

Overige mutaties

 

‒ 80

0

0

3 250

0

 
        

Stand ontwerpbegroting 2022

 

52 108

51 574

48 400

46 864

42 442

39 152

Toelichting

De mutaties op artikel 5.20 in 2021 en verder hebben betrekking op ingestelde ramingen op terugbetalingen op leningen die worden beheerd door de Nederlandse Investeringsbank voor Ontwikkelingslanden (NIO). Deze zijn naar beneden bijgesteld vanwege het door de G20 ingeroepen schuldenmoratorium (DSSI). De inschatting is dat deze uitgestelde terugbetalingen op leningen in de periode 2023 tot en met 2025 worden gecompenseerd door hogere af- en rentebetalingen.

2.4 Overzicht niet-juridisch verplichte uitgaven

Tabel 5 Overzicht niet-juridisch verplichte uitgaven en bestemming (bedragen x €1.000)

Art.

Naam artikel (€ tot. uitg. art.)

Juridisch verplichte uitgaven

Niet-juridisch verplichte uitgaven

Bestemming van de niet-juridisch verplichte uitgaven

1

Duurzame economische ontwikkeling, handel en investeringen (€550.199)

496.439 (90%)

53.760 (10%)

- Decentraal PSD in landen in focus-regio's (met name de Palestijnse gebieden, Libanon en Jordanië) Eur 16 miljoen

2

Duurzame ontwikkeling, voedselzekerheid, water en klimaat (€776.880)

737.869 (98%)

39.011 (2%)

- Versterken van de inzet via de ambassades voor vergroten van duurzame landbouwproductiviteit, klimaatweerbaarheid en voeding (EUR 29 miljoen)

    

- Signaleren en helpen voorkomen van watergerelateerde conflicten (EUR 1 miljoen)

    

- Inclusief waterbeheer (EUR 4 miljoen)

    

- Vergroten van toegang tot drinkwater, sanitatie en hygiëne (30/50 doelstelling) (EUR 5 miljoen)

3

Sociale vooruitgang (€847.956)

805.558 (95%)

42.398 (5%)

‒ 3.1: Tegengaan kinderprostitutie ter uitvoering van amendement Voordewind

    

‒ 3.1: Invulling innovatiekader met nadruk op innovatieve financiering van de zorg.

    

‒ 3.2: NL-bijdrage uitgestelde Beijing+25 viering (EUR 1 miljoen)

    

‒ 3.2: Bijdrage WB Umbrella Fund for Gender Equality (pas voorzien na 2021)

    

‒ 3.2: Bijdrage aan Women Peace Humanitarian Fund/ COVID window (EUR 2 miljoen)

    

‒ 3.3: Follow-up CIVICUS en Partos

    

‒ 3.4:extra bijdrage aan GPE

4

Vrede, veiligheid en duurzame ontwikkeling (€777.152)

699.333 (86%)

115.819 (14%)

‒ 4.1: Crisis-specifieke bijdragen humanitaire hulp

    

‒ 4.1: Acute noodhulp

    

‒ 4.1:Thematische noodhulp bijdragen w.o. MHPSS

    

‒ 4.2: Bijdragen aan kansen (opportunity fund) binnen het partnerschap PROSPECTS (opvang in de regio)

    

‒ 4.2: Bijdragen aan migratiesamenwerking

    

‒ 4.3: Bijdragen en subsidies in het kader van veiligheid en rechtsorde, incl. de landenprogramma’s.

5

Multilaterale samenwerking en overige inzet (€258.724)

201.137 (78%)

57.587 (22%)

‒ 5.1: De Algemene Vrijwillige Bijdrage (AVB) voor UNDP loopt in 2021 af en de nieuwe verplichting zal naar verwachting in 2022 worden gesloten. De rest van de activiteiten op dit artikel zijn volledig juridisch verplicht.

    

‒ 5.2: Het budget voor zowel Schuldverlichting en UNESCO zijn beiden 100% juridisch verplicht.

    

‒ 5.2: Van de activiteiten die onder ‘Kleine activiteiten posten en cultuur en ontwikkeling’ vallen zijn niet alle budgetten juridisch verplicht:1- Voor Algemene ODA-activiteiten is 7,6% juridisch verplicht. Dit betreft voornamelijk kleinschalige budgetten voor kortstondige en eenjarige activiteiten. Het lage percentage is te verklaren door een aanpassing in systematiek van toekennen2- Het budget voor activiteiten die onder Sport en OS vallen is 100% juridisch verplicht.3- Het budget voor Cultuur en OS is voor 85,5% juridisch verplicht

    

‒ 5.2: Het budget voor ‘Diverse ondersteunende activiteiten’ is 62,2% juridisch verplicht.

    

‒ 5.2: De EUR 20 miljoen voor een nieuw op te zetten programma in 2022 is juridisch nog onverplicht

    

‒ 5.2: Alle resterende budgetten op dit artikel zijn volledig juridisch verplicht

 

Totaal aan niet juridisch-verplichte uitgaven

 

308.575

 

2.5 Strategische Evaluatie Agenda

Tabel 6 Planning Strategische Evaluatie Agenda

Thema

Type onderzoek

Afronding

Toelichting onderzoek

Begrotingsartikel

Duurzame economische ontwikkeling, handel en investeringen

Beleidsdoorlichting

2021

Beleidsdoorlichting

BHOS art. 1

Nederlands klimaatbeleid ten behoeve van ontwikkelingslanden

Periodieke rapportage

2023

Periodieke rapportage van het beleid op basis van onderliggende studies

Doelstellingen van BHOS art 2. Beleid breder.

Coherentie van het Nederlands beleid en effecten op voedselzekerheid, water en klimaat in ontwikkelingslanden

Periodieke rapportage

2023

Periodieke rapportage van het beleid op basis van onderliggende studies

Doelstellingen van BHOS art 2. Beleid breder.

Sociale vooruitgang

Periodieke rapportage Sociale vooruitgang

2023

Periodieke rapportage van het beleid op BHOS artikel 3 op basis van onderliggende studies

BHOS 3.1, 3.2, 3.3, 3.4

Vrede, veiligheid en duurzame ontwikkeling

Periodieke rapportage Vrede, veiligheid en duurzame ontwikkeling

2023

Periodieke rapportage van het beleid op BHOS artikel 4 op basis van onderliggende studies

BHOS 4.1, 4.2, 4.3

Voor een uitwerking van de SEA wordt verwezen naar bijlage 4. In deze bijlage is tevens een beknopte beschrijving van de beleidsthema’s en sub-thema’s opgenomen.

Een interactieve versie van deze Strategische Evaluatie Agenda is opgenomen op www.rijksfinancien.nl.

Voor verdere criteria voor de SEA wordt verwezen naar de Regeling Periodiek Evaluatieonderzoek. Waar de RPE in 2021 afwijkt van het SEA kader, is laatstgenoemde leidend in goed overleg met het Ministerie van Financiën.

De begrotingsjaren 2022 en 2023 zullen nog als overgangsperiode naar de SEA gelden. Dit betekent dat nog niet alle thema's volledig zijn uitgewerkt en al opgestarte trajecten voor beleidsdoorlichtingen conform huidige RPE doorgang kunnen vinden.

2.6 Overzicht risicoregelingen

Tabel 7 Overzicht verstrekte garanties (bedragen x € 1.000)

Artikel

Omschrijving

Uitstaande

Geraamd te

Geraamd te

Uitstaande

Geraamd te

Geraamd te

Uitstaande

Garantie-plafond (jaarlijks)

Totaal plafond

garanties 2020

verlenen 2021

vervallen 2021

garanties 2021

verlenen 2022

vervallen 2022

garanties 2022

1. Duurzame economische ontwikkeling, handel en investeringen

FOM

13.196

0

5.000

8.196

0

5.000

3.196

0

13.196

1. Duurzame economische ontwikkeling, handel en investeringen

DGGF

124.301

50.000

0

174.301

50.000

0

224.301

0

675.000

1. Duurzame economische ontwikkeling, handel en investeringen

DRIVE

52.354

0

0

52.354

0

0

52.354

55.000

0

1. Duurzame economische ontwikkeling, handel en investeringen

DTIF

18.894

24.000

0

42.894

24.000

0

66.894

0

140.000

3. Sociale vooruitgang

IFFEd

0

222.500

0

222.500

0

0

222.500

0

222.500

5. Multilaterale samenwerking

IS-NIO

104.574

0

14.550

90.024

0

10.164

79.860

0

108.064

5. Multilaterale samenwerking

African Development Bank

1.442.784

0

0

1.442.784

0

0

1.442.784

0

1.442.784

5. Multilaterale samenwerking

Asian Development Bank

1.241.244

0

0

1.241.244

0

0

1.241.244

0

1.241.244

5. Multilaterale samenwerking

Inter American Development Bank

275.166

0

0

275.166

0

0

275.166

0

275.166

 

Totaal

3.272.513

296.500

19.550

3.549.463

74.000

15.164

3.608.299

55.000

4.117.954

Tabel 8 Overzicht uitgaven en ontvangsten garanties (bedragen x € 1.000)

Artikel

Omschrijving

Uitgaven 2020

Ontvangsten 2020

Stand risico voorziening 2020

Saldo 2020

Uitgaven 2021

Ontvangsten 2021

Stand risico voorziening 2021*

Saldo 2021

Uitgaven 2022

Ontvangsten 2022

Stand risico voorziening 2022*

Saldo 2022

1. Duurzame economische ontwikkeling, handel en investeringen

FOM

1.450

51

30.560

‒ 1.399

0

300

30.860

300

0

300

31.160

300

1. Duurzame economische ontwikkeling, handel en investeringen

DGGF

5.010

2.248

53.647

‒ 2.762

5.000

3.000

51.647

‒ 2.000

5.000

3.000

49.647

‒ 2.000

1. Duurzame economische ontwikkeling, handel en investeringen

DRIVE

0

0

12.500

0

0

0

12.500

0

0

0

12.500

0

1. Duurzame economische ontwikkeling, handel en investeringen

DTIF

7.888

2.698

26.052

‒ 5.190

7.000

500

5.000

‒ 6.500

7.000

1.000

5.000

‒ 6.000

3. Sociale vooruitgang

IFFED

0

0

0

0

0

0

8.900

0

0

0

8.900

0

5. Multilaterale samenwerking

IS-NIO

2.784

0

nvt

‒ 2.784

0

0

nvt

0

0

0

nvt

0

 

Totaal

17.132

4.997

122.759

‒ 12.135

12.000

3.800

108.907

‒ 8.200

12.000

4.300

107.207

‒ 7.700

FOM

De Faciliteit Opkomende Markten (FOM) is medio 2016 opgegaan in het Dutch Trade and Investment Fund (DTIF). De komende jaren betreffen daarom louter het beheer en afbouw van de bestaande portefeuille. De middelen die de komende jaren vrijvallen worden toegevoegd aan het DTIF.

DGGF

Het DGGF bestaat uit drie onderdelen:

– Onderdeel 1 voorziet in het financieren van Nederlands midden- en kleinbedrijf dat ontwikkelingsrelevante investeringen wil doen in lage- en middeninkomenslanden.

– Onderdeel 2 financiert het lokaal midden- en kleinbedrijf in lage- en middeninkomenslanden.

– Onderdeel 3 voorziet in het financieren en verzekeren van het Nederlandse midden- en kleinbedrijf dat wil exporteren naar lage- en middeninkomenslanden.

Binnen alle drie de onderdelen van het DGGF is het mogelijk om garanties te verstrekken, waarvoor kostendekkende premies worden betaald. Voor onderdeel 2 dat uitgevoerd wordt door PwC en Triple Jump houdt de fondsbeheerder zelf een reserve aan ter grootte van de verstrekte garanties, waardoor het begrotingsrisico voor BHOS nihil is.

Om een buffer op te kunnen bouwen en de schommelingen in de tijd op te kunnen vangen wordt voor onderdeel 1 en 3 van het DGGF gebruik gemaakt van het instrument 'interne begrotingsreserve'. De reserve wordt gevuld vanuit de middelen die voor de onderdelen 1 en 3 van het DGGF beschikbaar zijn voor garanties. De uiteindelijke hoogte van de begrotingsreserve is gerelateerd aan de hoogte van de garantieplafonds die voor de onderdelen 1 en 3 per onderdeel van het DGGF zijn vastgesteld, respectievelijk 1:2 en 1:3. Het garantieplafond voor de onderdelen 1, 2 en 3 is vastgesteld op EUR 675 miljoen.

De voorwaarden van het DGGF zijn medio 2018 aangepast voor steun op maat aan Nederlandse bedrijven die willen opereren in risicovolle landen. Daarnaast zijn de financierings- en ondersteuningsmogelijkheden voor het midden- en kleinbedrijf verruimd en zullen Nederlandse investeerders, exporteurs en startups beter en sneller worden bediend en waar nodig technische assistentie krijgen. Overigens is het risicoprofiel van de regeling door deze aanpassingen niet gewijzigd.

Onderdeel 1 (uitvoerder RVO.nl)

Als een commerciële partij (vaak een bank) bereid is mee te financieren zal er worden getracht een garantie in te zetten als instrument. Met dit instrument zal de overheid borg staan voor een percentage van de financiering die een bank, lokaal dan wel Nederlands, geeft. De Nederlandse staat neemt een deel van de risico’s over, waardoor een bank eerder geneigd zal zijn financiering te verschaffen. Ook is het mogelijk dat de overheid borg staat voor een gedeelte van de financiering in het geval van een tekort aan onderpand van de Nederlandse MKB’er.

De inzet van het DGGF is om in het geval van lokale banken samen te werken met zogenaamde netwerkbanken, zijnde banken met een uitgebreid netwerk en/of vele vestigingen in DGGF-landen.

DGGF onderdeel 2 (Price Waterhouse Coopers / Triple Jump)

Het totaal beschikbare kasbudget van DGGF onderdeel 2 is EUR 350 miljoen. Om de fondsbeheerder in de gelegenheid te stellen dit budget volledig in te kunnen zetten zullen zij, conform het toetsingskader, voor een hoger bedrag contracten moeten kunnen aangaan met intermediaire fondsen. Het gaat hier dus om een overcommitteringsruimte in de vorm van een garantie aan de fondsbeheerder van maximaal EUR 100 miljoen (garantieplafond). De fondsbeheerder zal zelf een reserve aanhouden voor het verstrekken van garanties aan intermediaire fondsen.

Onderdeel 3 (uitvoerder Atradius)

De aanvullende EKV, die bij onderdeel 3 van het DGGF wordt verstrekt, werkt hetzelfde als de reguliere EKV. De politieke en commerciële risico's van exporttransacties worden verzekerd. Er kan aanspraak worden gemaakt op de polis als één van de gedekte schadeoorzaken leidt tot non-betaling van de vordering. De waaier van specifieke verzekeringen (bijvoorbeeld, exporteurs- en bankpolis, werkkapitaaldekking en garantiedekkingen etc.) die bij de EKV worden gevoerd, kunnen ook onder onderdeel 3 van het DGGF worden verzekerd. Met onderdeel 3 van het DGGF wordt een aanvulling geboden op de mogelijkheden onder de reguliere EKV voor ontwikkelingsrelevante exporttransacties. De noodzaak is er in gelegen dat een aantal exporttransacties nu geen doorgang vindt, terwijl die wel ontwikkelingsrelevant zijn. Daarnaast biedt onderdeel 3 van het DGGF financiering voor kleine transacties (tot EUR 5 miljoen) waarvoor geen bankfinanciering verkregen kan worden. In die gevallen wordt de financiering ook verzekerd.

DRIVE

Met DRIVE worden investeringen in publieke infrastructuurprojecten gefaciliteerd die bijdragen aan een goed ondernemingsklimaat en de ontwikkeling van de private sector in lage- en middeninkomenslanden. DRIVE doet dit middels het verstrekken van subsidies met of zonder terugbetalingsverplichting (lening of a fonds perdu) aan het bedrijfsleven. Daarnaast kunnen ook garanties worden verstrekt en is er aanvullende EKV beschikbaar.

Het garantieplafond voor DRIVE is vastgesteld op EUR 55 miljoen per jaar tot en met 2020. Daarnaast kan Atradius bij deze transacties het kredietrisico van de commerciële tranches verzekeren.

Ter afdekking van de risico’s en ter compensatie van de mismatch in de tijd tussen (premie)inkomsten en uitgaven (ten behoeve van schades), is afgesproken een interne begrotingsreserve aan te houden volgens de hefboom 1:4. Tevens is bij de start van DRIVE besloten tot een minimale omvang van de begrotingsreserve van EUR 12,5 miljoen ter dekking van het extra financiële risico dat de Staat kan gaan lopen door het verstrekken van garanties en verzekeringen.

DTIF

Het Dutch Trade and Investment Fund (DTIF) is een garantieregeling. Het DTIF verstrekt financieringen (garanties, leningen, wissels) voor directe investeringen en export van Nederlandse bedrijven, indien banken en andere financiële instellingen deze financiering niet bieden, en er wordt voldaan aan de criteria die gelden voor publieke interventie. Het DTIF is non-ODA en is beschikbaar voor landen die niet worden bediend door het DGGF. Hierdoor verbetert de synergie tussen de handels- en OS-agenda. Ten behoeve van het DTIF worden de bestaande (garantie)regelingen FOM en Finance for Internationale Business (FIB) afgebouwd. In de periode 2016-2021 bedraagt het totale budget EUR 107 miljoen. Het garantieplafond is vastgesteld op EUR 140 miljoen. Er wordt een kostendekkende premie geheven en de regeling wordt uiterlijk in 2022 geëvalueerd. Ter afdekking van de risico’s en ter compensatie van de schommelingen in de tijd tussen (premie)inkomsten en uitgaven (ten behoeve van schades), is een begrotingsreserve ingesteld. Deze begrotingsreserve wordt gevuld op basis van de hefboom 1:4. Tevens is bij de start van DTIF besloten tot een minimale omvang van de begrotingsreserve van EUR 5 miljoen ter dekking van het extra financiële risico dat de Staat kan gaan lopen door het verstrekken van garanties en verzekeringen.

De voorwaarden van het DTIF zijn medio 2018 aangepast voor steun op maat aan Nederlandse bedrijven. Daarnaast zijn de financierings- en ondersteuningsmogelijkheden voor het midden- en kleinbedrijf verruimd en zullen Nederlandse investeerders, exporteurs en startups beter en sneller worden bediend en waar nodig technische assistentie krijgen. Overigens is het risicoprofiel van de regeling door deze aanpassingen niet gewijzigd.

NIO

De NIO is in 1965 opgericht als volledige dochter van de Nationale Investeringsbank. Deze was destijds een volledige staatsbank en is in 1945 opgericht om de Marshall hulp te kanaliseren naar het Nederlandse bedrijfsleven. Het doel van de dochteronderneming NIO was leningen te verstrekken aan ontwikkelingslanden onder gunstige voorwaarden zodat deze landen, die destijds geen toegang hadden tot de reguliere kapitaalmarkt, in staat werden gesteld ontwikkelingsrelevante investeringen te doen. Deze leningen hadden een lange looptijd en een lage rente. Deze zogenaamde bilaterale concessionele leningen waren destijds een onderdeel van het Nederlandse ontwikkelingssamenwerkingbeleid. In een overeenkomst die in 1993 is gesloten tussen de minister voor Ontwikkelingssamenwerking en NIO is geregeld dat de Staat garant staat voor de financiering van NIO. De Staat heeft zich jegens NIO verplicht om middelen ter beschikking te stellen in het geval NIO niet zelfstandig in staat is om (her)financiering aan te trekken op de kapitaalmarkt voor reeds verstrekte leningen wegens incidentele krapte. Tevens heeft de Staat zich verplicht om de NIO te compenseren in geval debiteuren in gebreke blijven, voor zover dat ertoe zou leiden dat de NIO zelf niet is om aan zijn verplichtingen kan voldoen. Eind jaren negentig is de Nationale Investeringsbank geprivatiseerd en in 2000 zijn de aandelen NIO overgenomen door FMO. Na 2001 zijn geen nieuwe concessionele leningen door NIO verstrekt. NIO bleef vanaf dat moment verantwoordelijk voor het beheer van de afgesloten leningen. In 2010 heeft De Staat de aandelen van FMO overgenomen. Premieheffing is niet van toepassing en de komende jaren zijn gericht op de volledige afbouw van de portefeuille.

IFFEd (International Finance Facility for Education)

Voor het aanpakken van de «learning crisis» was het streven van Nederland om vanaf 2021 deel te nemen aan het International Finance Facility for Education (IFFEd), een initiatief van de Education Commission. Door een combinatie van garanties en giften beoogt dit innovatieve financieringsinstrument onderwijsbeleid en -programma’s van landen te financieren via het verhogen van de uitleencapaciteit van de Multilaterale Ontwikkelingsbanken. Het instrument richt zich volledig op de Lage-Midden-Inkomenslanden (LMIC’s), waar het grootste aantal kinderen woont die óf niet naar school gaan óf naar school gaan maar te weinig leren. Eind 2020 was er echter met de Wereldbank nog geen overeenstemming bereikt om Trustfundhouder voor IFFEd te worden. Gedurende 2021 worden er door de Education Commission gesprekken gevoerd met de European Investment Bank als mogelijk Trustfundhouder. Nederland blijft geïnteresseerd in deelname aan IFFEd, via een garantie van USD 250 miljoen (EUR 222,5 miljoen), waarvan 15% contant ingelegd wordt (USD 37,5 miljoen ‒ EUR 33,4 miljoen). Daarenboven wordt een begrotingsreserve van USD 10 miljoen (EUR 8,9 miljoen) aangehouden.

Regionale Ontwikkelingsbanken

AfDB:

De garanties voor de Afrikaanse Ontwikkelingsbank Groep zijn in SDR vastgesteld. De nominale waarde van een aandeel bedraagt SDR 10.000.

Inmiddels kent de Afrikaanse Ontwikkelingsbank 81 lidstaten: 54 regionale en 27 niet-regionale leden. De Bank verstrekt niet-concessionele leningen aan kredietwaardige Afrikaanse landen. De bank heeft aandelenkapitaal waarvan 6% daadwerkelijk ingelegd (paid-in capital), de andere 94% garantiekapitaal (callable capital). De AfDB richt zich op een specifiek terrein (armoedebestrijding, inclusieve groei, duurzame ontwikkeling) dat onvoldoende wordt gedekt door commerciële banken. Nederland heeft een aandeel van 0,85% in de Bank. Op basis van het garantiekapitaal is de AfDB in staat goedkoop geld aan te trekken op kapitaalmarkten en dit door te lenen aan landen voor ontwikkelingsdoeleinden. Premieheffing is niet van toepassing.

AsDB:

De garanties voor de Aziatische Ontwikkelingsbank (AsDB) zijn in SDR vastgesteld. De AsDB werd in 1966 opgericht door een groep van 31 landen, waaronder Nederland. Sindsdien is het gegroeid naar 68 lidstaten: 49 regionale en 19 niet-regionale. De AsDB heeft als mandaat het bevorderen van economische groei en regionale samenwerking in Azië en de Stille Oceaan regio. Sinds 1999 is de overkoepelende doelstelling van de bank armoedebestrijding. De AsDB heeft een aandelenkapitaal van USD 147 miljard . Van dit kapitaal wordt 5% daadwerkelijk ingelegd (paid-in capital), de andere 95% geldt als garantiekapitaal (callable capital). De totale waarde van het Nederlands aandeel bij de bank bedraagt USD 1,6 miljard, het aandeel garantiekapitaal hierin bedraagt USD 1,5 miljard (dec 2020). Dit aandeel garantiekapitaal wordt door lidstaten vastgesteld tijdens afspraken over kapitaalverhogingen. De Board (raad van bewindvoerders) bestaat uit 12 leden. Nederland zit in een kiesgroep met Canada, Denemarken, Finland, Ierland, Noorwegen en Zweden. De bewindvoerder van deze kiesgroep is altijd een Canadees. Premieheffing is niet van toepassing.

IDB:

De IDB-Groep garanties voor de Inter-American Development Bank (IDB) zijn in USD vastgesteld. De IDB-Groep, opgericht in 1959, bestaat naast de IDB uit IDB Invest (de private sector poot), en het IDB Lab (innovatie). De IDB heeft 48 lidstaten waarvan 26 lenende landen. Naast Canada en de VS zijn de overige 20 lidstaten ‘niet regionale landen’ buiten het westelijk halfrond, waaronder Nederland (sinds 1976). De Bank wordt gefinancierd op basis van het aandelenkapitaal, waarvan lidstaten een deel inleggen en een deel in de vorm van garanties verstrekken. Op basis van het aandelenkapitaal verstrekt de IDB leningen aan de nationale overheden en aan particuliere bedrijven in de regionale landen. Omdat de Nederlandse ontwikkelingssamenwerking zich minder dan voorheen richt op Latijns-Amerika, heeft Nederland niet meegedaan met de laatste IDB kapitaalverhogingen waardoor het Nederlandse aandeel is afgenomen van 0,338% naar 0,200%. Daarnaast bedraagt het NL aandeel in IDB Invest 0,67%. Premieheffing is niet van toepassing.

3. Beleidsartikelen

Artikel 1: Duurzame economische ontwikkeling, handel en investeringen

A. Algemene doelstelling

Verminderen van armoede en maatschappelijke ongelijkheid, bevorderen van duurzame inclusieve groei wereldwijd en versterken van het internationaal verdienvermogen van Nederland. Daartoe werkt Nederland aan een duurzaam handels- en investeringssysteem inclusief Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO), versterking van de Nederlandse handels- en investeringspositie en aan versterking van de private sector en arbeidsmarkt in ontwikkelingslanden.

B. Rol en verantwoordelijkheid

Het vergt een kabinetsbrede inspanning om deze doelstellingen te verwezenlijken. De minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking werkt hiertoe in het bijzonder samen met de minister van Financiën, de minister en staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de minister van Infrastructuur en Waterstaat.

De minister is verantwoordelijk voor:

Financieren

  • Het voeren van een op maat gesneden en onderling samenhangend financieel instrumentarium gericht op export- en investeringsbevordering voor het Nederlands en lokaal bedrijfsleven in ontwikkelingslanden, handelsfacilitatie en markttoegang. In het licht van internationale ontwikkelingen en toenemende concurrentie internationaal inzetten op een verbetering van het gelijk speelveld in het financieel instrumentarium gericht op export- en investeringsbevordering.

  • Het financieel ondersteunen van het Nederlandse en lokale midden- en kleinbedrijf en startups om met eigentijdse oplossingen bij te dragen aan duurzame economische ontwikkeling wereldwijd.

  • Het financieren van diverse bilaterale en internationale programma’s die bijdragen aan een gunstig ondernemingsklimaat en innovatief ondernemerschap in lage- en middeninkomenslanden, met in het bijzonder aandacht voor (jeugd)werkgelegenheid en innovatie.

  • Het financieren van het National Contact Punt (NCP) voor de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen belast met voorlichting over de OESO-richtlijnen, en het behandelen van klachten met betrekking tot het nakomen van de OESO-richtlijnen door Nederlandse bedrijven.

Stimuleren

  • Het bevorderen van het nakomen van de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen door het Nederlandse bedrijfsleven, onder meer door middel van dialoog, voorlichting, IMVO-convenanten, het bedrijfsleveninstrumentarium voor BHOS en steun aan internationale initiatieven.

  • Het bevorderen van werkgelegenheid en ondernemerschap in lage- en middeninkomenslanden, vooral voor jongeren en vrouwen.

  • Stimuleren van ketenverduurzaming in lage- en middeninkomenslanden.

  • Het stimuleren van het bedrijfsleven en kennisinstellingen, Nederlands en lokaal, om met hun internationale activiteiten bij te dragen aan oplossingen voor maatschappelijke uitdagingen, bijvoorbeeld die zoals benoemd in de SDGs van de VN.

  • Het faciliteren en ondersteunen van Nederlandse bedrijven om zaken te doen op buitenlandse markten, waaronder in lage- en middeninkomenslanden, met behulp van kennis en informatie, contacten en netwerken, positionering en belangenbehartiging (incl. financiering). Hierbij is speciale aandacht voor het Nederlandse midden- en kleinbedrijf, startups en clustergewijze samenwerking van bedrijven op buitenlandse markten.

  • Het stimuleren van een aantrekkelijk internationaal vestigingsklimaat voor buitenlandse investeringen in Nederland ten behoeve van een versterkt internationaal verdienvermogen van Nederland.

  • Het stimuleren van goed bestuur in de vorm van goede wet- en regelgeving, betrouwbare instituties en actoren en verbeterde belastingregimes in lage- en middeninkomenslanden.

Regisseren

  • Een actieve bijdrage leveren aan het schragen en bevorderen van een op regels gebaseerd mondiaal handels- en investeringssysteem, met oog voor duurzaamheid, inclusiviteit en een gelijk speelveld, onder meer via de WTO, OESO en G20.

  • Het bevorderen van duurzame, inclusieve bilaterale handelsakkoorden van de EU met derde landen en effectieve implementatie van deze handelsakkoorden.

  • Het bevorderen van internationale kaders voor IMVO via de VN, OESO, EU en voluntary principles on security and human rights.

  • Het vorm en inhoud geven aan economische diplomatie, economische missies en inkomende en uitgaande bezoeken, en het opstellen en bewaken van de afgestemde reisagenda van het kabinet.

  • Het bevorderen van publiek-private samenwerking op het terrein van internationaal ondernemen, onder andere via het publiek-private stelsel met aan de private kant krachtenbundeling via NL International Business, aan de publieke kant het Trade & Innovate NL netwerk en daartussen in de publiek-private ‘Werkplaats’. De nieuw opgerichte International Strategy Board (ISB) zal zicht houden op het realiseren van de gezamenlijke internationaliseringsstrategieën en daarover aan private en publieke partijen adviseren.

  • Het invulling geven aan de internationale kant van het topsectorenbeleid.

  • Het inhoud geven aan de mede-beleidsverantwoordelijkheid voor de Exportkredietverzekering (EKV) met de minister van Financiën.

  • Het afstemmen van Nederlandse inspanningen op het gebied van private sectorontwikkeling en duurzame en inclusieve groei met die van andere multilaterale en bilaterale donoren, met bijzondere aandacht voor programma’s van de Europese Commissie en EU-lidstaten.

Uitvoeren

  • Het behandelen van klachten van Nederlandse bedrijven in het buitenland, onder andere over oneerlijke concurrentie.

  • Het uitvoeren van controle op de export van strategische goederen, zoals in de EU en internationale kaders overeengekomen.

  • Nationale implementatie en uitvoering van internationale sancties, waar die export gerelateerde maatregelen betreffen.

  • Het aansturen en vormgeven van de inzet van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) op het gebied van handelsbevordering en private sector ontwikkeling en het strategisch aansturen van de Nederlandse ontwikkelingsbank FMO.

  • Het aansturen van het Netherlands Foreign Investment Agency (NFIA) met als oogmerk het aantrekken van buitenlandse investeerders naar Nederland, samen met de minister van Economische Zaken en Klimaat.

C. Beleidswijzigingen

Geen beleidswijzigingen.

D. Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 9 Tabel Budgettaire gevolgen van beleid art.1 Duurzame economische ontwikkeling, handel en investeringen (bedragen x € 1.000)
  

2020

2021

2022

2023

2024

2025

2026

         
 

Verplichtingen

467 946

516 601

575 216

328 824

302 481

341 239

323 474

 

waarvan garantieverplichtingen

‒ 29 747

74 000

100 000

    
 

waarvan overige verplichtingen

497 693

442 601

475 216

    
         
 

Uitgaven:

       
         
 

Programma-uitgaven totaal

569 149

538 951

550 199

504 856

487 410

497 811

498 046

 

waarvan juridisch verplicht

  

90%

    
         

1.1

Duurzaam handels- en investeringssysteem, incl. MVO

24 590

28 556

31 525

30 781

30 388

28 296

28 531

         
 

Subsidies (regelingen)

       
 

MVO en beleidsondersteuning (ODA)

11 685

12 575

13 575

12 575

12 575

12 575

12 575

 

MVO en beleidsondersteuning (non-ODA)

328

1 642

2 611

4 117

3 724

1 632

1 867

         
 

Opdrachten

       
 

MVO en beleidsondersteuning (non-ODA)

1 619

2 294

2 294

2 294

2 294

2 294

2 294

         
 

Bijdrage aan agentschappen

       
 

Rijksdienst voor ondernemend Nederland

1 227

1 850

1 850

1 600

1 600

1 600

1 600

         
 

Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties

       
 

MVO en beleidsondersteuning (ODA)

4 439

5 000

6 000

5 000

5 000

5 000

5 000

 

Contributies internationaal ondernemen (non-ODA)

5 292

5 195

5 195

5 195

5 195

5 195

5 195

         
         

1.2

Versterkte Nederlandse handels- en investeringspositie

127 922

97 976

86 665

84 665

84 165

84 165

84 165

         
 

Subsidies (regelingen)

       
 

Programma's internationaal ondernemen

16 100

10 000

10 000

10 000

10 000

10 000

10 000

 

Versterking concurrentiepositie Nederland

5 000

6 502

6 502

6 502

6 502

6 502

6 502

 

Invest Internationaal

275

9 000

9 000

9 000

9 000

9 000

9 000

 

Dutch Trade and Investment Fund

13 209

9 010

4 499

4 499

4 499

4 499

4 499

         
 

Leningen

       
 

Dutch Trade and Investment Fund

0

0

0

0

0

0

0

         
 

Garanties

       
 

Dutch Trade and Investment Fund

28 217

3 000

1 500

1 500

1 500

1 500

1 500

         
 

Opdrachten

       
 

Programma's internationaal ondernemen

11 697

12 216

11 566

9 566

9 566

9 566

9 566

 

Dutch Trade and Investment Fund

814

450

450

450

450

450

450

 

Wereldtentoonstelling Dubaï

3 325

4 450

0

0

0

  
 

China-strategie

0

0

0

0

0

0

0

         
 

Bijdrage aan agentschappen

       
 

Rijksdienst voor ondernemend Nederland

48 137

43 348

43 148

43 148

42 648

42 648

42 648

         
 

Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties

       
 

Programma's internationaal ondernemen

1 148

0

0

0

0

0

0

         
 

Bijdrage aan (andere) begrotingshoofdstukken

       
 

Versterking economische functie

0

0

0

0

0

0

0

 

Overig

0

0

0

0

0

0

0

         

1.3

Versterkte private sector en arbeidsmarkt in ontwikkelingslanden

416 637

412 419

432 009

389 410

372 857

385 350

385 350

         
 

Subsidies (regelingen)

       
 

Marktontwikkeling en markttoegang

11 834

8 450

8 450

5 450

5 450

5 450

5 450

 

Economic governance and institutions

36 089

30 400

26 400

26 400

25 400

25 400

25 400

 

Financiële sector ontwikkeling

12 824

45 000

36 810

51 000

50 000

56 000

56 000

 

Infrastructuurontwikkeling

30 254

34 350

36 500

37 160

34 100

34 100

34 100

 

Duurzame productie en handel

52 214

39 700

39 700

39 700

39 700

39 700

39 700

 

(Jeugd)werkgelegenheid

9 735

8 000

6 000

6 000

6 000

6 000

6 000

 

Dutch Good Growth Fund

11 776

0

0

0

0

0

0

         
 

Leningen

       
 

Infrastructuurontwikkeling

12 460

10 000

10 000

10 000

10 000

10 000

10 000

 

Dutch Good Growth Fund

27 100

0

0

0

0

0

0

 

Financiële sector ontwikkeling

 

14 000

34 000

0

0

0

0

         
 

Garanties

       
 

Dutch Good Growth Fund

7 257

0

0

0

0

0

0

 

Financiële sector ontwikkeling

 

1 000

1 000

0

0

0

0

 

Infrastructuurontwikkeling

 

0

0

0

0

0

0

         
 

Opdrachten

       
 

Marktontwikkeling en markttoegang

9 625

12 000

12 000

12 000

12 000

12 000

12 000

 

Economic governance and institutions

19 038

18 000

18 000

18 000

17 000

17 000

17 000

 

Financiële sector ontwikkeling

13 470

4 000

4 000

4 000

1 000

1 000

1 000

 

Infrastructuurontwikkeling

0

750

750

750

750

750

750

 

(Jeugd)werkgelegenheid

0

20 875

19 305

20 850

21 250

25 050

26 600

 

Dutch Good Growth Fund

1 217

0

0

0

0

0

0

         
 

Bijdrage aan agentschappen

       
 

Rijksdienst voor ondernemend Nederland

33 259

34 000

34 000

34 000

34 000

36 000

36 000

         
 

Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties

       
 

International Labour Organisation

4 925

5 700

5 700

5 700

5 700

5 700

5 700

 

Lokale private sector ontwikkeling

20 531

28 294

29 794

29 100

29 500

29 500

29 150

 

Marktontwikkeling en markttoegang

24 776

13 500

8 500

8 500

7 500

7 500

7 500

 

Partnershipprogramma ILO

5 028

4 900

5 500

5 500

5 500

5 500

5 500

 

Economic governance and institutions

2 901

9 000

10 000

7 000

6 000

6 000

6 000

 

Financiële sector ontwikkeling

11 078

3 000

3 000

3 000

2 000

2 000

2 000

 

Infrastructuurontwikkeling

49 831

45 000

57 000

43 000

38 507

40 000

40 000

 

(Jeugd)werkgelegenheid

3 560

3 000

3 000

3 000

3 000

3 000

3 000

 

Nexus onderwijs en werk

5 855

19 500

22 600

19 300

18 500

17 700

16 500

         
 

Nog te verdelen

 

0

0

0

0

0

0

         
         
 

Ontvangsten

33.025

6.264

6.264

6.264

6.264

6.264

6.264

         

1.10

Ontvangsten duurzame economische ontwikkeling, handel en investeringen

25.767

3.264

3.264

3.264

3.264

3.264

3.264

         

1.30

Ontvangsten DGGF

7.258

3.000

3.000

3.000

3.000

3.000

3.000

         

Budgetflexibiliteit

Artikel 1.1 Duurzaam handels- en investeringssysteem inclusief MVO is volledig juridisch verplicht. Voor dit onderdeel zijn meerjarige subsidies verstrekt voor de bestrijding van kinderarbeid en de verdere implementatie van de IMVO convenanten.

Ook artikel 1.2 Versterkte Nederlandse handels- en investeringspositie is volledig juridisch verplicht. Het betreft voornamelijk diverse regelingen en werkzaamheden die de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland uitvoert.

Artikel 1.3 Versterkte private sector en arbeidsmarkt in ontwikkelingslanden is bijna volledig juridisch verplicht door de implementatie van de beleidsnota met meerjarige overeenkomsten. Het nog niet juridisch verplichte budget is bestemd voor bijdragen aan (inter)nationale organisaties betreffende lokale private sectorontwikkeling en de Nexus onderwijs en werk.

E. Toelichting op de financiële instrumenten

1.1 Duurzaam handels- en investeringssysteem incl. MVO

  • De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking is beleidsinitiërend en coördinerend op het gebied van handelspolitiek. Het belangrijkste orgaan hiervoor is de Interdepartementale Raad voor Handelspolitiek (IRHP). Op basis van de uitkomsten in de IRHP neemt Nederland deel aan onderhandelingen en officiële besprekingen op bilateraal, communautair en multilateraal niveau (Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling - OESO, World Trade Organisation - WTO). Vanuit dit budget worden de jaarlijkse contributies aan de verschillende partijen gefinancierd.

  • Er is sprake van structurele voortzetting van programma’s ter ondersteuning van Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen, in relatie tot de totstandkoming en implementatie van de IMVO-convenanten (Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen). Dit is in het Regeerakkoord afgesproken.

  • Er wordt ingezet op bijdragen aan beleidsondersteuning en –onderzoek en -evaluatie, alsmede incidentele projecten.

  • Uitgaven ten behoeve van de bestrijding kinderarbeid vallen onder MVO en beleidsondersteuning ODA. Er wordt ingezet op drie terreinen: Een bijdrage aan de International Labour Organisation; subsidies via het door RVO uitgevoerde Fonds Bestrijding Kinderarbeid en een subsidie aan de Alliantie Stop Kinderarbeid.

1.2 Versterkte Nederlandse handels- en investeringspositie

Programma’s internationaal ondernemen

  • De regeling Starters International Business (SIB) bestaat uit individuele coaching-, missie- en kennisvouchers voor startende mkb-ondernemingen die de stap willen maken naar buitenlandse markten.

  • Met het Programma Strategische Beurzen worden collectieve promotionele activiteiten ondersteund voor een succesvolle positionering van Nederlandse topsectoren en clusters in buitenlandse markten.

  • Het instrument Partners for International Business (PIB) ondersteunt de structurele positionering van clusters van Nederlandse bedrijven, met name uit topsectoren, op voor Nederland kansrijke markten. Daarbij geldt als richtlijn, dat clusters van bedrijven (eventueel aangevuld met kennisinstellingen), die een grote en langdurige kans op een buitenlandse markt zien, maar tegen marktbelemmeringen aanlopen, gebruik kunnen maken van de faciliteit.

  • Het instrument DHI helpt ondernemers met een drietal modules waarvoor ondernemers een aanvraag kunnen indienen: demonstratieprojecten, haalbaarheidsstudies en investeringsvoorbereidingsstudies.

Dutch Trade and Investment Fund

Voor Nederlandse bedrijven die actief zijn op buitenlandse markten is een effectief functionerend handelsinstrumentarium, evenals goede economische diplomatie van groot belang. Het bestaande non-ODA financieringsinstrumentarium zorgt er voor dat optimaal ingespeeld wordt op veranderende marktomstandigheden en financieringsbehoeftes. Maatwerk en flexibiliteit wordt hierbij geboden. Het Dutch Trade and Investment Fund (DTIF) biedt financiering voor investeringen en export van MKB en grote bedrijven, indien banken en andere financiële instellingen deze financiering niet bieden en er voldaan wordt aan de criteria die gelden voor publieke interventie. Daarnaast voorziet het in verdiscontering (liquide maken) van wissels (exportfinanciering) en verschaffen van werkkapitaal. Het DTIF beoogt synergie met DHI (Demonstratie, Haalbaarheids- en Investeringsstudies).

Versterking concurrentiepositie Nederland

Ter versterking van de concurrentiepositie van Nederland wordt ingezet op publiek-private samenwerking en afstemming van de export-, investerings- en innovatiebevorderende activiteiten van de overheid en het bedrijfsleven. NL Works is ingericht als ‘werkplaats’ waar projecten gericht op specifieke landen, sectoren en maatschappelijke uitdagingen in publiek-private consortia worden opgepakt. Zeker om toegang te krijgen tot groeimarkten is dit een vruchtbare manier van werken. Ook kan er vanuit de werkplaats meer worden gedaan met contacten en ‘leads’ die voortvloeien uit handelsmissies.

Invest International

Het structurele budget voor projectontwikkeling van Invest International wordt gebruikt voor een subsidie aan Invest International.

Wereldtentoonstelling Dubai

Nederland positioneert zich via een vierjarige campagne in aanloop naar, tijdens en na de Wereldtentoonstelling Dubai EXPO 2020 (uitgesteld tot 2021) op het thema ‘uniting water, food and energy’. De inzet is daarbij gericht op de gehele Golfregio, waarbij de Verenigde Arabische Emiraten worden gebruikt als springplank. Bij de invulling van de Nederlandse deelname wordt nauw samengewerkt met het bedrijfsleven, Rijks- en lagere overheden, en kennisinstellingen. Het hier gepresenteerde budget is exclusief de apparaatskosten.

China-strategie

In samenspraak met RVO (Rijksdienst voor ondernemend Nederland) is een pakket aan acties en maatregelen uitgewerkt waarmee invulling wordt gegeven aan de beleidsnotie ‘Nederland-China: een nieuwe balans’. Zo wordt onder meer een ‘capability building’ programma opgezet voor het bedrijfsleven, bestaande uit diverse thematische modules (bijvoorbeeld over Intellectueel Eigendomsrecht). Daarnaast wordt gewerkt aan een ‘online awareness tool’. Ook de capaciteit ten behoeve van inkomende bezoeken zal worden versterkt, met een zogenoemd ‘visitors office’, vooral bedoeld voor versterken van de regie en advies aan en samenwerking met decentrale overheden.

Rijksdienst voor ondernemend Nederland

RVO is de centrale uitvoeringsorganisatie voor publieke handelsbevordering. Zij voert het financiële instrumentarium uit en faciliteert netwerken en contacten op het gebied van handels- en investeringsbevordering. Ook neemt RVO belemmeringen voor het bedrijfsleven weg, via het beschikbaar maken van kennis, informatie en contacten.

1.3 Versterkte private sector en arbeidsmarkt in ontwikkelingslanden

Marktontwikkeling en markttoegang

  • Innovatie wordt ondersteund door een fonds dat bestaat uit twee complementaire sporen: 1) het in Nederland succesvolle Small Business Innovation Research (SBIR) instrument, en 2) door het ondersteunen van SDG co-innovation challenges voor lokale bedrijven.

  • Met de bijdrage aan zowel de West Africa Trade Facility als aanTrade Mark East Africa wordt regionale handel bevorderd en markttoegang vergroot in regio’s deel uitmakend of grenzend aan de focusregio’s. Regionale handel is van belang voor de aanvoer van voedsel en medicijnen, en zorgt voor banen en economisch herstel.

  • Het Centraal Bureau voor Import uit Ontwikkelingslanden (CBI), onderdeel van RVO, richt zich op realisatie van export van ontwikkelingslanden naar de Europese Unie.

Economic governance and institutions

  • Verbetering van fiscale wetgeving en uitvoering (en beleidsplannen van lokale overheden) in ontwikkelingslanden door capaciteitsopbouw via multi- en bilaterale kanalen zal tot hogere belastingopbrengsten moeten leiden. Capaciteitsopbouw richt zich op versterken en transparanter maken van belastingstelsels, het verbeteren van boekenonderzoeken en verdragsbeleid. Het komend jaar wordt geïntensiveerd op capaciteitsopbouw in de focus-regio’s onder andere door deelname in het Global Tax Program van de Wereldbank en via de OECD zullen ontwikkelingslanden gesteund worden bij vraagstukken rondom internationale belasting en de implementatie van internationale belastingafspraken. De verbetering van fiscale rechtszekerheid en belastinginning komt tot uiting in de scores van landen op de Doing Business Index van de Wereldbank-groep en geleidelijk hogere belasting/Bruto Binnenlands Product ratio’s.

  • Het Vakbondsmedefinancieringsprogramma (VMP) versterkt de arbeidsrechten en recht op fatsoenlijk werk waaronder leefbaar loon voor werknemers in lage- en lage middeninkomenslanden door middel van versterking van de sociale dialoog, versterking van arbeidsrechten in de ketens van een aantal risicosectoren en het vergroten van kansen van jongeren op de lokale arbeidsmarkt.

  • Het hoofddoel van het Dutch Employers Cooperations Programme (DECP) is het verbeteren van het ondernemingsklimaat door het versterken van werkgeversorganisaties in ontwikkelingslanden. Dit wordt onder meer gerealiseerd door peer-to-peer advies, het geven van trainingen en organisatie van (regionale) netwerkconferenties. De inzet richt zich onder meer op versterking van sociale dialoog capaciteit.

  • Met het Programma Uitzending Managers (PUM) wordt door middel van een peer-to-peer benadering directe overdracht van relevante en actuele kennis bevorderd.

    Agriterra, een internationale specialist in coöperatieve ontwikkeling, helpt coöperaties in ontwikkelingslanden en creëert door boeren geleide bedrijven. Agriterra maakt hierbij gebruik van Nederlandse landbouwkennis en ervaring.

Financiële sectorontwikkeling

  • Het Dutch Good Growth Fund (DGGF) is een revolverend fonds dat financiering verschaft aan Nederlandse en aan lokale bedrijven voor ontwikkelingsrelevante en risicodragende investeringen en exporttransacties. Sinds 2018 zijn de financierings- en ondersteuningsmogelijkheden voor het Nederlandse midden- en kleinbedrijf verruimd om deze beter en sneller te bedienen. In 2022 wordt extra ingezet op versterking van de kapitaalpositie van lokale banken, zodat ze weer kunnen uitlenen aan het MKB na de kapitaalvlucht door COVID-19.

  • Met ingang van de begroting 2021 wordt het DGGF niet meer apart vermeld in de tabel budgettaire gevolgen van beleid maar als onderdeel van Financiële sectorontwikkeling. Specifieke financiële gegevens van het DGGF zijn opgenomen in het overzicht risicoregelingen, het overzicht revolverende fondsen en de saldibalans. Deze laatste twee overzichten zijn onderdeel van het jaarverslag.

  • Het door FMO beheerde revolverende fonds MASSIF stelt leningen beschikbaar voor kleine en middelgrote ondernemingen in ontwikkelingslanden. Specifieke aandacht daarbij voor het vergroten van toegang tot financiering van innovatieve bedrijven en vrouwelijke en jonge ondernemers.

  • Affirmative Finance Action for Women in Africa is het programma van de AfDB om financiering aan vrouwelijke ondernemers in Afrika te bevorderen door leningen van lokale financiële instellingen aan vrouwelijke ondernemers aantrekkelijker te maken, technische assistentie te verlenen en vrouwelijke ondernemers te helpen met hun business plan.

  • Het door IFC uitgevoerde Private Sector Development in het MENA-programma betreft steun aan een samenspel van activiteiten, alle gericht op het (doen) ontwikkelen van de private sector in een 8-tal landen in de MENA regio.

  • Via het One Acre Fund worden kleine boeren, waarvan 60% vrouw, in natura ondersteund om productie en inkomen te verhogen.

  • Het Health Insurance Fund wordt ondersteund bij de ontwikkeling van Carepay. Deze innovatie maakt (ziektekosten)verzekeringen betaalbaar voor een grote groep mensen in ontwikkelingslanden en bevordert op deze manier de financiële inclusie.

Infrastructuurontwikkeling

  • Een subsidie is verstrekt aan FMO voor het Building Prospects infrastructuurfonds. Dit fonds is een voortzetting van het Infrastructure Development Fund. Met de extra bijdrage zal vooral meer geïnvesteerd worden in de focusregio’s.

  • Via RVO wordt DRIVE en haar voorganger ORIO ondersteund. Dit zijn programma’s waarmee geld geïnvesteerd wordt in publieke infrastructuur die randvoorwaardelijk is gezien voor economische ontwikkeling en private sectorontwikkeling. Het betreft infrastructuur in de focussectoren transport & logistiek, water en sanitatie, voedselzekerheid, hernieuwbare energie en gezondheidszorg (met name SRGR). Dit instrument gaat over naar Invest International, conform de Machtigingswet oprichting Invest International. De overgang staat gepland in het najaar van 2021.

  • In multilateraal verband wordt geïnvesteerd in de Private Infrastructure Development Group (PIDG), een multi-donor initiatief dat private investeringen in infrastructuur mobiliseert, met name in fragiele staten. PIDG heeft voor elke fase in de infrastructuurontwikkeling (van vroege fase ontwikkeling tot vercommercialisering) een aantal faciliteiten opgericht die aan het bedrijfsleven subsidies, garanties en leningen verstrekken.

  • Via IFC wordt de Public Private Partnership Advisory-activiteit uitgevoerd. Dit betreft steun aan de voorbereiding en uitvoering van publiek private partnerships gericht op infrastructuurontwikkeling in verschillende landen in Afrika.

Duurzame productie en handel

  • Met ondersteuning van organisaties als Initiatief Duurzame Handel (IDH) en Solidaridad wordt beoogd innovatieve, opschaalbare oplossingen te introduceren ten behoeve van het integraal verduurzamen van de productie van onder andere palmolie, textiel en cacao.

  • Het Fonds Verantwoord Ondernemen (FVO), uitgevoerd door RVO, steunt bedrijven om via een multi-stakeholderaanpak risico’s en misstanden in hun waardeketen aan te pakken die voorbij gaan aan de verantwoordelijkheid van een individueel bedrijf. Het FVO ondersteunt daarmee ook de IMVO-convenanten.

  • Door stimulering van nationale en internationale publiek-private samenwerking met het bedrijfsleven wordt een impuls gegeven aan de ontwikkeling van de lokale private sector en aan investeringen door het Nederlandse bedrijfsleven in ontwikkelingslanden. Hierbij staat het bijdragen aan de SDG’s centraal. Bijvoorbeeld de SDG-partnerschapsfaciliteit die zich middels publiek private partnerschappen inzet op innovatieve oplossingen vanuit het Nederlandse bedrijfsleven ter verbetering van inkomen, werkomstandigheden en voedselzekerheid in ontwikkelingslanden.

  • Het Farmfit Fund, uitgevoerd door IDH, dient ter financiering van een programma voor versterking van en toegang tot financiële diensten voor kleine boeren en MKB in de agrarische sector in ontwikkelingslanden in samenwerking met het internationale bedrijfsleven.

(Jeugd)werkgelegenheid

  • In 2019 is het Challenge Fund for Youth Employment (CFYE) van start gegaan. Het hoofddoel van het CFYE is het creëren van toekomstperspectief, middels fatsoenlijk werk en inkomen, voor 200.000 jongeren in het Midden-Oosten, Noord-Afrika, West-Afrika/Sahel en de Hoorn van Afrika. Het Challenge Fund zal speciale aandacht besteden aan gelijke kansen voor jonge vrouwen op de arbeidsmarkt. Het gaat om creatie van nieuwe banen door bijvoorbeeld ondersteuning van (MKB)-bedrijven met groeipotentieel en door jongeren en vrouwen te stimuleren om een eigen onderneming te starten, verbetering van de aansluiting van beroepsonderwijs bij de marktvraag, stageplaatsen en leer-werkplekken in het bedrijfsleven. Steun zal gericht zijn op innovatieve, landenspecifieke oplossingen, en moet leiden tot cofinanciering van andere financiers en eigen bijdragen van met name private partijen.

  • Het subsidieprogramma Local Employment in Africa for Development (LEAD) is een tweede fase ingegaan en draagt bij aan de versterking van de economische positie van jongeren in Afrika.

  • Nederland draagt bij aan het Youth Entrepreneurship and Innovation Multi Donor Trust Fund van de African Development Bank, ter ondersteuning van de AfDB Jobs for Youth in Africa-strategie gericht op bieden van perspectief aan jongeren in Afrika door werk en inkomen.

Nexus onderwijs en werk

Een fonds dat is beschikbaar voor geïntegreerde activiteiten die aansluiting tussen scholing en werk bevorderen in een aantal landen. Het beschikbare budget wordt ingezet via Nederlandse ambassades ter plekke.

Artikel 2: Duurzame ontwikkeling, voedselzekerheid, water en klimaat

A. Algemene doelstelling

Toegenomen voedselzekerheid; verbeterd waterbeheer, drinkwater, sanitaire voorzieningen en voorlichting over hygiëne; toegenomen weerbaarheid tegen klimaatverandering en tegengaan van klimaatverandering; duurzaam gebruik natuurlijke hulpbronnen.

B. Rol en verantwoordelijkheid

Om deze doelstelling te realiseren, werkt de minister voor BHOS nauw samen met de minister en de staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de minister en staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat.

De minister is verantwoordelijk voor:

Financieren

  • De financiering van diverse programma’s en fondsen gericht op duurzame economische ontwikkeling, voedsel- en waterzekerheid, toegang tot hernieuwbare energie, klimaatadaptatie en verduurzaming van grondstofwinning. In toenemende mate wordt ingezet op financiering van programma’s waarin oog is voor de dwarsverbanden die tussen deze mondiale uitdagingen bestaan. Groeiende druk op natuurlijke hulpbronnen dwingt tot verduurzaming en een integrale benadering die synergie tussen de verschillende thema’s bevordert. De programma’s worden uitgevoerd door multilaterale instellingen, maatschappelijke organisaties, kennisinstellingen, (lokale) overheden, centrale uitvoerders (zoals FMO en RVO), in consultatie en samenwerking met andere donoren (waaronder DfID, BMZ, USAID en SIDA) en via publiek-private partnerschappen.

  • De financiering van verschillende multilaterale en internationale instellingen, die een sleutelrol spelen bij de verzameling van gegevens, analyse en (formulering van de) aanpak van vraagstukken op het gebied van deze thema’s.

Stimuleren

  • Nadruk op de verduurzaming van de dienstverlening en een integrale benadering die synergie tussen de verschillende thema’s bevordert.

  • Het stimuleren van een inclusieve benadering met extra aandacht voor vrouwen en jongeren.

  • Het intensiveren van de samenwerking tussen overheden, kennisinstellingen, maatschappelijke organisaties en de private sector gericht op bovengenoemde doelstellingen.

  • Mobilisatie van private investeringen in klimaatadaptatie en klimaatmitigatie met gebruikmaking van begrotingsmiddelen.

Regisseren

  • Inzet van Nederlandse deskundigheid en technologie bij het realiseren van de ontwikkelingsdoelstellingen.

  • Coördinatie, in nauwe samenwerking met de minister van EZK en IenW, van het Nederlandse internationale milieu- en klimaatbeleid.

C. Beleidswijzigingen

Geen beleidswijzigingen.

D. Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 10 Tabel Budgettaire gevolgen van beleid art.2 Duurzame ontwikkeling, voedselzekerheid, water en klimaat (bedragen x € 1.000)
  

2020

2021

2022

2023

2024

2025

2026

         
 

Verplichtingen

901 818

785 192

636 000

750 057

450 667

564 485

429 167

         
 

Uitgaven:

       
         
 

Programma-uitgaven totaal

749 997

750 096

776 880

729 470

732 024

753 882

753 882

 

waarvan juridisch verplicht

  

98%

    
         

2.1

Voedselzekerheid

342 282

325 447

328 672

328 554

329 688

339 295

339 295

         
 

Subsidies (regelingen)

       
 

Realiseren ecologische houdbare voedselsystemen

10 748

15 350

20 000

20 000

23 000

30 000

30 000

 

Bevorderen inclusieve, duurzame groei in de agrarische sector

43 510

33 125

38 000

38 000

38 000

39 500

43 500

 

Kennis & capaciteitsopbouw ten behoeve van voedselzekerheid

1 101

2 000

3 000

3 000

3 000

3 000

3 000

 

Uitbannen huidige honger en voeding

16 058

13 900

25 327

26 000

26 000

26 000

26 000

         
 

Opdrachten

       
 

Kennis & capaciteitsopbouw ten behoeve van voedselzekerheid

23 130

24 000

33 000

33 000

33 000

33 000

33 000

 

Realiseren ecologische houdbare voedselsystemen

8 381

6 500

10 000

10 000

10 000

10 000

10 000

         
 

Bijdrage aan agentschappen

       
 

Rijksdienst voor ondernemend Nederland

2 204

3 733

4 245

3 604

4 238

4 445

4 195

         
 

Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties

       
 

Voedselzekerheid

169 573

163 339

147 650

145 950

143 450

138 350

134 600

 

Realiseren ecologische houdbare voedselsystemen

6 730

3 000

5 000

5 000

5 000

5 000

5 000

 

Bevorderen inclusieve, duurzame groei in de agrarische sector

20 152

22 000

18 450

20 000

20 000

20 000

20 000

 

Kennis & capaciteitsopbouw ten behoeve van voedselzekerheid

27 256

26 000

20 000

20 000

20 000

20 000

20 000

 

Uitbannen huidige honger en voeding

13 439

12 500

4 000

4 000

4 000

10 000

10 000

         
 

Nog te verdelen

 

0

0

0

0

0

0

         

2.2

Water

196 249

187 895

188 619

187 367

188 026

193 714

193 714

         
 

Subsidies (regelingen)

       
 

Waterbeheer

12 908

16 651

17 045

20 060

25 969

31 057

31 057

 

Drinkwater en sanitatie

43 153

20 459

24 429

26 357

29 357

29 957

29 957

         
 

Bijdrage aan agentschappen

       
 

Rijksdienst voor ondernemend Nederland

2 676

2 000

2 000

2 000

2 000

2 000

2 000

         
 

Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties

       
 

Waterbeheer

79 329

85 790

95 050

92 950

87 700

87 700

87 700

 

Drinkwater en sanitatie

58 183

62 995

50 095

46 000

43 000

43 000

43 000

         

2.3

Klimaat

211 466

236 754

259 589

213 549

214 310

220 873

220 873

         
 

Subsidies (regelingen)

       
 

Klimaat algemeen

35 903

32 400

32 400

32 400

32 400

32 400

32 400

 

Hernieuwbare energie

27 549

35 000

35 000

35 000

35 000

35 000

35 000

 

Dutch Fund for Climate and Development

7 000

40 000

40 000

40 000

40 000

40 000

40 000

         
 

Opdrachten

       
 

Klimaat algemeen

298

0

0

0

0

0

0

         
 

Bijdrage aan agentschappen

       
 

Rijksdienst voor ondernemend Nederland

3 472

3 000

3 000

3 000

3 000

3 000

3 000

         
 

Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties

       
 

Contributie IZA/IZT

305

357

357

357

357

357

357

 

Klimaatprogramma's (non-ODA)

1 108

1 150

1 150

1 555

1 555

1 555

1 555

 

Klimaat algemeen

110 904

100 705

123 540

77 095

77 856

84 419

84 419

 

Hernieuwbare energie

17 785

17 000

17 000

17 000

17 000

17 000

17 000

 

UNEP

7 142

7 142

7 142

7 142

7 142

7 142

7 142

         
         

Budgetflexibiliteit

Voor de thema’s voedselzekerheid (artikel 2.1) en water (artikel 2.2) zijn de geplande uitgaven voor 91% respectievelijk 95% verplicht. Het nog niet juridisch verplichte budget voor deze twee artikelen is bestemd voor bijdragen aan activiteiten gericht op het versterken van de inzet via de ambassades voor het vergroten van de duurzame landbouwproductiviteit, de weerbaarheid voor het klimaat in deze sector en verbeterde voeding. Ook bestaat het voornemen om dit budget te besteden aan initiatieven voor het signaleren en helpen voorkomen van watergerelateerde conflicten en activiteiten gericht op inclusief waterbeheer. Daarnaast zal het budget ingezet worden voor het vergroten van de toegang tot drinkwater, sanitatie en hygiëne (30 miljoen mensen zullen met Nederlandse financiering in 2030 toegang hebben tot schoon drinkwater en 50 miljoen mensen tot sanitaire voorzieningen) en de verdere ontwikkeling van innovatieve financiering waarmee additionele investeringsmiddelen kunnen worden gekatalyseerd in de WASH-sector.

De in 2022 geplande uitgaven voor klimaat (artikel 2.3) zijn voor 100% juridisch verplicht. Deze verplichtingen hangen samen met lopende, meerjarige programma’s waaronder het Nationaal Klimaatfonds (DFCD), het Access to Energy Fund (AEF) en Climate Investor One alsmede verplichtingen voor de Climate Investment Funds (CIFs) en het Groene Klimaatfonds (GCF).

E. Toelichting op de financiële instrumenten

2.1 Voedselzekerheid

Realiseren van ecologisch houdbare voedselsystemen

  • Via de bilaterale programma’s wordt door ambassades en hun publieke, private en maatschappelijke partners geïnvesteerd in de verduurzaming van de voedselproductie. Voorbeelden zijn een subsidie ter vermindering van gebruik van pesticiden in kleinschalige verbouw van groenten in Ethiopië en een subsidie in Kenia voor klimaat-resistente innovaties in droge gebieden.

  • Vanuit het ministerie wordt met subsidies en opdrachten de inzet op ecologisch houdbare voedselsystemen (inclusief klimaat) vormgegeven. Belangrijkste activiteiten zijn het SNV-programma Climate Resilient Agriculture For Tomorrow, CRAFT (subsidie) en het in 2020 gestarte Dryland Sahel Programma in West-Afrika (subsidie).

  • Kennisprogramma’s zoals de Consultative Group on International Agricultural Research CGIAR (subsidie), ondersteunen de programmatische inzet en het beleid van de landen op dit thema.

Bevorderen van inclusieve en duurzame groei in de agrarische sector

  • De samenwerking aan de duurzame ontwikkeling van de agrarische sector krijgt voor een belangrijk deel vorm via de bilaterale programma’s van de ambassades. Via bijdragen en subsidies investeren zij in productiviteitsverbetering, beleid, markttoegang en ketenontwikkeling. Een voorbeeld is de inzet in Soedan waar in nauwe samenwerking met de lokale private sector ingezet gaat worden op lokale voedselketenontwikkeling en productiviteitsverbetering bij kleinschalige boer(inn)en.

  • Via diverse internationale NGO’s worden programma’s gesteund die werken aan landbouwontwikkeling in meerdere landen. Onder andere het 2-scale programma dat geleid wordt door het International Fertilizer Development Center (IFDC) boekt daarbij goede resultaten.

  • Subsidies voor het versterken van kennisnetwerken dragen bij aan het mobiliseren en uitwisselen van beschikbare kennis en kunde vanuit NL en in de prioritaire regio’s. Dit krijgt onder andere vorm via het Netherlands Food Partnership (NFP) -deels subsidie aan Agriprofocus, deels opdrachtverlening aan Wageningen Universiteit en Broker- en het SDG-partnerschap programma (opdracht RVO) ter ondersteuning van samenwerking tussen bedrijven in partnerlanden en NL-bedrijven en maatschappelijke organisaties.

  • Nederland draagt in VN-verband belangrijk bij aan internationale landbouw en voedselorganisaties. Via bijdragen aan het International Fund for Agricultural Development (IFAD) wordt kleinschalige landbouw en plattelandsontwikkeling ondersteund en samenwerking met de FAO krijgt vorm via het Food and Nutrition Security Resilience Program en programma-bijdragen vanuit de ambassades (o.a. Bangladesh en Zuid-Soedan). Met de Wereldbank werkt Nederland samen op sociale vangnetten (o.a. in Ethiopië), landbouwontwikkeling in Tunesië, en op klimaatweerbare landbouw in de Sahel. Nederland participeert ook in het door de Wereldbank beheerde Global Agriculture and Food Security Program (GAFSP).

Versterking van kennis en capaciteitsopbouw ten behoeve van voedselzekerheid

  • Er wordt geïnvesteerd in samenwerkingsverbanden die kennis en kunde van de Nederlandse private sector, kennisinstellingen en maatschappelijke organisaties koppelen aan capaciteitsversterking in lage inkomenslanden, zoals via het kennisprogramma van het Netherlands Food Partnership, het door NUFFIC uitgevoerde Orange Knowledge Pogramme en de Netherlands Academy on Land Governance (LANDac) en het door RVO uitgevoerde Land@scale programma.

  • Met de bijdrage aan de Consultative Group on International Agricultural Research (CGIAR) wordt internationaal landbouwkundig- en voedingsonderzoek uitgevoerd.

  • Via delegated cooperation worden EU-middelen (Desira) gecombineerd met Nederlandse middelen in subsidies verstrekt aan WUR en World Vegetable Center voor onderzoek naar verbeterde groententeelt.

Uitbannen van de huidige honger en ondervoeding

  • Via de bilaterale programma’s in de focuslanden wordt door ambassades en hun publieke, private en maatschappelijke partners bijgedragen aan lokale vergroting van voedingszekerheid door te investeren in verbetering van koopkracht en toegang tot gezond en nutriëntenrijk voedsel. Zo worden bijvoorbeeld in Benin en Burundi schoolkinderen dagelijks van gezonde maaltijden voorzien die geleverd worden door lokale boer(inn)en.

  • Met UNICEF (bijdrage) en de Global Alliance for Improved Nutrition (GAIN) (subsidie) wordt wereldwijd gewerkt aan betere voeding voor jonge kinderen en hun moeders.

  • Samenwerking met andere donoren en versterken van lokaal beleid wordt versterkt door een Nederlandse bijdrage aan de Scaling Up Nutrition (SUN) movement. 

2.2 Water

Verbeterd waterbeheer

  • Financiële instrumenten zijn bilaterale programma’s van ambassades in partnerlanden en centraal gefinancierde programma’s via multilaterale instellingen, RVO (onder andere private sector instrumentarium) en maatschappelijke organisaties, waterbedrijven en kennisinstellingen.

  • Met het nieuwe programma Reversing the Flow is een instrument ontwikkeld om de waterveiligheid van gemeenschappen in kwetsbare situaties te versterken. Activiteiten die door deze gemeenschappen zelf worden ontwikkeld, zullen in 2022 zijn gericht op het vergroten van weerbaarheid, incl. ‘bouwen met de natuur’.

  • Het Wereldbank Global Water and Sanitation Partnership blijft in de huidige COVID-19 crisis een belangrijke speler bij het mobiliseren van kennis om de water- en sanitatierespons binnen de WB emergency respons (USD 14 miljard) en de daarop volgende recovery (USD 160 miljard) vorm te geven en lopende programma’s te herstructureren. Dit programma is binnen de WB ook van groot belang bij het adresseren van de water- en sanitatie- problematiek in de post-COVID-19 crisis.

Drinkwater en sanitaire voorzieningen (WASH)

  • Kenmerkend voor het Water, Sanitation and Hygiene programma (WASH) is het streven naar financiële innovatie en hefboomwerking om te komen tot lokale financieringsoplossingen die bijdragen aan het vergroten van de investeringen in SDG 6. Daartoe wordt ingezet via bilaterale programma’s in partnerlanden en via centraal gefinancierde programma’s van multilaterale instellingen, RVO (onder andere private sector instrumentarium) en maatschappelijke organisaties, waterbedrijven en kennisinstellingen.

  • In 2022 zullen 1,6 miljoen mensen met Nederlandse financiering toegang krijgen tot veilig drinkwater en 2,3 miljoen mensen tot sanitaire voorzieningen. De Nederlandse inzet is tevens gericht op het mobiliseren van extra geld voor deze sector en het ontwikkelen van lokale financieringsoplossingen. Teneinde het behalen van de WASH-doelstellingen zoveel mogelijk zeker te kunnen stellen, ondersteunt Nederland een nieuw wereldwijd WASH-fonds dat in 2022 operationeel zal worden en is gericht op het toegankelijk maken van verbeterde sanitaire voorzieningen en hygiene voor mensen in landen in de Sahel en de Hoorn van Afrika met geen of weinig toegang tot deze faciliteiten.

2.3 Klimaat

Klimaatprogramma’s

  • Nederland zet internationaal met klimaatprogramma’s, -bijdragen en -diplomatie in op alle drie de doelen van de Overeenkomst van Parijs: klimaatmitigatie, het beperken van de opwarming van de aarde tot maximaal 1,5°C; klimaatadaptatie, het minimaliseren van en weerbaar maken voor de effecten van klimaatverandering; en het in lijn brengen van financiële stromen met genoemde doelen.

  • Aan adaptatie en weerbaarheid worden grote bijdragen gedaan vanuit de programma’s op het gebied van water en voedselzekerheid, maar ook vanuit sub-artikel 2.3, onder andere met programma’s die de landschapsbenadering hanteren en activiteiten die ontbossing tegengaan (waar adaptatie en mitigatie hand in hand gaan).

  • De ondersteuning van de strijd tegen ontbossing en bosdegradatie blijft tenminste op het vorig jaar sterk opgevoerde niveau (Kamerstuk 30196, nr. 708). De inzet op het tegengaan van ontbossing richt zich hoofdzakelijk op de drie grote regenwoudgebieden - Amazone, Congobekken en Zuidoost-Azië. Nederland ondersteunt onder meer het Amazone Initiatief van de Inter American Development Bank en verhoogt de bijdrage aan het Central African Forest Initiative (CAFI), een multi-donor fonds voor bosbescherming in het Congobekken.

  • Om de doelstellingen op toegang tot hernieuwbare energie in OS-landen te bereiken (zo investeert Nederland in toegang tot hernieuwbare energie voor 50 miljoen mensen tussen 2015 en 2030) wordt gewerkt via verschillende programma’s, waaronder het Access to Energy Fund, het Energising Development Partnership, het Energy Sector Management Assistance Program van de Wereldbank (ESMAP), Climate Investor One en SDG 7 Results.

  • RVO beheert de energietransitiefaciliteit met activiteiten gericht op de ondersteuning van een aantal landen in onder andere de MENA-regio (Midden-Oosten en Noord-Afrika) bij hun transitie naar een duurzame energievoorziening, welke mogelijk wordt uitgebreid naar een klimaat- en energietransitiefaciliteit waarmee ook andere landen ondersteund kunnen worden.

  • Ontwikkeling van innovatieve financieringsinstrumenten is een terrein waarop inzet blijft plaatsvinden om de private sector te bewegen tot versnelling en uitbreiding van klimaat-relevante investeringen in ontwikkelingslanden. Het blijft ook nodig kennis te ontwikkelen over de relatie tussen klimaatverandering, ontwikkelingssamenwerking en armoede. Daartoe wordt onder andere samengewerkt met WRI, PBL en de Commissie MER.

  • Het nationale klimaatfonds Dutch Fund for Climate and Development (DFCD) versterkt de weerbaarheid van ontwikkelingslanden tegen klimaatverandering en draagt bij aan emissiereductie.

  • Voor het behoud en de versterking van biodiversiteit is de inzet gericht op verbinding van biodiversiteit als dwarsdoorsnijdend onderwerp met andere doelen, in het bijzonder klimaat, water en voedselzekerheid. Verder wordt de Nederlandse bijdrage aan het Global Environment Facility (GEF) verhoogd. In 2021 vinden de onderhandelingen plaats over een nieuw internationaal raamwerk. Mochten de onderhandelingen leiden tot afspraken over een ambitieuzere inzet, dan zal de Nederlandse inzet opnieuw worden gewogen.

Klimaatdiplomatie

  • Klimaatdiplomatie zal een belangrijke rol blijven spelen. Met gelijkgezinde landen en niet-statelijke actoren (bedrijven, steden, sub-nationale overheden) wordt wereldwijd ingezet op verhoging van de klimaatambitie om te voorkomen dat de doelen van de Overeenkomst van Parijs buiten bereik raken.

  • Internationale fondsen spelen een belangrijke rol, reden voor Nederland om naast de bovengenoemde GEF-bijdrage de bijdragen te verhogen aan het Least-Developed Countries Fund en de Climate Investment Funds. Nederland draagt voorts bij aan het Groene Klimaatfonds (GCF) en UN Environment Programme (UNEP).

  • Het belang van gender blijft centraal staan, zowel in de uitvoering van de door Nederland gefinancierde programma’s, als in de klimaatdiplomatie. Vrouwen spelen immers ook op klimaatgebied een belangrijke rol als agents of change.

Circulaire economie en duurzaam gebruik van grondstoffen

  • Nederland benadrukt het belang van de transitie naar een circulaire economie voor het behalen van de doelen met betrekking tot klimaat, biodiversiteit en tegengaan van vervuiling en vraagt aandacht voor circulaire aspecten bij de energietransitie.

  • Nederland zet in op internationale multi-stakeholder partnerschappen om verantwoorde grondstoffenwinning in ontwikkelingslanden te vergroten en de klimaat-impact ervan te verkleinen, o.a. via het European Partnership for Responsible Minerals (EPRM) en de Climate Smart Mining Facility (CSM) van de Wereldbank.

  • Nederland heeft de bijdrage aan het Intergovernmental Forum on Mining, Minerals, Metals and Sustainable Development vergroot. Ook blijft Nederland actief betrokken bij het Extractive Industries Transparancy Initiative (EITI).

Artikel 3: Sociale vooruitgang

A. Algemene doelstelling

Menselijke ontplooiing en het bevorderen van sociale gelijkheid en inclusieve ontwikkeling, door:

  • het bijdragen aan seksuele en reproductieve gezondheid en rechten (SRGR) voor iedereen en een halt toeroepen aan de verspreiding van hiv/aids;

  • het bevorderen van vrouwenrechten en gendergelijkheid

  • versterking van het maatschappelijk middenveld en bevordering en bescherming van de politieke ruimte voor maatschappelijke organisaties;

  • versterken van de meest gemarginaliseerde en gediscrimineerde groepen, zodat zij hun stem kunnen laten horen;

  • versterken van het onderwijs en daarmee bijdragen aan het vergroten van kansen en perspectieven voor jongeren;

  • een toename van het aantal goed opgeleide professionals, versterking van hoger- en beroepsonderwijsinstellingen en het bevorderen van beleidsrelevant onderzoek.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De minister is verantwoordelijk voor:

Financieren

  • Het financieren van programma’s van multilaterale organisaties, niet-gouvernementele organisaties, bedrijven, overheden en kennisinstellingen, die het meest perspectief bieden op het verwezenlijken van de beoogde resultaten op het gebied van SRGR, HIV/aids, vrouwenrechten en gendergelijkheid en het versterken van de meest gemarginaliseerde en gediscrimineerde groepen.

  • Het financieren van programma’s gericht op het versterken van het maatschappelijk middenveld in ontwikkelingslanden, via onder meer strategische partnerschappen.

  • Het financieren van initiatieven op het terrein van onderwijs, onder andere via ondersteuning van het Global Partnership for Education en programma’s gericht op het vergroten van perspectieven en kansen voor jongeren, zoals Generation Unlimited en de programma’s die de nexus tussen onderwijs en werkgelegenheid bevorderen.

  • De versterking van hoger- en beroepsonderwijsinstellingen via het OKP (Orange Knowledge Programma), NICHE (Netherlands Initiative for Capacity development in Higher Education)en de opleiding van professionals via het NFP (Netherlands Fellowship Program); en de Kennisplatforms voor Development Policies en voor SRGR (Share-Net International).

Stimuleren

  • Het bijdragen aan structurele armoedebestrijding en bevorderen van inclusieve groei en ontwikkeling door mensen te steunen invloed uit te oefenen op beleid en hun mogelijkheden en kansen te vergroten om bij te dragen aan inclusieve ontwikkeling, specifiek voor achtergestelde of gediscrimineerde groepen waar onder vrouwen, meisjes en LGBTI.

  • De Nederlandse inzet voor seksuele en reproductieve gezondheid en rechten (SRGR) en hiv-preventie, onder meer in multilaterale fora. Nederland speelt een actieve rol in de follow-up van ICPD beyond 2014 en uitvoering van SRGR en gendergelijkheid als onderdeel van de 2030 agenda, in de bilaterale dialoog in de partnerlanden, in de samenwerking met NGO’s en in samenwerking met private partijen en het bedrijfsleven.

  • Werken aan goede internationale kaders voor vrouwenrechten en gendergelijkheid in multilaterale fora (VN, OESO/DAC, EU) en het ondersteunen van lokale organisaties ter versterking van politieke participatie, economische zelfstandigheid, een actieve rol van vrouwen in vredesprocessen en de uitbanning van geweld tegen vrouwen. Lokale ervaringen worden ingebracht in multilaterale fora, en vice versa.

  • De samenwerking met het maatschappelijk middenveld op de internationale beleidsagenda en het bevorderen van de politieke ruimte in internationale fora, waaronder het Global Partnership for Effective Development Cooperation (GPEDC).

  • De Nederlandse inzet voor onderwijs om jongeren in ontwikkelingslanden meer perspectief te bieden, uitdragen in internationale fora en via internationale fondsen zoals het Global

    Partnership for Education (GPE), Education Cannot Wait (ECW) fonds en het Malala fonds.

C. Beleidswijzigingen
  • In 2022 wordt besloten hoe de opvolger van het Orange Knowledge Programme wordt ingericht en beter kan aansluiten bij investeringen in onderwijs, werk en jongeren.

  • De opzet van een International Finance Facility for Education (IFFEd) of een vergelijkbaar instrument vergt langer dan voorzien en zal ook in 2022 inzet vereisen.

D. Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 11 Tabel Budgettaire gevolgen van beleid art. 3 Sociale vooruitgang (bedragen x € 1.000)
  

2020

2021

2022

2023

2024

2025

2026

         
 

Verplichtingen

1 781 617

492 209

956 568

310 630

368 235

712 969

543 421

         
 

Uitgaven:

       
 

Programma-uitgaven totaal

747 424

817 437

847 956

743 037

745 626

767 979

767 979

 

waarvan juridisch verplicht

  

95%

    
         

3.1

Seksuele en reproductieve gezondheid en rechten en hiv/aids

423 151

525 316

529 119

424 578

426 899

446 784

426 784

         
 

Subsidies (regelingen)

       
 

SRGR en hiv/aids

134 489

85 083

104 343

91 402

98 173

118 358

103 358

 

Global Fund to Fight Aids, Malaria and Tuberculosis

279

0

0

0

0

0

0

         
 

Opdrachten

       
 

SRGR en hiv/aids

10 497

26 562

22 000

7 000

7 000

7 000

7 000

         
 

Bijdrage aan agentschappen

       
 

Rijksdienst voor ondernemend Nederland

92

400

100

100

100

100

100

         
 

Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties

       
 

WHO/PAHO

6 237

6 213

6 713

6 713

6 713

6 713

6 713

 

SRGR en hiv/aids

109 573

222 750

171 950

133 350

128 900

128 600

123 600

 

UNFPA

45 510

58 000

75 000

60 000

60 000

60 000

60 000

 

UNAIDS

30 000

20 000

20 000

20 000

20 000

20 000

20 000

 

Partnershipprogramma WHO

11 360

12 013

12 013

12 013

12 013

12 013

12 013

 

Global Fund to Fight Aids, Malaria and Tuberculosis

42 000

52 000

52 000

52 000

52 000

52 000

52 000

 

UNICEF

7 000

7 000

9 000

12 000

12 000

12 000

12 000

 

Vrouwenrechten en keuzevrijheid

26 114

35 295

56 000

30 000

30 000

30 000

30 000

         
 

Nog te verdelen

 

0

0

0

0

0

0

         

3.2

Vrouwenrechten en gendergelijkheid

49 239

51 405

51 643

51 667

51 743

52 439

52 439

         
 

Subsidies (regelingen)

       
 

Vrouwenrechten

35 081

33 730

36 243

33 367

33 443

34 139

34 139

         
 

Opdrachten

       
 

Vrouwenrechten

15

1 000

1 000

1 000

1 000

1 000

1 000

         
 

Bijdrage aan agentschappen

       
 

Rijksdienst voor ondernemend Nederland

0

0

0

0

0

0

0

         
 

Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties

       
 

Vrouwenrechten

8 096

10 675

8 400

11 300

11 300

11 300

11 300

 

UNWOMEN

6 047

6 000

6 000

6 000

6 000

6 000

6 000

         

3.3

Maatschappelijk middenveld

195 272

166 666

197 644

197 242

197 434

199 206

219 206

         
 

Subsidies (regelingen)

       
 

Twinningsfaciliteit Suriname

1 150

1 616

700

700

700

700

0

 

Versterking maatschappelijk middenveld

178 472

141 632

184 361

184 578

185 251

188 523

213 598

         
 

Opdrachten

       
 

Versterking maatschappelijk middenveld

10 459

14 000

4 000

4 000

4 000

4 000

0

         
 

Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties

       
 

Versterking maatschappelijk middenveld

5 191

9 418

8 583

7 964

7 483

5 983

5 608

         

3.4

Onderwijs

79 762

74 050

69 550

69 550

69 550

69 550

69 550

         
 

Subsidies (regelingen)

       
 

Onderzoekprogramma's

1 425

1 500

1 500

1 500

1 500

1 500

1 500

         
 

Garanties

       
 

Onderwijs

0

0

0

0

0

0

0

         
 

Opdrachten

       
 

Onderwijs

658

0

0

0

0

0

0

 

Onderzoekprogramma's

29

0

0

2 000

2 000

1 500

1 500

 

Hoger Onderwijs

34 283

47 979

48 251

46 635

46 800

47 300

47 300

         
 

Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties

       
 

Onderwijs

2 911

9 571

9 799

9 415

9 250

9 250

9 250

 

Global partnership for education

40 456

15 000

10 000

10 000

10 000

10 000

10 000

         

Budgetflexibiliteit

De budgetten voor alle beleidsdoelen op dit artikel zijn voor het overgrote deel juridisch verplicht. In de loop van 2021 zullen nog een aantal nieuwe verplichtingen worden aangegaan voor de decentrale budgetten voor SRGR, Vrouwenrechten en Maatschappelijk Middenveld.

E. Toelichting op de financiële instrumenten

3.1 Seksuele en reproductieve gezondheid en rechten en hiv/aids

  • De inzet voor Seksuele en Reproductieve Gezondheid en Rechten (SRGR) blijft een belangrijke pijler binnen het Nederlandse ontwikkelingssamenwerkingsbeleid. Nederland blijft zich inzetten voor keuzevrijheid voor vrouwen en meisjes, goede informatievoorziening en toegang tot anticonceptie. De COVID-19 pandemie zet basisgezondheidszorg in veel ontwikkelingslanden verder onder druk. Dit leidt tot meer ongeplande (tiener-) zwangerschappen en moeder- en kindsterfte, en tot verminderde toegang tot hiv- en aidspreventie en behandeling

  • Onder subsidies wordt via het SRGR partnerschappen programma gedurende de periode 2021-2025 zeven partnerschappen ondersteund, bestaande uit het Nederlands en zuidelijk maatschappelijk middenveld. Deze partnerschappen zijn gericht op capaciteitsversterking, waarbij de nadruk ligt op pleitbezorging voor het vergroten van kennis en toegang tot SRGR voor jongeren alsmede op meer respect voor SRGR van mensen aan wie deze nog wordt onthouden. In aanvulling hierop worden ook internationale NGO’s gesteund die zich wereldwijd inzetten voor keuzevrijheid, informatievoorziening en toegang tot SRGR dienstverlening. Daarbij is het uitgangspunt voor Nederland dat politieke en diplomatieke inzet voor SRGR en gendergelijkheid en behoud van de internationale verworvenheden samengaan met financiële steun.

  • Intensivering in de focusregio’s krijgt voor een belangrijk deel gestalte via landenspecifieke programma’s. Kennisdeling en uitwisseling van expertise vanuit bestaande en nieuwe landenprogramma’s in de focusregio’s, en het departement is gericht op bredere netwerken en scherpere technische dialoog en keuzes.

  • Via opdrachten worden Publiek Private Partnerschappen gefinancierd gericht op het bevorderen van de ontwikkeling van geneesmiddelen, vaccins en diagnostica om armoede en SRGR-gerelateerde ziekten en aandoeningen te voorkomen en te bestrijden. Het PDP programma wordt beheerd door de RVO en wordt in 2021 geëvalueerd. Mede op basis van deze evaluatie vindt besluitvorming plaats over voortzetting van deze programma’s.

  • Een aantal internationale organisaties met mandaat op het gebied van gezondheid krijgt algemene vrijwillige en/of geoormerkte bijdragen (WHO, UNFPA, UNAIDS, GFATM, UNICEF, GAVI). In de samenwerking met deze organisaties krijgt versterking van de veerkracht van gezondheidssystemen, maar ook het belang van toegang tot gezondheid voor de meest kwetsbare bevolkingsgroepen en het belang van onderlinge samenwerking, vooral in hun landenprogramma’s, bijzondere beleidsaandacht. Ook blijft Nederland een belangrijke financier van het supplies programma van UNFPA, dat voorbehoedsmiddelen en medicijnen aan 46 prioritaire landen levert.

  • De respons op COVID-19 zal naar verwachting ook in 2022 aandacht vergen. Nederland draagt via verschillende kanalen bij aan de Access to COVID-19 Tools Accelerator (ACT-A). Naast solidaire toegang tot vaccins via COVAX legt Nederland daarbij ook nadruk op versterking van zorgsystemen in ontvangende landen.

  • Onder vrouwenrechten en keuzevrijheid is de Nederlandse bijdrage aan het Trust Fund van de Global Financing Facility for Every Woman, Every Child begroot. Dit fonds onder de Wereldbank steunt lage- en lage-middeninkomens landen in het versterken van hun gezondheidssystemen op het gebied van onder andere SRGR, maar ook moeder- en kindzorg. Tevens steunt de GFF samen met internationale en nationale partners, waaronder het maatschappelijk middenveld, overheden om hun financiering voor gezondheidssystemen te verbeteren en verduurzamen.

3.2 Vrouwenrechten en gendergelijkheid

  • Gendergelijkheid vergt de inzet van alle instrumenten van buitenlands beleid. Vrouwenrechten en gendergelijkheid zijn geïntegreerd in de speerpunten en anderen prioritaire beleidsterreinen van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.

  • In 2021 zijn onder het SDG5 fonds (2021 ‒ 2025) drie nieuwe programma’s van start gegaan die zich specifiek richten op vrouwenrechten en gendergelijkheid: Leading from the South (LFS) II, Power of Women (POW) en Women, Peace and Security (WPS). Het SRHR Partnership Fund onder SDG5 wordt gefinancierd vanuit begrotingsartikel 3.1. Onder het SDG5 fonds valt het leeuwendeel van de uitgaven op begrotingsartikel 3.2, naast bijdragen aan enkele andere organisaties (waaronder UN Women en Wereldbank) en bijdragen op landenniveau.

  • Zuidelijke vrouwenrechtenorganisaties hebben een cruciale rol bij het aanjagen, agenderen, bepleiten en monitoren van vrouwenrechten en gendergelijkheid. Het LFS II programma ondersteunt via vier vrouwenrechtenfondsen direct vrouwenrechtenorganisaties in het Zuiden en versterkt Zuidelijk zeggenschap, zoals genoemd in de BHOS-nota.

  • Het POW programma is de opvolging van Funding Leadership Opportunities for Women (FLOW) II en wordt uitgevoerd door zes consortia van vrouwenrechtenorganisaties. Programma’s zijn vooral gericht op versterking van pleitbezorging voor politieke en economische participatie en leiderschap van vrouwen en het tegengaan van geweld tegen vrouwen en meisjes. POW en LFS II laten zien dat Nederland investeert in vrouwenrechtenorganisaties en leiderschap, waar Nederland zich ook internationaal hard voor maakt als co-lead van de Generation Equality Forum (GEF) Actie Coalitie voor Feminist Movements and Leadership.

  • Het WPS programma is de opvolger van het Nationaal Actieplan 1325 (NAP)-programma en wordt uitgevoerd door consortia van NGO’s in het kader van het vierde Nationaal Actieplan 1325 (2021 ‒ 2025). Hiermee wordt uitvoering gegeven aan de intensivering van diplomatieke inzet en steun voor de volwaardige deelname van vrouwen aan conflictpreventie, vredesonderhandelingen, vredes- en wederopbouw en bescherming van vrouwen en meisjes in conflictsituaties 

  • Voor alle programma’s onder het SDG5 fonds geldt dat zij meer dan voorgaande programma’s zijn gericht op focusregio’s, deelname en leiderschap van (Zuidelijke) vrouwenrechtenorganisaties versterken en strategische partnerschappen zijn van NL overheid en maatschappelijke organisaties.

  • De in de BHOS-nota aangekondigde intensiveringen voor nieuwe programma’s gericht op (beroeps)onderwijs, werk en inkomen voor jongeren en vrouwen in de focusregio’s en voor vluchtelingen (opvang en bescherming in de regio) zijn te vinden op artikel 1.3 en 4.2.

3.3 Maatschappelijk middenveld

  • De ruimte voor het maatschappelijk middenveld staat in toenemende mate onder druk. Het kabinet blijft dan ook inzetten op steun aan het versterken van het maatschappelijk middenveld in zijn rol als pleiter en beïnvloeder. In 2020 zijn onder het nieuwe programma Power of Voices, 22 partnerschappen geselecteerd die vanaf 2021 voor de komende vijf jaar uitvoering geven aan deze inzet.

  • Ook wordt samengewerkt met het CIVICUS-netwerk, dat de manoeuvreerruimte voor maatschappelijke organisaties mondiaal meet. ICNL ondersteunt overheden en NGO’s voor een adequate wetgeving ten behoeve van de politieke ruimte voor maatschappelijke organisaties en sociale bewegingen.

  • Via het Civic Space Fund, sinds 2021 de opvolger van het Accountability fonds, gekanaliseerd via ambassades, zullen direct lokale partners gesteund worden. Het Voice-fonds, dat de meest gemarginaliseerde en gediscrimineerde groepen een stem geeft, wordt voortgezet in tien geselecteerde landen en ondersteunt gediscrimineerde groepen. Met name jongeren en ouderen, inheemse groepen en etnische minderheden, LGBTI groepen, mensen met een handicap en vrouwen en meisjes die te maken hebben met geweld en uitbuiting.

3.4 Onderwijs

  • Ten behoeve van de aanpak van grondoorzaken en het creëren van perspectief voor jongeren continueert het kabinet de inzet op het gebied van (beroeps)onderwijs. Het kabinet zet in op beroepsonderwijs en de nexus tussen werk en inkomen voor jongeren in een aantal landen in focusregio’s (zie artikel 1.3). Daarnaast levert Nederland aan Generation Unlimited (GenU), een initiatief gericht op emancipatie van jongeren en het versterken van hun vaardigheden opdat deze beter aansluiten op de arbeidsmarkt.

  • Via het Global Partnership for Education (GPE) steunt Nederland onderwijsbeleid in ontwikkelingslanden, vooral in lage inkomenslanden waar het onderwijs achterblijft, zoals in de Sahel en de Hoorn van Afrika. Ook in 2022 zal ingezet worden op het zoeken naar innovatieve financiering voor onderwijs. Het International Finance Facility for Education (IFFEd), een initiatief van de Education Commission, blijft daartoe een mogelijkheid, maar ook andere modellen zullen worden verkend. IFFEd heeft als doel het onderwijs in lage-middeninkomenslanden te ondersteunen door middel van het verhogen van de uitvoeringscapaciteit van de multilaterale ontwikkelingsbanken.

  • Het Orange Knowledge Programme (OKP), wordt voortgezet en in de focus regio’s geïntensiveerd. OKP is een geïntegreerd programma, gericht op individuele en institutionele kennisontwikkeling. Het OKP ondersteunt de voor Nederland prioritaire thema’s in de doellanden en sluit daarmee aan op andere programma’s gericht op het verbeteren van kansen voor jongeren op de lokale arbeidsmarkt.

Artikel 4: Vrede, veiligheid en duurzame ontwikkeling

A. Algemene doelstelling

Vrede, veiligheid en duurzame ontwikkeling door het voorkomen en terugdringen van gewelddadig conflict en het bevorderen van rechtstaatontwikkeling, vredesopbouw en legitieme staatsstructuren. Tevens het bevorderen van migratiesamenwerking, het verbeteren van de perspectieven van vluchtelingen en gastgemeenschappen (met focus op onderwijs en werk) en het verlenen van noodhulp ter leniging van humanitaire nood wereldwijd.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De minister is verantwoordelijk voor:

Financieren

  • Programma’s en partners op het terrein van veiligheid & rechtsorde, gericht op het aanpakken van de grondoorzaken van conflict, waaronder early warning, early action en conflictpreventie, veiligheid van mensen, rechtsstaatontwikkeling, vredesprocessen, politieke staatsopbouw en sociaal- economische wederopbouw met nadruk op de focus regio’s (Sahel, MENA en Hoorn van Afrika). Voor een deel worden deze gefinancierd uit het geïntegreerde Budget Internationale Veiligheid (Defensiebegroting) en het Stabiliteitsfonds (BZ-begroting), waarmee het geïntegreerde karakter van de inzet van diplomatieke, civiele en/of militaire activiteiten wordt geborgd.

  • Humanitaire hulpverlening door gespecialiseerde VN-organisaties, het Internationale en Nederlandse Rode Kruis, en Nederlandse NGO’s (Dutch Relief Alliance).

  • Programma’s gericht op innovatie van de humanitaire hulpverlening.

  • Programma’s gericht op duurzame opvang en bescherming van vluchtelingen in de regio.

  • Het ondersteunen van brede partnerschappen op migratieterrein met prioritaire herkomst-, transit- en opvanglanden, door financiering van activiteiten die belangrijk zijn voor betrokken ontwikkelingslanden en die bijdragen aan beter migratiesamenwerking, betere bescherming en perspectieven voor vluchtelingen en gastgemeenschappen, tegengaan van uitbuiting en mishandeling van migranten en bestrijding mensensmokkel/handel, en het bevorderen van vrijwillige terugkeer en herintegratie.

Stimuleren

  • Programma’s gericht op veiligheid & rechtsorde en ‘legitieme stabiliteit’ in partnerlanden in landen waarin zich actuele crises voordoen, met name in landen in de Sahel, MENA en Hoorn van Afrika regio’s en Grote Meren van Afrika. Onder deze programma’s valt ook grote inzet op fysieke veiligheid van burgers via humanitair ontmijnen en cluster munitie programma’s.

  • De nadruk ligt daarbij steeds meer op het bereiken van resultaten onder Sustainable Develoment Goal 16, wat zich specifiek richt op vrede, justitie en sterke (inclusieve) instellingen, als leidraad voor de Nederlandse inzet.

  • Innovatie ligt vooral op een nog grotere synergie bereiken tussen de verschillende thema’s en programma’s binnen deze landen op het terrein van veiligheid en rechtsorde. Bijvoorbeeld door een samenwerking te stimuleren tussen verschillende Nederlandse partners die actief zijn op lokaal bestuur en politieke partijenversterking, waarbij ook speciale aandacht wordt gegeven aan jongeren.

  • Innovatie en hervorming bij noodhulporganisaties om efficiënter en effectiever te werken en om de onderlinge coördinatie te versterken.

  • Vergroten van paraatheid voor tijdige en effectieve rampenrespons.

  • Betrekken van kwetsbare groepen in humanitaire situaties bij beleid en uitvoering en het tegengaan van seksueel geweld.

  • De positieve bijdrage van migratie aan ontwikkeling bevorderen en de negatieve effecten tegengaan door tegengaan van uitbuiting en mishandeling van migranten en bestrijding mensensmokkel/handel, en het bevorderen van vrijwillige terugkeer en herintegratie.

  • Realisatie van brede partnerschappen op migratieterrein met prioritaire herkomst-, transit- en opvanglanden, waar zowel betrokken landen, NL/EU als vluchtelingen/migranten baat bij hebben.

  • Versterking opvang en bescherming van vluchtelingen in de regio, door inzet op betere bescherming en een sterkere rechtspositie voor vluchtelingen (inclusief toegang tot werk), meer en betere voorzieningen (onderwijs, gezondheidszorg, water etc.) en het stimuleren van economische ontwikkeling en banengroei, zodat vluchtelingen en gastgemeenschap-pen betere perspectieven en dienstverlening krijgen. Toegang tot werk en onderwijs vormen hierbij speerpunten. Speciale aandacht gaat uit naar vrouwen en jongeren.

Regisseren

  • Handhaving en bevordering van internationaal humanitair recht en humanitaire principes en vergroten van effectiviteit van humanitaire hulpverlening door onder andere innovatie. Nederland blijft tevens aandringen op het nakomen en stimuleren van afspraken gemaakt in de Grand Bargain en tijdens de World Humanitarian Summit in 2016.

  • Samenwerking met actoren zoals de VN, het Rode Kruis en NGO’s voor een effectievere noodhulpverlening, en met de Europese Commissie Office for Humanitarian Aid Department (ECHO) en EU-lidstaten.

  • Betere samenwerking op veiligheid & rechtsorde tussen UNDP (team rechtsstaatsontwikkeling) en VN-DPKO via multi-donor dialoog over het Global Focal Point for Justice, Police and Corrections.

  • Meer interne cohesie tussen EU-lidstaten en -instellingen, met name de Europese Commissie en EDEO, op crisisbeheersing en conflictpreventie, onder meer via het ‘Comprehensie Approach Action Plan’, het ‘EU wide Security Sector Reform framework’ en de ‘Joint Communication on Capacity Building in support of security and development’ waarbij Nederland eigen ‘best practices’ inbrengt.

  • Bevordering van herstel na crises en stimulering van een belangrijke rol voor het maatschappelijk middenveld bij lokale conflictpreventie, het bevorderen van participatie van burgers en sociaal-economische wederopbouw.

  • Nederland leidt en coördineert namens de EU en de EU-lidstaten de uitrol van het EU-programma om vluchtelingenopvang in de Hoorn van Afrika te versterken. Dit heeft als doel een betere bescherming van vluchtelingen (speciale aandacht voor vrouwen en meisjes), betere perspectieven voor gastgemeenschappen en vluchtelingen inclusief meer mogelijkheden om buiten de vluchtelingenkampen te wonen, werken en onderwijs te volgen.

C. Beleidswijzigingen

Veiligheid & Rechtsorde

  • In 2022 zal Nederland via deelname aan een nieuwe coalitie van landen, organisaties en experts internationale samenwerking op mensgerichte toegang tot recht in ontwikkelingslanden bevorderen. Nederland zet hierbij in op beter gebruik van data, bewijsvoering en innovatie met speciale aandacht voor vrouwen, jeugd en andere achtergestelde groepen.

  • De gevolgen van de COVID-19 pandemie onderstrepen het belang van sterk, adequaat en inclusief bestuur voor ontwikkeling. In 2022 zal het te ontwikkelen meerjarig, multi-thematisch partnerschap met VNG-international starten, gericht op het versterken van lokaal bestuur en van lokale weerbaarheid in ontwikkelingslanden.

  • Als opvolging van het voorzitterschap van het Antipersoneelmijnverbod Conventie (in 2021) zet Nederland zich in 2022 in voor meer ondersteuning en capaciteitsontwikkeling in door mijnen getroffen landen. Nederland zal daarvoor twee jaar lang zitting nemen in de Commitee on the Enhancement of Cooperation and Assistance.

  • In 2022 intensiveert Nederland zijn inzet op hervormingen van de veiligheidssector, vanuit een mensgerichte benadering. Nederlands beleid op het gebied van Security Sector Reform wordt in 2021 in samenwerking tussen BZ, Defensie en JenV vertaald naar een interdepartementale implementatiestrategie. In 2022 wordt deze geïntegreerde aanpak toegepast met als doel de impact en meerwaarde van brede Nederlandse inzet op hervormingen van de veiligheidssector te vergroten.

  • Nederland wil de Afghaanse bevolking blijven steunen. Hoe deze steun er op middellange dan wel lange termijn uit zal zien, is op dit moment nog onduidelijk – Nederland zal de mogelijkheden en opties hiervoor onderzoeken en uitwerken. Op korte termijn blijft Nederland de humanitaire noden in Afghanistan nauwgezet volgen, met het oog op het verlenen van noodhulp.

Migratie en ontheemding

In 2021-2022 voert IOB de evaluatie Development Approaches to Forced Displacement in the Syria region uit. Op basis van de conclusies en aanbevelingen zal vervolgens een beleidsreactie worden geformuleerd. 

D. Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 12 Tabel Budgettaire gevolgen van beleid art. 4 Vrede, veiligheid en duurzame ontwikkeling (bedragen x € 1.000)
  

2020

2021

2022

2023

2024

2025

2026

         
 

Verplichtingen

487 737

659 267

1 000 214

397 560

652 137

643 137

458 137

         
 

Uitgaven:

       
         
 

Programma-uitgaven totaal

837 332

771 296

815 152

742 212

744 812

767 260

767 260

 

waarvan juridisch verplicht

  

86%

    
         

4.1

Humanitaire hulp

470 807

392 017

438 017

370 017

370 017

370 017

370 017

         
 

Subsidies (regelingen)

       
 

Noodhulpprogramma's

112 262

95 000

107 000

87 000

87 000

87 000

87 000

         
 

Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties

       
 

Noodhulpprogramma's

261 650

214 000

248 000

200 000

200 000

200 000

200 000

 

Noodhulpprogramma's non-ODA

1 895

1 017

1 017

1 017

1 017

1 017

1 017

 

UNHCR

33 000

33 000

33 000

33 000

33 000

33 000

33 000

 

UNRWA

19 000

13 000

13 000

13 000

13 000

13 000

13 000

 

Wereldvoedselprogramma

43 000

36 000

36 000

36 000

36 000

36 000

36 000

         

4.2

Opvang en bescherming in de regio en migratiesamenwerking

157 560

177 000

162 000

162 000

162 000

162 000

162 000

         
 

Subsidies (regelingen)

       
 

Opvang in de regio

16 476

5 000

5 000

5 000

5 000

5 000

5 000

         
 

Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties

       
 

Opvang in de regio

111 592

138 000

123 000

123 000

123 000

123 000

123 000

 

Migratie en ontwikkeling

29 492

34 000

34 000

34 000

34 000

34 000

34 000

         

4.3

Veiligheid en Rechtstaatontwikkeling

208 965

202 279

215 135

210 195

212 795

235 243

235 243

         
 

Subsidies (regelingen)

       
 

Legitieme stabiliteit

7 013

7 000

7 000

7 000

7 000

16 950

16 950

 

Inclusieve vredes- en politieke processen

24 835

8 000

8 000

8 000

10 000

10 000

10 000

 

Vredesdividend: werkgelegenheid en basisvoorzieningen

10 867

6 000

2 000

0

0

0

0

 

Functionerende rechtsorde

11 215

17 309

21 205

22 045

22 345

33 538

33 538

         
 

Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties

       
 

Legitieme stabiliteit

5 561

9 000

9 000

9 000

9 000

10 000

10 000

 

Functionerende rechtsorde

108 329

129 970

132 930

129 150

127 450

126 950

126 950

 

Inclusieve vredes- en politieke processen

41 145

25 000

35 000

35 000

37 000

37 805

37 805

         
 

Nog te verdelen

0

0

0

0

0

0

0

         

Budgetflexibiliteit

Het budget voor humanitaire hulp (artikel 4.1) is voor 85% juridisch verplicht. Het overige deel is bestemd voor crisis-specifieke bijdragen humanitaire hulp, voor acute noodhulp en voor bijdragen thematische noodhulp, waaronder aan geestelijke gezondheid en psychosociale hulp (MHPSS). Het betreft vooral uitgaven die afhankelijk zijn van de actualiteit en de behoefte bij de inzet in noodsituaties.

Voor opvang en bescherming in de regio en migratiesamenwerking (artikel 4.2) is 85% juridisch verplicht. Het overige deel is reeds bestemd voor het Opportunity Fund binnen het partnerschap Prospects (opvang in de regio) als ook voor programma's op het gebied van migratiesamenwerking.

De programma's op het gebied van veiligheid en rechtstaatontwikkeling (artikel 4.3) zijn voor een groot deel (88%) juridisch verplicht. Voor het overige deel zijn onder andere bijdragen aan het Peace and Statebuilding Fund van de Wereldbank en het Peace Building Fund van de Verenigde Naties voorzien.

E. Toelichting op de financiële instrumenten

4.1 Humanitaire Hulp

Onder dit artikel vallen:

  • Ongeoormerkte bijdragen aan het wereldwijde VN-noodhulpfonds Central Emergency Response Fund (CERF), UN-OCHA en het Internationale Comité van het Rode Kruis (ICRC) ten behoeve van de snelle beschikbaarheid en flexibiliteit van de humanitaire hulp;

  • Ongeoormerkte bijdragen aan UNHCR, UNRWA, UNICEF, WHO en WFP, eveneens ten behoeve van snelle beschikbaarheid en flexibiliteit;

  • Crisisspecifieke bijdragen aan VN-organisaties, het Internationale Rode Kruis en subsidies aan Nederlandse NGO’s (Dutch Relief Alliance-DRA);

  • Bijdragen ten behoeve van versterking van de responscapaciteit van lokale actoren en innovatie van het humanitaire systeem;

  • Bijdragen ten behoeve van de integratie van specifieke thema’s in humanitaire hulp, zoals geestelijke gezondheid en psychosociale steun en onderwijs; en

  • Bijdragen ten behoeve van de hervorming van het systeem voor internationale humanitaire hulpverlening.

  • Zoals gebruikelijk informeert het kabinet de Tweede Kamer aan het begin van het nieuwe begrotingsjaar over de humanitaire crises en de Nederlandse inzet op het gebied van noodhulp in het afgelopen jaar. Deze brief zal daarnaast ook een vooruitblik op de financiële inzet van humanitaire middelen in 2022 bieden.

4.2 Opvang en bescherming in de regio en migratiesamenwerking

Opvang en bescherming in de regio

  • Nederland subsidieert via het subsidiebeleidskader ‘Migratie en Ontwikkeling 2019-2022’ activiteiten gericht op opvang en bescherming in de regio.

  • Nederland draagt bij aan een partnerschap met Wereldbank/IFC/ILO/UNICEF/UNHCR in een strategisch samenwerkingskader waarbinnen landen specifieke programma’s worden uitgewerkt, met de focus op onderwijs en werk voor vluchtelingen en kwetsbare lokale bevolking. Het partnerschap voorziet eveneens in een meer strategische beleidsdialoog met deze organisaties die een voortrekkersrol spelen bij de transformatie van een humanitaire naar een ontwikkelingsaanpak in landen die veel vluchtelingen opvangen.

  • Nederland steunt via deze subsidies en bijdragen programma’s gericht op onderwijs voor vluchtelingenkinderen, toegang tot voorzieningen, bescherming van kwetsbare groepen en werk voor vluchtelingen en kwetsbare gastgemeenschappen.

Migratiesamenwerking

  • Bijdragen aan van programma’s voor migratie en ontwikkeling van IOM en maatschappelijke organisaties in Nederland ter bevordering van vrijwillige terugkeer en herintegratie van ex-asielzoekers uit ontwikkelingslanden.

  • Via bijdragen het ondersteunen van brede partnerschappen op migratieterrein met prioritaire herkomst-, transit- en opvanglanden, door financiering van activiteiten die belangrijk zijn voor betrokken ontwikkelingslanden en die bijdragen aan beter migratiemanagement, betere bescherming en perspectieven voor vluchtelingen en gastgemeenschappen, tegengaan van uitbuiting en mishandeling van migranten, bestrijding mensensmokkel/-handel, datacollectie en onderzoek, voorkomen van irreguliere migratie en het bevorderen van terugkeer en herintegratie.

  • Bevorderen van dataverzameling –analyse inzake migratiestromen.

4.3 Veiligheid en Rechtstaatontwikkeling

  • Onder legitieme stabiliteit wordt vooral via het instrument subsidies met een beperkt aantal multilaterale en niet-gouvernementele organisaties samengewerkt en is op landenniveau een aantal NGO’s actief.

  • Bevordering van inclusieve vredes- en politieke processen, bestaande uit conflictpreventie, mediation en inclusief bestuur op lokaal en nationaal niveau, wordt voor het overgrote deel uitgevoerd via subsidies aan een mix van nationale en internationale NGO’s. Daarnaast wordt bijgedragen aan het United Nations Peace Building Fund.

  • Subsidies voor een beter functionerende rechtsorde wordt geheel gefinancierd via een aantal grote, internationaal opererende organisaties op het gebied van democratisering, lokaal bestuur, politieke partijen en parlementen samen met lokale organisaties. Via de landenprogramma’s van ambassades worden zowel bijdragen als subsidies vertrekt.

Artikel 5: Multilaterale samenwerking en overige inzet

A. Algemene doelstelling

Multilaterale samenwerking en inclusieve groei door versterkte multilaterale betrokkenheid en overige inzet; de inzet van cultuur en sport in ontwikkelingslanden om een sociale en kansrijke samenleving te stimuleren en het bevorderen van maatschappelijke betrokkenheid in Nederland.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De minister is verantwoordelijk voor:

Financieren

  • Het bijdragen aan organisaties die een belangrijke systeemfunctie hebben binnen het multilaterale ontwikkelingsarchitectuur.

  • Het bijdragen aan organisaties die een belangrijke uitvoerende rol hebben in het bereiken van ontwikkeling en inclusieve groei.

  • Het plaatsen van structureel circa 75 assistent-deskundigen, zowel Nederlandse als uit bij voorkeur de allerarmste ontwikkelingslanden op strategische posities bij multilaterale organisaties.

  • Het verlenen van schuldverlichting in de Club van Parijs, de Wereldbank en de regionale ontwikkelingsbanken. Het in internationaal verband deelnemen in de kapitaal-aanvullingen van de regionale ontwikkelingsbanken.

  • Het geïntegreerd met het Internationaal Cultuurbeleid 2021-2024 ondersteunen van initiatieven die cultuur inzetten voor ontwikkeling, zowel op posten in enkele landen rondom Europa als door middel van subsidies aan Nederlandse organisaties zoals het Prins Claus Fonds en het Stimuleringsfonds Creatieve Industrie

  • Het ondersteunen van initiatieven die sport inzetten voor ontwikkeling zoals KNVB WorldCoaches.

Stimuleren

  • Het leveren van een bijdrage in relevante fora aan het overleg over de hervorming van de multilaterale ontwikkelingsarchitectuur om zo coherentie en effectiviteit te verbeteren. 

  • Het toezien op de uitvoering door multilaterale organisaties van strategische aanwijzingen die de lidstaten in de VN opstellen.

  • Het bevorderen van meer coherent beleid en samenwerking door multilaterale organisaties op hoofdkantoor- en landenniveau.

  • Het bevorderen dat multilaterale organisaties resultaatgericht werken en hun resultaten zichtbaar maken.

  • Internationaal en nationaal een bijdrage leveren aan de implementatie en monitoring van de nieuwe Duurzame Ontwikkelingsagenda en de Financing for Development agenda, onder andere door multilaterale organisaties te stimuleren de uitvoering gezamenlijk op te pakken.

  • In de betrokken multilaterale instellingen een bijdrage leveren aan het overleg over schuldhoudbaarheid.

  • Het pleiten voor een gezonde kapitaalpositie van de regionale ontwikkelingsbanken.

  • Ondersteunen van organisaties en processen die een bijdrage leveren aan internationale economische stabiliteit.

  • Het verbinden van culturele en sportieve initiatieven met onderwerpen van internationaal beleid, in het bijzonder ontwikkeling, democratisering, maatschappelijke transitie, mensenrechten en bevorderen van de SDG’s.

Regisseren

  • De coördinatie van de rijksbrede multilaterale inzet op het terrein van ontwikkelingssamenwerking.

  • De coördinatie van de nationale rijksbrede implementatie van de SDG-afspraken.

C. Beleidswijzigingen

Geen beleidswijzigingen.

D. Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 13 Tabel Budgettaire gevolgen van beleid art. 5 Multilaterale samenwerking en overige inzet (bedragen x € 1.000)
  

2020

2021

2022

2023

2024

2025

2026

         
 

Verplichtingen

1 110 681

56 708

502 542

93 958

57 958

291 065

14 958

 

waarvan garantieverplichtingen

723 472

99 211

0

    
 

waarvan overige verplichtingen

387 209

‒ 42 503

502 542

    
         
 

Uitgaven:

       
         
 

Programma-uitgaven totaal

282 519

308 182

275 575

774 563

929 907

1 050 555

1 262 015

 

waarvan juridisch verplicht

  

78%

    
         

5.1

Multilaterale samenwerking

214 821

191 824

151 410

164 792

173 450

184 616

184 616

         
 

Garanties

       
 

Kapitaalaanvullingen bij regionale ontwikkelingsbanken

0

0

0

0

0

0

0

         
 

Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties

       
 

UNIDO

1 308

1 950

1 950

1 950

1 950

1 950

1 950

 

UNDP

20 000

30 000

28 814

28 250

28 500

30 000

30 000

 

UNICEF

33 000

30 854

31 814

31 250

31 500

33 000

33 000

 

Speciale multilaterale activiteiten

22 936

11 077

4 077

4 077

4 077

4 077

4 077

 

Assistent deskundigenprogramma

11 343

8 188

9 000

9 000

9 000

9 000

9 000

 

Internationale Financiële Instellingen

35 714

35 490

5 490

4 000

4 158

8 324

8 324

 

Middelenaanvullingen multilaterale banken en fondsen

80 113

67 789

63 789

79 789

87 789

91 789

91 789

 

Kapitaalaanvullingen bij regionale ontwikkelingsbanken

10 407

6 476

6 476

6 476

6 476

6 476

6 476

         
 

Nog te verdelen

0

0

0

0

0

0

0

         

5.2

Overig armoedebeleid

67 698

96 832

107 314

79 546

94 394

93 236

93 236

         
 

Subsidies (regelingen)

       
 

Kleine activiteiten posten en cultuur en ontwikkeling

5 326

7 230

9 905

9 905

9 905

9 315

9 315

 

Nationale SDG implementatie

 

800

0

0

0

0

0

         
 

Opdrachten

       
 

Nationale SDG implementatie

 

50

0

0

0

0

0

         
 

Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties

       
 

UNESCO

4 010

4 400

4 400

4 400

4 400

4 400

4 400

 

Diverse ondersteunende activiteiten

3 367

29 685

30 041

5 060

4 908

4 750

4 750

 

Kleine activiteiten posten en cultuur en ontwikkeling

1 134

2 435

410

410

410

0

0

 

Schuldverlichting

53 190

51 982

62 308

59 521

74 521

74 521

74 521

 

Voorlichting op het terrein van Ontwikkelingssamenwerking

671

250

250

250

250

250

250

         
 

Koersverschillen

  

0

0

0

0

0

         
         

5.4

Nog te verdelen i.v.m. wijzigingen BNI en/of toerekeningen

0

19 526

16 851

530 225

662 063

772 703

984 163

         
         
 

Ontvangsten

75 823

45 844

45 310

42 136

40 600

36 178

32 888

         

5.20

Ontvangsten en restituties met betrekking tot leningen

33 824

24 668

24 134

20 960

16 174

15 002

11 712

         

5.21

Ontvangsten OS

18 344

21 176

21 176

21 176

24 426

21 176

21 176

         

5.22

Koersverschillen OS

23 655

0

0

0

0

0

0

         

5.23

Diverse ontvangsten non-ODA

0

0

0

0

0

0

0

Budgetflexibiliteit

In 2021 lopen de Algemene Vrijwillige Bijdragen van UNDP en UNICEF af en de nieuwe verplichtingen zullen naar verwachting in 2022 worden gesloten. Hierdoor zijn deze budgetten voor 2022 nog niet juridisch verplicht. Daarnaast zijn er budgetten op artikelonderdelen «Kleine activiteiten posten en cultuur en ontwikkeling» en «Diverse ondersteunende activiteiten» nog niet juridisch verplicht. De andere artikelonderdelen zijn volledig juridisch verplicht.

E. Toelichting op de financiële instrumenten

5.1 Multilaterale Samenwerking

Onder dit artikel vallen activiteiten die armoede bestrijden in ontwikkelingslanden en een belangrijke bijdrage aan de uitvoering van de duurzame ontwikkelingsdoelen en klimaatafspraken:

  • Bijdragen aan VN-instellingen, zoals UNDP, UNICEF en UNIDO.

  • Bijdragen aan de begrotingen van Internationale Financiële Instellingen (IFI's), waaronder regionale ontwikkelingsbanken zoals de African Development Bank (AfDB) en fondsen via middelenaanvullingen en kapitaalverhogingen.

  • Bijdragen aan specifieke programma's, assistentdeskundigenprogramma's en trustfondsen.

5.2 Overig Armoedebeleid

Onder dit artikel vallen:

  • Compensatie van de Wereldbank (IDA) en de regionale ontwikkelingsbanken voor schuldverlichtingsactiviteiten, zoals Multilateral Debt Relief Initiative (MDRI). Dit geeft ontwikkelingslanden de financiële ruimte om een sterker eigen armoedebeleid te voeren.

  • Activiteiten op de posten voor en cultuur en sport. Ook is er budget voor kortlopende, eenjarige ODA-activiteiten.

  • Bijdrage aan UNESCO, waarvan EUR 1,8 miljoen kwalificeert als non-ODA.

  • Middelen die, in het licht van het AIV-advies (Sociale Bescherming in Afrika), zijn bedoeld voor het opzetten van een duurzaam programma omtrent cash transfers.

  • Eventuele koersverliezen worden op dit artikel geregistreerd. Deze verliezen kunnen zich voordoen als betalingen in buitenlandse valuta gedurende het jaar afwijken van de door het ministerie vooraf vastgestelde wisselkoersen (de zogenaamde corporate rates).

5.4 Nog te verdelen i.v.m. wijzigingen BNI en/of toerekeningen

Het ODA-plafond wordt aangepast op basis van ontwikkelingen van het BNI. In het kader van behoedzaamheid en stabiliteit in de begroting worden groei en krimp niet direct vertaald in de OS-programmalijnen. Deze zogeheten BNI-ruimte kan immers weer toenemen of afnemen als in de loop van het jaar de raming wordt bijgesteld. Daarnaast kan er sprake zijn wijzigingen in toerekeningen aan het ODA-budget, zoals de toerekening van kosten van de eerstejaarsopvang van asielzoekers uit DAC-landen. Gedurende het begrotingsjaar worden de middelen op dit artikelonderdeel ingezet om fluctuaties in de BNI-ontwikkeling en toerekeningen op te vangen. Resterende middelen worden gedurende het jaar binnen de BHOS-begroting herverdeeld naar de beleidsartikelen. Voor 2022 is de ruimte als gevolg van de BNI groei herverdeeld over de beleidsartikelen.

Ontvangsten

De ontvangsten op artikel 5 betreffen restituties op ontwikkelingssamenwerkingsprogramma’s die een lagere realisatie kennen dan oorspronkelijk voorzien. Vanwege bevoorschotting komt het voor dat hierbij restsaldi ontstaan. Ook worden de ontvangsten met betrekking tot aflossingen op begrotingsleningen van de NIO op dit artikel verwerkt. Daarnaast worden koerswinsten, als deze zich voordoen, op dit artikel geregistreerd.

4. Bijlagen

Bijlage 1: Verdiepingshoofdstuk

In het verdiepingshoofdstuk wordt informatie gegeven over de budgettaire aansluiting tussen de ontwerpbegroting 2021 en de ontwerpbegroting 2022. De mutaties t/m de eerste suppletoire begroting 2021 zijn eerder in de eerste suppletoire begroting 2021 toegelicht. Voor nieuwe mutaties waarbij opmerkelijke verschillen zijn opgetreden worden nadere toelichtingen opgenomen.

Tabel 14 Uitgaven beleidsartikel1 Duurzame economische ontwikkeling, handel en investeringen (bedragen x € 1.000)
 

2020

2021

2022

2023

2024

2025

2026

        

Stand ontwerpbegroting 2021

 

513 365

502 455

499 606

482 553

495 046

 

Mutatie Nota van wijziging 2021

 

0

0

0

0

0

 

Mutatie amendement 2021

 

0

0

0

0

0

 

Mutatie 1e suppletoire begroting 2021

 

7 586

7 744

5 250

4 857

2 765

 

Nieuwe mutaties

 

18 000

40 000

0

0

0

 

Stand ontwerpbegroting 2022

569 149

538 951

550 199

504 856

487 410

497 811

498 046

Toelichting:

Er is extra budget vrijgemaakt voor de financiering van het RVO-impulspakket voor Nederlandse ondernemers ter bestrijding van de gevolgen van COVID-19, voor btw-compensatie in relatie tot de oprichting van Invest International en voor de financiering van de Dubai Wereldtentoonstelling die met een jaar is uitgesteld door de COVID-19 pandemie.

Tabel 15 Ontvangsten beleidsartikel 1 Duurzame economische ontwikkeling, handel en investeringen (bedragen x € 1000)
 

2020

2021

2022

2023

2024

2025

2026

        

Stand ontwerpbegroting 2021

 

6 264

6 264

6 264

6 264

6 264

 

Mutatie Nota van wijziging 2021

 

0

0

0

0

0

 

Mutatie amendement 2021

 

0

0

0

0

0

 

Mutatie 1e suppletoire begroting 2021

 

0

0

0

0

0

 

Nieuwe mutaties

 

0

0

0

0

0

 

Stand ontwerpbegroting 2022

33 025

6 264

6 264

6 264

6 264

6 264

6 264

Toelichting:

Geen verdere toelichting.

Tabel 16 Uitgaven beleidsartikel 2 Duurzame ontwikkeling, voedselzekerheid, water, en klimaat (bedragen x € 1000)
 

2020

2021

2022

2023

2024

2025

2026

        

Stand ontwerpbegroting 2021

 

735 277

734 285

729 470

732 004

753 882

 

Mutatie Nota van wijziging 2021

 

0

0

0

0

0

 

Mutatie amendement 2021

 

0

0

0

0

0

 

Mutatie 1e suppletoire begroting 2021

 

‒ 8 181

‒ 2 000

0

20

0

 

Nieuwe mutaties

 

23 000

44 595

0

0

0

 

Stand ontwerpbegroting 2022

749 997

750 096

776 880

729 470

732 024

753 882

753 882

Toelichting:

Het uitgavenbudget voor beleidsartikel 2 neemt af als aandeel in de dekking van het saldo ‘nog te verdelen’ zoals toegelicht in de Miljoenennota 2021 en begroting 2021. Verder zijn in onder andere Jordanië en Ethiopië de budgetten voor bijdragen in het kader van integraal waterbeheer verlaagd met het oog op nog in ontwikkeling zijnde programma's en voor een bijdrage aan het aandeel in de dekking van openstaande verdragsverplichtingen Suriname.

Tabel 17 Uitgaven beleidsartikel 3 Sociale vooruitgang (bedragen x € 1000)
 

2020

2021

2022

2023

2024

2025

2026

        

Stand ontwerpbegroting 2021

 

744 709

747 956

743 037

745 626

767 979

 

Mutatie Nota van wijziging 2021

 

0

0

0

0

0

 

Mutatie amendement 2021

 

0

0

0

0

0

 

Mutatie 1e suppletoire begroting 2021

 

47 728

0

0

0

0

 

Nieuwe mutaties

 

25 000

100 000

0

0

0

 

Stand ontwerpbegroting 2022

747 424

817 437

847 956

743 037

745 626

767 979

767 979

Toelichting:

Het budget wordt verhoogd vanwege extra bijdragen ter bestrijding van de impact van COVID-19 in de armste landen, te weten EUR 52 miljoen verdeeld over EUR 40 miljoen voor GAVI ten behoeve van COVID-19 vaccines global access (COVAX) en EUR 12 miljoen voor het COVID-19 response mechanism van het Global Fund to Fight AIDS ' TB en Malaria (GFATM).

Tabel 18 Uitgaven beleidsartikel 4 Vrede, veiligheid en duurzame ontwikkeling (bedragen x € 1000)
 

2020

2021

2022

2023

2024

2025

2026

        

Stand ontwerpbegroting 2021

 

748 586

747 152

742 212

744 812

767 260

 

Mutatie Nota van wijziging 2021

 

0

0

0

0

0

 

Mutatie amendement 2021

 

0

0

0

0

0

 

Mutatie 1e suppletoire begroting 2021

 

‒ 4 290

0

0

0

0

 

Nieuwe mutaties

 

27 000

68 000

0

0

0

 

Stand ontwerpbegroting 2022

837 332

771 296

815 152

742 212

744 812

767 260

767 260

Toelichting:

Het budget van de vastgestelde begroting op beleidsartikel 4 voor Inclusieve politieke en vredesprocessen wordt met EUR 10 miljoen verlaagd ten opzichte van de ontwerpbegroting in verband met de verwerking van amendement 35570 XVII nr. 11 van het lid Bouali cs. over opvang en bescherming van vluchtelingen in de regio.

Het budget voor Veiligheid en Rechtsorde neemt ten opzichte van de vastgestelde begroting per saldo af. Er is een extra korting doorgevoerd vanwege een bijdrage aan de dekking van nog openstaande verdragsverplichtingen Suriname die zijn opgenomen onder artikel 5.2 Overig armoede beleid.

Tabel 19 Uitgaven beleidsartikel 5 Multilaterale samenwerking en overige inzet (bedragen x € 1000)
 

2020

2021

2022

2023

2024

2025

2026

        

Stand ontwerpbegroting 2021

 

322 151

313 904

311 743

316 704

322 400

 

Mutatie Nota van wijziging 2021

 

0

0

0

0

0

 

Mutatie amendement 2021

 

0

0

0

0

0

 

Mutatie 1e suppletoire begroting 2021

 

‒ 31 047

55 226

313 509

452 939

552 133

 

Nieuwe mutaties

 

17 078

‒ 93 555

149 311

160 264

176 022

 

Stand ontwerpbegroting 2022

282 519

308 182

275 575

774 563

929 907

1 050 555

1 262 015

Toelichting:

Het budget op het 'verdeel'artikel 5.4 muteert in 2021 en volgende jaren significant. De recent bijgestelde groeiramingen van het Centraal Planbureau geven een correctie op de ramingen van vorig jaar waardoor het ODA-budget stijgt. Daarnaast geeft de lager dan verwachte toerekening voor eerste jaarsopvang van asielzoekers uit DAC-landen budgettaire ruimte op de BHOS-begroting. Dit maakt het mogelijk om de in 2020 doorgevoerde kasschuif voor de jaren 2021-2025 terug te draaien en zo de beoogde oplopende buffercapaciteit van het verdeelartikel te herstellen. Verder is in 2021 EUR 72 miljoen (zie de punten 2 en 4 hierboven) vrijgemaakt voor de bestrijding van de impact van COVID-19 in de armste landen.

Tabel 20 Ontvangsten beleidsartikel 5 Multilaterale samenwerking en overige inzet (bedragen x € 1000)
 

2020

2021

2022

2023

2024

2025

2026

        

Stand ontwerpbegroting 2021

 

50 397

45 976

41 003

36 189

35 861

 

Mutatie Nota van wijziging 2021

 

0

0

0

0

0

 

Mutatie amendement 2021

 

0

0

0

0

0

 

Mutatie 1e suppletoire begroting 2021

 

‒ 2 430

1 548

1 548

4 798

0

 

Nieuwe mutaties

 

‒ 2 123

‒ 2 214

‒ 415

‒ 387

317

 

Stand ontwerpbegroting 2022

75 823

45 844

45 310

42 136

40 600

36 178

32 888

Toelichting:

Geen verdere toelichting.

Bijlage 2: Moties en toezeggingen

Tabel 21 Door de Staten-Generaal aanvaarde moties, parlementaire jaar 2020-2021

Datum

Titel

Herkomst

Stand van Zaken

3-9-2020

Motie 25 295 nr. 529 - Klaver c.s. over in gesprek treden met Philips over beademingsapparaten

Debat over de aanpak van de coronacrisis d.d. 2 september 2020

Aan voldaan met brief d.d. 12 november 2020

30-9-2020

Motie 21 501-2030-9-2020 nr. 1591 - Van den Nieuwenhuijzen c.s. over bedrijven wijzen op hun verantwoordelijkheid om zich van productie met behulp van dwangarbeid te onthouden

Debat over de Europese Top van 1 en 2 oktober 2020 d.d. 30 september 2020

In behandeling

6-10-2020

Motie 35 373 nr. 17 (gewijzigd) - De Roon/Wilders over onderzoeken of onder Nederlandse ondernemers belangstelling bestaat voor een handelsmissie naar Rusland

Notaoverleg over de Ruslandstrategie d.d. 28 september 2020

In behandeling

17-11-2020

Motie 35 570-V nr. 40 - Sjoerdsma/Van Ojik over instrumenten van het buitenlandbeleid en de diplomatie in lijn brengen met de doelstellingen uit het Klimaatakkoord van Parijs

Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (V) voor het jaar 2021 d.d. 12 november 2020

In behandeling

8-12-2020

Motie 35 327 nr. 4 - Kröger over een betere juridische bescherming van milieuactivisten, landrechtenverdedigers en inheemse volkeren

Notaoverleg over de initiatiefnota van de leden Van Ojik en Diks: ‘Behoud het woud’ d.d. 30 november 2020

In behandeling

8-12-2020

Motie 35 570-XVII nr. 44 - Van Haga/Baudet over het tegengaan van verdere oneerlijke concurrentie in de staalsector door de CO2-invoerheffing

Vaststelling van de begrotingsstaat van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (XVII) voor het jaar 2021 d.d. 2 decmber 2020

In behandeling

8-12-2020

Motie 35 570-XVII nr. 41 - Stoffer/Voordewind over optimale continuering van de reguliere ontwikkelingssamenwerking met Ethiopië

Vaststelling van de begrotingsstaat van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (XVII) voor het jaar 2021 d.d. 2 december 2020

In behandeling

8-12-2020

Motie 35 570-XVII nr. 38 - Van Raan c.s. over een sterkere borging van vrouwenrechten en gendergelijkheid in het imvo-beleid

Vaststelling van de begrotingsstaat van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (XVII) voor het jaar 2021 d.d. 2 december 2020

Aan voldaan met brief d.d. 11 februari 2021

8-12-2020

Motie 35 570-XVII nr. 36 - Voordewind/Kuik over het voortzetten van de steun aan maatschappelijke organisaties tegen kinderprostitutie

Vaststelling van de begrotingsstaat van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (XVII) voor het jaar 2021 d.d. 2 december 2020

Aan voldaan met brief d.d. 9 april 2021

8-12-2020

Motie 35 570-XVII nr. 35 - Voordewind c.s. over toegroeien naar een besteding van 0,7% van het bni aan ontwikkelingssamenwerking

Vaststelling van de begrotingsstaat van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (XVII) voor het jaar 2021 d.d. 2 december 2020

Aan voldaan met brief d.d. 12 februari 2021

8-12-2020

Motie 35 570-XVII nr. 32 - Van den Hul/Van Raan over een actieplan om meisjes en vrouwen tegen seksueel geweld te beschermen

Vaststelling van de begrotingsstaat van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (XVII) voor het jaar 2021 d.d. 2 december 2020

In behandeling

8-12-2020

Motie 35 570-XVII nr. 31 - Bouali over het verlagen van de transactiekosten van remittances in Nederland

Vaststelling van de begrotingsstaat van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (XVII) voor het jaar 2021 d.d. 2 december 2020

In behandeling

8-12-2020

Motie 35 570-XVII nr. 30 - Bouali/Alkaya over het ondertekenen van het Charter Diversiteit bevorderen onder organisaties die subsidie ontvangen van het ministerie van Buitenlandse Zaken

Vaststelling van de begrotingsstaat van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (XVII) voor het jaar 2021 d.d. 2 december 2020

In behandeling

8-12-2020

Motie 35 570-XVII nr. 28 - Bouali c.s. over EU-maatregelen tegen producten die bijdragen aan de ontbossing van de Amazone

Vaststelling van de begrotingsstaat van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (XVII) voor het jaar 2021 d.d. 2 december 2020

In behandeling

8-12-2020

Motie 35 570-XVII nr. 27 (gewijzigd) - Alkaya/Bouali over onverminderd doorzetten van programma’s gericht op de aanpak van hiv en aids

Vaststelling van de begrotingsstaat van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (XVII) voor het jaar 2021 d.d. 2 december 2020

Aan voldaan met brief d.d. 9 april 2021

8-12-2020

Motie 35 570-XVII nr. 26 - Alkaya/Weverling over onderzoek naar strategische afhankelijkheden en kwetsbaarheden in Nederland, en hoe die in nationaal of Europees verband gemitigeerd kunnen worden

Vaststelling van de begrotingsstaat van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (XVII) voor het jaar 2021 d.d. 2 december 2020

In behandeling

8-12-2020

Motie 35 570-XVII nr. 24 (gewijzigd) - gewijzigde Kuik/Amhaouch over de Afrika Taskforce en een beleidsmatige meerjarige agenda voor de relatie met het Afrikaanse continent

Vaststelling van de begrotingsstaat van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (XVII) voor het jaar 2021 d.d. 2 december 2020

In behandeling

8-12-2020

Motie 35 570-XVII nr. 23 - Kuik over het uitvoeren van de geplande evaluatie van Product Development Partnerships

Vaststelling van de begrotingsstaat van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (XVII) voor het jaar 2021 d.d. 2 december 2020

In behandeling

8-12-2020

Motie 35 570-XVII nr. 22 - Kuik over een Nederlandse Global Health Strategie

Vaststelling van de begrotingsstaat van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (XVII) voor het jaar 2021 d.d. 2 december 2020

In behandeling

8-12-2020

Motie 35 570-XVII nr. 21 - Van den Nieuwenhuijzen c.s. over het aansporen van Nederlandse kleding- en textielbedrijven om uit Xinjiang te vertrekken

Vaststelling van de begrotingsstaat van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (XVII) voor het jaar 2021 d.d. 2 december 2020

Aan voldaan met brief d.d. 1 juni 2021

8-12-2020

Motie 35 570-XVII nr. 19 (gewijzigd) - Van den Nieuwenhuijzen c.s. over subsidiëring van maatschappelijke organisaties beoordelen op de kwaliteit van hun programma’s

Vaststelling van de begrotingsstaat van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (XVII) voor het jaar 2021 d.d. 2 december 2020

In behandeling

8-12-2020

Motie 35 570-XVII nr. 18 - Weverling over het afbouwen van de OS-status van China in diverse internationale verbanden

Vaststelling van de begrotingsstaat van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (XVII) voor het jaar 2021 d.d. 2 december 2020

In behandeling

8-12-2020

Motie 35 570-XVII nr. 17 - Weverling over Nederlandse bedrijven een centralere rol geven in het OS-beleid

Vaststelling van de begrotingsstaat van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (XVII) voor het jaar 2021 d.d. 2 december 2020

In behandeling

8-12-2020

Motie 35 570-XVII nr. 16 - Weverling/Alkaya over het door de Europese Unie overnemen van aanbevelingen van de Europese Rekenkamer

Vaststelling van de begrotingsstaat van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (XVII) voor het jaar 2021 d.d. 2 december 2020

In behandeling

8-12-2020

Motie 35 570-XVII nr. 15 - Weverling over verplichtende migratieafspraken opnemen in het post-Cotonouverdrag

Vaststelling van de begrotingsstaat van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (XVII) voor het jaar 2021 d.d. 2 december 2020

In behandeling

8-12-2020

Motie 35 570-XVII nr. 14 - Weverling/Amhaouch over in uitvoering brengen van het 15/15 actieplan

Vaststelling van de begrotingsstaat van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (XVII) voor het jaar 2021 d.d. 2 december 2020

In behandeling

17-12-2020

Motie 26 485 nr. 345 - Voordewind over een algemene zorgplicht voor bedrijven overeenkomstig de OESO-richtlijnen

Notaoverleg over Internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen d.d. 8 december 2020

Aan voldaan met brief d.d. 11 februari 2021

17-12-2020

Motie 26 485 nr. 341 - Van den Hul/Van den Nieuwenhuijzen over het continueren van de ondersteuning van en betrokkenheid bij IMVO-convenanten

Notaoverleg over Internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen d.d. 8 december 2020

Aan voldaan met brief d.d. 11 februari 2021

17-12-2020

Motie 26 485 nr. 340 - Van den Hul/Van den Nieuwenhuijzen over een goed gerichte sectorale, sociale dialoog als criterium

Notaoverleg over Internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen d.d. 8 december 2020

In behandeling

17-12-2020

Motie 26 485 nr. 339 - Van den Hul/Van den Nieuwenhuijzen over het betrekken van vakbonden en maatschappelijke organisaties bij de oprichting van een IMVO-steunpunt

Notaoverleg over Internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen d.d. 8 december 2020

In behandeling

17-12-2020

Motie 35 529 nr. 15 - Bouali/Weverling over rekening houden met bedrijfsgrootte en administratieve draagkracht

Wetgevingsoverleg Machtigingswet oprichting Invest International d.d. 14 december 2020

Aan voldaan met brief d.d. 29 januari 2021

17-12-2020

Motie 35 529 nr. 14 - Van den Nieuwenhuijzen/Van der Lee over de gehele investeringsportefeuille in overeenstemming brengen met de Parijsdoelstellingen

Wetgevingsoverleg Machtigingswet oprichting Invest International d.d. 14 december 2020

Aan voldaan met brief d.d. 29 januari 2021

17-12-2020

Motie 35 529 nr. 13 - Amhaouch/Weverling over met de regionale ontwikkelingsmaatschappijen een samenwerkingsvorm onderzoeken

Wetgevingsoverleg Machtigingswet oprichting Invest International d.d. 14 december 2020

Aan voldaan met brief d.d. 29 januari 2021

5-1-2021

Motie 35 393 nr. 26 - Bouali c.s. over wederkerige afspraken met het Verenigd Koninkrijk over diensten

Notaoverleg over de Handels- en samenwerkingsovereenkomst EU-VK d.d. 28 december 2020

In behandeling

27-1-2021

Motie 32 317 nr. 676 - de motie-Voordewind c.s. over een aanvullende financiële bijdrage aan hulporganisaties en aandringen op het overbrengen van kwetsbare vluchtelingen naar het Griekse vasteland

VSO Informele JBZ-Raad van 28 en 29 januari 2021 (vreemdelingen- en asielbeleid) d.d. 27 januari 2021

Aan voldaan met brief d.d. 11 februari 2021

2-2-2021

Motie 20 361 nr. 189 - Van Ojik c.s. over erkenning van foutief handelen jegens Anton de Kom

Notaoverleg relatie met Suriname d.d. 28 januari 2021

In behandeling

2-2-2021

Motie 20 361 nr. 187 (gewijzigd) - Van den Hul/Belhaj over een extra impuls aan culturele samenwerking met Suriname

Notaoverleg relatie met Suriname d.d. 28 januari 2021

In behandeling

9-2-2021

Motie 20 361 nr. 188 (gewijzigd) - Kuzu over een staatsbezoek aan Suriname

Notaoverleg relatie met Suriname d.d. 28 januari 2021

In behandeling

24-3-2021

Motie 21 501-20 nr. 1660 - Voordewind c.s. over pas instemmen met het EU-China investeringsverdrag als de vier ontbrekende ILO-conventies geratificeerd en geïmplementeerd worden

Debat over de Europese Top van 25 en 26 maart 2021 d.d. 24 maart 2021

In behandeling

18-5-2021

Motie 35 668 nr. 33 - Agnes Mulder c.s. over een zo snel mogelijke modernisering van het ECT-verdrag

Debat inzake Wijziging van de Wet op verbod op kolen bij elektriciteitsproductie in verband met beperking van de CO2-emissie (35668) d.d. 11 mei 2021. Motie overgenomen van MinEZK d.d. 10 juni 2021

In behandeling

20-5-2021

Motie 21 501-02 nr. 2330 - Jasper van Dijk over ervoor inspannen dat het EU-China investeringsakkoord een gemengd akkoord wordt

Tweeminutendebat Raad Buitenlandse Zaken/Handel d.d. 19 mei 2021

In behandeling

15-6-2021

Motie 31 985 nr. 72 - Grinwis over geen handelsverdragen sluiten die de ecologische draagkracht van onze natuurlijke omgeving overschrijden

Dertigledendebat over het besluit van de Chinese regering om de markt te openen voor Nederlands kalfsvlees d.d. 8 juni 2021

In behandeling

15-6-2021

Motie 31 985 nr. 71 - Klink over zich inzetten voor papierloos certificeren bij de export van dierlijke producten

Dertigledendebat over het besluit van de Chinese regering om de markt te openen voor Nederlands kalfsvlees d.d. 8 juni 2021

Behandeling overgenomen door minLNV

15-6-2021

Motie 35 570-V nr. 71 - Van der Lee c.s. over geen financiering van activiteiten en bedrijven die een bedreiging vormen voor het polaire gebied

VAO Nederlandse Polaire Strategie d.d. 10 juni 2021

In behandeling

15-6-2021

Motie 35 830 nr. 20 - Van Raan over een indicator voor de financiële waarde die Nederland onttrekt aan ontwikkelingslanden

Verantwoordingsdebat 2021 d.d. 9 juni 2021

In behandeling

17-6-2021

Motie 21 501-02 nr. 2372 - Kuzu over een aanvullende bijdrage voor het World Food Programme

Tweeminutendebat Raad Buitenlandse Zaken d.d. 17 juni 2021

In behandeling

17-6-2021

Motie 21 501-02 nr. 2366 - Brekelmans over toegang tot essentiële grondstoffen als belangrijke prioriteit in de relatie met de LAC-regio

Tweeminutendebat Raad Buitenlandse Zaken d.d. 17 juni 2021

In behandeling

29-6-2021

Motie 35 830-XVII nr. 8 - Kuik over zeker stellen dat een call voor nieuwe PDP's tijdig uitgezet wordt voor financiering

Wetgevingsoverleg over Jaarverslag en Slotwet BHOS d.d. 24 juni 2021

In behandeling

29-6-2021

Motie 35 830-XVII nr. 7 - Van der Lee over het uitwerken van een plan om de kwaliteit van de evaluaties en de cultuur van leren verder te bevorderen

Wetgevingsoverleg over Jaarverslag en Slotwet BHOS d.d. 24 juni 2021

In behandeling

29-6-2021

Motie 35 830-XVII nr. 6 - Van der Lee over het verder vergroenen van de programma's binnen artikel 1 van de BuHa-OS-begroting

Wetgevingsoverleg over Jaarverslag en Slotwet BHOS d.d. 24 juni 2021

In behandeling

Tabel 22 Door bewindslieden gedane toezeggingen, parlementaire jaar 2020-2021

Datum

Titel

Herkomst

Stand van Zaken

24-6-2021

Toezegging van de minister van Buitenlandse Zaken om uit te zoeken wat er technisch mogelijk is in het verder doorlinken naar andere websites en beschikbare informatie op de resultatenwebsite en informeert de Kamer daar kort na het zomerreces over

Wetgevingsoverleg Jaarverslag en Slotwet BuHa-OS 2020 d.d. 24 juni 2021

In behandeling

24-6-2021

Toezegging van de minister van Buitenlandse Zaken om in september het SER-advies en het ART-advies over de bouwstenen voor IMVO-wetgeving in te sturen

Wetgevingsoverleg Jaarverslag en Slotwet BuHa-OS 2020 d.d. 24 juni 2021

In behandeling

24-6-2021

Toezegging van de minister van Buitenlandse Zaken om een overzicht van de partijen betrokken bij beleidsevaluaties met de Kamer delen

Wetgevingsoverleg Jaarverslag en Slotwet BuHa-OS 2020 d.d. 24 juni 2021

In behandeling

24-6-2021

Toezegging van de minister van Buitenlandse Zaken voor een in het volgende jaarverslag en resultatenrapportage een betere koppeling tussen de indicatoren, de thematische resultaten en de begrotingsartikelen

Wetgevingsoverleg Jaarverslag en Slotwet BuHa-OS 2020 d.d. 24 juni 2021

In behandeling

24-6-2021

Toezegging van de minister van Buitenlandse Zaken om voor de begrotingsbehandeling terug te komen op de mogelijkheden voor het opstellen van een afwegingskader voor het informeren over malversaties

Wetgevingsoverleg Jaarverslag en Slotwet BuHa-OS 2020 d.d. 24 juni 2021

In behandeling

24-6-2021

Toezegging van de minister van Buitenlandse Zaken om in het Jaarverslag 2021 een tabel op te nemen over de Revolverende Fondsen, met verwijzing naar betreffende beleidsartikelen, en de minister komt voor de begrotingsbehandeling schriftelijk terug op de mogelijkheden om dit ook in de begroting te doen.

Wetgevingsoverleg Jaarverslag en Slotwet BuHa-OS 2020 d.d. 24 juni 2021

In behandeling

10-6-2021

Toezegging van de minister van Buitenlands Zaken om bij de RBZ (cie. BuZa) terug te komen op de vragen van het lid Van der Lee over Oil & Gas en Myanmar

CD Noodhulp d.d. 10 juni 2021

In behandeling

10-6-2021

Toezegging van de minister van Buitenlandse Zaken om de Kamer binnenkort een aparte brief over SEAH, met daarin een overzicht van de inzet van de minister van de afgelopen 1,5 jaar te sturen

CD Noodhulp d.d. 10 juni 2021

In behandeling

18-5-2021

Toezegging van de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking voor een brief inzake Afrika strategie

Commissiedebat Raad Buitenlandse Zaken Handel d.d. 18 mei 2021

In behandeling

18-5-2021

Toezegging van de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking Brief inzake EKV stand van zaken Noord-Mozambique

Commissiedebat Raad Buitenlandse Zaken Handel d.d. 18 mei 2021

Aan voldaan per brief d.d. 28 mei 2021

15-12-2020

EK Toezegging: de minister van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking zegt toe om samen met het IMF, de Wereldbank, de VN en maatschappelijke organisaties te kijken hoe diep de coronacrisis in veel landen zich gaat ontwikkelen en hoe hoog de risico’s op armoede en conflict zijn

Debat met minister voor BHOS inzake begrotingsstaat BHOS d.d. 15 december 2020 (Eerste Kamer)

In behandeling

15-12-2020

EK Toezegging: de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking zegt de Kamer te informeren over de uitkomsten van de studie over reshoring, waarin de kwetsbaarheden, eenzijdige afhankelijkheden en strategische afhankelijkheden in kaart worden gebracht

Debat met minister voor BHOS inzake begrotingsstaat BHOS d.d. 15 december 2020

In behandeling

15-12-2020

EK Toezegging: de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking zegt toe binnenkort een brief naar de Kamer te sturen met een inschatting van het tijdpad van de Europese en nationale wetgevingsvoorstellen in verband met internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen

Debat met minister voor BHOS inzake begrotingsstaat BHOS d.d. 15 december 2020

In behandeling

15-12-2020

EK Toezegging van de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking om de Kamer te informeren over de uitkomsten van de gesprekken met onder meer de SER en maatschappelijke organisaties op Europees niveau over het klachtenmechanisme van de Europese Commissie

Debat met minister voor BHOS inzake begrotingsstaat BHOS d.d. 15 december 2020

In behandeling

15-12-2020

EK Toezegging: de minister van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking zegt toe de Kamer per brief te informeren over wat de kabinetsinzet zal zijn van het gesprek met de directeur-generaal van de Wereldhandelsorganisatie over het maken van een duurzaamheidsslag

Debat met minister voor BHOS inzake begrotingsstaat BHOS d.d. 15 december 2020 (Eerste Kamer)

In behandeling

15-12-2020

EK Toezegging van de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking om aan het begin van het jaar met een duidelijke analyse over wat het toegenomen geweld en conflictpotentieel betekent voor het beleid te komen

Debat met minister voor BHOS inzake begrotingsstaat BHOS d.d. 15 december 2020 (Eerste Kamer)

Aan voldaan per brief d.d. 16 april 2021

14-12-2020

Toezegging van de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking om de aanvullende overeenkomst te delen met de Kamer, waarin o.a. een «nee tenzij»-formulering wordt meegenomen, tijdig zodat de Kamer daarover nog met de minister kan spreken voor vaststelling van de aanvullende overeenkomst

WGO Invest International d.d. 14 december 2020

Aan voldaan per brief d.d. 29 januari 2021

14-12-2020

Toezegging van de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking om de Kamer op schrift een overzicht van de eindstructuur van Invest International te sturen

WGO Invest International d.d. 14 december 2020

Aan voldaan per brief d.d. 29 januari 2021

8-12-2020

Toezegging van de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking om de Kamer te informeren over het tijdspad voor meer informatie over nieuw beleid op het gebied van sectorale samenwerking

Notaoverleg IMVO d.d. 8 december 2020

Aan voldaan per brief d.d. 11 februari 2021

8-12-2020

Toezegging van de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking om schriftelijk terug te komen op de positie van de Europese Commissie binnen het VN Verdrag Bedrijfsleven en Mensenrechten

Notaoverleg IMVO d.d. 8 december 2020

Aan voldaan per brief d.d. 24 maart 2021

8-12-2020

Toezegging van de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking om de Kamer te informeren over het tijdspad voor meer informatie over nieuw beleid op het gebied van sectorale samenwerking

Notaoverleg IMVO d.d. 8 december 2020

Aan voldaan per brief d.d. 11 februari 2021

8-12-2020

Toezegging van de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking om de input te delen die gegeven is aan Eurocommissaris Reynders ook met de Kamer

Notaoverleg IMVO d.d. 8 december 2020

Aan voldaan per brief d.d. 12 januari 2021

8-12-2020

Toezegging van de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking om de Kamer in februari te informeren over de vorderingen in de EU op het gebied van IMVO-wetgeving, incl. een nieuw wegingsmoment

Notaoverleg IMVO d.d. 8 december 2020

Aan voldaan per brief d.d. 11 februari 2021

2-12-2020

Toezegging van de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking om op korte termijn kijken of er nog middelen zijn voor Moria op het gebied van sanitair, WASH en kwetsbare kinderen

Begrotingsbehandeling BHOS d.d. 2 december 2020

Aan voldaan per brief d.d. 14 januari 2021

2-12-2020

Toezegging van de minister van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking om voor de verkiezingen terug te komen op de wijze waarop ze productiestandaarden heeft aangekaart bij de Wereldhandelsorganisatie, wat de reacties daarop waren en wat de vervolgstappen zijn

Begrotingsbehandeling BHOS d.d. 2 december 2020

Aan voldaan per brief d.d. 22 februari 2021.

2-12-2020

Toezegging van de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking om met de minister van Buitenlandse Zaken te kijken of er binnen de huidige financiering meer mogelijk is voor het bevorderen van vrije journalistiek

Begrotingsbehandeling BHOS d.d. 2 december 2020

Aan voldaan per brief d.d. 27 oktober 2020

2-12-2020

Toezegging van de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking om de Kamer een brief n.a.v. de berichtgeving dat Oeigoerse gevangenen worden kaalgeschoren en het haar in Nederlandse haarproducten komt te sturen

Begrotingsbehandeling BHOS d.d. 2 december 2020

Aan voldaan per brief d.d. 17 februari 2021

30-11-2020

Toezegging van de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking om het kabinet te informeren over of om de Kamer op een later moment over de voortgang en de inzet voor het verkrijgen van bredere steun voor een internationaal bosverdrag, en de rol van de Klimaatgezant daarin

Notaoverleg Initiatiefnota Behoud het Woud d.d. 30 november 2020

In behandeling

19-11-2020

Toezegging van de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking om de Kamer een jaarlijkse voortgangsrapportage handelsbetrekkingen Afrika te sturen

AO Handelsbetrekkingen Afrika d.d. 19 november 2020

In behandeling

19-11-2020

Toezegging van de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking om de Kamer verder informatie over aasgierfondsen, zodra die beschikbaar is te sturen

AO Handelsbetrekkingen Afrika d.d. 19 november 2020

Aan voldaan per brief d.d. 8 april 2021

19-11-2020

Toezegging van de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking om in de eerste termijn van het kabinet van de begrotingsbehandeling terug op de laatste ontwikkelingen omtrent de situatie in Ethiopië te komen

AO Handelsbetrekkingen Afrika d.d. 19 november 2020

In behandeling

19-11-2020

Toezegging van de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking om in de eerste termijn van het kabinet van de begrotingsbehandeling terug op eventuele relevante ontwikkelingen op het gebied van exportkredietverzekeringen, als die er zijn, te komen

AO Handelsbetrekkingen Afrika d.d. 19 november 2020

In behandeling

19-11-2020

Toezegging van de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking om terug te komen op hoe het instrumentarium voor handelsbevordering zorgvuldig geëvalueerd en eventueel aangepast wordt

AO Handelsbetrekkingen Afrika d.d. 19 november 2020

In behandeling

13-10-2020

Toezegging van de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking komt namens de minister van Buitenlandse Zaken en de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking terug op de vragen uit het mondelinge vragenuur van 13/10 n.a.v. de uitzending van ARGOS

Vragenuur d.d. 13 oktober 2020

In behandeling

24-9-2020

Toezegging van de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking om voor het einde van het kalenderjaar terug te komen op wat er meer mogelijk is op het gebied van meer toezicht en controle op EU Ontwikkelingssamenwerking, na nader overleg hierover

AO RBZ/OS d.d. 24 september 2020

In behandeling

24-9-2020

Toezegging van de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking om zodra de evaluatie van het EUTF beschikbaar is, zal een kabinetsappreciatie met de Kamer gedeeld worden

AO RBZ/OS d.d. 24 september 2020

In behandeling

3-9-2020

Toezegging van de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking om in overleg te gaan met M om te onderzoeken wat de mogelijkheden zijn om de onafhankelijke journalistiek te ondersteunen en informeert de Kamer daarover

AO Nederland en wereldwijde aanpak COVID-19 d.d. 3 september 2020

Aan voldaan per brief d.d. 27 oktober 2020

Bijlage 3: Subsidieoverzicht

Tabel 23 Subsidies (bedragen x 1.000 euro)

Begrotings- artikel

Naam subsidieregeling

2020

2021

2022

2023

2024

2025

2026

Laatste evaluatie (jaartal + hyperlink vindplaats)

Volgende evaluatie (jaartal)

Einddatum subsidie (regeling jaartal)

 

1.1.

Fonds Verantwoord Ondernemen 2019-2022

1.654

1.138

2.968

0

0

0

0

 

2023

2023

 

1.1.

Subsidieprogramma Fonds Bestrijding Kinderarbeid 2018 ‒ 2022

3.004

2.694

10.533

0

0

0

0

 

2023

2022

 

1.1.

Subsidieregeling BZ 2006

6.962

5.229

10.064

7.417

6.836

532

0

2017

2022

2022

 

1.2.

DHI regeling

4.217

3.400

3.400

3.400

3.400

3.400

3.400

2018

2022

2023

 

1.2.

Dutch Trade and Investment Fund

13.209

7.500

0

0

0

0

0

 

2023

2022

 

1.2.

SIB regeling

3.323

4.400

3.500

3.500

3.500

3.500

3.500

2020

2025

2022

 

1.2.

Subsidieregeling BZ 2006

13.835

17.702

18.602

18.602

18.602

18.602

18.602

2017

2022

2022

 

1.3.

DHI regeling

3.874

1.494

2.622

0

0

0

0

2018

2022

2023

 

1.3.

Dutch Good Growth Fund

11.776

0

0

0

0

0

0

2020

N.v.t.

2017

 

1.3.

FMO - IDF infrastructuurfonds voor de MOL's

30.000

0

20.000

20.000

27.496

0

0

2018

2023

2017

 

1.3.

FMO MASSIF

1.850

0

0

0

0

0

0

2021

2027

2026

 

1.3.

Fonds Duurzaam Ondernemen en Voedselzekerheid

3.217

0

4.489

250

0

0

0

 

2022

2021

 

1.3.

Fonds Verantwoord Ondernemen 2019-2022

2.735

1.827

7.340

0

0

0

0

 

2023

2023

 

1.3.

LEAD

289

0

0

0

0

0

0

 

2024

2021

 

1.3.

OS pilot 2g@there

134

0

0

0

0

0

0

2018

2022

2015

 

1.3.

Private Sector Investeringsprogramma (PSI)

7.026

1.301

6.089

0

0

0

0

2017

2021

2014

(1)

1.3.

PSD Apps

3.302

0

6.717

0

0

0

0

2017

2022

2014

 

1.3.

Subsidieregeling BZ 2006

107.484

52.796

111.193

68.195

46.454

34.470

115.132

2017

2022

2022

 

1.3.

Subsidieregeling internationaal excelleren in verband met de invoering van de Transitiefaciliteit

464

0

0

0

0

0

0

2018

2021

2017

(2)

2.1.

Drylands Soudan-Sahel Program

2.000

7.521

11.236

11.136

9.923

6.548

51.637

 

2024

2030

 

2.1.

Fonds Duurzaam Ondernemen en Voedselzekerheid

8.924

1.254

6.104

1.703

1.021

0

0

 

2022

2021

 

2.1.

Subsidieregeling BZ 2006

94.408

23.050

95.958

26.469

14.515

3.497

1.884

2017

2022

2022

 

2.2.

Fonds Duurzaam Water

10.177

2.377

31.920

0

0

0

0

2020

n.v.t.

2020

 

2.2.

Subsidieregeling BZ 2006

59.290

27.534

55.944

32.531

16.562

3.689

3.100

2017

2022

2022

 

2.3.

Access to Energy Fund (AEF)

15.000

0

5.000

5.000

5.000

0

0

2018

2023

2022

 

2.3.

Subsidieregeling BZ 2006

56.159

39.352

83.154

40.473

10.144

4.068

1.698

2017

2022

2022

 

3.1.

SRGR Partnerschap Fonds 2021–2025

24.010

12.897

40.643

41.412

40.760

35.431

1.971

 

2026

2025

 

3.1.

SRGR partnerschappen

34.273

5.088

23.746

22.986

18.355

842

0

 

2022

2020

 

3.1.

Subsidieregeling BZ 2006

138.128

22.756

84.728

19.792

12.780

9.895

2.265

2017

2022

2022

 

3.2.

Flow 2016-2020

12.725

0

0

0

0

0

0

 

2022

2020

 

3.2.

Leading from the South

20.322

1.617

14.277

16.417

15.743

12.657

655

 

2022

2025

 

3.2.

Power of Women

0

12.369

13.179

12.322

11.734

3.773

184

 

2026

2025

 

3.2.

Subsidiekader vrouwen, vrede en veiligheid

164

98

25

0

0

0

0

 

2022

2019

 

3.2.

Subsidieregeling BZ 2006

2.040

1.112

651

485

472

0

0

2017

2022

2022

 

3.2.

Women, Peace and Security

0

7.190

7.722

6.671

5.947

1.955

101

 

2026

2025

 

3.3.

NGO’s Corona crisis

2.808

0

0

0

0

0

0

 

2022

2021

(3)

3.3.

Power of Voices Partnerschappen

73.226

68.190

166.749

165.745

156.884

122.256

6.043

 

2026

2025

 

3.3.

Strategische Partnerschappen pleiten en beïnvloeden

98.066

0

0

0

0

0

0

2019

 

2020

 

3.3.

Subsidieregeling BZ 2006

4.408

12.391

20.288

19.306

17.393

7.566

2.580

2017

2022

2022

 

3.3.

Twinningfaciliteit Nederland-Suriname 2017–2021

1.150

0

0

0

0

0

0

 

2022

2021

 

3.4.

Subsidieregeling BZ 2006

1.870

1.518

1.425

300

0

0

0

2017

2022

2022

 

4.1.

Noodhulp Nederlandse NGO’s 2018-2021

72.290

55.675

3.672

0

0

0

0

 

2022

2021

 

4.1.

Subsidieregeling BZ 2006

40.171

7.897

8.292

4.839

918

187

0

2017

2022

2022

 

4.2.

Migratie en Ontwikkeling 2019–2022

9.898

1.167

3.746

1.052

179

0

0

 

2023

2022

 

4.2.

NGO’s Corona crisis

2.920

0

0

0

0

0

0

 

2022

2021

(3)

4.2.

Subsidieregeling BZ 2006

5.910

42

0

0

0

0

0

2017

2022

2022

 

4.3.

Adressing Root Causes Fund 2016 ‒ 2021

10.155

1.742

2.269

0

0

0

0

2020

2022

2021

 

4.3.

Mensenrechtenfonds 2019-2021

126

0

0

0

0

0

0

 

2022

2022

 

4.3.

Subsidieregeling BZ 2006

47.755

10.320

20.847

15.274

9.002

4.579

1.000

2017

2022

2022

 

4.3.

Wederopbouw 2012- 2015

221

0

0

0

0

0

0

2017

 

2015

 

5.1.

Subsidieregeling BZ 2006

465

1.206

182

81

81

36

0

2017

2022

2022

 

5.2.

Subsidieregeling BZ 2006

5.526

1.241

7.526

4.569

1.481

600

0

2017

2022

2022

 
 

Totaal subsidieregelingen

1.072.939

425.085

916.798

569.927

455.183

278.083

213.752

    

(1) : De subsidieregeling PSI is beëindigd in 2014 en de eindevaluatie is afgerond in 2017. De evaluatie van de uitvoering van PSI na die datum vormt onderdeel van de Beleidsdoorlichting BHOS art 1 die in 2021 wordt afgerond. Geleerde lessen uit de evaluatie van 2017 zijn meegenomen in het Dutch Good Growth Fund (DGGF), de opvolger van PSI.

(2): De Transitiefaciliteit is beeindigd in 2018 en de eindevaluatie is afgerond in 2021. De evaluatie van de uitvoering van de Transitiefaciliteit na die datum vormt onderdeel van de Beleidsdoorlichting BHOS art 1 die in 2021 is afgerond.

(3): De subsidieregeling NGO's Corona crisis is een regeling die is ingezet om budget binnen bestaande subsidieovereenkomsten te heralloceren voor de aanpak van de Corona crisis. De evaluatie van deze geheralloceerde budgetten gebeurt binnen de evaluaties van de afzonderlijke subsidieovereenkomsten

Bijlage 4: Strategische Evaluatie Agenda

Tabel 24 Uitwerking Strategische Evaluatie Agenda 2022

Thema

Subthema

Type onderzoek

Afronding

Toelichting onderzoek

Begrotingsartikel

Duurzame economische ontwikkeling, handel en investeringen

 

Beleidsdoorlichting

2021

Beleidsdoorlichting

BHOS art. 1

Nederlands klimaatbeleid ten behoeve van ontwikkelingslanden

Alle sub-thema’s

Periodieke rapportage

2023

Periodieke rapportage van het Nederlands klimaatbeleid tbv ontwikkelings­landen op basis van onderliggende studies

BHOS art. 2 plus deel EZK

Klimaat­adaptatie

Literatuurstudie en synthese van evaluaties naar effectiviteit van adaptatie in waterbeheer en voedselzekerheid

2022

Aanbevelingen voor toekomstige klimaatadaptatie activiteiten

Vooral BHOS art 2

Klimaat­diplomatie

Analyse van de effectiviteit van de Nederlandse klimaatdiplomatie, vooral de Klimaatcampagne en NDC partnership

2022

Aanbevelingen voor toekomstige diplomatieke inspanningen, op gebied van klimaat en daar buiten

BHOS art 2, plus deel EZK

Coherentie van het Nederlands beleid en effecten op voedselzekerheid, water en klimaat in ontwikkelingslanden

Alle sub-thema’s van het thema Coherentie van Nederlands beleid en effecten op voedselzekerheid, water en klimaat in ontwikkelingslanden

Periodieke rapportage

2023

Periodieke rapportage van het beleid op basis van onderliggende studies

Doelstellingen van BHOS art 2. Beleid breder.

Interne coherentie NL en EU beleid

Literatuurstudie

2021

Literatuurstudie mogelijke incoherenties in (NL, EU) beleid voor de doelstellingen van BHOS art. 2

Breed NL beleid, effecten op BHOS art 2

Inventarisatie lange termijn strategieën

Literatuurstudie

2021

Deskstudie van strategieën in case studie landen

BHOS 2 + internationaal klimaatbeleid

Sociale vooruitgang

Alle sub-thema’s van het thema Sociale Vooruitgang

Periodieke rapportage Sociale vooruitgang

2023

Periodieke rapportage van het beleid op BHOS artikel 3 op basis van onderliggende studies

BHOS 3.1, 3.2, 3.3, 3.4

Alle sub-thema’s, met uitzondering van onderwijs

Ex durante onderzoek: opstellen baseline en mid-term review van het beleidskader versterking maatschappelijk middenveld

2023

Ex durante monitoring en evaluatie naar de resultaten van de strategische partnerschappen

BHOS 3.1, 3.2 en 3.3

Seksuele reproductieve gezondheid en rechten en HIV/AIDS

Evaluatie van de beleidsuitvoering SRGR 2013-2020

2022

Onderzoek naar de effectiviteit van de beleidsuitvoering SRGR

BHOS 3.1

SRGR strategische partnerschappen 2016-2020

2021

Onderzoek naar de resultaten die bereikt zijn via de strategische partnerschappen met maatschappelijke organisaties

BHOS 3.1 (en 3.3)

Effectenonderzoek: Fonds Product development Partnerships

2021

Onderzoek naar de resultaten van de partnerschappen en de efficiëntie van het PDP fonds

BHOS 3.1

Vrouwenrechten en gendergelijkheid

Effectenonderzoek Evaluatie subsidiekader FLOW

2021

Eindevaluatie van het FLOW programma

BHOS 3.2

Literatuurstudie met aanvullende interviews naar mainstreaming gender-beleid

2021

In hoeverre en met welke resultaten is Gender daadwerkelijk geïntegreerd in de BZ praktijk?

BHOS 3.2

Maatschappelijk middenveld

Synthese­onderzoek eindevaluaties partners

2021

Onderzoek naar de resultaten die bereikt zijn via het instrument «strategische partnerschappen met maatschappelijke organisaties» (wordt gecombineerd met studie naar Strat. Partnerschappen onderzoek S SRGR)

BHOS 3.3 (en 3.1)

Langere-termijn instrumentevaluatie Versterking Maatschappelijk Middenveld (S&T + Power of Voices)

2023

Onderzoek naar de lange termijn resultaten van een aantal SP die langere tijd via meerdere opeenvolgende subsidiekaders worden ondersteund.

BHOS 3.3

Onderwijs

Evaluatie Orange Knowledge programma en NICHE

2022

Ex post evaluatie naar resultaten van onderwijs­programma’s

BHOS 3.4

Vrede, veiligheid enduurzameontwikkeling

Alle sub-thema’s

Periodieke rapportage Vrede, veiligheid en duurzame ontwikkeling

2023

Periodieke rapportage van het beleid op BHOS artikel 4 op basis van onderliggende studies

BHOS 4.1, 4.2, 4.3

Humanitaire hulp

Effectenonderzoek – financieel instrumentarium en diplomatieke inzet

2021

Onderzoek naar de effectiviteit van humanitaire hulp, gericht op zowel het financiële instrumentarium als de diplomatieke inzet

BHOS 4.1

Migratie en ontwikkeling

Synthese decentraleevaluaties Opvang inde Regio

2021

Synthese van eindevaluaties van multi-donor programma’s die gefinancierd zijn in het kader van Opvang in de Regio

BHOS 4.2

Effectenonderzoek Opvang in de regio Syrië

2022

Effectenonderzoek naar de inzet op opvang in de regio Syrië

BHOS 4.2

Effectenonderzoek Strategische partnerschappen opvang in de regio ('Prospects')

2023

Eindevaluatie van het Prospects programma

BHOS 4.2

Veiligheid en rechtsorde

Syntheseonderzoek Addressing Root Causes ARC / grondoorzaken migratie

2022

Synthese eindevaluaties projecten in het ARC programma

BHOS 4.3

Effectenonderzoek Nederlandse inzet op stabiliteit in fragiele contexten

2022

Onderzoek naar de effectiviteit van de Nederlandse inzet op stabiliteit in fragiele contexten

BHOS 4.3

Nadere uitwerking

Bij het ministerie van Buitenlandse Zaken zijn directies zelf verantwoordelijk voor het laten uitvoeren van regulier ex ante onderzoek, mid-term reviews en methodologisch minder complexe ex post evaluaties. Ex ante onderzoek betreft in de regel geen grote, aanbestede studies en rapporten voor het parlement, maar kleinere onderzoeksanalyses, waarmee directies flexibel, inspelend op de actualiteit en beschikbare kennis het beleid kunnen bijsturen. Dergelijke analyses kunnen slechts in beperkte mate jaren vooruit gepland worden. Directies laten ook regelmatig mid-term reviews en ex durante studies uitvoeren in de vorm van reguliere rapportages aan het parlement, zoals de Resultatenrapportage Ontwikkelingssamenwerking, de Staat van het Consulaire en de Voortgangsbrief Gemeenschappelijke Buitenland- en Veiligheidsstrategie.

In de regel is bij Buitenlandse Zaken (incl. Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking ) de directie Internationaal Onderzoek en Beleidsevaluatie IOB verantwoordelijk voor het verrichten van de methodologisch complexere ex post evaluaties en omvangrijke synthesestudies, waaronder ook de beleidsdoorlichtingen en periodieke rapportages. Beleidsdirecties en IOB overleggen welke strategische vragen in aanvulling op de vaste set RPE-vragen relevant zijn. Het uitgangspunt van deze overleggen is maximaal eigenaarschap van de directies over het beleid en de uitvoering, en tegelijkertijd borging van de onafhankelijke werkwijze en inhoudelijke oordeelsvorming van IOB tijdens het onderzoekproces. Zowel tijdens de voorbereiding als de uitvoering van het evaluatieonderzoek is er op belangrijke momenten interactie met relevante betrokken partijen. Dit betreft de fasen van het opstellen van startnotities, het bepalen van de voorlopige centrale vraagstelling en de Terms of Reference en de tussentijdse conceptteksten van het onderzoek in de speciaal voor elke evaluatie samen te stellen referentiegroep. Deze laatste bestaat uit vertegenwoordigers van de betrokken (beleids-)directies en (veelal wetenschappelijke) externe, onafhankelijke deskundigen. De laatste jaren is het de praktijk om de referentiegroepen voor complexere evaluaties breed samen te stellen. Ook wordt steeds vaker een bredere groep stakeholders daarbuiten geconsulteerd en bij het evaluatieproces betrokken.

Het Ministerie van Buitenlandse Zaken hanteert verschillende manieren om in haar inzichtbehoeftes te voldoen. Naast de evaluaties door IOB en de directies zelf, wordt er nauw samengewerkt met externe kennisinstellingen om beleidsonderzoek uit laten voeren. Voor deze meerjarige onderzoeksprogramma’s wordt zowel direct samengewerkt met universiteiten en denktanks, zoals Clingendael en Wageningen University & Research, maar ook indirect, via NWO en zogenaamde kennisplatforms. Daarnaast voorziet het Ministerie in haar leerbehoefte door tevens advies in te winnen bij de adviesraden die aan het Ministerie gekoppeld zijn, te weten de Adviesraad Internationale Vraagstukken (AIV) en de Commissie van Advies inzake Volkenrechtelijke Vraagstukken (CAVV). De Eerste en Twee Kamer wordt separaat ingelicht over de (meerjarige) werkprogramma’s van deze adviesraden.

Nu het Ministerie de transitie maakt richting de Strategische Evaluatie Agenda zal de link tussen het evaluatie en het beleidsonderzoek verder versterkt worden, te meer beide manieren bijdragen aan hetzelfde doel: een meer kennis-gedreven beleid. Bij de thema’s die voor toekomstige SEA’s geselecteerd worden zal dan ook gestreefd worden om evaluatieonderzoek systematischer te koppelen aan beleidsonderzoek dat uitgezet wordt via de kennispartners en adviesraden. De verwachting is dat dit zal leiden tot meer aandacht voor ex ante en ex durante evaluatieonderzoek. Dat is in deze SEA nog beperkt het geval omdat eerst de reeds geplande beleidsdoorlichtingen (periodieke rapportages) worden afgerond en opgeleverd.

Voor veel van de sub-thema’s die in de Stategische Evaluatie Agenda voor BHOS worden beschreven, zijn in de afgelopen jaren zogenaamde ‘Theories of Change’ opgesteld. Daarin wordt de beleidstheorie per thema beschreven. Deze Theories of Change zijn gepubliceerd op Rijksoverheid.nl.

Thema: Duurzame economische ontwikkeling, handel en investeringen

De beleidsdoorlichting voor het beleidsartikel dat momenteel samenvalt met dit thema wordt in 2021 afgerond. In de loop van 2022 zullen nieuwe inzichtbehoeften worden geformuleerd, op basis van de bevindingen van de beleidsdoorlichting. Deze worden uitgewerkt in de SEA en onderzoeksagenda en worden opgenomen in de begroting voor 2023. Dit leidt mogelijk tot een andere indeling in thema’s en sub-thema’s dan nu het geval is.

Of het thema Duurzame economische ontwikkeling, handel en investeringen in dezelfde vorm in de SEA zal worden opgenomen na voltooiing van de beleidsdoorlichting hangt af van de verkregen inzichten en de daaruit voortkomende inzichtbehoefte. In elk geval zal er in 2022 een onderzoek starten door IOB met als titel ‘Beter meten is beter weten’. Dit is een literatuur- en deskonderzoek, met als doel het verkennen van methoden om effectiviteit van IMVO- en SDG-beleid beter te kunnen meten. Ook is er aandacht voor het toetsen van de beleidslogica en het identificeren van eventuele hiaten in de interventie-logica.

Thema: Nederlands klimaatbeleid ten behoeve van ontwikkelingslanden

Het Nederlands klimaatbeleid ten behoeve van ontwikkelingslanden bestaat voor een groot deel uit het ondersteunen van ontwikkelingslanden in (i) het verminderen van de uitstoot van broeikasgassen, bijvoorbeeld door investeringen in hernieuwbare energie en het tegengaan van ontbossing (mitigatie); en (ii) het weerbaarder maken van kwetsbare landen en groepen tegen de effecten van klimaatverandering, zoals overstromingen en droogte, bijvoorbeeld door aanpassingen in voedselzekerheidsstrategieën en waterbeheer (adaptatie). Dit gebeurt zowel vanuit Nederlandse ambassades als vanuit Den Haag, via NGO’s, multilaterale ontwikkelingsbanken, VN organisaties, overheden, publiek-private partnerschappen en fondsen - deels beheerd door RVO en FMO, en kennisinstellingen. Daarnaast zet Nederland via diplomatie in op hogere klimaatambities van andere overheden en organisaties. De portfolio van klimaat-specifieke en klimaatrelevante activiteiten valt grotendeels onder artikel 2 van de BHOS begroting (voedselzekerheid, water en klimaat), voor een kleiner deel onder andere OS begrotingsartikelen en voor een klein deel zelfs bij andere ministeries.

Inzichtbehoefte

De Directie Internationaal Onderzoek en Beleidsevaluatie IOB heeft eerdere beleidsdoorlichtingen die vallen onder artikel 2 van de BHOS begroting uitgevoerd: waterbeheer (2017), voedselzekerheid (2017), hernieuwbare energie (2015), en drinkwater en sanitatie (2012). Hierin is klimaatadaptatie en klimaatmitigatie slechts summier aan bod gekomen. Het klimaatbeleid ten behoeve van ontwikkelingslanden is als geheel niet eerder geëvalueerd, en hier is wel behoefte aan. Er is geen behoefte om aparte evaluaties opnieuw langs de sub-thema’s voedselzekerheid, water en klimaat te organiseren.

Looptijd periodieke rapportage

Het Nederlandse klimaatbeleid zal vanaf begin 2016 worden bekeken, dus vanaf de aanname van het Parijs Akkoord en de Duurzame Ontwikkelingsdoelen (Sustainable Development Goals of SDG’s). De evaluatie van het Nederlandse klimaatbeleid ten behoeve van ontwikkelingslanden loopt van 2020 tot 2023. In 2023 wordt het eindrapport gepubliceerd. Voor deze eerste evaluatie van het klimaatbeleid komt dat neer op een looptijd van 7 jaar (2016-2023). In 2021 en 2022 worden verschillende deelstudies gedaan en gepubliceerd, welke gaandeweg zullen worden uitgewerkt en ingepland. Er wordt voortgebouwd op de IOB studie over ‘klimaatfinanciering’ die in 2021 is gepubliceerd1.

Toelichting onderzoeksagenda klimaatbeleid ten behoeve van ontwikkelingslanden

Klimaatadaptatie (Deelstudie, 2022). Nederland zet veel in op de combinatie klimaatadaptatie en waterbeheer, en klimaatadaptatie en voedselzekerheid. Er wordt onderscheid gemaakt tussen projecten waarin klimaatactie een primair doel is, en projecten waarin klimaatactie een secondair doel is. Vragen die spelen zijn: Hoe goed is klimaat ingebouwd in de water- en voedselzekerheidsprojecten? Wat weten we van de effectiviteit, van door Nederland ondersteunde activiteiten en van vergelijkbare activiteiten die door anderen zijn onderzocht? Een synthese studie van evaluaties en een systematic review van onderzoek kunnen aanbevelingen opleveren over welke activiteiten het meest effectief (of het meest veelbelovend) zijn in klimaatadaptatie.

Klimaatdiplomatie (Deelstudie, 2022). Nederland zet niet alleen in via financiering van projecten en programma’s, maar zet ook in op diplomatie, door staf in Den Haag en op ambassades, staf gedetacheerd bij andere organisaties, en via specifieke diplomatie activiteiten zoals het NDC-Partnership en de klimaatcampagne. De klimaatcampagne liep heel 2020, en is nu verlengd tot en met 2022. Vragen die opkomen zijn: hoe effectief is Nederland in de klimaatdiplomatie, en wat is een optimale combinatie van financiering van activiteiten en diplomatie?

Nederlands klimaatbeleid ten behoeve van ontwikkelingslanden (Periodieke Rapportage, 2023)

Dit eindrapport (Periodieke Rapportage / Beleidsdoorlichting) trekt conclusies over de Nederlandse ondersteuning aan klimaatmitigatie en -adaptatie in ontwikkelingslanden. Het bouwt voort op de deelstudies ‘Klimaatadaptatie’ en ‘Klimaatdiplomatie’ en op de IOB studie ‘Klimaatfinanciering’ uit 2021. Daarnaast zal de Periodieke Rapportage ingaan op de beleidscoherentie ten behoeve van klimaatactie in ontwikkelingslanden, en daarvoor gebruik maken van de onderzoeksresultaten van het thema ‘Coherentie van het Nederlands beleid en effecten op voedselzekerheid, water en klimaat in ontwikkelingslanden’.

De bovengenoemde deelstudies zijn besproken met de betrokken beleidsdirectie. Het is mogelijk dat er tussen 2021 en 2023 andere onderwerpen geagendeerd worden, die kunnen bijdragen aan de evaluatie van het klimaatbeleid ten behoeve van ontwikkelingslanden. Dit zal in de aanloop naar de periodieke rapportage uitgewerkt worden via overleg tussen de betrokken beleidsdirectie en IOB.

Thema: Coherentie van het Nederlands beleid en effecten op voedselzekerheid, water en klimaat in ontwikkelingslanden

Nederland streeft naar een coherent beleid om via synergie de effecten te vergroten, en te voorkomen dat incoherenties leiden tot een uitruil van doelstellingen en verminderde effectiviteit. Beleidscoherentie is ook onderdeel van het Parijs Akkoord. We onderscheiden vier vormen van coherentie:

  • Interne coherentie: in hoeverre zijn de verschillende Nederlandse beleidsonderdelen coherent met elkaar? Dit beperkt zich niet tot beleid op het gebied van ontwikkelingssamenwerking, maar bekijkt juist ook ander Nederlands en EU beleid.

  • Externe coherentie: in hoeverre sluiten Nederlands beleid en uitvoering aan op die van andere actoren (overheden en andere donoren) in ontwikkelingslanden?

  • Coherentie in de tijd. Hoe passen de vaak korte termijn projecten (3-6 jaar) in een gedeelde visie en strategie voor de komende decennia voor de onderwerpen water, klimaat en voedselzekerheid binnen de ontwikkelingsagenda? Bijvoorbeeld: passen de huidige landbouwondersteuningsactiviteiten in een internationaal gedeelde visie op waar het qua landbouw, voeding, waterbeheer, en verwachte klimaatverandering naar toe moet?

  • Coherentie tussen lokale effecten en effecten elders. Zoals dat we willen voorkomen dat het werken aan één doel negatieve effecten heeft op een ander doel, willen we ook voorkomen dat het werken op één plaats negatieve effecten heeft elders.

Inzichtbehoefte

In de periode 2019 ‒ 2021 zijn discussies gevoerd tussen IOB en de betrokken beleidsdirectie over de behoefte aan inzichten en bijbehorende evaluatievragen voor de beleidsdoorlichting van begrotingsartikel 2. Daarbij werd duidelijk dat er behoefte is aan een evaluatie van de samenhang van de thema’s voedselzekerheid, water en klimaat. Hieronder valt ook de vraag hoe projecten passen in een breed gedeelde, met kennis ondersteunde, lange termijn strategie op deze thema’s. Ten slotte is er behoefte aan inzicht in de effecten van (in)coherentie van overig Nederlands beleid: leidt dit tot synergie, en een bijdrage aan transformatieve verandering op landenniveau, of tot een uitruil, en een versnippering die weinig effecten opleveren op landenniveau?

In de discussie van het IOB evaluatierapport over klimaatfinanciering (referentiegroep en beleidsdirectie) werd duidelijk dat ander Nederlands beleid, buiten de voedselzekerheid en water ontwikkelingsdoelen, en buiten OS beleid, onbedoelde negatieve effecten kan hebben op de Nederlandse klimaatdoelstellingen, mondiaal en in ontwikkelingslanden. Deze coherentie is onderdeel van het Parijs Akkoord.

Een afbakening van deze evaluatie zal verder worden uitgewerkt in een ToR die door IOB zal worden opgesteld. Dit gebeurt in overleg met de referentiegroep en de Tweede Kamer (via de ‘motie Harbers-brief’). Vooralsnog zien we de volgende afbakening:

  • Het Nederlands beleid, inclusief een deel van het EU beleid, wordt eerst breed bekeken. Aan de hand van eerdere studies kan er een selectie worden gemaakt van welk NL beleid eventueel onbedoelde positieve of negatieve effecten hebben gehad en kan hebben in ontwikkelingslanden.

  • Bij het bekijken van de effecten van dit bredere Nederlandse beleid beperken we ons tot effecten op gebied van voedselzekerheid, water en klimaat (inclusief toegang tot energie, tegengaan ontbossing, beheer van natuurlijke hulpbronnen) in ontwikkelingslanden.

  • Deze effecten worden bekeken in een beperkt aantal case studie landen, onder andere in Bangladesh, Mali en mogelijk een derde niet-OS land in Zuid Amerika of Azië. Hier zal worden gekeken naar de resultaten van coherenties en incoherenties: is er synergie of uitruil? Wat is de bijdrage aan transformatieve verandering?

Looptijd periodieke rapportage

De evaluatie van beleidscoherentie loopt van 2021 (Pilot is in 2020 gestart), tot 2023, wanneer het eindrapport zal worden gepubliceerd. De periode van uitgaven die deze evaluatie bekijkt loopt van 2016 tot 2022.

Toelichting onderzoeksagenda Coherentie van het Nederlands beleid en effecten op voedsel­zekerheid, water en klimaat in ontwikkelings­landen

IOB zal in overleg met de beleidsdirectie de studie naar beleidscoherentie verder uitwerken in een aantal deelstudies en bijbehorende planning. De volgende onderzoeken zijn vooralsnog voorzien:

Inventarisatie relevant Nederlands en EU beleid (Deelstudie, 2021)

Omdat beleidsincoherentie kan leiden tot onbedoelde (negatieve) effecten, is het vooraf nog niet duidelijke welk Nederlands en EU beleid we moeten meenemen in een evaluatie van coherentie. Een literatuurstudie van eerdere Nederlandse en Europese rapporten over beleidsincoherenties, en de eerder gevonden positieve of negatieve effecten op voedselzekerheid, water en klimaat in ontwikkelingslanden in ontwikkelingslanden, helpt bij de afbakening.

Inventarisatie lange termijn strategieën voor voedselzekerheid, water en klimaat (Deelstudie, 2021)

Om te beoordelen of het Nederlandse beleid en de vaak korte termijn Nederlandse activiteiten passen in een langere termijn visie of strategie, moet eerst een inventarisatie gemaakt worden van wat er al is aan lange termijn strategieën, op de thema’s voedselzekerheid, water en klimaat, relevant voor ontwikkelingslanden. Ook moet de kwaliteit van deze strategieën bekeken worden: in hoeverre zijn deze breed overeengekomen, ondersteund met kennis en wetenschap, en goed vertaald in relevante strategieën op landenniveau.

Coherentie van het Nederlands beleid en effecten op voedselzekerheid, water en klimaat in ontwikkelingslanden (Periodieke rapportage, 2023)

Dit eindrapport (periodieke rapportage) maakt gebruik van de bovengenoemde deelstudies, en bouwt voor op een pilotstudie naar beleidscoherentie in Bangladesh uit 2021. Daarnaast zal IOB in ieder geval op afstand, en waar en wanneer mogelijk met eigen veldbezoeken, onderzoek doen in een aantal case studie landen in 2022. De definitieve keuze van landen moet nog worden gemaakt; de intentie is om in elk geval naar Bangladesh en Mali te kijken, en daarnaast mogelijk een land in Zuid Amerika/Azië met een belangrijke handelsrelatie met Nederland. In deze landen zal allereerst gekeken worden naar interne coherentie, externe coherentie, en coherentie met lange termijn strategieën, en naar de processen en oorzaken die leiden tot coherentie. Daarna zal ook gekeken worden naar de effecten van coherentie op landen-niveau: de bijdrage aan transformatieve verandering op de thema’s voedselzekerheid, water en klimaat. Hierin zullen ook de resultaten van beleidscoherentie en incoherentie, in de vorm van synergie en uitruil, bekeken worden.

Thema: Sociale vooruitgang

Het Nederlandse beleid onder het thema Sociale vooruitgang beoogt menselijke ontplooiing en het bevorderen van sociale gelijkheid en inclusieve ontwikkeling. Er zijn vier sub-thema’s: seksuele reproductieve gezondheid en rechten en HIV/AIDS; Vrouwenrechten en gendergelijkheid; maatschappelijk middenveld en onderwijs.

Sub-thema Seksuele reproductieve gezondheid en rechten en HIV/AIDS

Het bijdragen aan seksuele en reproductieve gezondheid en rechten (SRGR) voor iedereen en een halt toeroepen aan de verspreiding van HIV/AIDS;

Sub-thema Vrouwenrechten en gendergelijkheid

Het bevorderen van vrouwenrechten en gendergelijkheid.

Sub-thema Maatschappelijk middenveld

Versterking van het maatschappelijk middenveld en bevordering en bescherming van de politieke ruimte voor maatschappelijke organisaties.

Sub-thema Onderwijs

Versterken van het onderwijs en daarmee bijdragen aan het vergroten van kansen en perspectieven voor jongeren.

Toelichting onderzoeksagenda sociale vooruitgang

Gezien de overgangsfase naar de SEA, geldt voor dit thema:

  • De reeds geplande periodieke rapportage zal gehandhaafd blijven. Oplevering hiervan is voorzien voor 2023. De in de tabel genoemde onderzoeken vormen de basis voor deze periodieke rapportage, en de inzichtbehoefte is weergegeven in de onderstaande onderzoeksvragen. In deze rapportage zal ook nader worden gekeken naar de coherentie en samenhang van het beleid tussen de verschillende sub-thema’s. De inzichtbehoefte zal verder worden uitgewerkt in de Terms of Reference voor de periodieke rapportage.

  • Nieuwe inzichtbehoeften worden geformuleerd op basis van de bevindingen van de periodieke rapportage en genoemde kennisvragen. Deze worden uitgewerkt in een daaropvolgende SEA en onderzoeksagenda (na 2023).

Onderzoeksvragen periodieke rapportage 2023

De specifieke onderzoeksvragen voor de periodieke rapportage van het beleidsthema Sociale Vooruitgang (dat samenvalt met begrotingsartikel artikel 3) zijn deels afhankelijk van de uitkomsten van lopende deelonderzoeken. In de loop van 2022 zal een ToR worden opgesteld voor deze studie.

De evaluatie naar beleidsuitvoering van Seksuele en Reproductieve Gezondheid en Rechten en HIV/Aids over de periode 2013-2021 is in uitvoering. De centrale vragen in deze evaluatie zijn de volgende:

  • In hoeverre heeft Nederland bijgedragen aan verbeterde Seksuele en Reproductieve Gezondheid en Rechten in ontwikkelingslanden?

  • In hoeverre heeft Nederland bijgedragen aan het tegengaan van de verspreiding van HIV/Aids in ontwikkelingslanden?

  • Welke lessen kunnen daaruit worden geformuleerd voor toekomstige beleidsontwikkeling?

Met betrekking tot de sub thema’s SRGR en HIV/AIDS en Maatschappelijk Middenveld is er een synthesestudie voorzien. Deze synthesestudie van de eindevaluaties van de partnerschappen SRGR (2016 ‒ 2020) en de partnerschappen het programma Samenspraak en Tegenspraak (2016 ‒ 2020) zal in de loop van 2021 een ToR worden opgesteld. De geplande onderzoeksvragen in deze synthesestudie zullen zich richten op evaluatiekwaliteit, het functioneren van de partnerschappen en de behaalde resultaten.

De studie naar mainstreaming van het gender-beleid wordt in 2021 afgerond. Deze studie richt zich op de volgende twee hoofdvragen:

  • Hoe en in hoeverre is sinds 2015 gender geïntegreerd in het Nederlandse buitenland- en ontwikkelingsbeleid en wat weten we van de bereikte resultaten?

  • Welke acties beveelt IOB aan om gender mainstreaming binnen het ministerie verder te versterken?

De geplande evaluatie voor maatschappelijk middenveld zal zich zowel richten op Samenspraak en Tegenspraak (2016 ‒ 2020) als op het eerste gedeelte van Power of Voices (2021 ‒ 2025). Door het huidige en het vorige programma gezamenlijk te evalueren kunnen zowel onderzoeksvragen met betrekking tot implementatie als onderzoeksvragen over effectiviteit en duurzaamheid van behaalde resultaten worden gesteld. In de loop van 2022 zal voor deze studie een ToR worden opgesteld.

Onderzoeksvragen PDP evaluatie

Deze studie richt zich op de volgende vragen:

  • In hoeverre hebben de individuele partnerschappen bij gedragen aan een versnelling van de ontwikkeling van medische technologieën en producten voor de meest kwetsbare bevolking in ontwikkelingslanden?

  • In hoeverre heeft het PDP fonds efficiënt en effectief bijgedragen aan het versnellen van de ontwikkeling van medische technologieën en producten voor de meest kwetsbare bevolking in ontwikkelingslanden?

  • Welke lessen kunnen daaruit worden geformuleerd voor toekomstige beleidsontwikkeling?

Onderzoeksvragen ex durante onderzoek - baseline en mid-term review van het beleidskader Versterking Maatschappelijk Middenveld

De onderzoeksvragen van de baseline richten zich op het meten van de huidige situatie op het gebied van mensenrechten, gender, capaciteit van het maatschappelijk middenveld en de ruimte van het maatschappelijk middenveld.

De Mid Term Review zal zich richten op de volgende hoofdvragen:

  • In hoeverre hebben de partnerschappen bijgedragen aan versterkte capaciteit voor het maatschappelijk middenveld?

  • In hoeverre heeft het versterkte maatschappelijk middenveld kunnen bijdragen aan verbeteringen op het gebied van mensenrechten, gender, ruimte voor het maatschappelijk middenveld en relevante thematische onderwerpen?

  • Welke lessen kunnen daaruit worden geformuleerd voor toekomstige beleidsontwikkeling?

Onderzoeksvragen evaluatie Orange Knowledge Programma (2017 ‒ 2021) & NICHE

  • Wat is de impact van het Orange Knowledge Programme en de nog lopende institutionele samenwerkingsprojecten van voorloper NICHE op landenniveau?

  • In hoeverre hebben de programma’s OKP en NICHE bijgedragen aan versterken van post-secondair onderwijs, trainingscapaciteit en individuele ontwikkeling van mid-career professionals in ontwikkelingslanden?

  • Welke lessen kunnen daaruit worden getrokken voor de formulering van een nieuw programma gericht op beroeps- en hoger onderwijs / onderzoek?

Thema: Vrede veiligheid en duurzame ontwikkeling

Het Nederlandse beleid onder het thema vrede, veiligheid en duurzame ontwikkeling, kent drie sub-thema’s: migratie en ontwikkeling, humanitaire hulp, en veiligheid en rechtsorde. Het beleid zet in op het bieden van perspectief aan mensen in veelal fragiele landen waar geweld, uitsluiting en rechteloosheid domineren, het vergroten van hun, veiligheid en het behoud van de waardigheid van mensen in nood. De aanpak bestaat uit de identificatie van de grondoorzaken van instabiliteit en conflict en basisvoorwaarden voor een menswaardig bestaan, het vergroten van lokale weerbaarheid en daardoor het vinden van duurzame oplossingen voor instabiliteit en humanitaire crisissituaties. De belangen van burgers, de mensgerichte benadering, staan hierbij centraal evenals aandacht voor kwetsbare en gemarginaliseerde groepen.

Sub-thema Migratie en Ontwikkeling

Nederland zet in op het verbeteren van perspectief en duurzame leefomstandigheden voor vluchtelingen en gastgemeenschappen door bij te dragen aan betere bescherming, onderwijs en andere voorzieningen, en kansen op werk. Zo krijgen vluchtelingen en ontheemden dichtbij huis adequate bescherming, hulp en kansen om een nieuw (tijdelijk) bestaan op te bouwen. In lijn met SDG 10.7 zet Nederland zich daarnaast in voor veilig, ordelijk en regulier verlopende migratie. Prioriteiten hierbij zijn de bescherming van mensenrechten, het voorkomen van irreguliere migratie, het tegen gaan van mensensmokkel en –handel, het vergroten van bewustzijn van potentiële migranten van de risico’s van irreguliere migratie en het faciliteren van vrijwillige terugkeer en duurzame herintegratie.2

Sub-thema Humanitaire Hulp

Het kerndoel van ons humanitaire beleid is het redden van levens, het verlichten van lijden en het beschermen en herstellen van de waardigheid van door crisis getroffen mensen.3

Concreet betekent dit dat het beleid zich concentreert op humanitaire diplomatie en noodhulp, met specifieke aandacht voor:

  • Het opkomen voor de belangen van mensen in nood;

  • Bescherming en empowerment van vrouwen en meisjes;

  • Geestelijke gezondheid en psychosociale steun in crisissituaties;

  • Versterking van de positie en capaciteit van lokale hulpverleners;

  • Innovatie gericht op het effectiever en efficiënter maken van noodhulp;

  • Hervorming van het systeem voor internationale humanitaire hulpverlening.

Sub-thema Veiligheid & Rechtsorde

Stabiliteit en veiligheid zijn voorwaarden voor duurzame vrede en ontwikkeling. In het V&R beleid is ervoor gekozen om het concept van «legitieme stabiliteit» centraal te stellen. V&R activiteiten zijn gericht op het vergroten van fysieke veiligheid voor mensen, het versterken van de rechtsorde met een duidelijke focus op de behoeften van de betrokken populaties zelf, vredesprocessen en legitiem politiek bestuur. De duiding van inclusief en legitiem bestuur vanuit het perspectief van de bevolking staat hierbij centraal.4 

Toelichting onderzoeksagenda vrede, veiligheid en duurzame ontwikkeling

Gezien de overgangsfase naar de SEA, geldt voor dit thema:

  • De reeds geplande periodieke rapportage zal gehandhaafd blijven. Oplevering hiervan is voorzien voor 2023. Genoemde onderzoeken vormen de basis voor deze periodieke rapportage (zie tabel), en de inzichtbehoefte is weergegeven in de onderstaande onderzoeksvragen. In deze rapportage zal ook nader worden gekeken naar de coherentie en samenhang van het beleid tussen de verschillende sub-thema’s. De inzichtbehoefte zal verder worden uitgewerkt in de Terms of Reference voor de periodieke rapportage.

  • De Theories of Change voor elk van de drie sub-themas worden herzien en kennisvragen worden geïdentificeerd op basis van de aan het beleid ten grondslag liggende assumpties;

  • Nieuwe inzichtbehoeften worden geformuleerd, op basis van de bevindingen van de periodieke rapportage en genoemde kennisvragen. Deze worden uitgewerkt in een daaropvolgende SEA en onderzoeksagenda.

Onderzoeksvragen periodieke rapportage 2023

Deze vragen worden onderzocht in de lopende evaluatie humanitaire hulp:

  • Hoe effectief zijn door Nederland gesteunde humanitaire partners in het behalen van de doelstellingen van het Nederlandse humanitaire beleid?

  • Welke relatie onderhoudt Nederland met de verschillende partners en in welke mate faciliteert of belemmert deze relatie de effectiviteit van de humanitaire hulpverlening.

  • In welke mate dragen Nederlandse diplomatieke inspanningen bij aan de effectiviteit van de humanitaire actoren?

Deze vragen worden onderzocht in de lopende en geplande studies in het kader van Migratie en ontwikkeling:

  • In welke mate draagt Nederland bij aan het vergroten van perspectieven voor Syrische vluchtelingen en kwetsbare groepen in gastgemeenschappen in Libanon, Jordanië en Irak, en wat was de bijdrage aan het verminderen van push factoren voor verdere migratie?

  • Wat draagt de EU bij aan de bescherming en rechtspositie van vluchtelingen en ontheemden in de Hoorn van Afrika, de Syrië regio inclusief Turkije, en Irak, en wat kan er beter?

  • Hoe effectief is het Nederlands beleid op het gebied van migratiesamenwerking inclusief het tegengaan van irreguliere migratie en mensensmokkel?

Deze vragen worden onderzocht in de lopende evaluatie in het kader van Veiligheid en rechtsorde:

  • In welke mate draagt Nederland bij aan stabiliteit, veiligheid en rechtsorde in fragiele landen en regio’s, en wat kan er beter?

Overig onderzoek

Voor de thema’s Nederlands klimaatbeleid ten behoeve van ontwikkelingslanden en Coherentie van het Nederlands beleid en effecten op voedselzekerheid, water en klimaat in ontwikkelingslanden wordt een interne synthese voorzien van projectevaluaties die relevant zijn voor inzicht in beleidscoherentie. Deze synthese zal de beleidsdirectie zelf gebruiken om van te leren, en zal ook een input geven voor de SEA en de voorziene IOB rapporten. Dit onderzoek zal in 2022-2023 plaatsvinden.

Bijlage 5: Lijst van afkortingen

ACS

Groep van landen uit Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan.

ACT-A

Access to COVID-19 Tools Accelerator

AEF

Access to Energy Fund

ACS

Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan

AFAWA

Affirmative Finance Action for Women in Africa

AfDB

African Development Bank

AIV

Adviesraad Internationale Vraagstukken

AO

Algemeen Overleg

ARC

Addressing Root Causes

ART

Adviesbureau voor Ruimtelijke Techniek

ARGOS

Onderzoeksprogramma van Human en de VPRO

AsDB

Asian Development Bank

BHOS

Buitenlandse Handel & Ontwikkelingssamenwerking

BuHa-OS

Buitenlandse Handel & Ontwikkelingssamenwerking

BMZ

German Federal Ministry for Economic Cooperation and Development

BNI

Bruto Nationaal Inkomen

Brexit

Uittreden van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie

BZ

Buitenlandse Zaken

CBI

Centrum tot Bevordering van de Import uit Ontwikkelingslanden

CAFI

Central-African Forest Initiative

CAVV

Commissie van Advies inzake Volkenrechtelijke Vraagstukken

CBS

centraal bureau voor de statistiek

CEP

Centraal economische plan

CERF

Central Emergency Response Fund

CFYE

Challenge Fund for Youth Employment

CGIAR

Consultative Group for International Agricultural Research

CIFs

Climate Investment Funds

COVAX

Covid-19 vaccines global access

COVID-19

Coronavirus diseas 2019

CPB

Centraal Plan Bureau

CRAFT

Climate Resilient Agriculture for Tomorrow

CSMF

Climate Smart Mining Facility

DAC

Development Assistance Committee

DECP

Dutch Employers Cooperations Programme

DFCD

Dutch Fund for Climate and Dvelopment

DfID

United Kingdom Department for International Development

DGGF

Dutch Good Growth Fund

DHI

Demonstratie, Haalbaarheids- en Investeringsstudies

DPKO

Department of Peacekeeping Operations

DRA

Dutch Relief Alliance

DRIVE

Development Related Infrastructure Investment Vehicle

DSSI

Debt Service Suspension Initiative

DTIF

Dutch Trade and Investment Fund

ECHO

European Civil Protection and Humanitarian Aid Operations

ECW

Education Cannot Wait

EDEO

Europese Dienst voor Extern Optreden

EFSD

European Fund for Sustainable Development

EITI

Extractive Industries Transparancy Initiative

EK

Eerste Kamer

EKV

Exportkredietverzekering

EPRM

European Partnership for Responsible Minerals

ESMAP

Energy Sector Management Assistance Program

EOF

Europees Ontwikkelingsfonds

EU

Europese Unie

EU-AU top

Europa-Afrika Top

EUTF

EU Emergency Trustfund for Africa

EZK

Ministerie van Economische Zaken en Klimaat

FAO

Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties

FBK

Fonds Bestrijding Kinderarbeid

FDOV

Faciliteit Duurzaam Ondernemen en Voedselzekerheid

FDW

Fonds Duurzaam Water

FIB

Finance for International Business

FIND

Foundation for Innovative New Diagnostics

FLEGT

Forest Law Enforcement Governance and Trade-programma

FLOW

Funding Leadership Opportunities for Women

FMO

Nederlandse Financieringsmaatschappij voor Ontwikkelingslanden

FOM

Faciliteit Opkomende Markten

FVO

Fonds Verantwoord Ondernemen

G20

De Groep van 20

G4AW

Geodata for Agriculture and Water

GAF

Global Acceleration Framework

GAFSP

Global Agriculture and Food Security Program

GAIN

Global Alliance for Improved Nutrition

GAP

Gender Actie Plan

GAVI

Global Alliance for Vaccination and Immunization

GCF

Groene Klimaatfonds

GEF

Global Environment Facility

GEF

Generation Equality Forum

GenU

Generation Unlimited

GFATM

Global Fund to fight AIDS, TB and Malaria

GFF

Global Financing Facility in support of »Every Woman, Every Child«

GIZ

Deutsche Gesellschaft für Internationale Zusammenarbeit

GPE

Global Partnership for Education

GPEDC

Global Partnership for Effective Development Cooperation

HGIS

Homogene Groep Internationale Samenwerking

HHI

Hulp, Handel en Investeringen

HIF

Health Insurance Fund

HIV/AIDS

Humaan Immunodeficiëntievirus / Verworven Immunodeficiëntiesyn- droom

IATI

International Aid Transparency Initiative

ICNL

International Centre for Not-for-Profit Law

ICPD

International Conference on Population and development

ICRC

International Committee of the Red Cross

ICT

Informatie- en Communicatietechnologie

IDA

International Development Association

IDB

Inter-American Development Bank

IDF

Infrastructure Development Fund

IDH

Initiatief Duurzame Handel

IenW

Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat

IFAD

International Fund for Agricultural Development

IFC

International Finance Organization

IFDC

International Fertilizer Development Center

IFFEd

International Financing Facility for Education

IFI’s

Internationale Financiële Instellingen

IFO

Innovatieve Financiering voor Ontwikkeling

IFRC

Internationale Federatie van Rode Kruis- en Rode Halve Maanverenigingen

ILO

International Labour Organization

IMF

International Monetary Fund

IMVO

Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen

IO

Internationale Organisatie

IOB

Inspectie Ontwikkelingssamenwerking en Beleidsevaluatie

IOM

Internationale Organisatie voor Migratie

IPI

International Procurement Instrument

IRHP

Interdepartementale Raad voor de Handelspolitiek

ISB

International Strategic Board

ISO NL

Internationaal Strategisch Overleg

KNVB

Koninklijke Nederlandse Voetbalbond

LAC-regio

Latijnsamerikaans en Caribische regio

LANDac

Netherlands Academy on Land Governance

LDCF

Least Developed Countries Fund

LEAD

Local Employment in Africa for Development

LfS

Leading from the South

LFSI

Leading From the South I

LGBTI

lesbian, gay, bisexual, transgender and Intersexual

LMIC’s

Lage-Midden-Inkomenslanden

M

Minister van Buitenlandse Zaken

MASSIF

Micro and Small Enterprise Fund

MDRI

Multilateral Debt Relief Initiative

MENA

Middle East and Northern Africa

MER

Milieueffectrapportage

MHPSS

mental health and psychosocial support

MKB

Midden en Klein Bedrijf

MOL

Minst Ontwikkelde Landen

MVO

Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen

NAP

Nationaal Actieplan

NBSO

Netherlands Business Support Office

NCP

Nationale Contact Punt

NDC

Nationally Determined Contribution

NDICI

Neighbourhood, Development and International Coopeartion Instrument

NFIA

Netherlands Foreign Investment Agency

NFP

Netherlands Fellowship Programme

NFP

Netherlands Food Partnership

NGO

Non-Gouvernementele Organisatie

NICHE

Netherlands Initiative for Capacity Development in Higher Education institutions

NIMD

Netherlands Institute for Multiparty Democracy

NIO

Nationale Investeringsbank voor Ontwikkelingslanden

NLiB

NLinBusiness

NRK

Nederlandse Rode Kruis

NSO

Netherlands Space Office

NUFFIC

Nederlandse organisatie voor internationalisering in onderwijs

NWO

Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek

ODA

Official Development Assistance (officiële ontwikkelingshulp)

ODSG

OCHA Donor Support Group

OESO

Organisatie Economische Samenwerking en Ontwikkeling

OKP

Orange Knowledge Program

ORIO

Ontwikkelingsrelevante Infrastructuurontwikkeling

OS

Ontwikkelingssamenwerking

PBL

Planbureau voor de Leefomgeving

PDP

Product Development Partnership

PIB

Partners for International Business

PIDG

Private Infrastructure Development Group

POP

Programma Ondersteuning Producentenorganisaties

POV

Power of Voices

PoW

Power of Women

PPP

Public-Private Partnership

PRGT

Poverty Reduction and Growth Trust

PSD

Private Sector Development

PSI

Private Sector Investeringsprogramma

PUM

Programma Uitzending Managers

PWC

price waterhouse coopers

RBZ

Raad Buitenlandse Zaken

RDPP

Regional Development Protection Programme

ROMS

regionale ontwikkelingsmaatschappijen

RPE

Regeling Periodiek Evaluatieonderzoek

RVO

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland

SEA

Strategische Evaluatie Agenda

SEAH

Safeguarding against Sexual Exploitation and Abuse and Sexual Harassment

SBIR

Small Business Innovation Research

SDG

Sustainable Development Goal

SDR

Special Drawing Rights

SER

Sociaal-Economische Raad

SIB

Starters International Business

SIDA

Swedish International Development Cooperation Agency

SMART

Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch en Tijdgebonden

SNV

Stichting Nederlandse Vrijwilligers

SP

Strategische Partnerschappen

SPCC

Strategische Partnerschappen Chronische Crises

SRGR

Seksuele en Reproductieve Gezondheid en Rechten

SRHR

Sexual Reproductive Health and Rights

SUN

Scaling Up Nutrition

TIDE

Inclusive Dairy Enterprise Program

TINL

Trade and Innovate NL

ToR

Terms of Reference

UNAIDS

Joint United Nations Programme on HIV/Aids

UNCTAD

United Nations Conference on Trade and Development

UNDP

United Nations Development Programme

UNEP

United Nations Environment Programme

UNESCO

United Nations Educational, Scientific and Cultural Organization

UNFPA

United Nations Population Fund

UNHCR

United Nations High Commissioner for Refugees

UNICEF

United Nations Children’s Fund

UNIDO

United Nations Industrial Development Organizations

UN-OCHA

United Nations Office for the Coordination of Human Affairs

UNRWA

United Nations Relief and Works Agency

UNWOMAN

United Nations Entity for Gender Equality and Empowerment of Women

USAID

United States Agency for International Development

USD

Amrikaanse dolllar

VAO

Verslag algemeen overleg

VK

Verenigd Koninkrijk

VMP

Vakbondsmedefinancieringsprogramma

VN

Verenigde Naties

VNG

Vereniging Nederlandse Gemeenten

V&R

Veiligheid & Rechtsord

VS

Verenigde Staten

WASH

Water, Sanitation and Hygiene

WB

Wereld Bank

WEF

World Economic Forum

WFP

World Food Programme

WGO

Wetgevingsoverleg

WHO

World Health Organization

WPS

Women Peace and Security

WRI

World Resources Institute

WTO

World Trade Organization (Wereldhandelsorganisatie)

WWF

World Wide Fund for Nature

Naar boven