34 725 XVI Jaarverslag en slotwet Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport 2016

Nr. 1 JAARVERSLAG VAN HET MINISTERIE VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT (XVI)

Aangeboden 17 mei 2017

Gerealiseerde uitgaven van het departement verdeeld over beleidsartikelen en niet-beleidsartikelen (x € 1.000)

Gerealiseerde uitgaven van het departement verdeeld over beleidsartikelen en niet-beleidsartikelen (x € 1.000)

Gerealiseerde ontvangsten van het departement verdeeld over beleidsartikelen en niet-beleidsartikelen (x € 1.000)

Gerealiseerde ontvangsten van het departement verdeeld over beleidsartikelen en niet-beleidsartikelen (x € 1.000)

INHOUDSOPGAVE

     

Blz.

A.

ALGEMEEN

5

 

1.

Aanbieding van het jaarverslag en verzoek tot dechargeverlening

5

 

2.

Leeswijzer

7

       

B.

BELEIDSVERSLAG

9

 

3.

Beleidsprioriteiten

9

 

4.

Beleidsartikelen

37

   

– Beleidsartikel 1 Volksgezondheid

37

   

– Beleidsartikel 2 Curatieve zorg

49

   

– Beleidsartikel 3 Langdurige zorg en ondersteuning

62

   

– Beleidsartikel 4 Zorgbreed beleid

72

   

– Beleidsartikel 5 Jeugd

84

   

– Beleidsartikel 6 Sport en bewegen

91

   

– Beleidsartikel 7 Oorlogsgetroffenen en Herinnering Wereldoorlog II

98

   

– Beleidsartikel 8 Tegemoetkoming specifieke kosten

104

 

5.

Niet-beleidsartikelen

108

   

– Niet-beleidsartikel 9 Algemeen

108

   

– Niet-beleidsartikel 10 Apparaatsuitgaven

111

   

– Niet-beleidsartikel 11 Nominaal en onvoorzien

118

 

6.

Bedrijfsvoeringsparagraaf

120

       

C.

JAARREKENING

124

 

7.

Departementale verantwoordingsstaat

124

 

8.

Samenvattende verantwoordingsstaat agentschappen

125

 

9.

Jaarverantwoording agentschappen per 31 december 2016

126

 

10.

Saldibalans

152

 

11.

WNT-verantwoording 2016

162

       

D.

FINANCIEEL BEELD ZORG

166

       

E.

BIJLAGEN

256

 

Bijlage 1: Toezichtrelaties op de Zelfstandige Bestuursorganen en Rechtspersonen met een Wettelijke Taak

256

 

Bijlage 2: Afgerond evaluatie- en overig onderzoek

266

 

Lijst van afkortingen

278

 

Trefwoordenregister

286

A. ALGEMEEN

1. AANBIEDING EN DECHARGEVERLENGING

AAN de voorzitters van de Eerste en de Tweede Kamer van de Staten-Generaal.

Hierbij bied ik, mede namens de Minister, het departementale jaarverslag van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) over het jaar 2016 aan.

Onder verwijzing naar de artikelen 63 en 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verzoek ik de beide Kamers van de Staten-Generaal de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport decharge te verlenen over het in het jaar 2016 gevoerde financiële beheer.

Ten behoeve van de oordeelsvorming van de Staten-Generaal over dit verzoek tot dechargeverlening is door de Algemene Rekenkamer als externe controleur op grond van artikel 82 van de Comptabiliteitswet 2001 een rapport opgesteld. Dit rapport wordt separaat door de Algemene Rekenkamer aan de Staten-Generaal aangeboden. Het rapport bevat de bevindingen en het oordeel van de Rekenkamer met betrekking tot:

  • a. het gevoerde financieel en materieelbeheer;

  • b. de ten behoeve van dat beheer bijgehouden administraties;

  • c. de financiële informatie in het jaarverslag;

  • d. de betrokken saldibalans;

  • e. de totstandkoming van de informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering;

  • f. de in het jaarverslag opgenomen informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering.

Bij het besluit tot dechargeverlening dienen verder de volgende, wettelijk voorgeschreven, stukken te worden betrokken:

  • a. het Financieel Jaarverslag van het Rijk over 2016;

  • b. het voorstel van de slotwet dat met het onderhavige jaarverslag samenhangt;

  • c. het rapport van de Algemene Rekenkamer met betrekking tot het onderzoek van de centrale administratie van ’s Rijks schatkist en van het Financieel jaarverslag van het Rijk;

  • d. de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer met betrekking tot de in het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2016 opgenomen rekening van uitgaven en ontvangsten van het Rijk over 2016, alsmede met betrekking tot de Saldibalans van het Rijk over 2016 (de verklaring van goedkeuring, bedoeld in artikel 83, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001).

Het besluit tot dechargeverlening kan niet worden genomen, voordat de betrokken slotwet is aangenomen en voordat de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer is ontvangen.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M.J. van Rijn

Dechargeverlening door de Tweede Kamer

Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal dat de Tweede Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van

De Voorzitter van de Tweede Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 64, tweede lid, van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, ter behandeling doorgezonden aan de voorzitter van de Eerste Kamer.

Dechargeverlening door de Eerste Kamer

Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal dat de Tweede Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van

De Voorzitter van de Eerste Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 64, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring doorgezonden aan de Minister van Financiën.

2. LEESWIJZER

1. Indeling jaarverslag

Voor u ligt het departementale jaarverslag 2016 van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS).

Het onderdeel Algemeen omvat het verzoek tot dechargeverlening en deze leeswijzer.

Het beleidsverslag is opgebouwd uit vier onderdelen:

  • De beleidsprioriteiten. Deze paragraaf gaat in op de belangrijkste resultaten van het Ministerie van VWS over het afgelopen jaar. Het gaat om de hoofdlijnen van het beleid en de beleidsprioriteiten van het huidige kabinet en bewindspersonen.

  • De beleidsartikelen. Hierin wordt per artikel de algemene doelstelling vermeld en wat de rol en verantwoordelijkheden zijn van de Minister. Daarnaast bevat elk beleidsartikel beleidsconclusies waarin een oordeel wordt gegeven over de uitvoering van beleid in het afgelopen jaar. Ten slotte wordt de budgettaire tabel vermeld inclusief een toelichting op de belangrijkste bestedingen van middelen en op de opmerkelijke verschillen tussen de gerealiseerde en begrote uitgaven en ontvangsten.

  • De niet-beleidsartikelen. De artikelen bestaan uit een budgettaire tabel en een toelichting op de opmerkelijke verschillen tussen de gerealiseerde en begrote uitgaven en ontvangsten.

  • De bedrijfsvoeringsparagraaf geeft informatie op het gebied van rechtmatigheid, totstandkoming beleidsinformatie, financieel en materieel beheer en overige aspecten van de bedrijfsvoering.

De jaarrekening is opgebouwd uit de departementale verantwoordingsstaat, de samenvattende verantwoordingsstaat agentschappen, de jaarverantwoordingen van de agentschappen, de saldibalans en de topinkomens.

Vervolgens wordt het Financieel Beeld Zorg (FBZ) gepresenteerd. Het FBZ geeft een integraal beeld van de ontwikkeling van de uitgaven en ontvangsten onder het Budgettair Kader Zorg (BKZ).

Tot slot bevat het jaarverslag een aantal bijlagen, te weten de toezichtrelaties op de Zelfstandige Bestuursorganen (ZBO’s) en Rechtspersonen met een Wettelijke Taak (RWT’s), afgerond evaluatie- en overig onderzoek, externe inhuur, de lijst met gebruikte afkortingen en het trefwoordenregister.

2. Groeiparagraaf

In de groeiparagraaf wordt aangegeven wat de belangrijkste verbeteringen in het jaarverslag zijn ten opzichte van vorig jaar:

  • Als gevolg van het focusonderwerp «Focus op beleidstoetsing» is het model over de realisatie beleidsdoorlichtingen aangepast. Om deze reden is een paragraaf toegevoegd waarin wordt ingegaan op de belangrijkste conclusies en beleidsacties van de beleidsdoorlichtingen.

  • In de bedrijfsvoeringsparagraaf is een overzicht voor overschrijdingen van rapporteringstoleranties fouten en onzekerheden toegevoegd. Daarnaast is het onderdeel frauderisico’s komen te vervallen.

De focusonderwerpen zijn «focus op beleidstoetsing, het trekkingsrecht pgb en de acute overgang van de eerste lijn in de ouderenzorg naar de tweede lijn als gevolg van een calamiteit en substitutie van tweede- naar eerstelijnszorg».

3. Afwijkingen van de Rijksbegrotingsvoorschriften

Historische realisatiecijfers

De begroting 2016 is geheel volgens de systematiek van Verantwoord Begroten opgesteld. Dit jaarverslag is vervolgens ook vormgegeven conform de voorschriften van Verantwoord Begroten. Deze nieuwe indeling heeft er voor gezorgd dat de historische realisatiecijfers (T-4) niet volledig gereconstrueerd konden worden.

Norm toelichting verschillen tussen budgettaire raming en realisatie

Bij toepassing van de normen conform de Rijksbegrotingsvoorschriften worden er maar enkele onderdelen toegelicht. Om meer inzicht te geven in de verschillen tussen de budgettaire raming en de realisatie is afgeweken van de toelichtingsnormen in de Rijksbegrotingsvoorschiften.

De in dit jaarverslag gehanteerde normen voor het toelichten zijn:

  • Het verschil tussen de budgettaire raming en de realisatie op de onderdelen van een instrument groter of gelijk is aan € 2,5 miljoen.

  • Als het verschil kleiner dan € 2,5 miljoen is, maar het onderdeel van beleidsmatig of politiek belang is.

4. Motie Schouw

In juni 2011 is de motie Schouw ingediend en aangenomen. Deze motie zorgt er voor dat de landenspecifieke aanbevelingen van de Raad op grond van de nationale hervormingsprogramma's een eigenstandige plaats krijgen in de departementale begrotingen. In de beleidsprioriteiten wordt teruggekomen op de landenspecifieke aanbevelingen zoals verwoord in de begroting.

B. BELEIDSVERSLAG

3. BELEIDSPRIORITEITEN

Inleiding

Gezondheid is ongelooflijk belangrijk in een mensenleven. Van geboorte tot overlijden willen mensen een kwalitatief goed leven waarin zij zich gezond en wel voelen en meedoen in de maatschappij. Zorg moet dus voor iedereen toegankelijk, betaalbaar en kwalitatief goed zijn. Wat goede zorg is, is echter niet statisch.

Tijden veranderen, mensen veranderen en de samenleving verandert. Er zijn verschuivingen in de ziektelast en technologische ontwikkelingen. En er zijn maatschappelijke trends die ook de organisatie van de zorg beïnvloeden. Zoals de mate waarin mensen in staat zijn zelf richting aan zorg en ondersteuning te geven. En de eisen die zij hieraan stellen. De zorgvraag blijft daarnaast groeien. In 2030 is ongeveer 1 op de 4 Nederlanders ouder dan 65. Er zijn dan 4,2 miljoen 65-plussers waarvan de helft ouder is dan 75 (tegenover 1,2 miljoen 75-plussers in 2013).

Onze zorg zal over tien jaar radicaal anders zijn. Om op de toekomst te zijn voorbereid, zijn ingrijpende aanpassingen in het zorgstelsel doorgevoerd. Deze hervormingen waren niet makkelijk en ook niet pijnloos. Intussen heeft in de afgelopen periode al de nodige vernieuwing plaatsgevonden dankzij de inzet van alle partijen. Wij zijn enorm trots op alle bevlogen mensen die hard aan deze omslag en vernieuwing hebben gewerkt. En zich hier elke dag met volle toewijding voor inzetten. Van de superspecialisten in onze topziekenhuizen tot degenen die in onze verpleeghuizen, buurten en wijken het verschil maken voor ouderen en chronisch zieken. Ook als vrijwilliger of mantelzorger.

Onze opgave voor deze regeerperiode was om werk te maken van het organiseren van zorg vanuit mensen in plaats van systemen. Waarbij niet het aanbod centraal staat maar de behoeften en wensen van patiënten en cliënten.

Het afgelopen jaar zijn tegen deze achtergrond opnieuw de nodige stappen gezet in het verplaatsen van zorg naar de buurt. De focus lag daarbij op het aanbrengen van praktische verbeteringen. Met de verdere ontwikkeling van e-health blijkt het mogelijk om zorg en begeleiding niet alleen beter en patiëntvriendelijker te maken, maar deze ook zo dichtbij mogelijk of zelfs thuis te organiseren. Zorgverleners in de eerste lijn hebben meer mogelijkheden om maatwerk en innovatie vergoed te krijgen. Wijkverpleegkundigen hebben meer ruimte gekregen om vanuit hun professionaliteit te handelen. Overal zijn wijkteams aan de slag die bij mensen over de vloer komen. Formulieren en indicatiestellingen maken plaats voor een gericht gesprek over wat mensen nodig hebben. Daarnaast zijn er stappen gezet in de concentratie van complexe zorg als dat kwalitatieve meerwaarde heeft.

Ondanks alle mooie en hoopvolle ontwikkelingen en initiatieven betekent dat niet meteen dat alles goed gaat. Zoals met elke verandering kost het tijd tot alle partijen elkaar naadloos weten te vinden, voordat iedereen precies de weg kent en weet wat hij moet doen of wie hij bijvoorbeeld moet bellen. Ministeries, gemeenten, zorgverzekeraars en zorgaanbieders kunnen en moeten nog meer dan nu samen zorg en ondersteuning over de schotten heen bieden. Om knelpunten op te lossen, zijn wij in 2016 verder gegaan met praktijk- en aanjaagteams zoals Zorg op de juiste plek, Palliatieve zorg en Verwarde Personen. De eerste resultaten van deze vernieuwende aanpak zijn positief.

Het Europees voorzitterschap in de eerste helft van 2016 bood ons de gelegenheid antibioticaresistentie een prominente plek op de internationale agenda te geven. Antibioticaresistentie is immers een wereldwijd probleem. Daarmee voorkomen we dat bacteriën ongevoelig voor antibiotica worden. Tegelijkertijd is een akkoord bereikt over de veiligheid van medische hulpmiddelen en zijn afspraken gemaakt over de Europese samenwerking op het terrein van gezondere voeding en de betaalbaarheid van dure innovatieve geneesmiddelen. Samenwerking in het kader van geneesmiddelen maakt de positie van de Nederlandse patiënt sterker waardoor de toegankelijkheid wordt vergroot. Ook is een analyse gestart naar de Europese regelgeving op het gebied van geneesmiddelen zodat medicijnen sneller beschikbaar komen voor de patiënt.

Om ruimte en vertrouwen aan mensen in de zorg te geven was het ook noodzakelijk om regeldruk terug te dringen. Hoewel er bij het verminderen van regeldruk al een aantal stappen is gezet, is het van groot belang om hier de komende tijd onverminderd op in te blijven zetten. Daarvoor is de inzet van zorg- en hulpverleners cruciaal; zij weten welke administratieve lasten overbodig zijn en hun functioneren hinderen. Minder bureaucratie betekent meer tijd voor zorg aan patiënten en cliënten. En daardoor meer tijd voor artsen en behandelaren om met patiënten en cliënten het goede gesprek te voeren. Want steeds meer wordt samen besloten wat de beste behandeling is. Ook het afgelopen jaar is daarom geïnvesteerd in het versterken van de positie van patiënten en cliënten.

Wij zijn er in geslaagd de groei van de zorguitgaven te remmen. Jarenlang groeide de zorg harder dan de economie; nu gaat het gelijk op. Dat betekent dat onze zorg duurzaam betaalbaar kan worden gehouden. En daarmee toegankelijk voor iedereen. Ook in 2016 bleven de zorguitgaven onder de afgesproken kaders. De Zvw-premie was in het afgelopen jaar min of meer vergelijkbaar met die van 2011. De rustige uitgavenontwikkeling maakte het ook mogelijk dat wij het afgelopen jaar de taakstelling op de Wlz konden schrappen. Wij vinden het van het grootste belang dat juist deze sector – na een periode van veel onrust en onzekerheid – stabiliteit en vertrouwen krijgt. De brede maatschappelijke aandacht voor ouderenzorg bevestigt dat het hier beter kan en moet.

Tegelijkertijd is er als het gaat om uitgavenbeheersing geen reden tot achterover leunen. Volgens het Centraal Planbureau zullen de zorguitgaven zonder nieuwe maatregelen onder een nieuw kabinet stijgen met 3,4% en daarmee een fors beslag leggen op de verwachte economische groei. In het afgelopen jaar zijn al stappen gezet om toekomstige generaties niet met een te hoge zorgrekening op te zadelen. Dat beleid blijft onverminderd van belang.

In dit beleidsverslag blikken wij uitgebreider terug op het afgelopen jaar. Dat doen wij aan de hand van de opzet van de beleidsagenda 2016 en de daarin opgenomen driedeling: (1) naar merkbare zorg dichterbij; (2) minder regels: vertrouwen in elkaar; en (3) uitgavenbeheersing: gezamenlijk inspelen op toekomstige ontwikkelingen en uitdagingen.

Gegeven de opzet van de beleidsagenda 2016 biedt dit verslag geen compleet overzicht van alle behaalde doelen, maar behandelen wij de meest relevante ontwikkelingen op ons beleidsterrein. En blikken wij terug op wat er met de in de beleidsagenda aangekondigde maatregelen en acties is gebeurd. De Tweede Kamer heeft voor de Jaarverantwoording in elk geval gevraagd naar de ontwikkelingen rondom het trekkingsrecht pgb en de acute zorg voor kwetsbare ouderen. Deze focusonderwerpen zijn in de tekst als separate boxjes toegevoegd. Daarnaast plaatsen wij de Nederlandse zorg en gezondheidsuitkomsten in internationaal perspectief.

Ten slotte bevat dit beleidsverslag een overzicht van de realisatie van beleidsdoorlichtingen. In de toelichting op deze beleidsdoorlichtingen wordt ook aandacht besteed aan een vierde focusonderwerp, te weten beleidsevaluaties.

In de VWS-begroting 2017 (en de daarin opgenomen beleidsagenda) zijn we aan de slag gegaan met het verbeteren van de verantwoordings- en monitorfunctie onder andere door het SMART maken van beleidsvoornemens en maatregelen. In de VWS-begroting 2018 en het jaarverslag 2017 zullen we verdere stappen zetten in het uitwerken van de monitorfunctie en de ontwikkeling van indicatoren. Door het concreter en specifieker formuleren van maatregelen en het toevoegen van een gericht aantal indicatoren, moet het mogelijk worden de invulling van de meer recente beleidsprioriteiten af te zetten tegen de langetermijndoelstellingen en trendontwikkelingen. In de huidige praktijk wordt overigens al met monitoring gewerkt, zoals de E-healthmonitor en de Monitor Transitie Jeugd.

Focusonderwerp: De Nederlandse zorg en gezondheidsuitkomsten in internationaal vergelijkend perspectief

Wij vinden het belangrijk de Nederlandse zorg ook internationaal te spiegelen. Om te leren, te duiden en om verantwoording af te leggen. Regelmatig komen ook internationaal vergelijkingen uit waarin landen in het algemeen gerankt worden, zoals die van de Commonwealth Fund (CWF) of de Euro Health Consumer Index (EHCI). Nederland staat meestal hoog op die lijstjes. Dit is mooi, maar relatief.

In deze box wordt een beknopte internationale duiding beschreven van cijfers die voornamelijk afkomstig zijn uit de Staat Volksgezondheid en Zorg (Staat VenZ). In deze box is slechts ruimte voor een beperkt aantal internationaal vergelijkende indicatoren. Ook is er vaak spanning tussen geschikte indicatoren voor specifiek de Nederlandse situatie versus die voor internationale vergelijkingen, waardoor enkele aanvullende indicatoren van de OECD en de Commonwealthfund (CWF) zijn meegenomen.

Het algemene beeld is dat de Nederlander een goede, maar geen exceptionele levensverwachting heeft (81,5 jaar). Tegelijkertijd geeft ons land relatief veel geld uit aan zorg (10,8% van het BBP). Internationaal gezien liggen de uitgaven aan curatieve zorg (ziekenhuizen en revalidatiecentra) echter onder het gemiddelde. Nederland stond als het gaat om uitgaven aan de curatieve zorg op de OECD-lijst in 2013 Europees gezien op een 11e plaats en wereldwijd op een 14e plaats.

Met name de uitgaven aan langdurige zorg zijn hoger dan het gemiddelde. Nederland stond als het gaat om uitgaven aan de langdurige zorg op de OECD-lijst in 2013 Europees en wereldwijd gezien op een 1e plaats.

Wel lijken deze uitgaven de laatste jaren wat meer af te vlakken dan in andere OECD-landen. Het financiële beleid van het kabinet heeft de groei van de zorguitgaven weten te stabiliseren rond de groei van de economie.

Het lijkt erop dat leefstijl en omgevingsfactoren een deel van deze paradox (levensverwachting versus zorguitgaven) zou kunnen verklaren. De omvang van de vermijdbare sterfte – dat deel van de mortaliteit die bij goede zorg kan worden vermeden – ligt in ons land relatief laag (86 per 100.000 mensen). Dat kan impliceren dat andere factoren een grotere rol spelen: zo wordt vooral door laag opgeleide vrouwen veel gerookt tijdens de zwangerschap (ca. 22,1%); de trend van rokende zwangere vrouwen is al een paar jaar stijgend. Met name het aantal rokers (15 jaar en ouder) is met 19,1% nog steeds hoog. Dat is ruim hoger dan in Noorwegen (12,9%) en bijna twee keer zo hoog als in Zweden (9,8%); alhoewel lager dan in Frankrijk (22,4%) en Oostenrijk (24,3%).

Het aantal mensen dat sterft na een opname in het ziekenhuis voor een hartinfarct ligt met 9% rond de mediaan van de OECD (8,7%). Bij sterfte aan een beroerte is dit respectievelijk (9,6% versus 9,9%). Nederlanders worden meestal snel geholpen. Zo scoort ons land het beste bij het aantal heupfracturen waarbij nog dezelfde of de volgende dag al wordt geopereerd (86,8% versus 70,1%). Wel lijkt er een optimum bereikt: de trendverbetering voor wachttijden is in de afgelopen jaren gestagneerd. Kijken we naar de vijfjaarsoverleving bij enkele veel voorkomende vormen van kanker, dan ligt het gemiddelde voor borstkanker en darmkanker boven het gemiddelde van de OECD en voor baarmoederhalskanker net onder het gemiddelde. De verschillen in vijfjaarsoverleving zijn echter klein.

Het aantal (vermijdbare) opnames voor chronische aandoeningen zoals diabetes en COPD ligt laag. En volgens de International Health Policy Survey van de CWF (2013) ligt het aantal patiënten dat aangeeft problemen te ervaren met de afstemming tussen de eerste en tweede lijn lager dan in andere landen. De huisarts is terughoudend met het voorschrijven van antibiotica en slaapmiddelen voor ouderen.

De toegang tot de zorg is in Nederland bovengemiddeld. Wachttijden liggen laag, reistijden zijn kort en de zorg buiten kantooruren (huisartsenposten) is goed geregeld. De eigen betalingen zijn als percentage van de gemiddelde zorgkosten per volwassene laag, maar zijn de afgelopen tien jaar wel gestegen; bovendien kiezen mensen daarnaast soms voor een vrijwillig eigen risico.

Het concluderende beeld is dat het Nederlandse zorgsysteem van een kwaliteit is die de vergelijking met andere ontwikkelde landen goed kan doorstaan en een erg goede toegang tot zorg biedt. Daar staat tegenover dat met name de uitgaven aan de langdurige zorg aan de hoge kant zijn en dat sommige leefstijlindicatoren (roken) negatief zijn.

Merkbaar betere zorg dichtbij mensen

Mensen willen de zorg en begeleiding die bij hen past. Dichtbij huis en als het even kan het liefst thuis, zodat hun leven zo min mogelijk overhoop wordt gehaald. En mensen willen ervan uit kunnen gaan dat de geboden zorg van goede kwaliteit en veilig is.

E-health

E-health moet het mogelijk maken dat de zorg zich kan verplaatsen van de wachtkamer naar de woonkamer. Het gaat hierbij niet alleen om complexe of kostbare digitale hulpmiddelen, maar ook eenvoudige oplossingen die het leven van patiënten gemakkelijker maken en het werk van professionals verbeteren. Om dit mogelijk te maken hebben wij in 2014 drie ambities geformuleerd om via e-health binnen vijf jaar de kwaliteit van leven te verhogen. Deze ambities komen er op neer dat meer mensen direct toegang hebben tot bepaalde medische gegevens, dat er meer mogelijkheden voor chronisch zieken en ouderen zijn om aan zelfmeting en telemonitoring te doen en dat beeldschermzorg (ondersteund door domotica) voor iedereen beschikbaar is die zorg en ondersteuning thuis krijgt.

In 2016 zijn verschillende initiatieven ontplooid om deze ambities te realiseren. Zo doen we goede ervaringen op met het sluiten van Health Deals. In het afgelopen jaar hebben we bijvoorbeeld samen met het Ministerie van EZ, patiëntenorganisaties, bedrijven, ziekenhuizen, zorgverzekeraars en netwerk- en kennisinstellingen afspraken gemaakt over de ontwikkeling van keuzehulpen die patiënt en behandelaar moeten ondersteunen bij het samen kiezen van de best passende kankerbehandeling. Met het eveneens in samenwerking met het Ministerie van EZ in 2016 gestarte Fast Track eHealth Initiatief geld kunnen MKB-ondernemers worden ondersteund en begeleid bij de opschaling van goede e-health initiatieven. Doel is veelbelovende innovaties sneller bij de patiënt te brengen, breder in Nederland toe te passen en een plek te geven in de gezondheidszorg (TK 27 529, nr. 141).

Om gezondheidsgegevens beter beschikbaar en uitwisselbaar te maken zijn afspraken nodig. Wij ondersteunen het onder leiding van de Patiëntenfederatie in 2016 gestarte MedMij. Eind 2016 zijn de eerste MedMij-standaarden gepubliceerd waaraan persoonlijke gezondheidsomgevingen en ICT-systemen moeten voldoen om goed, veilig en betrouwbaar gegevens uit te kunnen wisselen. Ten slotte hebben wij het afgelopen jaar besloten middelen vrij te maken om te realiseren dat patiënten zelf eenvoudig digitaal toegang krijgen tot hun gegevens bij het ziekenhuis (TK 27 529, nr. 142). Tegen deze achtergrond was het belangrijk dat de Wet cliëntenrechten bij elektronische verwerking van gegevens werd aangenomen (Staatsblad 2016, nr. 373).

Dat er nog veel meer goede ideeën rondom e-health in Nederland leven en mogelijkheden tot innovatie en samenwerking zijn, bleek wel in de internationale e-healthweek (TK 27 529, nr. 139) van juni 2016 en de nationale e-healthweek van januari 2017. Dat er ook nog veel te winnen valt, blijkt uit de laatste E-healthmonitor. Daaruit blijkt onder andere dat zorgaanbieders weliswaar steeds meer online hulpverlening aanbieden, maar dat veel patiënten de weg naar deze hulpverlening nog niet goed weten te vinden (TK 27 529, nr. 141). We zullen dan ook initiatieven blijven ontplooien om onze ambities te halen, zoals door maandelijkse e-healthbijeenkomsten te organiseren, via het Versnellingsprogramma Informatie-uitwisseling Patiënt en Professional en zo nodig met aanpassing van wet- en regelgeving.

Focusonderwerp: Acute zorg voor kwetsbare ouderen

De acute zorg staat de laatste tijd in toenemende mate onder druk. Dit heeft verschillende oorzaken (TK 29 247, nr. 225). Naast (dreigende) personeelstekorten zijn er de afgelopen periode bijvoorbeeld ook steeds meer ouderen op de spoedeisende hulp (SEH) gekomen. Hoewel dit deels door de vergrijzing komt, lijkt deze toename ook het gevolg van het niet tijdig beschikbaar zijn van voldoende en passende zorg. Dit komt voor een belangrijk deel ook door onvoldoende samenwerking in de keten.

Mensen willen langer thuis blijven wonen. Die trend is al sinds 1980 zichtbaar. In de afgelopen jaren is door alle betrokken partijen verder op deze ontwikkeling ingespeeld. Dit door de zorg zo dicht mogelijk bij mensen thuis te organiseren. Dit vraagt op alle fronten om veranderingen in de organisatie van zorg. Niet alleen in de eerste en tweede lijn en in de langdurige zorg, maar vooral ook in de samenwerking in de hele keten van de acute curatieve zorg en ouderenzorg. Dit loopt nog niet altijd zoals gewenst.

Vooral ouderen komen hierdoor nog te vaak onnodig op de SEH terecht en blijven te vaak te lang op de SEH, omdat zij niet tijdig kunnen doorstromen naar een regulier ziekenhuisbed of een andere vorm van vervolgzorg. Wij achten het van belang dat ouderen de juiste zorg op de juiste plek krijgen.

Het eerstelijns verblijf speelt hierbij een belangrijke rol. Eerstelijns verblijf is medisch noodzakelijk kortdurend verblijf, bedoeld voor kwetsbare mensen die tijdelijk niet meer of nog niet verantwoord in hun eigen woonomgeving kunnen verblijven, maar waarvoor geen opname in een ziekenhuis of andere zorginstelling is aangewezen. Deze zorg is gericht op herstel van de patiënt en daarmee op terugkeer naar huis. Opname in het eerstelijns verblijf kan een ziekenhuisopname of SEH-bezoek voorkomen en/of er ook aan de achterkant voor zorgen dat een patiënt die in het ziekenhuis is behandeld maar niet naar huis kan, tijdelijk passende zorg kan krijgen. In 2016 is het budget voor het eerstelijns verblijf opgehoogd. Per 2017 is de bekostiging voor eerstelijns verblijf ondergebracht binnen de Zorgverzekeringswet (Zvw). Met het onderbrengen van eerstelijns verblijf in de Zvw is het mogelijk voor de zorgverzekeraars om de curatieve zorg in samenhang in te kopen (TK 34 104, nr. 125).

Om de druk op de SEH verder te verlichten is de inzet van professionals dicht bij huis en van de sociale omgeving onontbeerlijk. Voor de doorstroom van de oudere patiënt in de keten is regionale coördinatie belangrijk. Het is in eerste instantie aan de zorgaanbieders om hierover afspraken te maken. Wij hebben echter ook de zorgverzekeraars laten weten dat we van hen een integrale (inkoop)visie verwachten en gaan er vanuit dat zij de zorgaanbieders aanspreken op hun verantwoordelijkheid (TK 29 247, nr. 226). Gemeenten kunnen bij een hulpvraag kijken naar risico’s en inzetten op adequate preventie. Ook wijkverpleegkundigen en huisartsen kunnen voorkomen dat ouderen onnodig op de SEH terecht komen (TK 29 247, nr. 226). Ten slotte hebben wij besloten om meer mogelijkheden te creëren voor de huisarts om de specialist ouderengeneeskunde in te schakelen (TK 33 578, nr. 33).

Sinds februari 2016 is daarnaast het praktijkteam «Zorg op de juiste plek» actief: www.denieuwepraktijk.nl/praktijkteam. Dit landelijke team beantwoordt vragen die zorgmedewerkers hebben over de overdracht van kwetsbare cliënten tussen thuis, ziekenhuis of kortdurende opname, en de regels die hierbij gelden. Het praktijkteam bestaat uit experts van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Het praktijkteam regelt zelf geen zorg, maar brengt mensen met elkaar in gesprek en adviseert bij vragen. Veel vragen van zorgverleners gingen over organisatie en financiering van de overdracht tussen verschillende vormen van zorg en verblijf. Het praktijkteam maakte duidelijk wat kan. Het leidde onder meer tot een interactieve tekening die veel antwoorden geeft: www.denieuwepraktijk.nl/praktijkteam/zorgketen-in-kaart

Bij meerdere zorgverleners leefde daarnaast onduidelijkheid over de financiering van de wijkverpleegkundige die langskomt in het ziekenhuis om de overdracht naar huis zo soepel mogelijk te laten verlopen. Zorgverleners wisten niet dat een bezoek aan een ziekenhuis door een wijkverpleegkundige om de zorg na een ontslag te regelen vergoed wordt. Het praktijkteam nam misverstanden hierover weg (TK 33 578, nr. 33). Tot slot is er aandacht voor het opleiden van verpleegkundigen: van wijkverpleegkundige tot SEH-verpleegkundige. De plaatsen die beschikbaar zijn, moeten worden ingevuld; stages moeten voorhanden zijn. Hier ligt ook een belangrijke taak bij de zorg zelf.

Betere compensatie chronisch zieken

In onze brief Kwaliteit loont die we in 2015 naar de Tweede Kamer hebben verzonden, was aangekondigd dat er een forse aanpassing van de berekening van de vereveningsbijdrage zou komen. Dit diende ervoor te zorgen dat verzekeraars meer geprikkeld worden om zich te richten op het aantrekken van mensen die (veel) gebruik maken van zorg en voor hen kwalitatief goede zorg in te kopen. Inkopen op kwaliteit moest met een beter risicovereveningsmodel meer lonend worden dan tot dan toe het geval was. In 2016 zijn daartoe grote stappen gezet. Er zijn 350.000 extra chronisch zieken geïdentificeerd in het vereveningsmodel waarvoor verzekeraars een relatief hoge vereveningsbijdrage ontvangen. De herverdeling van budget bij verzekeraars van gezond naar ongezond moet daarmee toenemen van € 5,2 miljard in 2006 naar € 13,8 miljard in 2016; oftewel van 26% naar 36% van de curatieve zorguitgaven (TK 29 689, nr. 617).

Vanaf 2017 zijn zorgverzekeraars volledig risicodragend. Dat betekent dat zij niet langer achteraf gecompenseerd worden als kosten onverwacht hoger uitvallen (TK 29 689, nr. 725).

Samenwerking zorgaanbieders en zorgverzekeraars

Goede contracten en goede werkrelaties tussen zorgaanbieders en zorgverzekeraars komen de kwaliteit van de zorg ten goede. In het afgelopen jaar is de Geschilleninstantie Zorgcontractering van start gegaan. Deze instantie kan optreden als bemiddelaar tussen zorgverzekeraar en zorgaanbieder wanneer zij er tijdens contractbesprekingen niet uitkomen (bijvoorbeeld door mediation). Het doel van de instantie is om een gang naar de rechter te voorkomen. Dat moet veel tijd en geld besparen en is ook gericht op het continueren van de samenwerking (TK 29 689, nr. 717).

Depressiepreventie

Ongeveer 1 op de 20 volwassen Nederlanders worstelt elk jaar met een depressie. Het is in Nederland een van de meest voorkomende redenen voor ziekteverzuim. Toch is depressie niet of nauwelijks een onderwerp van gesprek. Mensen weten er weinig van, vinden het lastig om er op te reageren en weten niet hoe ze iemand met een depressie kunnen helpen. Dat moet anders. Om die reden zijn wij in 2016 een landelijke publiekscampagne begonnen om depressie bespreekbaar te maken en de kennis erover te vergroten (TK 32 793, nr. 259). Ook zijn wij gestart met een langjarig onderzoeksprogramma en een landelijke agenda suïcidepreventie. Ten slotte is de hulplijn 113Online financieel enorm versterkt (TK 32 793, nr. 218).

Verwarde personen

In september 2015 hebben wij samen met de Minister van VenJ en de VNG het «Aanjaagteam Verwarde Personen» geïnstalleerd. De inzet van het aanjaagteam was om te bevorderen dat gemeenten, voor zover dat nog niet het geval was, binnen een jaar zouden beschikken over een sluitende aanpak van zorg en ondersteuning van personen met verward gedrag. In de tweede tussenrapportage van het aanjaagteam wordt geconcludeerd dat ondanks alle inspanningen de zorg en ondersteuning beter kan en moet. Ook is er nog een grotere inzet van alle partijen nodig; zeker daar waar het gaat om preventie en vroegsignalering.

Wij hebben aan deze oproep gehoor gegeven door in 2016 een nieuw schakelteam in te stellen. Alle gemeenten en regio’s moeten beschikken over een goed werkend systeem voor de ondersteuning van mensen met verward gedrag. Het schakelteam zal tot 1 oktober 2018 alles uit de kast trekken om dit te faciliteren, waarbij we er vanuit gaan dat veel regio’s ruim voor die tijd al een functionerend systeem hebben. In een aantal «verdiepingsregio's» experimenteren gemeenten en organisaties al met een betere aanpak. Zo wordt op verschillende plaatsen gewerkt met alternatieve vormen van vervoer die beter aansluiten bij de behoefte van mensen die verward gedrag vertonen. Ook zijn er verschillende opvanglocaties voor mensen met verward gedrag waar snelle risicotaxatie en eventueel doorverwijzing plaatsvindt. Het schakelteam gaat gemeenten en hun partners ondersteunen in het realiseren van dergelijke voorzieningen, onder andere door het verspreiden van kennis en goede voorbeelden (TK 25 424, nr. 321).

Ter ondersteuning van de brede aanpak rondom verwarde personen lopen verschillende acties, bijvoorbeeld op het gebied van onverzekerden. In de praktijk komt het helaas voor dat mensen geen vaste woon- of verblijfplaats hebben en ook geen briefadres. Een zorgverzekering vereist een adres. Hierdoor hebben deze dak- en thuislozen ook geen zorgverzekering en zijn zij verstoken van medisch noodzakelijk zorg. Om dit aan te pakken zetten gemeenten zich ervoor in dat mensen uit kwetsbare groepen zonder adres, zo snel mogelijk worden ingeschreven in de Gemeentelijke Basisadministratie zodat ze vindbaar zijn voor instanties en beter gebruik kunnen maken van voorzieningen. Daarnaast is sinds 1 maart 2017 de Subsidieregeling medisch noodzakelijke zorg aan onverzekerden van kracht (Staatscourant 2017, nr. 10332). Deze regelt dat aanbieders de kosten van verleende zorg aan onverzekerde verzekeringsplichtigen onder voorwaarden vergoed krijgen; ook als de papieren nog niet op orde zijn.

De Wet verplichte ggz is op 14 februari 2017 aangenomen in de Tweede Kamer. Deze wet stelt de zorg centraal in plaats van de gedwongen opname van een patiënt en maakt het mogelijk deze zorg, ook in gedwongen kader, ambulant te verlenen. Hierdoor hoeft niet te worden gewacht tot het gevaar zo ernstig is dat het alleen door middel van een gedwongen opname weggenomen kan worden. Ook zorgt de wet ervoor dat familieleden beter worden betrokken.

Decentralisatie jeugdhulp en Wmo

Deze kabinetsperiode zijn grote hervormingen in het sociaal domein doorgevoerd. Zodat kwetsbare mensen eerder hulp krijgen en ondersteuning op maat. Zodat mensen langer thuis kunnen wonen en met hun sociale netwerk zoveel als mogelijk zelf de regie houden over hun leven. Door de decentralisaties in het sociale domein zijn de gemeenten de eerstverantwoordelijke overheid geworden voor werk, maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp.

Na een zorgvuldige voorbereiding zijn de Jeugdwet en de Wmo 2015 op 1 januari 2015 in werking getreden. Bijna twee jaar later blijkt dat de continuïteit van jeugdzorg is gewaarborgd. «Door de bank genomen zijn ouders tevreden over de kwaliteit van de geboden zorg», stelde ook de Kinderombudsman afgelopen jaar.

Na de stelselwijziging blijft het jeugdhulpgebruik vrijwel gelijk. De lichte daling die over de afgelopen jaren kan worden geconstateerd, hangt samen met demografische trend van 1% minder jeugdigen per jaar. De decentralisaties zijn pas echt geslaagd als mensen ervaren dat ze goed worden geholpen: preventie, aansluiten op wat ouders en kinderen zelf willen en kunnen, passende hulp dichtbij, integrale ondersteuning en met alle ruimte voor professionals. Nu twee jaar na de invoering worden de vernieuwingen in de jeugdhulp goed zichtbaar. Het lokale maatwerk is nog onvoldoende ontwikkeld (zoals blijkt uit de Monitor Transitie Jeugd 2016). Cliënten melden dat de ontvangen hulp niet aansluit bij hun hulpvraag. Samen met gemeenten en aanbieders proberen wij deze signalen op te pakken. Zo is afgesproken dat gemeenten een aanspreekpunt met doorzettingsmacht gaan inrichten waar gezinnen terecht kunnen als zij dreigen vast te lopen.

De invoering van de Jeugdwet heeft geleid tot verschillende uitdagingen in het organiseren van jeugdhulp. Belangrijk onderdeel daarvan is de transformatie en daarmee samenhangend borging van essentiële specialistische jeugdhulpfuncties. Om te voorkomen dat er gedurende de transformatie van het zorglandschap essentiële functies in de jeugdhulp verdwijnen, is besloten om de Transitie Autoriteit Jeugd met een jaar te verlengen (TK 31 839, nr. 554).

Om ouders met ernstig zieke kinderen gemakkelijker duidelijkheid te geven over zaken waarover zij zich zorgen maken, is in 2016 een expertisepunt zorg voor deze groep ingericht. Daar kunnen niet alleen ouders maar bijvoorbeeld ook verzorgers, professionals en gemeenteambtenaren terecht voor specifieke vragen (TK 34 104, nr. 148).

Kinderen moeten er daarnaast op kunnen rekenen dat zij in een veilige omgeving opgroeien. In Nederland moet op een meer systematische manier worden gewerkt aan de veiligheid van kinderen en andere kwetsbare groepen. Uit de meest recente voortgangsrapportage Geweld in afhankelijkheidsrelaties blijkt dat 25 van de Veilig Thuis-organisaties de basis voldoende op orde hebben en nog één organisatie onder verscherpt toezicht staat. Zoals met de Tweede Kamer afgesproken is het essentieel dat Veilig Thuis een «radarfunctie» voor veiligheid vervult. Daarvoor wordt momenteel een impactanalyse uitgevoerd. Tegelijkertijd ligt een advies voor bij de Raad van State om de meldcode aan te scherpen. Hierin wordt een afwegingskader voorgeschreven waarmee professionals in staat worden gesteld om te beoordelen of er sprake is van (een vermoeden van) ernstig huiselijk geweld of ernstige kindermishandeling, dat melden bij Veilig Thuis vereist (TK 28 345, nr. 174).

Ook voor de Wmo 2015 geldt dat de aandacht moet worden verlegd naar een goed werkende praktijk, die voor gebruikers van zorg en ondersteuning en professionals merkbaar beter wordt. Langs de in 2016 vastgestelde, gezamenlijke agenda Volwaardig meedoen 2016–2018 moeten gemeenten, Rijk en cliëntorganisaties prioriteit geven aan drie doelstellingen. Die drie doelstellingen zijn: versterking van de positie van de cliënt, het bieden van maatwerk in levensbrede ondersteuning (gericht op participatie en zelfredzaamheid) en de bevordering van een «inclusieve samenleving» die wordt verrijkt door maatschappelijke initiatieven (TK 29 538, nr. 214).

Uit de voortgangsrapportage Wmo over de tweede helft van 2016 wordt duidelijk dat er inmiddels veel goede initiatieven lopen die invulling geven aan de bedoeling van de wet. Zorgverzekeraars en gemeenten werken steeds beter samen om de zorg en ondersteuning in de wijken beter op elkaar af te stemmen. En zij onderzoeken hoe er een betere verbinding kan komen tussen de medische zorg en het sociaal domein. Sociale wijkteams onderhouden samen met de wijkverpleegkundige, huisarts en wijkagent de contacten met de wijk. Daardoor kunnen signalen eerder, beter en meer in samenhang worden opgepakt; soms zelf voordat er al een gerichte zorgvraag is. De wens om de cliënt centraal te stellen is nog niet overal in de praktijk aanwezig. Hoewel de goede weg is ingeslagen, is extra inspanning, tijd en vertrouwen nodig om hier de noodzakelijke volgende stappen te zetten. Wat past bij een ontwikkelende praktijk is dat goede voorbeelden in het zonnetje worden gezet. Dat gebeurt onder andere via de website www.denieuwepraktijk.nl. Op langere termijn moeten de evaluaties van het SCP de effecten van het nieuwe beleid in beeld brengen (TK 29 538, nr. 230).

Wie voor ondersteuning bij de gemeente aan klopt, is het best af met één contactpersoon en met hulpverleners en ondersteunende instanties die goed samenwerken. De vraag moet centraal staan, niet de regeling of het type zorg. Vijf grote gemeenten en drie ministeries hebben in 2016 een City Deal gesloten om zo’n integrale aanpak te bevorderen. De deal moet leiden tot nieuwe manieren van ondersteuning voor mensen met een ondersteuningsbehoefte. De gemeenten Eindhoven, Enschede, Leeuwarden, Utrecht en Zaanstad werken aan nieuwe vormen van ondersteuning voor huishoudens met meer problemen, zoals verstandelijke of lichamelijke beperkingen, werkloosheid, armoede, schulden en opvoedings- of psychische problemen.

Ten slotte moeten gemeenten een reële kostprijs gaan betalen voor Wmo-hulp voor ouderen en mensen met een beperking. Op 10 februari jl. is een besluit afgekondigd dat regelt dat gemeenten dit moet regelen (Staatsblad 2017, nr. 55). Het gaat om het «Besluit regels ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van een voorziening en de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit van de voorziening en de continuïteit in de hulpverlening tussen de cliënt en de hulpverlener». De Wmo 2015 verplichtte de gemeenteraad al om bij de uitvoering van de Wmo regels te stellen ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs en de kwaliteit van een voorziening. Dit besluit stelt daarvoor ter verduidelijking nadere regels aan deze verplichting. Gemeenten kunnen hiermee vechtcontracten, waarin partijen zorg onder de reële kostprijs aanbieden, buiten de deur houden.

Focusonderwerp: pgb-trekkingsrechten

Het pgb maakt het mogelijk voor mensen om zelf zorg in te kopen, die past bij hun wensen. De groei van het aantal pgb’s maakt duidelijk dat deze vorm van zorgverlening voorziet in een behoefte. Het nadeel van het pgb is dat dit gepaard gaat met hoge uitvoeringslasten en een grotere fraudegevoeligheid. Met de inwerkingtreding van de Wlz, de Wmo 2015 en de Jeugdwet is ook het trekkingsrecht persoonsgebonden budget (pgb) ingevoerd. Dit betekent dat het budget niet langer aan de budgethouder zelf wordt verstrekt, maar na controle de betalingen rechtstreeks aan de zorgverlener worden gedaan. De invoering van het trekkingsrecht in 2015 is niet zonder problemen verlopen. Het jaar 2015 stond daarom in het teken van herstel. In 2016 is ketenbreed gewerkt aan het verder stabiliseren en verbeteren van het systeem van trekkingsrecht (TK 25 657, nr. 235).

Over de voortgang is de Kamer regelmatig geïnformeerd. De laatste voortgangsrapportage is op 2 november jl. aan de Tweede Kamer verzonden (TK 25 657, nr. 273). Uit deze voortgangsrapportages blijkt dat in 2016 verschillende verbeterslagen zijn gerealiseerd. Zo waren de betalingen gedurende het hele jaar stabiel en vanaf november 2016 wordt de totale set reguliere controles uitgevoerd zoals afgesproken (TK 25 657, nr. 261). Dit draagt bij aan de controledoelstelling van het trekkingsrecht, maar verdere verbeteringen in met name de administratieve afhandeling zijn en blijven nodig. Verbeteringen die op dit vlak zijn ingezet zijn onder meer het ontwikkelen van een gebruikersvriendelijk portaal, vergaand standaardiseren en digitaliseren, het beter borgen van taken en verantwoordelijkheden voor de verstrekker en noodzakelijke investeringen bij de SVB. (TK 25 657, nr. 249). Over de totstandkoming van het portaal is de Tweede Kamer op 16 december jl. geïnformeerd (TK 25 657, nr. 275).

Dementie

In ons land leven naar schatting 260.000 mensen met dementie. Het aantal mensen met dementie zal, vooral als gevolg van de vergrijzing, stijgen tot naar schatting meer dan 400.000 in 2050. Van de mensen met dementie woont 70% thuis. Meer dan 40% van de mensen met dementie is alleenstaand. Voor mensen met dementie staan naast de beroepskrachten en vrijwilligers naar schatting 300.000 mantelzorgers klaar. Gemiddeld leven mensen met dementie ruim zes jaar thuis en ruim anderhalf jaar in een instelling. In het afgelopen jaar hebben wij niet alleen extra geld vrij gemaakt voor wetenschappelijk onderzoek naar de dodelijke hersenaandoening, maar is ook de campagne Samen dementievriendelijk gestart (TK 25 424, nr. 313). Begin 2017 hadden zich 14.371 mensen geregistreerd als «dementievriendelijk». In 2020 moeten dat er zo’n 300.000 zijn: één voor elke Nederlander die op dat moment leeft met dementie.

Mensen met een beperking

Sinds 14 juli 2016 geldt daarnaast het VN-verdrag Handicap. Dit verdrag bepaalt dat iedereen volwaardig moet kunnen deelnemen aan de samenleving. Helaas is dat in Nederland niet altijd het geval. Mensen met een handicap lopen regelmatig letterlijk en figuurlijk tegen obstakels aan. In ons land hebben ruim 2 miljoen mensen één of meer handicaps. Ze zijn slechtziend, blind of doof, hebben een andere lichamelijke of een verstandelijke beperking of een psychische of psychiatrische aandoening.

Mensen met een beperking of chronische ziekte krijgen een centrale rol bij de invoering van het VN-verdrag. Zij zijn actief betrokken bij de totstandkoming van actieplannen per sector waarin concreet wordt uitgewerkt hoe algemene toegankelijkheid in de praktijk wordt gerealiseerd. Een AMvB die dit moet regelen hebben wij naar de Eerste en Tweede Kamer gestuurd (TK 33 990, nr. 61). Met de begin 2017 gestarte campagne Meedoen met een handicap willen wij zaken door de ogen van iemand met een handicap laten bekijken en daarmee bewustwording creëren. Dan blijkt sporten, boodschappen doen of een terrasje pakken helemaal niet zo vanzelfsprekend.

Ouderenzorg

Omdat ouderen langer thuis blijven wonen is de zorg die zij nodig hebben als zij uiteindelijk wel naar een verpleeghuis gaan, complexer dan vroeger. Het verbeteren van de kwaliteit van de verpleeghuis- en gehandicaptenzorg is dan ook een van onze speerpunten. Voor de ouderenzorg hebben wij met «Waardigheid en Trots» in 2015 al een breed plan gelanceerd om in alle Nederlandse verpleeghuizen liefdevolle zorg door trotse medewerkers te bewerkstelligen. Daartoe zijn vanaf 2016 extra middelen beschikbaar gesteld voor zinvolle dagbesteding van bewoners en het versterken van de deskundigheid van personeel. Daarnaast is met het vervolg «Waardig leven met zorg» de invloed van ouderen op de kwaliteit van zorg verhoogd. Hun wensen moeten bepalen hoe de zorg er uit ziet. Daarom worden die leidend bij de bekostiging en inkoop van zorg.

Goede personeelsbezetting in alle verpleeghuizen is ook een centraal thema in het door de hele Tweede Kamer omarmde manifest Scherp op Ouderenzorg van Hugo Borst en Carin Gaemers. Begin 2017 hebben wij op basis van dit manifest besloten € 100 miljoen extra uit te trekken. In 2016 hebben wij een voorgenomen bezuiniging van € 500 miljoen geschrapt en extra middelen gereserveerd voor opleidingen om steeds complexere zorg te kunnen verlenen (TK 31 765, nr. 260).

Hiermee worden instellingen niet alleen financiële rust en stabiliteit geboden, maar moeten zij de verpleegzorg ook naar een hoger plan gaan tillen. Met ingang van 13 januari 2017 is het kwaliteitskader verpleegzorg vastgesteld. Na jaren van discussie is het voor het eerst dat zo’n alomvattend kader (inclusief normen voor personeel) er nu daadwerkelijk is. Zo wordt voor iedereen – van cliënten tot medewerkers en bestuurders – duidelijk waarop mag worden gerekend en zal worden toegezien.

Dat er al enige stappen in de gewenste verbeterslag zijn gezet, blijkt ook uit de conclusies van de Inspectie voor de Gezondheidszorg. Bij de door de inspectie aangemerkte verpleeghuizen met een verhoogd risico is – sinds de start van extra toezicht in 2015 – bij 111 van de 150 de kwaliteit op orde en extra toezicht van de Inspectie niet langer nodig. Vijf verpleeghuizen vielen eind 2016 nog onder het meest intensieve toezicht van de IGZ (TK 31 765, nr. 245).

Sport en bewegen in de buurt

Jong of oud, met of zonder beperking – sport is gezond en brengt mensen bij elkaar. Het leert kinderen om te gaan met regels, met winnen en verliezen, met elkaar. Om sporten en bewegen in de buurt voor zoveel mogelijk Nederlanders mogelijk te maken, hebben wij de afgelopen jaren een enorme impuls gegeven aan het lokale sportbeleid. Ruim 4.800 buurtsportcoaches (2.948 fte) waren afgelopen jaar door heel het land aan de slag. Naar schatting bereiken zij 1 tot 1,5 miljoen mensen. Ruim 500 Gezonde Scholen hebben inmiddels het deelcertificaat sport en bewegen waarmee zij zo’n kwart miljoen leerlingen extra sportief in beweging brengen. Dankzij ons sportstimuleringsprogramma Special Heroes kunnen meer kinderen in het speciaal onderwijs sporten en bewegen. Met dit programma zijn in totaal 370 scholen en ruim 45.000 kinderen bereikt (TK 30 234, nr. 157). Eind 2016 waren 116 gemeenten aangesloten bij Jongeren Op Gezond Gewicht (JOGG), een programma om overgewicht bij jongeren tegen te gaan. Dit betekent dat circa 832.000 kinderen bereikt kunnen worden.

Leefstijl en preventie

Nederlanders leven steeds langer en blijven langer gezond. Dat danken we onder meer aan onze ziektepreventie: het rijksvaccinatieprogramma blijft een effectieve pijler in infectieziektenbestrijding. Moderne screening en bevolkingsonderzoeken helpen ons ziekten in een vroegtijdig stadium op te sporen of zelfs te voorkomen.

Maar dat danken we ook aan het verbeteren van onze leefstijl. Onze jeugd rookt en drinkt steeds minder. De opwaartse trend in overgewicht lijkt te stabiliseren. Ondanks deze gunstige ontwikkelingen, is er nog altijd een wereld te winnen. De ziektelast als gevolg van ongezond gedrag is nog steeds groot. Ook blijft de jeugd kwetsbaar, omdat voor hen de schadelijke gevolgen van bijvoorbeeld alcohol, tabak en overgewicht groter zijn.

Daarom blijven wij actief inzetten op de maatschappelijke beweging die op gang is gekomen in het kader van Alles is gezondheid. In 2016 werden 45 nieuwe zogeheten pledges getekend, waarin partijen zich binden aan gerichte en concrete activiteiten van de beweging. Eind 2016 zijn er in totaal 309 pledges ondertekend en zijn er 1.825 unieke organisatie betrokken bij de beweging: van bedrijven tot gemeenten en scholen. In het afgelopen jaar is daarnaast hard gewerkt aan de subsidieregeling preventiecoalities. Met deze regeling (die op 1 januari 2017 in is gegaan) willen wij structurele samenwerking tussen zorgverzekeraars en gemeenten op het gebied van preventieactiviteiten voor risicogroepen stimuleren en activeren. Doel is om zo de gezondheid van juist deze groep te verbeteren (TK 32 793, nr. 245).

Tegelijkertijd krijgen veel mensen nog veel zout, verzadigde vetten en suikers binnen. In het kader van het Europees voorzitterschap is door alle lidstaten brede steun uitgesproken voor de «Roadmap for action». Daarmee onderschrijven de deelnemers de urgentie voor gezamenlijke actie om het productaanbod stap voor stap gezonder te maken door zout, verzadigd vet en toegevoegde suikers (calorieën) in producten te verlagen (TK 34 139, nr. 18).

Antibioticaresistentie

Nederland had tijdens het Europees voorzitterschap de primeur om, voor het eerst in de geschiedenis van de Europese Unie, zowel bewindslieden van Volksgezondheid als van Landbouw bijeen te brengen om de dreiging van antibioticaresistentie te bespreken. Deze «One Health»-aanpak geeft aan hoe cruciaal samenwerking tussen beide sectoren is op dit thema. Door overmatig en verkeerd gebruik van antibiotica hebben bacteriesoorten zich sneller met resistentie ontwikkeld tegen deze levensreddende medicijnen. Hierdoor dreigen ziektes als long- of blaasontsteking weer ernstiger te verlopen, met verhoogde kans op voortijdig overlijden. In Europees verband is daarom onder andere afgesproken dat alle landen maatregelen treffen om zorgvuldig gebruik van antibiotica bij mens en dier zeker te stellen. Ook gaan lidstaten de ontwikkeling van nieuwe antibiotica en alternatieven voor antibiotica bevorderen. Wij hebben voor de komende vier jaar ruim € 6 miljoen voor onderzoek naar nieuwe antibiotica uitgetrokken. Het geld is bestemd voor een nieuw onderzoeksprogramma en verbonden aan het eveneens nieuw op te richten National Antibiotic Development Platform. Het platform is onderdeel van het Netherlands Center for One Health en gaat onderzoek bundelen en versterken. Het platform en het onderzoek zijn eind 2016 van start gegaan (TK 34 139, nr. 18).

Minder regels: vertrouwen in elkaar

Het jaar 2016 stond in het teken van het afbouwen van de regeldruk en vergroten van het onderling vertrouwen. Zorgverleners moeten meer tijd kunnen besteden aan zorg en minder aan onnodig papierwerk. Daarnaast moeten zorgverleners voelen dat eigen initiatief en samenwerking wordt gewaardeerd en ruimte wordt geboden voor nieuwe efficiënte en effectieve manieren van zorgverlening.

Vermindering regeldruk

In 2016 zijn verdere stappen gezet bij het verminderen van de regeldruk en het vereenvoudigen van regels. Zo is de declaratieregelgeving toegankelijker gemaakt door toelichtingen te integreren en te verduidelijken. Naast het vereenvoudigen van valide regels is ingezet op het schrappen van overbodige regels. Zo is in 2016 een wetsvoorstel ingediend om de verplichte papieren polis te schrappen. Nieuwe wet- en regelgeving dient alleen te worden ingevoerd als dit noodzakelijk is en als de lasten in verhouding staan tot de baten van de nieuwe regelgeving. Om deze reden wordt nieuwe regelgeving sinds dit jaar aan de regeldruktoets onderworpen (TK 29 515, nr. 395). Ook kan worden geleerd van resultaten uit eerdere regeldruk-trajecten. De lessen zoals uit het experiment regelarme instellingen hebben geholpen bij het vormgeven van nieuw beleid: het vereenvoudigen van de bekostiging in de wijkverpleging, het eenvoudiger melden van calamiteiten bij de IGZ en het bevriezen van de CQ-index waardoor gegevens niet hoeven te worden uitgevraagd.

Voor de Wmo 2015 en de Jeugdwet zijn in samenwerking met het programma i-Sociaal Domein regeldruksessies georganiseerd en is een onderzoek gestart naar mogelijkheden om inkoop-, kwaliteits-, facturatie- en verantwoordingseisen te verminderen. De bedoeling is dat gemeenten en zorgaanbieders de producten van het programma i-Sociaal Domein zullen verheffen tot veldnorm, om daarmee administratieve lasten verder te beperken (TK 29 515, nr. 388).

Het grootste deel van de regels waar zorgprofessionals in hun dagelijks werk mee te maken hebben is niet opgelegd door de overheid maar door de sector zelf. Daarom zijn initiatieven vanuit de sector van het grootste belang. Onder de noemer Het roer moet om zijn huisartsen in 2015 een project gestart om de bureaucratie in de zorg terug te dringen. Als gevolg van dit project is een groot aantal overbodige formulieren en machtigingen afgeschaft. Met de ggz, de paramedische zorg en de farmaceutische keten volgen we een vergelijkbaar traject om de administratieve lasten zoveel mogelijk terug te brengen. De Innovatieplaats Cure is bedoeld voor zorgaanbieders die bij de uitvoering van hun zelfontwikkelde zorgoplossing tegen de grenzen van de huidige wet- en regelgeving aanlopen. 15 zorgaanbieders hebben het afgelopen jaar de mogelijkheid gekregen om hun zelf bedachte, regelarme werkwijze in de praktijk te brengen.

Wij stimuleren dit type initiatieven en willen aansturen op effectievere samenwerking om tot een substantiële vermindering van de regeldruk te komen. Ook bijvoorbeeld in ziekenhuizen en revalidatie-instellingen. Ook willen wij meer vrijheid geven voor eigen invulling van zorgprestaties. Resultaat: meer ruimte voor innovatie en maatwerk. Uiteraard zal deze ruimte alleen geboden worden als de sector aan randvoorwaarden voldoet om verantwoord te dereguleren. Het nemen van maatregelen ter vermindering van de regeldruk is echter niet afdoende. De professionals moeten ook ervaren dat de regeldruk is afgenomen. De ervaren regeldruk zal de komende periode worden onderzocht (TK 29 515, nr. 395). Daarnaast wordt bezien aan welke extra reductiemaatregelen uitvoering kan worden gegeven. Hierbij is en blijft focus op de praktijk het uitgangspunt.

Rechtmatige zorg

Bij het verminderen van onnodige regelgeving en administratieve lasten is het evenwicht gezocht met de noodzaak om fraude, verspilling en slecht bestuur aan te pakken. De aanpak van fouten en fraude in de zorg is een van de beleidsprioriteiten van het huidige kabinet. Daarom is in het voorjaar 2015 het programmaplan Rechtmatige Zorg – aanpak fouten en fraude 2015–2018 opgesteld (TK 28 828, nr. 89). Anderhalf jaar later zijn met alle betrokken partijen belangrijke stappen gezet. Allereerst is het thema fouten en fraude in de zorg bespreekbaar gemaakt. Waar dit aanvankelijk soms weerstand opriep, zijn alle partijen zich nu bewust van het belang van rechtmatigheid en nemen zij hun verantwoordelijkheid om fouten en fraude tegen te gaan en aan te pakken. Zorgaanbieders werken aan het verbeteren van het correct registreren en declareren. Met de VNG wordt gewerkt aan kennisopbouw bij gemeenten, zodat zij de lokale aanpak van fouten en fraude goed kunnen uitvoeren.

Uiteraard gaat het niet alleen om het signaleren van fraude, maar ook om het kenbaar maken ervan. In 2016 is een handreiking ontwikkeld die zorgprofessionals handvatten geeft hoe om te gaan met vermoedens van fouten of fraude binnen hun organisatie. Ook is op 1 november gestart met het Informatieknooppunt Zorgfraude (IKZ) bij de Nederlandse Zorgautoriteit. Zowel burgers als professionals kunnen hier fraudesignalen doorgeven, waarna toezichthouders en opsporingsdiensten de signalen onderzoeken en afhandelen. Daarnaast zijn de mogelijkheden om fraude te onderzoeken verbeterd door de capaciteit voor toezicht, opsporing en vervolging uit te breiden en te zoeken naar manieren om effectiever te werken (TK 28 828, nr. 98).

Transparantie van informatie

Bij verbeteringen in de zorg is informatie over kwaliteit een voorwaarde. Patiënten moeten op basis van betrouwbare en begrijpelijke informatie kunnen kiezen voor een ziekenhuis, een arts of een behandeling. In 2016 heeft transparantie prioriteit gekregen. In dit jaar is de informatievoorziening voor patiënten verbeterd. Patiënten kunnen bij de meest voorkomende aandoeningen gebruik maken van keuzehulpen om de voor hen beste behandelaar te kiezen. Over ruim 150 aandoeningen zijn korte informatieve teksten beschikbaar gesteld. Ook zijn er stappen gezet bij het verbeteren van de positie van de patiënt. Zorgverzekeraars hebben een actieplan opgesteld om hun aanbod voor verzekerden inzichtelijker te maken en overstappen te vergemakkelijken. Er zijn concrete afspraken gemaakt met zorgaanbieders, zorgverzekeraars en de NZa over verbetering van het contracteringsproces, zodat verzekerden weten bij welke polis zij bij welke zorgaanbieder terecht kunnen. Zorgverzekeraars moeten voor 1 april inzichtelijk maken wat hun inkoopbeleid voor het jaar erop is.

Iedereen vindt dat goed inzicht in de kwaliteit van zorg nodig is, maar de gegevensregistratie die gepaard gaat met het inzichtelijk maken van kwaliteit is nog onderwerp van discussie. Registratie aan de bron kan de oplossing vormen. Gegevens worden in een keer aan de bron geregistreerd en kunnen dan voor verschillende doeleinden – declaratie, kwaliteit, sturing – worden gebruikt. Met deze inspanning is de afgelopen tijd een stap gezet in het vergroten van de transparantie van kwaliteit van zorg. Dit proces moet in de komende periode voortgezet worden (TK 32 620, nr. 168). De kwaliteitsinformatie wordt verder gestandaardiseerd waarbij van internationale kennis gebruik wordt gemaakt. Het patiëntenoordeel moet daarbij inzichtelijk worden gemaakt. Ook zal de komende jaren worden ingezet op het verbeteren van de keuze-informatie voor patiënten.

Wet kwaliteit klachten en geschillen zorg en aanpassing Gezondheidswet

Meer transparantie en openheid moet er ook komen over klachten en ongewenste voorvallen in de zorg. Door van incidenten te leren wordt de kwaliteit van zorg verbeterd. Op 1 januari 2016 is de Wet kwaliteit klachten en geschillen zorg (Wkkgz) in werking getreden. Vanaf 1 januari 2017 moeten zorgaanbieders hun klachtenregeling inregelen in overeenstemming met de nieuwe wet. Hierdoor wordt de positie van patiënten en cliënten versterkt.

In 2016 is de Eerste Kamer akkoord gegaan met de wijziging van de Gezondheidswet. Met deze wijziging kunnen handhaving- en inspectiegegevens van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit, de Inspectie voor de Gezondheidszorg en de Inspectie Jeugdzorg actief openbaar worden gemaakt (Staatsblad 2016, 448).

Uitgavenbeheersing: gezamenlijk inspelen op toekomstige ontwikkelingen en uitdagingen

Beheersing van de zorgkosten is en blijft noodzakelijk. Er zijn forse stappen gezet in het beheersen van de zorgkosten door een grotere risicodragendheid van zorgverzekeraars, het hogere eigen risico en de gesloten hoofdlijnenakkoorden. Dankzij deze maatregelen was de groei van de totale zorguitgaven de afgelopen jaren historisch laag. We zijn er echter nog niet. De zorg moet immers niet alleen nu maar ook voor volgende generaties betaalbaar blijven. Daarom zijn in 2016 aanvullende maatregelen genomen.

Aanpak verspilling

Een middel om de zorguitgaven te beheersen is het tegengaan van verspilling. Door middel van het programma Aanpak verspilling in de zorg is bij burgers en zorgverleners geïnventariseerd waar zij verspilling zagen. Door een brede vertegenwoordiging vanuit de zorgpartijen is over oplossingsrichtingen nagedacht, waarna zes pilots zijn gestart die besparingsmogelijkheden in beeld brengen. Zo moet het op maat voorschrijven van geneesmiddelen voorkomen dat medicijnen ongebruikt overblijven en moet een inkoopdoorlichting in beeld brengen hoe door slimmer in te kopen besparingen kunnen worden gerealiseerd (TK 33 654, nr. 22).

Bij het tegengaan van verspilling is de afstemming en samenwerking tussen professionals van groot belang. De meeste reductie van verspilling wordt immers bereikt op de werkvloer, door professionals die met elkaar besluiten om anders te werken en zo verspilling tegen te gaan. Voor elke organisatie is de winst anders, maar de succesverhalen laten zien dat aanzienlijke besparingen mogelijk zijn. Om die besparingen te bewerkstelligen blijft gezamenlijke inzet op zinnige en zuinige zorg cruciaal (TK 33 654, nr. 22).

Dure geneesmiddelen

Een van de oorzaken van de sterke stijging van zorgkosten ligt in het toenemend gebruik van nieuwe, zeer dure geneesmiddelen die een grote toegevoegde medische waarde hebben en vaak zijn bedoeld voor kleine groepen mensen. Als er niets verandert komt de betaalbaarheid van deze nieuwe medicijnen steeds verder onder druk te staan. De aanpak van dit probleem was één van de beleidsprioriteiten tijdens het Nederlandse EU-voorzitterschap. Tijdens de Raad van de Europese Unie zijn afspraken gemaakt over betere Europese samenwerking tegen te hoge medicijnprijzen. Deze afspraken sluiten nauw aan bij de geneesmiddelenvisie die wij in 2016 hebben ontwikkeld om de kostenstijging beheersbaar te houden (TK 29 477, nr. 397). De geneesmiddelenvisie is grofweg gebouwd op drie pijlers. Ten eerste wordt er toegewerkt naar een duurzame verandering in de farmaceutische sector. Beschermingsconstructies worden onder de loep genomen. Samen met andere EU-landen, NGO’s en de farmaceutische industrie wordt toegewerkt naar nieuwe businessmodellen. Hierbij moet er voldoende ruimte blijven voor nieuwe ontwikkelingen en innovatie terwijl tegelijkertijd het betaalbaar en toegankelijk houden van geneesmiddelen centraal staat. De tweede pijler richt zich op de ongewenst hoge prijzen van geneesmiddelen. Door middel van nationale en internationale samenwerkingsverbanden kunnen gemeenschappelijke onderhandelingen over prijzen gevoerd worden, waardoor de countervailing power ten opzichte van de industrie wordt versterkt. De derde pijler richt zich op het gepast gebruik van geneesmiddelen waardoor verspilling wordt tegengegaan. Diagnostiek die vooraf aangeeft of een geneesmiddel werkt bij een specifieke persoon, kan de patiënt veel bijwerkingen en onnodige uitgaven besparen. We hebben € 10 miljoen uitgetrokken om deze nieuwe diagnostiek verder te ontwikkelen (TK 29 477, nr. 405).

Realisatie beleidsdoorlichtingen

Realisatie beleidsdoorlichtingen

Nr

Naam artikel

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Wanneer

Geheel artikel?

Behandeling in Tweede Kamer

1

Volksgezondheid

                 

Nee1

 
 

Gezondheidsbescherming

     

X

       

2013

   
 

Ziektepreventie

         

X

   

2015

 

Plan van aanpak Commissiebrief en antwoorden betrokken bij WGO JV VWS 2014

Art. 1.2 Betrokken bij AO ziektepreventie

 

Gezondheidsbevordering2

     

X

       

2013

 

Art. 1.3 Betrokken bij AO ziektepreventie

 

Ethiek

   

X

         

2012

   

2

Curatieve zorg

                 

Nee3

 
 

Kwaliteit en veiligheid

           

X

 

2016

 

TK 32 772, nr. 4 en TK 32 772, nr. 7 commissiebrief en antwoorden betrokken bij WGO JV VWS 2014

Art. 2.1 Feitelijke vragen en antwoorden bij doorlichting

 

Toegankelijkheid en betaalbaarheid van zorg

   

X

         

2017

 

Plan van aanpak Schriftelijk overleg, antwoorden nog te ontvangen

 

Bevordering van de werking van het stelsel

   

X

     

X4

 

2015

 

Plan van aanpak Commissiebrief en antwoorden betrokken bij WGO JV VWS 2014

Art. 2.3 Feitelijke vragen, antwoorden worden betrokken bij AO zorgverzekeringswet

3

Langdurige zorg en ondersteuning

               

2011

Nee5

 
 

Participatie en zelfredzaamheid van mensen met beperkingen

                     
 

Zorgdragen voor goede en toegankelijke langdurige zorg tegen maatschappelijk aanvaardbare kosten

 

X

               

Langdurige zorg: indicatiestelling AWBZ 2003–2008: Art. 43 Rondetafel en algemeen overleg AWBZ/pgb op 23 juni 2011.

4

Zorgbreed beleid6

                 

Nee7

 
 

Versterking van de positie van de cliënt

           

X8

 

2015

 

Plan van aanpak Commissiebrief en antwoorden betrokken bij WGO JV VWS 2014

Art. 4.1 Feitelijke vragen en apart AO op 16 juni 2016, over de Beleidsdoorlichting artikel 4.1

 

Opleidingen, beroepenstructuur en arbeidsmarkt

 

X

         

X

20169

 

Plan van aanpak Commissiebrief en antwoorden betrokken bij WGO JV VWS 2014

 

Kwaliteit, transparantie en kennisontwikkeling

               

2017

 

Plan van aanpak Schriftelijk overleg, antwoorden geagendeerd voor AO Innovatie/Verspilling in de zorg.

 

Inrichting uitvoeringsactiviteiten

                     
 

Zorg, welzijn en jeugdzorg op Caribisch Nederland

           

X

 

2016

 

TK 32 772, nr. 9 Commissiebrief en antwoorden betrokken bij WGO JV VWS 2014

Art. 4.5 Schriftelijk overleg, inbreng nog niet geleverd

5

Jeugd 10

X

             

2010

Ja

Art. 2 en 3 Betrokken bij behandeling ontwerpbegroting 2011

6

Sport en bewegen

 

X

           

2017

Ja

Art. 46 AO Sportbeleid op 30 juni 2011 en WGO jaarverslag 2010

Plan van aanpak Schriftelijk overleg, antwoorden behandeld in WGO sport.

7

Oorlogsgetroffenen en Herinnering WO II

                 

Ja

 

8

Tegemoetkoming specifieke kosten

                 

Ja

 
X Noot
1

Voor artikel 1 is, gegeven de diversiteit van de beleidsonderwerpen en de omvang van het beleidsartikel, gekozen om het beleid per artikelonderdeel door te lichten.

X Noot
2

Vanaf begrotingsjaar 2013 is sprake van een nieuwe indeling van de beleidsartikelen.

X Noot
3

Voor artikel 2 is, gegeven de diversiteit van de beleidsonderwerpen en de omvang van het beleidsartikel, gekozen om het beleid per artikelonderdeel door te lichten.

X Noot
4

Vertraging is ontstaan omdat de begeleidingscommissie voorstelde een globaal beeld op te nemen van het functioneren van het stelsel van de curatieve zorg met het doel duidelijk te maken hoe artikel 2.3 past en functioneert binnen het Nederlandse systeem van de gezondheidszorg.

X Noot
5

Omdat er al diverse stelselevaluaties over de AWBZ beschikbaar waren, is ervoor gekozen om de beleidsdoorlichting te richten op een operationele doelstelling betreffende de toegankelijkheid van de AWBZ-zorg via de indicatiestelling.

X Noot
6

In deze tabel is gekozen voor aansluiting bij de tabel uit de begroting. In de begroting 2016 is abusievelijk de beleidsdoorlichting van artikel 4, artikelonderdeel 6 «Voorkomen oneigenlijk gebruik en aanpak fraude» niet opgenomen. Bij de eerstvolgende publicatie van de meerjarenplanning van beleidsdoorlichtingen zal dit worden hersteld.

X Noot
7

Voor artikel 4 is, gegeven de diversiteit van de beleidsonderwerpen en de omvang van het beleidsartikel, gekozen om het beleid per artikelonderdeel door te lichten.

X Noot
8

Het rapport met de beleidsdoorlichting van de externe onderzoekers is in 2015 ontvangen. Conform de werkwijze van het Ministerie van Financiën om een beleidsdoorlichting tezamen met een kabinetsreactie naar de Tweede Kamer te sturen en het belang van een zorgvuldige procedure met betrokken partijen, is het rapport met de beleidsdoorlichting tezamen met een kabinetsreactie 27 januari 2016 aan de Tweede Kamer aangeboden.

X Noot
9

De beleidsdoorlichting van artikel 4.2 is najaar 2016 opgeleverd. De uitkomsten ervan zullen in samenhang met de evaluatie van de registratiecommissies worden bezien. Dat onderzoek is aanbesteed en is op dit moment in uitvoering. Deze beleidsdoorlichting wordt verwacht in mei 2017.

X Noot
10

Gezond opgroeien & Zorg en bescherming: Deze beleidsdoorlichting stond op de begroting Programmaministerie voor Jeugd en Gezin.

Voor het meest recente overzicht van de programmering van beleidsdoorlichtingen, klik op Tabel meerjarenplanning beleidsdoorlichting 2017. Voor de realisatie van andere onderzoeken, zie de bijlage 5 Evaluatie en onderzoek.

Belangrijkste conclusies en beleidsacties van de beleidsdoorlichting artikel 1.2 Volksgezondheid: ziektepreventie

De beleidsdoorlichting laat zien dat met de inzet op het terrein Ziektepreventie veel gezondheidswinst wordt behaald tegen acceptabele kosten. Geconcludeerd wordt dat het beleid gericht op Ziektepreventie over het geheel gezien doeltreffend en doelmatig is. Daar waar zich knelpunten lijken voor te doen in de doelmatigheid worden maatregelen genomen. Wel ontbreekt op een aantal punten informatie om een compleet beeld te krijgen over de doeltreffendheid en doelmatigheid.

Belangrijkste conclusies en beleidsacties van de beleidsdoorlichting artikel 2.1 Curatieve zorg: kwaliteit en veiligheid

De beleidsdoorlichting laat zien dat de inzet van de instrumenten over het algemeen positieve effecten heeft gehad. De onderzoekers achten het aannemelijk dat de inzet van middelen een aanjaagfunctie heeft vervuld voor positieve ontwikkelingen in de zorg en in onderzoek. Diverse activiteiten binnen de thema’s patiëntveiligheid, lichaamsmateriaal en zwangerschap en geboorte alsmede de kankerregistratie en de subsidie aan Nictiz zijn beoordeeld als doeltreffend. Er is ook sprake van een doelmatige besteding van middelen in termen van geleverde prestaties (output) dankzij het gevoerde subsidiebeleid en de verantwoordingscyclus.

Voor de meeste thema’s geldt evenwel dat er vanwege het ontbreken van onafhankelijke evaluatieonderzoeken geen harde uitspraken kunnen worden gedaan over de doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid in termen van de behaalde effecten en de beoogde maatschappelijke doelen (outcome en impact).

Op vier algemene punten is verbetering mogelijk:

  • 1. De onderzoekers bevelen aan om voorafgaand aan de subsidieverlening, daar waar dat mogelijk is, de beoogde doelen en uitkomsten op uitvoeringsniveau scherper te bepalen. Daartoe pleit het rapport om periodieke evaluaties op te nemen in de reguliere subsidiecyclus.

  • 2. De onderzoekers bevelen aan om de mogelijkheid van een toetsingskader te onderzoeken voor omvangrijke stimuleringssubsidies. De randvoorwaarden die zijn gebruikt bij het landelijke VMS patiëntveiligheidprogramma in de ziekenhuizen kunnen daarbij als voorbeeld dienen.

  • 3. De onderzoekers bevelen aan om de input van betrokken partijen beter te borgen waar het gaat om de uitvoering van landelijke functies en diensten waarvan de overheid niet de afnemer is. Het gaat om de taakuitvoering van instellingen die landelijke functies uitvoeren ten dienste van het zorgveld zoals Nictiz, PALGA en IKNL. De onderzoekers bevelen aan om daarvoor een apart orgaan op te richten.

  • 4. De onderzoekers constateren dat er behoefte is aan het expliciteren van de criteria voor de financiering van functies door de rijksoverheid. De onderzoekers bevelen aan daarvoor een integraal afwegingskader te ontwikkelen gelet op de gegeven rolverdeling in het stelsel. Dit kader kan dienen om IKNL, NKI en PALGA aan te toetsen.

De Minister van VWS kan zich vinden in de analyse van het rapport ten aanzien van de beoordeling van doelmatigheid en doeltreffendheid. De gehanteerde systematiek om de doelmatigheid en doeltreffendheid te bepalen in termen van output, outcome en impact is helder. Om in de toekomst beter te kunnen sturen op directe effecten van subsidies (outcome) worden de genoemde aanknopingspunten voor verbeteringen opgepakt.

Belangrijkste conclusies en beleidsacties van de beleidsdoorlichting artikel 2.3 Curatieve zorg: bevordering van de werking van het stelsel

De overall conclusie van deze beleidsdoorlichting is dat de verschillende studies die betrekking hebben op het huidige stelsel van de curatieve zorg, zoals de evaluatie van de Zvw (2014), erop duiden dat de werking van het huidige stelsel van de curatieve zorg verder is verbeterd. Uit de evaluatie van de Zvw blijkt voorts dat er op de verzekeringsmarkt geen sprake is van een disbalans tussen verzekerden en verzekeraars.

Verzekeraars geven goed invulling aan de acceptatieplicht; er is geen risicoselectie waarneembaar. Dit wijst op een redelijk tot goed werkend risicovereveningssysteem. Wel dient de transparantie van kwaliteit van het zorgaanbod te worden verbeterd zodat patiënten en zorgverzekeraars daarop beter kunnen kiezen. Over de instrumenten op het artikel 2.3 zijn de volgende bevindingen en conclusies getrokken:

  • Doelen en streefwaarden: Aangezien afgebakende doelen en streefwaarden vooralsnog ontbreken zal VWS de komende periode onderzoeken welke streefwaarden voor verschillende regelingen mogelijk zijn. Dit onderzoek zal in overleg met het Ministerie van Financiën en het Zorginstituut (CAK) worden uitgevoerd.

  • De wanbetalersregeling: Met de invoering van de «Wet verbetering wanbetalersmaatregelen» is de wanbetalersregeling volop in beweging. De huidige maatregelen moeten de tijd krijgen om effect te sorteren en de wanbetalersproblematiek te laten verminderen.

  • Onverzekerdenregeling: Door datamining door de SVB wordt voorkomen dat buitenlandse studenten onterecht als onverzekerde worden aangemerkt. Opgemerkt wordt dat deze maatregel al in de praktijk werd gebracht.

  • Het project Zinnig en Zuinig: De beleidsdoorlichting gaf aan dat gekeken kon worden naar de noodzakelijkheid van de omvang van het onderzoeksbudget van dit project. Het Zorginstituut heeft op verzoek van VWS een nieuwe uitvoeringstoets uitgebracht, met een bijgestelde meerjarenbegroting. VWS en het Zorginstituut hebben afspraken gemaakt over de werkwijze en het bijbehorende (onderzoeks)budget.

Belangrijkste conclusies en beleidsacties van de beleidsdoorlichting artikel 4.1 Zorgbreed beleid: positie van de cliënt

Het overkoepelende beeld van de doeltreffendheid van het beleid is dat een gemengd oordeel krijgt. De patiënten- en gehandicaptenorganisaties (pg-organisaties) werken efficiënter dan voorheen. Wel is geadviseerd de financiële armslag van pg-organisaties groter te maken en in de toekomst een antwoord te formuleren op een aantal trends. In de kabinetsreactie is een onderscheid gemaakt in maatregelen op de korte en de lange termijn. Voor de korte termijn is het beleidskader subsidiëring pg-organisaties per 1 januari 2017 op enkele punten aangepast. Voor de lange termijn is een open proces (een patiëntendialoog) aangekondigd dat moet leiden tot een meer fundamentele herziening van het beleidskader subsidiëring pg-organisaties per 1 januari 2019 (TK 29 214, nr. 73).

Belangrijkste conclusies en beleidsacties van de beleidsdoorlichting artikel 4.5 Zorgbreed beleid: zorg, welzijn en jeugdzorg op Caribisch Nederland

Een belangrijke aanbeveling uit deze doorlichting is dat de doelstellingen van het zorgbeleid nader moeten worden geëxpliciteerd. Hiervoor zijn meerjarige gegevens over bijvoorbeeld prevalentie van ziektes en gezondheid noodzakelijk. In 2015 zijn hierop reeds acties uitgezet en vanaf 2017 zullen gegevens beschikbaar komen. Uit de beleidsdoorlichting blijkt voorts dat de deskundigheid en wisselingen in het personeelsbestand een risicofactor zijn voor de effectiviteit van de jeugdzorg in Caribisch Nederland. Op verzoek van de Staatssecretaris is JGCN inmiddels gestart met verbeteracties.

De beleidsdoorlichting constateert verder dat het beleid voor kwetsbare groepen nog niet voldoende is, bijvoorbeeld als het gaat om de care en in het bijzonder om de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling. Daarom heeft de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling de komende jaren prioriteit. Het gaat dan om een integrale aanpak, van preventie tot hulpverlening. De voortgangsrapportage geweld in afhankelijkheidsrelaties die aan de Tweede Kamer is gestuurd, gaat in op de stand van zaken en de verdere concretisering van dit voorstel. Voor de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling zijn middelen beschikbaar gesteld.

Focusonderwerp: beleidsevaluaties

Om als overheid effectief te zijn, is inzicht in de kwaliteit van de uitgaven van cruciaal belang. Dit staat in het rapport van de 15e Studiegroep Begrotingsruimte. Politici ervaren dat er niet altijd voldoende informatie beschikbaar is over «value for money» op het moment dat zij keuzes (willen) maken. Om inzicht te krijgen in de kwaliteit en tot verbeteropties te komen, worden verschillende instrumenten gehanteerd. De Studiegroep wijst daarbij onder meer op IBO’s waarbij het een aandachtspunt is dat de onderwerpkeuze onderdeel kan zijn van een politiek proces waardoor het instrument (te) beperkt wordt ingezet. Verder stelt de Studiegroep dat beleidsdoorlichtingen een goed overzicht geven van waar het geld aan wordt besteed, maar de toegevoegde waarde beperkt is als het gaat om inzicht in de kwaliteit van de uitgaven en de mogelijkheden om die te verbeteren. De Studiegroep adviseert daarom een operatie te starten om dat inzicht te verbeteren.

VWS heeft de handschoen opgepakt en is – in overleg met Financiën en de Algemene Rekenkamer – eind 2016 gestart met de voorbereiding van de pilot Beleidsevaluaties VWS. VWS wil zich voor de vijfjaarsperiode 2018–2022 committeren aan een moderne, ambitieuze opzet en uitvoering van beleidsevaluaties. Het doel is om het beleid van VWS verder te verbeteren door beter inzicht te krijgen in de kwaliteit van het gevoerde en voorgenomen beleid en daar lessen uit te trekken. Het gaat hierbij om zowel de uitgaven van de VWS-begroting als de zorguitgaven onder het BKZ. Van belang is verder dat de kwaliteit en de onafhankelijkheid van het evaluatieonderzoek goed worden geborgd. Een uitgewerkte opzet en invulling van de pilot wordt in september 2017 aan de Tweede Kamer gestuurd.

De stappen die VWS op het terrein van beleidsevaluatie wil zetten sluiten aan op het meer transparant en resultaatgericht maken van de beleidsagenda en de begrotingsartikelen. Ook biedt de pilot goede kansen om deze te verbinden met de ontwikkelagenda van VWS, waarbij meer gebruik wordt gemaakt van kennis en kunde van de buitenwereld: deskundigheid uit de zorgsector en deskundigheid op het terrein van evaluaties (bij bijvoorbeeld andere departementen, de wetenschap en de Algemene Rekenkamer).

Overzicht van risicoregelingen

Overzicht verstrekte garanties (bedragen x € 1.000)

Artikel

Omschrijving

 

Uitstaande garanties 20151

Verleend 2016

Vervallen 2016

Uitstaande garanties 2016

Garantieplafond

Totaal plafond

Totaalstand risicovoorziening

2

Voorzieningen tbv De Hoogstraat

begrotingswet

9.631

 

397

9.234

 

9.234

 

2

Voorzieningen tbv ziekenhuizen

1958

322.939

3.9162

48.561

278.294

 

278.294

 

3

Voorzieningen tbv verpleeghuizen

financiering

19.215

 

5.691

13.524

 

13.524

 

3

Voorzieningen tbv psychiatrische instellingen

1958

27.624

 

2.865

24.759

 

24.759

 

3

Voorzieningen tbv zwakzinnigen inrichtingen

1958

9.975

 

2.310

7.665

 

7.665

 

3

Voorzieningen tbv overige instellingen

1958

862

 

198

664

 

664

 

3

Voorzieningen tbv instellingen gehandicapten

1958

24.668

 

2.118

22.550

 

22.550

 

3

Voorzieningen tbv zwakzinnigeninrichtingen

rijksregeling

7.367

 

1.919

5.448

 

5.448

 

3

Voorzieningen tbv instellingen gehandicapten

rijksregeling

79.541

 

9.720

69.821

 

69.821

 

2

Voorzieningen tbv ziekenhuizen

rijksregeling

503

 

201

302

 

302

 

3

Niet sedentaire personen

 

972

 

127

844

 

844

 

Totaal

 

503.297

3.916

74.107

433.105

 

433.105

 
X Noot
1

Door afrondingsverschillen kan de som van de delen afwijken van het totaal.

X Noot
2

Dit bedrag betreft het totaal van de Hoofdsommen van de herfinancieringen 2016.

Toelichting

De verstrekte garanties uit de tabel komen voort uit drie aparte regelingen: de Garantieregeling inrichtingen voor gezondheidszorg 1958, de Rijksregeling Dagverblijven voor gehandicapten inzake erkenning, subsidiëring, verlening van garanties en toezicht uit 1971 en de Rijksregeling Gezinsvervangende Tehuizen voor gehandicapten, ook uit 1971. De betreffende regelingen dateren uit een tijd dat de overheid een expliciete verantwoordelijkheid had voor bouw en spreiding van intramurale zorgvoorzieningen.

De Rijksgarantieregelingen zijn gesloten voor nieuwe gevallen waardoor het financiële risico van VWS door reguliere en vervroegde aflossing van de uitstaande leningen geleidelijk wordt afgebouwd. De laatste rijksgegarandeerde lening loopt af in 2043. Het monitoren van de instellingen aan wie een rijksgarantie verstrekt is, alsmede van de leningen (bijv. renteherziening), wordt sinds 2004 in mandaat uitgevoerd door het Waarborgfonds voor de Zorgsector (WFZ) namens de Minister van VWS (Besluit van 17 december 2003, Stcrt. 2004, nr. 7, blz. 11).

Overzicht verstrekte garantie (bedragen x € 1.000)

Artikel

Omschrijving

Uitstaande garanties 2015

Verlenen 2016

Vervallen 2016

Uitstaande garanties 2016

Garantieplafond

Totaal plafond

Totaal stand Risicovoorziening

2

GO Cure

26.851

0

2.326

24.526

 

24.526

 

TOTAAL

           

Door afrondingsverschillen kan de som van de delen afwijken van het totaal.

Toelichting

Garantie Ondernemingsfinanciering Cure

De tijdelijke regeling Garantie Ondernemingsfinanciering Curatieve Zorg (GO Cure) is in het kader van de kredietcrisis ingesteld om de bouw in de gezondheidszorg te stimuleren. Ziekenhuizen, categorale instellingen, geestelijke gezondheidszorg en zelfstandige behandelcentra hebben tot en met 2012 gebruik kunnen maken van de regeling. Bij de GO Cure heeft de overheid garanties verstrekt voor 50% van een nieuwe banklening vanaf € 1,5 tot € 50 miljoen, met een maximale looptijd van 8 jaar. De verstrekte garanties lopen af in 2020. De GO Cure maakt deel uit van de bredere Garantieregeling Ondernemingsfinanciering (GO) die wordt uitgevoerd door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO), onderdeel van het Ministerie van Economische Zaken. De cijfermatige gegevens van de GO Cure zijn daarom eveneens opgenomen onder de GO in het jaarverslag van het Ministerie van Economische Zaken.

Overzicht achterborgstellingen (bedragen x € 1.000.000)

Omschrijving

20151

2016

Achterborgstelling

8.329,2

7.953,6

Bufferkapitaal

259,6

272,5

Obligo

249,9

238,6

X Noot
1

De achterborg 2015 was € 8.330,3 miljoen en het bufferkapitaal 2015 was 260,0 miljoen.

Toelichting

Het Ministerie van VWS is achterborg voor het Waarborgfonds voor de Zorgsector (WFZ). Het totaal bedrag aan uitstaande verplichtingen is, volgens informatie van het WFZ, € 7.953,6 miljoen. Dit bedrag is de uitstaande restschuld per 2016. VWS staat daadwerkelijk borg, indien het risicovermogen van het WFZ en de obligoverplichting van 3% van het restant geborgde leningen van de deelnemers tezamen niet voldoende is om het WFZ aan zijn verplichtingen jegens geldgevers te laten voldoen. Via renteloze leningen van VWS aan het WFZ wordt in die situatie invulling gegeven aan het borg staan. In het kader van het kabinetsbeleid voor versobering van risicoregelingen is besloten om, vanaf het jaar 2017 een begrotingsreserve aan te leggen voor eventuele schade in het kader van de achterborg.

Overzicht verstrekte leningen

Overzicht verstrekte leningen (bedragen x € 1.000)

Artikel

Omschrijving

Uitstaande lening

Looptijd lening

2

IJsselmeerziekenhuis

1.000

1

De Stichting IJsselmeerziekenhuizen heeft in het voorjaar van 2009 twee leenovereenkomsten (van € 12,5 respectievelijk € 2 miljoen) gesloten met VWS als gevolg van financiële problemen. De IJsselmeerziekenhuizen werden destijds aangemerkt als systeemziekenhuis waarbij de continuïteit van zorg moest worden gewaarborgd. Eind november 2016 is, op grond van artikel 5 lid 2, de achtergestelde lening van € 2 miljoen kwijtgescholden. Op dit moment is de uitstaande lening € 1 miljoen.

4. BELEIDSARTIKELEN

Artikel 1 Volksgezondheid

1. Algemene beleidsdoelstelling

Een goede volksgezondheid, waarbij mensen zo min mogelijk bloot staan aan bedreigingen van hun gezondheid én zij gezond leven.

 

1981

1990

2000

2005

2010

2011

2012

2013

2014

2015

1. Absolute levensverwachting in jaren:

                   

– mannen

72,7

73,8

75,5

77,2

78,8

79,2

79,1

79,4

79,9

79,7

– vrouwen

79,3

80,1

80,6

81,6

82,7

82,9

82,8

83,0

83,3

83,1

2. Waarvan jaren in goed ervaren gezondheid:

                   

– mannen

59,9

60,6

61,5

62,5

63,9

63,7

64,7

64,6

64,9

64,6

– vrouwen

62,4

61,9

60,9

61,8

63,0

63,3

62,6

63,5

64,0

63,2

1. Bron absolute levensverwachting: Staat van Volksgezondheid en Zorg

De levensverwachting van in Nederland geboren vrouwen in 2015 bedroeg 83,1 jaar. Dat is 3,4 jaar hoger dan die van mannen (79,7 jaar). Sinds 1981 is het verschil in levensverwachting tussen de seksen kleiner geworden. Mannen boekten vanaf 1981 een winst van 7,0 jaar, vrouwen zijn gemiddeld 3,8 jaar ouder geworden.

2. Bron levensverwachting in goed ervaren gezondheid: Staat van Volksgezondheid en Zorg

Voor het berekenen van levensverwachting in goed ervaren gezondheid is het aantal «gezonde» jaren bepaald op basis van een vraag naar de ervaren gezondheid. In de loop der jaren is de vraag naar de ervaren gezondheid op twee (vrijwel identieke) manieren gesteld, namelijk:

1. Hoe is het over het algemeen met uw gezondheid?

2. Hoe is over het algemeen de gezondheidstoestand van de onderzochte persoon?

Mensen die deze vraag beantwoorden met «goed» of «zeer goed» worden gezond genoemd.

2. Rol en verantwoordelijkheid Minister

Een belangrijke beleidsopgave van de Minister van VWS is het beschermen en bevorderen van de gezondheid van burgers. Dit laat onverlet dat mensen in eerste instantie zelf verantwoordelijk zijn voor hun gezondheid en zichzelf – indien mogelijk – dienen te beschermen tegen gezondheidsrisico’s. De verantwoordelijkheid voor veilig voedsel en veilige producten ligt primair bij het bedrijfsleven. De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA), een agentschap van het Ministerie van Economische Zaken (EZ), ziet namens VWS onder meer toe op de naleving van de Warenwet en de Tabakswet. Op het gebied van voedselveiligheid en consumenteninformatie zijn vrijwel uitsluitend Europese Verordeningen rechtstreeks van toepassing.

De Minister is verantwoordelijk voor:

Stimuleren:

  • Bevorderen dat mensen gezonder leven door gezonde keuzes makkelijker te maken en te zorgen voor betrouwbare informatie over een gezonde leefstijl.

Financieren:

  • Financieren van doelmatige, kwalitatieve en toegankelijke bevolkingsonderzoeken ter voorkoming en vroegtijdige opsporing van levensbedreigende ziekten, zoals borstkanker, baarmoederhalskanker en darmkanker.

  • Vroegtijdige opsporing en bestrijding van infectieziekten. Dit betreft onder andere de financiering van het Rijksvaccinatieprogramma en de bescherming tegen infectieziekten.

  • Financiering voor het uitvoeren van wettelijke taken en beleidsondersteuning zorgbreed door het RIVM. Dit betreft onder andere infectieziektebestrijding en medische milieukunde.

  • Financiering van de Stichting donorgegevens kunstmatige bevruchting

  • Financiering van de abortusklinieken.

Regisseren:

  • Het opstellen van een wettelijk kader voor bescherming van consumenten tegen onveilige producten en levensmiddelen en het handhaven ervan door de NVWA.

  • Het tegengaan van ontstaan en verspreiding van antibioticaresistentie in de gezondheidszorg, voedsel, milieu en binnen de veehouderij, in nauwe samenwerking met het Ministerie van EZ.

  • Opstellen wettelijk kader en doen handhaven kwaliteit jeugdgezondheidszorg.

  • Opstellen van het wettelijk kader voor de bescherming van de gezondheid van burgers tegen de risico’s van het gebruik van alcohol en tabak en doen handhaven ervan door gemeenten respectievelijk de NVWA.

  • Inzetten op een gezonder aanbod van voeding (Akkoord Verbetering Productsamenstelling) en aandacht voor een gezonde, beweegvriendelijke en veilige omgeving waarin de gezonde keuze de makkelijke keuze is.

  • Coördinatie interdepartementaal drugsbeleid en verantwoordelijk voor het wettelijk kader (Opiumwet) en voor de gezondheidsaspecten van het drugsbeleid.

  • Het formuleren van wet- en regelgeving en beleid op het terrein van medisch-ethische vraagstukken.

3. Beleidsconclusies

Het op dit artikel uitgevoerde beleid en de bijbehorende resultaten waren het afgelopen jaar nagenoeg conform de verwachtingen, zoals vermeld in de begroting.

Nationaal Programma preventie

2016 was het laatste jaar van de eerste fase van het Nationaal Programma Preventie (NPP). Het programma was bedoeld om meer samenhang aan te brengen in preventieactiviteiten van de Rijksoverheid. Evaluatieonderzoek (TK 32 793, nr. 245) van onder meer de universiteiten van Maastricht en Nijmegen laat zien dat we op de goede weg zijn. Er is een maatschappelijke beweging op gang gebracht naar een vitaler en gezonder Nederland. Om deze beweging in stand te houden is het echter noodzakelijk om de huidige aanpak voort te zetten. Daarnaast is er nog winst te behalen door meer verbinding te realiseren met andere beleidsterreinen die raken aan de (verbetering van de) volksgezondheid.

Ziektepreventie

Binnen de preventie van infectieziekten is het afgelopen jaar speciale aandacht besteed aan infectieziekten bij vluchtelingen en Zika. Mede hierdoor is het aantal meldingen van in de Wet publieke gezondheid genoemde infectieziekten stabiel gebleven (Meldingen Wet publieke gezondheid tot en met week 52, 2016). Wel zagen we een kleine daling van de vaccinatiegraad bij zuigelingen (Staat van Volksgezondheid en Zorg). Nader onderzoek moet uitwijzen of deze daling doorzet en wat deze daling veroorzaakt.

Gezonder voedingsaanbod

Tijdens het Nederlandse voorzitterschap van de EU is sterk ingezet op een gezamenlijke aanpak van productverbetering (minder zout, (verzadigd) vet en suikers in levensmiddelen). Het doel van de inzet op dit onderwerp was tweeledig. Ten eerste is er op ingezet dat alle betrokkenen (lidstaten, Europese Commissie, WHO, bedrijfsleven en ngo’s) het belang onderschrijven van een versterkte gezamenlijke aanpak. Daarnaast is aangestuurd op het maken van eerste concrete afspraken voor een dergelijke aanpak, met zowel lidstaten als bedrijfsleven en andere betrokken organisaties. Deze doelen en resultaten zijn allen bereikt via een inspirerende conferentie waar een publiek-private Roadmap for Action on Food Product Improvement met brede steun is aangenomen. Verankering van de gemaakte afspraken heeft plaatsgevonden via aangenomen Raadsconclusies over verbetering van voedingsproducten. Er is hiermee in de EU een beweging op gang gebracht.

Evaluatie Drank- en Horecawet

Het afgelopen jaar hebben we de Drank- en Horecawet uitgebreid geëvalueerd. Daarbij is vooral gekeken naar verschillende onderdelen van de wet. Voor de evaluatie is een groot aantal onderzoeken uitgevoerd en er is met veel partijen gesproken. Dat gaf goed inzicht in op welke wijze de wet, en het alcoholbeleid in het algemeen, werkt. Op een groot aantal onderdelen werkt de wet goed en zien we positieve trends. Er blijft echter een aantal aandachtspunten waarmee we de komende jaren aan de slag kunnen. Deze informatie is met de brief van 16 december 2016 aan de Tweede Kamer gezonden (TK 27 565, nr. 149).

4. Budgettaire gevolgen van beleid
Begrotingsuitgaven (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie

Realisatie

Realisatie

Realisatie

Realisatie

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Verschil

 

2012

2013

2014

2015

2016

2016

2016

Verplichtingen

442.213

571.788

614.940

625.302

600.651

606.939

– 6.288

               

Uitgaven

465.780

462.031

494.841

591.257

595.127

613.156

– 18.029

               

1. Gezondheidsbescherming

 

97.595

103.671

104.033

108.666

103.030

5.636

               

Subsidies

 

1.453

1.716

2.134

2.363

4.988

– 2.625

waarvan onder andere:

             

Uitvoering landelijke nota gezondheidsbeleid / Nationaal Programma Preventie

 

963

934

2.020

2.233

4.654

– 2.421

Crisisbeheersing Volksgezondheid

 

135

345

114

0

319

– 319

               

Opdrachten

 

3.223

4.600

1.227

1.647

2.735

– 1.088

waarvan onder andere:

             

Crisisbeheersing Volksgezondheid

 

2.560

3.550

72

40

1.268

– 1.228

Aanschaf Jodiumtabletten

 

0

0

0

668

1.000

– 332

               

Bijdragen aan agentschappen

 

92.892

97.052

100.569

104.371

94.975

9.396

waarvan onder andere:

             

Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit

 

74.115

77.672

79.647

80.354

78.313

2.041

RIVM: wettelijke taken en beleidsondersteuning zorgbreed

 

18.479

19.024

20.526

23.726

14.627

9.099

               

Bijdragen aan medeoverheden

 

27

94

82

125

100

25

waarvan onder andere:

             

College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden

 

0

0

0

0

100

– 100

               

2. Ziektepreventie

 

295.238

321.563

416.453

417.267

441.512

– 24.245

               

Subsidies

 

192.112

201.112

207.238

209.220

221.253

– 12.033

Ziektepreventie

 

4.133

4.477

5.555

6.358

15.036

– 8.678

Jeugdgezondheidszorg

 

2.269

3.024

2.078

1.884

1.952

– 68

RIVM: Uitvoering Subsidieregeling Publieke Gezondheid

 

174.259

182.334

187.214

188.546

192.125

– 3.579

RIVM: Infectieziektebestrijding en/of bevordering seksuele gezondheid

 

11.452

11.278

12.390

12.433

12.140

293

               

Opdrachten

 

585

464

284

508

15.377

– 14.869

waarvan onder andere:

             

(Vaccin)onderzoek

 

578

0

284

0

15.271

– 15.271

               

Bijdragen aan agentschappen

 

102.541

119.003

207.352

206.614

203.916

2.698

RIVM: Opdrachtverlening Centra

 

102.541

119.003

207.352

206.614

203.916

2.698

               

Bijdragen aan medeoverheden

 

0

984

1.579

925

966

– 41

               

3. Gezondheidsbevordering

 

50.809

51.796

50.805

50.885

50.445

440

               

Subsidies

 

33.064

33.615

33.082

33.417

30.733

2.684

waarvan onder andere:

             

Preventie van schadelijk middelengebruik (alcohol, drugs en tabak)

 

0

1.185

1.787

2.203

1.524

679

Verslavingszorg

 

10.179

9.153

9.163

7.410

7.361

49

Gezonde voeding en gezond gewicht/JOGG

 

0

9.803

10.326

11.730

10.458

1.272

Gezonde leefstijl jeugd

 

8.919

0

100

300

300

0

Letselpreventie

 

5.297

4.670

4.325

3.931

3.709

222

Bevordering kwaliteit en toegankelijkheid zorg

 

3.218

4.074

4.751

5.067

4.579

488

Bevordering van seksuele gezondheid

 

5.451

4.658

2.631

2.775

2.631

144

               

Opdrachten

 

3.255

3.629

3.647

3.343

4.951

– 1.608

waarvan onder andere:

             

Heroïnebehandeling op medisch voorschrift

 

2.743

2.874

2.782

2.712

3.100

– 388

Communicatie verhoging leeftijdsgrenzen alcohol en tabak

 

0

0

0

0

1.060

– 1.060

Preventie schadelijk middelengebruik (alcohol, drugs en tabak)

 

0

0

644

602

513

89

Letselpreventie

 

0

233

18

0

75

– 75

Gezonde voeding en gezond gewicht/JOGG

 

218

181

200

29

196

– 167

               

Bijdragen aan agentschappen

 

0

0

0

0

577

– 577

RIVM: Voedselconsumptiepeiling

 

0

0

0

0

121

– 121

RIVM: Monitoring, opdrachten, kennisvragen e.d.

 

0

0

0

0

106

– 106

Afgifte Schengenverklaringen via het CAK

 

0

0

0

0

350

– 350

               

Bijdragen aan medeoverheden

 

14.490

14.552

14.076

14.125

14.184

– 59

waarvan onder andere:

             

Heroïnebehandeling op medisch voorschrift

 

14.490

14.552

14.076

14.125

14.067

58

               

4. Ethiek

 

18.389

17.810

19.966

18.308

18.169

139

               

Subsidies

 

588

1.331

16.573

17.197

17.067

130

Abortusklinieken

 

0

0

15.705

15.913

15.661

252

Beleid Medische Ethiek

 

588

1.331

868

1.284

1.406

– 122

               

Opdrachten

 

59

132

210

79

396

– 317

               

Bijdragen aan agentschappen

 

4.452

2.164

1.130

1.032

703

329

CIBG: Uitvoeringstaken medische ethiek

 

4.452

2.164

1.130

1.032

703

329

               

Bijdragen aan ZBO's/RWT's

 

13.290

14.183

2.053

0

3

– 3

ZiNL: Rijksbijdrage abortusklinieken

 

13.208

14.122

2.053

0

0

0

Centrale Commissie Mensgebonden Onderzoek

 

82

61

0

0

3

– 3

               

Ontvangsten

21.135

16.565

37.511

21.221

16.001

10.903

5.098

waarvan onder andere:

             

Bestuurlijke boetes

 

5.260

5.341

4.112

5.418

4.252

1.166

Bovenstaande informatie is bedoeld voor de Staten-Generaal. Aan dit overzicht kunnen geen rechten worden ontleend.

Als gevolg van afronding kan de som van de delen afwijken van het totaal.

5. Toelichting op de instrumenten

1. Gezondheidsbescherming

Bijdragen aan agentschappen

Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit

De gerealiseerde uitgaven op dit instrument bedragen € 80,4 miljoen. Dit is circa € 2 miljoen hoger dan het oorspronkelijk geraamde bedrag. Dit heeft met name te maken met een tegemoetkoming in de stijging van loonkosten en extra taken samenhangend met de tabaksproductenrichtlijn.

Belangrijkste financieringsstromen van VWS naar de NVWA 2016
(bedragen x € 1 miljoen)

Beleidsterrein

Bedrag

Voedselveiligheid

54,4

Productveiligheid

13,2

Tabak en alcohol

7,7

Overig

5,0

Totaal

80,4

Als gevolg van afronding kan de som der delen afwijken van het totaal.

In onderstaande tabel is weergegeven hoe het aantal verloren gegane gezonde levensjaren door voedselinfecties zich ontwikkelt.

Kengetallen voedselveiligheid: Aantal verloren gezonde levensjaren ten gevolge van voedselinfecties door ziekteverwekkende micro-organismen in voedsel in Nederland gegevens 2015 (Bron: RIVM Letter Reports – Disease burden of food-related pathogens in the Netherlands, 2012, 2013, 2014, 2016)

Micro-organismen

Aantal verloren gezonde levensjaren

(DALY=Disability Adjusted Life Year)1

 

2012

2013

2014

2015

Toxoplasma gondii

1.950

1.930

1.950

1.920

Campylobacter spp.

1.560

1.430

1.530

1.390

Salmonella spp.

1.350

600

500

490

S. aureus toxine

670

670

670

660

C. perfringens toxine

490

490

490

490

Norovirus

300

280

280

290

Rotavirus

185

210

100

190

B. cereus toxine

100

100

100

100

Listeria monocytogenes

90

60

180

150

STEC O157

57

60

60

60

Giardia spp.

14

13

13

12

Hepatitis-A virus

9

8

10

7

Cryptosporidium spp.

8

8

8

8

Hepatitis-E virus

2

2

3

3

Totaal

6.780

5.850

5.890

5.770

Bron: Letter Reports disease burden 2012, 2013, 2014 en 2016; M. Bouwknegt et al.

X Noot
1

DALY=Disability Adjusted Life Year. Maat voor ziektelast in een populatie uitgedrukt in tijd; opgebouwd uit het aantal verloren levensjaren (door vroegtijdige sterfte) en het aantal jaren geleefd met gezondheidsproblemen (bijvoorbeeld een ziekte), gewogen voor de ernst hiervan (ziektejaarequivalenten). In deze maat komen de drie belangrijke aspecten van de volksgezondheid terug: kwantiteit (levensduur), kwaliteit van leven en het aantal personen dat een effect ondervindt.

De getallen in de tabel zijn afgerond. Het totaal kan afwijken van de som van de weergegeven getallen.

RIVM in verband met wettelijke taken en beleidsondersteuning zorgbreed

De opdrachtverlening 2016 inzake de programma’s aan het RIVM bedraagt € 23,7 miljoen en is € 9,1 miljoen hoger dan oorspronkelijk geraamd. Dat is een gevolg van een groot aantal aanvullende opdrachten waarvoor budget is overgeheveld naar dit instrument. Deze mutaties zijn reeds in de eerste en tweede suppletoire wet toegelicht. Voorts is € 2,9 miljoen overgeboekt van de Eigenaarsbijdrage op artikel 9 met als doel de kortlopende vordering van het RIVM op het moederdepartement te verlagen.

2. Ziektepreventie

Subsidies

Ziektepreventie

De gerealiseerde uitgaven bedragen € 6,4 miljoen. Dat is circa € 8,7 miljoen lager dan het in de begroting geraamde bedrag van € 15 miljoen. Het verschil wordt voornamelijk veroorzaakt door diverse mutaties die reeds in tweede suppletoire wet zijn toegelicht. Dit betreft onder andere overheveling van budget voor het antibioticaresistentiebeleid naar het instrument Bijdragen aan agentschappen voor aanvullende opdrachten aan het RIVM (€ 5 miljoen) en overheveling naar artikel 10 Apparaatsuitgaven voor beleidscommunicatie (€ 0,7 miljoen). Verder is door vertraging in de uitvoering van het antibioticaresistentiebeleid € 2,2 miljoen van dit budget niet tot besteding gekomen.

RIVM: Uitvoering Subsidieregeling Publieke Gezondheid

De gerealiseerde uitgaven bedragen € 188,6 miljoen. Dat is circa € 3,6 miljoen lager dan het in de begroting geraamde bedrag van € 192,1 miljoen. Het verschil wordt voornamelijk veroorzaakt door diverse mutaties die reeds in de eerste en tweede suppletoire wet 2016 zijn toegelicht. Dit betreft onder andere een overheveling van budget (€ 2,5 miljoen) naar artikel 2 Curatieve zorg voor de dekking van amendement 28 van de leden De Lange en Tanamal (TK 34 300-XVI, nr. 28) en een bijdrage aan de subsidieregeling Donatie bij leven, een overheveling naar de artikelonderdelen Gezondheidsbevordering (€ 0,6 miljoen) en Gezondheidsbevordering (€ 1,6 miljoen), een herschikking binnen artikelonderdeel Ziektepreventie naar de instrumenten Opdrachten en Bijdragen aan agentschappen (€ 2,7 miljoen). Verder is het budget verhoogd voor de vertraging van de uitrol darmkankerscreening (€ 1 miljoen) en met € 2,7 miljoen voor de loonbijstelling tranche 2016.

Kengetallen Deelname aan vaccinatieprogramma, bevolkingsonderzoeken en screeningen in procenten
 

2007

2008

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

1. Percentage deelname aan Rijksvaccinatieprogramma

94,0%

94,5%

95,2%

95,0%

95,4%

95,4%

95,5%

95,4%

94,8%

2. Percentage deelname aan Nationaal Programma Grieppreventie

73,5%

71,5%

70,4%

68,9%

65,7%

62,4%

59,6%

52,8%

50,1%

3. Percentage deelname aan Bevolkingsonderzoek borstkanker

82,4%

82,0%

81,5%

80,7%

80,1%

79,7%

79,4%

78,8%

4. Percentage deelname aan Bevolkingsonderzoek baarmoederhalskanker

66,6%

66,0%

65,3%

64,3%

65,0%

63,9%

64,7%

64,6%

5. Percentage deelname aan Bevolkingsonderzoek darmkanker

71,3%

6. Percentage deelname aan hielprik

99,9%

99,8%

99,8%

99,7%

99,5%

99,5%

99,5%

99,3%

Bron:

1. Staat van Volksgezondheid en Zorg

Voor het verslagjaar 2016 (betreft alle vaccinaties gegeven t/m 2015) is dit percentage 93,1%. Dit betreft het percentage kinderen geboren in 2013 dat basisimmuun is voor DKTP vóór het bereiken van hun 2-jarige leeftijd.

2. Staat van Volksgezondheid en Zorg

Dit kerncijfer betreft het percentage gevaccineerde personen in de groep patiënten die conform het advies van de Gezondheidsraad in aanmerking komen voor vaccinatie tegen influenza.

3. Staat van Volksgezondheid en Zorg

Dit kerncijfer betreft het percentage vrouwen uit de doelgroep, dat deelneemt aan het bevolkingsonderzoek borstkanker. De populatie van het bevolkingsonderzoek bestaat uit 50–75 jarige vrouwen.

4. Staat van Volksgezondheid en Zorg

Dit kerncijfer betreft het percentage vrouwen uit de doelgroep, dat deelneemt aan het bevolkingsonderzoek baarmoederhalskanker. De populatie van het bevolkingsonderzoek bestaat uit 30–65 jarige vrouwen.

5. Staat van Volksgezondheid en Zorg

Dit kerncijfer betreft het percentage personen dat deelneemt aan het bevolkingsonderzoek (screening) naar dikkedarmkanker.

6. Staat van Volksgezondheid en Zorg

Dit kerncijfer betreft het percentage pasgeborenen dat gescreend is.

Deze cijfers geven een goede indicatie van de ontwikkelingen op de beleidsterreinen met dien verstande dat de nadruk op geïnformeerde keuze voor deelname ligt en niet op een zo hoog mogelijk percentage. De beschermingsgraad ligt in de praktijk hoger dan het met het deelnamepercentage weergegeven cijfer in verband met bijvoorbeeld de groepsimmuniteit.

Opdrachten

(Vaccin)onderzoek

Bij de eerste suppletoire wet heeft een desaldering van € 3,5 miljoen plaatsgevonden voor de terugbetalingsverplichtingen aan het Ministerie van Financiën met betrekking tot het FES-fonds. Verder is, zoals gemeld bij de tweede suppletoire wet, € 11,8 miljoen overgeboekt naar artikel 10 Apparaatsuitgaven, omdat het vaccinonderzoek, de ontwikkeling van het Respiratoir Syncitium Virus (RSV)-vaccin en het onderzoek naar alternatieven voor dierproeven uitgevoerd wordt door de Stichting Antonie van Leeuwenhoek-terrein.

Bijdrage aan agentschappen

RIVM: Opdrachtverlening centra

De gerealiseerde uitgaven op dit instrument bedragen € 206,6 miljoen. Dat is circa € 2,7 miljoen hoger dan het in de begroting geraamde bedrag van € 203,9 miljoen. Het verschil wordt voornamelijk veroorzaakt door een overheveling van subsidies ziektepreventie voor aanvullende opdrachten in het kader van het antibioticaresitentiebeleid (€ 5 miljoen). Voorts is een deel van de loonbijstelling tranche 2016 niet tot besteding gekomen (€ 2,3 miljoen).

3. Gezondheidsbevordering

Kengetallen Gezondheidsbevordering (in procenten)1
 

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

Rokers 18 jaar e.o.1

28,6

26,9

27

24,5

24,7

25,7

26,3

Rokers laatste maand, 12–16 jaar 2

   

16,9

     

10,6

Alcoholgebruik laatste maand, 12–16 jaar 2

   

37,8

     

25,5

Cannabisgebruik laatste jaar, 12–16 jaar 2

   

6

     

8,2

Cannabisgebruik laatste jaar 18 jaar e.o.1

           

6,7

Overgewicht 18 jaar e.o.1

46,4

47,3

47,3

47,1

47,1

49,4

49,3

Overgewicht 4–18 jaar1

13,2

13,3

12,5

12,3

11,7

11,9

11,6

Aantal spoedeisende hulpbehandelingen in ziekenhuizen door privéongevallen en sportblessures (x 1.000)3

640

600

600

590

430

519

 

Vindpercentage seksueel overdraagbare aandoeningen (soa’s) bij bij de Centra voor Seksuele Gezondheid4

13,2

13,7

14,3

15,1

14,7

15,5

17,2

Bronnen:

1. Staat van Volksgezondheid en Zorg . Gezondheidsenquête CBS/Leefstijlmonitor RIVM. Staat van Volksgezondheid en Zorg: Gezondheidsenquête CBS/Leefstijlmonitor RIVM. Door wijziging in meetmethoden tussen 2009–2010 en 2013–2015 zijn de cijfers vóór en na deze perioden slechts in beperkte mate te vergelijken.

2. Staat van Volksgezondheid en Zorg . Gezondheidsenquête CBS/Leefstijlmonitor RIVM.

3. Kerncijfers LIS, VeiligheidNL. De daling in 2013 is toe te schrijven aan een technisch registratieprobleem in dat jaar.

4. Staat van Volksgezondheid en Zorg .

Dit kerncijfer betreft het percentage van de bezoekers van Centra Seksuele Gezondheid (CSG) bij wie één of meer soa (chlamydia, gonorroe, syfilis, hiv en/of hepatitis B) gevonden is.

X Noot
1

De kengetallen zijn gewijzigd t.o.v. de begroting 2016. Bij de begroting 2017 zijn de categorieën aangepast. Deze cijfers zijn opgenomen in de Staat van Volksgezondheid.

Ontvangsten

Bestuurlijke boetes

De ontvangsten bestuurlijke boetes zijn circa € 1,2 miljoen hoger uitgevallen dan geraamd. Voor de Tabakswet is het gemiddelde boetebedrag hoger uitgevallen. Daarnaast is het aantal opgelegde boetebeschikkingen met betrekking tot de Warenwet hoger. Ook geeft de NVWA minder waarschuwingen voordat zij een boete oplegt.

Overig

De overige ontvangsten zijn € 3,9 miljoen hoger dan geraamd. Bij de eerste suppletoire wet heeft een desaldering plaatsgevonden van € 3,5 miljoen voor de terugbetalingsverplichting aan het Ministerie van Financiën met betrekking tot het FES-fonds. De hogere ontvangsten van per saldo € 7,4 milljoen worden voornamelijk veroorzaakt door niet geraamde ontvangsten in verband met in voorgaande jaren teveel betaalde voorschotten voor het Nationaal Programma Grieppreventie, (€ 3,6 miljoen), het Rijksvaccinatieprogramma/Nationale Hielprik Screening (€ 1,2 miljoen) en de invoering van de HPV-vaccinatie (€ 2,4 miljoen).

Artikel 2 Curatieve zorg

1. Algemene doelstelling

Een kwalitatief goed en toegankelijk stelsel voor curatieve zorg tegen maatschappelijk verantwoorde kosten.

2. Rol en verantwoordelijkheid Minister

De Minister van VWS is verantwoordelijk voor een goed werkend en samenhangend stelsel voor curatieve zorg. De Zorgverzekeringswet vormt samen met de zorgbrede wetten, zoals de Wet marktordening gezond-heidszorg (Wmg) en de Wet Toelating Zorginstellingen (WTZi) de wettelijke basis van dit stelsel.

De Minister is verantwoordelijk voor:

Stimuleren:

  • Het bevorderen van de kwaliteit, (patiënt)veiligheid en innovatie in de curatieve zorg.

  • Het ondersteunen van initiatieven op het terrein van de Life Sciences and Health met als doel de beschikbaarheid van medische producten en materialen op termijn te bevorderen.

  • Bevorderen van de uitbreiding van het implantatenregister en het bevorderen van de juistheid, volledigheid en betrouwbaarheid van het implantatenregister.

  • Het ondersteunen van initiatieven om de toegankelijkheid en betaal-baarheid van de curatieve zorg te garanderen en/of te verbeteren. Belangrijk daarin zijn de initiatieven om verspilling in de zorg tegen te gaan.

  • Het ondersteunen van initiatieven om fraude in de zorg zoveel mogelijk te voorkomen.

  • Het bevorderen van de werking van het stelsel door het systeem van risicoverevening.

Financieren:

  • Het bevorderen van kwalitatief goede zorg door medefinanciering van hoogwaardig oncologisch onderzoek.

  • Verbetering van de kwaliteit van de zorg door financiering van de familie- en vertrouwenspersonen in ggz-instellingen.

  • Het (mede)financieren van het digitale communicatiesysteem voor de zwaailichtsector.

  • Het financieren van initiatieven die bijdragen aan een zorgvuldige orgaandonorwerving in de ziekenhuizen, het onderhouden van het donorregister en het geven van publieksvoorlichting over orgaandonatie.

  • Het financieren van bijwerkingenregistraties ten behoeve van het monitoren van de productveiligheid.

  • Bevorderen van de toegankelijkheid en betaalbaarheid van de zorg door het deels compenseren van de gederfde inkomsten van zorgaanbieders als gevolg van het verstrekken van zorg aan illegalen en andere onverzekerbare vreemdelingen.

  • Bevorderen van de toegankelijkheid en betaalbaarheid van de zorg door het financieren van de zorguitgaven voor kinderen tot 18 jaar.

  • Het financieren van kostencomponenten die een gelijk speelveld verstoren.

Regisseren:

  • Het onderhouden van wet- en regelgeving op het gebied van genees-middelen, medische hulpmiddelen, lichaamsmaterialen en bloedvoor-ziening.

  • Het (door)ontwikkelen van productstructuren op basis waarvan onderhandelingen over bekostiging plaatsvinden.

  • Het bepalen van de normen/criteria, waaraan de registers (bijvoor-beeld BIG-register) die worden bijgehouden om de werking van het stelsel te bevorderen, moeten voldoen.

  • De werking van het zorgverzekeringsstelsel wordt bevorderd door het actief opsporen van onverzekerden en wanbetalers.

3. Beleidsconclusies

Het op dit artikel uitgevoerde beleid en de bijbehorende resultaten waren het afgelopen jaar nagenoeg conform de verwachtingen, zoals vermeld in de begroting.

Risicoverevening

Gegeven de acceptatieplicht en verbod op premiedifferentiatie zorgt het risicovereveningssysteem voor een gelijk speelveld tussen zorgverzekeraars. Daarnaast is de risicoverevening van belang om risicoselectie tegen te gaan en de doelmatigheid te blijven bevorderen.

De risicoverevening wordt ieder jaar verder verbeterd door het toevoegen van nieuwe kenmerken en het verfijnen van bestaande kenmerken aan het model. Per 2016 is er een groot aantal verbeteringen doorgevoerd in de risicovereveningsmodellen. Hierdoor wordt het voor verzekeraars meer lonend om zich op groepen kwetsbare verzekerden te richten die veel zorg gebruiken. Deze verbeteringen hebben er onder andere toe geleid dat er in 2016 350.000 extra chronisch zieken zijn geïdentificeerd waarvoor verzekeraars een hogere vereveningsbijdrage ontvangen. Ook is er een forse stap gezet in de herverdeling van middelen van verzekeraars van gezonde verzekerden naar chronisch zieken. In 2006 werd 26% van de totale zorgkosten binnen de somatische zorg herverdeeld ten gunste van chronisch zieken, in 2016 is dit toegenomen tot 36% van de somatische zorg (TK 29 689, nr. 617).

In 2016 is een grote stap gezet in de afbouw van de ex post compensaties. Door de verbetering van het model is het mogelijk geweest om per 2017 de laatste stap te zetten naar volledige risicodragendheid van verzekeraars. Daarmee is invulling gegeven aan de doelstelling uit het regeerakkoord.

Verder heeft VWS in 2016 een symposium georganiseerd over de toekomst van de risicoverevening. Hierbij kwamen meer dan 100 mensen van diverse organisaties samen om met elkaar van gedachten te wisselen. De overheersende opinie was dat we met de risicoverevening op de goede weg zijn en er al veel verbeteringen in het model zijn doorgevoerd. Mede naar aanleiding van de input die partijen hebben gegeven is een meerjarig onderzoeksprogramma opgesteld.

4. Tabel budgettaire gevolgen van beleid
Begrotingsuitgaven (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie

Realisatie

Realisatie

Realisatie

Realisatie

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Verschil

 

2012

2013

2014

2015

2016

2016

2016

Verplichtingen

2.799.219

2.644.586

2.753.584

8.697.819

3.640.438

4.098.913

– 458.475

               

Uitgaven

2.648.164

2.789.790

2.722.717

4.614.648

4.236.316

4.188.457

47.859

               

1. Kwaliteit en veiligheid

 

116.315

114.608

118.505

128.572

129.213

– 641

               

Subsidies

 

110.631

105.024

111.162

120.556

118.421

2.135

waarvan onder andere:

             

Integraal Kankercentrum Nederland

 

27.830

34.219

34.334

35.259

34.490

769

Nederlands Kanker Instituut

 

17.254

18.274

17.208

17.331

17.226

105

Zwangerschap en geboorte

 

2.402

1.852

3.574

4.796

3.505

1.291

Registratie en uitwisseling zorggegevens (PALGA)

 

3.443

3.572

3.264

3.339

3.462

– 123

Nictiz

 

4.450

5.105

5.113

5.349

5.110

239

Stichting Lareb: bijwerkingenregistratie voor vaccins en teratologie informatie service

 

1.224

1.385

1.323

1.427

1.272

155

Regio's landelijke implementatie pilots orgaandonatie

 

10.864

9.090

8.413

6.665

6.819

– 154

Nederlandse Transplantatie Stichting

 

0

3.084

3.033

3.705

3.032

673

Regeling Donatie bij leven

 

0

475

444

483

700

– 217

Onderzoek

 

0

0

0

0

2.000

– 2.000

TKI Life Sciences and Health (LSH Plaza)

 

0

0

4.043

2.708

2.825

– 117

LSH projecten inclusief DCTI

 

18.743

17.162

2.813

7.571

7.742

– 171

UMC Groningen: Lifelines project

 

6.100

4.600

2.802

3.498

3.498

0

Expertisefunctie zintuigelijk gehandicapten

 

0

0

0

21.967

21.250

717

               

Opdrachten

 

1.876

6.743

3.855

4.611

7.923

– 3.312

waarvan onder andere:

             

Implantatenregister

 

504

0

0

406

300

106

Publiekscampagne orgaandonatie

 

0

0

1.461

1.557

1.500

57

               

Bijdragen aan agentschappen

 

3.808

2.841

3.488

3.355

2.869

486

waarvan onder andere:

             

CIBG: Donorregister

 

3.571

2.744

2.746

3.035

2.355

680

               

Bijdragen aan ZBO's/RWT's

 

0

0

0

50

0

50

               

2. Toegankelijkheid en betaalbaarheid van de zorg

 

2.609.284

2.549.096

4.324.964

3.924.276

3.919.193

5.083

               

Subsidies

 

12.293

12.029

14.224

22.459

15.654

6.805

waarvan onder andere:

             

Eerstelijns gezondheidscentra in VINEX-gebieden

 

1.312

1.331

1.314

1.532

2.000

– 468

Anonieme e-mental health

 

785

1.090

925

1.000

2.000

– 1.000

Vertrouwenspersoon in de ggz

 

6.098

6.199

6.204

6.476

6.199

277

Suïcidepreventie

 

1.110

1.561

1.854

3.154

1.642

1.512

Verspilling in de zorg

       

324

0

324

Kwaliteitsimpuls apothekers

       

2.858

2.900

– 42

               

Bekostiging

 

2.594.090

2.532.710

4.306.800

3.896.700

3.893.700

3.000

waarvan onder andere:

             

Rijksbijdrage Zorgverzekeringsfonds voor financiering van verzekerden 18-

 

2.565.500

2.498.500

2.470.800

2.508.700

2.508.700

0

Rijksbijdrage dempen premie ten gevolgen van HLZ

 

0

0

1.804.000

1.353.000

1.353.000

0

Zorg illegalen en andere onverzekerbare vreemdelingen

 

0

33.045

32.000

35.000

32.000

3.000

               

Opdrachten

 

1.858

3.142

2.670

3.315

7.845

– 4.530

waarvan onder andere:

             

Programma Verspilling in de zorg

 

0

115

129

30

300

– 270

Aanvulling ZonMw-programma Doelmatigheidsonderzoek

       

0

500

– 500

Programma Goed Geneesmiddelen Gebruik

 

0

0

410

0

2.880

– 2.880

Publiekscampagne Depressie

       

900

0

900

               

Bijdragen aan agentschappen

 

1.043

1.215

1.270

1.802

1.375

427

CIBG: WPG/GVS/APG

 

1.043

1.215

1.270

1.802

1.375

427

               

Bijdragen aan ZBO's/RWT's

 

0

0

0

0

619

– 619

ZiNL: Uitvoering Compensatie kosten van zorg illegalen en andere onverzekerbare vreemdelingen

 

0

0

0

0

619

– 619

               
               

3. Ondersteuning van het stelsel

 

64.191

59.013

171.179

183.467

140.051

43.416

               

Subsidies

 

3.226

353

37.183

2.339

31.930

– 29.591

waarvan onder andere:

             

Stichting Klachten en Geschillen Zorgverzekeringen

 

232

331

1.085

927

791

136

Overgang integrale tarieven medisch-specialistische zorg

 

0

0

35.920

1.120

30.000

– 28.880

               

Bekostiging

 

3.144

4.191

0

47.750

0

47.750

Afwikkeling algemene kas ZFW

 

3.144

4.191

0

47.750

0

47.750

               

Inkomensoverdrachten

 

35.757

32.241

113.098

110.137

26.927

83.210

waarvan onder andere:

             

Overgangsregeling FLO/VUT ouderenregeling ambulancepersoneel

 

35.713

32.241

25.297

25.041

26.927

– 1.886

Schadevergoeding Erasmus MC

 

0

0

85.000

85.000

0

85.000

               

Opdrachten

 

2.566

4.014

4.746

7.358

4.529

2.829

waarvan onder andere:

             

Risicoverevening

 

1.179

1.139

1.857

1.826

1.890

– 64

Uitvoering zorgverzekeringstelsel

 

335

313

361

548

471

77

Patiëntenvervoer Waddeneilanden

 

0

0

0

4.056

0

4.056

               

Bijdragen aan agentschappen

 

19.498

18.214

16.152

15.883

21.539

– 5.656

CJIB: Onverzekerden en wanbetalers

 

19.498

18.214

16.152

15.883

21.539

– 5.656

               

Bijdragen aan ZBO's/RWT's

 

0

0

0

0

51.022

– 51.022

waarvan onder andere:

             

Zorginstituut Nederland: Onverzekerden en wanbetalers

 

0

0

0

0

35.954

– 35.954

Zorginstituut Nederland: Doorlichten pakket

 

0

0

0

0

15.068

– 15.068

               

Bijdragen aan andere begrotingshoofdstukken

 

0

0

0

0

4.104

– 4.104

VenJ: Bijdrage C2000

 

0

0

0

0

4.104

– 4.104

               

Ontvangsten

92.490

78.105

81.998

98.455

152.126

60.955

91.171

waarvan onder andere:

             

Wanbetalers

 

66.343

69.681

85.785

82.640

59.902

22.738

Bovenstaande informatie is bedoeld voor de Staten-Generaal. Aan dit overzicht kunnen geen rechten worden ontleend.

Als gevolg van afronding kan de som van de delen afwijken van het totaal.

5. Toelichting op de instrumenten

Verplichtingen

Voor het in 2015 aangaan van de verplichtingen ten behoeve van de rijksbijdrage Zorgverzekeringsfonds voor de financiering van zorguitgaven voor jongeren (18-) en de rijksbijdrage ten behoeve van het dempen van de hoogte van de premie ten gevolgen van HLZ voor 2016, is verplichtingenbudget overgeheveld van 2016 naar 2015. Zie ook de tweede suppletoire wet 2015 (€ 3,9 miljard).

Daarnaast is voor het in 2016 aangaan van de verplichtingen van deze onderwerpen verplichtingenbudget overgeheveld van 2017 naar 2016 (€ 3,4 miljard). Zie ook de tweede suppletoire wet 2016.

1. Kwaliteit en veiligheid

Subsidies

Regeling donatie bij leven

In 2016 is de subsidieregeling donatie bij leven gewijzigd naar aanleiding van de bevindingen van de in 2015 uitgevoerde evaluatie. De wijzigingen betreffen onder meer een verbetering van de tegemoetkoming voor ZZP-ers. De uitgaven voor de subsidies bedroegen in 2016 € 0,5 miljoen.

Kengetallen donoren

Aantal donoren en aantal transplantaties 2008–2016

Aantal donoren en aantal transplantaties 2008–2016

Bron: www.transplantatiestichting.nl d.d. 18 januari 2017

Toelichting op de tabel:

In 2016 is het aantal postmortale orgaandonoren ten opzichte van 2015 gedaald met 11% van 265 naar 235 orgaandonoren die een of meer organen hebben gegeven na hun dood. Hierdoor is ook het aantal orgaantransplantaties met organen van overleden donoren gedaald. Door een groter aantal donoren dat meerdere organen heeft gegeven is de daling (8%) kleiner dan die van het aantal donoren. Het aantal orgaantransplantaties met organen van levende donoren is in 2016 gestegen met 11% van 517 in 2015 naar 574 in 2016. Het totaal aantal orgaantransplantaties is hierdoor nagenoeg gelijk gebleven (-0,7%).

Onderzoek

De geraamde middelen voor een bijdrage aan het Onco XL (€ 2 miljoen) initiatief zijn in 2016 nog niet tot besteding gekomen omdat de ontwikkeling van het strategisch plan door het consortium langer heeft geduurd dan voorzien en er nog overleg gaande is over de bijdrage van Onco XL aan de beleidsdoelstellingen van VWS.

Kengetal aantal geregistreerden in het donorregister

Kengetal aantal geregistreerden in het donorregister

Bron: www.donorregister.nl/cijfers

Toelichting op de tabel:

Het aantal geregistreerden steeg sterker dan voorgaande jaren. Dit is vooral veroorzaakt door de behandeling van het initiatiefwetsvoorstel Actief Donorregistratiesysteem (ADR). In reactie op het aannemen van het wetsvoorstel door de Tweede Kamer in september is vooral het aantal mensen dat zich met «Nee» in het Donorregister heeft geregistreerd gestegen.

2. Toegankelijkheid en betaalbaarheid van de zorg

Bekostiging

Rijksbijdrage Zorgverzekeringsfonds voor financiering van verzekerden 18-

Kinderen tot achttien jaar betalen geen nominale premie Zvw. De rijksbijdrage Zorgverzekeringsfonds (circa € 2,5 miljard) voorziet in de financiering van deze premie.

Rijksbijdrage demping premie ten gevolgen van HLZ

De transitie van de AWBZ naar de Wlz, waarbij tevens overhevelingen plaatsvinden van de AWBZ naar de Zvw, zorgt voor een effect op de Zvw-premie. Een tegengesteld effect doet zich voor als gevolg van de overheveling van de jeugd-ggz naar de gemeenten. Om het gesaldeerde premie-effect te dempen is een rijksbijdrage ingevoerd. Deze rijksbijdrage loopt af van € 1,8 miljard in 2015 naar € 0 in 2019. In 2016 bedroeg de rijksbijdrage circa € 1,4 miljard.

Zorg aan illegalen en andere onverzekerbare vreemdelingen

De totale kosten zijn in 2016 uitgekomen op € 35 miljoen dat is € 3 miljoen hoger dan oorspronkelijke begroot. Bij vrijwel alle zorgvormen is sprake van toenemende kosten, maar vooral bij farmacie, kraamzorg en ggz. Ziekenhuiskosten zijn daarentegen flink gedaald. Voor sommige zorgvormen wordt daarnaast een deel van de stijging verklaard door achterstallige declaraties die nu tot uitbetaling komen. Ook de toegenomen bekendheid van de regeling kan een stijging van het aantal declaraties veroorzaken. Deze zorgkosten kwamen voorheen ten laste van de zorgaanbieders. Ziekenhuiskosten zijn daarentegen lager dan begroot.

Opdrachten

Programma goed geneesmiddelengebruik

De kosten voor het ZonMw programma Goed Geneesmiddelengebruik zijn overgeheveld naar artikel 4 Zorgbreed beleid.

3. Bevorderen werking van het stelsel

Subsidies

Overgang integrale tarieven medisch-specialistische zorg

Zoals reeds gemeld in de tweede suppletoire wet is in 2016 beperkt gebruik gemaakt van de subsidieregeling voor medisch specialisten waardoor uiteindelijk een bedrag resteert van circa € 29 miljoen. De vrijvallende middelen bij de subsidieregeling worden toegevoegd aan het kader medisch-specialistische zorg waaraan ze eerder in overleg met het veld zijn onttrokken.

Bekostiging

Afwikkeling algemene kas ZFW

In 2016 is het Zorginstituut in het kader van de afwikkeling van de voormalige Algemene Kas voortgegaan met het doorbelasten van de door hen betaalde uitgaven en het doorberekenen van de ontvangen bedragen aan het Ministerie van VWS. In 2016 heeft ZiNL de uitgaven en ontvangsten van de Voormalige Algemene Kas over het jaar 2014 verrekend met VWS. In 2014 heeft het Zorginstituut de bedragen in het kader van de voormalige Ziekenfondswet afgerekend met de voormalige ziekenfondsen en particuliere ziektekostenverzekeraars. Dit heeft geleid tot een betaling van € 47,7 miljoen en een ontvangst van € 61,1 miljoen.

Inkomensoverdrachten

Schadevergoeding Erasmus MC

Zoals reeds gemeld in de eerste suppletoire wet moet VWS Erasmus MC een schadevergoeding van € 235,9 miljoen betalen vanwege het niet nakomen van twee toezeggingen uit 2009. VWS heeft in 2015 en 2016 een bedrag van € 85 miljoen betaald. Het restant zal worden betaald in 2017.

Opdrachten

Risicoverevening

Het systeem van risicoverevening wordt jaarlijks aangepast aan wijzigingen in de zorg en op basis van gericht onderzoek worden verbeteringen in het systeem doorgevoerd. In de brief «Kwaliteit loont» (TK 31 765, nr. 116) is al aangekondigd dat extra middelen worden vrijgemaakt voor onderzoek en de begeleidingscapaciteit binnen het Ministerie van VWS. In 2016 en de jaren daarna wordt de aandacht gericht op de verbetering van de risicoverevening voor de kosten van de somatische zorg inclusief wijkverpleging en de kosten van de geestelijke gezondheidszorg. Hiermee worden de verzekeraars in het risicovereveningssysteem beter gecompenseerd voor chronisch zieken en andere verzekerden die veel zorg gebruiken. Voor verzekeraars wordt het aantrekkelijker om zich te richten op deze groep verzekerden. Hiervoor is in 2016 circa € 1,9 miljoen beschikbaar gesteld. Verder heeft er een kwantitatieve analyse van de werking van het vereveningssysteem plaatsgevonden. Over de uitkomsten hiervan is de Kamer begin 2017 geïnformeerd.

Patiëntenvervoer Waddeneilanden

Zoals reeds gemeld in de eerste suppletoire wet wordt het spoedeisende patiëntenvervoer vanaf de Wadden vanaf augustus 2016 uitgevoerd met een ambulancehelikopter in opdracht van RAV Fryslân. Deze voorziening wordt in 2016 vanaf de begroting bekostigd (circa € 4,1 miljoen). De middelen zijn op basis van facturen betaald aan Rijkswaterstaat.

Bijdragen aan agentschappen

CJIB: Onverzekerden en wanbetalers

De uitvoeringskosten van het CJIB ten behoeve van de aanpak van wanbetalers zijn lager dan geraamd. Deze lagere kosten zijn voornamelijk het gevolg van lager dan geraamde kosten voor gerechtsdeurwaarders.

Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s

Zorginstituut Nederland: onverzekerden en wanbetalers

Op dit artikel wordt een deel van de uitvoeringskosten van het Zorginstituut geraamd. Gedurende het uitvoeringsjaar worden deze middelen overgeheveld naar artikel 4 Zorgbreed beleid.

Alle inwoners van Nederland moeten zich verplicht verzekeren voor zorg en ziektekosten. Doen zij dat niet, dan worden zij aangeschreven door Zorginstituut Nederland (vanaf 1 januari 2017 het CAK). Eventueel volgen boetes en een ambtshalve verzekering. Sinds 1 juni 2016 vloeien de opbrengsten van de bestuurlijke boeten onverzekerden in de Rijkskas.

Op grond van de wanbetalersregeling in de Zvw worden wanbetalers met een premieachterstand van zes maanden overgedragen aan Zorginstituut Nederland. Via onder andere bronheffing betalen zij verplicht een bestuursrechtelijke premie die tot 1 juli 2016 130% van de standaardpremie bedroeg en sinds 1 juli 2016 125% van de gemiddelde nominale premie bedraagt. De uitvoeringskosten van Zorginstituut Nederland en het CJIB (verantwoordelijk voor de minnelijke incasso) worden door VWS betaald.

Kengetallen onverzekerden en wanbetalers Zorgverzekeringswet

Stand 31 december jaar t

2013

2014

2015

2016

Aantal onverzekerden

28.740

29.454

22.432

1

Aantal wanbetalers

316.006

327.334

312.037

275.765

Bron: Zorginstituut Nederland

X Noot
1

Nog niet bekend.

Zorginstituut Nederland: Doorlichten pakket

In het regeerakkoord Rutte-Asscher II is afgesproken dat het Zorginstituut Nederland (ZiNL) jaarlijks een deel van het verzekerd pakket zal doorlichten (stringent pakketbeheer/systematische doorlichting pakket). Hiervoor wordt aan het ZiNL aanvullend budget beschikbaar gesteld ten behoeve van de uitbreiding van personele capaciteit en onderzoek.

Naar aanleiding van de leerervaringen in de eerste jaren, heeft het ZiNL de aanpak van het Programma Zinnige Zorg aangepast. Voor een verdere uitwerking en draagvlak voor de onderzoeksvragen betrekt het ZiNL het veld intensiever en vraagt hen om een actieve bijdrage te leveren. Mede door deze gewijzigde aanpak is vertraging opgelopen die ook geresulteerd heeft in onderuitputting op het beschikbare budget. Voor de projectdoelstellingen heeft dit geen gevolgen. De planning is nog steeds om in 2021 alle ICD-10 gebieden te hebben doorgelicht.

Bijdragen aan andere begrotingshoofdstukken

VenJ: Bijdrage C2000

Dit betreft een overboeking naar het Ministerie van Veiligheid en Justitie voor de jaarlijkse VWS-bijdrage aan de exploitatiekosten C2000 (€ 4,1 miljoen).

Ontvangsten

In 2016 is het Zorginstituut in het kader van de afwikkeling van de voormalige Algemene Kas voortgegaan met het doorbelasten van de door hen betaalde uitgaven en het doorberekenen van de ontvangen bedragen aan het Ministerie van VWS. In 2016 heeft ZiNL de uitgaven en ontvangsten van de Voormalige Algemene Kas over het jaar 2014 verrekend met VWS. In 2014 heeft het Zorginstituut de bedragen in het kader van de voormalige Ziekenfondswet afgerekend met de voormalige ziekenfondsen en particuliere ziektekostenverzekeraars. Dit heeft geleid tot een betaling van € 47,7 miljoen en een ontvangst van € 61,1 miljoen.

Wanbetalers

De ontvangsten als gevolg van de aan wanbetalers opgelegde bestuursrechterlijke premie worden met ingang van 2012 voor 23% toegevoegd aan de begroting van VWS. Voor 2016 is dit deel van de ontvangsten uitgekomen op € 82,6 miljoen. Dit is hoger dan geraamd. Bij de begroting van 2016 is destijds rekening gehouden met een verwachte daling van het aantal wanbetalers en de verlaging van de bestuursrechtelijke premie, vanwege de Wet verbetering wanbetalersmaatregelen (Stb. 2015, 502).

Terwijl het aantal wanbetalers inderdaad is gedaald van circa 325.000 eind 2014 naar circa 280.000 op 1 december 2016, zijn de gerealiseerde ontvangsten hoger dan geraamd. Er is een aantal redenen voor de hoger dan geraamde ontvangsten:

  • Hoewel een relatief grote groep inderdaad is uitgestroomd, stromen er minder mensen dan verwacht uit bij wie de bestuursrechtelijke premie door middel van broninhouding werd geïnd. Die inning blijft dus doorgaan.

  • Bij de raming van de ontvangsten is uitgegaan van een verlaging van de bestuursrechtelijke premie per 1 januari 2016. Dit is 1 juli 2016 geworden.

  • Tegenover het lagere aantal wanbetalers en de lagere bestuursrechtelijke premie staat een succesvollere incasso van oude vorderingen. Dit heeft mogelijk te maken met een toegenomen betaalcapaciteit van mensen als gevolg van de betere economische situatie, maar ook door succesvolle inningsactiviteiten, zoals de tweede deurwaardersgang.

Overig

Op 1 juli 2016 is de wet «Verbetering wanbetalersmaatregelen» inwerking getreden. Met deze wet komen de van onverzekerden ontvangen bestuurlijke boeten, niet meer ten gunste van het Zorgverzekeringsfonds, maar vloeien naar de ontvangsten op de VWS-begroting.

Onder andere als gevolg van latere invoering van de gewijzigde wetgeving wanbetalers zijn de ontvangsten als gevolg van de aanpak van wanbetalers in 2016 hoger dan oorspronkelijk geraamd.

Beleidsartikel 3 Langdurige zorg en ondersteuning

1. Algemene doelstelling

Een stelsel voor maatschappelijke ondersteuning en langdurige zorg dat ieder mens in staat stelt om zijn leven zo lang mogelijk zelf in te vullen en – wanneer dit nodig is – om thuis of in een instelling kwalitatief goede ondersteuning en zorg te krijgen. Daarbij worden ondersteuning en zorg aangeboden aansluitend op informele vormen van hulp. De complexiteit van de zorgvraag, de kwetsbaarheid van de burger en de mogelijkheden van zijn informele netwerk staan centraal. Er wordt gestreefd naar welbevinden en een afname van de afhankelijkheid van ondersteuning en zorg. Dit alles tegen maatschappelijk aanvaardbare kosten.

In dit begrotingsartikel zijn de begrotingsuitgaven voor de langdurige zorg en maatschappelijke ondersteuning opgenomen.

De premie-uitgaven en -ontvangsten op het terrein van de langdurige zorg en ondersteuning komen aan bod in het hoofdstuk Financieel Beeld Zorg (FBZ).

2. Rol en verantwoordelijkheid Minister

De Minister is verantwoordelijk voor een goed en efficiënt werkend systeem van langdurige zorg en maatschappelijke ondersteuning in Nederland. Mensen die zorg en ondersteuning nodig hebben, dienen dit zoveel mogelijk thuis of in een instelling op maat en van een goede kwaliteit te krijgen.

Gemeenten dragen zorg voor de ondersteuning thuis via de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). Het budget voor de Wmo 2015 wordt via de integratie-uitkering Sociaal domein aan gemeenten uitgekeerd. Daarnaast ontvangen gemeenten ook budget met betrekking op de Wmo 2015 via de integratie-uitkering Wmo/huishoudelijke verzorging, de decentralisatie-uitkeringen maatschappelijke opvang, vrouwenopvang en HHT (huishoudelijke hulp toelage), en de algemene uitkering van het gemeentefonds.

Voor mensen met een blijvende behoefte aan permanent toezicht en die 24 uur per dag zorg in de nabijheid nodig hebben, is zorg vanuit de Wet langdurige zorg (Wlz) beschikbaar. Zorgkantoren sluiten namens Wlz-uitvoerders overeenkomsten met zorgaanbieders voor het leveren van verzekerde zorg. Het kan onder andere gaan om verblijf in een instelling, persoonlijke verzorging en verpleging en/of geneeskundige zorg in natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget.

Voorts is de Minister verantwoordelijk voor:

Stimuleren:

  • De Minister stimuleert vernieuwing in de langdurige zorg en maatschappelijke ondersteuning en jaagt deze aan. Vernieuwing wordt hoofdzakelijk door burgers, cliëntenorganisaties, gemeenten, zorg- en welzijnsaanbieders en zorgverzekeraars vormgegeven.

  • De Minister stimuleert de ontwikkeling en brede verspreiding van kennis, waaronder goede voorbeelden en innovaties op het gebied van langdurige zorg en maatschappelijke ondersteuning en initiatieven om de kwaliteit en het innoverend vermogen van de zorg en de ondersteuning te versterken.

Financieren:

  • De Minister draagt zorg voor het financieren van de Wlz en de Wmo 2015.

  • De Minister is (mede)financier door onder meer de rijksbijdrage in de kosten van kortingen (BIKK) in de Wlz en door het financieren van partijen die een belangrijke rol vervullen binnen het stelsel, zoals het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) en Centrum voor Consultatie en Expertise (CCE).

Regisseren:

  • De Minister stelt de wettelijke kaders van de Wmo 2015 en de Wlz vast en stuurt voorts door het maken van bestuurlijke afspraken.

  • De Minister is verantwoordelijk voor het monitoren en evalueren van de uitwerking van de Wmo 2015 en de Wlz.

3. Beleidsconclusies

De in de begroting opgenomen beleidswijzigingen op terrein van het nationaal programma palliatieve zorg, kwaliteitsverbetering intramurale ouderenzorg, mantelzorg, geweld in huiselijke kringen en de ratificatie van het VN-verdrag Handicap, zijn grotendeels uitgevoerd volgens plan. Aanvullend kunnen de volgende conclusies over het gevoerde beleid worden getrokken:

Afronding transitie langdurige zorg

De transitie langdurige zorg is afgerond en daarmee staat goede zorg voor de burger steeds meer centraal. Na de eerste implementatieperiode is de aandacht in 2016 verlegd naar de nadere uitwerking van specifieke onderwerpen. Het gaat hierbij onder meer om zorgverlening aan de Wlz-indiceerbaren, de voorbereiding voor de overdracht van eerstelijns verblijf naar de Zorgverzekeringswet per 2017 en het uitbreiden van het modulair pakket thuis met huishoudelijke hulp. Ook daar staat de kwaliteit van zorg, door de ogen van de cliënt, centraal. Door middel van de Voortgangsrapportages Wlz is de Tweede Kamer periodiek geïnformeerd over de voortgang van onder meer deze onderwerpen met betrekking tot de Wlz. De laatste voortgangsrapportage is verschenen op 2 september 2016 (TK 34 104, nr. 138).

Geconstateerd kan worden dat in 2016 op hoofdlijnen de gestelde doelen zijn bereikt. Wel zijn verschillende niet voorziene aandachtpunten naar voren zijn gekomen, zoals het hoger dan voorziene gebruik van de subsidieregeling eerstelijns verblijf (Stcrt 2016, 51483). Steeds weer wordt daarbij geprobeerd de systemen aan te passen aan de mensen. In het genoemde voorbeeld wordt dit bereikt door de budgettaire kaders voor eerstelijns verblijf te verhogen.

Waardigheid en Trots

In 2016 is verder uitvoering gegeven aan het plan Waardigheid en Trots «Liefdevolle zorg voor onze ouderen». Omtrent de voortgang van het plan heeft de Tweede Kamer twee voortgangsrapportages ontvangen in 2016, waarvan de laatste op 4 juli 2016 is verzonden (TK 31 765, nr. 215). In 2016 heeft de nadruk gelegen op de uitvoering van het programma. Inmiddels is een onomkeerbare beweging in gang gezet. In het veld vindt vernieuwing vanuit de praktijk plaats. Ook is de lat voor alle instellingen verhoogd door de afronding van het kwaliteitskader (welke op 13 januari 2017 is vastgesteld), de personeelsnorm en de afspraken over transparantie van veiligheidsindicatoren. De IGZ heeft het eindrapportage «toezicht op de 150 verpleegzorginstellingen» waar een risico op onverantwoorde zorg bestond afgerond. Op 31 oktober 2016 is de Kamer (TK 31 765, nr. 245) nader geïnformeerd met een nieuwe geactualiseerde lijst. Belangrijkste conclusie is dat het toezicht bij 111 van 150 zorgaanbieders is afgesloten en dat 8 instellingen onder intensief toezicht blijven staan.

Transitieagenda Langer zelfstandig wonen: een helder handelingskader voor alle partijen

De transitie naar een betere aansluiting van het huidige aanbod en de vraag om langer zelfstandig te wonen met nieuwe zorgarrangementen, zal meerdere jaren beslaan. Daarbij is het noodzakelijk dat alle partijen vanuit eenzelfde perspectief naar de samen te verrichten opdracht kijken. Zoals aangekondigd in de Voortgangsrapportage Transitieagenda Langer zelfstandig wonen van 1 juli 2015 (TK 32 847, nr. 182) is in 2016 in alle regio’s of gemeenten het overleg gestart om afspraken te maken tussen gemeenten, woningcorporaties en zorgaanbieders over het aantal geschikte woningen en de te leveren zorg en ondersteuning om mensen langer thuis te kunnen laten wonen. Ook is afgesproken dat burgers goed worden geïnformeerd over de mogelijkheden om langer thuis te wonen en de kosten die daarmee gemoeid zijn. Met de transitie-agenda kunnen alle partijen op volle kracht vooruit.

Vermindering van de administratieve lasten

Het afgelopen jaar is er een slag gemaakt in het terugdringen van de administratieve lasten. Het Experiment Regelarme Instellingen (ERAI) is geëvalueerd. Mede naar aanleiding van dit experiment zijn vereenvoudigingen in regelgeving doorgevoerd bijvoorbeeld op het terrein van de zorginkoop in de Wlz door zorgkantoren, het AZR berichtenverkeer en DigiMV. In het eindrapport zijn meer voorbeelden gegeven.

Pgb trekkingsrechten; van stabilisatie en verbetering naar vernieuwing

Met de inwerkingtreding van de Wlz, de Wmo 2015 en de Jeugdwet is ook het trekkingsrecht persoonsgebonden budget (pgb) ingevoerd. Dit betekent dat het budget niet langer aan de budgethouder zelf wordt verstrekt, maar dat de betalingen (na controle) rechtstreeks aan de zorgverlener worden gedaan. Deze beleidswijziging diende ertoe om fouten en fraude met het pgb terug te dringen en om de budgethouder in zijn administratieve taken te ondersteunen. In 2016 is ketenbreed gewerkt aan het verder stabiliseren en verbeteren van het systeem van trekkingsrechten (TK 25 657, nr. 235).

Over de voortgang binnen het systeem van trekkingsrechten is de Kamer regelmatig geïnformeerd. De laatste voortgangsrapportage in 2016 is op 2 november aan de Tweede Kamer verzonden (TK 25 657, nr. 273). In deze voortgangsrapportages is te lezen dat de betalingen gedurende 2016 stabiel waren. Bovendien zijn vanaf november 2016 de totale set reguliere controles weer uitgevoerd, wat bijdraagt aan de controledoelstelling van het trekkingsrecht (TK 25 657, nr. 261). Tevens zijn structurele verbeteringen voor het systeem van trekkingsrechten ingezet, waarbij het op nieuwe wijze ontwikkelen van een portaal, vergaand standaardiseren en digitaliseren, taken en verantwoordelijkheden voor de verstrekker beter borgen en het doen van noodzakelijke investeringen bij de SVB voorop staan (TK 25 657, nr. 249). Over de totstandkoming van dit portaal is de Kamer op 16 december 2016 geïnformeerd. Met deze maatregelen is de richting ingezet voor verdere verbetering van het trekkingsrecht pgb naar een toekomst en verdere verbetering voor de budgethouder.

4. Tabel budgettaire gevolgen van beleid
Begrotingsuitgaven (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie

Realisatie

Realisatie

Realisatie

Realisatie

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Verschil

 

2012

2013

2014

2015

2016

2016

2016

Verplichtingen

5.638.535

4.085.519

4.479.923

7.052.568

3.783.240

3.643.306

139.934

               

Uitgaven

5.633.924

4.055.646

4.560.102

3.604.436

3.708.112

3.644.801

63.311

               

1. Participatie en zelfredzaamheid van mensen met beperkingen

 

188.010

188.367

113.809

88.651

88.899

– 248

               

Subsidies

 

25.465

34.667

31.381

26.176

22.629

3.547

waarvan onder andere:

             

Movisie

 

8.106

8.198

8.204

7.313

7.198

115

Transitie en transformatie

 

0

0

3.971

827

1.135

– 308

Wmo-werkplaatsen

 

0

0

2.685

2.346

2.600

– 254

Ondersteuning vrijwilligers

 

0

0

0

1.692

1.400

292

Mezzo

 

3.159

3.200

3.262

3.038

3.200

– 162

Siriz (opvang specifieke groepen)

 

0

0

1.518

1.566

1.517

49

Mantelzorg en vrijwilligersbeleid

 

0

0

0

3.311

0

3.311

               

Inkomensoverdrachten

 

87.285

87.555

20.867

0

0

0

Mantelzorg ondersteuning

 

87.285

87.555

20.867

0

0

0

               

Opdrachten

 

59.431

63.376

60.329

62.475

66.270

– 3.795

waarvan onder andere:

             

Bovenregionaal gehandicaptenvervoer

 

55.458

59.648

55.645

57.736

60.654

– 2.918

Evaluatie Wmo 2015

       

0

980

– 980

Categorale opvang slachtoffers mensenhandel

       

1.629

1.700

– 71

Aanpak Laaggeletterdheid

       

456

2000

– 1.544

               

Garanties

 

12.720

0

0

0

0

0

               

Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s

 

3.109

2.769

1.232

0

0

0

               

2. Zorgdragen voor langdurige zorg tegen maatschappelijk aanvaardbare kosten

 

3.867.635

4.371.735

3.490.627

3.619.461

3.555.902

63.559

               

Subsidies

 

182.391

229.472

79.651

81.685

82.613

– 928

waarvan onder andere:

             

Compensatieregeling pgb-trekkingsrechten

 

0

11.671

0

0

18.000

– 18.000

Vilans

 

5.253

5.315

5.158

4.754

4.686

68

Centrum Consultatie en Expertise (CCE)

 

11.110

10.767

11.194

11.501

11.142

359

InVoorZorg! (IVZ)

 

19.414

30.205

22.541

5.598

9.642

– 4.044

Joodse en Indische instellingen

 

0

0

2.593

2.504

2.504

0

Subsidieregeling palliatieve zorg

 

19.589

19.035

15.514

15.504

15.551

– 47

Subsidies netwerken palliatieve zorg

 

0

0

3.478

3.520

3.480

40

Kwaliteitsverbetering palliatieve zorg

 

1.470

1.942

2.171

2.532

2.416

116

Waardigheid en trots

       

18.014

0

18.014

Kwaliteitsagenda gehandicaptenzorg

       

0

0

0

Dementie

       

2.460

3.000

– 540

Transitie HLZ

 

0

6.055

6.336

3.133

4.722

– 1.589

Bureau mentorschap

       

551

513

38

               

Bekostiging

 

3.679.200

4.136.300

3.250.000

3.382.200

3.365.700

16.500

Bijdrage in de kosten van kortingen (BIKK)

 

3.679.200

4.136.300

3.250.000

3.382.200

3.365.700

16.500

               

Inkomensoverdrachten

 

0

0

0

135

0

135

               

Opdrachten

 

3.832

3.260

4.188

3.696

12.859

– 9.163

waarvan onder andere:

             

Informatievoorziening zorg en ondersteuning

 

2.725

1.441

599

86

1.670

– 1.584

Transitie HLZ

 

0

485

1.481

139

2.350

– 2.211

               

Bijdragen aan agentschappen

 

2.212

2.703

2.735

2.824

2.600

224

CIBG: Opdrachtgeverschap

 

2.212

2.703

2.735

2.824

2.600

224

               

Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s

 

0

0

154.053

148.921

92.130

56.791

waarvan onder andere:

             

Uitvoeringskosten SVB pgb-trekkingsrechten

 

0

0

76.241

77.558

23.400

54.158

Centrum Indicatiestelling Zorg

 

0

0

77.811

71.363

68.707

2.656

               

Ontvangsten

7.320

7.723

9.404

2.755

31.887

3.441

28.446

Bovenstaande informatie is bedoeld voor de Staten-Generaal. Aan dit overzicht kunnen geen rechten worden ontleend.

Als gevolg van afronding kan de som van de delen afwijken van het totaal.

5. Toelichting op de instrumenten

1. Participatie en zelfredzaamheid van mensen met beperkingen

Kengetal: De participatie van mensen met een lichamelijke beperking, lichte of matige verstandelijke beperking, ouderen (> 65 jaar) en de algemene bevolking in 2014 (percentages)

Kengetal: De participatie van mensen met een lichamelijke beperking, lichte of matige verstandelijke beperking, ouderen (> 65 jaar) en de algemene bevolking in 2014 (percentages)

Bovenstaand kengetal is afkomstig uit de Participatiemonitor 2015 van het NIVEL (met gegevens tot en met 2014). Het belangrijkste doel van de Participatiemonitor is het beschrijven van ontwikkelingen in de wijze en mate van maatschappelijke participatie van mensen met een lichamelijke of verstandelijke beperking, ouderen (65+) en de algemene bevolking in Nederland. Daarnaast is de monitor ook bedoeld om beter zicht te krijgen op factoren die de participatie kunnen bevorderen dan wel belemmeren en op het verband tussen participatie en kwaliteit van leven.

De Participatiemonitor wordt om de twee jaar uitgebracht.

Subsidies

Mantelzorg en vrijwilligersbeleid

Het betreft hier uitgaven op het gebied van informele zorg waaronder diverse (project)subsidies gericht op ondersteuning en versterking van de positie van vrijwilligers en mantelzorgers (€ 3,3 miljoen). In de tweede suppletoire wet zijn hiervoor middelen beschikbaar gesteld.

Opdrachten

Bovenregionaal gehandicaptenvervoer (BRV)

Mensen met een mobiliteitsbeperking konden ook in 2016 gebruikmaken van het bovenregionaal sociaalrecreatief vervoer (ook bekend als Valys) per (deel)taxi. De totale uitgaven bedroegen € 57,7 miljoen in 2016. Dit is minder dan begroot (€ 2,9 miljoen).

Over het geheel genomen geven de pashouders het reizen met het BRV een hoog waarderingscijfer (zie onderstaande tabel).

Valys indexcijfers

Bron & toelichting

Bron & toelichting

Bron: Tevredenheidsonderzoek Valys, november 2016, Jes marketing en onderzoek.

pkb = persoonlijk kilometer budget

Het BRV is vraagafhankelijk vervoer, dit betekent dat factoren zoals de toegankelijkheid van het

lokale openbaar vervoer, het weer of de gezondheid van de pashouders invloed kunnen hebben

op het aantal verreden kilometers.

Evaluatie Wmo 2015

Het budget voor de evaluatie van de Wmo 2015 (€ 1 miljoen) is samen met het budget dat per eerste suppletoire wet is overgeboekt van andere artikelonderdelen (€ 2,1 miljoen) per tweede suppletoire wet overgeboekt naar het Sociaal Cultureel Planbureau voor het evaluatieonderzoek van de Hervorming van de Langdurige Zorg (HLZ) en de Wmo 2015.

Aanpak Laaggeletterdheid

Voor de aanpak laaggeletterdheid is bij tweede suppletoire wet € 1,6 miljoen overgeboekt naar OCW voor het actieprogramma «Tel mee met taal».

2. Zorgdragen voor langdurige zorg tegen maatschappelijk aanvaardbare kosten

In de eerste suppletoire wet is reeds gemeld dat in het kader van Verantwoord Begroten er een technische herschikking heeft plaatsgevonden tussen de instrumenten subsidies en opdrachten.

Subsidies

Compensatieregeling pgb-trekkingsrechten

In de tweede suppletoire wet is reeds gemeld dat de uitvoering van de compensatieregeling trekkingsrechten in het eerste kwartaal 2017 van start zal gaan. De middelen blijven beschikbaar voor de uitvoering van de compensatieregeling in 2017.

InVoorZorg!

Zorgaanbieders, cliëntenorganisaties, gemeenten en zorgverzekeraars, en zorgkantoren zijn als gevolg van de hervorming van de langdurige zorg in andere verhoudingen tot elkaar komen te staan. Het programma «InVoorZorg!» heeft zorgorganisaties geholpen hun werkprocessen in te richten met het oog op de toekomst. Niet alle middelen die in 2016 beschikbaar waren zijn tot besteding gekomen. Een deel van de middelen (€ 2,3 miljoen) is getemporiseerd. In de eerste suppletoire wet is dit reeds gemeld.

Waardigheid en trots

In totaal is een bedrag van € 185 miljoen in 2016 oplopend tot € 210 miljoen structureel vanaf 2020 beschikbaar gesteld voor Waardigheid en Trots. In de begroting 2016 is dit gehele bedrag gereserveerd binnen het Budgettair Kader Zorg omdat de nadere verdeling tussen het Budgettair Kader Zorg en de begroting nog niet was gemaakt. Bij de eerste suppletoire wet is structureel € 17,5 miljoen overgeboekt naar de begroting voor uitgaven in het kader van Waardigheid en Trots door middel van opdrachten en subsidies. Aan subsidies is uiteindelijk € 18 miljoen uitgeven voor onder andere de ondersteuning van 150 verpleeghuizen die projecten uitvoeren om de kwaliteit te verbeteren en aan het publiceren van cliëntervaringen op Zorgkaart-Nederland.

Kwaliteitsagenda gehandicaptenzorg

Bij de ontwikkeling van het kwaliteitsplan voor de gehandicaptensector is ervoor gekozen om eerst samen met betrokken partijen na te gaan welke aanpak goed past bij de gehandicaptensector. Dit heeft geleid tot een gezamenlijke kwaliteitsagenda «Samen werken aan een betere gehandicaptenzorg» die op 1 juli 2016 aan de Kamer is gestuurd. Vanwege de latere start zijn de bij begroting 2017 (TK 34 550-XVI, nr. 1) aangekondigde beschikbare subsidiemiddelen 2016 niet besteed (€ 1,6 miljoen). Inmiddels is samen met veldpartijen hard gewerkt aan een meerjarenplan inclusief begroting voor de komende periode.

Transitie HLZ (subsidies en opdrachten)

De middelen zijn ingezet ter ondersteuning van de regio’s voor onder meer het aanstellen van ambassadeurs, monitoring, communicatie en onderzoek. Een bedrag van € 1,4 miljoen is binnen artikel 3 overgeheveld naar Participatie en zelfredzaamheid van mensen met beperkingen. Circa € 2,4 miljoen is door een temporisering van de uitgaven niet tot besteding gekomen.

Bekostiging

Bijdrage in de kosten van kortingen (BIKK)

De BIKK is een rijksbijdrage die is ingesteld om de lagere premieopbrengst van de Wlz als gevolg van de grondslagverkleining van de Wlz bij de invoering van het nieuwe belastingstelsel in 2001 te compenseren (circa € 3,3 miljard). De uitgavenraming voor de BIKK is bij de eerste en tweede suppletoire wet bijgesteld op basis van de ramingen van het Centraal Planbureau.

Opdrachten

Informatievoorziening zorg en ondersteuning

Per 1 januari 2016 zijn diverse producten en projecten afgerond en/of overgedragen aan (uitvoerings)organisaties, waaronder het CAK en het Zorginstituut (in totaal € 0,6 miljoen). Een bedrag van circa € 1 miljoen is niet tot besteding gekomen in 2016.

Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s

Uitvoeringskosten SVB pgb trekkingsrechten

De SVB heeft in 2016 € 77,6 miljoen ontvangen voor de uitvoering van trekkingsrechten pgb. De afwijking ten opzichte van de oorspronkelijke begroting komt doordat de bijdrage van gemeenten aan de SVB-begroting is verwerkt in de eerste suppletoire wet. Daarnaast zijn extra middelen beschikbaar gesteld in de tweede suppletoire wet.

CIZ

Het CIZ verzorgt de indicatiestelling in het kader van de Wlz. Daarnaast verricht het CIZ werkzaamheden in het kader van de artikelen 11 en 12 van het Besluit uitvoering kinderbijslag van het Ministerie van SZW. Voor deze taken is het kader bij eerste suppletoire wet met € 2,6 miljoen opgehoogd. Deze middelen zijn nodig om het CIZ de advisering ten behoeve van de bepaling van de zorgintensiteit van kinderen te laten uitvoeren. Deze mutatie betreft de overboeking van de middelen van de begroting van SZW naar VWS omdat de financiering van het CIZ via de VWS-begroting plaatsvindt.

Ontvangsten

De initiële ontvangstenraming wordt met € 28,4 miljoen overschreden door enkele substantiële incidentele in de tweede suppletoire wet gemelde ontvangsten. Deze bestaan onder meer uit € 12,7 miljoen vaststelling mantelzorgcompliment 2014, € 10,8 miljoen extra ontvangsten CIZ (lagere operationele kosten en een vrijval uit de voorzieningen), verkoop VWS-aandeel Zonnehuizen (€ 2,5 miljoen) en terugontvangst subsidies zorgkantoren 2013 en 2014 (€ 3 miljoen).

Artikel 4 Zorgbreed beleid

1. Algemene beleidsdoelstelling

Het scheppen van randvoorwaarden om het zorgstelsel te laten werken zodat de kwaliteit, de toegankelijkheid en de betaalbaarheid van de zorg voor de burger is gewaarborgd.

2. Rol en verantwoordelijkheid Minister

De Minister bevordert de werking van het stelsel door partijen in staat te stellen hun rol te spelen en door belemmeringen weg te nemen die een goede werking van het stelsel in de weg staan.

Daar waar publieke belangen in het geding zijn die niet voldoende door (partijen in) het stelsel behartigd kunnen worden, bevordert de Minister dat deze belangen worden behartigd.

Stimuleren:

  • dat verzekerden, waaronder patiënten, een stevige positie innemen in het zorgstelsel, onder meer door goed samenwerkende patiënten- en gehandicaptenorganisaties;

  • van kwalitatief goede en veilige zorgverlening met keuzevrijheid voor consumenten;

  • van transparantie over kwaliteit en kosten van zorg;

  • van een logische beroepenstructuur die aansluit op de huidige en toekomstige zorg- en ondersteuningsvraag;

  • van beschikbaarheid van voldoende gekwalificeerd zorgpersoneel door kwalitatief goede en samenhangende opleidingen;

  • van innovaties in de zorg en de ontwikkeling en toepassing van ontwikkelde kennis;

  • van betrokken partijen om het aanbod van (jeugd)zorg in Caribisch Nederland te verbeteren. Wat de zorg betreft conform de aanbevelingen van de Commissie Goedgedrag en wat jeugd betreft conform de bestuurlijke afspraken uit 2009.

  • van initiatieven om onrechtmatigheden in de zorg zoveel moelijk te voorkomen.

Financieren:

  • van patiënten- en gehandicaptenorganisaties om de belangen van verzekerden, waaronder patiënten in het systeem te behartigen en hen goed te informeren;

  • van ZBO’s (CAK, NZa, ZiNL, CBZ, CSZ) om hun wettelijke verantwoordelijkheid in het zorgstelsel invulling te kunnen geven;

  • van agentschappen (CIBG, RIVM) om hun taken in het zorgstelsel uit te voeren;

  • van veldpartijen middels een subsidie om informatie over de kwaliteit van het zorgaanbod snel te ontsluiten voor patiënten;

  • van instrumenten om personeel in de zorg goed op te leiden en bij te scholen (bijvoorbeeld Stagefonds, kwaliteitsimpuls ziekenhuispersoneel);

  • van zorg en welzijn in Caribisch Nederland.

Regisseren:

  • van een stevige positie van de patiënt in het zorgstelsel door wet- en regelgeving en toepassing en handhaving daarvan, zoals de Wet BIG;

  • dat alle betrokken partijen in de zorg in staat zijn hun verantwoordelijkheid in het zorgstelsel waar te maken;

  • van goed bestuur in de zorg en het toezicht daarop;

  • van de dialoog tussen veldpartijen, gericht op de toekomstige (arbeidsmarkt-)uitdagingen en de (arbeidsmarkt-)gevolgen van de transities;

  • door het ontwikkelen van een wettelijk kader voor de taken van NZa, ZiNL en andere organisaties;

  • van verlagen van regeldruk in de zorg;

  • van het tot stand komen van een passend aanbod van (jeugd)zorg in Caribisch Nederland;

  • van de totstandkoming, implementatie en monitoring van een ketenaanpak voor preventie, toezicht, opsporing en vervolging op het gebied van fraude, oneigenlijk gebruik en onrechtmatig declareren in de zorg.

3. Beleidsconclusies

Positie cliënt

Om de positie van cliënten op het terrein kwaliteit van zorg en de afhandeling van klachten en geschillen te verbeteren, is per 1 januari 2016 de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) in werking getreden. Ter bevordering van een goede implementatie zijn zorgaanbieders door het Ministerie van VWS ondersteund door middel van presentaties en het beantwoorden van vragen. Op www.kwaliteitenklachtenzorg.nl staan onder meer antwoorden op de meest gestelde vragen, waaronder een brochure «Val ik onder de Wkkgz?». Specifiek voor kleine zorgaanbieders staat er op www.kwaliteitenklachtenzorg.nl een handreiking «Omgaan met incidenten».

De Wkkgz verplicht zorgaanbieders zich per 1 januari 2017 aan te sluiten bij een erkende geschilleninstantie. Eind 2016 zijn 19 geschilleninstanties Wkkgz erkend door het CIBG (www.geschilleninstantieszorg.nl). Hiermee is er nu voor alle aanbieders die onder de Wkkgz vallen een geschilleninstantie beschikbaar.

In 2016 is een nulmeting Wkkgz uitgevoerd. Eind 2017 zal er een monitor uitgevoerd worden van ontwikkeling van klachten en geschillen.

Zo heeft de commissie Innovatie, Zorgberoepen en Opleidingen van het Zorginstituut in 2016 als vervolg op het advies over de veranderende zorgvraag een advies uitgebracht over een passend opleidingscontinuüm. Zowel door de commissie als vanuit het Zorgpact werden ook in de praktijk mooie innovaties en samenwerkingsverbanden in de regio’s gezien. In 2016 zijn regionale actieagenda’s tussen zorg, onderwijs en lokale overheid afgesloten en hebben zich 51 koplopers bij het Zorgpact aangesloten met goede praktijken die nieuwe kennis beschikbaar maken (TK 29 282, nr. 263).

Zo wordt er in de samenwerkingsverbanden aan gewerkt om studenten vroeg in de opleiding praktijkervaring op te laten te doen. In de Achterhoek gaat hierbij de docent mee met de studenten en is de wijkdocent in het leven geroepen. Ook is er veel aandacht voor de introductie van technologie binnen de zorg en het onderwijs. Zo zijn er bij Zorgtechniek Limburg (ZTL) modules Zorgtechnologie in het curriculum geïntroduceerd en is een volledige e-learning onderwijsmodule ontwikkeld die voldoet aan het kwalificatiedossier. De module is niet alleen voor eigen leerlingen, maar ook voor andere scholen beschikbaar (TK 29 282, nr. 263).

In 2016 heeft er een beleidsdoorlichting plaatsgevonden van het beroepen-, opleidingen- en arbeidsmarktinstrumentarium. Voor de uitkomsten van die doorlichting wordt verwezen naar de kabinetsreactie die dit voorjaar aan de Tweede Kamer wordt verzonden.

Arbeidsomstandigheden (Veilig werken in de Zorg 2016)

2016 was het laatste jaar van het zorgbrede actieplan Veilig Werken in de zorg (TK 29 282, nr. 260). Bijna vijf jaar hebben werknemers- en werkgeversorganisaties en het kabinet uiteenlopende activiteiten ondernomen om agressie tegen zorgverleners te bestrijden. De campagne Duidelijk over Agressie heeft bijvoorbeeld bijgedragen aan een cultuuromslag in de zorg: agressie is nooit acceptabel en men komt altijd in actie na een incident. Ook heeft het kabinet aangifte onder nummer mogelijk gemaakt en het doen van aangifte door werkgevers gestimuleerd (TK 28 684, nr. 454). Het actieplan heeft er voor gezorgd dat binnen zorginstellingen meer gedaan wordt tegen agressie. Ruim 90% van de werkgevers geeft bijvoorbeeld aan dat ze actie hebben ondernomen om agressie bespreekbaar te maken onder werknemers (Werkgeversenquête 2016, AZWinfo).

Wet BIG

In december 2016 is het wetsvoorstel modernisering tuchtrecht Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG) naar de Tweede Kamer gezonden (TK 34629). De evaluatie van de Wet BIG is aanleiding geweest voor dit wetsvoorstel. Met het wetsvoorstel wordt het functioneren van het tuchtrecht verbeterd met als doel een effectievere bescherming tegen slecht functionerende beroepsbeoefenaren in de individuele gezondheidszorg. Daarnaast wordt het stelsel van voorbehouden handelingen aangepast, waardoor duidelijk is dat de Wet BIG ook van toepassing is op handelingen die buiten de individuele gezondheidszorg worden verricht. Ook wordt de toegankelijkheid van het BIG-register verbeterd doordat beroepsbeoefenaren hun BIG-nummer moeten gaan vermelden.

Stageplaatsen zorg/ Stagefonds

In 2016 is de subsidieregeling stageplaatsen zorg II geëvalueerd. De onderzoekers concluderen dat het op basis van het voorliggende onderzoek gerechtvaardigd lijkt om het Stagefonds te continueren. Zij stellen dat de subsidiemaatregel een waardevolle regeling is voor de zorgsector om meer en tevens kwalitatief betere stageplaatsen te verwezenlijken. De evaluatie is samen met het voorstel om de subsidieregeling te verlengen aan de Tweede Kamer aangeboden, waarna de subsidieregeling is verlengd tot 1 augustus 2021 (TK 29 282 nr. 252).

Publieke gezondheidszorgopleidingen

De afgelopen jaren is – ondanks publieke financiering – de instroom in de opleidingen publieke gezondheidszorg (jeugdartsen, artsen infectieziektenbestrijding, TBC-artsen en medisch milieukundigen) onvoldoende geweest om in de toekomst te kunnen blijven voldoen aan de vraag naar deze beroepen. In 2016 hebben we een voorstel gedaan aan de sector hoe we de opleiding aantrekkelijker kunnen maken, bijvoorbeeld door de administratieve lasten voor opleidende instellingen te verlagen door het werkgeverschap van artsen in opleiding centraal te beleggen. De Tweede Kamer is hierover geïnformeerd bij brief van 6 juli 2016 (TK 29 282 nr. 255). In 2017 willen we deze voorstellen samen met de sector verder uitwerken en het draagvlak in de sector vergroten.

Opleiding verpleegkundig specialist/ physician assistant

In 2016 heeft het Kenniscentrum Beroepsonderwijs en Arbeidsmarkt in opdracht van VWS de Subsidieregeling opleiding tot physician assistant (PA) en opleiding tot verpleegkundig specialist (VS) geëvalueerd. Uit deze evaluatie blijkt dat er aanwijzingen zijn dat het taakherschikkingsbeleid, in het bijzonder het opleiden en inzetten van de PA en VS, een succes is. In vergelijking met 2015 worden ruim 100 PA’s en VS’en meer opgeleid, in totaal circa 1.240. De regeling beantwoordt aan het doel waarvoor zij in het leven is geroepen, en wordt doelmatig uitgevoerd. Alle respondenten uit dit onderzoek (zorginstellingen, hogescholen, studenten, beroepsorganisaties en stakeholders) geven aan het belangrijk en wenselijk te vinden dat deze subsidieregeling blijft bestaan, teneinde het taakherschikkingsbeleid succesvol voort te zetten. Uit eerder onderzoek blijkt dat vrijwel alle afgestudeerde PA’s en VS’en ook daadwerkelijk een baan vinden in de functie waarvoor ze zijn opgeleid.

CIBG

BIG-register

Het CIBG voert zowel de registratie als de herregistratie van Nederlandse BIG geregistreerde beroepsbeoefenaren in het BIG-register uit. Apothekers, tandartsen, gz-psychologen en psychotherapeuten met een diploma van voor 2012 hebben zich voor 1 januari 2017 moeten herregistreren. In het BIG-register hebben ook buitenlands gediplomeerde zorgverleners zich geregistreerd die in de Nederlandse gezondheidszorg willen werken.

UZI

Vanaf februari 2016 kunnen UZI-passen bij het UZI-register digitaal aangevraagd worden. Door aanpassingen van het proces zijn de administratieve lasten voor de gebruiker afgenomen en is de doorlooptijd van het aanvraag- en uitgifteproces hierdoor verkort van gemiddeld 21 tot 7 dagen. In 2016 zijn de voorbereidingen gestart voor een nieuwe aanbesteding van de UZI-pas.

Kwaliteit, transparantie en kennisontwikkeling

Transparantie over de kwaliteit van de zorg

Met inspanning van alle partijen hebben we afgelopen jaar vooruitgang geboekt in het vergroten van de transparantie over de kwaliteit van zorg (TK 32 620, nr. 168). Patiënten krijgen meer heldere informatie voor, tijdens en na de behandeling en steeds vaker wordt het goede gesprek gevoerd in de spreekkamer. Om dat te onderstrepen is de campagne «betere zorg begint met een goed gesprek» gestart (www.begineengoedgesprek.nl). Voor het goede gesprek is belangrijk dat arts en patiënt inzicht hebben in uitkomsten die er voor patiënten echt toe doen. Dat dient in de komende jaren voldoende aandacht te krijgen.

Innovatie en zorgvernieuwing

Afgelopen jaar zijn innovaties in de zorg gestimuleerd, in het bijzonder door het realiseren van de drie e-health doelstellingen die het kabinet medio 2014 heeft gesteld in vijf jaar te behalen (TK 27 529, nr. 130). Instrumenten zijn onder meer ingezet voor het stimuleren van start-ups, het organiseren van bijeenkomsten om goede voorbeelden uit de praktijk tot opschaling te bevorderen en ondersteuning van projecten die gericht zijn op verbeterde informatievoorziening in de zorg en gebruik van e-health. In de jaarlijkse E-health monitor zal in de tweede helft van 2017 zichtbaar worden in hoeverre er sprake is van toegenomen gebruik van e-health in 2016.

Zorg, welzijn en jeugdzorg Caribisch Nederland

Het doel van het beleid is om de zorg en jeugdzorg in Caribisch Nederland naar een voor Europees Nederland aanvaardbaar niveau te brengen, rekening houdend met de specifieke omstandigheden in Caribisch Nederland. Dat betekent dat VWS streeft naar kwalitatief goede, voor iedereen toegankelijke en betaalbare zorg en jeugdzorg in Caribisch Nederland. De verbetering van de zorg in Caribisch Nederland, op basis van het advies van de commissie Goedgedrag (TK 31 568, nr. 135), is zoals uit de beleidsdoorlichting Caribisch Nederland (TK 32 772, nr. 24) blijkt, in 2016 doorgezet en binnen de vastgestelde financiële kaders gebleven. Het belangrijkste sluitstuk van het verbetertraject in de curatieve zorg is, zoals vermeld in de VWS begroting 2016 (TK 34 300, nr. 2), het in 2016 gestarte vierjarige bijscholingstraject van de huisartsen in Caribisch Nederland. Op het gebied van de informatievoorziening, langdurige zorg, maatschappelijke ondersteuning en jeugdzorg valt nog meer te verbeteren en ontbreken nog een aantal belangrijke voorzieningen. Vooral in de preventieve sfeer en eerstelijnszorg.

Fraude

De uitvoering van het gezamenlijke programmaplan Rechtmatige Zorg – aanpak van fouten en fraude 2015–2018 (TK 28 828, nr. 89) heeft bijgedragen aan de solidariteit en betaalbaarheid van het zorgstelsel. Het afgelopen jaar hebben we samen met alle partijen belangrijke stappen gezet om het thema fouten en fraude in de zorg bespreekbaar te maken. Partijen nemen hun verantwoordelijkheid om onrechtmatigheden tegen te gaan en aan te pakken. Met onder meer de start van het Centraal Meldpunt Zorgfraude (CMZF) bij de NZa, waar het Informatieknooppunt Zorgfraude (IKZ) onderdeel van uit maakt, weten mensen waar ze terecht kunnen met signalen van fraude. Ook hebben we de mogelijkheden verbeterd om fraude te onderzoeken en te handhaven door onder andere de inzet van een onafhankelijk deskundige arts bij strafrechtelijke onderzoeken. Wij hebben de vijfde voortgangsrapportage Rechtmatige Zorg in oktober 2016 aan de Tweede Kamer aangeboden, waarin wij rapporteren over de activiteiten en behaalde resultaten uit het programmaplan (TK 28 828, nr. 98).

4. Tabel budgettaire gevolgen van beleid
Begrotingsuitgaven (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie

Realisatie

Realisatie

Realisatie

Realisatie

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Verschil

 

2012

2013

2014

2015

2016

2016

2016

Verplichtingen

748.883

578.654

715.427

1.146.830

937.310

829.432

107.878

               

Uitgaven

1.832.888

815.589

697.803

873.245

879.449

871.197

8.252

               

1. Positie cliënt

 

33.238

26.045

24.556

24.859

23.383

1.476

               

Subsidies

 

28.142

21.501

17.890

17.883

20.002

– 2.119

waarvan onder andere:

             

Patiënten- en gehandicaptenorganisaties

 

27.814

21.080

17.463

17.541

19.730

– 2.189

               

Opdrachten

 

3.763

3.678

5.466

6.906

3.289

3.617

waarvan onder andere:

             

Ondersteuning cliëntorganisaties

 

3.581

3.139

3.144

2.437

3.144

– 707

               

Bijdragen aan agentschappen

 

1.333

866

1.200

70

92

– 22

               

2. Opleidingen, beroepenstructuur en arbeidsmarkt

 

354.735

253.067

389.110

393.142

430.131

– 36.989

               

Subsidies

 

334.307

242.099

373.060

376.410

414.954

– 38.544

waarvan onder andere:

             

Kwaliteitsimpuls personeel ziekenhuiszorg

 

0

48.353

135.468

194.024

191.433

2.591

Stageplaatsen zorg / Stagefonds

 

105.926

110.400

109.950

107.881

112.022

– 4.141

Publieke Gezondheidszorgopleidingen

 

15.093

16.054

16.634

16.172

20.615

– 4.443

Vaccinatie stageplaatsen zorg

 

3.789

3.869

4.504

4.086

4.700

– 614

Opleiding tot verpleegkundig specialist/physician assistant

 

21.744

20.718

19.433

22.227

38.197

– 15.970

Opleidingsplaatsen jeugd ggz

       

845

1.501

– 656

Regionaal arbeidsmarktbeleid

 

7.500

7.813

7.949

8.078

8.500

– 422

Innovatie, beroepen en opleidingen (o.a. ziekenhuisarts)

       

9.934

8.312

1.622

Pensioenregeling UMC's

       

0

0

0

Arbeidsomstandigheden (o.a. veilig werken in de zorg)

       

3.106

3.474

– 368

               

Opdrachten

 

2.379

2.649

4.619

4.517

8.653

– 4.136

waarvan onder andere:

             

Arbeidsmarktonderzoek

     

2.042

1.192

1.250

– 58

Celsus

       

0

550

– 550

               

Bijdragen aan agentschappen

 

16.963

8.319

11.431

12.215

6.521

5.694

waarvan onder andere:

             

CIBG: Bijdrage voor onder andere UZI-register, BIG-register en SVB-Z

 

16.001

8.319

11.431

12.215

6.521

5.694

               

Bijdragen aan ZBO's/RWT's

 

1.086

0

0

0

3

– 3

waarvan onder andere:

             

Zorginstituut Nederland: sectie Zorgberoepen en opleidingen

 

0

0

0

0

3

– 3

               

3. Kwaliteit, transparantie en kennisontwikkeling

 

119.318

109.189

124.203

134.188

124.782

9.406

               

Subsidies

 

5.293

5.287

7.711

13.047

10.636

2.411

waarvan onder andere:

             

Nivel

 

5.093

5.187

5.835

5.710

5.636

74

Innovatie en zorgvernieuwing

     

0

1.770

0

1.770

Jaar van de transparantie

 

0

0

1.805

3.784

5.000

– 1.216

               

Opdrachten

 

48

60

226

590

344

246

               

Bijdragen aan agentschappen

 

2.123

2.099

2.535

1.453

3.791

– 2.338

waarvan onder andere:

             

CIBG: toelating nieuwe zorgaanbieders

       

500

500

0

CIBG: Landelijk register Zorgaanbieders

       

0

1.411

– 1.411

CIBG: Jaardocument Maatschappelijke Verantwoording

 

708

845

750

774

800

– 26

               

Bijdragen aan ZBO's/RWT's

 

111.854

101.743

113.731

119.098

110.011

9.087

waarvan onder andere:

             

ZonMw: programmering

 

105.673

101.743

113.731

119.098

110.011

9.087

               

4. Inrichten uitvoeringsactiviteiten

 

215.718

220.856

227.614

214.965

180.401

34.564

               

Subsidies

 

256

426

80

0

26

– 26

Uitvoering Wtcg

 

256

426

80

0

26

– 26

               

Opdrachten

 

2.568

4.411

2.526

186

202

– 16

waarvan onder andere:

             

Uitvoering Wtcg

 

170

169

156

172

102

70

               

Bijdragen aan ZBO's/RWT's

 

212.894

216.019

225.008

214.779

178.173

36.606

waarvan onder andere:

             

CAK

 

98.319

102.156

100.916

87.335

69.870

17.465

NZa

 

46.844

47.120

52.756

54.821

55.969

– 1.148

Zorginstituut Nederland

 

64.004

62.928

67.738

70.016

48.503

21.513

CBZ

 

1.204

892

898

0

899

– 899

CSZ

 

2.523

2.923

2.700

2.500

2.932

– 432

               

Bijdragen aan andere begrotingshoofdstukken

 

0

0

0

0

2.000

– 2.000

EZ: ACM

 

0

0

0

0

2.000

– 2.000

               

5. Zorg, welzijn en jeugdzorg op Caribisch Nederland

 

92.580

87.895

106.717

110.954

109.018

1.936

               

Subsidies

 

0

21

0

0

0

0

               

Bekostiging

 

92.580

87.874

106.717

110.954

109.018

1.936

Zorg en welzijn

 

92.580

87.875

106.717

110.954

109.018

1.936

               

6. Voorkomen oneigenlijk gebruik en aanpak fraude

 

0

748

1.044

1.341

3.482

– 2.141

               

Subsidies

 

0

494

444

1.028

300

728

               

Opdrachten

 

0

254

600

313

3.182

– 2.869

               

Ontvangsten

33.922

20.251

32.300

36.609

11.375

4.858

6.517

Bovenstaande informatie is bedoeld voor de Staten-Generaal. Aan dit overzicht kunnen geen rechten worden ontleend.

Als gevolg van afronding kan de som van de delen afwijken van het totaal.

5. Toelichting op de instrumenten

Verplichtingen

Voor het in 2016 aangaan van de verplichtingen ten behoeve van de opdrachtverlening aan de NZa voor 2017 is verplichtingenbudget overgeheveld van 2017 naar 2016 (€ 54 miljoen). Daarnaast is voor het in 2016 aangaan van de opdrachtverlening aan ZonMw voor 2017 verplichtingenbudget overgeheveld van 2017 naar 2016 (€ 40 miljoen) en van 2018 naar 2016 (€ 10 miljoen).

1. Positie Cliënt

Opdrachten

Er zijn extra middelen beschikbaar gesteld voor de campagnes «Antibiotica Resistentie» (€ 1,2 miljoen), NIX18 (€ 1,1 miljoen) en diverse kleinere campagnes en communicatietrajecten (€ 2 miljoen).

Als gevolg van gewijzigde betalingsvoorwaarden voor ondersteuning cliëntorganisaties is de realisatie in 2016 lager dan begroot.

2. Opleidingen, beroepenstructuur en arbeidsmarkt

Subsidies

Kwaliteitsimpuls personeel ziekenhuiszorg

Zoals reeds in de tweede suppletoire wet is gemeld, is het beschikbare bedrag verhoogd in verband met de loonbijstelling tranche 2016.

Stageplaatsen zorg/ Stagefonds

Het totaal aantal gesubsidieerde stageplaatsen onder de subsidieregeling stageplaatsen zorg II is in het schooljaar 2015–2016 gestegen in vergelijking met het voorgaande jaar. Deze stijging heeft echter niet in alle categorieën plaats gevonden. Het aantal gesubsidieerde stageplaatsen is gestegen in het HBO en bij de MBO beroepsopleidende leerweg (bol). Bij de MBO beroepsbegeleidende leerweg (bbl) is het aantal echter juist gedaald. Daardoor is het beschikbare budget voor de betreffende categorieën over een lager aantal stageplaatsen verdeeld en zijn de in de subsidieregeling vastgelegde maximumtarieven bereikt. Als gevolg hiervan is het voor de betreffende categorieën beschikbare budget niet volledig uitgeput. Aangezien in de subsidieregeling schuiven van middelen tussen categorieën niet is toegestaan is daarmee ruim € 4 miljoen van het budget voor de subsidieregeling beschikbare budget niet uitgeput.

Publieke gezondheidszorgopleidingen

De gerealiseerde opleidingsplaatsen zijn lager vastgesteld dan geraamd door het niet kunnen, in deeltijd of later in het jaar realiseren van opleidingsplaatsen en/of vroegtijdige uitstroom. Ook de uitgaven zijn daarom lager vastgesteld (€ 4,4 miljoen).

Opleiding verpleegkundig specialist/ physician assistant

Ziekenhuizen zijn terughoudend in het beschikbaar stellen van stageplaatsen voor studenten Physician Assistant (PA) en Verpleegkundig Specialist (VS), mede vanwege de onduidelijkheid over de consequenties van de invoering van de integrale bekostiging. Hierdoor is het beschikbare budget (€ 38,1 miljoen) niet helemaal uitgeput (€ 16 miljoen). Uit de evaluatie van de subsidieregeling in 2016 komt naar voren dat de behoefte aan het volgen van de opleiding tot PA en VS bij studenten onverminderd hoog is, en dat ziekenhuizen deze beide beroepen steeds meer gaan inzetten. Het feit dat de instroom in beide opleidingen in september 2016 ruim 100 plaatsen hoger is dan het jaar daarvoor onderschrijft dit.

Opleidingsplaatsen Jeugd GGZ

In 2016 kwamen in beginsel 14 opleidende jeugd GGZ-instellingen in aanmerking voor subsidie voor opleidingsplaatsen op basis van de regeling Opleidingsplaatsen Jeugd GGZ. Op basis van de verdeling van opleidingsplaatsen voor 2016 heeft slechts de helft hiervan daadwerkelijk opleidingsplaatsen gekregen, waardoor slechts de helft in aanmerking kwam voor subsidie. Dit verklaart de onderuitputting in 2016.

Opdrachten

Een aantal opdrachten, die oorspronkelijk onder het instrument «Opdrachten» waren geraamd, zijn uiteindelijk uitgevoerd door agentschappen. De budgetten zijn overgeboekt naar Bijdragen aan agentschappen. Dit verklaart hoofdzakelijk het verschil tussen de geraamde en gerealiseerde uitgaven op het instrument Opdrachten.

Celsus

De geraamde uitgaven voor aan de Celsus Academie zijn niet gerealiseerd omdat de werkzaamheden van Celsus pas na 2016 worden gefactureerd en betaald.

Bijdragen aan agentschappen

CIBG: Bijdrage voor onder andere UZI-register, BIG-register, SVB-Z

Zoals reeds gemeld in de tweede suppletoire wet is de bijdrage aan het agentschap CIBG hoger dan oorspronkelijk geraamd. Dit is het gevolg van onder meer extra uitgaven voor het BIG-register en kosten voor het voorkomen van problemen bij het gebruik van de UZI-pas.

3. Kwaliteit, transparantie en kennisontwikkeling

Subsidies

Het Kwaliteitsinstituut, als onderdeel van het Zorginstituut, heeft met betrekking tot transparantie een belangrijke rol en is daarom gemandateerd (Stcrt 2016, 27102-n1) voor het verstrekken van subsidies voor de stimulering van de transparantie over de kwaliteit van zorg (Stcrt 2016, 26926). In 2016 is voor het thema «Samen beslissen» totaal € 1,7 miljoen beschikbaar gesteld. Uiteindelijk is voor € 4,5 miljoen aan subsidies verstrekt en door het Zorginstituut in 2016 € 1,6 miljoen bevoorschot.

Bijdragen aan ZBO’s/ RWT’s

ZonMw: programmering

Conform de begroting heeft ZonMw diverse projecten en onderzoeken op het gebied van gezondheid, preventie en zorg laten uitvoeren. Toch zijn de uitgaven hoger dan begroot. Dit wordt voornamelijk veroorzaakt doordat bij eerste suppletoire wet budget is toegevoegd vanuit artikel 6 Sport en bewegen voor de Sportimpuls tranche 2016 (€ 6,5 miljoen), het programma sportblessurepreventie (€ 0,6 miljoen), de kennis en innovatieagenda sport (€ 1 miljoen) en diverse kleine mutaties (per saldo € 1 miljoen).

4. Inrichten uitvoeringsactiviteiten

Om de taken die door intermediaire organisaties voor VWS worden uitgevoerd doelmatiger te organiseren zijn taakoverhevelingen in gang gezet. In het jaar 2016 zijn voorbereidingen getroffen om de vier burgerregelingen (wanbetalers-, onverzekerden-, gemoedsbezwaarden – en de buitenlandtaak, inclusief het Nationaal contactpunt) en de uitvoering van de compensatieregeling voor zorg aan onverzekerbare vreemdelingen per 1 januari 2017 van het Zorginstituut Nederland over te hevelen naar het CAK. Per 1 januari 2017 voert het CAK deze regelingen uit.

De wijziging van de Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg) voor de verdere uitwerking van de aanbevelingen uit de evaluatie Wmg en NZa, ligt ter behandeling in de Tweede Kamer (TK 34 445).

Bijdragen aan ZBO’s/ RWT’s

CAK

De uitvoeringskosten van het CAK zijn in 2016 hoger uitgevallen dan oorspronkelijk geraamd (€ 17,6 miljoen). Bij de opstelling van de VWS-begroting 2016 is nog geen rekening gehouden met extra taken en uitvoeringsactiviteiten, die waren op dat moment nog niet bekend en/of begroot. Zo is aan het CAK gevraagd om extra inspanningen te verrichten voor het inrichten van MijnCAK, het vereenvoudigen van de aan burgers te verzenden facturen, de beveiliging van informatie en het voldoen aan de vereisten van opendata.

Zorginstituut Nederland

Aan Zorginstituut Nederland (ZiNL) is € 23,1 miljoen extra beschikbaar gesteld voor onder meer de uitvoeringskosten van de regelingen bijzondere groepen (verdragsgerechtigden, wanbetalers, onverzekerden, illegalen en andere onverzekerbare vreemdelingen, gemoedsbezwaarden). Aan onderzoek heeft ZiNL circa € 1,6 miljoen niet uitgegeven, waardoor het verschil € 21,5 miljoen bedraagt.

6. Fraude

Subsidies en opdrachten

De lagere realisatie op de uitgaven voor het voorkomen van oneigenlijk gebruik en de aanpak van fraude heeft verschillende oorzaken. Er hebben zich diverse technische mutaties voorgedaan op het instrument opdrachten. Een deel van de middelen is overgeheveld naar het instrument subsidies en er hebben diverse mutaties plaatsgevonden naar andere begrotingsartikelen en hoofdstukken van andere ministeries. Zo hebben er overboekingen plaatsgevonden naar het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) en Veiligheid en Justitie (VenJ) in verband met de intensivering van de strafrechtelijke opsporing en vervolging van fraude in de zorg. Hiervoor zijn bij eerste suppletoire begroting extra middelen beschikbaar gesteld voor de strafrechtelijke handhaving. Deze middelen zijn niet tot volledige besteding gekomen. Dit vloeit voort uit het feit dat zowel het Centraal Meldpunt Zorgfraude (CMZF) – en daarmee ook de aansluiting van gemeenten bij het CMZF – als het operationaliseren van een volledig extra rechercheteam voor het bestrijden van fraude niet volledig of later tot stand zijn gekomen in 2016.

Ontvangsten

De hogere ontvangsten kennen meerdere oorzaken, waarvan onder andere:

Door uitval gedurende het jaar is het aantal opleidingsplaatsen tot verpleegkundig specialist (VS), tot physician assistant (PA) en in de opleiding publieke gezondheidszorg lager. Het teveel aan bevoorschotting van ongeveer € 4,2 miljoen is teruggevorderd (bij de tweede suppletoire wet is hiervan reeds € 2,8 miljoen gemeld).

Ook zijn er hogere ontvangsten van € 2,5 miljoen als gevolg van de vaststellingen van de bijdragen 2015 aan het Zorginstituut, de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) en het College Sanering Zorginstellingen en € 1,4 miljoen als gevolg van de subsidievaststelling 2013 van Ieder-in. Daarnaast heeft de NZa € 0,8 miljoen aan geïnde boetes en dwangsommen afgedragen.

Artikel 5 Jeugd

1. Algemene doelstelling

Kinderen in Nederland groeien gezond en veilig op, ontwikkelen hun talenten en doen mee aan de samenleving.

2. Rol en verantwoordelijkheid Minister

Ouders/verzorgers zijn primair verantwoordelijk voor de opvoeding en verzorging van hun kinderen. Als ouders of het ondersteunende sociale netwerk hun rol niet kunnen vervullen, is er een taak weggelegd voor de overheid om jeugdigen met hulp op maat naar een zelfstandige toekomst te leiden. Kinderen die in hun ontwikkeling worden bedreigd, moeten passende hulp krijgen en indien nodig in bescherming worden genomen.

Met de invoering van de Jeugdwet op 1 januari 2015 zijn gemeenten bestuurlijk en financieel verantwoordelijk voor de ondersteuning, hulp en zorg van jeugdigen (jeugdhulp) die voorheen viel onder de Wet op de Jeugdzorg, de Zorgverzekeringswet (jeugd-geestelijke gezondheidszorg) en de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (zorg voor jeugdigen met een verstandelijke beperking). De Ministers van VWS en VenJ zijn systeemverantwoordelijk voor het gedecentraliseerde stelsel van jeugdhulp, waaronder het wettelijk kader (de Jeugdwet).

De Minister is verantwoordelijk voor:

Stimuleren:

  • Stimuleren dat de kwaliteit en veiligheid in de jeugdhulp geborgd worden door verdere professionalisering en het stellen van kwaliteitseisen.

  • Bevorderen van een effectieve aanpak van kindermishandeling, onder andere door de uitvoering van de midterm review van het Actieplan aanpak kindermishandeling 2012–2016 «Kinderen veilig».

  • Het stimuleren van gemeenten om perspectief te bieden aan kwetsbare jongeren door verbetering van de samenhang in beleid en uitvoering tussen zorg, school en werk.

  • Een landelijke kennisinfrastructuur voor beleidsontwikkeling, -implementatie en zorgvernieuwing en hierbij gemeenten en het veld van jeugdhulp de ruimte geven om de eigen aanpak verder te ontwikkelen.

Financieren:

  • Financieren van de gemeenten via het Gemeentefonds om hun verantwoordelijkheid voor jeugdhulp op grond van de Jeugdwet te financieren.

  • Uitvoeren van de Regeling vergoeding bijzondere transitiekosten Jeugdwet.

  • Uitvoeren van de Subsidieregeling schippersinternaten.

Regisseren:

  • Het wettelijk kader (Jeugdwet) dat regels bevat voor de inrichting van het systeem onder andere op het gebied van toegang, kwaliteit en beleidsinformatie.

  • Bestuurlijk overleg met de relevante actoren in het jeugdstelsel gericht op het realiseren van de maatschappelijke doelen van het jeugdstelsel.

  • De Inspectie Jeugdzorg (IJZ), de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) en Ministerie van Veiligheid en Justitie (VenJ) zijn verantwoordelijk voor het uitvoeren van onafhankelijk toezicht op de aanbieders van jeugdhulp.

  • Monitoren en evalueren van de werking van het jeugdstelsel. De Jeugdwet verplicht tot een evaluatie na 3 jaar.

3. Beleidsconclusies

In 2016 is de uitvoering van het beleid volgens plan verlopen. De behaalde resultaten zijn als volgt:

Vernieuwing jeugdstelsel en gepaste zorg

Terugblikkend op 2016 is de conclusie dat de transitie van de jeugdhulp geslaagd is verlopen en zorgcontinuïteit is gerealiseerd (TK 31 839, nr. 524 en TK 31 839, nr. 554). Hiertoe was het wel noodzakelijk om – op advies van de Transitie Autoriteit Jeugd – ondersteuning te bieden aan een aantal organisaties die als gevolg van de decentralisatie met frictiekosten kampen. Ook de vernieuwing van de jeugdhulp (transformatie) wordt in de praktijk goed zichtbaar. Op de Voor de Jeugd Dag van 3 oktober 2016 in Amsterdam, hebben ruim 1.500 jeugdprofessionals en ervaringsdeskundigen in meer dan 120 deelsessies inspirerende voorbeelden van vernieuwing gedeeld (www.voordejeugddag.nl/presentaties).

De transitie van de jeugdhulp is geslaagd verlopen, maar er zijn nog wel verbeteringen mogelijk en nodig. Het lokale maatwerk schiet vaak nog tekort. Cliënten melden dat de ontvangen hulp niet altijd aansluit bij hun hulpvraag (www.monitortransitiejeugd.nl). Met het interventieteam zorg en onderwijs zijn passende oplossingen gezocht voor hardnekkige problematiek van kinderen die onnodig thuis zitten, terwijl ze met de nodige ondersteuning wel naar school zouden kunnen. Samen met de VNG en gemeenten is een landelijke werkagenda in uitvoering genomen om kwetsbare jongeren te begeleiden naar volwassenheid.

Wachttijden als gevolg van budgetplafonds bij hulpaanbieders belemmeren eveneens de mogelijkheden om met succes lokaal maatwerk te kunnen verlenen. Over deze en andere verbeterpunten heeft in 2016 veelvuldig overleg plaatsgevonden met gemeenten en aanbieders. Afgesproken is dat normen voor verantwoord wachten in de jeugdhulp worden ontwikkeld en dat aanbieders hun wachttijden openbaar maken.

Kinderen veilig

Met de wet verplichte meldcode uit 2013 en de vorming van de Veilig Thuis-organisaties in 2015 is het fundament voor de aanpak van kindermishandeling gelegd. Uit diverse adviezen van o.a. de Taskforce Kindermishandeling en seksueel geweld en uit rapporten van de Inspectie Jeugdzorg bleek dat nog te veel mishandelde kinderen niet goed in beeld zijn. Ook gaf de inspectie aan dat de Veilig Thuis-organisaties nog in ontwikkeling zijn en kampen met wachtlijsten. De Veilig Thuis-organisaties zouden meer mishandelde kinderen op de radar moeten krijgen. Dit betekent het vervullen van een coördinerende rol bij signalen van mishandeling, het beoordelen van de veiligheid en waar nodig deze kinderen volgen. Daarom is in 2016 in overleg met de Tweede Kamer besloten dat de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling verder verbeterd moet worden. Dit vraagt om een meerjarig veranderingstraject. Als eerste stap hiertoe is eind 2016 het voorstel voor wijziging van het Besluit meldcode naar de Raad van State gestuurd. Daarnaast is met hulp van een ondersteuningsprogramma door gemeenten en de Veilig Thuis organisaties gewerkt aan het verminderen van de wachtlijsten en is gerealiseerd dat de toegang en doorverwijzingen van zaken van kindermishandeling en huiselijk geweld verbetert.

Professionalisering jeugdhulp

Het doel van de Jeugdwet is dat kinderen en jongeren gezond en veilig opgroeien, hun talenten ontwikkelen en naar vermogen participeren in de samenleving. Hiervoor is het noodzakelijk dat professionals in de jeugdhulp en jeugdbescherming goed zijn opgeleid en zich blijven ontwikkelen in hun vak. In het Programma Professionalisering Jeugdhulp en Jeugdbescherming 2015–2018 wordt door het werkveld samengewerkt met financiële steun van VWS om dit te verwezenlijken. Het feit dat het programma van, voor en door het veld is, biedt de meeste garantie op succes. In 2016 zijn er grote stappen gezet op het terrein van de beroepsregistratie. Eind 2016 waren bijna 27.000 jeugdprofessionals geregistreerd en ruim 11.000 jeugdprofessionals vooraangemeld in het Kwaliteitsregister Jeugd. Dit jaar is besloten om het programma met een jaar te verlengen tot en met 31 december 2019, zodat de jeugdprofessionals die per 1 januari 2020 volledig aan de registratie eisen moeten voldoen tot deze datum ondersteund kunnen worden.

4. Tabel budgettaire gevolgen van beleid
Begrotingsuitgaven (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie

Realisatie

Realisatie

Realisatie

Realisatie

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Verschil

 

2012

2013

2014

2015

2016

2016

2016

Verplichtingen

1.560.615

1.496.199

136.133

117.034

120.532

126.154

– 5.622

               

Uitgaven

1.503.200

1.472.741

1.545.047

110.430

97.631

126.154

– 28.523

               

1. Laagdrempelige ondersteuning bij het opvoeden en opgroeien

 

37.705

47.516

0

0

0

0

               

2. Noodzakelijke en passende zorg

 

1.435.036

1.497.532

0

0

0

0

               

3. Effectief en efficiënt werkend jeugdstelsel

 

0

0

110.430

97.631

126.154

– 28.524

               

Subsidies

     

103.068

94.851

112.345

– 17.494

Schippersinternaten

     

20.076

18.403

22.484

– 4.081

Participatie

     

1.630

1.894

1.932

– 38

Kennis en beleidsinformatie

     

7.316

8.126

6.076

2.050

Kindermishandeling

     

952

1.960

1.816

144

Jeugdhulp

     

56.511

22.168

20.026

2.142

Transitie jeugd

     

16.582

42.301

60.011

– 17.710

               

Opdrachten

     

3.522

1.926

12.374

– 10.448

waarvan onder andere:

             

Kennis en beleidsinformatie

     

923

672

1.737

– 1.065

Kindermishandeling

     

196

203

1.668

– 1.465

Jeugdhulp

     

1.023

414

4.504

– 4.090

Transitie jeugd

     

1.349

595

4.465

– 3.870

               

Bijdragen aan agentschappen

     

1.209

853

1.232

– 379

               

Bijdragen aan andere begrotingshoofdstukken

     

2.631

0

203

– 203

waarvan onder andere:

             

OCW: Onderwijskosten JeugdzorgPlus en kijkwijzer

     

183

0

203

– 203

               

Ontvangsten

24.143

24.454

24.660

11.647

42.192

82.508

– 40.316

waarvan onder andere:

             

Laagdrempelige ondersteuning opvoeden en opgroeien

 

107

0

0

1.500

4.423

– 2.923

Effectief en efficiënt werkend jeugdstelsel

 

0

0

8.099

38.964

78.000

– 39.036

Noodzakelijke en passende zorg

 

14.139

15.236

3.548

1.728

85

1.643

Bovenstaande informatie is bedoeld voor de Staten-Generaal. Aan dit overzicht kunnen geen rechten worden ontleend.

Als gevolg van afronding kan de som van de delen afwijken van het totaal.

5. Toelichting op de instrumenten

Subsidies

Schippersinternaten

Voor de opvang en verzorging van minderjarige kinderen van binnenschippers, kermisexploitanten en circusartiesten hebben internaten subsidie ontvangen (€ 18,4 miljoen). Door de daling van het kindertal is dit lager dan begroot (€ 22,5 miljoen). In de begroting 2017 is de raming hierop aangepast.

Participatie

Het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind vormt de basis voor het jeugdbeleid.

Zo onderhoudt Defence for Children (DCI) met subsidie van VWS een website over kinderrechten voor jongeren, professionals, overheden en andere partijen, en organiseerden zij voorlichtingactiviteiten over kinderrechten in de jeugdhulp en kinderrechten in relatie tot kindermishandeling.

Ook werd in 2016 het project Kinderrechten in de Klas van Unicef uitgevoerd. Unicef heeft in dit kader een methode ontwikkeld en op scholen lessen verzorgd over kinderrechten.

In 2016 subsidieerde VWS de Nationale Jeugdraad (NJR) voor activiteiten in het kader van het Nederlandse EU-voorzitterschap uitgevoerd. Ook adviseert de NJR overheden en andere organisaties over het jeugdbeleid. In dat kader richt de NJR zich steeds meer op gemeenten en hun nieuwe rol in het gedecentraliseerde jeugdstelsel, in 2016 onder andere met het project Impactprogramma voor gemeenten.

Naast de activiteiten van NJR in het kader van het EU-voorzitterschap heeft het Nationaal Jeugdinstituut (NJI) afgelopen najaar in opdracht van VWS de internationale peer learning «Towards a mental health care-informed youth work and a youth involved-mental health care» georganiseerd.

Verder neemt VWS 50% van de bureaukosten voor de uitvoering van het Europese programma Erasmus+ Jeugd voor zijn rekening. In het kader van dit programma worden onder andere uitwisselingen van Europese jongeren georganiseerd waarbij jongeren tussen de 13 en 30 jaar uit verschillende Europese landen elkaar en elkaars achtergrond en cultuur leren kennen, van elkaar leren en nieuwe vaardigheden opdoen. De Europese Commissie betaalt de overige 50% van de bureaukosten en de programmakosten als geheel.

Daarnaast zijn subsidies verstrekt aan andere organisaties die een actieve bijdrage leveren op het gebied van participatie, zoals de Stichting LOC, die daarmee activiteiten verricht voor en door jongeren op gebieden als participatie op gemeentelijk (Adviesvangers) en landelijk niveau en binnen instellingen, beleidsbeïnvloeding en methodieken als Eigen Kracht. Ook is een website/portal ingericht voor jongeren.

Subsidies en opdrachten

Kennis en beleidsinformatie

In 2016 neemt het raadplegen van de jeugdmonitor verder toe en is de grens van 100.000 kliks gepasseerd. Het Jaarrapport haalde in december 2016 weer diverse landelijke media en is interactief gemaakt. Hierbij is een themafilm gemaakt over de relatie onderwijs-jeugdhulpgebruik, waarbij hypothesen van een hoogleraar via interviews op de werkvloer zijn getoetst.

Aantallen bezoekers website jeugdmonitor (x 1.000)

Aantallen bezoekers website jeugdmonitor (x 1.000)

Bron: CBS

In 2016 zijn er twee dataleveringen beleidsinformatie jeugd gerealiseerd. Door te kijken naar verschillend jeugdhulpgebruik zijn verschillende nadere onderzoeken gestart en afgerond naar de betrouwbaarheid van de data, toegenomen crisisplaatsingen en de samenhang tussen schoolverzuim en jeugdhulpgebruik. Andere onderzoeken die zijn gestart hangen samen met wachtlijsten, zorgpaden ADHD en de mogelijkheid te sturen in het zorglandschap van meer gespecialiseerde vormen van jeugdhulp.

Een belangrijke toevoeging aan de beleidsinformatie jeugdhulp is de opdracht aan het CBS om aanbieders van jeugdhulp uniforme spiegelrapporten te verstrekken over de geleverde jeugdhulp. Gemeenten krijgen hierdoor inzicht in hun markpositie bij de aanbieder en kunnen het aanbod van verschillende aanbieders beter vergelijken door de uniforme rapportage. Dit lijkt een belangrijke rol te gaan spelen in de rationalisering van inkoopprocessen van gemeenten en aanbieders in 2017.

Kindermishandeling, slachtoffers seksueel misbruik en slachtoffers loverboys

In 2016 heeft de heer Sprokkereef de opdracht gekregen om met betrokken partijen aan de slag te gaan om de meldcode Kindermishandeling en Huiselijk geweld beter te laten werken in de praktijk.

In 2016 hebben onder aanvoering van de VNG met ondersteuning van het Ministerie van VenJ, OCW en VWS, zes gemeenten – het Collectief tegen Kindermishandeling – de verbeteragenda’s voor de aanpak van kindermishandeling in de lokale praktijk uitgevoerd.

Daarnaast is in 2016 een kwartiermaker forensisch- medische expertise voor kinderen (FMEK) aangesteld die advies gaat uitbrengen rondom de organisatie en financiering van het FMEK aanbod. Conform het advies van de TAJ is er ter overbrugging subsidie gegeven aan de FPKM en het LECK.

2016 is het laatste jaar van de Taskforce kindermishandeling en seksueel misbruik. De middelen hiervoor zijn in samenwerking met en via de begroting van Veiligheid en Justitie beschikbaar gesteld.

In 2016 is in samenwerking met landelijk kenniscentrum LVB een traject gestart om de bestaande producten van commissie Azough met betrekking tot aanpak meisjesslachtoffers van loverboys toepasbaar te maken voor de LVB en ggz-sector. Deze groepen zijn extra kwetsbaar en lopen meer risico om slachtoffer te worden van loverboys. Er is al veel materiaal ontwikkeld om onder andere de weerbaarheid van meisjes te vergroten, maar deze kunnen niet één-op-één vertaald worden naar gebruik in LVB/ggz-instellingen. Met dit traject worden de bestaande producten wel toepasbaar gemaakt voor deze sectoren. Eind januari 2017 loopt dit traject af waarna er medio februari een eindconferentie plaatsvindt waarin de resultaten worden gepresenteerd.

In 2016 is er in opdracht van VWS een onderzoek uitgevoerd door Regioplan over de overeenkomsten en verschillen van de problematiek van jongensslachtoffers van loverboys ten opzichte van meisjes en of dezelfde hulp voor hen ingezet kan worden. Door middel van dit onderzoek worden de verschillen vormen van uitbuiting duidelijk alsook bij wat voor zorg deze jongens het meeste baat bij hebben.

Voor de organisatie KLOKK en SKIP van slachtoffers van seksueel misbruik in respectievelijk de Katholieke Kerk en de jeugdzorg is in 2016 subsidie verstrekt voor belangenbehartiging, lotgenotenbijeenkomsten en de begeleiding van slachtoffers. 2016 laat een duidelijke afname zien van het aantal nieuwe slachtoffers dat zich meldt.

Transitie Jeugd

In 2016 is circa € 42,3 miljoen aan subsidies voor ondersteuning van de transitie van het jeugdstelsel beschikbaar gesteld. Dat is circa € 17,7 miljoen minder dan begroot. De uitgaven zijn echter substantieel hoger dan in 2015 (€ 16,6 miljoen).

Er zijn minder onderzoeken gedaan in het kader van de transitie doordat er minder subsidieaanvragen zijn binnengekomen. Ook is een deel van de onderzoeken door eigen personeel van de TAJ gedaan.

Ontvangsten

Laagdrempelige ondersteuning opvoeden en opgroeien

De raming van deze ontvangsten is gebaseerd op een oud artikel welke voor de decentralisatie relevant was. Tegenwoordig worden deze middelen geboekt op effectief en efficiënt werkend jeugdstelsel (zie hieronder).

Effectief en efficiënt werkend jeugdstelsel

De ontvangsten op dit artikel bevatten onder meer de terugstortingen van de CJG’s, de terugbetaling van subsidies die niet tot besteding zijn gekomen en de ontvangsten van de provincies en de stadsregio’s in het kader van het terugstorten van egalisatiereserves door provincies. De raming was € 78 miljoen, deze raming is in de tweede suppletoire wet met € 42 miljoen naar beneden bijgesteld.

Beleidsartikel 6 Sport en bewegen

1. Algemene doelstelling

Een sportieve samenleving waarin voor iedereen passende en veilige sport- en beweegmogelijkheden aanwezig zijn en waarin uitblinken in sport wordt gestimuleerd.

2. Rol en verantwoordelijkheid

Aan het sportbeleid van de rijksoverheid ligt vooral de maatschappelijke betekenis van sport ten grondslag. Sport en bewegen dragen in belangrijke mate bij aan een betere gezondheid, aan het verbeteren van leefbaarheid en veiligheid, sociale samenhang en integratie, aan het verbeteren van schoolprestaties en het verminderen van schooluitval. Daarnaast erkent de rijksoverheid de intrinsieke waarde van sport.

Stimuleren:

  • Het bevorderen van de samenwerking tussen partijen uit verschillende sectoren, zodat op lokaal niveau passende en veilige sport- en beweegmogelijkheden tot stand komen en blijven.

  • Het bevorderen van innovatie, kennisontwikkeling en kennisdeling.

Financieren:

  • Het ontwikkelen en (mede)financieren van programma’s die er aan bijdragen dat er voor iedere Nederlander passende en veilige sport- en beweegmogelijkheden in de buurt aanwezig zijn.

  • Het faciliteren en mede financieren van de top 10 ambitie. Het scheppen van randvoorwaarden voor talenten en topsporters in Nederland, waardoor zij op een professionele en verantwoorde wijze kunnen uitblinken in sport, ook tijdens topsportevenementen in eigen land.

  • Het (mede) financieren van innovatie, kennisontwikkeling en kennisdeling.

Regisseren:

  • Het tot stand brengen van de omvorming van de Dopingautoriteit van stichting naar zelfstandig bestuursorgaan als gevolg van de in behandeling zijnde Wet uitvoering antidopingbeleid, in nauwe samenwerking met NOC*NSF en de Dopingautoriteit.

3. Beleidsconclusies

In 2016 is binnen het sportbeleid ingezet op de thema’s sportparticipatie, topsport, kennis en innovatie, veilig sportklimaat en integriteit om van Nederland een krachtig sportland en sportieve samenleving te maken. Een land waar voor iedereen passende en veilige sport- en beweegmogelijkheden zijn, waar uitblinken in sport wordt gestimuleerd en waar (top)sporters en sportbestuurders het goede voorbeeld geven. De voorgenomen beleidswijzigingen uit de begroting 2016 zijn binnen de kaders uitgevoerd.

Binnen het thema sportparticipatie zijn «Sport en bewegen in de buurt» en «Grenzeloos Actief» de programmalijnen waarlangs het beleid is uitgevoerd. Uit de jaarlijkse monitor «Brede impuls combinatiefuncties» blijkt dat de buurtsportcoaches voor verschillende doelgroepen zijn ingezet: jeugd en dan met name jeugd in gezinnen met een laag inkomen, mensen met een handicap, scholen voor speciaal onderwijs en kinderen met overgewicht. De betrokken lokale partijen zijn positief en de meeste gemeenten geven aan met deze impuls door te willen gaan. Het Mulier Instituut voert een effectmeting uit waarvan de resultaten eind 2017 bekend zullen worden.

De «Voortgangsrapportage Monitor Sport en Bewegen in de Buurt 2016» geeft aan dat de meeste sportimpulsprojecten inzetten op gezondheidsbevordering. De aandacht neemt toe voor specifieke doelgroepen zoals gehandicapten, chronisch zieken en ouderen. De kwaliteit van projecten is toegenomen en lokale samenwerking komt doorgaans goed tot stand. Aandachtspunten zijn de financiële borging na afloop van het project en het risico op oneigenlijke concurrentie. In de subsidieronde 2016 is hieraan extra aandacht besteed.

Topsport zet Nederland op de kaart. Moderne trainingsfaciliteiten, goede begeleiding, een inkomensregeling voor topsporters, mooie sportevenementen met side-events en innovatie en kennis dragen hieraan bij. Met een elfde plaats in het Olympisch Medaille klassement en een zevende plaats Paralympisch is in 2016 een mooie prestatie neergezet. Ondanks de soms kleine verschillen tussen wel of geen medaille laat dit zien dat Nederland het goed doet en dat er aansluiting is bij de beste tien sportlanden van de wereld.

Sporters, scheidsrechters, ouders en supporters hebben recht op veiligheid op en rond de sportvelden. Het VSK-programma, dat door NOC*NSF in nauwe samenwerking met sportbonden uitgevoerd wordt, richt zich hierop. De VSK-monitor van het Mulier Instituut heeft de afgelopen jaren laten zien dat er vooruitgang is geboekt wat betreft het realiseren van een veiliger sportklimaat. Steeds meer sportverenigingen werken hieraan door bijvoorbeeld het geven van cursussen en het aanvragen van een Verklaring Omtrent Gedrag. Ondanks de vooruitgang van de afgelopen jaren blijft het voetbal de sector waar de meeste incidenten plaatsvinden. Daarom wordt juist deze sector de komende jaren via het VSK-programma ondersteund en zullen de KNVB, Bureau Halt en de gemeenten sportverenigingen begeleiden om een veilige en pedagogisch verantwoorde verenigingcultuur te realiseren.

Topsporters dienen voor veel mensen als rolmodel of inspiratiebron om het beste uit zichzelf te halen. Een schone, integere sport is niet alleen cruciaal voor een eerlijk speelveld, maar dient ook als goed voorbeeld. Daarom is dit onderwerp, zowel nationaal als internationaal, hoog op de agenda gezet. Zo is tijdens het EU-voorzitterschap van Nederland ingezet op meer transparantie en goed bestuur bij de organisatie van grote sportevenementen. Ook is een internationale dopingconferentie georganiseerd en is het wetsvoorstel uitvoering antidopingbeleid naar de Tweede Kamer gezonden. Hiermee is in 2016 verder ingezet op het scheppen van een schoon en integer sportklimaat.

4. Budgettaire gevolgen van beleid
Begrotingsuitgaven (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie

Realisatie

Realisatie

Realisatie

Realisatie

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Verschil

 

2012

2013

2014

2015

2016

2016

2016

Verplichtingen

115.573

84.156

84.715

63.971

58.865

106.757

– 47.892

               

Uitgaven

69.612

70.485

69.986

73.079

65.225

128.813

– 63.588

               

1. Passend sport- en beweegaanbod

 

25.334

26.825

25.144

17.388

79.098

– 61.710

               

Subsidies

 

17.219

17.596

16.468

14.094

22.591

– 8.497

waarvan onder andere:

             

Gehandicaptensport

 

2.966

2.828

3.071

1.704

2.124

– 420

Verantwoord sporten en bewegen

 

2.404

2.571

2.418

100

929

– 829

Sport en bewegen in de buurt

 

3.740

4.773

3.459

5.052

12.085

– 7.033

Stimuleren van een veiliger sportklimaat

 

7.111

7.424

7.520

7.237

7.453

– 216

               

Bekostiging

 

8.065

9.229

8.638

3.013

3.000

13

Compensatie van betaalde energiebelasting

 

8.065

9.229

8.638

13

0

13

Energiebesparing en duurzame energie

 

0

0

0

3.000

3.000

0

               

Opdrachten

 

50

0

38

281

0

281

Sport en bewegen in de buurt

 

50

0

38

281

0

281

               

Bijdragen aan medeoverheden

 

0

0

0

0

53.507

– 53.507

Sport en bewegen in de buurt

 

0

0

0

0

47.108

– 47.108

Energiebesparing en duurzame energie

 

0

0

0

0

6.399

– 6.399

               

2. Uitblinken in sport

 

37.018

37.002

41.006

39.888

40.263

– 375

               

Subsidies

 

26.842

25.533

29.783

27.774

28.028

– 254

Topsportevenementen

 

4.065

4.912

6.771

4.624

7.033

– 2.409

Topsportprogramma's

 

21.109

18.754

21.465

21.379

19.508

1.871

Dopingbestrijding

 

1.668

1.866

1.547

1.771

1.487

284

               

Opdrachten

 

28

0

0

0

0

0

               

Inkomensoverdrachten

 

10.148

11.284

11.025

11.867

12.055

– 188

Stipendiumregeling

 

10.148

11.284

11.025

11.867

12.055

– 188

               

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties

 

0

185

198

247

180

67

Dopingbestrijding

 

0

185

198

247

180

67

               

3. Borgen van innovatie, kennisontwikkeling en kennisdeling

 

8.134

6.159

6.929

7.950

9.452

– 1.502

               

Subsidies

 

7.415

6.041

6.626

7.890

9.287

– 1.397

waarvan onder andere:

             

Kennis als fundament

 

5.691

6.041

6.626

7.890

9.287

– 1.397

               

Opdrachten

 

661

63

251

7

103

– 96

waarvan onder andere:

             

Kennis als fundament

 

397

63

251

7

103

– 96

               

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties

 

58

55

52

53

62

– 9

               

Ontvangsten

0

661

738

274

312

740

– 428

Bovenstaande informatie is bedoeld voor de Staten-Generaal. Aan dit overzicht kunnen geen rechten worden ontleend.

Als gevolg van afronding kan de som van de delen afwijken van het totaal.

5. Toelichting op de instrumenten

1. Passend sport- en beweegaanbod

In 2015 deed 53% van de personen van 12 jaar en ouder wekelijks aan sport. Dit percentage is sinds 2001 stabiel. Ruim de helft van de Nederlanders van 12 jaar en ouder beweegt voldoende volgens de combinorm, dat wil zeggen voldoet aan de norm gezond bewegen (voor volwassenen is dat minstens een half uur matig intensieve lichamelijke activiteit op minimaal vijf dagen per week en voor jongeren een uur matig intensief bewegen op alle dagen van de week) en/of de fitnorm (minimaal drie keer per week gedurende minimaal 20 minuten zwaar intensieve lichamelijke activiteit).

Bron: www.staatvenz.nl

Subsidies

Sport en bewegen in de buurt

In 2016 is € 6,5 miljoen ingezet voor de Sportimpuls, met als doel het stimuleren van sport- en beweegaanbod op lokaal niveau. Dit bedrag is overgeboekt naar artikel 4 Zorgbreed beleid van de VWS-begroting. Vanuit dat artikel is de opdracht aan ZonMw verstrekt. Ook is € 1,5 miljoen ingezet voor het programma «Rijksimpuls +25.000 kinderen 2016–2018» van het Jeugdsportfonds. Hierdoor kunnen 25.000 extra kinderen een lidmaatschap voor sport of dans ontvangen en ongeacht hun sociaal-economische situatie deelnemen aan sport en bewegen. Aan andere activiteiten op het terrein van sport en bewegen in de buurt en voor de implementatie en ondersteuning van het programma sport en bewegen in de buurt is € 3,5 miljoen uitgegeven. Daarnaast is ook op een aantal andere thema’s, zoals onder andere de Sportraad en zitgedrag, een bijdrage verleend (€ 0,5 miljoen).

Bekostiging

Energiebesparing en duurzame energie

Per 1 januari 2016 is de Subsidieregeling voor energiebesparende maatregelen en duurzame energie in de Sport ingegaan. Aan de Stichting Waarborgfonds is hiertoe € 3 miljoen beschikbaar gesteld voor het verlenen van borgstellingen voor leningen van sportverenigingen die willen investeren in energiebesparende maatregelen en/of duurzame energie.

Bijdragen aan medeoverheden

Sport en bewegen in de buurt

Bij het programma Sport en Bewegen in de Buurt worden binnen gemeenten in Nederland buurtsportcoaches ingezet om de verbinding te leggen tussen sport en andere sectoren als onderwijs, welzijn, zorg, en dergelijke. Totaal is in 2016 € 58 miljoen uitgekeerd aan 373 deelnemende gemeenten waarbij gezamenlijk voor 2.948 FTE is ingetekend. Deze decentralisatie-uitkeringen zijn verleend via het Gemeentefonds. Daarvoor zijn middelen overgeboekt vanuit de begrotingen van OCW (€ 10,9 miljoen) en VWS (€ 47,1 miljoen) naar het Ministerie van BZK.

Energiebesparing en duurzame energie

Per 1 januari 2016 is de Subsidieregeling voor energiebesparende maatregelen en duurzame energie in de Sport ingegaan. Met deze regeling worden sportverenigingen gestimuleerd maatregelen te nemen zoals het plaatsten van LED-verlichting, isolatie, zonnepanelen en zonneboilers. De regeling is uitgevoerd door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO). In 2016 is hiervoor € 6,4 miljoen beschikbaar gesteld aan de RVO en de middelen zijn volledig tot besteding gekomen.

2. Uitblinken in sport

Subsidies

Topsportprogramma’s

Om de top tien ambitie waar te kunnen maken is het topsportprogramma dat NOC*NSF samen met de sportbonden en andere partijen uitvoert financieel ondersteund. Inclusief een incidentele transitiesubsidie is in 2016 in totaal € 21,4 miljoen uitgegeven.

De medailleklassementen zijn een momentopname, maar geven wel een indicatie van de mate waarin Nederland erin slaagt om zich te scharen bij de beste tien sportlanden.

Kengetal: Positie Nederland in medailleklassement Olympische en Paralympische Zomerspelen

Kengetal: Positie Nederland in medailleklassement Olympische en Paralympische Zomerspelen

Kengetal: Positie Nederland in medailleklassement olympische en Paralympische Winterspelen

Kengetal: Positie Nederland in medailleklassement olympische en Paralympische Winterspelen

Bron: De medailleklassementen van de Olympische zomer- en winterspelen worden opgesteld door het International Olympic Committee (IOC). In Turijn 2006 deed Nederland niet mee aan de Paralympische Winterspelen.

3. Borgen van innovatie, kennisontwikkeling en kennisdeling

Subsidies en opdrachten

Kennis als fundament

Ingezet is op het valideren van kansrijke sport- en beweeginterventies en op het borgen en verspreiden van beschikbare kennis via onder meer het nieuwe Kenniscentrum Sport als dé vraagbaak op sportgebied, het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM), het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP), en het Mulier Instituut. De website www.allesoversport.nl biedt een schat aan informatie voor iedereen die in sport geïnteresseerd is. In totaal is in 2016 € 7,9 miljoen aan kennis en innovatie besteed.

Beleidsartikel 7 Oorlogsgetroffenen en Herinnering Tweede Wereldoorlog

1. Algemene doelstelling

De zorg voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen uit de Tweede Wereldoorlog (WO II) is geborgd en mensen beseffen, mede op basis van de gebeurtenissen uit WO II, wat het betekent om in vrijheid te kunnen leven.

2. Rol en verantwoordelijkheid Minister

Het is belangrijk om de herinnering aan WO II levend te houden en te borgen dat blijvend betekenis kan worden gegeven aan het verhaal van de oorlog. Ook dit is onderdeel van de leidende begrippen ereschuld en bijzondere solidariteit ten aanzien van de deelnemers aan voormalig verzet en de oorlogsgetroffenen. Het belang van het levend houden van de herinnering geldt niet alleen voor (nabestaanden van) mensen die deze oorlog hebben meegemaakt, maar juist ook voor nieuwe generaties. Generaties van nu en later moeten – ook als de eerste generatie is weggevallen – betekenis kunnen geven aan alle facetten van deze geschiedenis. Dat geldt zowel voor de oorlog zoals deze zich in Nederland en Europa heeft afgespeeld, en dan vooral de Holocaust als dieptepunt van het menselijk handelen, maar evenzo voor de oorlog (en de onmiddellijke periode erna) in voormalig Nederlands-Indië. De betekenis van het levend houden van de herinnering aan WO II is gerelateerd aan hedendaagse vraagstukken van grondrechten, democratie, (internationale) rechtsorde en vrijheid. De invulling hiervan vindt plaats langs vier domeinen: benodigde kennis, museale functie, educatie en informatie en herdenken, eren en vieren.

De Minister is verantwoordelijk voor:

Stimuleren:

  • De herinnering aan WO II blijvend betekenis laten houden.

Financieren:

  • Subsidiëring van begeleidende instellingen voor maatschappelijk werk en sociale dienstverlening aan erkende deelnemers aan het voormalig verzet en oorlogsgetroffenen.

  • Subsidiëring van instellingen die de herinnering aan de WO II levend houden.

Regisseren:

  • Het in stand houden en ondersteunen van een infrastructuur die het mogelijk maakt de zorg- en dienstverlening aan verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen WO II te garanderen en de herinnering aan WO II blijvend betekenis te laten houden.

  • Het actueel houden van de wet – en regelgeving voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen WO II.

(Doen) uitvoeren:

  • Opdrachtgever van en toezichthouder op de zelfstandige bestuursorganen Pensioen- en Uitkeringsraad (PUR) en Sociale Verzekeringsbank, afdeling Verzetsdeelnemers en Oorlogsgetroffenen (SVB-V&O), voor toepassing en uitvoering van de wetten en regelingen voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen WO II.

  • Opdrachtgever van en toezichthouder op het Nationaal Comité 4 en 5 mei (NC) voor het invullen van herdenken, eren en vieren.

3. Beleidsconclusies
  • Door monitoring en bijsturing van ontwikkelingen op het terrein van de zorg- en dienstverlening en op het terrein van de herinnering WO II, is ook in 2016 bijgedragen aan continuïteit en kwaliteit van het stelsel van voorzieningen en organisaties.

  • In 2016 is zeker gesteld dat (de uitvoering van) het wettelijk stelsel van pensioenen en uitkeringen voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen WO II actueel en effectief blijft, ondanks een door demografische ontwikkelingen steeds kleinere doelgroep. Hiertoe is onder andere met de PUR en de SVB gesproken over de uitvoering van diverse regelingen en een goede inbedding van werkzaamheden ten behoeve van de Algemene Oorlogsongevallen regeling (AOR). Dit heeft geleid tot een verkleining van de omvang van de PUR en vergrote mandatering aan medewerkers van de SVB (TK 20 454, nr. 123).

  • In 2016 zijn door de SVB 550 uitkeringen Backpay betaald, waarvan 126 in het buitenland. Er heeft actieve communicatie over de regeling plaatsgevonden in binnen- en buitenland. Ruim 5.000 personen uit beschikbare gegevens bij de SVB en verwante overheden zijn pro-actief onderzocht of zij in aanmerking kwamen voor de regeling (TK 20 454, nr. 126). De Backpay-regeling is met een jaar verlengd (TK 20 454, nr. 126), zodat met name mensen in het buitenland meer tijd hebben om een aanvraag in te dienen.

  • De rapporten van de Commissie Cohen zijn in 2016 (bijlage bij TK 20 454, nr. 123) door de sector omarmd en hebben geresulteerd in verschillende convenanten waarmee partijen gezamenlijk concreet invulling gaan geven aan hun ambities ten aanzien van herdenken en vieren, en doorgeven van de herinnering aan volgende generaties.

4. Tabel budgettaire gevolgen van beleid
Begrotingsuitgaven (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie

Realisatie

Realisatie

Realisatie

Realisatie

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Verschil

 

2012

2013

2014

2015

2016

2016

2016

Verplichtingen

340.290

322.143

320.591

574.550

37.118

290.109

– 252.991

               

Uitgaven

343.020

341.447

321.328

301.646

307.376

290.109

17.267

               

1. De zorg- en dienstverlening aan verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen WOII en de herinnering aan WO II

 

16.459

16.165

16.262

16.706

20.260

– 3.554

               

Subsidies

 

16.123

16.051

16.107

16.029

19.460

– 3.431

waarvan onder andere:

             

Nationaal Comité 4 en 5 mei

 

5.519

5.603

5.803

5.555

5.486

69

Nationale herinneringscentra

 

2.052

1.788

1.814

1.809

1.848

– 39

Sinti en roma

 

0

0

146

512

0

512

Zorg- en dienstverlening

 

6.958

6.295

5.955

6.504

7.667

– 1.163

               

Bekostiging

 

0

0

0

0

400

– 400

               

Opdrachten

 

336

114

155

119

400

– 281

               

Bijdragen aan ZBO's/RWT's

 

0

0

0

558

0

558

               

2. Pensioenen en uitkeringen voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen WO II

 

324.989

305.163

285.384

290.669

269.849

20.820

               

Inkomensoverdrachten

 

304.946

287.516

271.095

277.170

254.922

22.248

waarvan onder andere:

             

Wuv vervolgingsslachtoffers

 

169.567

161.600

153.200

147.400

148.200

– 800

Wet uitkering burger oorlogsgetroffenen

 

73.400

69.900

67.500

65.500

65.800

– 300

Wbp via Stichting 1940–1945

 

51.800

43.200

41.300

36.800

36.200

600

Backpay

 

0

0

0

18.615

0

18.615

               

Bijdragen aan ZBO's/RWT's

 

20.043

17.647

14.289

13.499

14.927

– 1.428

waarvan onder andere:

             

SVB

 

13.398

11.889

10.956

10.701

10.800

– 99

PUR

 

4.428

3.815

3.160

2.761

2.900

– 139

Stichting Administratie Indonesische Pensioenen

 

1.928

1.943

37

0

0

0

               

Ontvangsten

1.043

1.298

9.125

3.765

4.820

901

3.919

Bovenstaande informatie is bedoeld voor de Staten-Generaal. Aan dit overzicht kunnen geen rechten worden ontleend.

Als gevolg van afronding kan de som van de delen afwijken van het totaal.

5. Toelichting op de instrumenten

Verplichtingen

Voor het in 2015 aangaan van de verplichting ten behoeve van de SVB voor 2016 is verplichtingenbudget overgeheveld van 2016 naar 2015 (circa € 255 miljoen).

1. De zorg- en dienstverlening aan verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen WOII en de herinnering aan WO II

Uit het Nationaal Vrijheidsonderzoek 2016 van het Nationaal Comité 4 en 5 mei, dat sinds 2001 jaarlijks wordt uitgevoerd, blijkt dat driekwart van de Nederlanders de herdenking op 4 mei (heel) belangrijk vindt. Dit draagvlak is groot door de tijd heen, maar is licht gedaald ten opzichte van 2015 toen 79% aangaf de herdenking op 4 mei (heel) belangrijk te vinden. Een ruime meerderheid van de Nederlanders vindt niet dat de herdenking per definitie aan betekenis verliest alleen maar omdat de Tweede Wereldoorlog steeds verder achter ons ligt. Dit komt mede doordat een toenemend aantal mensen de laatste jaren een andere – meer actuele – invulling aan 4 mei is gaan geven. Ten aanzien van de viering van 5 mei geeft driekwart van de Nederlanders aan dat zij de viering van 5 mei (heel) belangrijk vinden. Dit draagvlak was de afgelopen jaren minder groot, maar is sinds 2015 stabiel. Ruim zeven op de tien geven aan zich op 5 mei verbonden te voelen met elkaar en zich solidair te voelen met mensen die niet in vrijheid leven. Een even grote groep staat stil bij het feit dat vrijheid niet vanzelfsprekend is. Een meerderheid geeft aan 5 mei belangrijk te vinden vanwege nieuws en actualiteiten (73%) en ruim driekwart vindt dat 5 mei zijn actualiteitswaarde blijft behouden zolang er oorlog en onderdrukking bestaan en vindt dat de viering van 5 mei ook in de toekomst door moet gaan.

2. Pensioenen en uitkeringen voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen WO II

Inkomensoverdrachten

Wetten en regelingen voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen

De wetten en regelingen voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen worden alleen nog bijgesteld als wijzigingen in aanpalende wetten, bijvoorbeeld op het terrein van zorg en sociale zekerheid, dat noodzakelijk maken. In het kader van de wetten voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen uit WO II (Wuv, Wubo, Wiv en Wbp) worden onder andere tegemoetkomingen (inkomensafhankelijk) en vergoedingen (inkomensonafhankelijk) voor bijzondere voorzieningen toegekend als onderdeel van de totale uitkering. Het betreft met name uitgaven voor medische voorzieningen, huishoudelijke hulp, deelname maatschappelijk verkeer en overige voorzieningen zoals vervoer en extra vakantie.

Voor 2016 is een bedrag van circa € 258,5 miljoen in de vorm van pensioenen en uitkeringen verstrekt, waarvan het merendeel voor de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940–1945 (€ 147,4 miljoen).

Uitkeringen aan Oorlogsgetroffenen WOII (bedragen x € 1.000.000)

Uitkeringen aan Oorlogsgetroffenen WOII (bedragen x € 1.000.000)

Bron: SVB Begroting 2017 en meerjarenbegroting 2018 t/m 2022 van programma-uitgaven wetten en regelingen voor Verzetsdeelnemers en Oorlogsgetroffenen

Uitkeringsregeling Backpay

In totaal is er aan de SVB € 18,6 miljoen beschikbaar gesteld voor de uitvoering van de Backpay-uitkeringen voor de genoegdoening van niet-uitbetaalde salarissen aan nog in leven zijnde ambtenaren en militairen die in dienst waren van het Nederlands-Indisch Gouvernement gedurende de Japanse bezetting. Het budget is bij de eerste suppletoire wet beschikbaar gekomen.

Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s

SVB

Om de pensioenen, uitkeringen en bijzondere voorzieningen te kunnen toekennen aan verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen, is in 2016 een bijdrage (in totaal circa € 10,7 miljoen) ter beschikking gesteld aan de SVB, inclusief een bijdrage van € 0,7 miljoen voor de toekenning en betaling van de Backpay uitkeringen.

Ontvangsten

In 2016 is € 3,9 miljoen meer ontvangen dan begroot doordat de rechtsherstelgelden Sinti en Roma € 4,1 miljoen van de stichting afwikkeling RSR zijn overgeboekt naar VWS om de subsidieregeling voor Sinti en Roma uit te voeren.

Beleidsartikel 8 Tegemoetkoming specifieke kosten

1. Algemene doelstelling

De zorg financieel toegankelijk houden.

2. Rol en verantwoordelijkheden Minister

De Minister is verantwoordelijk voor:

Financieren:

  • Financieren van de zorgtoeslag. Vaststellen van de hoogte van de zorgtoeslag en de vormgeving van het stelsel van wet- en regelgeving.

  • De uitbetaling van de tegemoetkomingen Wtcg aan rechthebbenden waarvan het rekeningnummer in 2016 pas bekend werd en de tegemoetkoming alsnog kon worden uitbetaald (Wtcg 2009 t/m Wtcg 2013).

  • De tegemoetkoming voor personen die in de inkomstenbelasting hun uitgaven voor specifieke zorgkosten als gevolg van heffingskortingen niet of niet geheel kunnen verzilveren.

3. Beleidsconclusies

Bij de zorgtoeslag heeft de verlaging van de normpercentages er toe geleid dat de zorgtoeslag voor huishoudens met een minimuminkomen vrijwel evenveel is gestegen (€ 56 per jaar) als de standaardpremie (€ 60 per jaar). Hiermee zijn de zorgpremie en het eigen risico betaalbaar gebleven voor huishoudens met lage inkomens. Zij betalen hierdoor voor hun zorgverzekering nog steeds minder dan in 2005 (onder Ziekenfondswet) en 2006 (bij de introductie van de Zorgverzekeringswet).

Het aantal ontvangers van zorgtoeslag is mede vanwege het gevoerde beleid het afgelopen jaar gestegen met circa 117.000. In het besluit zorgtoeslag (Stb 2016, 469) werd nog gerekend met een groei van het aantal ontvangers met circa 70.000.

Jaar

Aantal ontvangers zorgtoeslag (in duizenden)1

2008

5.030

2009

5.152

2010

5.386

2011

5.710

2012

5.712

2013

5.351

2014

4.964

2015

4.590

2016

4.707

Bron: Belastingdienst

X Noot
1

Een ontvanger kan bestaan uit een eenpersoonshuishouden of een meerpersoonshuishouden. De tabel bevat de stand van het aantal ontvangers zorgtoeslag voor het betreffende toeslagjaar. De aantallen betreffen de stand per 30 december 2016 (bron: Belastingdienst). In deze cijfers zijn zowel definitieve als voorlopige beschikkingen meegenomen. Het uiteindelijk aantal ontvangers kan hoger of lager uitvallen, omdat de zorgtoeslag met terugwerkende kracht kan worden aangevraagd. Daarnaast wijzigt het aantal ontvangers nog in verband met personen die uitstel van aangifte inkomstenbelasting hebben. Als alle aanvragen definitief beschikt zijn, is pas duidelijk hoeveel rechthebbenden er zijn. Op 30 december 2016 was de zorgtoeslag tot en met 2011 geheel afgerond. Voor de jaren 2012, 2013 en 2014 moet nog een beperkt deel van de aanvragers een definitieve toekenning ontvangen (circa 1,5%). Over 2015 moet nog circa 10% van de aanvragers een definitieve toekenning ontvangen.

Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg)

De Wtcg is per 1 januari 2014 afgeschaft. Met ingang van 1 januari 2016 kan het CAK geen nieuwe beschikkingen meer afgeven. In 2016 waren alleen betalingen mogelijk op Wtcg-beschikkingen waarvan het rekeningnummer van betrokkenen pas in 2016 bekend werd of een uitvloeisel waren van het secundair proces van bezwaar en beroep.

Uitbetalingen kunnen nog plaatsvinden tot 31 december 2020.

4. Tabel budgettaire gevolgen van beleid
Begrotingsuitgaven (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie

Realisatie

Realisatie

Realisatie

Realisatie

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Verschil

 

2012

2013

2014

2015

2016

2016

2016

Verplichtingen

6.375.508

5.588.214

5.296.989

4.825.515

4.980.306

4.432.332

547.974

               

Uitgaven

5.971.354

5.992.369

5.296.989

4.825.515

4.980.306

4.432.332

547.974

               

Inkomensoverdrachten

 

5.992.368

5.296.989

4.825.515

4.980.306

4.432.332

547.974

1. Zorgtoeslag

 

5.618.160

4.842.250

4.741.888

4.931.354

4.383.295

548.059

2. Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg)

 

326.065

408.792

41.778

176

7.738

– 7.562

3. Tegemoetkoming specifieke zorgkosten

 

48.143

45.947

41.849

48.776

41.299

7.477

               

Ontvangsten

669.003

607.111

786.389

800.656

723.082

0

723.082

Bovenstaande informatie is bedoeld voor de Staten-Generaal. Aan dit overzicht kunnen geen rechten worden ontleend.

Als gevolg van afronding kan de som van de delen afwijken van het totaal.

5. Toelichting op de instrumenten

Inkomensoverdrachten

Zorgtoeslag

De zorgtoeslag is een inkomensafhankelijke tegemoetkoming van het Rijk in de kosten van de nominale Zvw-premie en het gemiddelde eigen risico. Hierdoor hoeft niemand een groter dan aanvaardbaar deel van zijn of haar inkomen aan Zvw-premie te betalen. De Belastingdienst/Toeslagen betaalt deze zorgtoeslag uit en is hier ook verantwoordelijk voor. De uitgavenraming zorgtoeslag is op basis van ramingen van het Centraal Planbureau verlaagd bij eerste suppletoire wet met € 27,2 miljoen en verlaagd bij tweede suppletoire wet met € 143,2 miljoen. De Belastingdienst/Toeslagen heeft in 2016 in totaal € 4.931,4 miljoen betaald aan voorschotten zorgtoeslag en nabetalingen voor de definitieve tegemoetkomingen oude jaren. Dit leidt tot een opwaartse bijstelling van € 718,5 miljoen ten opzichte van de tweede suppletoire wet. Hier staan € 722,7 miljoen ontvangsten zorgtoeslag tegenover. Per saldo zijn de netto-uitgaven aan zorgtoeslag dan ook € 4,2 miljoen lager uitgekomen dan geraamd in de tweede suppletoire wet 2016. Deze bijstelling wordt enerzijds veroorzaakt doordat de standaardpremie 2017 hoger is vastgesteld dan geraamd in de begroting van 2017 (omdat verzekeraars hun premie hoger hebben vastgesteld dan door VWS geraamd in de begroting 2017). Dit leidt tot een circa € 240 miljoen hogere zorgtoeslag, waarvan circa € 20 miljoen neerslaat in 2016 (een twaalfde van de zorgtoeslag 2017 wordt uitgekeerd in december 2016, omdat verzekeraars hun premie ook vooraf in rekening brengen). Daarnaast zijn de netto-uitgaven aan zorgtoeslag lager uitgekomen. Dit is naar verwachting veroorzaakt door factoren als afwijkingen tussen de raming en realisatie van de inkomensontwikkeling van zorgtoeslagontvangers en de bevoorschotting door de Belastingdienst/Toeslagen.

Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg)

De betaling van tegemoetkomingen in het kader van de Wtcg is fors lager uitgevallen dan oorspronkelijk geraamd. In 2016 zijn alleen nabetalingen gedaan van tegemoetkomingen over de jaren 2009 t/m 2013. Doordat in december 2016 als gevolg van het ontbreken van juiste rekeningnummers van rechthebbenden een groot deel van de tegemoetkomingen niet tot betaling zijn gekomen, bedragen de totale uitgaven slechts € 0,2 miljoen. Het resterende bedrag van € 7,6 miljoen valt daardoor vrij en is in 2016 door het CAK terugbetaald aan het Ministerie van VWS.

Tegemoetkoming specifieke zorgkosten

Met de invoering van de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten per 1 januari 2009 is in de Wet inkomstenbelasting 2001 de regeling tegemoetkoming buitengewone uitgaven (TBU-regeling) vervangen door de regeling tegemoetkoming specifieke zorgkosten (TSZ-regeling). De TSZ-regeling is een tegemoetkomingsregeling voor personen die in de inkomstenbelasting hun uitgaven voor specifieke zorgkosten als gevolg van heffingskortingen niet of niet geheel kunnen verzilveren. In 2016 is € 48,7 miljoen aan TSZ-tegemoetkomingen uitbetaald. De uitgaven voor de TBU-regeling bedragen € 0,1 miljoen. Dit is in totaal € 7,5 miljoen hoger dan geraamd. Er zijn in 2016 meer beschikkingen afgehandeld dan vorig jaar in dezelfde periode. Dit resulteerde in meer uitgaven ten opzichte van 2015.

Ontvangsten

De ontvangsten bestaan uit ontvangsten zorgtoeslag voor een bedrag van € 722,7 miljoen. Het betreft verrekeningen van verstrekte voorschotten en terugvorderingen op definitief vastgestelde tegemoetkomingen. De terugontvangsten voor de TSZ en de TBU bedragen € 0,4 miljoen.

5. NIET-BELEIDSARTIKELEN

Niet-beleidsartikel 9 Algemeen

1. Inleiding

In dit niet-beleidsartikel worden de departementsbrede uitgaven vermeld die niet zinvol kunnen worden toegerekend aan een beleidsartikel.

2. Ministeriële verantwoordelijkheid

Het Ministerie van VWS is verantwoordelijk voor het stimuleren, afstemmen en waarborgen van internationale samenwerking op de beleidsterreinen van volksgezondheid, welzijn en sport. Op specifieke gebieden wordt hiertoe nadrukkelijk samengewerkt met andere ministeries. Vooral de samenwerking met de Ministeries van Buitenlandse Zaken (WHO, drugs, geneesmiddelenbeleid en life sciences and health), Veiligheid en Justitie (drugs), Economische zaken (antimicrobiële resistentie, life sciences and health, geneesmiddelenbeleid en voedselveiligheid) en Sociale Zaken en Werkgelegenheid (EU) is hierbij van belang.

Begrotingsuitgaven (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie

Realisatie

Realisatie

Realisatie

Realisatie

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Verschil

 

2012

2013

2014

2015

2016

2016

2016

Verplichtingen

71.254

29.611

36.020

31.095

18.689

27.336

– 8.647

               

Uitgaven

82.468

22.577

39.260

33.736

21.399

27.336

– 5.937

               

1. Internationale samenwerking

 

5.002

4.638

4.843

6.275

5.127

1.148

               

Opdrachten

 

0

0

75

1.873

0

1.873

               

Bijdrage aan (inter)nationale organisaties

 

5.002

3.834

3.964

4.074

5.127

– 1.053

waarvan onder andere:

             

World Health Organization

 

4.721

3.221

3.260

3.488

3.868

– 380

               

Bijdrage aan agentschappen

 

0

804

804

328

0

328

               

2. Verzameluitkering VWS

 

1.730

8.559

0

0

0

0

               

Verzameluitkering Sport

 

421

421

0

0

0

0

Verzameluitkering Jeugd

 

848

300

0

0

0

0

Verzameluitkering Langdurige Zorg

 

461

7.838

0

0

0

0

               

3. Eigenaarsbijdrage RIVM

 

15.846

26.062

28.893

15.124

22.209

– 7.085

               

Bekostiging

 

15.846

26.062

28.893

15.124

22.209

– 7.085

waarvan onder andere:

             

Eigenaarsbijdrage RIVM

 

15.846

26.062

28.893

14.443

22.209

– 7.766

Eigenaarsbijdrage CIBG

 

0

0

0

681

0

681

               

4. Begrotingsreserve achterborg WFZ-garanties

 

0

0

0

0

0

0

               

Garanties

 

0

0

0

0

0

0

               

Ontvangsten

32.484

0

1.000

0

597

0

597

Bovenstaande informatie is bedoeld voor de Staten-Generaal. Aan dit overzicht kunnen geen rechten worden ontleend.

Als gevolg van afronding kan de som van de delen afwijken van het totaal.

3. Toelichting op de instrumenten

1. Internationale samenwerking

Opdrachten

Op dit onderdeel zijn de uitgaven ten behoeve van het EU-voorzitterschap 2016 geboekt. Hierdoor is de realisatie hoger uitgevallen dan geraamd bedrag in de begroting 2016. Bij de eerste suppletoire wet zijn extra middelen van andere instrumenten toegevoegd ten behoeve van het EU-voorzitterschap.

Bijdrage aan (inter)nationale organisaties

Op dit artikel worden niet alleen bijdragen aan internationale organisaties verantwoord, maar ook uitgaven in het kader van internationale conferenties, waarvan een deel is overgeboekt naar opdrachten EU-voorzitterschap. Tevens is bij het toedelen van de middelen voor het partnership voor 2016 en 2017, op verzoek van de WHO, besloten het aandeel van het RIVM in de uitvoering van het partnershipprogramma, in financiële zin niet meer via de WHO te laten lopen. In plaats daarvan zijn de betreffende middelen rechtstreeks vanuit VWS aan het RIVM budget toegevoegd. Deze constructie heeft er toe geleid dat de middelen voor het partnership (€ 328.000) voor 2016 worden verantwoord onder het onderdeel Bijdragen aan agentschappen van dit artikel.

3. Eigenaarsbijdrage RIVM

Bekostiging

Eigenaarsbijdrage RIVM

Het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) is een agentschap van het Ministerie van VWS en doet projectmatig onderzoek voor zijn primaire opdrachtgevers: de Ministeries van VWS, IenM, EZ en SZW. Op dit artikel worden de middelen voor het Strategisch Programma RIVM (SPR) en specifieke huisvestingkosten van het RIVM verantwoord.

Het SPR (voorheen het Strategisch Onderzoek RIVM) bestaat uit onderzoek en andere werkzaamheden die het RIVM uitvoert om de kennis en expertise te ontwikkelen die nodig zijn voor de continuïteit van het instituut. De Wet op het RIVM vormt de wettelijke basis voor het SPR. Deze wet bepaalt dat de directeur-generaal RIVM jaarlijks een programma van onderzoek opstelt. Hierin beschrijft hij welke inzichten het instituut moet verwerven om de taken adequaat te kunnen uitvoeren. Het programma is gericht op de continuïteit van het RIVM op de langere termijn, bedoeld om te kunnen anticiperen op nieuwe kennisvragen van de opdrachtgevers op de middellange en lange termijn en om de positie van het RIVM in het wetenschappelijk veld te handhaven en waar nodig te versterken. Met deze wettelijke bepaling laat de wetgever zien dat het RIVM professioneel zelfstandig is.

Daarnaast draagt VWS bij aan de specifieke huisvestingskosten die niet door middel van het tarief van het RIVM bekostigd worden.

De realisatie 2016 op deze doelstelling bedraagt € 15,1 miljoen. Dat is € 7,1 miljoen lager dan het in de begroting 2016 opgenomen bedrag van € 22,2 miljoen.

Dit houdt grotendeels verband met mutaties die in de eerste en tweede suppletoire wet 2016 zijn opgenomen en toegelicht: een overboeking naar artikel 10 voor de financiering van de projectdirectie Antonie van Leeuwenhoek (Pd-ALt) (€ 3,3 miljoen) en een overboeking naar artikel 11 (€ 1 miljoen). Tevens is een overboeking gedaan naar artikel 1 ten behoeve van het RIVM (€ 2,9 miljoen) voor de aflossing van de vordering.

Eigenaarsbijdrage CIBG

Vanaf deze operationele doelstelling zijn ook eenmalig middelen (circa € 0,7 miljoen) toegekend aan het CIBG ter compensatie voor de invoering van het nieuwe huisvestingsstelsel.

Niet-beleisartikel 10 Apparaatsuitgaven

1. Inleiding

In dit niet-beleidsartikel wordt ingegaan op de personele en materiële uitgaven en ontvangsten van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

2. Tabel budgettaire gevolgen van beleid
Apparaatsuitgaven (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie

Realisatie

Realisatie

Realisatie

Realisatie

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Verschil

 

2012

2013

2014

2015

2016

2016

2016

Verplichtingen

248.927

361.267

318.527

299.399

310.814

249.153

61.661

               

Uitgaven

245.655

353.373

318.157

300.731

301.658

249.168

52.490

Personele uitgaven

 

184.885

205.460

206.155

216.973

190.968

26.005

– waarvan eigen personeel

 

168.441

187.161

188.569

197.758

184.450

13.308

– waarvan externe inhuur1

 

13.972

16.463

15.575

15.088

3.590

11.498

– waarvan overige personele uitgaven

 

2.472

1.836

2.011

4.127

2.928

1.199

Materiële uitgaven

 

168.487

112.696

94.575

84.686

58.200

26.486

– waarvan ICT

 

4.098

4.709

5.480

5.686

5.960

– 274

– waarvan bijdrage aan SSO's

 

69.059

50.117

45.535

44.128

34.550

9.578

– waarvan overige materiële uitgaven

 

95.330

57.870

43.560

34.872

17.690

17.182

               

Ontvangsten

16.044

54.067

54.958

35.866

28.887

5.357

23.530

Bovenstaande informatie is bedoeld voor de Staten-Generaal. Aan dit overzicht kunnen geen rechten worden ontleend.

Als gevolg van afronding kan de som van de delen afwijken van het totaal.

X Noot
1

Het begrip externe inhuur in dit overzicht heeft een ruimere definitie dan het begrip van externe inhuur dat gehanteerd wordt voor de berekening van de procentuele norm «maximaal toegestane externe inhuur».

Nadere uitsplitsing apparaatsuitgaven (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie

Realisatie

Realisatie

Realisatie

Realisatie

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Verschil

 

2012

2013

2014

2015

2016

2016

2016

Totaal apparaatsuitgaven Ministerie van VWS

245.655

353.373

318.157

300.731

301.658

249.168

52.490

               

Personele uitgaven kerndepartement

 

117.484

135.769

136.598

140.098

120.157

19.941

waarvan eigen personeel

 

105.385

122.929

123.410

126.649

115.051

11.598

waarvan externe inhuur

 

10.278

11.502

11.557

9.822

2.892

6.930

waarvan overige personele uitgaven

 

1.821

1.338

1.631

3.627

2.214

1.413

               

Materiële uitgaven kerndepartement

 

149.551

95.764

75.915

66.041

39.909

26.132

waarvan ICT

 

2.479

2.819

3.508

3.226

3.575

– 349

waarvan bijdrage aan SSO's

 

68.867

50.079

45.125

41.691

29.450

12.241

waarvan overige materiële uitgaven

 

78.205

42.866

27.282

21.124

6.884

14.240

               

Personele uitgaven inspecties

 

51.874

55.028

54.336

60.910

60.621

289

waarvan eigen personeel

 

47.744

49.809

50.473

55.850

59.402

– 3.552

waarvan externe inhuur

 

3.479

4.721

3.483

4.560

505

4.055

waarvan overige personele uitgaven

 

651

498

380

500

714

– 214

               

Materiële uitgaven inspecties

 

13.951

12.737

12.731

11.773

15.582

– 3.809

waarvan ICT

 

1.015

1.374

1.092

611

2.150

– 1.539

waarvan bijdrage aan SSO's

 

184

35

407

2.437

5.020

– 2.583

waarvan overige materiële uitgaven

 

12.752

11.328

11.232

8.725

8.412

313

               

Personele uitgaven SCP en raden

 

15.527

14.663

15.221

15.965

10.190

5.775

waarvan eigen personeel

 

15.312

14.423

14.686

15.259

9.997

5.262

waarvan externe inhuur

 

215

240

535

706

193

513

waarvan overige personele uitgaven

 

0

0

0

0

0

0

               

Materiële uitgaven SCP en raden

 

4.985

4.195

5.929

6.872

2.709

4.163

waarvan ICT

 

604

516

880

1.849

235

1.614

waarvan bijdrage aan SSO's

 

8

3

3

0

80

– 80

waarvan overige materiële uitgaven

 

4.373

3.676

5.046

5.023

2.394

2.629

               

Ontvangsten

16.044

54.067

54.958

35.866

28.887

5.357

23.530

Bovenstaande informatie is bedoeld voor de Staten-Generaal. Aan dit overzicht kunnen geen rechten worden ontleend.

Als gevolg van afronding kan de som van de delen afwijken van het totaal.

2.1 Toelichting apparaatsuitgaven kerndepartement

Personele uitgaven

De personele uitgaven van het kernministerie bestaan uit alle personeelsuitgaven van het kernministerie inclusief de inhuur van externen voor zowel primaire als ondersteunende processen. De personele uitgaven van het kerndepartement zijn door diverse oorzaken € 19,9 miljoen hoger uitgevallen dan voorzien in de begroting 2016. Een aantal noodzakelijke beleidsintensiveringen en enkele grote technische mutaties liggen hieraan ten grondslag. De stijging van € 19,9 miljoen wordt veroorzaakt door zowel een stijging in de uitgaven voor eigen personeel (€ 11,6 miljoen) als door een stijging in de uitgaven voor externe inhuur (€ 6,9 miljoen).

De wijzigingen ten opzichte van de stand ontwerpbegroting 2016 zijn opgenomen en toegelicht in de eerste en tweede suppletoire wet. De uitgaven voor de tijdelijke Projectdirectie Anthonie van Leeuwenhoekterrein (Pd ALt) waren in de oorspronkelijke begroting niet geraamd op artikel 10. Bij eerste suppletoire wet heeft hiervoor een mutatie plaatsgevonden van € 12,2 miljoen. Ook zijn per eerste suppletoire wet middelen beschikbaar gekomen die samenhangen met het in 2015 gesloten CAO akkoord voor de Rijksdienst (€ 6,2 miljoen). In het voorjaar 2016 zijn aan de begroting middelen toegevoegd voor een gerichte intensivering (€ 2 miljoen) op de CIO-office en I-functie binnen VWS. Hierdoor kon er op het gebied van de I-functie beter invulling gegeven worden aan de ondersteuning van beleidsontwikkeling. Daarnaast hebben zich mutaties voorgedaan door incidenteel € 1,4 miljoen hogere uitgaven voor Caribisch Nederland (door de lage wisselkoers van de euro), is er geïntensiveerd op het aantal traineeplaatsen binnen het VWS-concern en zijn er extra middelen toegekend voor het verlengen van de tijdelijke extra inzet op fraudebestrijding en rechtmatige zorg. Een andere grote intensivering behelst een extra inzet op ICT-uitgaven (€ 6,8 miljoen). Voorts hebben er een groot aantal kleine mutaties voorgedaan op het instrument personele uitgaven.

Materiële uitgaven

De materiële uitgaven bij het kerndepartement zijn € 26,1 miljoen hoger uitgevallen dan begroot. De wijzigingen ten opzichte van de stand ontwerpbegroting 2016 zijn opgenomen en toegelicht in de eerste en tweede suppletoire wet. De uitgaven overig materieel zijn € 14,2 miljoen hoger dan begroot. Deze worden net als op de personele uitgaven met name veroorzaakt door uitgaven aan de Projectdirectie Anthonie van Leeuwenhoekterrein (€ 17,4 miljoen). Verder vallen de uitgaven voor de bijdrage aan de SSO’s € 12,2 miljoen hoger uit dan in de ontwerpbegroting geraamd. De hogere uitgaven worden met name veroorzaakt door een aantal technische mutaties die voortkomen uit het doorbelasten van de uitgaven voor SSO’s naar de verschillende onderdelen van VWS. Het gaat daarbij om kosten voor bijvoorbeeld ICT dienstverlening en huisvesting, waarvan de facturen van dit onderdeel centraal worden betaald aan de betreffende SSO’s. In 2016 zijn eveneens structureel middelen voor facilitaire uitgaven overgeboekt naar het Ministerie van Binnenlandse Zaken (€ – 7,4 miljoen).

2.2 Toelichting apparaatsuitgaven inspecties

De apparaatsuitgaven van de inspecties laten per saldo een daling in de realisatie zien van € 3,5 miljoen ten opzichte van de ontwerpbegroting. De post eigen personeel is € 3,6 miljoen lager uitgevallen en de externe inhuur is € 4,1 miljoen hoger uitgevallen dan begroot. Daarnaast zijn de materiële uitgaven lager uitgevallen dan begroot (€ 3,8 miljoen). Deze verschillen zijn het gevolg van interne herschikkingen en technische mutaties voor budgetoverheveling aan het kernministerie voor de uitgaven voor SSO’s.

2.3 Toelichting apparaatsuitgaven SCP en raden

De uitgaven bij het SCP en de Raden zijn op personeel en materieel respectievelijk met € 5,7 miljoen en € 4,2 miljoen hoger uitgevallen dan begroot. Dit wordt onder andere veroorzaakt doordat de financiering van CCMO van artikel 1 naar artikel 10 is overgeheveld (€ 0,4 miljoen). Daarnaast zijn er bij het SCP een aantal desalderingen van circa € 4 miljoen verwerkt. Door het aannemen van extra onderzoeksopdrachten heeft het SCP meer uitgaven gedaan die worden gecompenseerd door hogere ontvangsten van departementen.

Ontvangsten

De ontvangsten op het apparaatsartikel zijn circa € 23,5 miljoen hoger dan geraamd. Dit is onder andere het gevolg van de ontvangsten van Pd ALt (€ 6,3 miljoen) en het afromen van het surplus op het eigen vermogen van het aCBG (€ 4,9 miljoen). Daarnaast zijn er diverse ontvangsten voor detacheringen, ontvangsten van het SCP, UWV en betalingen van enkele uitvoeringsorganisaties aan het kerndepartement voor de inbesteding van dienstverlening.

Apparaatsuitgaven kernministerie 2016 onderverdeeld naar Directoraat-Generaal (Bedragen x € 1.000)
 

Realisatie

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Verschil

Totaal apparaatsuitgaven kerndepartement

206.139

160.066

46.073

Directoraat-generaal Volksgezondheid

26.847

26.695

152

Directoraat-generaal Curatieve zorg

13.690

14.465

– 775

Directoraat-generaal Langdurige zorg

17.326

17.528

– 202

Totaal beleid

60.003

58.688

1.315

Secretaris-generaal / (plaatsvervangend) secretaris-generaal

148.276

101.378

46.898

Als gevolg van afronding kan de som van de delen afwijken van het totaal.

Apparaatskosten agentschappen, ZBO’s en RWT’s (Bedragen x € 1.000)
 

Realisatie

Realisatie

Realisatie

Realisatie

Realisatie

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Verschil

 

2012

2013

2014

2015

2016

2016

2016

Totaal apparaatskosten agentschappen

495.897

444.267

469.183

411.716

433.955

392.918

41.037

               

Agentschap College Ter Beoordeling van Geneesmiddelen

 

35.936

35.430

39.097

41.442

35.750

5.692

Centraal Informatiepunt Beroepen Gezondheidszorg

 

43.561

41.990

45.678

51.852

42.758

9.094

Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu

 

341.784

335.364

326.941

340.661

314.410

26.251

Almata JeugdzorgPlus

 

10.306

4.665

       

JeugdzorgPlus-instelling De Lindenhorst-Almata

 

12.680

51.734

       
               

Totaal apparaatskosten ZBO’s en RWT’s

473.501

481.343

515.786

312.438

300.375

260.278

40.097

               

Zorg Onderzoek Nederland/ Medische Wetenschappen (ZonMw)

6.351

6.181

6.239

6.220

6.006

5.916

90

Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ)

117.320

100.860

122.180

77.811

66.993

72.400

– 5.407

Centraal Administratie Kantoor (CAK)

96.798

98.319

102.156

100.916

100.9161

69.870

31.046

Accommodaties op grond van de Wet op jeugdzorg (exclusief Almata en De Lindenhorst-Almata)

152.300

156.475

166.758

       

Pensioen- en Uitkeringsraad (PUR)

5.540

4.197

3.644

3.160

3.1601

2.900

260

Centrale Commissie voor Mensgebonden Onderzoek (CCMO), inclusief Medisch Ethische Commissies (METC’s)

1.826

1.940

1.802

1.845

2.140

1.788

352

Nederlandse Zorgautoriteit (NZa)

33.366

46.844

47.120

52.756

51.430

55.969

– 4.539

Zorginstituut Nederland (ZiNL)

57.400

64.004

62.928

67.738

67.7381

48.503

19.235

College Sanering Zorginstellingen (CSZ)

2.600

2.523

2.923

1.992

1.9921

2.932

– 940

Stichting Afwikkeling Rechtsherstel Roma Sinti

0

0

36

0

0

0

0

Bovenstaande informatie is bedoeld voor de Staten-Generaal. Aan dit overzicht kunnen geen rechten worden ontleend.

Als gevolg van afronding kan de som van de delen afwijken van het totaal.

X Noot
1

Het betreft realisatie 2015 omdat de controleverklaringen over realisatie 2016 later dan de publicatie worden aangeleverd.

Extracomptabele tabel invulling taakstelling (bedragen x € 1.000)
 

2016

2017

2018

Structureel

Departementale taakstelling (totaal)

16.900

26.200

30.550

30.850

         

Kennisinfrastructuur

       

Preventie, jeugd en sport

3.600

3.600

3.600

3.600

Langdurige zorg

3.300

3.300

3.300

3.300

Curatieve zorg

1.000

1.200

1.200

1.200

Totaal kennisinfrastructuur

7.900

8.100

8.100

8.100

         

Inspecties

       

IGZ

630

1.440

1.800

1.800

IJZ

70

160

200

200

Totaal inspecties

700

1.600

2.000

2.000

         

Agentschappen

       

CIBG

300

800

1.000

1.000

RIVM

4.400

7.900

9.300

9.300

Totaal agentschappen

4.700

8.700

10.300

10.300

         

ZBO's/RWT's

       

CAK

200

500

600

600

ZiNL

500

500

1.200

1.500

ZonMw

300

700

850

850

CIZ

2.600

6.100

7.500

7.500

Totaal ZBO's/RWT's

3.600

7.800

10.150

10.450

Niet-beleidsartikel 11 Nominaal en onvoorzien

1. Inleiding

Dit niet-beleidsartikel heeft een technisch-administratief karakter. Vanuit dit artikel vinden overboekingen van loon- en prijsbijstellingen naar de loon- en prijsgevoelige artikelen binnen de begroting plaats. Ook worden er taakstellingen of extra middelen op dit artikel geplaatst die nog niet aan de beleidsartikelen zijn toegedeeld.

2. Tabel budgettaire gevolgen van beleid
Begrotingsuitgaven (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie

Realisatie

Realisatie

Realisatie

Realisatie

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Verschil

 

2012

2013

2014

2015

2016

2016

2016

Verplichtingen

0

0

0

0

0

– 14.967

14.967

               

Uitgaven

0

0

0

0

0

– 15.009

15.009

               

1. Loonbijstelling

 

0

0

0

0

673

– 673

– waarvan programma

 

0

0

0

0

673

– 673

– waarvan apparaat

 

0

0

0

0

0

0

2. Prijsbijstelling

 

0

0

0

0

1.715

– 1.715

– waarvan programma

 

0

0

0

0

1.715

– 1.715

– waarvan apparaat

 

0

0

0

0

0

0

3. Onvoorzien

 

0

0

0

0

0

0

4. Taakstelling

 

0

0

0

0

– 17.397

17.397

               

Ontvangsten

0

0

0

0

0

5.000

– 5.000

Bovenstaande informatie is bedoeld voor de Staten-Generaal. Aan dit overzicht kunnen geen rechten worden ontleend.

Als gevolg van afronding kan de som van de delen afwijken van het totaal.

3. Toelichting op de instrumenten

Loonbijstelling

Op dit onderdeel wordt de loonbijstelling verwerkt in het kader van algemene salarismaatregelen, incidentele loonontwikkeling en overige specifieke maatregelen op het gebied van arbeidsvoorwaarden en premies sociale zekerheid. De door het Ministerie van Financiën bij eerste suppletoire wet toegekende loonbijstelling tranche 2016 (circa € 36,4 miljoen) is aan dit artikelonderdeel toegevoegd en vervolgens aan de begrotingsartikelen toegedeeld. De niet benodigde loonbijstelling tranche 2015 (€ 0,7 miljoen) is ingezet ter dekking van VWS-brede problematiek.

Prijsbijstelling

Op dit onderdeel worden de in het kader van de prijsbijstelling ontvangen bedragen geboekt totdat toerekening plaatsvindt aan prijsgevoelige begrotingsartikelen. De bij ontwerpbegroting beschikbare prijsbijstelling tranche 2015 (circa € 2,2 miljoen) en de door het Ministerie van Financiën bij eerste suppletoire wet toegekende prijsbijstelling tranche 2016 (circa € 1,6 miljoen) zijn bij eerste respectievelijk tweede suppletoire wet ingezet voor het VWS-brede budgettaire beeld.

Taakstelling

Op dit onderdeel worden taakstellingen geboekt in afwachting van concrete invulling ervan en inboeking op de betreffende begrotingsartikelen. De in de begroting 2016 opgenomen taakstelling betrof grotendeels de taakstellende onderuitputting die op de VWS-begroting is ingeboekt.

De taakstelling voor 2016 (€ 17,4 miljoen) is bij tweede suppletoire wet 2016 ingevuld.

Ontvangsten

De ontvangstenraming van VWS is bij de voorjaarsbesluitvorming in 2010 structureel verhoogd met € 5 miljoen. Bij de tweede suppletoire wet 2016 is de taakstelling op de ontvangsten ingevuld.

6. BEDRIJFSVOERINGPARAGRAAF VWS JAARVERSLAG 2016

Deze paragraaf gaat in op de vaste elementen uit de Rijksbegrotingsvoorschriften voor de bedrijfsvoeringparagraaf. De paragraaf heeft voor het overige het karakter van een uitzonderingsrapportage.

Paragraaf 1 – Uitzonderingsrapportage

Rechtmatigheid

De tolerantiegrens van onzekerheden met betrekking tot de rechtmatigheid van artikel 4 Zorgbreed beleid is overschreden. Deze overschrijding wordt veroorzaakt door een onzekerheid over de in 2016 vastgestelde uitgaven 2015 van Caribisch Nederland. De onzekerheid bedraagt € 103,3 miljoen. Het totaal van de onzekerheid op dit artikel bedraagt € 103,3 miljoen. Dit is een overschrijding van de rapporteringstolerantie met € 76,6 miljoen (287% van de tolerantie).

Momenteel vindt onderzoek plaats naar mogelijke onrechtmatigheden met betrekking tot de subsidieverstrekking aan abortusklinieken over 2015.

Overzicht overschrijdingen rapporteringstoleranties onzekerheden Artikel 4 Zorgbreed Beleid

Rapporteringstolerantie (1)

Verantwoord bedrag in € (omvangsbasis) (2)

Rapporteringstolerantie voor onzekerheden in € (3)

Bedrag aan onzekerheden in € (4)

Percentage aan onzekerheden t.o.v. verantwoord bedrag (5) = (4)/(2)*100%

Artikel 4 uitgaven/ontvangsten

€ 890.824.000

€ 26.724.720

€ 103.300.000

11,6%

Totstandkoming niet-financiële verantwoordingsinformatie

Er zijn geen belangrijke tekortkomingen geconstateerd bij de totstandkoming van de informatie over beleid en bedrijfsvoering. Het totstandkomingsproces inzake informatie over prestatie-indicatoren en kengetallen, dat onderdeel is van de informatie over beleid en bedrijfsvoering, voldoet aan de daaraan te stellen eisen. De Auditdienst Rijk constateert dat de totstandkoming van het jaarverslag, en dan met name de onderbouwing van de artikelgewijze toelichting, aandacht verdient.

Financieel en materieel beheer

Beheer en controle Caribisch Nederland

VWS heeft de verantwoording over 2015 van het Zorgverzekeringskantoor (ZVK) ontvangen. De verantwoording gaat vergezeld van een controleverklaring en een accountantsverslag. De externe onafhankelijke accountant is van oordeel dat de verantwoording van het ZVK een getrouw beeld geeft. De accountant heeft geen oordeel gegeven omtrent de rechtmatigheid van de jaarrekening 2015 van het ZVK. Daarbij zij opgemerkt, dat de opzet en uitvoering van het beheer vanuit VWS richting het ZVK sinds 2015 op orde zijn. De opzet en uitvoering van het beheer van het ZVK zelf is grotendeels op orde maar krijgt permanente aandacht om het beheer op niveau te houden. Wat resteert en het vaststellen van de rechtmatigheid van de uitgaven belemmert, is vooral het afsluiten van een contract met de grootste zorgaanbieder, het ziekenhuis op Bonaire. VWS heeft inmiddels besloten zelf met het ziekenhuis in overleg te gaan. Binnenkort zal duidelijk worden of dat tot succes heeft geleid.

Pgb-trekkingsrechten

De invoering van het trekkingsrecht in 2015 is niet zonder problemen verlopen. Bij de uitbetalingen aan zorgverleners door de Sociale Verzekeringsbank (SVB) zijn vertragingen ontstaan, waardoor niet alle betalingen tijdig en juist hebben plaatsgevonden. Het jaar 2015 stond daarom in het teken van herstel. In 2016 is ketenbreed gewerkt aan het verder stabiliseren en verbeteren van het systeem van trekkingsrecht (TK 25 657, nr. 235).

Over de voortgang binnen het systeem van trekkingsrecht is de Kamer regulier geïnformeerd. De laatste voortgangsrapportage is op 2 november aan de Tweede Kamer verzonden (TK 25 657, nr. 273). In deze voortgangsrapportages is te lezen dat de betalingen gedurende geheel 2016 stabiel waren. Bovendien is vanaf november 2016 de totale set reguliere controles uitgevoerd, hetgeen bijdraagt aan de controledoelstelling van het trekkingsrecht (TK 25 657, nr. 261). Tevens zijn structurele verbeteringen voor het trekkingsrecht ingezet, waarbij het op nieuwe wijze ontwikkelen van een portaal, vergaand standaardiseren en digitaliseren en het doen van noodzakelijke investeringen bij de SVB voorop staan (TK 25 657, nr. 249). Over de totstandkoming van dit portaal is de Kamer op 16 december 2016 geïnformeerd (TK 25 657, nr. 275). Deze maatregelen dragen bij aan de verdere stabilisering en verbetering van het trekkingsrecht pgb voor de budgethouders.

Externe inhuur

De Auditdienst Rijk constateert dat het overzicht externen ordelijk en controleerbaar tot stand is gekomen. Bij alle onderdelen van VWS blijft de inhuur onder de norm van 10%, behalve bij het agentschap CIBG. Door een hoog percentage inhuur externen bij het CIBG is er bij VWS als geheel een lichte overschrijding (0,7%). Het CIBG heeft gezien de aard van zijn werkzaamheden (rijksbrede taak in het kader van het bijhouden van diverse registers) extra inhuur moeten laten plaatsvinden om een noodzakelijk IT-platform te ontwikkelen en de bestaande digitale registers up-to-date te houden.

Inkoopbeheer

VWS heeft in 2016 een nieuwe AO/IC Inkoopbeheer ingevoerd. De AO/IC Inkoopbeheer bevat een samenhangende set aan beheersingsmaatregelen om aantoonbaar volgens de geldende regelgeving in te kopen. Deze AO/IC is vormgegeven volgens een PDCA-cyclus die het lerend vermogen binnen de organisatie stimuleert.

Ten aanzien van de objectieve leverancierskeuze zijn in afstemming met de betrokken InkoopUitvoeringscentra (IUC’s) afspraken gemaakt over de wijze waarop leveranciers objectief worden gekozen en hoe de motivatie moet worden vastgelegd. In 2017 wordt een nieuw afsprakenpakket van kracht, welke merendeels al binnen VWS is geïmplementeerd. Op basis hiervan worden analyses gemaakt op de inkoopopdrachten om nog meer inzicht te bieden in het leveranciersbestand van VWS, de belangrijkste producten en diensten en de wijze waarop VWS de opdrachten op de markt plaatst. Als hier aanleiding voor is, zal VWS nieuwe strategieën ontwikkelen en/of wijzigingen doorvoeren in de AO/IC Inkoopbeheer.

Overige aspecten van de bedrijfsvoering

Informatiebeveiliging

De informatieverwerkende systemen binnen VWS met de bijbehorende organisatie en processen zijn ingericht overeenkomstig de rijksnormen voor informatiebeveiliging, zoals samengevat in de Baseline Informatiebeveiliging Rijksdienst. Hierover heeft VWS in februari 2017 een In Control-verklaring afgeven aan het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. De punten waar de inrichting nog verbetering behoeft, zijn per organisatieonderdeel gesignaleerd en zijn opgenomen in verbeterplannen. Hierbij komen geen grote of onacceptabele risico’s in beeld. VWS is voor een belangrijk deel van zijn infrastructuur en beheer van bedrijfsapplicaties afhankelijk van de Shared Service Organisaties (SSO). De kwaliteit van de dienstverlening wordt onderbouwd met een jaarlijkse In Control-verklaring die SSO-ICT afgeeft.

Paragraaf 2 – Rijksbrede bedrijfsvoeringsonderwerpen

Het M&O-beleid

Fraudebestrijding in de zorg: VWS werkt samen met zorgaanbieders, zorgverzekeraars, gemeenten, handhavingspartijen, patiënten- en cliëntenorganisaties aan het voorkomen en aanpakken van fouten en fraude in de zorg. In het voorjaar van 2015 heeft de programmadirectie Fraudebestrijding Zorg van VWS in nauw overleg met betrokken partijen het programmaplan «Rechtmatige Zorg: aanpak fouten en fraude 2015–2018» opgesteld dat op 27 maart 2015 aan de Tweede Kamer is aangeboden (TK 28 828, nr. 89). VWS zet hiermee in op het realiseren van de totstandkoming, implementatie en monitoring van een ketenbrede aanpak voor preventie, toezicht, opsporing en vervolging op het gebied van fraude, oneigenlijk gebruik en onrechtmatig declareren in de zorg. In het hiervoor genoemde programmaplan zijn doelstellingen en activiteiten opgenomen die zijn gerangschikt naar vier thema’s: ketenbrede samenwerking, preventie, controle en handhaving.

In de vijfde voortgangsrapportage Rechtmatige Zorg (TK 28 828, nr. 98), die in oktober 2016 aan de Tweede Kamer is aangeboden, zijn de activiteiten en behaalde resultaten ten aanzien van de versterking van rechtmatige zorg over het afgelopen jaar nader toegelicht. Enkele voorbeelden betreffen de start van het Centraal Meldpunt Zorgfraude (CMZF) bij de NZa, de organisatie van het tweede congres Rechtmatige Zorg op 29 november 2016, de ontwikkeling van een handreiking voor zorgprofessionals om hen handvatten te geven hoe om te gaan met vermoedens van fouten of fraude binnen hun organisatie, de mogelijkheid tot de inzet van een onafhankelijk deskundig arts (ODA) bij strafrechtelijke onderzoeken en de uitbreiding van de capaciteit voor toezicht, opsporing en vervolging.

Zorgtoeslag: voor de uitvoering van het M&O-beleid voor de zorgtoeslag wordt verwezen naar het jaarverslag van het Ministerie van Financiën.

Grote ICT-projecten

In 2016 kende VWS één project met een meerjarenbegroting boven de € 5 miljoen. Het betreft het project Marjolein. Het project Marjolein (het digitale documentmanagementsysteem van VWS) is al een aantal jaren in uitvoering, maar is vanwege veranderde criteria vanaf 2015 als «Groot ICT-project» geclassificeerd. Het project Marjolein is in 2016 afgerond. Door middel van het Rijks ICT-Dashboard is het lopende project aan de Tweede Kamer gerapporteerd.

Betaalgedrag

EZ heeft per 1 januari 2016 de norm voor binnen dertig dagen betalen van handelsfacturen verhoogd van 90% naar 95%. VWS heeft in 2016 een percentage gerealiseerd van 92,8%. In het begin van 2016 is er sprake geweest van een dip in de tijdigheid van betaalde facturen. Hier lagen verschillende oorzaken aan ten grondslag waaronder de aansluiting van het Ministerie van OCW op het FDC (Financieel DienstenCentrum) en het niet tijdig communiceren van de hoge norm van 95% door het Ministerie van EZ aan de departementen. Desalniettemin heeft VWS in samenwerking met het FDC diverse acties in gang gezet om de doorlooptijden van facturen te verbeteren. Te denken valt aan extra inzet op het gebruik van «intelligent» scannen, e-facturering, light betalen en het aanzetten van de technische koppeling tussen het inkoopsysteem DigiInkoop en het financiële systeem SAP 3F. Alle ingezette acties zijn erop gericht om elke factuur op tijd te betalen.

Venootschapsbelasting

Per 1 januari 2016 is door modernisering van de Wet op de vennootschapsbelasting (Vpb) voor de overheid in bepaalde gevallen een Vpb-plicht ontstaan met bijbehorende administratie- en aangifteplicht. De toets of sprake is van een Vpb-plicht vindt plaats op het niveau van de activiteiten. Er zijn ter implementatie van de Vpb stappen gezet om per VWS-onderdeel in kaart te brengen welke activiteiten tot een eventuele Vpb-plicht leiden. Hieruit blijkt dat VWS Vpb-plichtig is. De werkzaamheden voor de bepaling van de omvang van de Vpb-plicht lopen nog. Daarom kan bij het opmaken van het Jaarverslag van VWS per 15 maart 2017 nog geen inschatting worden gemaakt van de omvang van de fiscale Vpb-positie van VWS.

Het Audit Committee

Het Audit Committee is in 2016 vier keer bijeen geweest. De reguliere producten uit de jaarlijkse verantwoording van VWS en controles zijn geagendeerd en besproken. Het Audit Committee heeft daarnaast over specifieke onderwerpen gesproken, zoals het risicomanagement, de doorlichting van de financiële functie van VWS, de beleidsinformatie in de begroting en het jaarverslag alsmede de nieuwe AO/IC Inkoopbeheer.

C. JAARREKENING

7. DEPARTEMENTALE VERANTWOORDINGSSTAAT

Departementale verantwoordingsstaat van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) (bedragen x € 1.000)
   

(1)

(2)

(3=2–1)

Artikel

Omschrijving

Oorspronkelijke vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil realisatie en oorspronkelijke vastgestelde begroting

   

Verplichtingen

Uitgaven

Ontvangsten

Verplichtingen

Uitgaven

Ontvangsten

Verplichtingen

Uitgaven

Ontvangsten

 

Totaal

14.395.464

14.556.514

174.663

14.487.963

15.192.599

1.011.279

92.499

636.085

836.616

                     
 

Beleidsartikelen

14.133.942

14.295.019

164.306

14.158.460

14.869.542

981.795

24.518

574.523

817.489

1

Volksgezondheid

606.939

613.156

10.903

600.651

595.127

16.001

– 6.288

– 18.029

5.098

2

Curatieve zorg

4.098.913

4.188.457

60.955

3.640.438

4.236.316

152.126

– 458.475

47.859

91.171

3

Langdurige zorg en ondersteuning

3.643.306

3.644.801

3.441

3.783.240

3.708.112

31.887

139.934

63.311

28.446

4

Zorgbreed beleid

829.432

871.197

4.858

937.310

879.449

11.375

107.878

8.252

6.517

5

Jeugd

126.154

126.154

82.508

120.532

97.631

42.192

– 5.622

– 28.523

– 40.316

6

Sport en bewegen

106.757

128.813

740

58.865

65.225

312

– 47.892

– 63.588

– 428

7

Oorlogsgetroffenen en Herinnering Wereldoorlog II

290.109

290.109

901

37.118

307.376

4.820

– 252.991

17.267

3.919

8

Tegemoetkoming specifieke kosten

4.432.332

4.432.332

0

4.980.306

4.980.306

723.082

547.974

547.974

723.082

                     
 

Niet-beleidsartikelen

261.522

261.495

10.357

329.503

323.057

29.484

67.981

61.562

19.127

9

Algemeen

27.336

27.336

0

18.689

21.399

597

– 8.647

– 5.937

597

10

Apparaatsuitgaven

249.153

249.168

5.357

310.814

301.658

28.887

61.661

52.490

23.530

11

Nominaal en onvoorzien

– 14.967

– 15.009

5.000

0

0

0

14.967

15.009

– 5.000

8. SAMENVATTENDE VERANTWOORDINGSSTAAT AGENTSCHAPPEN

De samenvattende verantwoordingsstaat agentschappen

Naam Agentschap

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

(1)

Realisatie

(2)

Verschil realisatie en begroting

(3)=(2)-(1)

Realisatie t-1

(4)

Agentschap College ter Beoordeling van Geneesmiddelen

   

Totaal baten

40.000

48.565

8.565

46.749

Totaal lasten

40.000

43.229

3.229

41.556

Saldo van baten en lasten

0

5.336

5.336

5.193

         

Totaal kapitaalontvangsten

0

0

0

0

Totaal kapitaaluitgaven

– 1.500

– 5.950

– 4.450

– 111

         

Centraal Informatiepunt Beroepen Gezondheidszorg

   

Totaal baten

45.333

57.108

11.775

49.132

Totaal lasten

45.333

58.077

12.744

48.995

Saldo van baten en lasten

0

– 969

– 969

137

         

Totaal kapitaalontvangsten

6.000

6.000

0

0

Totaal kapitaaluitgaven

– 7.200

– 10.634

– 3.434

– 9.421

         

Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu

   

Totaal baten

317.370

351.806

34.436

336.838

Totaal lasten

317.370

351.595

34.225

331.213

Saldo van baten en lasten1

0

211

211

5.625

         

Totaal kapitaalontvangsten

0

333

333

4

Totaal kapitaaluitgaven

– 2.9602

– 2.845

– 115

– 10.955

X Noot
1

Het bedrag is exclusief Vpb. Zie de agentschapsparagraaf RIVM.

X Noot
2

In de begroting 2016 is abusievelijk dit bedrag opgenomen onder kapitaalontvangsten. Conform de agentschapsparagraaf RIVM is dit een kapitaaluitgaven.

9. JAARVERANTWOORDINGEN AGENTSCHAPPEN PER 31 DECEMBER 2016

1. Agentschap College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (aCBG)

Staat van baten en lasten van het baten-lastenagentschap aCBG over het jaar 2016 (bedragen x € 1.000)
 

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

(1)

Realisatie

(2)

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

(3 = 2–1)

Realisatie 2015

Baten

       

Omzet moederdepartement

225

3.209

2.985

192

Omzet overige departementen

612

700

88

683

Omzet derden

39.163

44.421

5.258

45.867

Rentebaten

0

2

2

7

Vrijval voorzieningen

0

0

0

0

Bijzondere baten

0

233

233

0

         

Totaal baten

40.000

48.565

8.565

46.749

         

Lasten

       

Apparaatskosten

35.750

41.442

5.692

39.097

– Personele kosten

23.500

29.390

5.890

26.110

Waarvan eigen personeel

21.500

23.990

2.490

22.961

Waarvan externe inhuur1

2.000

3.929

1.929

3.149

Waarvan overige personele kosten

 

1.471

   

– Materiële kosten

12.250

12.052

– 198

12.987

Waarvan apparaat ICT

2.000

3.495

1.495

3.750

Waarvan bijdrage aan SSO

0

0

0

0

Waarvan overige materiële kosten

 

8.557

   

ZBO College

750

713

– 37

710

Rentelasten

0

0

0

0

Afschrijvingskosten

3.500

1.074

– 2.426

1.749

– immaterieel

1.000

188

– 812

568

– materieel

2.500

886

– 1.614

1.181

Overige lasten

0

0

0

0

– dotaties voorzieningen

0

0

0

0

– bijzondere lasten

0

0

0

0

         

Totaal lasten

40.000

43.229

3.229

41.556

Saldo van baten en lasten

0

5.336

5.336

5.193

X Noot
1

Het begrip externe inhuur in dit overzicht heeft een ruimere definitie dan het begrip van externe inhuur dat gehanteerd wordt voor de berekening van de procentuele norm «maximaal toegestane externe inhuur».

Toelichting op de staat van baten en lasten

Resultaat

Het aCBG heeft over 2016 een positief resultaat behaald van € 5,3 miljoen. Zowel de omzet bij Centrale procedures via het European Medicines Agency (EMA) als bij Decentrale procedures (DCP’s) zijn substantieel hoger uitgevallen dan verwacht. Hoewel ook de kosten hoger zijn uitgevallen dan begroot, is de toename van de kosten substantieel achtergebleven bij de toegenomen omzet. Daarnaast is een deel van de verwachte extra uitgaven op ICT-gebied achter gebleven bij de planning. Wat uiteindelijk het genoemde resultaat over 2016 heeft opgeleverd.

Baten

De omzet moederdepartement bestaat uit de bijdrage van het moederdepartement voor werkzaamheden inzake nieuwe voedingsmiddelen en een vergoeding voor werkzaamheden als bevoegde instantie. Dit laatste betreft het marginaal toetsen van klinische studies inzake geneesmiddelen in die gevallen waarin de Centrale Commissie Mensgebonden Onderzoek (CCMO) de eerste beoordelende instantie is. Op verzoek van het Ministerie van VWS voert het aCBG dan de wettelijk verplichte taak van tweede beoordelende instantie uit.

Daarnaast heeft aCBG is 2016 een eenmalige overheveling van € 3 miljoen uit het resultaat van vorig jaar terug ontvangen van VWS, ter dekking van kosten inzake het EU-voorzitterschap, ICT-investeringen en de gezamenlijke bijdrage voor ICT-investeringen van stichting Lareb. Van de eenmalige overheveling is in 2016 € 2,6 miljoen besteed. Het resterende deel zal in 2017 besteed worden.

De omzet overige departementen betreft werkzaamheden die door het aCBG op grond van afspraken met het Ministerie van Economische Zaken zijn verricht. Het gaat hierbij om specifieke activiteiten die het Bureau Diergeneesmiddelen van het aCBG verricht op het terrein van veterinaire geneesmiddelen.

Daarnaast heeft het aCBG een aantal beoordelingswerkzaamheden uitgevoerd voor het RIVM.

De post omzet derden bestaat uit jaarvergoedingen en de vergoedingen voor de beoordeling van geneesmiddelen. Jaarvergoedingen bestaan uit vergoedingen voor instandhouding van de inschrijving van een humaan of veterinair farmaceutisch product in het register. Voor het beoordelen van nieuwe geneesmiddelen en het beoordelen van wijzigingen op bestaande geneesmiddelen brengt het aCBG op basis van de Geneesmiddelenwet en de regeling Diergeneesmiddelen daarvoor vastgestelde tarieven in rekening.

De omzet derden is per saldo hoger dan begroot door de hiervoor bij het resultaat al genoemde hogere baten uit Centrale procedures, decentrale procedures en jaarvergoedingen.

De rentebaten hebben betrekking op de rente over deposito’s, rekening-courantsaldi Rijkshoofdboekhouding en betaalde rente door debiteuren met achterstallige betalingen.

Lasten

De personele kosten zijn € 5,9 miljoen hoger dan begroot. Dit is het gevolg van toegenomen aantal medewerkers, zowel intern als extern, benodigd voor de uitvoering van de toegenomen beoordelingswerkzaamheden. Onder de personele kosten zijn tevens de kosten van uitzendkrachten, werving en selectie, scholing, reiskosten en wachtgelden opgenomen.

De materiële kosten zijn per saldo € 0,2 miljoen lager uitgevallen dan begroot. Op totaal niveau waren de materiele kosten lager dan verwacht. De ICT kosten vallen echter € 1,5 miljoen hoger uit dan begroot. Het overgrote deel van deze toename is te wijten aan het inhalen van uitgestelde ICT-uitgaven. Daarnaast zijn alle data- en communicatiekosten toegenomen als gevolg van de uitbreiding van de bezetting. De materiële kosten hebben betrekking op automatisering, bureaukosten, huur- en servicekosten voor het pand in Utrecht, onderzoek RIVM en de bijdrage aan de subsidie voor de Stichting Lareb (€ 2,9 miljoen).

De afschrijvingskosten blijven als gevolg van de uitgestelde investeringen in voorgaande jaren lager dan begroot.

De kosten van het ZBO College bestaan uit een schadeloosstelling, vacatiegelden, vergaderkosten en reis- en verblijfkosten voor de leden van het College.

Balans van het baten-lasten agentschap aCBG per 31 december 2016
(bedragen x € 1.000)
 

Balans per

Balans per

 

31-12-2016

31-12-2015

Activa

   

Immateriële vaste activa

12

200

Materiële vaste activa

2.337

2.146

grond en gebouwen

545

1.072

–  installaties en inventarissen

1.792

1.074

– overige materiële vaste activa

0

0

Vlottende activa

22.587

22.008

– Voorraden

0

0

– Debiteuren

4.653

4.307

– Overige vorderingen en overlopende activa

657

631

– Liquide middelen

17.277

17.070

     

Totaal activa

24.936

24.354

     

Passiva

   

Eigen vermogen

7.388

6.926

– exploitatiereserve

2.052

1.733

– onverdeeld resultaat

5.336

5.193

Voorzieningen

0

0

Leningen bij het Ministerie van Financiën

0

0

Kortlopende schulden

17.548

17.428

– Crediteuren

1.212

1.062

– Overige verplichtingen en overlopende passiva

16.336

16.366

     

Totaal passiva

24.936

24.354

Toelichting op de balans

Onderlinge vorderingen/schulden

Per 31-12-2016 hebben de volgende vorderingen/schulden betrekking op ministeries en agentschappen: debiteuren € 0,18 miljoen (VWS € 0,02 miljoen), overige vorderingen € 0,28 miljoen, liquide middelen € 17,28 miljoen, crediteuren € 0,31 miljoen en Overige verplichtingen en overlopende passiva € 1,34 miljoen (VWS € 0,55 miljoen).

Debiteuren

Het debiteurensaldo is met 6,4% toegenomen. Deze stijging is grotendeels toe te wijzen aan de debiteurenpositie van de Europese geneesmiddelen autoriteit EMA.

Het debiteurensaldo is met 6,4% toegenomen. Het debiteuren saldo van de Europese geneesmiddelen autoriteit (EMA) is met circa € 1,3 miljoen toegenomen, dit is een stijging van 70% ten opzichte van 2015. Het saldo van de overige debiteuren is afgenomen.

Eigen vermogen

Het resultaat over 2016 van € 5,3 miljoen is aan het eigen vermogen toegevoegd. Daarnaast heeft er een uitkering aan het moederdepartement plaatsgevonden van € 4,9 miljoen. Het eigen vermogen ultimo 2016 komt daarmee op € 7,4 miljoen.

Het maximaal toegestane eigen vermogen ultimo 2016 bedraagt circa € 2,24 miljoen (5% van de gemiddelde omzet over 2014 tot en met 2016). Het overschot aan eigen vermogen wordt volgens de agentschapsregels afgeroomd door het moederdepartement (VWS) bij de eerste suppletoire wet.

Vooruit ontvangen / Nog te betalen

Het aCBG ontvangt de verschuldigde vergoeding voor aanvragen voordat alle werkzaamheden verricht zijn. Dit leidt tot een onderhandenwerk positie op de balans van € 11,7 miljoen. Het resterende saldo bestaat uit reserveringen voor nog te ontvangen facturen, vakantiegeld en eindejaaruitkering voor het personeel en overige schulden.

Kasstroomoverzicht van het baten-lastenagentschap aCBG 2016 (bedragen x € 1.000)

Omschrijving

Vastgestelde begroting

(1)

Realisatie

(2)

Verschil realisatie en vastgestelde begroting

(3)=(2)-(1)

1. Rekening-courant RHB 1 januari 2016 + stand depositorekeningen

11.309

17.070

5.761

2a. Totaal ontvangsten operationele kasstroom (+)

 

49.650

 

2b. Totaal uitgaven operationele kasstroom (-/-)

 

43.493

 

2. Totaal operationele kasstroom

1.500

6.157

4.657

3a. Totaal investeringen (-/-)

– 1.500

– 1.076

424

3b. Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)

0

 

0

3. Totaal investeringskasstroom

– 1.500

– 1.076

424

4a. Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-)

0

– 4.874

– 4.874

4b. Eenmalige storing door het moederdepartement (+)

0

0

0

4c. Aflossingen op leningen (-/-)

0

0

0

4d. Beroep op leenfaciliteit (+)

0

0

0

4. Totaal financieringskasstroom

0

– 4.874

– 4.874

Rekening-courant RHB 31-12-2016+ stand depositorekeningen (=1+2+3+4)

11.309

17.277

5.968

Toelichting op het kasstroomoverzicht

De liquiditeitspositie is toegenomen ten opzichte van vorig jaar en ten opzichte van de begroting. Dit is te danken aan het positieve jaarresultaat en lagere investeringen en ondanks de eenmalige uitkering aan het moederdepartement en de afname van de schuld positie.

Overzicht doelmatigheidsindicatoren van het baten-lastenagentschap aCBG per 31 december 2016
 

2013

2014

2015

2016

Oorspronkelijke begroting 2016

Generiek

         

1. Tarieven/ uur

85

83

85

78

85

2. Omzet per productgroep (bedragen * € 1.000)

         

– Beoordelen van nationale aanvragen

2.118

1.922

1.554

1.786

2.000

– Beoordelen van Europese aanvragen: centraal

4.789

7.079

8.769

9.256

5.600

– Beoordelen van Europese aanvragen: MRP

328

251

496

740

400

– Beoordelen DCP’s

9.783

7.448

12.762

9.821

10.213

– Beoordelen van homeopathische aanvragen, kruiden en nieuwe voedingsmiddelen

47

70

49

62

250

– Bureau diergeneesmiddelen

2.252

2.819

2.740

2.450

2.300

– Jaarvergoedingen en bijdragen

17.411

18.594

19.414

20.146

18.400

– Overig

– 593

83

83

4.304

0

Totaal omzet

36.135

38.266

45.867

48.565

39.163

3. Totaal aantal fte (exclusief externe inhuur)

261

262

288

308

280

4. Saldo van baten en lasten (% van de baten)

– 5,54%

1,79%

11,11%

11,40%

0%

           

Kwaliteitsindicatoren

         

1. Aantal gegronde klachten

24

27

14

19

32

2. Aantal zaken per fte

93

87

85

68

86

Toelichting doelmatigheidsindicatoren

Tarieven per uur

Het gemiddelde uurtarief wordt bijgehouden om de kostenefficiency aan te tonen. Deze indicator is een gemiddelde over alle functies waarbij naar het primaire proces wordt gekeken (exclusief onderzoekskosten). Het aCBG hanteert producttarieven en geen uurtarieven.

Het uurtarief is in 2016 lager uitgevallen dan eerdere jaren. Dit komt voornamelijk door dat er in de berekenmethode uitgegaan wordt van aantal fte aan het einde van het jaar. Echter zijn veel nieuwe fte pas in de tweede helft van 2016 ingevuld. Als een gewogen gemiddelde gehanteerd wordt ligt het uurtarief in lijn met eerdere jaren.

Omzet per productgroep

De omzet per productgroep geeft inzicht in de samenstelling van de omzet derden van het aCBG. Er is sprake van een structurele verschuiving van beoordelingen op nationaal niveau naar beoordelingen op Europees niveau. De verwachting is dat deze trend zich in de komende jaren zal voortzetten.

Totaal aantal fte

Het totaal aantal fulltime-equivalenten (fte) werkzaam bij het aCBG per 31 december van het jaar, exclusief externe inhuur.

Saldo van baten en lasten (% van de baten)

De ontwikkeling van het procentuele saldo is een weergave van de realisatie, zoals de afgelopen jaren in de jaarrekening gepresenteerd.

Aantal gegronde klachten

Het aantal gegronde klachten wordt bijgehouden om inzicht te krijgen in de geleverde kwaliteit van de productie. In 2016 zijn 22 klachten binnengekomen. Hiervan zijn 19 klachten gegrond verklaard. De klachten betreffen voornamelijk opmerkingen van registratiehouders over het reguliere/primaire proces van het aCBG.

Aantal zaken per fte

Het aantal zaken per fulltime-equivalent wordt bijgehouden om de efficiency van de productie inzichtelijk te maken.

Het aantal zaken per fte is sterk gedaald ten opzichte van eerdere jaren. Dit komt door de toename van het aantal fte en een afname van het aantal afgehandelde zaken. Er is sprake van een toename van het aantal complexe zaken, dit geeft een vertekend beeld van de behaalde efficiency.

2. Centraal Informatiepunt Beroepen Gezondheidszorg (CIBG)

Staat van baten en lasten van het baten-lastenagentschap CIBG over het jaar 2016 (bedragen x € 1.000)
 

Vastgestelde begroting (1)

Realisatie (2)

Verschil realisatie en vastgestelde begroting (3)=(2)-(1)

Realisatie 2015 (4)

Baten

       

Omzet moederdepartement

18.655

23.100

4.445

22.860

Omzet overige departementen

4.088

10.091

6.003

4.835

Omzet derden

22.590

23.916

1.326

21.436

Rentebaten

1

1

1

Vrijval voorzieningen

Bijzondere baten

         

Totaal baten

45.333

57.108

11.775

49.132

         

Lasten

       

Apparaatskosten

42.758

51.852

9.094

45.678

– personele kosten

19.348

24.188

4.840

20.346

waarvan eigen personeel

17.370

17.486

116

15.783

waarvan externe inhuur

1.978

3.676

1.698

2.903

waarvan overige personele kosten

3.026

3.026

1.660

– materiële kosten

23.410

27.664

4.254

25.332

waarvan apparaat ICT

6.916

5.861

– 1.055

6.446

waarvan bijdrage aan SSO’s

3.900

3.856

– 44

3.440

waarvan overige materiële kosten

12.594

17.947

5.353

15.446

Rentelasten

100

2

– 98

5

Afschrijvingskosten

2.475

6.223

3.748

3.312

– immaterieel

2.465

6.215

3.750

3.299

– materieel

10

8

– 2

13

Overige lasten

– dotaties voorzieningen

   

– bijzondere lasten

Totaal lasten

45.333

58.077

12.744

48.995

Resultaat uit gewone bedrijfsuitoefening voor belastingen

0

– 969

– 969

137

Agentschapsdeel Vpb lasten

PM

PM

Resultaat na belastingen

PM

PM

137

Toelichting bij de staat van baten en lasten

Algemeen

Het negatieve resultaat wordt o.a. veroorzaakt door een lagere instroom in het BIG-register, door hogere kosten van het klantcontactcentrum en door onvoorziene meerkosten van rijksbrede ICT. Voor de oorzaken van het tekort zijn maatregelen genomen om dit in de toekomst te voorkomen.

Omzet moederdepartement

De omzet moederdepartement is hoger dan begroot in verband met aanvullende niet in de begroting opgenomen taken en projecten. Dit betreft o.a. BIG, taskforce WNT, LRZA, optimalisatie UZI-register en de uitgaven ten behoeve van uitvoering van de I-strategie, waarvoor aanvullende middelen beschikbaar zijn gesteld.

Omzetspecificatie naar productgroep

Product

Tarief in €

Geraamde productie aantallen

Realisatie productie aantallen

Meer/minder opbrengst in € x 1.000

Opbrengst in €1 x 1.000 incl. correctie

Vakbekwaamheid

         

Verklaring

4.982

550

567

8

2.748

           

Farmatec

         

Uitvoering WGP

320.000

2

2

 

640

Uitvoering GVS

35.000

12

12

 

420

           

IGZ

         

In/Uitvoer Opiaten

– 20

4.500

6.461

– 7

– 97

Exportverklaringen

138

1.950

2.538

14

284

Exportcertificaten

4,67

1.800

2.483

1

9

           
           

Donorregister

         

Beschikking

11,90

200.000

417.447

506

2.886

           
           

Subtotaal P*Q

       

6.890

           

Exploitatiebijdragen

       

15.723

Bijdrage afschrijving

       

487

           

Totaal

       

23.100

X Noot
1

Berekening van de meer- of minderproductie heeft plaatsgevonden conform de in de raamafspraken met de opdrachtgevers vastgestelde afrekensystematiek.

Omzet overige departementen

De stijging is met name gerelateerd aan de afschrijving van Continue Screening Kinderopvang en de toegenomen activiteiten rondom de ontwikkeling van onderwijsregisters.

Omzet derden

  • Hogere omzet bij Bureau Medicinale Cannabis: de omzet van medicinale cannabis is zowel nationaal als internationaal toegenomen, de verkoopprijs is vanaf 1 juli 2016 verlaagd.

  • Hogere omzet Farma (hogere volumes bij vergunningen farmacie).

  • Hogere omzet Donor vanwege hogere productie: oorzaak is de behandeling van het initiatiefwetsvoorstel over actieve donorregistratie in de Tweede Kamer, waardoor meer registraties hebben plaatsgevonden.

  • Lagere omzet BIG-register vanwege minder herregistraties dan begroot en uitstel van herregistratie artsen.

  • Er is sprake van hoge volumes bij in-en uitvoer opiumwetmiddelen, exportcertificaten en bij de exportverklaringen medische hulpmiddelen.

Lasten

Personele kosten

De gerealiseerde totale personele kosten bedragen € 24,2 miljoen, waarvan € 17,5 miljoen voor eigen personeel. De personeelskosten zijn voornamelijk hoger dan begroot vanwege een geringe uitbreiding van het aantal fte en het meer inbesteden van personeel binnen het Rijk.

De inhuur is met name hoger dan geraamd door inzet van IT-deskundigen ten behoeve van de uitvoering van de I-strategie.

Materiële kosten

De materiële kosten bedragen € 27,7 miljoen en zijn o.a. hoger als gevolg van:

  • Hogere uitbestedingskosten voor o.a. het Klantcontactcentrum, juristen en projectleiders.

  • Verhoogde huisvestingskosten als gevolg van de verhuizing naar de Hoftoren.

  • Hogere inkoopkosten Cannabis (vanwege de grotere vraag naar medicinale Cannabis moest er meer ingekocht worden).

Afschrijvingskosten

Aangeschafte inventaris en IT-systemen worden afgeschreven vanaf het moment ingebruikname middels dechargeverlening. De afschrijvingkosten zijn hoger dan geraamd vanwege de afschrijving van Continue Screening Kinderopvang.

Rentelasten

De post rentelasten bestaat uit de verschuldigde rente op de leningen bij het Ministerie van Financiën. De rentelasten zijn lager dan geraamd, omdat het daadwerkelijke rentepercentage lager was dan begroot.

Vennootschapsbelasting

Er bestaat een mogelijke belastingplicht (vennootschapsbelasting) voor medicinale cannabis. Hierover is momenteel geen uitsluitsel en vindt nog overleg met de Belastingdienst plaats.

Balans van het baten-lastenagentschap CIB6 per 31 december 2016
(bedragen x € 1.000)
   

Balans 31-12-2016

Balans 31-12-2015

Activa

   

Immateriële vaste activa

21.845

16.603

Materiële vaste activa

9

17

Grond en gebouwen

 

0

Installaties en inventarissen

9

17

Overige materiële vaste activa

0

0

Vlottende activa

19.981

14.956

Voorraden en onderhanden projecten

2.047

1.096

Debiteuren

5.075

2.910

Overige vorderingen en overlopende activa

2.873

2.941

Liquide middelen

9.986

8.009

       

Totaal activa

41.835

31.576

       

Passiva

   

Eigen vermogen

1.247

2.216

– Exploitatiereserve

2.216

2.079

– Onverdeeld resultaat

– 969

137

Voorzieningen

0

0

Langlopende schulden

4.800

57

Leningen bij het MvF

4.800

57

Kortlopende schulden

35.788

29.303

Crediteuren

3.432

4.255

Overige verplichtingen en overlopende passiva

32.356

25.048

       

Totaal passiva

41.835

31.576

Toelichting op de balans per 31 december 2016

Immateriële vaste activa

Er zijn in 2016 investeringen gedaan ten behoeve van specifieke producten zoals BIG en onderwijsregisters. Daarnaast is geïnvesteerd in het kader van de uitvoering van het Strategisch Business Plan 2014–2017.

Voorraden en onderhanden projecten

De voorraden betreffen de aangekochte cannabis (Bedrocan, Bediol, Bedica, Bedrolite en Bedrobinol) voor de levering (verkoop) aan apothekers en buitenlandse afnemers. De voorraden zijn hoger dan voorgaande jaren vanwege een toename van de vraag.

Debiteuren

De grootste bedragen in het saldo van € 5,1 miljoen betreffen UZI-passen (€ 3,3 miljoen) en medicinale cannabis (€ 1,0 miljoen). Van het totaal heeft € 0,13 miljoen betrekking op overige departementen. De vergelijkende cijfers zijn aangepast vanwege een verschuiving van overige vorderingen naar debiteuren.

Overige vorderingen en overlopende activa

Deze post van € 2,9 miljoen heeft o.a. betrekking op:

  • De vorderingen op opdrachtgevers VWS (€ 1,6 miljoen).

  • De vorderingen op opdrachtgevers overige departementen (€ 1,0 miljoen).

Zoals reeds vermeld bij de toelichting van de post debiteuren heeft bij de vergelijkende cijfers een correctie plaatsgevonden in verband met een verschuiving van overige vorderingen naar debiteuren.

Liquide middelen

Het CIBG maakt gebruikt van schatkistbankieren en heeft liquide middelen als gevolg hiervan bij het Ministerie van Financiën ondergebracht. Er is in 2016 een beroep gedaan op de leenfaciliteit voor een investering van € 6,0 miljoen in ICT-systemen (digitaliseringsprogramma van de werkprocessen).

Eigen vermogen

Het resultaat over 2015 is ten gunste van de exploitatiereserve geboekt. Het eigen vermogen bedraagt per 31 december 2016 € 1,247 miljoen en blijft daarmee binnen het maximum van € 2,485 miljoen.

Voorzieningen

Het CIBG neemt, onder verwijzing naar artikel 27 van de Regeling agentschappen, geen voorziening op voor ambtsjubilea. De kosten hiervoor worden genomen in het jaar dat ze voorkomen.

Crediteuren

Het saldo crediteuren bedraagt € 3,4 miljoen, dit betreft rekeningen over 2016 die begin 2017 worden betaald.

De crediteuren hebben betrekking op VWS voor € 0,5 miljoen, overige departementen voor € 0,6 miljoen en derden voor € 2,3 miljoen.

Overige verplichtingen en overlopende passiva

Het saldo van deze post bedraagt € 32,4 miljoen en heeft o.a. betrekking op:

  • Vooruitontvangen investeringen ad € 10,3 miljoen: dit betreft bedragen die betaald zijn door opdrachtgevers ten behoeve van investeringen voor nog te leveren producten of diensten. Hiervan is € 3,2 miljoen afkomstig van VWS en € 7,1 miljoen van andere ministeries (OCW, BZK en EZ).

  • Overlopende projectgelden in relatie tot opdrachtgevers ad € 7,3 miljoen (€ 5,7 miljoen VWS en € 1,6 miljoen overige departementen).

  • Nog te betalen kosten 2016 ad € 7,6 miljoen (Rijksbrede shared services € 5,7 miljoen, en andere leveranciers € 1,9 miljoen).

  • Kortlopende deel lening Ministerie van Financiën € 1,3 miljoen.

  • Vooruitontvangen BIG-gelden (€ 4,3 miljoen).

Kasstroomoverzicht van het baten-lastenagentschap CIBG 2016 (bedragen x € 1.000)

Omschrijving

Vastgestelde begroting

(1)

Realisatie

(2)

Verschil realisatie en vastgestelde begroting

(3)=(2)-(1)

1. Rekening-courant RHB 1 januari 2016 + stand depositorekeningen

16.090

8.009

– 8.081

2a. Totaal ontvangsten operationele kasstroom (+)

6.000

60.128

54.128

2b. Totaal uitgaven operationele kasstroom (-/-)

– 10.000

– 53.517

– 43.517

2. Totaal operationele kasstroom

– 4.000

6.611

10.611

3a. Totaal investeringen (-/-)

– 6.000

– 10.557

– 4.557

3b. Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)

0

0

0

3. Totaal investeringskasstroom

– 6.000

– 10.557

– 4.557

4a. Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-)

0

0

0

4b. Eenmalige storing door het moederdepartement (+)

0

0

0

4c. Aflossingen op leningen (-/-)

– 1.200

– 77

1.123

4d. Beroep op leenfaciliteit (+)

6.000

6.000

0

4. Totaal financieringskasstroom

4.800

5.923

1.123

5. Rekening-courant RHB 31 december 2016 + stand depositorekeningen (=1+2+3+4), de maximale roodstand is € 0,5 miljoen

10.890

9.986

– 904

Toelichting kasstroomoverzicht

Het gerealiseerde saldo aan liquide middelen per 31 december 2016 van € 10,0 miljoen is in lijn met de begroting. Tegenover hogere investeringen stonden een hogere netto operationele kasstroom en lagere aflossingen op leningen.

Er is in 2016 geïnvesteerd in een nieuw IT-platform en in de doorontwikkeling van bestaande digitale registers.

Overzicht doelmatigheidsindicatoren van het baten-lastenagentschap CIBG per 31 december 2016
 

2013

2014

2015

2016

Oorspronkelijke begroting 2016

Generiek

         

1. Kostprijzen per product (groep)

         

– Beschikking BIG-register (initieel)

184,07

168

174,41

 

96,61

– Beschikking BIG-register (incl. herregistratie)

     

179,13

96,61

– Vakbekwaamheidverklaring (gemiddeld)

5.795

5.464

5.922

5.610

5.525

– Vergunning Farmatec

3.233

1.284

1.408

2.050

2.769

– UZI-pas/certificaat

   

357,31

304,64

290,51

– Wilsbeschikking donorregister

14,23

11,37

11,83

4,53

11,90

2. Omzet per productgroep (P x Q en € 1.000)

         

– BIG en herregistratie

6.241

4.496

5.536

5.027

6.550

– Vakbekwaamheid

2.289

2.445

2.470

2.942

2.890

– Farmatec

1.043

1.475

1.815

1.553

1.240

– UZI-pas/certificaat (deels derden)

   

10.216

11.691

11.940

– Donorregister

3.041

2.351

2.367

2.886

2.380

3. Totaal aantal fte (excl. externe inhuur)

204,1

209,3

227,7

243,8

238,4

4. Saldo van baten en lasten (% van de baten)

2,47%

– 1,68%

0,28%

– 1,70%

0,00%

           

Kwaliteitsindicatoren

         

1. Aantallen

         

– Beschikking BIG-register (initieel)

15.030

13.305

13.235

13.547

13.000

– Beschikking BIG-register (inclusief herregistratie)

     

28.943

54.000

– Vakbekwaamheidverklaringen

395

497

480

567

550

– Verleende vergunningen Farmatec

767

806

863

590

450

– UZI-passen en certificaten

   

28.590

38.708

41.100

– Wilsbeschikkingen donorregister

213.659

174.434

181.396

417.447

200.000

2. Aantal klachten / bezwaar en beroep

         

– Vakbekwaamheidverklaringen

16

19

8

8

10

– Wilsbeschikkingen donorregister

4

8

10

22

5

3. Doorlooptijden in dagen

         

– Wilsbeschikking donorregister

(wettelijke norm is 42 dgn)

16

16

11

8

16

Toelichting doelmatigheidsindicatoren

Kostprijzen, omzet en volumes

De kostprijzen zijn gebaseerd op de werkelijk gerealiseerde kosten (inclusief afschrijvingen) en werkelijke outputvolumes. De hoge kostprijs van de BIG-registraties en de lage kostprijs van de Farmatecvergunningen en de Donorregistraties zijn het gevolg van een afwijkend volume ten opzichte van de begroting.

Dit is veroorzaakt door fluctuaties in de externe vraag: bij BIG vanwege een gedeeltelijke uitstel van herregistratie, bij vergunningen vanwege een grotere marktvraag en voor donorregistraties vanwege de wetsbehandeling voor actieve registratie.

Klachten, bezwaar en beroep

Als norm voor de klachten en bezwaren wordt de afspraak gehanteerd die met de opdrachtgever is vastgelegd.

Als gevolg van nieuwe ontwikkelingen in de taakuitvoering, is het aantal bezwaren en beroepen gestegen bij de taken BIG- en Donorregistraties.

Doorlooptijd

Als norm voor de doorlooptijd worden de wettelijke maximale termijnen gehanteerd.

Voor alle vermelde producten zijn de termijnen gehaald.

3. Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM)

Staat van baten en lasten van het baten-lastenagentschap RIVM over het jaar 2016 (bedragen x € 1.000)
 

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

(1)

Realisatie

(2)

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

(3 = 2–1)

Realisatie 2015

Baten

       

Omzet moederdepartement

238.595

247.393

8.798

245.963

Omzet overige departementen

60.975

80.471

19.496

70.500

Omzet derden

17.800

21.478

3.678

19.461

Rentebaten

1

Vrijval voorzieningen

2.464

2.464

913

Bijzondere baten

         

Totaal baten

317.370

351.806

34.436

336.838

         

Lasten

       

Apparaatskosten

314.410

340.661

26.251

326.941

– Personele kosten

119.760

133.042

13.282

122.527

Waarvan eigen personeel

102.500

115.332

12.832

105.697

Waarvan externe inhuur

10.760

9.035

– 1.725

9.295

Waarvan overige personele kosten

6.500

8.675

2.175

7.535

– Materiële kosten

194.650

207.619

12.969

204.414

Waarvan apparaat ICT

10.075

18.036

7.961

14.214

Waarvan bijdrage aan SSO's

5.550

5.472

– 78

9.193

Waarvan overige materiele kosten

179.025

184.111

5.086

181.007

Rentelasten

0

0

1

Afschrijvingskosten

2.960

2.977

17

3.236

– Immaterieel

25

7

– 18

24

– Materieel

2.935

2.970

35

3.212

Overige lasten

7.956

7.956

1.035

– Dotaties voorzieningen

7.956

7.956

1.035

– Bijzondere lasten

         

Totaal lasten

317.370

351.595

34.225

331.213

Resultaat uit gewone bedrijfsuitoefening voor belastingen

211

211

5.626

Agentschapsdeel Vpb lasten

 

38

38

 

Resultaat na belastingen

 

173

173

5.626

Toelichting op de staat van baten en lasten

Resultaat

Over 2016 is een positief resultaat behaald van € 0,2 miljoen. De belangrijkste elementen die tot dit resultaat hebben geleid zijn:

  • het resultaat uit de normale bedrijfsvoering van per saldo € 4,5 miljoen positief;

  • een positief resultaat op projecten van € 0,6 miljoen;

  • per saldo mutaties in de voorzieningen van € 5,4 miljoen negatief;

  • het positieve resultaat uit overige activiteiten binnen het RIVM van € 0,5 miljoen.

Per 1 januari 2016 is de Wet op de vennootschapsbelasting (Vpb) voor de overheid gemoderniseerd. Dit heeft voor RIVM tot gevolg dat bepaalde activiteiten met Vpb belast zijn. In totaal bedraagt de verschuldigde vennootschapsbelasting € 0,04 miljoen. Dit bedrag is als schuld aan het moederdepartement in de balans opgenomen.

Het positieve resultaat na belastingen wordt ten gunste van de exploitatiereserve gebracht. Het RIVM stuurt op een sluitende dekking vanuit de normale bedrijfsvoering. Het realiseren van de met de eigenaar afgesproken declarabiliteitsnorm en voldoende dekking voor de laboratoriumactiviteiten is hiervoor een voorwaarde.

Baten

De gerealiseerde omzet moederdepartement omvat de bijdrage (€ 17,6 miljoen) van VWS als eigenaar voor het strategisch programma en enkele specifieke bedragen en de bijdrage van VWS-opdrachtgevers (€ 229,8 miljoen) inclusief de bijdrage voor het rijksvaccinatieprogramma. De gerealiseerde omzet moederdepartement is circa € 8,8 miljoen hoger dan geraamd en is circa € 1,4 miljoen hoger dan de gerealiseerde omzet 2015. Deze hogere omzet is te danken aan diverse additionele opdrachten, waarvan het onderzoek naar rubbergranulaat een voorbeeld is.

In de omzet overige departementen zijn begrepen de bijdragen van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu (€ 59,5 miljoen) (DG Milieu en Internationaal; Inspectie Leefomgeving en Transport) voor de reguliere onderzoeks- en adviesprogramma’s en voor verstrekte additionele opdrachten, de bijdrage van het Ministerie van Economische Zaken (€ 11,6 miljoen) voor het reguliere onderzoeks- en adviesprogramma en de bijdrage van andere departementen (€ 9,4 miljoen) voor uitgevoerde werkzaamheden. De gerealiseerde omzet overige departementen is € 19,5 miljoen hoger dan geraamd, voornamelijk door een hogere omzet vanuit het Ministerie van Infrastructuur en Milieu (€ 14,0 miljoen). De omzet overige departementen ligt circa € 10 miljoen boven de gerealiseerde omzet 2015. Ten opzichte van de begroting wordt een groot gedeelte verklaard door de omzet die SSC-Campus maakt voor haar ICT dienstverlening die niet was geraamd. Ten opzichte van 2015 hebben nieuwe klanten als PBL, SCP, CPB en RWS voor circa € 4,2 miljoen aan opdrachten aan SSC-Campus verstrekt.

De omzet derden (gezamenlijk € 21,5 miljoen) bestaat onder andere uit projecten ten behoeve van en gefinancierd door andere nationale en internationale opdrachtgevers, zoals de EU en de WHO. De omzet derden is € 3,7 miljoen hoger dan begroot en circa € 2,0 miljoen hoger dan de realisatie 2015.

Rentebaten en lasten, evenals de dotatie en vrijval van voorzieningen zijn niet begroot in verband met het incidentele karakter van de betreffende posten. Het verloop van de voorzieningen wordt toegelicht onder de balans per 31 december 2016.

Lasten

De personele kosten (€ 133,0 miljoen) komen in 2016 € 13,3 miljoen hoger uit dan de begroting, vooral door de toename van kosten voor eigen personeel als gevolg van een toename van het aantal werkzame fte binnen het RIVM (van circa 1.487 per jaareinde 2015 tot 1.554 per jaareinde 2016). Deze toename van medewerkers hangt onder andere samen met het aannemen van assistenten in opleiding (AIO’s) (gewijzigd beleid). De kosten voor externe inhuur liggen in lijn met de realisatie 2015. In absolute zin is dit lager dan begroot en komt het percentage externe inhuur uit op 7,3% van de totale loonkosten. De overige personele kosten zijn gestegen. Dit is vooral terug te voeren op het meer inlenen van medewerkers van andere overheidsorganisaties.

De materiële kosten € 207,6 miljoen zijn € 13,0 miljoen hoger dan begroot en stijgen daarmee relatief mee met de hogere omzet uit hoofde van programma’s en projecten. De stijging zit vooral in de ICT kosten als gevolg van de toename van activiteiten bij SSC-Campus.

De afschrijvingskosten van € 3,0 miljoen liggen in lijn met de begroting 2016 en realisatie 2015.

Balans van het baten-lastenagentschap RIVM per 31 december 2016
(bedragen x € 1.000)
 

Balans

31-12-2016

Balans

31-12-2015

Activa

   

Immateriële vaste activa

2

18

Materiële vaste activa

4.263

4.712

– Grond en gebouwen

– Installaties en inventarissen

181

255

– Overige materiële vaste activa

4.082

4.457

Vlottende activa

101.701

111.688

– Voorraden en onderhanden projecten

24.220

27.003

– Debiteuren

8.962

10.973

– Overige vorderingen en overlopende activa

18.801

15.949

– Liquide middelen

49.718

57.763

Totaal activa

105.966

116.418

     

Passiva

   

Eigen vermogen

14.696

14.523

– Exploitatiereserve

14.523

8.897

– Onverdeeld resultaat

173

5.626

Voorzieningen

12.439

7.755

Langlopende schulden

– Leningen bij het Ministerie van Financiën

Kortlopende schulden

78.831

94.140

– Crediteuren

1.491

4.666

– Overige verplichtingen en overlopende passiva

77.340

89.474

Totaal passiva

105.966

116.418

Toelichting op de balans

Activa

De voorraden in bovenstaande opstelling betreffen voornamelijk de voorraad vaccins binnen RIVM ten behoeve van het Rijksvaccinatieprogramma (€ 24,2 miljoen). Ten opzichte van 2015 zijn de voorraden met € 2,8 miljoen gedaald. De voorraadpositie per balansdatum is een momentopname en afhankelijk van zowel verbruik als levering van vaccins. De daling van de voorraden past echter in het eerder ingezette beleid om de voorraden structureel te verlagen om onnodig kapitaalbeslag en expiratie van vaccins te voorkomen.

De daling van de debiteurenpositie van € 2,0 miljoen hangt samen met de vordering op het KNMI voor verrichte diensten door SSC-Campus (€ 2,4 miljoen lager dan in 2015). De overige vorderingen en overlopende activa bestaan grotendeels uit vooruitbetaalde kosten en onderhanden projecten. Beide posten nemen toe ten opzichte van 2015 door respectievelijk toename van licentie/onderhoudscontracten van SSC-Campus en grotere vooruit ontvangen posities op projecten.

Zie voor analyse van de liquide middelen het kasstroomoverzicht 2016.

Passiva

Het verloop van het eigen vermogen is als volgt:

Verloopstaat eigen vermogen per 31-12-2016 (bedragen x € 1.000)
 

31-12-2016

Exploitatieresultaat

14.523

Onverdeeld resultaat

173

Stand per 31-12-2016

14.696

Het resultaat 2016 van € 0,2 miljoen positief bevat het saldo van baten en lasten over het exploitatiejaar 2016. Dit saldo wordt toegevoegd aan de exploitatiereserve. Op basis van de gemiddelde omzet van het RIVM over de afgelopen 3 jaar bedraagt het maximaal toegestane eigen vermogen € 17,0 miljoen. Het RIVM heeft daarmee per ultimo 2016 een lager eigen vermogen dan maximaal toegestaan.

Het verloop van de post voorzieningen is als volgt:

Verloopstaat voorzieningen (bedragen x € 1.000)
 

Personeel

Reorganisatie

Projecten

Herstelkosten

Totaal

Stand voorzieningen per 31-12-2015

1.201

2.000

4.554

7.755

Kortlopende schuld

896

896

Totaalstand per 31-12-2015

2.097

2.000

4.554

8.651

           

Dotatie t.l.v. exploitatie

711

1.523

5.722

7.956

Onttrekkingen

– 822

– 231

– 1.053

Vrijval

– 189

– 1.220

– 1.056

– 2.465

Mutaties

– 299

– 1.220

235

5.722

4.438

           

Totaalstand per 31-12-2016

1.798

780

4.789

5.722

13.089

Waarvan verantwoord onder overlopende passiva

650

650

Stand voorzieningen per 31-12-2016

1.148

780

4.789

5.722

12.439

  • De voorziening voor personeel omvat de toekomstige verplichtingen als gevolg van rechten (zoals WW, wachtgelden, pensioentoelagen) op balansdatum van voormalige werknemers.

  • De voorziening voor reorganisatiekosten betreft het voorziene bedrag vanwege de kosten voor overdracht van pensioenrechten van overgenomen medewerkers in 2008 van de voormalige ent-administraties. Vanwege de ontoereikende dekkingsgraad van de betrokken pensioenfondsen heeft tot op heden geen overdracht en afrekening kunnen plaatsvinden. Wel heeft in 2016 een herijking plaatsgevonden van de hoogte van de voorziening. Op basis van ontvangen informatie van ABP en rekening houdend met medewerkers die geen pensioen meer opbouwen bij ABP is de voorziening naar beneden bijgesteld. Per 31-12-2016 bedraagt de voorziening € 0,8 miljoen.

  • De voorziening ten behoeve van projecten betreft het bedrag aan voorziene tekorten op in uitvoering zijnde projecten.

  • Tot slot is de voorziening voor herstelkosten nieuw gevormd dit jaar. Deze voorziening hangt samen met de verplichting om bij het verlaten van het terrein en de gebouwen te Bilthoven, de huisvesting in oorspronkelijke staat en bezemschoon op te leveren.

Onder de overlopende passiva is een bedrag van € 0,7 miljoen opgenomen voor het kortlopende deel van de in totaal € 13,1 miljoen aan voorzieningen.

De kortlopende schulden dalen met circa € 15,3 miljoen. Deze daling is onder andere terug te voeren op de post medecontractanten die in 2015 voor circa € 2,2 miljoen was verantwoord en in 2016 nauwelijks voorkomt. Daarnaast is er voor circa € 13,3 miljoen minder aan project/programma gerelateerde vooruitontvangen termijnen. Het RIVM heeft in 2016 een aantal projecten afgerond, waaronder projecten in opdracht van de eigenaar en de verschillende Rijksopdrachtgevers.

Per 31-12-2016 hebben de volgende vorderingen/schulden betrekking op ministeries en agentschappen: vorderingen voor € 16,6 miljoen en schulden voor een bedrag van € 44,2 miljoen.

Kasstroomoverzicht van het baten-lastenagetnschap RIVM 2016 (bedragen x € 1.000)

Omschrijving

Vastgestelde begroting

(1)

Realisatie

(2)

Verschil realisatie en vastgestelde begroting

(3) = (2)-(1)

1. Rekening-courant RHB 1 januari 2016 + stand depositorekeningen

32.987

57.763

24.776

Totaal ontvangsten operationele kasstroom (+)

317.370

349.342

31.972

Totaal uitgaven operationele kasstroom (-/-)

– 314.249

– 354.875

– 40.626

2. Totaal operationele kasstroom

3.121

– 5.533

– 8.654

Totaal investeringen (-/-)

– 2.960

– 2.845

115

Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)

333

333

3. Totaal investeringsstroom

– 2.960

– 2.512

448

Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-)

Eenmalige storting door moederdepartement (+)

Aflossing op leningen (-/-)

Beroep op leenfaciliteit (+)

4. Totaal financieringskasstroom

5. Rekening-courant RHB 31 december 2016 + stand depositorekeningen (=1+2+3+4)

33.148

49.718

16.570

Toelichting op het kasstroomoverzicht

Opgenomen zijn de standen van de rekeningcourant met de Rijkshoofdboekhouding van het Ministerie van Financiën.

Operationele kasstroom:

De operationele kasstroom wordt in basis verklaard door het positieve resultaat 2016 van € 0,2 miljoen. Gecorrigeerd voor afschrijvingen en de mutatie van de voorzieningen, stijgt de operationele kasstroom met € 7,7 miljoen tot € 7,9 miljoen. Daarnaast is er sprake van een mutatie van het werkkapitaal van € 13,4 miljoen negatief waarmee de operationele kasstroom uitkomt op € 5,5 miljoen negatief. De operationele kasstroom bestaat voor € 349,3 miljoen uit ontvangsten en € 354,9 miljoen uitgaven

Investeringskasstroom:

De werkelijke investeringen van € 2,8 miljoen zijn ongeveer gelijk aan de investeringen opgenomen in de begroting. Investeringen zijn gepleegd in de categorie overige materiële vaste activa. Er hebben voor € 0,3 miljoen desinvesteringen plaatsgevonden, waarvan € 0,1 miljoen in de categorie installaties en de rest in de categorie overige materiële vaste activa.

Financieringskasstroom:

In 2016 hebben zich geen eenmalige stortingen of uitkeringen van of naar het moederdepartement voorgedaan. Er is in 2016 (conform voorgaande jaren) geen gebruik gemaakt van de leenfaciliteit. De gedane investeringen zijn betaald uit eigen beschikbare liquide middelen.

Overzicht doelmatigheidsindicatoren van de baten-lastendienst RIVM per 31 december 2016
 

Realisatie

Vastgestelde begroting

 

2013

2014

2015

2016

2016

Generiek

         

1. Tarieven/uur

         

– Gewogen uurtarief in €

93,0

98,5

104,25

105,37

105,4

– Ontwikkeling uurtarief (2015 = 100)

89,2

94,5

100

101,07

101

2. Aantal fte totaal (exclusief externe inhuur)

1.344

1.380

1.487

1.554

1.398

3. Saldo van baten en lasten (% van de baten)

– 1,5%

– 0,2%

1,7%

0,0%

0,0%

           

Specifiek

         

1. Liquiditeit (current ratio; norm: >1,5)

1,4

1,3

1,2

1,3

1,3

2. Solvabiliteit (debt ratio)

0,8

0,8

0,9

0,9

0,8

3. Rentabiliteit eigen vermogen

– 12,8%

– 10,2%

34,8%

1,2%

0,0%

4. Percentage externe inhuur t.o.v. totale personele kosten

9,3%

13,5%

8,1%

7,3%

9,5%

5. Percentage facturen betaald binnen 30 dagen

94,9%

94,9%

93,4%

93,4%

90,0%

6. Declarabiliteit % primair proces

63,4%

63,4%

63,7%

64,2%

65,0%

7. Fte overhead als % totaal aantal fte

20,3%

19,3%

17,3%

16,8%

22,0%

8. Ziekteverzuim

3,4%

3,3%

3,4%

4,0%

4,0%

9. % F-gesprekken gevoerd

80,5%

76,2%

66,2%

72,0%

80,0%

Toelichting doelmatigheidsindicatoren

Tarieven/uur

De uurtarieven worden jaarlijks vastgesteld door de eigenaar. Per 1 januari 2015 is het kostprijsmodel van het RIVM met goedkeuring van de eigenaar herzien. Dit heeft geleid tot aanpassing van de samenstelling van de uurtarieven. Hierbij is een onderscheid gemaakt naar een regulier uurtarief van toepassing voor alle medewerkers van het RIVM en een Basisfinanciering voor de Essentiële Infrastructuur van het RIVM (BEI). Door herijking van het tarief, dat voor 2015 was gesplitst in een basisuurtarief en een labuurtarief, zijn tarieven over de jaren heen niet één op één te vergelijken.

Aantal fte totaal (exclusief externe inhuur)

De omvang van de personele bezetting per 31-12-2016 bedraagt 1.554 fte (inclusief AIO). Zie voor verklaring op dit punt de toelichting onder de lasten.

Saldo van baten en lasten (% van de baten)

De ontwikkeling van het procentuele saldo is een weergave van de realisatie zoals de afgelopen jaren in de jaarrekening gepresenteerd.

Liquiditeit/Solvabiliteit/Rentabiliteit

Voor wat betreft de doelmatigheidsindicatoren steunt het RIVM op de gangbare bedrijfseconomische indicatoren liquiditeit, solvabiliteit en de rentabiliteit van het eigen vermogen. De current ratio geeft aan in hoeverre de kortlopende schulden kunnen worden voldaan vanuit de kortlopende activa. Een waarde van boven de 1 wordt over het algemeen als gezond gekenmerkt. Het RIVM voldoet hieraan met een waarde van 1,3. De lichte stijging van het eigen vermogen in combinatie met een daling van het balanstotaal maakt dat het de debtratio t.o.v. 2015 niet wijzigt. De rentabiliteit van 1,2% op het eigen vermogen is het gevolg van het positieve resultaat dat in 2016 is gerealiseerd.

Percentage externe inhuur ten opzichte van de totale personele kosten

De totale externe inhuur bedroeg in 2016 € 9,0 miljoen, dit ligt iets lager dan het niveau van 2015 (€ 9,3 miljoen). Het inhuurpercentage over 2016 komt uit op 7,3%. In 2015 bedroeg het percentage 8,1%. De norm uit de begroting is 9,5%.

Percentage facturen betaald binnen 30 dagen

Het percentage facturen dat wordt betaald binnen 30 dagen bedraagt over 2016 93,4% en ligt daarmee onder de norm/begroting van 95%. Het percentage is gelijk aan 2015.

Declarabiliteit % primair proces

De declarabiliteit van het primair proces heeft in 2016 de norm van 65% niet gehaald, maar ligt wel duidelijk boven de realisaties van afgelopen jaren. Dit komt mede doordat meer medewerkers van het RIVM zijn gaan tijdschrijven en het verkleinen van de werkvoorraad op de balans.

Fte overhead als % totaal aantal fte

Het percentage overhead uitgedrukt in fte is in 2016 opnieuw gedaald van 17,3% in 2015 naar 16,8% in 2016. Dit komt doordat de afgelopen jaren het primair proces van het RIVM harder is gegroeid dan de bedrijfsvoering (onder andere door het aannemen van AIO’s).

Ziekteverzuim

Het % ziekteverzuim is in 2016 gestegen tot de norm van 4%. Daarmee is dit jaar helaas de lage trendlijn van afgelopen jaren doorbroken.

% F-gesprekken gevoerd

Het percentage F-gesprekken dat is gevoerd in 2016 komt uit op 72% en ligt daarmee onder de norm/begroting van 80%. In de auditcyclus 2016 is binnen het RIVM aandacht besteed aan dit onderwerp om een verbetering ten opzichte van 2015 te realiseren.

10. SALDIBALANS

Saldibalans per 31 december 2016 van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) (bedragen x € 1.000)

ACTIVA

31-12-2016

31-12-2015

 

PASSIVA

31-12-2016

31-12-2015

 

Intra-comptabele posten

             

1)

Uitgaven ten laste van de begroting

15.192.598

15.328.724

 

2)

Ontvangsten ten gunste van de begroting

1.011.280

1.011.251

                 

3)

Liquide middelen

0

0

         
                 

4)

Rekening-courant Rijkshoofdboekhouding

0

0

 

4a)

Rekening-courant Rijkshoofdboekhouding

14.168.416

14.305.269

                 

5)

Rekening-courant RHB begrotingsreserve

0

0

 

5a)

Begrotingsreserves

0

0

                 

6)

Vorderingen buiten begrotingsverband

233

148

 

7)

Schulden buiten begrotingsverband

13.135

12.352

                 
                 

8)

Kas-transverschillen

0

0

         
 

Subtotaal intra-comptabel

15.192.831

15.328.872

   

Subtotaal intra-comptabel

15.192.831

15.328.872

 

Extra-comptabele posten

             

9)

Openstaande rechten

0

0

 

9a)

Tegenrekening openstaande rechten

0

0

                 

10)

Vorderingen

60.581

97.072

 

10a)

Tegenrekening vorderingen

60.581

97.072

                 

11a)

Tegenrekening schulden

0

0

 

11

Schulden

0

0

                 

12)

Voorschotten

4.010.842

3.677.784

 

12a)

Tegenrekening voorschotten

4.010.842

3.677.784

                 

13a)

Tegenrekening garantieverplichtingen

433.105

503.297

 

13)

Garantieverplichtingen

433.105

503.297

                 

14a)

Tegenrekening andere verplichtingen

8.904.082

9.608.718

 

14)

Andere verplichtingen

8.904.082

9.608.718

                 

15)

Deelnemingen

0

0

 

15a)

Tegenrekening deelnemingen

0

0

 

Subtotaal extra-comptabel

13.408.610

13.886.871

   

Subtotaal extra-comptabel

13.408.610

13.886.871

 

Overall Totaal

28.601.441

29.215.743

   

Overall Totaal

28.601.441

29.215.743

Toelichting op de saldibalans

Het intracomptabele deel van de saldibalans (financiële posten 1 t/m 8) bevat het resultaat van de financiële transacties in de departementale administratie die een directe relatie hebben met de kasstromen. Deze kasstromen worden via de rekening-courant met het Ministerie van Financiën bijgehouden.

Het extracomptabele deel bevat het saldo van de overige rekeningen die met sluitrekeningen in evenwicht worden gehouden.

De cijfers in de saldibalans zijn vermeld in duizendtallen en afgerond naar boven. Hierdoor kunnen bij het subtotaal en het totaal afrondingsverschillen optreden.

ad 1 en 2) Uitgaven ten laste en -ontvangsten ten gunste van de begroting

Onder de post uitgaven en ontvangsten zijn de per saldo gerealiseerde begrotingsuitgaven en -ontvangsten opgenomen. Deze komen overeen met de totaalbedragen uit de verantwoordingsstaat en zijn reeds toegelicht in het beleidsverslag.

ad 3) Liquide middelen

De post liquide middelen is opgebouwd uit het saldo van de banken en de contante gelden.

Het Ministerie van VWS heeft geen contante gelden en geen saldo op haar bankrekeningen.

ad 4 en 4a) Rekening-courant Rijkshoofdboekhouding

Deze post geeft per saldo de financiële verhouding met de Rijkshoofdboekhouding weer. Het bedrag is per 31 december 2016 in overeenstemming met de opgave van de Rijkshoofdboekhouding.

Ad 5 en 5a) Begrotingsreserves

Een begrotingsreserve is een meerjarige budgettaire voorziening die op een afzonderlijke rekening-courant bij het Ministerie van Financiën wordt aangehouden. Het Ministerie van VWS heeft geen begrotingsreserves.

ad 6) Vorderingen buiten begrotingsverband

Deze post betreft het saldo van de vorderingen waarvan verrekening met derden nog zal plaatsvinden.

Vorderingen buiten begrotingsverband (bedragen x € 1.000)

Totaal

233

ad 7) Schulden buiten begrotingsverband

Deze post betreft het saldo van de schulden waarvan verrekening met derden nog zal plaatsvinden.

Schulden buiten begrotingsverband (bedragen x € 1.000)

Afdracht belastingdienst

8.785

Afdracht ABP

3.908

Diversen

442

Totaal

13.135

Ad 8) Kas-transverschillen

Op deze post worden bedragen opgenomen welke zijn verantwoord in de uitgaven en ontvangsten, maar nog niet daadwerkelijk per kas zijn uitgegeven en ontvangen. Het Ministerie van VWS heeft geen kas-transverschillen.

ad 9 en 9a) Openstaande rechten

Openstaande rechten zijn vorderingen die niet voortkomen uit met derden te verrekenen begrotingsuitgaven, maar die op andere wijze zijn ontstaan. Rechten kunnen ontstaan doordat conform wettelijke regelingen vastgestelde aanslagen aan derden worden opgelegd of op grond van doorberekening van de kosten van verleende diensten of geleverde goederen. Beiden doen zich bij het Ministerie van VWS niet voor.

ad 10 en 10a) Vorderingen

Vorderingen kunnen zijn voortgevloeid uit wettelijke heffingen, vorderingen van eerder gedane voorwaardelijke uitgaven en vorderingen uit verkoop of dienstverlening.

De benadering van de definitie van «vorderingen naar opeisbaarheid» is ten opzichte van vorig jaar gewijzigd. Hierdoor vallen meer vorderingen in de categorie direct opeisbaar. Dit geldt met name voor de vorderingen die buiten invordering zijn gesteld.

Openstaande vorderingen naar ontstaansjaar (bedragen x € 1.000)

t/m 2013

24.788

2014

6.364

2015

654

2016

28.774

Totaal

60.581

Het vorderingensaldo van € 60,6 miljoen betreft vorderingen en bestaat uit:

  • vorderingen voor een bedrag van € 30,8 miljoen voornamelijk in verband met afgerekende subsidie-voorschotten;

  • vordering uit hoofde van een geëffectueerde aanspraak op een garantie van € 21,6 miljoen. Een civielrechtelijke procedure door de Landsadvocaat loopt, naar verwachting zal het grootste gedeelte van deze vordering niet te verhalen zijn;

  • vorderingen met betrekking tot het innen van opgelegde bestuurlijke boetes uit hoofde van de Warenwet, Drank- en Horecawet, Tabakswet van € 5,8 miljoen en Geneesmiddelenwet en Wet BIG van € 0,3 miljoen;

  • vorderingen ontstaan uit leningen die verstrekt zijn aan de stichting IJsselmeerziekenhuizen voor een restantbedrag van € 1,0 miljoen;

  • vorderingen op het ZiNL van € 1,1 miljoen in verband met de afwikkeling Algemene Kas ZFW.

Opeisbaarheid van de vorderingen (bedragen x € 1.000)

Direct opeisbaar

59.581

Op termijn opeisbaar

1.000

Totaal

60.581

ad 11 en 11a) Schulden

Schulden zijn voortgekomen uit ontvangsten ten gunste van de begroting. Het Ministerie van VWS heeft geen schulden.

ad 12 en 12a) Voorschotten

Onder de post voorschotten zijn per saldo de bedragen opgenomen die aan derden zijn betaald vooruitlopend op later definitief vast te stellen of af te rekenen bedragen.

Voorschotten naar ouderdom (bedragen x € 1.000)
 

Saldo 1-1-2016

Verstrekt

Afgerekend

Openstaand 31-12-2016

t/m 2013

699.913

0

145.769

554.144

2014

849.521

0

278.082

571.439

2015

2.128.350

0

1.376.140

752.210

2016

0

2.143.127

10.078

2.133.049

totaal

3.677.784

2.143.127

1.810.069

4.010.842

In de onderstaande tabel is het saldo van de openstaande voorschotten per instrument op artikelniveau groter dan € 50,0 miljoen weergegeven.

Openstaande voorschotten per instrument op artikelniveau (bedragen x € 1.000)

Art

Omschrijving

Instrument

ultimo 2016

1

Volksgezondheid

Bijdragen aan agentschappen

323.033

   

Subsidies

307.885

2

Curatieve Zorg

Subsidies

292.890

3

Langdurige zorg en ondersteuning

Subsidies

220.285

   

Bijdragen aan ZBO’s en RWT’s

225.213

4

Zorgbreed beleid

Bekostiging

123.960

   

Bijdragen aan ZBO’s en RWT’s

333.877

   

Subsidies

200.655

5

Jeugd

Subsidies

169.156

6

Sport en bewegen

Subsidies

132.818

7

Oorlogsgetroffenen en Herinnering Wereldoorlog II

Inkomensoverdrachten

573.254

8

Tegemoetkoming specifieke kosten

Inkomensoverdrachten

776.811

Voorschotten groter dan € 100,0 miljoen zijn hieronder toegelicht:

Artikel 1 Volksgezondheid

De openstaande voorschotten op dit artikel hebben betrekking op subsidie aan het RIVM in het kader van bevolkingsonderzoek (€ 115,9 miljoen) en betrekking op bijdrage aan het Centrum Infectieziektebestrijding bij het RIVM (€ 134,9 miljoen).

Artikel 3 Langdurige zorg en ondersteuning

De openstaande voorschotten hebben betrekking op subsidies algemene kwaliteit (€ 143,6 miljoen) en betrekking op trekkingsrechten pgb (€ 152,7 miljoen).

Artikel 4 Zorgbreed beleid

De openstaande voorschotten hebben betrekking op RCN (€ 107,8 miljoen) en betrekking op bijdrage aan ZonMw (€ 119,1 miljoen).

Artikel 7 Oorlogsgetroffenen en Herinnering Wereldoorlog II

De openstaande voorschotten op dit artikel hebben betrekking op de wetten Wereldoorlog II (€ 573,3 miljoen).

Artikel 8 Tegemoetkoming specifieke kosten

De openstaande voorschotten op dit artikel betreffen de Wtcg (€ 776,8 miljoen).

De voorschotten met betrekking tot de Zorgtoeslag – die door het Ministerie van Financiën (Belastingdienst) op grond van de Algemene Wet Inkomensafhankelijke Regeling (AWIR) ten behoeve van het Ministerie van VWS is uitgevoerd – zijn verwerkt in de jaarrekening van het Ministerie van Financiën.

ad 13 en 13a) Garantieverplichtingen

Onder deze post is het saldo van de garantieverplichtingen opgenomen. Een garantieverplichting wordt gezien als een voorwaardelijke financiële verplichting aan een derde, die pas tot uitbetaling komt als zich bij de wederpartij een bepaalde omstandigheid (realisatie van een risico) voordoet. Een verschil tussen een garantieverplichting en een andere verplichting is dat de hoofdsom van een garantie veelal niet of slechts gedeeltelijk tot uitbetaling zal komen.

In de onderstaande tabel is het verloop van de uitstaande garantieverplichtingen weergegeven. De uitstaande garantieverplichtingen worden in het beleidsverslag verder toegelicht.

Verloop van de uitstaande garantieverplichtingen (bedragen x € 1.000)

Stand per 1 januari 2016

1.252.907

Aanpassing beginstand in verband met de doorlichting van de leninggegevens door het waarborgfonds voor de Zorgsector

– 16.648

Verleende garanties in het verslagjaar

Verleende garanties in het verslagjaar als gevolg van herfinanciering

3.916

Vervallen garanties in het verslagjaar

– 49.368

Vervallen garanties in het verslagjaar als gevolg van herfinancieringen

– 9.708

Stand per 31 december 2016

1.181.099

Het feitelijk risico van de garantieverplichtingen wordt gevormd door de som van de schuldrestanten van leningen die instellingen met een garantie hebben afgesloten. Het feitelijk risico – welke in de saldibalans tot uiting komt – is in de onderstaande tabel weergegeven.

Verloop van het feitelijk risico van de garantieverplichtingen op basis van de schuldrestant van de leningen (bedragen x € 1.000)

Stand per 1 januari 2016

503.297

Aanpassing beginstand in verband met de doorlichting van de leninggegevens door het waarborgfonds voor de Zorgsector en correcties op voorgaande jaren die nog niet waren verwerkt.

– 6.672

Stortingen in het verslagjaar (inclusief herfinancieringen)

3.916

Aflossingen in het verslagjaar (inclusief herfinancieringen)

– 67.436

Stand per 31 december 2016

433.105

ad 14 en 14a) Andere verplichtingen

De post openstaande verplichtingen vormt het saldo van de aangegane verplichtingen, hierop verrichte betalingen en negatieve bijstellingen van in eerdere begrotingsjaren aangegane verplichtingen.

Verloop van de andere verplichtingen (bedragen x € 1.000)

Stand per 1 januari 2016

9.608.718

Aangegane verplichtingen

14.487.962

Tot betaling gekomen verplichtingen

15.192.598

Stand per 31 december 2016

8.904.082

In de onderstaande tabel is het saldo van de openstaande verplichtingen per instrument op artikelniveau groter dan € 50,0 miljoen weergegeven.

Andere verplichtingen per instrument op artikelniveau (bedragen x € 1.000)

Art

Omschrijving

Instrument

ultimo 2016

1

Volksgezondheid

Bijdragen aan agentschappen

225.132

   

Subsidies

261.716

2

Curatieve Zorg

Subsidies

142.614

   

Bekostiging

3.396.682

   

Inkomensoverdrachten

100.997

3

Langdurige zorg en ondersteuning

Subsidies

121.019

   

Bijdragen aan ZBO’s en RWT’s

95.824

   

Bekostiging

3.463.300

4

Zorgbreed beleid

Bijdragen aan ZBO’s en RWT’s

717.370

   

Subsidies

139.638

5

Jeugd

Subsidies

65.335

6

Sport en bewegen

Subsidies

52.590

Er zijn in 2016 geen omvangrijke bijstellingen van aangegane verplichtingen geweest, hierbij is een grens gehanteerd van € 25 miljoen voor de beleidsartikelen en 10% voor het apparaatartikel met een minimum van € 1 miljoen.

Openstaande verplichtingen groter dan € 100,0 miljoen zijn hieronder toegelicht:

Artikel 2 Curatieve Zorg

De openstaande verplichtingen op dit artikel hebben betrekking op Rijksbijdrage dempen premie tgv HLZ (€ 902,0 miljoen) en betrekking op Rijksbijdrage 18- (€ 2.490,5 miljoen).

Artikel 3 Langdurige zorg en ondersteuning

De openstaande verplichtingen op dit artikel hebben betrekking op bijdrage kosten in kortingen (€ 3.463,3 miljoen).

Artikel 4 Zorgbreed beleid

De openstaande verplichtingen op dit artikel hebben grotendeels betrekking op de bijdrage aan ZonMw (€ 479,3 miljoen) en de bijdrage aan CAK (€ 106,2 miljoen).

Algemene Kas van de ZFW

Verloopstaat (bedragen x € 1.000):

Saldo afwikkeling Algemene Kas ZFW per 31 december 2015

(bestaat uit vorderingen 51.732 en 47.427 aan schulden)

4.305

   

Vorderingen:

 

Stand vorderingen per 31 december 2015

51.732

Ontvangen in kader afhandeling WTZ

– 2.106

Ontvangen van internationale verdragspartners

– 431

Ontvangen van voormalige ziekenfondsen (opbrengstverrekening)

– 48.739

Opboeking op vordering van in 2015 door ZiNL ontvangen ontvangsten

 

van internationale verdragspartners

187

In 2015 ontvangen bijdrage Goodwillfonds voor huisartsen

442

Stand vorderingen per ultimo 2016

1.085

   

Schulden:

 

Stand schulden per 31 december 2015

47.427

Betaalde UWV premies aan Zorginstituut Nederland (ZiNL)

– 104

Door ZiNL in 2015 betaalde UWV premies die VWS nog aan ZiNL moet betalen

57

Betaald in kader afhandeling WTZ

– 865

Betaald aan voormalige ziekenfondsen (opbrengstverrekening)

– 38.349

Betaald aan Duitse Krankenkasse

– 269

Betaald aan schulden aan internationale verdragspartners

– 200

Afboeking op schulden aan internationale verdragspartners

– 3.195

Afboeking op voorziening m.b.t. AZVZ Zeeliedenkas

– 320

Stand schulden per ultimo 2016

4.182

   

Saldo afwikkeling Algemene Kas ZFW per 31 december 2016

– 3.097

Per 31 december 2015 bedroeg het saldo van de vordering van het Ministerie van VWS op het Zorginstituut Nederland (ZiNL) in verband met de afwikkeling van de Voormalige Algemene Klas Ziekenfondswet € 4,3 miljoen. Gedesaldeerd bestond dit saldo uit een bedrag van € 51,7 miljoen aan vorderingen en een bedrag van € 47,4 miljoen aan schulden.

In 2016 zijn door het Zorginstituut uitgaven doorbelast aan VWS en ontvangsten met VWS verrekend. Daarnaast zijn op basis van de verantwoording van de Voormalige Algemene Kas van het Zorginstituut over het jaar 2015 (gedateerd 10 oktober 2016) de volgende aanpassingen in de vorderingen en schulden aangebracht:

Vorderingen (bedragen x € 1.000):

Opboeking op vorderingen van in 2015 door ZiNL ontvangen ontvangsten van internationale verdragspartners.

Deze moeten nog door VWS worden ontvangen

187

In 2015 door ZiNL ontvangen bijdrage Goodwillfonds voor huisartsen

Deze moeten nog door VWS worden ontvangen

442

Schulden (bedragen x € 1.000):

Afboeking op schulden aan internationale verdragspartners

– 3.195

Afboeking op voorziening m.b.t. AZVZ Zeeliedenkas

– 320

Door ZiNL in 2015 betaalde UWV premies die VWS nog aan ZiNL moet betalen

57

Niet uit de balans blijkende verplichtingen

Achterborg

Het Ministerie van VWS is achterborg voor het Waarborgfonds voor de Zorgsector (WfZ). Het totaal bedrag aan uitstaande verplichtingen is, volgens informatie van het WfZ, € 7.953,6 miljoen. Dit bedrag is de uitstaande restschuld per 2016.

VWS staat daadwerkelijk borg, indien het risicovermogen van het WfZ en de obligoverplichting van 3% van het restant geborgde leningen van de deelnemers tezamen een bedrag van € 511,1 miljoen niet voldoende is om het WfZ aan zijn verplichtingen jegens geldgevers te laten voldoen. Via renteloze leningen van VWS aan het WfZ wordt in die situatie invulling gegeven aan het borg staan.

De bovengenoemde gegevens zijn nog niet voorzien van een controleverklaring.

Garantie ondernemingsfinanciering cure

De tijdelijke regeling Garantie Ondernemingsfinanciering Curatieve Zorg (GO Cure) is in het kader van de kredietcrisis ingesteld om de bouw in de gezondheidszorg te stimuleren. Ziekenhuizen, categorale instellingen, geestelijke gezondheidszorg en zelfstandige behandelcentra hebben tot en met 2012 gebruik kunnen maken van de regeling. Bij de GO Cure heeft de overheid garanties verstrekt voor 50% van een nieuwe banklening vanaf € 1,5 tot € 50,0 miljoen, met een maximale looptijd van 8 jaar. Voor de gedeeltelijke garantie van de overheid betalen de banken een kostendekkende provisie aan de staat. Vanwege het beperkte beroep op de regeling is voor 2014 geen garantieplafond beschikbaar gesteld. De verstrekte garanties lopen af in 2020.

Per 31 december 2016 bedraagt de omvang van de verstrekte garanties € 24,5 miljoen.

Overzicht verstrekte garanties (bedragen x € 1.000)

Artikel

Omschrijving

Uitstaande garanties 2015

Verlenen 2016

Vervallen 2016

Uitstaande garanties 2016

Garantie plafond

Totaal plafond

Totaal stand risicovoorziening

 

Go cure

26.851

0

2.326

24.526

   

0

Totaal

 

26.851

0

2.326

24.526

0

0

0

Wet op de vennootschapsbelasting (Vpb)

Per 1 januari 2016 is door modernisering van de Wet op de vennootschapsbelasting (Vpb) voor de overheid in bepaalde gevallen een Vpb-plicht ontstaan met bijbehorende administratie- en aangifteplicht. De toets of sprake is van een Vpb-plicht vindt plaats op het niveau van de activiteiten.

Er zijn ter implementatie van de Vpb stappen gezet om per VWS onderdeel in kaart te brengen welke activiteiten tot een eventuele Vpb-plicht leiden. Hieruit blijkt dat VWS Vpb-plichtig is. De werkzaamheden voor de bepaling van de omvang van de Vpb-plicht lopen nog. Daarom kan bij het opmaken van het jaarverslag van VWS per 15 maart 2017 nog geen inschatting worden gemaakt van de omvang van de fiscale Vpb-positie van VWS.

ad 15 en 15a) Deelnemingen

Onder de post deelnemingen zijn alle deelnemingen in besloten en naamloze vennootschappen en internationale instellingen opgenomen. Het Ministerie van VWS heeft geen deelnemingen.

11. WNT-VERANTWOORDING 2016

Inleiding

De Wet normering topinkomens (WNT) bepaalt dat de bezoldiging en eventuele ontslaguitkeringen van topfunctionarissen en gewezen topfunctionarissen in de publieke en semi-publieke sector op naamsniveau vermeld moeten worden in het financieel jaarverslag. Deze publicatieplicht geldt tevens voor topfunctionarissen die bij een WNT-instelling geen – al dan niet fictieve – dienstbetrekking hebben of hadden. Daarnaast moeten van niet-topfunctionarissen de bezoldiging en/of eventuele ontslaguitkeringen (zonder naamsvermelding) gepubliceerd worden indien deze het wettelijk maximum te boven gaan. Niet-topfunctionarissen zonder dienstverband vallen echter buiten de reikwijdte van de wet.

Voor dit departement heeft de publicatieplicht betrekking op onderstaande functionarissen. De bezoldigingsgegevens van de leden van de Top Management Groep zijn opgenomen in het jaarverslag van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Het wettelijk bezoldigingsmaximum bedraagt in 2016 € 179.000.

In artikel 10b van de Beleidsregels WNT 2017 (Staatscourant 2016, nr. 70032) is bepaald dat er geen toezicht of handhaving zal plaatsvinden op de naleving van de publicatieplicht van uitkeringen wegens beeindiging dienstverband aan niet-topfunctionarissen voortvloeiend uit contractovername door een mobiliteitsbureau. In 2016 is namelijk gebleken dat voor deze categorie de volledige uitvoering van de wettelijke bepalingen bij een aantal instellingen op korte termijn niet mogelijk is. Accountants hoeven in dat geval op dit onderdeel van de financiële verslagen ook geen controle uit te voeren (niet op volledigheid en niet op juistheid). Het inventariseren van de contractovernames en de daarmee gemoeide uitkeringen aan niet-topfunctionarissen in 2016 is om die reden achterwege gelaten.

Bezoldiging van (gewezen) topfunctionarissen

Naam instelling

Naam (gewezen) topfunctionaris

Functie

Datum aanvang dienstverband (indien van toepassing)

Datum einde dienstverband (indien van toepassing)

Omvang dienstverband in fte

Op externe inhuur-basis (nee; <= 12 kalendermnd; > 12 kalendermnd)

Beloning

Onkostenvergoedingen (belast)

Voorzieningen t.b.v. beloningen betaalbaar op termijn

Totale bezoldiging in 2016

Individueel WNT maximum

Motivering (indien overschrijding)

ACBG

H.R. Hurts

directeur

   

1,00

nee

120.075,68

3.248,16

14.919,72

138.243,56

179.000,00

 

ACBG

C.A. van Belkum

plv directeur

   

1,11

nee

125.814,49

0,00

14.874,36

140.688,85

179.000,00

 
                         

CBG

H.G.M. Leufkens

lid/voorzitter

   

0,80

nee

109.893,41

0,00

12.009,15

121.902,56

143.200,00

 

CBG

B.J. van Zwieten-Boot

lid/vice voorzitter

   

0,53

nee

63.426,08

0,00

7.644,69

71.070,77

94.870,00

 

CBG

A.W. Hoes

lid

 

1-10-2016

0,16

nee

16.975,15

0,00

1.735,68

18.710,83

21.480,00

 

CBG

P.A.F. Jansen

lid

   

0,40

nee

47.960,60

0,00

5.793,90

53.754,50

71.600,00

 

CBG

J.M.W. Hazes

lid

   

0,16

nee

17.620,20

0,00

2.322,51

19.942,71

28.640,00

 

CBG

A.A.M. Franken

lid

   

0,37

nee

44.353,56

0,00

5.379,78

49.733,34

66.230,00

 

CBG

J.H.M. Schellens

lid

 

1-7-2016

0,16

nee

11.865,10

0,00

1.148,85

13.013,95

14.320,00

 

CBG

C.F.H. Rosmalen

lid

   

0,16

nee

20.675,20

0,00

2.322,51

22.997,71

28.640,00

 

CBG

G.M.M. Groothuis

lid

   

0,16

nee

21.376,84

0,00

0,00

21.376,84

28.640,00

 

CBG

F.G.M. Russel

lid

   

0,16

nee

20.906,84

0,00

0,00

20.906,84

28.640,00

 

CBG

P.A. de Graeff

lid

   

0,77

nee

106.139,62

0,00

11.500,46

117.640,08

137.830,00

 

CBG

V.H.M. Deneer

lid

   

0,16

nee

22.081,72

0,00

2.317,71

24.399,43

28.640,00

 

CBG

J.M.L. van Rensen

lid

   

0,16

nee

21.376,72

0,00

2.317,71

23.694,43

28.640,00

 

CBG

M.L. Bouvy

lid

1-5-2016

 

0,16

nee

13.389,48

0,00

1.561,68

14.951,16

19.093,33

 

CBG

H.J. Guchelaar

lid

1-8-2016

 

0,16

nee

7.810,30

0,00

976,05

8.786,35

11.933,33

 

CBG

C. van Nieuwkoop

lid

1-1-2016

 

0,16

nee

20.201,72

0,00

2.317,71

22.519,43

28.640,00

 

CBG

G.S. Sonke

lid

1-5-2016

 

0,16

nee

13.389,48

0,00

1.561,68

14.951,16

19.093,33

 
                         

CCMO

J.W.H. Leer

lid/voorzitter

 

1-6-2016

0,67

nee

30.531,65

0,00

0,00

30.531,65

49.970,83

 

CCMO

C.A.J. Knibbe

lid/vice voorzitter

   

0,11

nee

12.212,64

0,00

0,00

12.212,64

19.690,00

 

CCMO

J.M.A. van Gerven

lid/voorzitter a.i.

   

0,59

ja, vanaf 15-6-2016

99.563,16

0,00

0,00

99.563,16

105.982,92

 

CCMO

R. de Groot

lid

   

0,11

nee

12.215,04

0,00

1.610,37

13.825,41

19.690,00

 

CCMO

J.C.J. Dute

lid

   

0,11

nee

12.215,04

0,00

1.610,37

13.825,41

19.690,00

 

CCMO

C.G.M. Kallenberg

lid

   

0,11

nee

12.212,64

0,00

0,00

12.212,64

19.690,00

 

CCMO

J.H.L.M. van Bokhoven

lid

   

0,11

nee

12.212,64

0,00

0,00

12.212,64

19.690,00

 

CCMO

H.J. Guchelaar

lid

 

1-9-2016

0,11

nee

7.980,24

0,00

0,00

7.980,24

13.126,67

 

CCMO

S.J.E. von Meyenfeldt

lid

   

0,11

nee

11.970,36

0,00

0,00

11.970,36

19.690,00

 

CCMO

F.R. Rosendaal

lid

   

0,11

nee

12.212,64

0,00

0,00

12.212,64

19.690,00

 

CCMO

J.K.L. Denollet

lid

   

0,11

nee

12.212,64

0,00

1.606,77

13.819,41

19.690,00

 

CCMO

J.H.F. Falkenburg

lid

   

0,11

nee

12.212,64

0,00

1.606,77

13.819,41

19.690,00

 

CCMO

J.J.M van Delden

lid

   

0,11

nee

12.212,64

0,00

1.606,77

13.819,41

19.690,00

 

CCMO

A.L. Francke

lid

   

0,11

ja

11.148,00

0,00

0,00

11.148,00

19.690,00

 

CCMO

J.A. Land

lid

   

0,11

ja

11.148,00

0,00

0,00

11.148,00

19.690,00

 

CCMO

B. Nuijen

lid

1-9-2016

 

0,11

nee

4.070,88

0,00

541,32

4.612,20

6.563,33

 

CCMO

C. de Heer

algemeen secretaris

   

1,00

nee

102.723,50

3.248,16

13.734,75

119.706,41

179.000,00

 
Bezoldiging van niet-topfunctionarisionarissen boven het WNT-maximum

Naam instelling

Functie

Datum aanvang dienstverband (indien van toepassing)

Datum einde dienstverband (indien van toepassing)

Omvang dienstverband (fte) (+ tussen haakjes omvang in 2015)

Beloning (+ tussen haakjes bedrag in 2015)

Onkostenvergoedingen (belast) (+ tussen haakjes bedrag in 2015)

Voorzieningen t.b.v. beloningen betaalbaar op termijn (+ tussen haakjes bedrag in 2015)

Totale bezoldiging in 2016 (+ tussen haakjes bedrag in 2015)

Individueel WNT maximum

Motivering

RIVM

directeur

   

1,00 (1,00)

162.863,36 (157.454,29)

3.248,16 (3.228,84)

15.925,68 (16.330,98)

182.037,20 (177.014,11)

179.000,00

Arbeidsmarktoverweging

Uitkeringen aan (gewezen) topfunctionarisionarissen wegens beëindiging dienstverband

Naam instelling

Naam (gewezen) topfunctionarisionaris

Laatste functie

Eerdere functie(s)

Datum beëindiging dienstverband

Op externe inhuurbasis (nee; = 12 mnd; > 12 mnd)

Betaalde uitkeringen in 2016

Individueel WNT-maximum

Motivering (indien overschrijding)

GEEN VERMELDING

               
                 
                 
Uitkeringen boven het WNT-maximum aan niet-topfunctionarisionarissen wegens beëindiging dienstverband

Naam instelling

Laatste functie

Eerdere functie(s)

Datum beëindiging dienstverband

Betaalde uitkeringen in 2016

Indvidueel WNT-maximum

Motivering

GEEN VERMELDING

           
             

D. FINANCIEEL BEELD ZORG JAARVERSLAG 2016

1. Inleiding

Het Financieel Beeld Zorg (FBZ) geeft een integraal beeld van de ontwikkeling van de uitgaven en ontvangsten onder het Budgettair Kader Zorg (BKZ). Dit hoofdstuk geeft op hoofdlijnen een toelichting op de financiële cijfers en de voorlopige realisatie over het jaar 2016.

Het FBZ bestaat uit de volgende onderdelen:

  • 1. Inleiding

  • 2 Zorguitgaven in vogelvlucht

    • 2.1. Financieel beeld op hoofdlijnen

    • 2.2. Actualisering van de maatregelen uit de begroting 2016

    • 2.3. Ontwikkeling van het BKZ en de netto-BKZ-uitgaven 2016

    • 2.4. Verticale ontwikkeling van de BKZ-uitgaven en -ontvangsten

  • 3. Uitgaven Budgettair Kader Zorg

    • 3.1. Zorgverzekeringwet (Zvw)

    • 3.1.1. Verticale ontwikkeling van de Zvw-uitgaven en -ontvangsten

    • 3.1.2. Zorgakkoorden

    • 3.2. Wet langdurige zorg (Wlz), Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) en Jeugdwet

    • 3.2.1. Verticale ontwikkeling van de Wlz, Wmo 2015 en Jeugdwet-uitgaven en -ontvangsten

    • 3.3. Begrotingsgefinancierde BKZ-uitgaven

  • 4. Financiering van de zorguitgaven

    • 4.1. De financiering van de zorguitgaven in 2016

    • 4.2. Ontvangsten, uitgaven en vermogens van de zorgfondsen (Zvw en Wlz)

    • 4.3. Ontwikkeling premies voor Zvw en Wlz

    • 4.4. Wat heeft de gemiddelde burger in 2016 aan zorg betaald?

  • 5. Meerjarige ontwikkeling van de BKZ-uitgaven en -ontvangsten

    • 5.1. Actuele stand van de BKZ-uitgaven en -ontvangsten per sector 2013–2016

    • 5.2. Ontwikkeling van de BKZ-uitgaven en -ontvangsten 2006–2016

    • 5.3. Horizontale ontwikkeling van de zorguitgaven 2013–2016

  • 6. Verdieping Financieel Beeld Zorg

    • 6.1. Verdieping in de BKZ-deelsectoren

    • 6.1.1. Zorgverzekeringswet (Zvw)

    • 6.1.2. Wet langdurige zorg (Wlz)

Wijzigingen in het Financieel Beeld Zorg

Het FBZ in het jaarverslag 2016 heeft ten opzichte van het jaarverslag 2015 een paar belangrijke veranderingen ondergaan. Deze veranderingen zijn reeds doorgevoerd in de ontwerpbegroting 2017 (TK 34 550 XVI, nr. 1 en 2).

Het betreft de volgende aanpassingen:

  • Paragraaf 2.2 horizontale ontwikkeling van de BKZ-uitgaven en -ontvangsten per sector uit de ontwerpbegroting 2016 is vervallen en daarvoor in de plaats is in paragraaf 5.3 de horizontale ontwikkeling van de zorguitgaven opgenomen.

  • Zoals reeds in het VWS-jaarverslag 2015 is aangekondigd, worden de kerncijfers – in tegenstelling tot wat in de ontwerpbegroting 2016 is vermeld – vanaf de ontwerpbegroting 2017 niet meer opgenomen in het FBZ, maar in de Staat van Volksgezondheid en Zorg (www.staatvenz.nl), een online publicatie van het RIVM.

  • De indeling van de verticale toelichting en het verdiepingshoofdstuk is gewijzigd in de onderstaande categorieën bijstellingen (dit is reeds gemeld in de ontwerpbegroting 2017):

    • Autonoom

    • Beleidsmatig

    • Technisch

Hiermee wordt aangesloten bij de indeling behorend bij de verticale toelichting van de Miljoenennota.

Het Budgettair Kader Zorg (BKZ)

De BKZ-uitgaven bestaan voornamelijk uit de zorguitgaven op grond van de Zorgverzekeringswet (Zvw) en de Wet langdurige zorg (Wlz). Daarnaast wordt een deel van de begrotingsuitgaven toegerekend aan het BKZ. Tot deze categorie hoort een deel van de uitgaven aan de zorgopleidingen, de uitgaven van de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg), de uitgaven voor zorg, welzijn en jeugdzorg op Caribisch Nederland, de subsidieregeling overgang integrale tarieven medisch-specialistische zorg, de subsidieregeling abortusklinieken en de schadevergoeding Erasmus MC. Deze uitgaven worden op de VWS-begroting verantwoord. Tot slot zijn er BKZ-uitgaven die via andere begrotingshoofdstukken beschikbaar komen. Het gaat hierbij om de middelen die via het gemeentefonds worden uitgekeerd aan gemeenten voor uitgaven in het kader van de Wmo 2015 en de Jeugdwet.

Tabel 1 toont de bruto BKZ-uitgaven en BKZ-ontvangsten.

Tabel 1 Samenstelling van de bruto BKZ-uitgaven en -ontvangsten naar financieringsbron (bedragen x € 1 miljard)1

Omschrijving

2016

Bruto BKZ-uitgaven stand jaarverslag 2016

71,2

Premiegefinancierd

63,9

waarvan Zvw

44,1

waarvan Wlz

19,8

Begrotingsgefinancierd

7,3

waarvan Wmo 2015 en Jeugdwet

6,9

waarvan overig begrotingsgefinancierd2

0,4

BKZ-ontvangsten stand jaarverslag 2016

5,1

waarvan eigen betalingen Zvw

3,2

waarvan eigen bijdrage Wlz

1,9

Netto BKZ-uitgaven stand jaarverslag 2016

66,1

Bron: VWS, gegevens Zorginstituut over (voorlopige) financieringslasten Zvw en Wlz en NZa-gegevens over de productieafspraken en (voorlopige) realisatiegegevens.

X Noot
1

Als gevolg van afronding kan de som der delen afwijken van het totaal.

X Noot
2

Onder de post «overig begrotingsgefinancierd» zijn opgenomen de subsidieregeling overgang integrale tarieven medisch-specialistische zorg, een deel van de uitgaven aan zorgopleidingen, schadevergoeding Erasmus MC, Wtcg, zorg Caribisch Nederland, subsidieregeling abortusklinieken en loon- en prijsbijstelling.

Figuur 1: toont de bruto BKZ-uitgaven per sector als aandeel in de totale BKZ-uitgaven.

Figuur 1: toont de bruto BKZ-uitgaven per sector als aandeel in de totale BKZ-uitgaven.

2. Zorguitgaven in vogelvlucht

2.1. Financieel beeld op hoofdlijnen

Om de zorgagenda van het kabinet te kunnen uitvoeren was het ook nodig om financieel orde op zaken te stellen. De reële uitgavengroei in de zorg lag jarenlang hoger dan op de lange termijn houdbaar zou zijn. Dat pad lijkt nu doorbroken. Vanaf 2012 stabiliseren de zorguitgaven zich, zoals blijkt uit onderstaande figuur die de historische ontwikkeling van de BKZ-uitgaven over de laatste tien jaar weergeeft. Uit deze figuur blijkt dat de netto-BKZ-uitgaven van circa € 44 miljard in 2006 fors gestegen zijn tot circa € 64 miljard in 2012. Na 2012 is evenwel sprake van een zeer gematigde groei naar circa € 66 miljard in 2016. In paragraaf 5.3 is een nadere analyse opgenomen over de horizontale ontwikkeling van de zorguitgaven van 2012 tot en met 2016.

Figuur 2: Ontwikkeling van de netto BKZ-uitgaven 2006–2016

Figuur 2: Ontwikkeling van de netto BKZ-uitgaven 2006–2016

In dit jaarverslag 2016 kan net als in de jaren 2013, 2014 en 2015 een onderschrijding van het Budgettair kader Zorg worden gemeld. In de begroting 2016 werd reeds uitgegaan van een kaderonderschrijding van € 0,7 miljard. Deze is op basis van actuele inzichten opgelopen tot € 1,8 miljard.

De Zvw-uitgaven komen circa € 1,8 miljard lager uit dan in de ontwerpbegroting 2016. Voor een belangrijk deel is dit het gevolg van de in de curatieve zorg afgesloten hoofdlijnenakkoorden. Zo is ruimte ontstaan als gevolg van het verschil tussen de oorspronkelijk beschikbaar gestelde groeiruimte voor de curatieve zorg en de in de verschillende zorgakkoorden gemaakte afspraken over de toegestane groei in die sectoren. Daarnaast is in de ggz sprake van een onderschrijding van het kader met € 0,3 miljard. Dit hangt onder andere samen met substitutie naar de POH-ggz (onder het huisartsenkader), een verschuiving naar de goedkopere basis ggz en de scherpere inkoop van zorgverzekeraars.

Bij de ggz gaat het net als bij de MSZ om voorlopige cijfers. Hoewel de raming voor de ggz nog grotendeels een bijschatting door verzekeraars van feitelijke declaraties is, ligt de onderschrijding in het verlengde van eerdere jaren. Bij de MSZ is als gevolg van de versnelling van de

dbc-doorlooptijd de bijschatting van feitelijke declaraties met 34% aanmerkelijk kleiner dan bij eerdere jaarverslagen (circa 50%). Om meer transparantie en een beter inzicht in de zorguitgaven te bieden, verwerken we de cijfers over de MSZ en ggz, in tegenstelling tot eerdere jaren, reeds in dit jaarverslag.

Ook de wijkverpleging laat over 2016 een onderschrijding zien: € 0,1 miljard. De belangrijkste oorzaak is dat er uiteindelijk minder extramurale cliënten met een Wlz-profiel vanuit de AWBZ zijn overgaan naar de Zvw dan waar bij de hervorming van de langdurige zorg rekening mee werd gehouden. Vanaf 2017 wordt dit gecorrigeerd en vindt een verschuiving van € 144 miljoen plaats vanuit de Zvw naar de Wlz. Een aanvullende verklaring voor deze onderschrijding vormen de signalen uit het veld die wijzen op een tekort aan wijkverpleegkundigen en een scherpe contractering door zorgverzekeraars.

Ook bij enkele niet-akkoordsectoren is sprake van aanzienlijke ruimte. Zo laat de hulpmiddelenraming een onderschrijding zien van € 0,2 miljard in 2016. De lagere uitgaven doen zich voornamelijk voor bij de hoortoestellen, verzorgingsmiddelen en diabetesmaterialen.

Tenslotte laat de sector grensoverschrijdende zorg in 2016 een onderschrijding van € 0,2 miljard zien als gevolg van een zeer beperkte groei van het zorggebruik. Hiermee hebben ook de niet-akkoord sectoren in de Zvw een belangrijke bijdrage geleverd aan een beheerste ontwikkeling van de zorguitgaven.

De netto-Wlz-uitgaven kwamen circa € 0,1 miljard lager uit dan geraamd, voornamelijk als gevolg van hogere ontvangsten en door de zogenaamde financieringsmutatie, wat betekent dat er in 2016 minder is gefinancierd dan geproduceerd.

De begrotingsgefinancierde BKZ-uitgaven kwamen circa € 0,2 miljard hoger uit dan geraamd, voornamelijk als gevolg van hogere uitgaven binnen het gemeentefonds en in verband met indexatie van de schadevergoeding voor Erasmus MC.

Al met al is er veel bereikt. Het is de opgave de lijn van zorgverbetering en -vernieuwing en houdbare zorguitgaven nu vast te houden. Met het stabiliseren van de zorguitgaven rond de groei van de economie en het tegelijkertijd doorvoeren van gerichte intensiveringen, is hiervoor het fundament gelegd. Tegelijkertijd is er als het gaat om uitgavenbeheersing geen reden tot achterover leunen. Volgens het Centraal Planbureau zullen de zorguitgaven zonder nieuwe maatregelen stijgen met circa 3,4% en daarmee een fors beslag leggen op de verwachte economische groei. In het afgelopen jaar zijn al stappen gezet om toekomstige generaties niet met een te hoge zorgrekening op te zadelen.

2.2. Actualisering van de maatregelen uit de begroting 2016

In de onderstaande tabel zijn de maatregelen (exclusief intensiveringen en overhevelingen) opgenomen die zijn aangekondigd in de begroting 2016. In de toelichting onder de tabel wordt per maatregel de stand van zaken geschetst. Het is niet altijd mogelijk om van elke maatregel in de zorg een exacte opbrengstrealisatie te geven. De reden daarvoor is dat tal van ontwikkelingen van invloed zijn op de hoogte van de zorguitgaven, waaronder vraagfactoren (toe- of afname van het zorggebruik), aanbodfactoren (zoals substitutie-effecten) en prijsontwikkelingen1. Deze ontwikkelingen zijn op macroniveau niet nauwkeurig van elkaar te onderscheiden en te kwantificeren. De actualisering van maatregelen uit eerdere begrotingen van deze kabinetsperiode zijn terug te vinden in de jaarverslagen van 2013–2015.

Tabel 2 Maatregelen die zijn aangekondigd in de begroting 2016 (bedragen x € 1 miljoen)
   

Ontwerpbegroting

 

Zorgverzekeringswet (Zvw)

2016

 

Eerstelijnszorg

 

1

Tarieven tandheelkunde

– 35,0

 

Totaal Zvw-uitgaven

– 35,0

 

Wet langdurige zorg (Wlz)

 

2

Wlz uitvoeringskosten

– 55,0

 

Totaal Wlz-uitgaven

– 55,0

Bron: VWS, gegevens Zorginstituut over (voorlopige) financieringslasten Zvw en Wlz en NZa-gegevens over de productieafspraken en (voorlopige) realisatiegegevens.

Toelichting:

ZORGVERZEKERINGSWET (Zvw)

Eerstelijnszorg

Tarieven tandheelkunde

De NZa heeft de maximumtarieven in de tandheelkundige zorg per 1-7-2015 verlaagd voor een groot aantal prestaties. Deze daling heeft geleid tot lagere uitgaven aan tandheelkundige zorg binnen het verzekerd pakket.

WET LANGDURIGE ZORG (Wlz)

Wlz uitvoeringskosten

Het gaat hier om een neerwaartse bijstelling van het kader beheerskosten voor onder meer saneringskosten van instellingen in de langdurige zorg en middelen voor de bijdrage in het vrijwillige gebruik door de budgethouder van de Sociale Verzekeringsbank (SVB). Een deel van deze middelen is ingezet ten behoeve van de uitvoering van pgb-trekkingsrechten door de SVB.

2.3. Ontwikkeling van het Budgettair Kader Zorg en de netto-BKZ-uitgaven 2016.

Het Budgettair Kader Zorg legt aan het begin van de kabinetsperiode de genormeerde ontwikkeling van de collectieve zorguitgaven vast voor elk van de komende vier jaren. Gedurende de kabinetsperiode wordt het kader aangepast voor de jaarlijkse prijsstijging. Hiervoor wordt de CPB-raming van de prijsindex van de nationale bestedingen (pNB) gebruikt.

Het BKZ is bij de start van het kabinet-Rutte/Asscher voor de periode 2013–2017 vastgesteld bij Startnota (TK 33 400, nr. 18). Bij de start van dit kabinet zijn de uitgavenkaders herijkt en is de stand ontwerpbegroting 2013 (TK 33 400 XVI, nr. 1 en 33 400 XVI, nr. 2) als uitgangspunt genomen.

Na de Startnota zijn de uitgavenkaders opnieuw herijkt en is de stand ontwerpbegroting 2014

(TK 33 750 XVI, nr. 1 en 33 750 XVI, nr. 2) als uitgangspunt genomen.

Tabel 3 laat de ontwikkeling van het BKZ en de netto-BKZ-uitgaven zien vanaf de stand ontwerpbegroting 2016.

Tabel 3 Ontwikkeling van het BKZ en de netto BKZ-uitgaven 2016 (bedragen x € 1 miljoen)1
 

2016

BKZ stand ontwerpbegroting 2016

68.564

Prijs nationale bestedingen (pNB)

– 543

IJklijnmutaties

– 92

Bijstelling BKZ

– 634

BKZ stand jaarverslag 2016

67.929

Netto BKZ-uitgaven stand jaarverslag 2016

66.105

Onderschrijding BKZ

– 1.825

Bron: VWS, gegevens Zorginstituut over (voorlopige) financieringslasten Zvw en Wlz en NZa-gegevens over de productieafspraken en (voorlopige) realisatiegegevens.

X Noot
1

Als gevolg van afronding kan de som der delen afwijken van het totaal.

Het BKZ is ten opzichte van de stand ontwerpbegroting 2016 met € 0,6 miljard verlaagd.

Dit als gevolg van nominale ontwikkelingen (een neerwaartse bijstelling van de prijs Nationale Bestedingen volgend uit het Centraal Economisch Plan van het CPB) met € 0,5 miljard en met € 0,1 miljard als gevolg van enkele overhevelingen die hebben plaatsgevonden van het BKZ naar de VWS-begroting (behorend tot het kader Rijksbegroting). Omdat ook de zorguitgaven lager zijn uitgekomen dan verwacht is voor 2016 sprake van een onderschrijding van het BKZ met € 1,8 miljard.

In de paragrafen 3.1.1, 3.2.1 en 3.3 is de ontwikkeling van de BKZ-uitgaven en -ontvangsten per financieringsbron verder toegelicht.

Tabel 4 geeft een overzicht van de kadertoetsing van het BKZ vanaf de stand ontwerpbegroting 2016.

Tabel 4 Kadertoets Budgettair Kader Zorg 2016 (bedragen x € 1 miljoen; –/– is saldoverbeterend)
 

2016

Kadertoets BKZ ontwerpbegroting 2016

– 722

Bijstelling 1e suppletoire begroting 2016

– 57

Kadertoets BKZ 1e suppletoire begroting 2016

– 779

Bijstelling ontwerpbegroting 2017

– 19

Kadertoets BKZ ontwerpbegroting 2017

– 798

Bijstelling 2e suppletoire begroting 2016

– 402

Kadertoets BKZ 2e suppletoire begroting 2016

– 1.201

Bijstelling jaarverslag 2016

– 624

Kadertoets BKZ jaarverslag 2016

– 1.825

Bron: VWS, gegevens Zorginstituut over (voorlopige) financieringslasten Zvw en Wlz en NZa-gegevens over de productieafspraken en (voorlopige) realisatiegegevens.

Sinds de stand ontwerpbegroting 2016 is het kader onderschreden met circa € 1,8 miljard. Van deze € 1,8 miljard is een deel (€ 1,2 miljard) reeds in eerdere budgettaire nota’s gemeld. Ten opzichte van de stand tweede suppletoire begroting 2016 is er sprake van een toename van de onderschrijding met € 0,6 miljard.

2.4. Verticale ontwikkeling van de BKZ-uitgaven en -ontvangsten

Tabel 5 laat vanaf de stand ontwerpbegroting 2016 de verticale ontwikkeling van de BKZ-uitgaven en -ontvangsten op hoofdlijnen zien. De verdere verdieping van de verticale ontwikkeling staat in paragraaf 3 en paragraaf 6.

Tabel 5 Verticale ontwikkeling van de BKZ-uitgaven en -ontvangsten (bedragen x € 1 miljoen)
 

2016

Netto BKZ-uitgaven ontwerpbegroting 2016

67.841,1

   

Bijstelling in de netto-Zvw-uitgaven

– 1.790,8

Bijstelling in de netto-Wlz-uitgaven

– 119,8

Bijstelling in de netto-begrotingsgefinancierde BKZ-uitgaven

174,1

Totaal bijstelling

– 1.736,5

   

Netto BKZ-uitgaven jaarverslag 2016

66.104,6

Bron: VWS, gegevens Zorginstituut over (voorlopige) financieringslasten Zvw en Wlz en NZa-gegevens over de productieafspraken en (voorlopige) realisatiegegevens.

Toelichting

Ten opzichte van de stand ontwerpbegroting 2016 nemen de netto BKZ-uitgaven in 2016 af met circa € 1,7 miljard. De daling van de netto BKZ-uitgaven wordt veroorzaakt door de daling van de netto Zvw-uitgaven met circa € 1,8 miljard, een daling van de Wlz-uitgaven met circa € 0,1 miljard en een stijging van de begrotingsgefinancierde BKZ-uitgaven met circa € 0,2 miljard.

In paragraaf 3 wordt de ontwikkeling van de BKZ-uitgaven en -ontvangsten per financieringsbron verder toegelicht.

3. Uitgaven Budgettair Kader Zorg

3.1. Zorgverzekeringwet (Zvw)

3.1.1. Verticale ontwikkeling van de Zvw-uitgaven en -ontvangsten

De verticale toelichting bevat een cijfermatig overzicht van de budgettaire veranderingen die zich hebben voorgedaan sinds de ontwerpbegroting 2016. Voor een meer gedetailleerde toelichting op de veranderingen wordt verwezen naar de verdiepingsparagraaf 6.

De verticale toelichting onderscheidt drie categorieën bijstellingen:

  • Autonoom

  • Beleidsmatig

  • Technisch

Tabel 6 laat vanaf de stand ontwerpbegroting 2016 de verticale ontwikkeling van de Zvw-uitgaven en -ontvangsten zien.

Tabel 6 Verticale ontwikkeling van de Zvw-uitgaven en -ontvangsten (bedragen x € 1 miljoen)
 

2016

Zvw-uitgaven ontwerpbegroting 2016

45.860,1

   

Autonoom

– 1.063,7

Actualisering Zvw-uitgaven (tabel 6A)

– 876,9

Nominale ontwikkeling

– 186,8

   

Beleidsmatig

– 654,2

Taakstelling stringent pakketbeheer

75,0

Invulling stringent pakketbeheer ggz

– 25,0

Invulling stringent pakketbeheer hulpmiddelen

– 50,0

Besluitvorming overschrijding MSZ 2012

– 70,0

Kasschuif resterende middelen integrale tarieven

– 68,8

Aanvullende onderuitputting integrale tarieven

19,0

Migratieproblematiek

23,6

Nominaal en onverdeeld Zvw

– 553,8

Overige bijstellingen

– 4,2

   

Technisch

– 72,9

Overheveling resterende middelen integrale tarieven

18,8

Overheveling ggz-b vanuit Zvw naar Wlz

– 73,7

Dekking ophoging eerstelijnsverblijf

– 16,2

Overige bijstellingen

– 1,8

   

Totaal bijstellingen

– 1.790,8

   

Bruto Zvw-uitgaven jaarverslag 2016

44.069,3

Zvw-ontvangsten ontwerpbegroting 2016

3.194,8

   

Totaal bijstellingen

0,0

Zvw-ontvangsten jaarverslag 2016

3.194,8

Netto Zvw-uitgaven ontwerpbegroting 2016

42.665,2

Totaal bijstellingen in de netto Zvw-uitgaven

– 1.790,8

Netto Zvw-uitgaven jaarverslag 2016

40.874,4

Bron: VWS, gegevens Zorginstituut over (voorlopige) financieringslasten Zvw en Wlz en NZa-gegevens over de productieafspraken en (voorlopige) realisatiegegevens.

Uitgaven

Autonoom

Actualisering Zvw-uitgaven

Tabel 6A Actualisering Zvw-uitgaven (bedragen x € 1 miljoen)
 

Stand 2e suppletoire begroting

Bijstellingen jaarverslag

Stand jaarverslag

 

2016

2016

2016

Eerstelijnszorg

– 22,1

– 60,1

– 82,2

Tweedelijnszorg

3,6

37,1

40,7

Genees- en hulpmiddelen

– 9,5

– 154,2

– 163,7

Ziekenvervoer

– 36,9

– 5,3

– 42,2

Wijkverpleging

37,7

– 194,3

– 156,6

Geneeskundige geestelijke gezondheidszorg

0,0

– 288,3

– 288,3

Grensoverschrijdende zorg

– 21,7

– 162,9

– 184,6

Nominaal en onverdeeld

– 400,0

400,0

0,0

Totaal bijstellingen

– 448,9

– 428,0

– 876,9

Bron: VWS, gegevens Zorginstituut over (voorlopige) financieringslasten Zvw en Wlz en NZa-gegevens over de productieafspraken en (voorlopige) realisatiegegevens.

In tabel 6A is het onderdeel «Actualisering Zvw-uitgaven» uit tabel 6 uitgesplitst. De actualisering van de zorguitgaven vindt plaats op basis van voorlopige realisatiegegevens 2016 van het Zorginstituut en de NZa.

Een belangrijk deel van deze bijstellingen is reeds toegelicht in eerdere budgettaire stukken. Voor de toelichting op de eerste suppletoire begroting 2016 (TK 34 485 XVI, nr. 1 en 2), de ontwerpbegroting 2017 (TK 34 550 XVI, nr. 1 en 2) en de tweede suppletoire begroting 2016

(TK 34 620 XVI, nr. 1 en 2) wordt verwezen naar de betreffende publicaties. De bijstellingen die na de tweede suppletoire begroting 2016 hebben plaatsgevonden worden in de verdiepingsparagraaf per deelsector verder toegelicht.

De belangrijkste bijstellingen uit tabel 6A worden hieronder nader toegelicht.

Genees- en hulpmiddelen

De uitgaven aan genees- en hulpmiddelen komen uiteindelijk € 163,7 miljoen lager uit dan waar in de begroting 2016 van uit werd gegaan. Deze bijstelling is het saldo van € 25 miljoen hogere uitgaven aan geneesmiddelen en € 188,7 miljoen lagere uitgaven aan hulpmiddelen. Deze lagere uitgaven aan hulpmiddelen worden met name veroorzaakt door lagere uitgaven aan hoortoestellen, verzorgingsmiddelen en diabetesmaterialen.

Wijkverpleging

De uitgaven aan wijkverpleging vallen € 156,6 miljoen lager uit dan waar in de begroting 2016 van uit werd gegaan. De belangrijkste oorzaak is dat er uiteindelijk minder extramurale cliënten met een Wlz-profiel vanuit de AWBZ zijn overgaan naar de Zvw dan waar bij de hervorming van de langdurige zorg rekening mee werd gehouden. Vanaf 2017 wordt dit gecorrigeerd en vindt een verschuiving van € 144 miljoen plaats vanuit de Zvw naar de Wlz. Een aanvullende verklaring voor deze onderschrijding vormen de signalen uit het veld die wijzen op een tekort aan wijkverpleegkundigen en een scherpe contractering door zorgverzekeraars.

Geneeskundige geestelijke gezondheidszorg

Bij de ggz is al langere tijd te zien dat de uitgaven ruim binnen de afgesproken budgettaire kaders blijven. Dit blijkt ook uit de meest recente cijfers van het Zorginstituut. Over 2016 komt de onderschrijding uit op € 288 miljoen. Gezien de onderschrijdingen in de voorgaande jaren (2015: € 277 miljoen, 2014: € 417 miljoen en 2013: € 261 miljoen) wordt een onderschrijding in deze orde van grootte wel aannemelijk geacht. Deze onderschrijding is nog onzeker; het bedrag is voor 84% gebaseerd op bijschattingen De onderschrijding hangt ondermeer samen met substitutie naar de POH-ggz (onder het huisartsenkader), een verschuiving naar de basis ggz, de achterblijvende intensivering van de ambulantisering en de scherpere inkoop van zorgverzekeraars.

Grensoverschrijdende zorg

Bij de grensoverschrijdende zorg is een grote onderschrijding te zien: € 184,6 miljoen. Bij het deel Zvw-verzekerden is de onderschrijding ruim € 113 miljoen en bij de Verdragsgerechtigden is de onderschrijding ruim € 71 miljoen, waarvan € 21,7 miljoen eerder is gerapporteerd.

De grote onderschrijdingen worden veroorzaakt doordat het zorggebruik in deze sector in de afgelopen jaren nauwelijks is gegroeid, terwijl in de begrotingsramingen wel van een groei wordt uitgegaan.

Nominaal en onverdeeld

De in de 2e suppletoire begroting 2016 gerapporteerde onderschrijding van € 400 miljoen op basis van voorlopige gegevens was indicatief en voorlopig op deze sector verwerkt. Deze voorlopige onderschrijding wordt nu tegengeboekt omdat de in maart 2017 van het Zorginstituut ontvangen realisatiecijfers nu op de afzonderlijke sectoren zijn verwerkt.

Nominale ontwikkeling

De raming van de loon- en prijsbijstelling is aangepast op basis van actuele macro-economische inzichten van het Centraal Planbureau (CPB).

Beleidsmatig

Taakstelling stringent pakketbeheer

De nog te verwerken taakstelling stringent pakketbeheer bedroeg € 75 miljoen in 2016. Dekking voor de taakstelling in 2016 is gevonden binnen het kader hulpmiddelen (€ 50 miljoen) en het kader ggz (€ 25 miljoen).

Invulling stringent pakketbeheer ggz en hulpmiddelen

De invulling van de taakstelling stringent pakketbeheer bij de ggz is gerealiseerd door begrenzing en gepast gebruik van zorg in de ggz conform een advies van het Zorginstituut. Zie mijn brief hierover van 22 maart 2016 (TK 29 689, nr. 692). Het Zorginstituut heeft op basis van het advies een besparingsbedrag van € 25 miljoen geraamd. Het kader ggz is met dit bedrag verlaagd.

In de afgelopen periode hebben zorgverzekeraars gestuurd op doelmatigheid en gepast gebruik van extramurale hulpmiddelen. De hulpmiddelenraming liet mede daardoor voldoende ruimte zien (€ 50 miljoen structureel in 2016) voor de invulling van de taakstelling stringent pakketbeheer.

Besluitvorming overschrijding MSZ 2012

Naar aanleiding van bestuurlijk overleg met partijen van het bestuurlijk hoofdlijnenakkoord medisch-specialistische zorg is in verband met de geconstateerde overschrijding in 2012 eenmalig € 70 miljoen in mindering gebracht op het beschikbare kader 2016. Zie de brief hierover van 31 maart 2015 (TK 29 248, nr. 282). Deze korting is in de eerste suppletoire begroting 2016 verwerkt.

Kasschuif resterende middelen integrale tarieven

Op basis van het hoofdlijnenakkoord voor de MSZ 2014–2017 zijn voor de periode 2015–2024 middelen beschikbaar gesteld voor de overgang naar integrale tarieven. Deze middelen zijn eerder overgeheveld naar het begrotingsgefinancierde BKZ om een subsidieregeling voor de overgang naar integrale tarieven mogelijk te maken. Voor zover de middelen niet nodig waren voor de subsidieregeling, zijn ze weer toegevoegd aan het kader MSZ voor 2017 e.v. De vrijval in 2016 werd bij eerste suppletoire begroting geraamd op € 68,8 miljoen: € 50 miljoen die eerder op het premiegefinancierde BKZ was gereserveerd en € 18,8 miljoen op het begrotingsgefinancierde BKZ.

Aanvullende onderuitputting integrale tarieven

In 2016 is beperkt gebruik gemaakt van de subsidieregeling die medisch specialisten faciliteert bij de overstap naar loondienst, waardoor een bedrag resteerde van € 19,0 miljoen, in aanvulling op de hiervoor genoemde onderuitputting. De vrijvallende middelen bij de subsidieregeling zijn saldoneutraal toegevoegd aan het kader MSZ 2016 waaraan ze eerder in overleg met het veld waren onttrokken.

Migratieproblematiek

De verhoogde instroom van vluchtelingen gaf aanleiding tot een hogere raming van de zorguitgaven op het BKZ. Op korte termijn werd een extra beslag op de curatieve zorg verwacht (o.a. huisartsenzorg, ggz en MSZ). Ook op het terrein van preventie en de jeugd(gezondheids)zorg werden additionele uitgaven verwacht. De raming ging uit van een instroom van 58.000 asielzoekers in 2016.

Nominaal en onverdeeld Zvw

Een deel van de gereserveerde middelen op de post Nominaal en onverdeeld blijkt niet nodig te zijn en valt daarom vrij. Deze ruimte bestaat uit niet-toegedeelde middelen voor nominale bijstellingen en groeiruimte Zvw. Daarnaast is ruimte ontstaan als een gevolg van het verschil tussen de oorspronkelijk beschikbaar gestelde groeiruimte voor de curatieve zorg en de in de verschillende zorgakkoorden gemaakte afspraken over de toegestane groei in die sectoren.

Technisch

Overheveling resterende middelen integrale tarieven

De resterende middelen voor de overgang naar integrale tarieven op artikel 2 van de begroting zijn overgeheveld naar het premiegefinancierde BKZ. Zie verder de toelichting op de kasschuif resterende middelen integrale tarieven onder Beleidsmatig.

Overheveling ggz-b vanuit Zvw naar Wlz

Vanuit de realisaties in de Wlz is gebleken dat de eerder geraamde overheveling naar de Zvw te hoog is geweest. De raming is geactualiseerd en op basis hiervan is de overheveling gecorrigeerd.

Dekking ophoging eerstelijnsverblijf (ELV)

Op basis van realisatiecijfers is geconcludeerd dat het kader voor het ELV in 2016 niet toereikend was. Vervolgens is besloten extra middelen toe te voegen aan de Wlz vanuit de Zvw.

3.1.2. Zorgakkoorden

In de afgelopen jaren zijn met betrokken partijen in de medisch-specialistische zorg, de geneeskundige ggz, de huisartsenzorg en de wijkverpleging akkoorden gesloten. In die akkoorden zijn ook budgettaire afspraken opgenomen met een gematigde, maximaal toegestane groei in toekomstige jaren.

De zorgakkoorden ggz en huisartsen laten vanaf de start onderschrijdingen zien. Voor de MSZ is na overschrijdingen in 2012 en 2013 sprake van onderschrijdingen in 2014 en 2015 en op basis van zeer voorlopige cijfers een beperkte overschrijding in 2016. De wijkverpleging vertoont onderschrijdingen in 2015 en 2016. De voorlopige resultaten weerspiegelen in het algemeen de werking van de gesloten zorgakkoorden waarbij de zorgverzekeraars en zorgaanbieders erin zijn geslaagd de zorgkosten te beteugelen door onder meer een strikt inkoopbeleid te handhaven. Specifiek voor de MSZ hingen de overschrijdingen in 2012 en 2013 samen met de verrekenbedragen uit het transitiemodel bij de overgang naar prestatiebekostiging. Bij de ggz zijn de substitutie naar de POH-ggz en de verschuiving van de specialistische ggz naar de generalistische basis ggz mogelijke verklaringen. Bij de huisartsenzorg was meer ruimte beschikbaar dan kon worden ingevuld. Delen van de huisartsenzorg, zoals de vergoeding voor abonnementen, vertonen weinig ruimte voor groei. Wel is de POH-ggz sterk gegroeid. De meeste groei zit in de ketenzorg en de multidisciplinaire zorgverlening (MDZ). De kaders voor huisartsen en MDZ worden in samenhang bezien.

In deze paragraaf wordt voor bovengenoemde sectoren nadere informatie gegeven over de (voorlopig) gerealiseerde uitgaven in de afgelopen jaren.

Tabel 7A1 Actueel beeld financiële resultaten zorgakkoorden instellingen voor medisch- specialistische zorg 2012–2014 (bedragen x € 1 miljoen)1
 

2012

2013

2014

Hoofdlijnenakkoord (prijspeil 2011)

16.801

17.221

17.550

Bijstellingen mbi-kader bij ontwerpbegroting 2012

     

Correctie aandeel medisch specialisten in loondienst

– 97

– 99

 

Bijstellingen mbi-kader bij ontwerpbegroting 2013

     

Nieuw middel tegen melanoom

5

25

25

Beschikbaarheidbijdragen

– 71

– 71

– 71

Loon- en prijsbijstelling (tranche 2012)

390

391

402

Darmkankerscreening

 

15

35

IVF

 

– 13

– 13

Toetsing rechtmatigheid Zvw

   

– 47

Overheveling dure geneesmiddelen

 

215

238

Overheveling Fonds Ziekenhuisopleidingen (FZO)

 

– 20

– 20

Bijstellingen mbi-kader bij ontwerpbegroting 2014

     

Overheveling beschikbaarheidbijdrage kapitaallasten academische zorg

 

– 26

– 43

Overheveling trombosediensten

 

– 56

– 57

Loon- en prijsbijstelling (tranche 2013)

 

408

424

Overheveling fertiliteitshormonen

   

21

Overheveling injectiemateriaal groei- en fertiliteitshormonen

   

3

Overheveling vacuumpompen

   

1

Aanpassing groeiruimte 2014 o.b.v. Onderhandelaarsresultaat MSZ 2014–2017

   

– 180

Bijstellingen mbi-kader bij ontwerpbegroting 2015

     

Overheveling fertiliteitshormonen (Triptoreline)

   

4

Loon- en prijsbijstelling (tranche 2014)

   

293

Overheveling lucrin

   

4

Overheveling stemprothesen

   

1

Bijstellingen mbi-kader bij ontwerpbegroting 2016

     

Voorwaardelijke toelating geneeskundige zorg

   

3

AWBZ-financiering (verkeerde bed)

 

14

14

Actuele stand kader Hoofdlijnenakkoord 2012–2015 resp. Onderhandelaarsresultaat 2014–20172

17.028

18.004

18.588

VWS jaarverslag 2016

17.587

18.490

18.425

Actueel beeld (totaal)

559

487

– 163

Waarvan transitiebedrag

474

390

42

Actueel beeld (exclusief transitiebedragen)

85

97

– 205

       

Actualisering jaarverslag 2013

600

300

Actualisering jaarverslag 2014

– 88

292

Actualisering begroting 2016

15

Actualisering jaarverslag 2015

28

– 173

– 56

Actualisering begroting 2017

7

69

– 9

Actualisering jaarverslag 2016

– 2

– 1

– 98

Totaal

559

487

– 163

X Noot
1

Als gevolg van afronding kan de som van de delen afwijken van het totaal.

X Noot
2

Het beschikbare bedrag zoals hierboven gepresenteerd betreft het mbi-kader en kan afwijken van het bedrag op de sector in de verdiepingsbijlage. Dit komt doordat sommige zorgkosten geen onderdeel uitmaken van het mbi-kader, terwijl de uitgaven wel binnen de sector vallen. Anderzijds vallen de AWBZ-gefinancierde uitgaven (verkeerde bed) onder het mbi-kader, maar behoren ze niet tot de Zvw-sector medisch-specialistische zorg.

Toelichting

Bij de instellingen voor medisch-specialistische zorg is in 2012 en 2013 een overschrijding geconstateerd van circa 3,3% respectievelijk circa 2,7% (€ 559 miljoen respectievelijk € 487 miljoen) ten opzichte van het afgesproken kader. Deze ontwikkeling is inclusief de verrekenbedragen uit het transitiemodel die totaal € 474 miljoen in 2012 bedragen en € 390 miljoen in 2013. Met de sector is afgesproken dat de besluitvorming over 2012 en 2013 wordt gebaseerd op de overschrijding exclusief de verrekenbedragen. Gecorrigeerd voor deze verrekenbedragen zijn de overschrijdingen € 85 miljoen (2012) en € 97 miljoen (2013). Hierop heeft reeds definitieve besluitvorming plaatsgevonden. Zoals aangegeven in de brief aan de NZa van 31 maart 2015 (TK 29 248, nr. 282) is in verband met de overschrijding in 2012 eenmalig € 70 miljoen in mindering gebracht op het beschikbare macrokader 2016. In verband met de overschrijding in 2013 is eenmalig € 29 miljoen in mindering gebracht op het beschikbare macrokader 2017; zie de brief aan de NZa van 29 april 2016 (Kamerstuk 2016D18344).

De actuele cijfers over 2014 laten een onderschrijding van € 163 miljoen zien. Deze cijfers geven geen aanleiding voor inzet van het mbi.

Tabel 7A2 Actueel beeld financiële resultaten zorgakkoorden medisch-specialistische zorg 2015–2016 (bedragen x € 1 miljoen)1
 

2015

2016

Onderhandelaarsresultaat MSZ 2014–2017 (prijspeil 2013)

20.553

20.675

Aansluiting mbi-kader met ontwerpbegroting 2015

   

Overheveling injectiemateriaal groei- en fertiliteitshormonen

3

3

Overheveling vacuumpompen

1

1

Technisch/afronding

– 1

0

Bijstellingen mbi-kader bij ontwerpbegroting 2015

   

Loon- en prijsbijstelling (tranche 2014)

367

368

Overheveling tandheelkundige specialistische zorg

70

71

Overheveling fertiliteitshormonen

4

4

Overheveling lucrin

7

7

Overheveling stemprothesen

1

1

Overheveling oncolytica

25

26

Overheveling ruxolitinib

8

 

Technische verkorting dbc-doorlooptijd

– 669

 

Patiëntenparticipatie

3

3

Voorwaardelijke toelating geneeskundige zorg

3

3

Niet-gerealiseerde besparing doelmatig voorschrijven

– 10

 

Overheveling reservering transitie integrale tarieven

– 50

– 50

Bijstellingen mbi-kader bij ontwerpbegroting 2016

   

Loon- en prijsbijstelling (tranche 2015)

15

16

Darmkankerscreening

25

25

Voorwaardelijke toelating geneeskundige zorg

 

5

Niet-gerealiseerde besparing doelmatig voorschrijven

– 3

– 10

Overheveling ruxolitinib

 

8

Correctie overhevelingen 2015 (siklos en lanvis)

0

1

Overheveling adhd-behandeling naar jeugdwet

 

– 12

Bijstellingen mbi-kader bij ontwerpbegroting 2017

   

Loon- en prijsbijstelling (tranche 2016)

 

245

Overheveling middelen migrantenproblematiek

 

12

Overboeking middelen voor substitutie

 

– 25

Besluitvorming overschrijding MSZ 2012

 

– 70

Niet-gerealiseerde besparing doelmatig voorschrijven

 

– 1

Bijstellingen mbi-kader na ontwerpbegroting 2017

   

Subsidieregeling overgang integrale tarieven

 

19

Aansluiting begroting – mbi-kader

   

Kwaliteitsgelden (niet relevant voor de zorginkoop c.q. mbi-kader)

– 16

– 16

AWBZ-financiering (verkeerde bed)

14

14

Actuele stand kader Hoofdlijnenakkoord 2012–2015 resp. Onderhandelaarsresultaat 2014–20172

20.352

21.324

VWS jaarverslag 2016

20.040

21.376

Actueel beeld

– 312

52

     

Actualisering jaarverslag 2016

– 312

52

X Noot
1

Als gevolg van afronding kan de som van de delen afwijken van het totaal.

X Noot
2

Het beschikbare bedrag zoals hierboven gepresenteerd betreft het mbi-kader en kan afwijken van het bedrag op de sector in de verdiepingsbijlage. Dit komt doordat sommige zorgkosten geen onderdeel uitmaken van het mbi-kader, terwijl de uitgaven wel binnen de sector vallen. Anderzijds vallen de Wlz-gefinancierde uitgaven (verkeerde bed) onder het mbi-kader, maar behoren ze niet tot de Zvw-sector medisch-specialistische zorg.

Toelichting

Vanaf 2015 vallen de instellingen voor medisch-specialistische zorg onder de sector medisch-specialistische zorg, tezamen met de vrijgevestigde medisch specialisten en de tandheelkundige specialistische zorg. Het voorlopige beeld voor 2015 is een onderschrijding van meer dan € 300 miljoen. Het zeer voorlopige beeld voor 2016 laat een overschrijding zien van circa € 50 miljoen.

Tabel 7B Actueel beeld financiële resultaten zorgakkoorden vrijgevestigde medisch specialisten 2012–2014 (bedragen x € 1 miljoen)1
 

2012

2013

2014

Actueel kader beheersmodel VMS

2.030

2.103

2.211

       

Gerealiseerd omzetplafond begroting 2017

1.998

2.013

2.081

Actueel beeld

– 32

– 90

– 130

X Noot
1

Als gevolg van afronding kan de som van de delen afwijken van het totaal.

Toelichting

Voor de afspraken met de vrijgevestigde medisch specialisten over budgettaire beheersing in het kader van het beheersmodel zijn de omzetcijfers van de NZa leidend. De definitieve vaststelling door de NZa laat zien dat de totale omzet van de vrijgevestigde medisch specialisten onder het afgesproken plafond is uitgekomen: € 32 miljoen in 2012, € 90 miljoen in 2013 en € 130 miljoen in 2014. In de verdiepingsbijlage wordt de actualisatie bij de vrijgevestigde medisch specialisten verwerkt conform schadelastcijfers van het Zorginstituut. Vanaf 2015 vallen de vrijgevestigde medisch specialisten onder de sector medisch-specialistische zorg.

Tabel 7C Actueel beeld financiële resultaten zorgakkoorden geneeskundige geestelijke gezondheidszorg 2013–2016 (bedragen x € 1 miljoen)1
 

2013

2014

2015

2016

Kader conform Bestuurlijk akkoord 2012

4.130

4.233

4.233

4.233

Loon- en prijsbijstelling (tranche 2013)

107

107

107

107

Overheveling AWBZ naar Zvw

24

9

9

9

Bijstelling groei naar 1,5%

 

– 41

– 41

– 41

Groeiruimte

   

43

86

Aandeel wijkverpleging

   

– 5

– 9

Kader conform Bestuurlijk akkoord 2013

4.261

4.307

4.346

4.385

Loon- en prijsbijstelling (dyslexie)

1

1

1

1

Loon- en prijsbijstelling (tranches 2014, 2015 en 2016)

 

77

82

141

Overheveling AWBZ naar Zvw

10

37

37

35

Overheveling jeugd-ggz en langdurige ggz

 

– 346

– 901

– 798

Overige bijstellingen2

     

– 27

Actueel kader Bestuurlijk akkoord 2013

4.271

4.076

3.565

3.737

VWS jaarverslag 2016

4.010

3.660

3.288

3.448

Actueel beeld onderschrijding

– 261

– 417

– 277

– 288

         

Actualisering jaarverslag 2014

– 47

Actualisering begroting 2016

– 18

Actualisering jaarverslag 2015

– 137

– 290

Actualisering begroting 2017

– 59

– 44

Actualisering jaarverslag 2016

 

– 82

– 277

– 288

Totaal

– 261

– 417

– 277

– 288

X Noot
1

Als gevolg van afronding kan de som van de delen afwijken van het totaal.

X Noot
2

Dit betreft een schuif van kwaliteitsmiddelen naar de begroting (– € ,5 miljoen), bijdrage aan stringent pakketbeheer (– € 25 miljoen) en overheveling vanuit Forensische ggz (€ 1 miljoen).

Toelichting

Bij de geneeskundige geestelijke gezondheidszorg is al langere tijd te zien dat de uitgaven ruim binnen de afgesproken budgettaire kaders blijven. De meest recente cijfers van het Zorginstituut laten zien dat de onderschrijding over 2014 met € 82 miljoen verder is opgelopen naar € 417 miljoen. Over 2015 en 2016 komen de onderschrijdingen uit op € 277 respectievelijk € 288 miljoen.

De onderschrijding over 2016 is nog onzeker; het bedrag is voor 84% gebaseerd op bijschattingen. Gezien het beeld van de voorgaande jaren wordt een onderschrijding in deze orde van grootte wel aannemelijk geacht.

Tabel 7D Actueel beeld financiële resultaten zorgakkoorden huisartsen en multidisciplinaire zorgverlening 2013–2016 (bedragen x € 1 miljoen)1
 

2013

2014

2015

2016

Kader conform Convenant / Bestuurlijk akkoord Eerste lijn2

2.394

2.947

3.029

3.103

Loon- en prijsbijstelling (tranche 2013)

43

     

Loon- en prijsbijstelling (tranche 2014)

80

83

85

Loon- en prijsbijstelling (tranche 2015)

   

29

30

Loon- en prijsbijstelling (tranche 2016)

     

9

Overige bijstellingen

12

 

– 10

14

Actueel kader Convenant / Onderhandelaarsresultaat

2.449

3.027

3.131

3.241

VWS jaarverslag 20163

2.365

3.013

3.028

3.174

Actueel beeld

– 83

– 14

– 102

– 67

         

Actualisering jaarverslag 2013

– 52

 

Actualisering VWS begroting 2015

– 3

 

Actualisering jaarverslag 2014

– 12

– 26

 

Actualisering VWS begroting 2016

– 10

3

 

Actualisering jaarverslag 2015

– 8

9

– 73

 

Actualisering begroting 2017

 

– 1

– 6

 

Actualisering jaarverslag 2016

 

2

– 23

– 67

Totaal

– 83

– 14

– 102

– 67

X Noot
1

Als gevolg van afronding kan de som van de delen afwijken van het totaal.

X Noot
2

In beide akkoorden zijn geen budgettaire kaders in miljoenen euro’s opgenomen. De afspraken uit de akkoorden zijn opgenomen in de ontwerpbegroting 2013, respectievelijk 2014.

X Noot
3

Het beschikbare bedrag zoals hierboven gepresenteerd betreft het mbi kader en kan derhalve afwijken van het bedrag op de sector in de verdiepingsbijlage. Dit komt omdat sommige zorgkosten expliciet uitgesloten zijn van het mbi kader terwijl de uitgaven wel binnen de sector vallen.

Toelichting

In het jaar van het Convenant Huisartsenzorg (2013) zijn de uitgaven binnen het afgesproken kader voor 2013 gebleven: op basis van actuele cijfers van het Zorginstituut is in dat jaar sprake van een onderschrijding van € 83 miljoen. Het Bestuurlijk Akkoord eerste lijn voor 2014–2017 betreft zowel de huisartsenzorg als de multidisciplinaire zorgverlening. Op basis van actuele gegevens van het Zorginstituut is per saldo sprake van een onderschrijding van respectievelijk € 14 miljoen (2014), € 102 miljoen (2015) en € 67 miljoen (2016).

Tabel 7E Actueel beeld financieel resultaat zorgakkoord 2015 en 2016 wijkverpleging (bedragen x € 1 miljoen)1
 

2015

2016

Kader conform Onderhandelaarsresultaat transitie verpleging en verzorging (wijkverpleging)

3.080

3.336

Loon- en prijsbijstelling (tranche 2015)

4

4

Loon- en prijsbijstelling (tranche 2016)

 

47

Herverdeling extramuralisering n.a.v. actualisering 2014

84

6

Overige bijstellingen

 

39

Actueel kader Onderhandelaarsresultaat

3.167

3.432

VWS jaarverslag 2016

3.118

3.237

Actueel beeld

– 50

– 194

     

Actualisering jaarverslag 2015

38

 

Actualisering begroting 2017

– 24

 

Actualisering jaarverslag 2016

– 64

– 194

Totaal

– 50

– 194

X Noot
1

Als gevolg van afronding kan de som van de delen afwijken van het totaal.

Toelichting

In het voorjaar van 2016 werd op basis van toen actuele cijfers van het Zorginstituut verwacht dat de uitgaven in het eerste jaar van het Onderhandelaarsresultaat het afgesproken kader voor 2015 met € 38 miljoen hadden overschreden. Op basis van geactualiseerde cijfers voor dat jaar lijkt nu sprake van een onderschrijding van € 50 miljoen. Op basis van voorlopige realisatiecijfers voor 2016 wordt voor dat jaar een onderschrijding van € 194 miljoen verwacht.

In onderstaande figuur is een actueel beeld opgenomen van de financiële resultaten van de zorgakkoorden die met de verschillende sectoren zijn afgesproken. Een negatief percentage betekent dat de totale uitgaven in de betreffende sector onder het afgesproken financiële kader uitkomen. Uit dit overzicht blijkt dat de financiële afspraken in de akkoorden de afgelopen jaren zijn gerealiseerd. De akkoorden hebben bijgedragen aan de beheerste ontwikkeling van de zorguitgaven. Voor de instellingen van medisch-specialistische zorg geldt dat in 2012 en 2013 sprake was van een overschrijding die mede het gevolg was van incidentele transitiekosten samenhangend met de invoering van de nieuwe prestatiebekostiging. De jaren 2015 en 2016 zijn voor de sectoren MSZ en ggz nog zeer voorlopig, maar zijn ter indicatie wel opgenomen in de grafiek. De ggz, huisartsenzorg/MDZ en de wijkverpleging laten over alle jaren een onderschrijding zien.

Figuur 3: Actueel beeld van de financiële resultaten van de zorgakkoorden1

Figuur 3: Actueel beeld van de financiële resultaten van de zorgakkoorden

Bedragen x € 1 miljoen

1 Bij de berekening van de percentages is het bedrag van de onder- of overschrijding (de regel «actueel beeld» in de tabellen) afgezet tegen het bedrag van de actuele stand van het kader op basis van het betreffende akkoord.

3.2. Wet langdurige zorg (Wlz), Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) en Jeugdwet

3.2.1. Verticale ontwikkeling van de Wlz, Wmo 2015 en Jeugwet-uitgaven en -ontvangsten

De verticale toelichting bevat een cijfermatig overzicht van de budgettaire veranderingen die zich hebben voorgedaan sinds de ontwerpbegroting 2016. Voor een meer gedetailleerde toelichting op de veranderingen wordt verwezen naar de verdiepingsparagraaf 6.

De verticale toelichting onderscheidt drie categorieën bijstellingen:

  • Autonoom

  • Beleidsmatig

  • Technisch

Tabel 8 laat vanaf de stand ontwerpbegroting 2016 de verticale ontwikkeling van de Wlz-uitgaven en -ontvangsten zien.

Tabel 8 Verticale ontwikkeling van de Wlz-uitgaven en -ontvangsten (bedragen x € 1 miljoen)
 

2016

Wlz-uitgaven ontwerpbegroting 2016

19.899,0

   

Autonoom

32,0

Actualisering zorguitgaven

129,1

Nominale ontwikkeling

8,1

Uitdeling lpo 2016 Wmo en Jeugd

– 105,2

   

Beleidsmatig

– 69,3

Waardigheid en Trots

– 17,5

Uitvoeringskosten/compensatie pgb gemeenten

– 31,0

Uitstel overheveling HH MPT vanuit Wmo naar Wlz

– 26,8

Nominaal en onverdeeld Wlz

– 14,8

Niet extramuraliseren zorgprofiel VG3

17,0

Overige bijstellingen

3,9

   

Technisch

– 47,6

Overheveling ggz-B vanuit Zvw naar Wlz

73,7

Ophoging eerstelijnsverblijf

16,2

Financieringsmutatie

– 137,5

   

Totaal bijstellingen

– 84,9

   

Bruto Wlz-uitgaven jaarverslag 2016

19.814,1

Wlz-ontvangsten ontwerpbegroting 2016

1.848,0

Autonoom

34,9

Actualisering zorguitgaven

56,8

Ramingsbijstelling eigen bijdragen

– 21,9

   

Totaal bijstellingen

34,9

Wlz-ontvangsten jaarverslag 2016

1.882,9

Netto Wlz-uitgaven ontwerpbegroting 2016

18.051,0

Totaal bijstellingen in de netto Wlz-uitgaven

– 119,8

Netto Wlz-uitgaven jaarverslag 2016

17.931,2

Bron: VWS, gegevens Zorginstituut over (voorlopige) financieringslasten Zvw en Wlz en NZa-gegevens over de productieafspraken en (voorlopige) realisatiegegevens.

Uitgaven

Autonoom

Actualisering Wlz-uitgaven

Tabel 8A Actualisering Wlz-uitgaven (bedragen x € 1 miljoen)
 

Stand 2e suppletoire begroting

bijstellingen jaarverslag

Stand jaarverslag

 

2016

2016

2016

Binnen contracteerruimte

0,0

0,0

0,0

Ouderenzorg

– 249,2

– 79,0

– 328,2

Gehandicaptenzorg

63,2

31,2

94,4

Langdurige ggz

139,0

– 55,4

83,6

Volledig pakket thuis

96,0

59,3

155,3

Extramurale zorg

56,0

– 135,3

– 79,3

Overige binnen contracteerruimte

– 105,0

179,3

74,3

       

Buiten contracteerruimte

22,4

106,7

129,1

Kapitaallasten

0,0

100,0

100,0

Beheerskosten

0,0

2,9

2,9

Overige buiten contracteerruimte

22,4

3,8

26,2

Totaal bijstellingen

22,4

106,7

129,1

Bron: VWS, gegevens Zorginstituut over (voorlopige) financieringslasten Zvw en Wlz en NZa-gegevens over de productieafspraken en (voorlopige) realisatiegegevens.

In tabel 8A is het onderdeel «Actualisering Wlz-uitgaven» uit tabel 8 uitgesplitst. De actualisering van de zorguitgaven vindt plaats op basis van voorlopige realisatiegegevens 2016 van het Zorginstituut en de NZa.

Een deel van deze bijstellingen is reeds toegelicht in eerdere budgettaire stukken. Voor de toelichting op de eerste suppletoire begroting 2016 (TK 34 485 XVI, nr. 1 en 2), de ontwerpbegroting 2017 (TK 34 550 XVI, nr. 1 en 2) en de tweede suppletoire begroting 2016 (TK 34 620 XVI, nr. 1 en 2) wordt verwezen naar de betreffende publicaties. De bijstellingen die na de tweede suppletoire begroting 2016 hebben plaatsgevonden worden in het verdiepingshoofdstuk per deelsector verder toegelicht.

De belangrijkste bijstellingen uit tabel 8A worden hieronder nader toegelicht.

Ouderenzorg

De uitgaven in de intramurale ouderenzorg zijn € 79 miljoen lager dan oorspronkelijk geraamd. Steeds meer ouderen kiezen ervoor om langer thuis te blijven met extramurale zorg vanuit de Wlz (VPT, mpt of pgb).

Extramurale zorg

De lagere uitgaven aan extramurale zorg (€ 135 miljoen) hangen samen met een technische verschuiving ten opzichte van de ontwerpbegroting. Dagbesteding en vervoer is in het jaarverslag toegerekend aan de sectoren V&V, GHZ en ggz-b.

Overige binnen contracteerruimte

De uitgaven aan overige zorg in natura zijn € 179 miljoen hoger dan in de ontwerpbegroting. De hogere uitgaven hangen in hoofdzaak samen met een technische verschuiving van de middelen voor de meerzorgregeling. Dit onder meer omdat meerzorg vanaf 2016 ook van toepassing is op ggz-b en V&V profielen.

Kapitaallasten

De nacalculeerbare kapitaallasten laten een overschrijding zien van circa € 100 miljoen. Omdat deze regeling per 2018 afloopt heeft de overschrijding een incidenteel karakter.

Nominale ontwikkeling

De raming van de loon- en prijsbijstelling is aangepast op basis van de laatste macro-economische inzichten van het Centraal Planbureau (CPB).

Uitdeling lpo 2016 Wmo en Jeugd

De tranche 2016 van de loon- en prijsbijstelling is toegevoegd aan de budgetten voor de Wmo 2015 en de Jeugdwet.

Beleidsmatig

Waardigheid en Trots

In totaal is een bedrag van € 140 miljoen in 2016 oplopend tot € 210 miljoen structureel vanaf 2020 beschikbaar gesteld voor Waardigheid en Trots. In de begroting 2016 is dit gehele bedrag gereserveerd binnen het BKZ omdat de nadere verdeling tussen het BKZ en de begroting nog niet was gemaakt. Vanaf 2016 is structureel € 17,5 miljoen overgeheveld naar de VWS-begroting voor uitgaven in het kader van Waardigheid en Trots door middel van opdrachten en subsidies.

Uitvoeringskosten/compensatie pgb

VWS heeft in 2016 eenmalig € 12,5 miljoen in de uitvoeringskosten van de gemeenten voor de pgb-trekkingsrechten bijgedragen. Daarnaast hebben gemeenten in 2016 aanvullend eenmalig een bedrag van € 11,5 miljoen ontvangen in het kader van meerkosten en eenmalig een bedrag van € 7 miljoen in het kader van het «1-meibesluit» (geen budgetwijzigingen mogelijk tot 1 mei 2016). In totaal gaat het om een bedrag van € 31 miljoen.

Uitstel overheveling HH MPT vanuit Wmo naar Wlz

De Wlz-uitgaven 2016 zijn neerwaarts bijgesteld omdat de overheveling van huishoudelijke hulp (HH) vanuit de Wmo 2015 naar de Wlz ten behoeve van het modulair pakket thuis (MPT) is uitgesteld.

Nominaal en onverdeeld

Er is sprake van een beperkte vrijval op de post nominaal en onverdeeld.

Niet extramuraliseren zorgprofiel VG3

Dit betreft extra Wlz-uitgaven in 2016 vanwege het niet extramuraliseren van het zorgprofiel VG3.

Technisch

Overheveling ggz-b vanuit Zvw naar Wlz

Zoals toegelicht in de voorlopige kaderbrief Wlz 2016 is er bij de hervorming van de langdurige zorg een te hoog bedrag overgeheveld naar de Zvw in verband met de verlenging van de Zvw-periode van 1 naar 3 jaar voor ggz-b-cliënten. Op grond daarvan zijn de kaders van de Wlz en Zvw in 2016 en latere jaren gecorrigeerd.

Ophoging eerstelijnsverblijf (ELV)

Op basis van realisatiecijfers is geconcludeerd dat het kader voor het ELV in 2016 niet toereikend was. Daarop is besloten extra middelen toe te voegen aan de Wlz vanuit de Zvw.

Financieringsmutatie

Bij financieringsmutaties is sprake van een zeker tijdsverloop tussen het moment waarop de NZa de productieafspraken van partijen ontvangt en de verwerking daarvan in de budgetten en de bevoorschotting/declaraties van de instellingen. Als gevolg daarvan is het gebruikelijk dat de financiering binnen een jaargrens afwijkt van de productie (budgetten) in dat jaar. Zo ontstaan zogeheten financieringsachterstanden of -voorsprongen. Deze financieringsmutatie betekent dat er in 2016 minder is gefinancierd dan uiteindelijk is geproduceerd.

Ontvangsten

Autonoom

Actualisering zorguitgaven

Er is sprake van licht hogere ontvangsten bij de eigen bijdrage van € 68 miljoen. De hogere ontvangsten zijn in lijn met toegenomen zorggebruik in de Wlz, gecorrigeerd voor verschillende leveringsvormen (intra- en extramuraal) waar een cliënt uit kan kiezen.

Ramingsbijstelling eigen bijdragen

Het lagere aantal cliënten in de intramurale ouderenzorg dan eerder geraamd, heeft tot minder opbrengsten van de eigen bijdrage in de Wlz geleid.

Tabel 9 Verticale ontwikkeling van de Wmo 2015 en Jeugdwet-uitgaven en -ontvangsten (bedragen x € 1 miljoen)1
 

2016

Uitgaven ontwerpbegroting 2016

6.716,1

   

Autonoom

105,2

Uitdeling lpo 2016 Wmo en Jeugd

105,2

   

Beleidsmatig

43,7

Compensatie derving eigen bijdrage Jeugdwet (gemeentefonds)

26,6

Compensatie beschermd wonen (gemeentefonds)

9,8

Overige bijstellingen

7,3

   

Totaal bijstellingen

148,9

   

Uitgaven jaarverslag 2016

6.865,0

X Noot
1

Alleen de middelen die behoren tot het BKZ worden hier verantwoord.

Autonoom

Uitdeling lpo 2016 Wmo en Jeugd

De raming van de budgetten voor de Wmo en de Jeugdwet is verhoogd ter compensatie van ontwikkeling van de loonkosten en prijzen in 2016 ten opzichte van 2015.

Beleidsmatig

Compensatie derving eigen bijdrage Jeugdwet

Het kabinet heeft besloten om de ouderbijdrage die in de Jeugdwet is opgenomen met terugwerkende kracht tot 1 januari 2016 af te schaffen. In verband hiermee is sprake van een toevoeging aan de integratie-uitkering Sociaal domein van € 26,6 miljoen.

Compensatie beschermd wonen

In het bestuurlijk overleg tussen de VNG en VWS van 19 november 2015 is het nieuwe verbeterde verdeelmodel voor het budget beschermd wonen vastgesteld. Bij zeven centrumgemeenten is een verschil geconstateerd tussen het budget dat ze in 2015 hebben ontvangen op basis van het oude model en het budget dat ze zouden hebben ontvangen op basis van de verbeterde verdeling. Deze gemeenten zijn daar in 2016 incidenteel voor gecompenseerd.

3.3. Begrotingsgefinancierde BKZ-uitgaven

Naast de Wmo 2015 en de Jeugdwet vallen enkele andere begrotingsgefinancierde posten onder de bruto BKZ-uitgaven. Tot deze categorie behoren de uitgaven voor zorg, jeugd en welzijn in Caribisch Nederland, bepaalde uitgaven voor zorgopleidingen, de subsidieregeling abortusklinieken, de subsidieregeling overgang integrale tarieven medisch-specialistische zorg en de schadevergoeding Erasmus MC. Deze uitgaven worden op de VWS-begroting verantwoord op de artikelen 1, 2, 4 en 8. Voor de doelstelling van dit beleid en de rol en verantwoordelijkheid van de Minister wordt verwezen naar de betreffende passages op de artikelen in de begroting. Ten slotte zijn er bedragen gereserveerd op de aanvullende post van het Ministerie van Financiën die onder het BKZ vallen. Dit betreft onder meer de loon- en prijsbijstelling voor de begrotingsgefinancierde BKZ-uitgaven.

In tabel 10 wordt de ontwikkeling van de begrotingsgefinancierde-BKZ-uitgaven weergegeven.

Tabel 10 Verticale ontwikkeling van de begrotingsgefinancierde BKZ-uitgaven en -ontvangsten (bedragen x € 1 miljoen)
 

2016

Begrotingsgefinancierde BKZ-uitgaven ontwerpbegroting 2016

7.124,9

   

Wmo 2015 en Jeugdwet (gemeentefonds)

148,9

Subsidieregeling overgang integrale tarieven medisch-specialistische zorg (Art.2)

– 28,9

Schadevergoeding Erasmus MC (Art.2)

85,0

Wtcg (Art.8)

– 7,6

Zorgopleidingen (Art.4)

– 18,5

Caribisch Nederland (Art.4)

0,3

Subsidieregeling abortusklinieken (Art.1)

0,3

Loon- en prijsontwikkeling

– 5,4

   

Totaal

174,1

   

Begrotingsgefinancierde BKZ-uitgaven jaarverslag 2016

7.299,0

4. Financiering van de zorguitgaven

4.1. De financiering van de zorguitgaven in 2016

De zorguitgaven worden gefinancierd uit een aantal bronnen. Tabel 11 laat zowel de verdeling tussen deze financieringsbronnen zien als de ontwikkeling daarin. De totale gefinancierde uitgaven en de totale bijstellingen komen overeen met de cijfers genoemd in eerdere paragrafen van het Financieel Beeld Zorg (FBZ).

Tabel 11 Zorguitgaven naar financieringsbronnen (bedragen x € 1 miljard)1
 

Begroting

Bijstelling

Jaarverslag

2016

2016

2016

 

a

b

c=a+b

Wlz

18,1

– 0,1

17,9

Eigen betalingen Wlz

1,8

0,0

1,9

Wlz totaal

19,9

– 0,1

19,8

       

Zvw

42,7

– 1,8

40,9

Eigen betalingen Zvw

3,2

0,0

3,2

Zvw totaal

45,9

– 1,8

44,1

       

Begroting

7,1

0,2

7,3

       

Totaal

72,9

– 1,7

71,2

w.v. netto-BKZ

67,8

– 1,7

66,1

Bron: VWS, CPB, Zorginstituut.

X Noot
1

Door afrondingsverschillen kan de som van de delen afwijken van het totaal.

4.2. Ontvangsten, uitgaven en vermogens van de zorgfondsen (Zvw en Wlz)

Zorgverzekeringswet (Zvw)

De financiering van de Zvw loopt deels via verzekeraars en deels via het Zorgverzekeringsfonds (Zvf). Onderstaande tabel toont de ontwikkeling van de uitgaven en inkomsten van de Zvw.

Tabel 12 Uitgaven en inkomsten Zvw (bedragen x € 1 miljard)1
 

Begroting

2016

Bijstelling

2016

Jaarverslag

2016

 

a

b

c=a+b

Zorgverzekeringsfonds

     

Uitgaven

25,4

– 0,7

24,7

– Uitkering aan verzekeraars

22,4

0,0

22,4

– Rechtstreekse uitgaven Zvf

3,1

– 0,7

2,4

       

Inkomsten

25,4

0,4

25,8

– Inkomensafhankelijke bijdrage (IAB)

21,5

0,4

22,0

– Rijksbijdrage verzekerden 18-

2,5

0,0

2,5

– Rijksbijdrage HLZ

1,4

0,0

1,4

– Overige baten

0,0

– 0,1

– 0,1

       

Saldo

0,0

1,0

1,0

       

Vermogenssaldo 2015

0,0

– 1,4

– 1,4

Vermogenssaldo 2016

0,0

– 0,3

– 0,3

       

Individuele verzekeraars

     

Uitgaven

42,3

– 0,5

41,8

– Uitgaven zorg

42,8

– 1,1

41,7

– Beheerskosten/saldo

– 0,5

0,6

0,1

       

Inkomsten

42,3

– 0,5

41,8

– Uitkering van Zvf

22,4

0,0

22,4

– Nominale premie/eigen risico/eigen bijdragen

20,0

– 0,5

19,5

Bron: VWS, CPB, Zorginstituut.

X Noot
1

Door afrondingsverschillen kan de som van de delen afwijken van het totaal.

De Zvw-uitgaven komen € 1,8 miljard lager uit dan geraamd in de begroting van 2016. Deze bijstelling betreft voor € 1,1 miljard de zorguitgaven van verzekeraars en voor € 0,7 miljard de rechtstreekse uitgaven van het Zvf. Omdat de nacalculatie in sterke mate is afgebouwd, leiden lagere uitgaven van verzekeraars niet automatisch tot een lagere uitkering uit het Zvf aan verzekeraars. In 2016 draagt het Zvf nog een beperkt deel van het risico. Er is van uitgegaan dat de uitkering uit het Zvf aan verzekeraars niet verandert ten opzichte van de begroting2. De inkomensafhankelijke bijdrage (in de EMU-definitie) komt € 0,4 miljard hoger uit dan de raming uit de begroting 2016. Bij de overige baten3 doet zich een tegenvaller voor van € 0,1 miljard bij het saldo van uitgaven en ontvangsten bij de wanbetalersregeling. De rijksbijdrage voor verzekerden 18- en de rijksbijdrage HLZ zijn exact uitgekomen op de raming.

Het saldo van het Zvf komt daarmee in 2016 € 1,0 miljard hoger uit dan in de begroting 2016. Het vermogenssaldo van het Zvf per ultimo 2016 komt € 0,3 miljard slechter uit dan geraamd in de begroting 2016. Dit is het gevolg van de verbetering van het saldo 2016 met € 1,0 miljard en een neerwaartse bijstelling van het vermogen per ultimo 2015 met € 1,4 miljard die resulteert uit het Zorginstituut-jaarverslag fondsen 2015. Dit lagere saldo per ultimo 2015 resulteert per saldo uit hogere uitgaven in het kader van de nacalculatie van verzekeraars over 2013, 2014 en 2015, hogere inkomsten bij de IAB 2014 en lagere rechtstreekse uitgaven in 2014 en 2015.

De zorguitgaven van individuele verzekeraars komen naar huidige inschatting € 1,1 miljard lager uit dan in de begroting 2016. Daartegenover staat dat de verzekeraars de nominale premie € 0,5 miljard lager hebben vastgesteld dan geraamd in de begroting. De bijdrage uit het Zvf komt naar huidige inschatting uit op de raming in de begroting. Het saldo van de verzekeraars komt als gevolg van de genoemde bijstellingen € 0,6 miljard hoger uit dan geraamd in de begroting.

De meeste cijfers in de kolom jaarverslag 2016 zijn afkomstig of afgeleid van het Zorginstituut. De raming van de zorguitgaven van verzekeraars is overgenomen uit de maartlevering van het Zorginstituut. Bij de meeste beschikbaarheidbijdragen is aangesloten bij NZa-cijfers. Bij de kapitaallasten en de opleidingen zijn eigen VWS-inschattingen verwerkt. Voor de inkomensafhankelijke bijdrage is een CPB-cijfer in de EMU-definitie gebruikt. De rijksbijdragen zijn overgenomen uit de maartlevering van het Zorginstituut. Dit geldt ook voor de post overige baten (rentebaten, wanbetalers, onverzekerden, verdragsgerechtigden).

Het vermogen per ultimo 2015 is overgenomen uit het Zorginstituut-jaarverslag fondsen 2015. Het vermogenssaldo van het fonds in 2015 is hiervan afgeleid. Het vermogenssaldo 2016 is bepaald door het exploitatiesaldo 2016 op te tellen bij het vermogenssaldo 2015.

Wet langdurige zorg (Wlz)

Onderstaande tabel toont de ontwikkeling van de uitgaven en inkomsten van het Fonds langdurige zorg (Flz).

Tabel 13 Uitgaven en inkomsten Flz (bedragen x € 1 miljard)1
 

Begroting

2016

Bijstelling

2016

Jaarverslag

2016

 

a

b

c=a+b

Uitgaven

19,9

– 0,1

19,8

– Zorgaanspraken en subsidies

19,8

– 0,1

19,7

– Beheerskosten

0,1

0,0

0,1

       

Inkomsten

19,3

0,2

19,5

– Procentuele premie

14,1

0,1

14,2

– Eigen bijdragen

1,8

0,0

1,9

– BIKK

3,4

0,0

3,4

       
       

Saldo

– 0,6

0,3

– 0,3

       

Vermogen Fonds langdurige zorg 2015

0,3

0,4

0,7

Vermogen Fonds langdurige zorg 2016

– 0,3

0,6

0,4

Bron: VWS, CPB, Zorginstituut.

X Noot
1

Door afrondingsverschillen kan de som van de delen afwijken van het totaal.

De uitgaven gefinancierd via de Wlz zijn € 0,1 miljard lager uitgekomen dan verwerkt in de begroting 2016. De procentuele Wlz-premie heeft € 0,1 miljard meer opgebracht dan geraamd in de begroting 2016. De Bijdrage in de kosten van kortingen (BIKK) en de eigen bijdragen zijn vrijwel uitgekomen op de stand in de begroting. Per saldo zijn de inkomsten van het Flz hierdoor € 0,2 miljard hoger uitgekomen dan geraamd in de begroting.

Vanwege de € 0,1 miljard lagere uitgaven en de € 0,2 miljard hogere inkomsten is het saldo van het Flz € 0,3 miljard hoger uitgekomen dan de raming (op € -0,3 miljard). Dit saldo telt mee in het EMU-saldo.

Het vermogen van het Flz is per ultimo 2015 blijkens het Zorginstituut-jaarverslag fondsen 2015 € 0,4 miljard hoger uitgekomen dan geraamd in de begroting 2016 (op € 0,7 miljard in plaats van € 0,3 miljard). Deze verbetering resulteert voor € 0,2 miljard uit lagere uitgaven en voor € 0,2 miljard uit hogere premie-inkomsten. Het vermogen van het Flz komt hierdoor naar huidige inschatting per ultimo 2016 € 0,6 miljard hoger uit dan geraamd in de begroting 2016 (op € 0,4 miljard in plaats van € -0,3 miljard).

De meeste cijfers in de kolom Jaarverslag 2016 zijn afkomstig of afgeleid van het Zorginstituut. De uitgaven, eigen bijdragen en de BIKK zijn overgenomen uit de maartrapportage van het Zorginstituut. Het vermogen van het Flz per ultimo 2015 is overgenomen uit het Jaarverslag Fondsen 2015 van het Zorginstituut. Voor de premieopbrengst 2016 is het CPB-cijfer in de EMU-definitie gebruikt.

4.3. Ontwikkeling premies voor Zvw en Wlz

Tabel 14 geeft een overzicht van de premies Zvw en Wlz conform de stand ontwerpbegroting 2016 en conform de (voorlopige) realisatie.

Tabel 14 Premieoverzicht
 

Begroting

2016

Bijstelling

2016

Jaarverslag

2016

 

a

b

c=a+b

Zvw

     

Inkomensafhankelijke bijdrage regulier (in %)

6,75

0

6,75

Inkomensafhankelijke bijdrage laag (in %)

5,50

0

5,50

Nominale premie (jaarbedrag in €)

1.243

– 44

1.199

       

Wlz

     

Procentuele premie (in %)

9,65

0

9,65

Bron: VWS, CPB.

Zowel de Wlz-premie als de inkomensafhankelijke bijdrage Zvw zijn vastgesteld conform het percentage uit de ontwerpbegroting 2016. De nominale premie Zvw voor 2016 is door de verzekeraars € 44 lager vastgesteld dan geraamd in de begroting 2016.

4.4. Wat heeft de gemiddelde burger in 2016 aan zorg betaald?

Figuur 4 laat zien dat de gemiddelde volwassene in Nederland € 5.400 heeft betaald aan collectieve zorg. Dat betreft niet alleen de nominale premie en de eigen betalingen. Een Nederlander betaalt gemiddeld ook een fors bedrag aan Wlz-premie. De inkomensafhankelijke bijdrage Zvw wordt voor een beperkt deel rechtstreeks door burgers betaald (gepensioneerden en zelfstandigen) en voor het grootste deel door werkgevers. Dat laatste deel beïnvloedt de loonruimte en is daarom meegenomen. Via de zorgtoeslag ontvangt de gemiddelde burger een bedrag ter gedeeltelijke betaling van de nominale premie en het eigen risico. Als laatste is meegenomen het bedrag dat via belastingen wordt opgebracht ter dekking van de begrotingsgefinancierde BKZ-uitgaven, de rijksbijdragen en de zorgtoeslag. De gemiddelde lasten voor een volwassene komen daarmee uit op € 5.400 voor het jaar 2016. Dat is € 42 hoger dan geraamd in de begroting 2016. De lasten komen hoger uit als saldo van opwaartse en neerwaartse bijstellingen. De nominale premie is in 2016 € 44 lager vastgesteld door de verzekeraars. Mede hierdoor is de zorgtoeslag € 33 lager uitgekomen. Die lagere zorgtoeslag is weer mede de oorzaak van een lagere belastingheffing (€ 24). Per saldo leiden deze drie posten tot € 35 lagere lasten. Omdat de economie aantrekt, stijgen de inkomens. Daardoor is gemiddeld per volwassene € 54 meer Wlz-premie betaald.

Door de hogere inkomens is ook de inkomensafhankelijke bijdrage Zvw gemiddeld per volwassene € 23 hoger uitgekomen dan eerder geraamd. De eigen betalingen zijn gemiddeld € 1 hoger uitgekomen, waardoor de totale lasten € 42 hoger zijn uitgekomen dan in de ontwerpbegroting 2016.

Figuur 4: Lasten per volwassene aan zorg in 2016 (in euro’s per jaar)

Figuur 4: Lasten per volwassene aan zorg in 2016 (in euro’s per jaar)

5. Meerjarige ontwikkeling van de BKZ-uitgaven en -ontvangsten

5.1. Actuele stand van de BKZ-uitgaven en -ontvangsten per sector 2013–2016

Tabel 15 laat de actuele stand zien van de BKZ-uitgaven en -ontvangsten per sector over 2013–2016 (stand jaarverslag 2016). Een aantal keren per jaar worden de zorguitgaven geactualiseerd. Dit gebeurt aan de hand van budgetgegevens van de NZa en financieringsgegevens van het Zorginstituut. Na het verschijnen van een jaarverslag kunnen nog aanpassingen in de cijfers van het betreffende jaar plaatsvinden. Deze zijn meegenomen in onderstaande tabel.

Tabel 15 Actuele standen van de BKZ-uitgaven en -ontvangsten per sector 2013 t/m 2016 (bedragen x € 1 miljoen)
 

2013

2014

2015

2016

Zvw-uitgaven

       

Eerstelijnszorg

4.579,9

4.912,8

5.106,4

5.334,0

Tweedelijnszorg

22.504,2

22.512,3

22.002,4

23.406,6

Geneeskundige geestelijke gezondheidszorg

4.010,1

3.659,6

3.287,8

3.448,4

Genees- en hulpmiddelen

5.768,3

5.838,2

6.017,8

6.075,9

Wijkverpleging

   

3.117,7

3.237,4

Ziekenvervoer

622,7

644,2

630,9

657,8

Beschikbaarheidbijdrage opleidingen Zvw

1.051,5

1.197,5

1.217,2

1.274,3

Grensoverschrijdende zorg

674,0

443,0

704,5

634,9

Bruto Zvw-uitgaven jaarverslag 2016

39.210,6

39.207,6

42.084,8

44.069,3

Eigen betalingen Zvw

2.639,0

3.098,1

3.190,7

3.194,8

Eigen bijdrage Zvw

27,0

27,0

27,0

00

Zvw ontvangsten jaarverslag 2016

2.666,0

3.125,1

3.217,7

3.194,8

Netto Zvw uitgaven jaarverslag 2016

36.544,6

36.082,6

38.867,0

40.874,4

         

AWBZ/Wlz-uitgaven

       

Nieuwe indeling

       

Binnen contracteerruimte

20.702,1

21.407,9

16.225,5

16.635,1

Ouderenzorg

8.444,1

8.587,1

8.589,1

8.863,0

Gehandicaptenzorg

5.266,9

5.455,2

5.958,2

6.163,6

Langdurige ggz

1.578,7

1.602,6

618,1

531,7

Volledig pakket thuis

   

351,9

419,9

Extramurale zorg

4.252,9

4.491,6

509,7

446,8

Overige binnen contracteerruimte

1.159,5

1.271,4

198,6

210,0

         

Persoonsgebonden budgetten

2.414,9

2.411,0

1.273,9

1.567,5

         

Buiten contracteerruimte

2.927,6

2.569,8

2.144,5

1.611,4

Kapitaallasten (nacalculatie)

2.235,7

2.118,2

1.406,3

891,2

Beheerskosten

182,1

214,5

156,7

156,4

Overig buiten contracteerruimte1

74,0

75,9

665,8

701,4

Nominaal en onverdeeld

435,8

161,2

– 84,3

– 137,5

         

Oude indeling

       

Preventieve zorg (Rijksvaccinatieprogramma)

93,9

92,4

Dagbesteding en vervoer

1.139,8

1.138,6

Mee-instellingen

173,8

180,5

Bruto AWBZ/Wlz-uitgaven jaarverslag 2016

27.452,2

27.800,1

19.643,9

19.814,1

Eigen bijdrage AWBZ

1.914,8

1.970,9

1.892,0

1.882,9

Netto AWBZ/Wlz-uitgaven jaarverslag 2016

25.537,3

25.829,3

17.751,9

17.931,2

         

Begrotingsgefinancierde uitgaven

       

Wmo 2015 en Jeugdwet (gemeentefonds)

1.561,2

1.713,7

6.977,2

6.865,0

Integratie-uitkering Wmo/huishoudelijke verzorging

1.561,2

1.713,7

1.258,7

1.161,4

Integratie-uitkering Sociaal domein deel Wmo 2015

   

3.556,1

3.642,6

HHT en restant RA middelen arbeidsmarkt

   

128,6

141,0

Jeugdwet

   

2.033,8

1.920,0

         

Overig begrotingsgefinancierd (VWS-begroting)

593,8

577,5

490,6

434,0

Subsidieregeling overgang integrale tarieven medisch-specialistische zorg (Art.2)

   

35,9

1,1

Schadevergoeding Erasmus MC (Art.2)

   

85,0

85,0

Zorgopleidingen (Art.4)

179,7

82,4

208,1

223,6

Caribisch Nederland (Art.4)

88,0

86,3

104,1

108,2

Wtcg (Art.8)

326,1

408,8

41,8

0,2

Subsidieregeling abortusklinieken (Art.1)

   

15,7

15,9

Bruto begrotingsgefinancierde uitgaven jaarverslag 2016

2.155,0

2.291,2

7.467,8

7.299,0

Overige ontvangsten

Netto Begrotingsgefinancierde uitgaven jaarverslag 2016

2.155,0

2.291,2

7.467,8

7.299,0

Bruto BKZ-uitgaven jaarverslag 2016

68.817,8

69.298,9

69.196,5

71.182,3

BKZ-ontvangsten jaarverslag 2016

4.580,9

5.096,0

5.109,7

5.077,7

Netto BKZ-uitgaven jaarverslag 2016

64.236,9

64.203,0

64.086,7

66.104,6

Bron: VWS, gegevens Zorginstituut over (voorlopige) financieringslasten Zvw en Wlz en NZa-gegevens over de productieafspraken en (voorlopige) realisatiegegevens.

X Noot
1

Bij de Wlz zijn onder de post «overige buiten contracteerruimte» opgenomen de deelsectoren: bovenbudgettaire vergoedingen, tandheelkunde Wlz, instellingen voor medisch-specialistische zorg Wlz, overig curatieve zorg Wlz, ADL, extramurale behandeling, zorginfrastructuur, eerstelijnverblijf, orthocommunicatieve behandeling, innovatie en beschikbaarheidbijdrage opleidingen Wlz.

5.2. Ontwikkeling van de BKZ-uitgaven en -ontvangsten 2006–2016

Realisatiecijfers worden in latere jaren nog aangepast naar de laatste inzichten. Daardoor kunnen er ook na het verschijnen van VWS-jaarverslagen nog aanpassingen in de cijfers van het betreffende jaar plaatsvinden. In tabel 16 wordt de ontwikkeling van de BKZ-uitgaven en -ontvangsten voor de jaren 2006–2016 weergegeven conform de actuele VWS-stand (stand jaarverslag 2016). De jaren 2013 en daarvoor zijn definitief. Voor de Wlz betreft het voor de jaren 2006–2014 de AWBZ-standen en vanaf het jaar 2015 de Wlz-standen.

Tabel 16 Ontwikkeling van de BKZ-uitgaven en -ontvangsten 2006–2016 (bedragen x € 1 miljoen)
 

2006

2007

2008

2009

20101

2011

2012

2013

2014

20152

2016

BKZ-uitgaven en -ontvangsten actuele VWS-stand

                     

Zorgverzekeringswet (Zvw)

                     

Bruto-uitgaven

25.293

26.077

31.465

33.756

35.474

35.983

36.672

39.211

39.208

42.085

44.069

Ontvangsten

2.053

2.047

1.311

1.364

1.481

1.499

1.932

2.666

3.125

3.218

3.195

Netto-uitgaven

23.240

24.030

30.155

32.392

33.993

34.484

34.739

36.545

36.083

38.867

40.874

Wet langdurige zorg (Wlz)

                     

Bruto-uitgaven

22.996

22.852

21.806

23.221

24.135

25.222

27.865

27.452

27.800

19.644

19.814

Ontvangsten

1.795

1.618

1.618

1.594

1.478

1.620

1.697

1.915

1.971

1.892

1.883

Netto-uitgaven

21.201

21.235

20.188

21.627

22.657

23.603

26.169

25.537

25.829

17.752

17.931

Begrotingsgefinancierde BKZ-uitgaven

                     

Bruto-Wmo 2015 (gemeentefonds)

 

1.411

1.475

1.533

1.541

1.456

1.511

1.561

1.714

4.943

4.945

Bruto-Jeugdwet (gemeentefonds)

 

0

0

0

0

0

0

0

0

2.034

1.920

Bruto-overig begrotingsgefinancierd (VWS-begroting)

 

636

783

824

1.327

1.820

1.893

594

577

491

434

Bruto-begrotingsgefinancierde BKZ-uitgaven

34,5

2.047

2.258

2.357

2.868

3.276

3.405

2.155

2.291

7.468

7.299

Ontvangsten

0

0

39

63

73

51

21

0

0

0

0

Netto-begrotingsgefinancierde BKZ-uitgaven

34,5

2.047

2.219

2.294

2.794

3.226

3.384

2.155

2.291

7.468

7.299

Bruto BKZ-uitgaven

48.323

50.977

55.530

59.335

62.476

64.481

67.942

68.818

69.299

69.196

71.182

BKZ-ontvangsten

3.847

3.665

2.968

3.022

3.032

3.170

3.650

4.581

5.096

5.110

5.078

Netto BKZ-uitgaven

44.476

47.312

52.562

56.313

59.444

61.312

64.292

64.237

64.203

64.087

66.105

Bron: Actuele VWS stand.

X Noot
1

Exclusief de eenmalige stimuleringsimpuls voor de bouw uit het aanvullend coalitieakkoord Balkenende IV (€ 320 miljoen) die niet aan het BKZ is toegerekend.

X Noot
2

Ingaande 2015 is de Wet langdurige zorg in werking getreden.

Figuur 5: Bijstellingen van de netto BKZ-uitgaven Zvw en AWBZ/Wlz na het verschijnen van de VWS-jaarverslagen 2006–2016

Figuur 5: Bijstellingen van de netto BKZ-uitgaven Zvw en AWBZ/Wlz na het verschijnen van de VWS-jaarverslagen 2006–2016

Bron: Financieel Beeld Zorg uit de jaarverslagen VWS, diverse jaren en de actuele VWS stand

In figuur 5 zijn de bijstellingen van de netto BKZ-uitgaven van de Zvw en de AWBZ/Wlz na het verschijnen van de VWS-jaarverslagen grafisch weergegeven voor de jaren 2006–2016. Uit de grafiek blijkt dat de bijstellingen na publicatie van het jaarverslag een grillig patroon kennen. Er zijn zowel jaren waarin de zorguitgaven hoger zijn uitgekomen dan vermeld in het jaarverslag als jaren waarin de zorguitgaven neerwaarts zijn bijgesteld. De omvang van de bijstelling blijft in de meeste jaren binnen een bandbreedte van 1%, met een maximale uitschieter van – 1,8% in 2015. De neerwaartse bijstellingen in het jaar 2014 en 2015 hangen voor een belangrijk deel samen met de verwerking van de MSZ en ggz in het jaarverslag 2016. Toekomstige bijstellingen zullen daardoor naar verwachting kleiner zijn.

5.3. Horizontale ontwikkeling van de zorguitgaven 2013–2016

In deze paragraaf wordt de horizontale ontwikkeling van de zorguitgaven grafisch weergegeven en toegelicht voor de periode van het Kabinet Rutte-Asscher (2013–2016). De horizontale ontwikkeling geeft de jaar-op-jaarontwikkeling van de netto BKZ-uitgaven weer.

Hierbij worden een tweetal ontwikkelingen onderscheiden:

  • Nominale groeiontwikkeling:

    De nominale ontwikkeling is de groei van de zorguitgaven inclusief de loon- en prijsontwikkeling.

  • Reële ontwikkeling:

    De reële ontwikkeling is de ontwikkeling van de zorguitgaven gecorrigeerd voor de prijsontwikkeling van het BBP.

In figuur 6 is de horizontale ontwikkeling van de netto BKZ-uitgaven, gecorrigeerd voor overhevelingen (zoals overhevelingen naar de begrotingen van VWS en V&J) en technische bijstellingen (zoals een technische correctie in verband met verkorting dbc-duur), grafisch weergegeven voor de jaren 2013–2016.

Figuur 6: Horizontale ontwikkeling van de totale zorguitgaven 2013–2016

Figuur 6: Horizontale ontwikkeling van de totale zorguitgaven 2013–2016

1 Dit betreft de netto BKZ-uitgaven gecorrigeerd voor overhevelingen en technische bijstellingen.

De gemiddelde reële groei van de totale zorguitgaven in de negen jaar (1996–2005) voor de introductie van de Zvw was 3,7%. De gemiddelde groei vanaf de introductie van de Zvw in 2006 (2006–2016) bedraagt naar verwachting 3,1%. De gemiddelde reële groei vanaf de introductie van de Zvw en vóór de Kabinetsperiode Rutte II (2006–2012)4 was 5,1%. De gemiddelde reële groei binnen deze kabinetsperiode (2012–2016) bedraagt 0,2% en is daarmee lager dan de voorafgaande perioden. Deze trend doet zich voor bij zowel de totale zorguitgaven als bij de Zvw en AWBZ/Wlz.

Zvw-uitgaven

In figuur 7 is de horizontale ontwikkeling van de netto Zvw-uitgaven, gecorrigeerd voor technische bijstellingen (zoals technische correctie in verband met verkorting dbc-duur) en overhevelingen (zoals overhevelingen als gevolg van de hervorming AWBZ), grafisch weergegeven voor de jaren 2013–2016.

Figuur 7: Horizontale ontwikkeling netto Zvw-uitgaven 2013–2016

Figuur 7: Horizontale ontwikkeling netto Zvw-uitgaven 2013–2016

1Dit betreft de netto Zvw-uitgaven gecorrigeerd voor overhevelingen en technische bijstellingen.

De gemiddelde reële groei van de Zvw-uitgaven in de negen jaar (1996–2005) voor de introductie van de Zvw was 3,3%. De gemiddelde groei vanaf de introductie van de Zvw in 2006 (2006–2016) bedraagt naar verwachting 2,7%. De gemiddelde reële groei vanaf de introductie van de Zvw en vóór de Kabinetsperiode Rutte II (2006–2012) was 4,1%. De gemiddelde reële groei binnen deze kabinetsperiode (2012–2016) bedraagt 0,7% en is daarmee lager dan de voorafgaande perioden.

Uitgaven AWBZ/Wlz

In figuur 8 is de horizontale ontwikkeling van netto AWBZ/Wlz-uitgaven, gecorrigeerd voor overhevelingen (zoals overhevelingen als gevolg van de hervorming AWBZ), grafisch weergegeven voor de jaren 2013–2016.

Figuur 8: Horizontale ontwikkeling netto AWBZ/Wlz-uitgaven 2013–2016

Figuur 8: Horizontale ontwikkeling netto AWBZ/Wlz-uitgaven 2013–2016

1 Dit betreft de netto AWBZ/Wlz-uitgaven gecorrigeerd voor overhevelingen.

De gemiddelde reële groei van de AWBZ/Wlz in de zes jaar voor deze kabinetsperiode (2006–2012) was 5,2%. De gemiddelde reële groei in deze kabinetperiode (2012–2016) van 0,4% is fors lager dan de periode daarvoor.

6. Verdieping Financieel Beeld Zorg

6.1. Verdieping in de BKZ-deelsectoren

In deze verdiepingsparagraaf wordt een overzicht gegeven van de ontwikkelingen van de uitgaven onder het BKZ. Deze verdiepingsparagraaf is opgedeeld in de Zorgverzekeringswet (Zvw) en de Wet langdurige zorg (Wlz). In deze paragraaf zijn de cijfers over de jaren 2013 tot en met 2016 per deelsector gepresenteerd. Dit geeft een overzichtelijker en gedetailleerder beeld van de budgettaire ontwikkelingen binnen de afzonderlijke onderdelen van de zorg. De bijstellingen zijn weergegeven ten opzichte van de ontwerpbegroting 2016. De toelichtingen zijn onderverdeeld in verschillende categorieën: autonoom, beleidsmatig en technisch.

In deze verdiepingsbijlage worden alleen de belangrijkste bijstellingen die na de tweede suppletoire begroting 2016 hebben plaatsgevonden toegelicht. Voor een meer gedetailleerde toelichting op de eerste suppletoire begroting 2016 (TK 34 485 XVI, nr. 1 en 2), de ontwerpbegroting 2017 (TK 34 550 XVI, nr. 1 en 2) en de tweede suppletoire begroting 2016 (TK 34 620 XVI, nr. 1 en 2) wordt verwezen naar de betreffende publicaties.

Als gevolg van afronding kan de som der delen in de tabellen in deze verdiepingsbijlage afwijken van het totaal.

6.1.1. Zorgverzekeringswet (Zvw)

In deze paragraaf wordt ingegaan op de financiële ontwikkelingen binnen de Zvw in het afgelopen jaar voor de jaren 2013 tot en met 2016. In tabel 17 worden weergegeven de financiële bijstellingen in 2016 per deelsector tussen de ontwerpbegroting 2016 en het jaarverslag 2016. Het beeld voor 2016 is geactualiseerd bij de eerste suppletoire begroting 2016, de ontwerpbegroting 2017, de tweede suppletoire begroting 2016 en nu bij het jaarverslag 2016.

De opbouw van de ontwikkeling van de Zvw-uitgaven en -ontvangsten wordt na tabel 17 verder per deelsector weergegeven.

Tabel 17 Ontwikkeling van de Zvw-uitgaven en -ontvangsten per deelsector (bedragen x € 1 miljoen)
 

Ontwerpbegroting

Bijstellingen

Stand Jaarverslag

 

2016

2016

2016

Eerstelijnszorg

5.349,6

– 15,7

5.334,0

Huisartsenzorg

2.762,3

– 118,8

2.643,5

Multidisciplinaire zorgverlening

445,2

85,7

530,8

Tandheelkundige zorg

717,4

38,8

756,3

Paramedische zorg

700,8

14,4

715,2

Verloskunde

229,4

1,9

231,2

Kraamzorg

320,5

– 23,9

296,6

Zintuiglijk gehandicapten

174,1

– 13,7

160,4

       

Tweedelijnszorg

23.099,2

307,4

23.406,6

Medisch-specialistische zorg

21.145,8

242,4

21.388,2

Geriatrische revalidatiezorg

777,3

– 56,6

720,8

Beschikbaarheidbijdrage academische zorg

660,0

– 8,8

651,1

Beschikbaarheidbijdrage kapitaallasten academische zorg

49,4

– 11,1

38,3

Beschikbaarheidbijdragen overig medisch-specialistische zorg

82,2

– 6,9

75,4

Garantieregeling kapitaallasten

0,0

78,2

78,2

Overig curatieve zorg

384,5

70,1

454,6

       

Geneeskundige geestelijke gezondheidszorg

3.779,0

– 330,6

3.448,4

Geneeskundige geestelijke gezondheidszorg

3.779,0

– 330,6

3.448,4

       

Genees- en hulpmiddelen

6.266,8

– 190,9

6.075,9

Geneesmiddelen

4.598,8

40,8

4.639,6

Hulpmiddelen

1.668,0

– 231,7

1.436,3

       

Wijkverpleging

3.346,1

– 108,6

3.237,4

Wijkverpleging

3.346,1

– 108,6

3.237,4

       

Ziekenvervoer

692,3

– 34,5

657,8

Ambulancevervoer

565,7

– 19,1

546,6

Overig ziekenvervoer

126,6

– 15,4

111,2

       

Opleidingen

1.250,9

23,4

1.274,3

Beschikbaarheidbijdrage opleidingen Zvw

1.250,9

23,4

1.274,3

       

Overig

809,9

– 174,9

634,9

Grensoverschrijdende zorg

809,9

– 174,9

634,9

       

Nominaal en onverdeeld

1.266,3

– 1.266,3

0,0

Nominaal en onverdeeld

1.266,3

– 1.266,3

0,0

       

Bruto Zvw-uitgaven

45.860,1

– 1.790,8

44.069,3

Eigen betalingen Zvw

3.194,8

0,0

3.194,8

Zvw-ontvangsten

3.194,8

0,0

3.194,8

Netto Zvw-uitgaven

42.665,2

– 1.790,8

40.874,4

Bron: VWS, gegevens Zorginstituut over (voorlopige) financieringslasten Zvw en Wlz en NZa-gegevens over de productieafspraken en (voorlopige) realisatiegegevens.

In figuur 9 is de samenstelling van de Zvw-uitgaven per sector weergegeven voor het jaar 2016.

Figuur 9: Samenstelling Zvw-uitgaven 2016

Figuur 9: Samenstelling Zvw-uitgaven 2016

1 De eerstelijnszorg bevat ook de multidisciplinaire zorg.

Huisartsen (bedragen x € 1 miljoen)
 

2013

2014

2015

2016

Stand ontwerpbegroting 2016

2.373,2

2.544,3

2.696,1

2.762,3

Bijstellingen jaarverslag 2015

– 7,5

8,0

– 105,1

0,0

Bijstellingen 1e suppletoire begroting 2016

0,0

0,0

0,0

18,7

Bijstellingen ontwerpbegroting 2017

– 0,3

0,6

– 9,2

0,0

Bijstellingen 2e suppletoire begroting 2016

0,0

0,0

0,0

0,0

Bijstellingen jaarverslag 2016

0,0

– 1,8

– 20,1

– 137,5

Totaal bijstellingen

– 7,8

6,8

– 134,4

– 118,8

Stand jaarverslag 2016

2.365,4

2.551,1

2.561,7

2.643,5

         

Deze sector bevat de huisartsenzorg. Deze bestaat uit bijzondere betalingen, avond- nacht en weekenddiensten, inschrijftarieven, consultarieven, overige tarieven, resultaatbeloning & zorgvernieuwing huisartsen, verloskundige hulp door huisartsen en het deel van de kwaliteitsgelden dat betrekking heeft op ondersteuning van de eerstelijnszorg.

         

Bijstellingen jaarverslag 2016

       
         

Autonoom

       

Actualisering

 

– 1,8

– 20,1

– 137,5

De uitgaven voor huisartsenzorg zijn geactualiseerd op basis van in maart ontvangen gegevens van het Zorginstituut. Hieruit volgen bijstellingen voor 2014, 2015 en 2016. De uitgaven voor 2016 zijn fors lager dan geraamd. Er was voor de huisartsenzorg meer ruimte beschikbaar dan kon worden ingevuld. Delen van de huisartsenzorg, zoals de vergoeding voor abonnementen vertonen weinig groei. Vanaf de aanvang van het akkoord hebben zich in omvang vergelijkbare onderschrijdingen van het kader voorgedaan. Voor 2014 en 2015 zijn deze eerder verwerkt. Hoewel er bij de uitgaven voor huisartsen in 2016 sprake is van een forse onderschrijding, zijn deze uitgaven ten opzichte van 2015 gegroeid met € 82 miljoen. De toename is vooral veroorzaakt door een stijging bij de consulten met € 24 miljoen, de overige tarieven met € 37 miljoen en de resultaatbeloning & zorgvernieuwing huisartsen met € 31 miljoen. De POH-ggz is sterk gegroeid binnen de onderdelen consulten en modules. De uitgaven voor bijzondere betalingen zijn daarentegen gedaald, evenals de avond- nacht en weekenddiensten.

       
Multidisciplinaire zorgverlening (bedragen x € 1 miljoen)
 

2013

2014

2015

2016

Stand ontwerpbegroting 2016

415,6

458,9

434,4

445,2

Bijstellingen jaarverslag 2015

– 7,9

0,5

31,7

0,0

Bijstellingen 1e suppletoire begroting 2016

0,0

0,0

0,0

15,3

Bijstellingen ontwerpbegroting 2017

1,8

– 1,1

2,8

0,0

Bijstellingen 2e suppletoire begroting 2016

0,0

0,0

0,0

0,0

Bijstellingen jaarverslag 2016

0,0

3,3

– 2,5

70,4

Totaal bijstellingen

– 6,1

2,7

32,0

85,7

Stand jaarverslag 2016

409,5

461,6

466,4

530,8

         

De multidisciplinaire zorgverlening (MDZ) betreft ketenzorg en geïntegreerde eerstelijnszorg. Binnen de ketens wordt zorg verleend waarbij zorgaanbieders van diverse disciplines de zorgonderdelen in samenhang en in samenwerking met de betreffende patiënt leveren.

         

Bijstellingen jaarverslag 2016

       
         

Autonoom

       

Actualisering

 

3,3

– 2,5

70,4

De uitgaven voor multidisciplinaire zorgverlening zijn geactualiseerd op basis van in maart ontvangen gegevens van het Zorginstituut. Hieruit volgt een forse overschrijding voor 2016 van het beschikbare kader met € 70 miljoen. Deze overschrijding wordt in samenhang bezien met de onderschrijding op de uitgaven voor huisartsenzorg (bijna € 138 miljoen). De meeste mogelijkheden om meer zorg te leveren in deze sectoren zitten bij de multidisciplinaire zorgverlening (MDZ). De reguliere multidisciplinaire zorgverlening is sinds 2015 gestegen met circa € 22 miljoen en de zorgvernieuwing MDZ met circa € 40 miljoen. De stijging daarin werd onder andere veroorzaakt door een zestal nieuwe op substitutie gerichte prestaties.

       
Tandheelkundige zorg Zvw (bedragen x € 1 miljoen)
 

2013

2014

2015

2016

Stand ontwerpbegroting 2016

697,4

739,5

728,0

717,4

Bijstellingen jaarverslag 2015

0,8

5,4

9,8

0,0

Bijstellingen 1e suppletoire begroting 2016

0,0

0,0

0,0

20,7

Bijstellingen ontwerpbegroting 2017

0,7

– 0,2

1,4

1,4

Bijstellingen 2e suppletoire begroting 2016

0,0

0,0

0,0

0,0

Bijstellingen jaarverslag 2016

0,0

– 2,5

4,1

16,7

Totaal bijstellingen

1,5

2,7

15,3

38,8

Stand jaarverslag 2016

698,9

742,2

743,3

756,3

         

Deze deelsector bevat de eerstelijns tandheelkundige zorg.

         

Bijstellingen jaarverslag 2016

       
         

Autonoom

       

Actualisering

 

– 2,5

4,1

16,7

De uitgaven aan tandheelkundige zorg zijn geactualiseerd op basis van gegevens van het Zorginstituut over vier kwartalen. In 2016 is sprake van een overschrijding van bijna € 17 miljoen. Deze overschrijding wordt grotendeels veroorzaakt door een stijging van de preventieve mondzorg bij jeugdige verzekerden.

       
Paramedische zorg (bedragen x € 1 miljoen)
 

2013

2014

2015

2016

Stand ontwerpbegroting 2016

627,4

657,3

685,0

700,8

Bijstellingen jaarverslag 2015

1,6

– 0,2

– 10,4

0,0

Bijstellingen 1e suppletoire begroting 2016

0,0

0,0

0,0

0,4

Bijstellingen ontwerpbegroting 2017

0,2

– 0,4

1,3

1,3

Bijstellingen 2e suppletoire begroting 2016

0,0

0,0

0,0

0,0

Bijstellingen jaarverslag 2016

0,0

– 5,6

0,0

12,7

Totaal bijstellingen

1,8

– 6,2

– 9,1

14,4

Stand jaarverslag 2016

629,2

651,1

675,9

715,2

waarvan fysiotherapie

439,6

457,1

472,1

489,0

waarvan oefentherapie

19,1

19,6

20,2

21,3

waarvan logopedie

115,2

114,1

117,0

127,4

waarvan ergotherapie

27,0

29,9

33,0

39,9

waarvan dieetadvisering

28,3

30,5

33,5

37,7

         

De paramedische zorg omvat fysiotherapie, oefentherapie Caesar, oefentherapie Mensendieck, logopedie, ergotherapie en dieetadvisering.

         

Bijstellingen jaarverslag 2016

       
         

Autonoom

       

Actualisering

 

– 5,6

 

12,7

De uitgaven aan paramedische zorg zijn geactualiseerd op basis van gegevens van het Zorginstituut over vier kwartalen. Hieruit volgen bijstellingen voor 2014 en 2016. In 2016 is sprake van een overschrijding van het beschikbare kader met bijna € 13 miljoen. Dit is het saldo van diverse bijstellingen op de verschillende deelsectoren. Met name de uitgaven aan logopedie en ergotherapie zijn gestegen. Bij de ergotherapie is sprake van een autonome volumegroei. De groei bij de sector logopedie kan mede worden verklaard door acht nieuwe prestaties of prestatiebeschrijvingen logopedie die de NZa per 1 januari 2016 heeft afgegeven.

       
Verloskunde (bedragen x € 1 miljoen)
 

2013

2014

2015

2016

Stand ontwerpbegroting 2016

198,6

216,1

224,4

229,4

Bijstellingen jaarverslag 2015

– 2,0

– 2,0

– 7,9

0,0

Bijstellingen 1e suppletoire begroting 2016

0,0

0,0

0,0

– 6,9

Bijstellingen ontwerpbegroting 2017

0,0

– 0,2

– 1,3

– 1,3

Bijstellingen 2e suppletoire begroting 2016

0,0

0,0

0,0

0,0

Bijstellingen jaarverslag 2016

0,0

– 6,5

– 0,5

10,1

Totaal bijstellingen

– 2,0

– 8,7

– 9,7

1,9

Stand jaarverslag 2016

196,6

207,4

214,7

231,2

         

Deze deelsector bevat de extramuraal verstrekte verloskundige zorg. De verloskundige zorg verricht door huisartsen is bij de deelsector huisartsen opgenomen.

         

Bijstellingen jaarverslag 2016

       
         

Autonoom

       

Actualisering

 

– 6,5

– 0,5

10,1

Op basis van in maart 2017 ontvangen cijfers van het Zorginstituut zijn de realisatiecijfers geactualiseerd. Hieruit volgen in omvang geringe bijstellingen voor 2014 en 2015. In 2016 is sprake van een overschrijding van het beschikbare kader met € 10,1 miljoen. Deze is deels te verklaren door het structureel doortrekken van de onderschrijding in 2015, daarnaast is sprake van een stijging van het aantal geboorten in 2016 ten opzichte van 2015.

       
Kraamzorg (bedragen x € 1 miljoen)
 

2013

2014

2015

2016

Stand ontwerpbegroting 2016

281,3

306,0

313,2

320,5

Bijstellingen jaarverslag 2015

– 0,5

– 5,6

– 15,0

0,0

Bijstellingen 1e suppletoire begroting 2016

0,0

0,0

0,0

– 7,9

Bijstellingen ontwerpbegroting 2017

– 0,5

– 0,5

0,0

0,0

Bijstellingen 2e suppletoire begroting 2016

0,0

0,0

0,0

0,0

Bijstellingen jaarverslag 2016

0,0

– 0,6

– 4,1

– 16,0

Totaal bijstellingen

– 1,0

– 6,7

– 19,1

– 23,9

Stand jaarverslag 2016

280,3

299,3

294,1

296,6

         

Op deze sector worden de uitgaven voor kraamzorg geraamd en verantwoord. De kraamzorg is tweeledig. Allereerst houdt deze de partusassistentie in: de ondersteuning van de verloskundige bij de bevalling. Daarnaast levert de kraamverzorgende hulp gedurende de eerste dagen na de bevalling en geeft zij advies met betrekking tot de verzorging van de pasgeborene en de kraamvrouw.

         

Bijstellingen jaarverslag 2016

       
         

Autonoom

       

Actualisering

 

– 0,6

– 4,1

– 16,0

Op basis van in maart 2017 ontvangen cijfers van het Zorginstituut zijn de realisatiecijfers geactualiseerd. Hieruit volgen in omvang geringe bijstellingen voor 2014 en 2015. In 2016 is sprake van een forse onderschrijding van het beschikbare kader met € 16,0 miljoen, maar het uitgavenniveau 2016 is licht hoger dan 2015. Het aantal geboortes is in 2016 gestegen ten opzichte van 2015.

       
Zintuiglijk gehandicapten (bedragen x € 1 miljoen)
 

2013

2014

2015

2016

Stand ontwerpbegroting 2016

0,0

0,0

172,7

174,1

Bijstellingen jaarverslag 2015

0,0

0,0

– 23,7

0,0

Bijstellingen 1e suppletoire begroting 2016

0,0

0,0

0,0

2,8

Bijstellingen ontwerpbegroting 2017

0,0

0,0

0,8

0,0

Bijstellingen 2e suppletoire begroting 2016

0,0

0,0

0,0

0,0

Bijstellingen jaarverslag 2016

0,0

0,0

0,5

– 16,5

Totaal bijstellingen

0,0

0,0

– 22,4

– 13,7

Stand jaarverslag 2016

0,0

0,0

150,3

160,4

         

Zorg aan zintuiglijk beperkten (auditief en/of communicatief beperkten, visueel beperkten en doofblinden) valt sinds 1 januari 2015 onder de Zvw.

         

Bijstellingen jaarverslag 2016

       
         

Autonoom

       

Actualisering

   

0,5

– 16,5

De uitgaven voor de zintuiglijk gehandicapten zijn geactualiseerd op basis van gegevens van het Zorginstituut. Over 2016 is een onderschrijding te zien van bijna € 17 miljoen. De uitgaven zijn ten opzichte van 2015 gestegen met € 10 miljoen en komen hiermee dichter bij de begrotingsraming dan in 2015. Deze sector is vanaf 2015 nieuw onder de Zvw. Er is nog onvoldoende ervaring met de kwaliteit van de raming van deze sector door VWS en zorgverzekeraars.

       
Instellingen voor medisch-specialistische zorg (bedragen x € 1 miljoen)
 

2013

2014

2015

2016

Stand ontwerpbegroting 2016

18.581,8

18.576,8

   

Bijstellingen jaarverslag 2015

– 173,4

– 55,5

   

Bijstellingen 1e suppletoire begroting 2016

0,0

0,0

   

Bijstellingen ontwerpbegroting 2017

68,6

– 9,2

   

Bijstellingen 2e suppletoire begroting 2016

0,0

0,0

   

Bijstellingen jaarverslag 2016

– 1,5

– 97,8

   

Totaal bijstellingen

– 106,3

– 162,5

   

Stand jaarverslag 2016

18.475,5

18.414,3

   
         

Deze sector is samengesteld uit de voormalige onderdelen algemene en categorale ziekenhuizen, academische ziekenhuizen, ZBC’s en een groot deel van overige curatieve instellingen (bijvoorbeeld centra voor erfelijkheidsonderzoek en dialysecentra). Als gevolg van de invoering van integrale tarieven in de medisch-specialistische zorg per 1 januari 2015 maakt deze sector met ingang van de begroting 2015 deel uit van het integrale kader medisch-specialistische zorg.

         

Bijstellingen jaarverslag 2016

       
         

Autonoom

       

Actualisering

– 1,5

– 97,8

   

De onderschrijding bij de ziekenhuizen in 2014 loopt met bijna € 98 miljoen op (van de eerder geboekte € 65 miljoen naar € 163 miljoen). Daarentegen loopt de eerder geboekte onderschrijding bij de vrijgevestigde medisch specialisten in 2014 bijna € 36 miljoen terug (van € 173 miljoen naar € 138 miljoen). Over inzet van het mbi MSZ voor het jaar 2014 moet uiterlijk 1 mei 2017 worden besloten. De actuele cijfers geven geen aanleiding voor inzet van het mbi.

       
Vrijgevestigde medisch specialisten (bedragen x € 1 miljoen)
 

2013

2014

2015

2016

Stand ontwerpbegroting 2016

2.060,8

2.238,5

   

Bijstellingen jaarverslag 2015

6,7

– 168,7

   

Bijstellingen 1e suppletoire begroting 2016

0,0

0,0

   

Bijstellingen ontwerpbegroting 2017

– 31,0

– 4,6

   

Bijstellingen 2e suppletoire begroting 2016

0,0

0,0

   

Bijstellingen jaarverslag 2016

0,0

35,7

   

Totaal bijstellingen

– 24,3

– 137,6

   

Stand jaarverslag 2016

2.036,5

2.100,9

   
         

Deze sector omvat de honoraria van de vrijgevestigde medisch specialisten. Als gevolg van de invoering van integrale tarieven in de medisch-specialistische zorg per 1 januari 2015 maakt deze sector met ingang van de begroting 2015 deel uit van het integrale kader medisch-specialistische zorg.

         

Bijstellingen jaarverslag 2016

       
         

Autonoom

       

Actualisering

 

35,7

   

De eerder geboekte onderschrijding bij de vrijgevestigde medisch specialisten in 2014 loopt bijna € 36 miljoen terug (van € 173 miljoen naar € 138 miljoen). Daarentegen loopt de onderschrijding bij de ziekenhuizen in 2014 met bijna € 98 miljoen op (van de eerder geboekte € 65 miljoen naar € 163 miljoen).

       
Mondziekten en kaakchirurgie (bedragen x € 1 miljoen)
 

2013

2014

2015

2016

Stand ontwerpbegroting 2016

94,4

97,3

   

Bijstellingen jaarverslag 2015

– 1,6

– 18,0

   

Bijstellingen 1e suppletoire begroting 2016

0,0

0,0

   

Bijstellingen ontwerpbegroting 2017

– 0,2

– 0,7

   

Bijstellingen 2e suppletoire begroting 2016

0,0

0,0

   

Bijstellingen jaarverslag 2016

0,0

– 0,7

   

Totaal bijstellingen

– 1,8

– 19,4

   

Stand jaarverslag 2016

92,6

77,9

   
         

Deze sector omvat de medisch-specialistische zorg mondziekten en kaakchirurgie (tandheelkundige specialistische zorg). Het betreft zorg voor verzekerden tot en met 17 jaar en bijzondere tandheelkunde op basis van indicatie voor volwassenen. Verder bevat deze deelsector orthodontie door een specialist en kaakchirurgie. Als gevolg van de invoering van integrale tarieven in de medisch-specialistische zorg per 1 januari 2015 maakt deze sector met ingang van de begroting 2015 deel uit van het integrale kader medisch-specialistische zorg.

         

Bijstellingen jaarverslag 2016

       
         

Autonoom

       

Actualisering

 

– 0,7

   

De uitgaven voor mondziekten en kaakchirurgie zijn geactualiseerd op basis van gegevens van het Zorginstituut.

       
Medisch-specialistische zorg (bedragen x € 1 miljoen)
 

2013

2014

2015

2016

Stand ontwerpbegroting 2016

0,0

0,0

20.353,3

21.145,8

Bijstellingen jaarverslag 2015

0,0

0,0

0,0

0,0

Bijstellingen 1e suppletoire begroting 2016

0,0

0,0

0,0

149,2

Bijstellingen ontwerpbegroting 2017

0,0

0,0

0,0

11,8

Bijstellingen 2e suppletoire begroting 2016

0,0

0,0

0,0

19,0

Bijstellingen jaarverslag 2016

0,0

0,0

– 307,9

62,4

Totaal bijstellingen

0,0

0,0

– 307,9

242,4

Stand jaarverslag 2016

0,0

0,0

20.045,4

21.388,2

         

In deze sector vallen met ingang van 2015 de instellingen voor medisch-specialistische zorg inclusief mondziekten en kaakchirurgie en de honoraria voor de vrijgevestigde medisch specialisten.

         

Bijstellingen jaarverslag 2016

       
         

Autonoom

       

Actualisering

   

– 307,9

62,4

De uitgaven voor medisch-specialistische zorg zijn geactualiseerd op basis van gegevens van het Zorginstituut. De actuele realisatiecijfers over 2016 laten een overschrijding van € 62 miljoen zien. Het gaat om voorlopige cijfers; ruim een derde is bijgeschat door verzekeraars. Daarentegen laten de actuele realisatiecijfers over 2015 een onderschrijding van € 308 miljoen zien. Als gevolg van de versnelling van de dbc-doorlooptijd is de balanspost 2016 met 34% aanmerkelijk kleiner dan de balanspost 2015 bij jaarverslag 2015 (50%). Hoewel het bedrag dat met de balanspost is gemoeid nog altijd circa € 7 miljard bedraagt, verwerken we thans de actuele, zij het zeer voorlopige inzichten in de realisatie over 2016.

       
Geriatrische revalidatiezorg (bedragen x € 1 miljoen)
 

2013

2014

2015

2016

Stand ontwerpbegroting 2016

660,8

734,0

755,7

777,3

Bijstellingen jaarverslag 2015

– 7,2

– 26,3

– 38,1

0,0

Bijstellingen 1e suppletoire begroting 2016

0,0

0,0

0,0

– 16,7

Bijstellingen ontwerpbegroting 2017

– 1,8

– 9,6

– 14,0

– 25,8

Bijstellingen 2e suppletoire begroting 2016

0,0

0,0

0,0

0,0

Bijstellingen jaarverslag 2016

– 0,1

– 19,3

– 9,5

– 14,1

Totaal bijstellingen

– 9,1

– 55,2

– 61,6

– 56,6

Stand jaarverslag 2016

651,7

678,8

694,1

720,8

         

Geriatrische revalidatiezorg richt zich op kwetsbare ouderen met meerdere aandoeningen, die in het ziekenhuis een medisch-specialistische behandeling hebben ondergaan. Deze oudere cliënten hebben behoefte aan een multidisciplinaire revalidatiebehandeling die aan hun individuele herstelmogelijkheden en trainingstempo is aangepast en rekening houdt met andere aandoeningen. Geriatrische revalidatie onderscheidt zich daarmee in zorginhoud en cliëntgroep van de medisch-specialistische revalidatie. Doel is hen te helpen terug te keren naar de oude woonsituatie en maatschappelijk te blijven participeren.

         

Bijstellingen jaarverslag 2016

       
         

Autonoom

       

Actualisering

– 0,1

– 19,3

– 9,5

– 14,1

De uitgaven voor geriatrische revalidatiezorg zijn geactualiseerd op basis van gegevens van het Zorginstituut. Met name de uitgaven voor 2014 en 2016 zijn aanzienlijk lager dan uit eerdere schadelastrapportages naar voren kwam. De cijfers over 2016 zijn nog zeer voorlopig.

       
Beschikbaarheidbijdrage academische zorg (bedragen x € 1 miljoen)
 

2013

2014

2015

2016

Stand ontwerpbegroting 2016

700,1

708,7

642,6

660,0

Bijstellingen jaarverslag 2015

– 0,1

0,0

2,3

0,0

Bijstellingen 1e suppletoire begroting 2016

0,0

0,0

0,0

8,8

Bijstellingen ontwerpbegroting 2017

0,0

0,0

0,0

0,0

Bijstellingen 2e suppletoire begroting 2016

0,0

0,0

0,0

0,0

Bijstellingen jaarverslag 2016

0,1

0,0

– 5,5

– 17,6

Totaal bijstellingen

0,0

0,0

– 3,2

– 8,8

Stand jaarverslag 2016

700,1

708,7

639,4

651,1

         

De academische ziekenhuizen en het NKI-AVL krijgen in verband met hun publieke taken – het leveren van topreferente zorg en onderzoek en innovatie – een beschikbaarheidbijdrage academische zorg.

         

Bijstellingen jaarverslag 2016

       
         

Autonoom

       

Actualisering

0,1

 

– 5,5

– 17,6

Betreft de actualisering op grond van gegevens van de NZa. Het bedrag voor 2016 is gebaseerd op de verleningen; de vaststellingen volgen in de loop van 2017. De beschikbare cijfers over de vaststellingen van eerdere jaren laten met name voor 2013 en 2014 nauwelijks verschillen zien.

       
Beschikbaarheidbijdrage kapitaallasten academische zorg (bedragen x € 1 miljoen)
 

2013

2014

2015

2016

Stand ontwerpbegroting 2016

42,1

40,6

47,3

49,4

Bijstellingen jaarverslag 2015

0,0

0,0

– 10,6

0,0

Bijstellingen 1e suppletoire begroting 2016

0,0

0,0

0,0

0,4

Bijstellingen ontwerpbegroting 2017

0,0

0,0

0,0

0,0

Bijstellingen 2e suppletoire begroting 2016

0,0

0,0

0,0

0,0

Bijstellingen jaarverslag 2016

0,0

0,0

1,3

– 11,5

Totaal bijstellingen

0,0

0,0

– 9,3

– 11,1

Stand jaarverslag 2016

42,1

40,6

38,0

38,3

         

De academische ziekenhuizen krijgen voor de kapitaallasten die samenhangen met de academische zorg een beschikbaarheidbijdrage.

         

Bijstellingen jaarverslag 2016

       
         

Autonoom

       

Actualisering

   

1,3

– 11,5

Betreft de actualisering op grond van gegevens van de NZa. Het bedrag voor 2016 is gebaseerd op de verleningen; de vaststellingen volgen in de loop van 2017. De beschikbare cijfers over de vaststellingen van eerdere jaren laten nauwelijks verschillen zien.

       
Beschikbaarheidbijdragen overig medisch-specialistische zorg (bedragen x € 1 miljoen)
 

2013

2014

2015

2016

Stand ontwerpbegroting 2016

59,8

58,6

74,4

82,2

Bijstellingen jaarverslag 2015

14,5

5,1

2,3

0,0

Bijstellingen 1e suppletoire begroting 2016

0,0

0,0

0,0

1,0

Bijstellingen ontwerpbegroting 2017

0,0

0,0

0,0

0,0

Bijstellingen 2e suppletoire begroting 2016

0,0

0,0

0,0

0,0

Bijstellingen jaarverslag 2016

1,9

0,0

– 4,4

– 7,9

Totaal bijstellingen

16,4

5,1

– 2,1

– 6,9

Stand jaarverslag 2016

76,2

63,7

72,3

75,4

         

Op deze sector worden de uitgaven geraamd van de beschikbaarheidbijdragen ten behoeve van de spoedeisende hulp, Calamiteitenhospitaal, helikoptervoorziening en Mobiel Medisch Team-voertuigen voor traumazorg, trauma- en brandwondenzorg, kenniscoördinatie, OTO (opleiden, trainen en oefenen), acute verloskunde en de post mortom orgaandonatie. De beschikbaarheidbijdragen academische zorg, kapitaallasten academische zorg en opleidingen worden apart gepresenteerd.

         

Bijstellingen jaarverslag 2016

       
         

Autonoom

       

Actualisering

1,9

 

– 4,4

– 7,9

Betreft de actualisering op grond van gegevens van de NZa. Het bedrag voor 2016 is gebaseerd op de verleningen. De beschikbare cijfers over de vaststellingen van eerdere jaren laten met name voor 2013 en 2014 nauwelijks verschillen zien.

       
Garantieregeling kapitaallasten (bedragen x € 1 miljoen)
 

2013

2014

2015

2016

Stand ontwerpbegroting 2016

75,0

77,5

0,0

0,0

Bijstellingen jaarverslag 2015

0,0

0,0

77,7

0,0

Bijstellingen 1e suppletoire begroting 2016

0,0

0,0

0,0

0,0

Bijstellingen ontwerpbegroting 2017

0,0

0,0

0,0

0,0

Bijstellingen 2e suppletoire begroting 2016

0,0

0,0

0,0

0,0

Bijstellingen jaarverslag 2016

0,0

0,0

0,0

78,2

Totaal bijstellingen

0,0

0,0

77,7

78,2

Stand jaarverslag 2016

75,0

77,5

77,7

78,2

         

In verband met de afschaffing van de functiegerichte budgettering in de ziekenhuiszorg in 2012 is er een garantieregeling kapitaallasten in het leven geroepen voor de periode tot en met 2016. Op basis van de afwikkeling door de NZa kan worden bezien in welke mate een beroep is gedaan op deze regeling.

         

Bijstellingen jaarverslag 2016

       
         

Beleidsmatig

       

Garantieregeling kapitaallasten

     

78,2

In verband met de afschaffing van de functiegerichte budgettering in de ziekenhuiszorg is er een garantieregeling kapitaallasten in het leven geroepen. De hiervoor gereserveerde middelen voor 2013, 2014 en 2015 zijn telkens bij het jaarverslag van het betreffende jaar geboekt op de sector garantieregeling kapitaallasten, maar voor 2016 vooralsnog onderdeel van nominaal en onverdeeld Zvw. Thans wordt deze reservering voor het jaar 2016 overgeheveld naar de sector garantieregeling kapitaallasten. Het gaat om een bedrag van € 75 miljoen, aangevuld met € 3,2 miljoen voor loon- en prijsbijstelling. Pas na afwikkeling van de transitieregeling kapitaallasten kan worden bezien in welke mate een beroep is gedaan op de garantieregeling kapitaallasten. De regeling heeft betrekking op de periode tot en met 2016; instellingen kunnen tot eind 2017 een aanvraag indienen.

       
Overig curatieve zorg (bedragen x € 1 miljoen)
 

2013

2014

2015

2016

Stand ontwerpbegroting 2016

331,8

349,2

373,0

384,5

Bijstellingen jaarverslag 2015

15,5

– 0,2

44,5

0,0

Bijstellingen 1e suppletoire begroting 2016

0,0

0,0

0,0

49,3

Bijstellingen ontwerpbegroting 2017

7,2

– 3,1

– 5,0

– 5,0

Bijstellingen 2e suppletoire begroting 2016

0,0

0,0

0,0

0,0

Bijstellingen jaarverslag 2016

0,0

4,2

23,0

25,8

Totaal bijstellingen

22,7

0,9

62,5

70,1

Stand jaarverslag 2016

354,5

350,1

435,5

454,6

         

Bij de sector overig curatieve zorg gaat het om zorg die geen onderdeel is van de bestuurlijke akkoorden voor de tweedelijnszorg. Het gaat voornamelijk om de eerstelijnsdiagnostiek aangevraagd door eerstelijnszorgaanbieders en geleverd door huisartsenlaboratoria, alsmede de trombosediensten. De sector overig curatief bevat verder de uitgaven op grond van de beleidsregel innovatie, de kosten van extramuraal werkende specialisten en overige geneeskundige zorg.

         

Bijstellingen jaarverslag 2016

       
         

Autonoom

       

Actualisering

 

4,2

23,0

25,8

De uitgaven voor overig curatieve zorg zijn geactualiseerd op basis van gegevens van het Zorginstituut. In 2015 is sprake van hogere uitgaven voor de beleidsregel innovatie en trombosediensten. Ook de kosten voor eerstelijnsdiagnostiek aangevraagd door huisartsen en uitgevoerd door huisartsenlaboratoria vallen in 2015 hoger uit en nemen in 2016 verder toe. Daarnaast is in 2016 sprake van hogere uitgaven voor overige geneeskundige zorg ten opzichte van 2015.

       
Geneeskundige ggz (bedragen x € 1 miljoen)
 

2013

2014

2015

2016

Stand ontwerpbegroting 2016

4.206,3

4.076,2

3.587,0

3.779,0

Bijstellingen jaarverslag 2015

– 136,9

– 290,4

0,0

0,0

Bijstellingen 1e suppletoire begroting 2016

0,0

0,0

0,0

55,4

Bijstellingen ontwerpbegroting 2017

– 59,3

– 44,4

– 22,3

– 98,7

Bijstellingen 2e suppletoire begroting 2016

0,0

0,0

0,0

1,0

Bijstellingen jaarverslag 2016

0,0

– 81,8

– 276,9

– 288,3

Totaal bijstellingen

– 196,2

– 416,6

– 299,2

– 330,6

Stand jaarverslag 2016

4.010,1

3.659,6

3.287,8

3.448,4

         

Deze sector omvat tot en met 2013 de geneeskundige ggz geleverd door zowel eerstelijns psychologen (ELP) als aanbieders tweedelijns ggz, vanaf 2014 omvat dit de basis en de gespecialiseerde ggz. Tweedelijns geneeskundige ggz wordt geleverd door instellingen en vrijgevestigden. Vanaf 2015 omvat dit ook de op behandeling gerichte intramurale ggz korter dan drie jaar. Met ingang van de begroting 2013 worden op deze sector ook de uitgaven voor de diagnose en behandeling van ernstige, enkelvoudige dyslexie geraamd en verantwoord. De sector bevat ook de kwaliteitsgelden voor de ggz en de beschikbaarheidbijdragen voor de ggz.

         

Bijstellingen jaarverslag 2016

       
         

Autonoom

       

Actualisering

 

– 81,8

– 276,9

– 288,3

De uitgaven voor de geneeskundige ggz (totaal van beschikbaarheidbijdrage, overgehevelde langdurige ggz en curatieve ggz) zijn geactualiseerd op basis van gegevens van het Zorginstituut. Deze gegevens laten zien dat de onderschrijdingen over 2014, 2015 en 2016 verder zijn toegenomen. Over 2016 komt de onderschrijding voorlopig uit op € 288 miljoen. Dit ligt in het verlengde van de onderschrijding over 2015. De onderschrijding hangt ondermeer samen met substitutie naar de POH-ggz (onder het huisartsenkader), een verschuiving naar de basis ggz, de achterblijvende intensivering van de ambulantisering en de scherpere inkoop van zorgverzekeraars. De prognose voor 2016 is nog wel heel onzeker vanwege het grote aandeel van ramingen (84%) in het bedrag.

       
Geneesmiddelen (bedragen x € 1 miljoen)
 

2013

2014

2015

2016

Stand ontwerpbegroting 2016

4.314,7

4.316,4

4.394,8

4.598,8

Bijstellingen jaarverslag 2015

– 9,4

9,0

95,2

0,0

Bijstellingen 1e suppletoire begroting 2016

0,0

0,0

0,0

39,6

Bijstellingen ontwerpbegroting 2017

– 4,2

– 1,7

1,2

1,2

Bijstellingen 2e suppletoire begroting 2016

0,0

0,0

0,0

0,0

Bijstellingen jaarverslag 2016

0,0

– 2,1

– 11,5

0,0

Totaal bijstellingen

– 13,6

5,2

84,9

40,8

Stand jaarverslag 2016

4.301,1

4.321,6

4.479,7

4.639,6

         

Op deze sector worden de uitgaven voor extramurale geneesmiddelen geraamd en verantwoord.

         

Bijstellingen jaarverslag 2016

       
         

Autonoom

       

Actualisering

 

– 2,1

– 11,5

 

De opgave van het Zorginstituut laat voor oude jaren nog kleine onderschrijdingen zien, van o.a. € 11 miljoen in 2015. De realisatie voor 2016 ligt op het niveau van de raming.

       
Hulpmiddelen (bedragen x € 1 miljoen)
 

2013

2014

2015

2016

Stand ontwerpbegroting 2016

1.469,6

1.513,8

1.603,3

1.668,0

Bijstellingen jaarverslag 2015

– 0,8

3,8

– 90,8

0,0

Bijstellingen 1e suppletoire begroting 2016

0,0

0,0

0,0

– 84,4

Bijstellingen ontwerpbegroting 2017

– 1,6

– 0,1

6,9

6,9

Bijstellingen 2e suppletoire begroting 2016

0,0

0,0

0,0

0,0

Bijstellingen jaarverslag 2016

0,0

– 0,9

18,6

– 154,2

Totaal bijstellingen

– 2,4

2,8

– 65,3

– 231,7

Stand jaarverslag 2016

1.467,2

1.516,6

1.538,0

1.436,3

         

Op deze sector worden de uitgaven voor extramurale hulpmiddelen die verstrekt worden krachtens de Regeling hulpmiddelen geraamd en verantwoord.

         

Bijstellingen jaarverslag 2016

       
         

Autonoom

       

Actualisering

 

– 0,9

18,6

– 154,2

De hulpmiddelenraming laat een forse onderschrijding zien van € 154 miljoen in 2016. Deze is met name te zien bij de hoortoestellen, verzorgingsmiddelen en diabetesmaterialen.

       
Wijkverpleging (bedragen x € 1 miljoen)
 

2013

2014

2015

2016

Stand ontwerpbegroting 2016

0,0

0,0

3.167,3

3.346,1

Bijstellingen jaarverslag 2015

0,0

0,0

37,7

0,0

Bijstellingen 1e suppletoire begroting 2016

0,0

0,0

0,0

85,7

Bijstellingen ontwerpbegroting 2017

0,0

0,0

– 23,9

0,0

Bijstellingen 2e suppletoire begroting 2016

0,0

0,0

0,0

0,0

Bijstellingen jaarverslag 2016

0,0

0,0

– 63,4

– 194,3

Totaal bijstellingen

0,0

0,0

– 49,6

– 108,6

Stand jaarverslag 2016

0,0

0,0

3.117,7

3.237,4

         

Binnen de aanspraak wijkverpleging is sprake van zowel verpleging als verzorging. Hierbij gaat het om verpleegkundige handelingen zoals wondverzorging, injecties en catheterisaties en verzorgende handelingen zoals wassen en aankleden. De wijkverpleegkundige is in de eerste plaats een zorgverlener. Daarin vormt de (wijk)verpleegkundige tevens de schakel tussen de cliënt, zijn of haar sociale omgeving en de verschillende professionals. Binnen de aanspraak wijkverpleging zijn naast de (wijk)verpleegkundige ook verzorgenden en gespecialiseerde verpleegkundigen werkzaam. Financiering vindt al dan niet plaats via een persoonsgebonden budget.

         

Bijstellingen jaarverslag 2016

       
         

Autonoom

       

Actualisering

   

– 63,4

– 194,3

Op basis van in maart 2017 ontvangen cijfers van het Zorginstituut zijn de realisatiecijfers 2015 en 2016 geactualiseerd. Op basis van deze cijfers is in beide jaren sprake van een onderschrijding van het beschikbare kader. In 2016 loopt deze onderschrijding op tot € 194 miljoen. De belangrijkste oorzaak is dat er uiteindelijk minder extramurale cliënten met een Wlz-profiel vanuit de AWBZ zijn overgaan naar de Zvw dan waar bij de hervorming van de langdurige zorg rekening mee werd gehouden. Vanaf 2017 wordt dit gecorrigeerd en vindt een verschuiving van € 144 miljoen plaats vanuit de Zvw naar de Wlz. Een aanvullende verklaring voor deze onderschrijding vormen de signalen uit het veld die wijzen op een tekort aan wijkverpleegkundigen en een scherpe contractering door zorgverzekeraars.

       
Ambulancevervoer (bedragen x € 1 miljoen)
 

2013

2014

2015

2016

Stand ontwerpbegroting 2016

501,5

519,2

551,9

565,7

Bijstellingen jaarverslag 2015

0,9

– 4,7

– 48,2

0,0

Bijstellingen 1e suppletoire begroting 2016

0,0

0,0

0,0

– 16,4

Bijstellingen ontwerpbegroting 2017

– 0,2

0,0

0,0

0,0

Bijstellingen 2e suppletoire begroting 2016

0,0

0,0

0,0

0,0

Bijstellingen jaarverslag 2016

0,0

8,3

14,3

– 2,7

Totaal bijstellingen

0,7

3,6

– 33,9

– 19,1

Stand jaarverslag 2016

502,2

522,8

518,0

546,6

         

De ambulancezorg kent twee kerntaken: spoedvervoer en besteld vervoer. Daarnaast staan ambulances ook paraat voor geneeskundige hulp bij ongevallen en rampen. Op deze sector worden tevens de uitgaven Centrale Posten Ambulancevervoer (CPA) verantwoord.

         

Bijstellingen jaarverslag 2016

       
         

Autonoom

       

Actualisering

   

– 1,1

0,1

Op basis van in maart 2017 ontvangen cijfers van de NZa zijn de budgetten geactualiseerd. Hieruit volgen in omvang geringe bijstellingen voor 2015 en 2016.

       
         

Technisch

       

Financieringsmutatie

 

8,3

15,4

– 2,8

Voor deze sector worden de budgetten vastgesteld door de NZa, terwijl de financiering van de sectoren wordt verantwoord door het Zorginstituut. Als gevolg van het tijdsverloop dat er zit tussen het moment waarop de NZa de budgetten voor de regionale ambulancevoorzieningen vaststelt en de uiteindelijke financiering, kan sprake zijn van financieringsvoorsprongen of financieringsachterstanden.

       
Overige ziekenvervoer (bedragen x € 1 miljoen)
 

2013

2014

2015

2016

Stand ontwerpbegroting 2016

121,0

123,8

123,0

126,6

Bijstellingen jaarverslag 2015

– 0,2

– 2,9

– 11,7

0,0

Bijstellingen 1e suppletoire begroting 2016

0,0

0,0

0,0

– 9,8

Bijstellingen ontwerpbegroting 2017

– 0,2

0,1

– 0,2

– 0,2

Bijstellingen 2e suppletoire begroting 2016

0,0

0,0

0,0

0,0

Bijstellingen jaarverslag 2016

0,0

0,3

1,8

– 5,4

Totaal bijstellingen

– 0,4

– 2,5

– 10,1

– 15,4

Stand jaarverslag 2016

120,6

121,3

112,9

111,2

         

Het overig ziekenvervoer betreft het vervoer van patiënten van en naar zorgaanbieders. Hiervoor in aanmerking komen verzekerden die chemo- of radiotherapie ondergaan, nierdialyse ondergaan, zich uitsluitend in een rolstoel kunnen verplaatsen, zeer slechtziend zijn of van hun zorgverzekeraar hiervoor toestemming hebben gekregen. Het betreft zowel commercieel vervoer als vergoeding van de kosten van openbaar vervoer.

         

Bijstellingen jaarverslag 2016

       
         

Autonoom

       

Actualisering

 

0,3

1,8

– 5,4

Op basis van in maart 2017 ontvangen cijfers van het Zorginstituut zijn de realisatiecijfers geactualiseerd. Hieruit volgen in omvang geringe bijstellingen voor 2014 en 2015. In 2016 is sprake van een onderschrijding van het beschikbare kader met € 5,4 miljoen.

       
Opleidingen (bedragen x € 1 miljoen)
 

2013

2014

2015

2016

Stand ontwerpbegroting 2016

1.049,9

1.198,3

1.230,6

1.250,9

Bijstellingen jaarverslag 2015

1,6

– 1,0

– 13,4

0,0

Bijstellingen 1e suppletoire begroting 2016

0,0

0,0

0,0

17,4

Bijstellingen ontwerpbegroting 2017

0,0

0,0

0,0

0,0

Bijstellingen 2e suppletoire begroting 2016

0,0

0,0

0,0

6,0

Bijstellingen jaarverslag 2016

0,0

0,2

0,0

0,0

Totaal bijstellingen

1,6

– 0,8

– 13,4

23,4

Stand jaarverslag 2016

1.051,5

1.197,5

1.217,2

1.274,3

         

Met ingang van 2013 worden de specialistische vervolgopleidingen uit het zogenaamde opleidingsfonds (inclusief de opleiding tot huisarts) en een aantal ggz-opleidingen via een beschikbaarheidbijdrage op grond van de Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg) gefinancierd. De uitvoering geschiedt door de NZa. De betalingen lopen via het Zorginstituut.

         

Bijstellingen jaarverslag 2016

       
         

Autonoom

       

Actualisering

 

0,2

   

Op basis van in maart 2017 ontvangen cijfers van het Zorginstituut zijn de realisatiecijfers 2014 geactualiseerd. Hieruit volgt een in omvang geringe bijstelling. Over 2015 en 2016 zijn nog onvoldoende gegevens bekend.

       
Grensoverschrijdende zorg (bedragen x € 1 miljoen)
 

2013

2014

2015

2016

Stand ontwerpbegroting 2016

676,2

474,8

779,8

809,9

Bijstellingen jaarverslag 2015

4,2

– 22,9

– 21,7

0,0

Bijstellingen 1e suppletoire begroting 2016

0,0

0,0

0,0

– 12,0

Bijstellingen ontwerpbegroting 2017

– 6,4

– 0,4

– 45,8

0,0

Bijstellingen 2e suppletoire begroting 2016

0,0

0,0

0,0

0,0

Bijstellingen jaarverslag 2016

0,0

– 8,5

– 7,8

– 162,9

Totaal bijstellingen

– 2,2

– 31,8

– 75,3

– 174,9

Stand jaarverslag 2016

674,0

443,0

704,5

634,9

waarvan Grensoverschrijdende zorg (buitenland in mpb)

398,0

361,4

463,9

404,4

waarvan Grensoverschrijdende zorg (buitenland niet in mpb)

276,0

81,6

240,5

230,6

         

Deze deelsector betreft de grensoverschrijdende zorg binnen en buiten het macroprestatiebedrag (mpb).

Binnen het macroprestatiebedrag betreft het zorgkosten gemaakt in het buitenland door verzekerden bij Nederlandse zorgverzekeraars. Dit zijn bijvoorbeeld de medische lasten na een skiongeluk, lasten die samenhangen met een behandeling in een Belgisch ziekenhuis of lasten van grensarbeiders die in Nederland werken en in Duitsland wonen.

De grensoverschrijdende zorg buiten het mpb betreft de lasten van internationale verdragen. Het gaat om kosten van zorg aan personen die buiten Nederland wonen en niet aan Nederlandse sociale verzekeringswetgeving zijn onderworpen, maar die op grond van een Europese verordening of een door Nederland gesloten verdrag inzake sociale zekerheid recht hebben op geneeskundige zorg ten laste van Nederland. Ten eerste betreft dit verdragsgerechtigden die wonen in het buitenland met een Nederlands pensioen en hun in het buitenland wonende gezinsleden. Het gaat ook om in het buitenland wonende gezinsleden van in Nederland werkende werknemers. Tegenover het recht op zorg staat de verplichting om een bijdrage aan het Zorginstituut te betalen.

Het betreft ook de kosten van medische zorg voor personen die verzekerd zijn in het buitenland en langdurig of kortdurend verblijven in Nederland. Dit zijn bijvoorbeeld toeristen, in Nederland wonende en in het buitenland voor een buitenlandse werkgever werkende werknemers en hun gezinsleden en in Nederland wonende rechthebbenden op een buitenlands pensioen met hun gezin. Deze kosten worden doorberekend aan de internationale verdragspartners. De baten worden in mindering gebracht op de lasten.

         

Bijstellingen jaarverslag 2016

       
         

Autonoom

       

Actualisering

 

– 8,5

– 7,8

– 162,9

De uitgaven voor de grensoverschrijdende zorg zijn geactualiseerd op basis van gegevens van het Zorginstituut. De kosten bij de grensoverschrijdende zorg laten in 2016 een daling zien van € 163 miljoen ten opzichte van de stand ontwerpbegroting 2017. Het deel van de Zvw-verzekerden, binnen het macroprestatiebedrag, is met € 113 miljoen fors lager. De zorgkosten van de Verdragsgerechtigden, buiten het macroprestatiebedrag, zijn bijna € 50 miljoen lager. Het zorggebruik in deze sector groeide de laatste jaren nauwelijks, terwijl in de begrotingsramingen wel van een groei wordt uitgegaan.

       
Nominaal en onverdeeld (bedragen x € 1 miljoen)
 

2013

2014

2015

2016

Stand ontwerpbegroting 2016

0,0

0,0

421,7

1.266,3

Bijstellingen jaarverslag 2015

0,0

0,0

– 421,7

0,0

Bijstellingen 1e suppletoire begroting 2016

0,0

0,0

0,0

– 1.101,0

Bijstellingen ontwerpbegroting 2017

0,0

0,0

0,0

14,4

Bijstellingen 2e suppletoire begroting 2016

0,0

0,0

0,0

– 417,6

Bijstellingen jaarverslag 2016

0,0

0,0

0,0

237,8

Totaal bijstellingen

0,0

0,0

– 421,7

– 1.266,3

Stand jaarverslag 2016

0,0

0,0

0,0

0,0

         

De sector nominaal en onverdeeld bevat de nog niet toebedeelde maatregelen, de nog niet uitgedeelde groeiruimte en loon- en prijsbijstellingen.

         

Bijstellingen jaarverslag 2016

       
         

Autonoom

       

Actualisering

     

400,0

De in de 2e suppletoire begroting 2016 gerapporteerde onderschrijding van € 400 miljoen op basis van voorlopige gegevens was indicatief en voorlopig op deze sector verwerkt. Deze voorlopige onderschrijding wordt nu tegengeboekt omdat de in maart 2017 van het Zorginstituut ontvangen realisatiecijfers nu op de afzonderlijke sectoren zijn verwerkt.

       
         

Beleidsmatig

       

Vrijval nominaal en onverdeeld

     

– 83,9

Een deel van de gereserveerde middelen op de post nominaal en onverdeeld blijkt niet nodig te zijn en valt daarom vrij. Deze ruimte is grotendeels het gevolg van het verschil tussen de beschikbaar gestelde ruimte voor uitgaven in het kader van Voorwaardelijke Toelating en wat daadwerkelijk nodig is gebleken. Daarnaast bestaat de ruimte met name uit niet-toegedeelde middelen voor nominale bijstellingen en groeiruimte Zvw.

       
         

Beleidsmatig

       

Garantieregeling kapitaallasten

     

– 78,2

In verband met de afschaffing van de functiegerichte budgettering in de ziekenhuiszorg is er een garantieregeling kapitaallasten in het leven geroepen. De hiervoor gereserveerde middelen voor 2013, 2014 en 2015 zijn telkens bij het jaarverslag van het betreffende jaar geboekt op de sector garantieregeling kapitaallasten, maar voor 2016 vooralsnog onderdeel van nominaal en onverdeeld Zvw. Thans wordt deze reservering voor het jaar 2016 overgeheveld naar de sector garantieregeling kapitaallasten. Het gaat om een bedrag van € 75 miljoen, aangevuld met € 3,2 miljoen voor loon- en prijsbijstelling. Pas na afwikkeling van de transitieregeling kapitaallasten kan worden bezien in welke mate een beroep is gedaan op de garantieregeling kapitaallasten in 2016. De regeling loopt tot en met 2016; instellingen kunnen tot eind 2017 een aanvraag indienen.

       
Ontvangsten Zvw (bedragen x € 1 miljoen)
 

2013

2014

2015

2016

Stand ontwerpbegroting 2016

2.666,0

3.125,1

3.217,7

3.194,8

Bijstellingen jaarverslag 2015

0,0

0,0

0,0

0,0

Bijstellingen 1e suppletoire begroting 2016

0,0

0,0

0,0

0,0

Bijstellingen ontwerpbegroting 2017

0,0

0,0

0,0

0,0

Bijstellingen 2e suppletoire begroting 2016

0,0

0,0

0,0

0,0

Bijstellingen jaarverslag 2016

0,0

0,0

0,0

0,0

Totaal bijstellingen

0,0

0,0

0,0

0,0

Stand jaarverslag 2016

2.666,0

3.125,1

3.217,7

3.194,8

         

Deze deelsector omvat de eigen betalingen (waaronder het eigen risico) binnen de Zvw.

6.1.2. Wet langdurige zorg (Wlz)

In deze paragraaf wordt ingegaan op de financiële ontwikkelingen binnen de Wlz in het afgelopen jaar voor de jaren 2013 tot en met 2016. In tabel 18 worden de financiële bijstellingen in 2016 per sector weergegeven tussen de ontwerpbegroting 2016 en het jaarverslag 2016. Het beeld voor 2016 is geactualiseerd bij de eerste suppletoire begroting 2016, de ontwerpbegroting 2017, de tweede suppletoire begroting 2016 en voor het jaarverslag 2016.

De opbouw van de ontwikkeling van de Wlz-uitgaven en -ontvangsten wordt na tabel 18 per deelsector weergegeven.

Tabel 18 Opbouw van de Wlz-uitgaven en -ontvangsten per sector (bedragen x € 1 miljoen)
 

Ontwerpbegroting

Bijstellingen

Stand Jaarverslag

 

2016

2016

2016

Wlz-uitgaven

     

Binnen contracteerruimte

16.455,0

180,0

16.635,1

Ouderenzorg

9.017,8

– 154,7

8.863,0

Gehandicaptenzorg

6.126,0

37,6

6.163,6

Langdurige ggz

369,2

162,5

531,7

Volledig pakket thuis

288,0

131,9

419,9

Extramurale zorg

519,9

– 73,1

446,8

Overig binnen contracteerruimte

134,1

75,9

210,0

       

Persoonsgebonden budgetten

1.346,5

221,0

1.567,5

Persoonsgebonden budgetten

1.346,5

221,0

1.567,5

       

Buiten contracteerruimte

2.097,3

– 485,9

1.611,4

Kapitaallasten (nacalculatie)

801,8

89,3

891,2

Beheerskosten

140,7

15,7

156,4

Overig buiten contracteerruimte1

636,2

65,2

701,4

Nominaal en onverdeeld

518,6

– 656,1

– 137,5

       

Bruto Wlz-uitgaven

19.898,8

– 84,8

19.814,1

Eigen bijdrage Wlz

1.848,0

34,9

1.882,9

Netto Wlz-uitgaven

18.050,8

– 119,7

17.931,2

Bron: VWS, gegevens Zorginstituut over (voorlopige) financieringslasten Zvw en Wlz en NZa-gegevens over de productieafspraken en (voorlopige) realisatiegegevens.

X Noot
1

Bij de Wlz zijn onder de post «overige buiten contracteerruimte» opgenomen de deelsectoren: bovenbudgettaire vergoedingen, tandheelkunde Wlz, instellingen voor medisch-specialistische zorg Wlz, overig curatieve zorg Wlz, ADL, extramurale behandeling, zorginfrastructuur, eerstelijnverblijf, orthocommunicatieve behandeling, innovatie en beschikbaarheidbijdrage opleidingen Wlz.

In figuur 10 is de samenstelling van de Wlz-uitgaven per sector weergegeven voor het jaar 2016.

Figuur 10: Samenstelling Wlz-uitgaven 2016

Figuur 10: Samenstelling Wlz-uitgaven 2016
Ouderenzorg (bedragen x € 1 miljoen)
 

2013

2014

2015

2016

Stand ontwerpbegroting 2016

8.445,2

8.650,7

8.906,1

9.017,8

Bijstellingen jaarverslag 2015

– 1,1

– 50,2

– 312,9

0,0

Bijstellingen 1e suppletoire begroting 2016

0,0

0,0

0,0

– 22,9

Bijstellingen ontwerpbegroting 2017

0,0

0,0

0,0

– 52,8

Bijstellingen 2e suppletoire begroting 2016

0,0

0,0

0,0

0,0

Bijstellingen jaarverslag 2016

0,0

– 13,4

– 4,1

– 79,0

Totaal bijstellingen

– 1,1

– 63,6

– 317,0

– 154,7

Stand jaarverslag 2016

8.444,1

8.587,1

8.589,1

8.863,0

         

Op deze deelsector staat de uitgavenontwikkeling van de intramurale ouderenzorg, bestaande uit de zorgzwaartepakketten, de normatieve huisvestingscomponent, de toeslagen en vergoedingen voor dagbestedingen en vervoer.

         

Bijstellingen jaarverslag 2016

       
         

Autonoom

       

Actualisering

 

– 13,4

– 4,1

– 79,0

De uitgaven in de intramurale ouderenzorg zijn € 79 miljoen lager dan oorspronkelijk geraamd. Steeds meer ouderen kiezen ervoor om langer thuis te blijven met extramurale zorg vanuit de Wlz (VPT, mpt of pgb).

       
Gehandicaptenzorg (bedragen x € 1 miljoen)
 

2013

2014

2015

2016

Stand ontwerpbegroting 2016

5.263,8

5.462,1

5.949,9

6.126,0

Bijstellingen jaarverslag 2015

3,1

– 4,9

– 7,5

0,0

Bijstellingen 1e suppletoire begroting 2016

0,0

0,0

0,0

64,4

Bijstellingen ontwerpbegroting 2017

0,0

0,0

0,0

– 58,0

Bijstellingen 2e suppletoire begroting 2016

0,0

0,0

0,0

0,0

Bijstellingen jaarverslag 2016

0,0

– 2,1

15,8

31,2

Totaal bijstellingen

3,1

– 7,0

8,3

37,6

Stand jaarverslag 2016

5.266,9

5.455,2

5.958,2

6.163,6

         

Op deze deelsector staat de uitgavenontwikkeling van de intramurale gehandicaptenzorg, bestaande uit de zorgzwaartepakketten, de normatieve huisvestingscomponent, de toeslagen en vergoedingen voor dagbestedingen en vervoer.

         

Bijstellingen jaarverslag 2016

       
         

Autonoom

       

Actualisering

 

– 2,1

15,8

31,2

De uitgaven aan intramurale gehandicaptenzorg zijn € 31 miljoen hoger dan de ontwerpbegroting. Onderliggend is sprake van enkele verschuivingen. Zo is de meerzorgregeling verschoven naar de overige zorg in natura binnen de contracteerruimte en is dagbesteding en vervoer toegerekend aan de intramurale sectoren (in plaats van extramurale zorg).

       
Langdurige ggz (bedragen x € 1 miljoen)
 

2013

2014

2015

2016

Stand ontwerpbegroting 2016

1.577,9

1.598,0

484,3

369,2

Bijstellingen jaarverslag 2015

0,7

3,8

137,9

0,0

Bijstellingen 1e suppletoire begroting 2016

0,0

0,0

0,0

144,2

Bijstellingen ontwerpbegroting 2017

0,0

0,0

0,0

73,7

Bijstellingen 2e suppletoire begroting 2016

0,0

0,0

0,0

0,0

Bijstellingen jaarverslag 2016

0,0

0,8

– 4,2

– 55,4

Totaal bijstellingen

0,7

4,6

133,7

162,5

Stand jaarverslag 2016

1.578,7

1.602,6

618,1

531,7

         

Op deze deelsector staat de uitgavenontwikkeling van de intramurale langdurige geestelijke gezondheidszorg onder de Wlz, bestaande uit de zorgzwaartepakketten, de normatieve huisvestingscomponent, de toeslagen en vergoedingen voor dagbestedingen en vervoer. De intramurale geneeskundige geestelijke gezondheidszorg korter dan een jaar valt onder de Zorgverzekeringswet. Voor nieuwe instroom vanaf 1-1-2015 geldt dat intramurale geneeskundige geestelijke gezondheidszorg korter dan drie jaar onder de Zvw valt.

         

Bijstellingen jaarverslag 2016

       
         

Autonoom

       

Actualisering

 

0,8

– 4,2

– 55,4

De uitgaven aan de ggz-sector zijn € 55 miljoen lager dan de oorspronkelijke raming. Deze mutatie hangt onder meer samen met een generieke tariefverlaging om meerzorg in de ggz voor specifieke cliënten mogelijk te maken. Deze meerzorg wordt mogelijk gemaakt onder de overige zorg in natura binnen de contracteerruimte.

       
Volledig pakket thuis (bedragen x € 1 miljoen)
 

2013

2014

2015

2016

Stand ontwerpbegroting 2016

0,0

0,0

256,7

288,0

Bijstellingen jaarverslag 2015

0,0

0,0

96,2

0,0

Bijstellingen 1e suppletoire begroting 2016

0,0

0,0

0,0

72,6

Bijstellingen ontwerpbegroting 2017

0,0

0,0

0,0

0,0

Bijstellingen 2e suppletoire begroting 2016

0,0

0,0

0,0

0,0

Bijstellingen jaarverslag 2016

0,0

0,0

– 1,1

59,3

Totaal bijstellingen

0,0

0,0

95,1

131,9

Stand jaarverslag 2016

0,0

0,0

351,9

419,9

         

Het Volledig Pakket Thuis (VPT) is een budget waarmee cliënten met een indicatie voor een intramuraal zorgpakket (ZZP) de benodigde zorg- en dienstverlening in de thuissituatie ontvangen, waarbij de huisvestingscomponent niet wordt verzilverd.

         

Bijstellingen jaarverslag 2016

       
         

Autonoom

       

Actualisering

   

– 1,1

59,3

Een groter aandeel van de Wlz-cliënten kiest voor het Volledig Pakket Thuis. De stijging van € 59 miljoen doet zich zowel voor bij de ouderenzorg (€ 37 miljoen) als bij de gehandicaptenzorg (€ 23 miljoen).

       
Extramurale zorg (bedragen x € 1 miljoen)
 

2013

2014

2015

2016

Stand ontwerpbegroting 2016

4.244,4

4.457,6

720,8

519,9

Bijstellingen jaarverslag 2015

8,5

48,5

56,0

0,0

Bijstellingen 1e suppletoire begroting 2016

0,0

0,0

0,0

62,2

Bijstellingen ontwerpbegroting 2017

0,0

0,0

0,0

0,0

Bijstellingen 2e suppletoire begroting 2016

0,0

0,0

0,0

0,0

Bijstellingen jaarverslag 2016

0,0

– 14,4

– 267,1

– 135,3

Totaal bijstellingen

8,5

34,0

– 211,1

– 73,1

Stand jaarverslag 2016

4.252,9

4.491,6

509,7

446,8

         

Een deel van de verblijfsgeïndiceerden ontvangt extramurale zorg, die in de eigen woonomgeving wordt gegeven. Onder deze zorg valt persoonlijke verzorging, verpleging, begeleiding en behandeling.

         

Bijstellingen jaarverslag 2016

       
         

Autonoom

       

Actualisering

 

– 14,4

– 267,1

– 135,3

De lagere uitgaven aan extramurale zorg (€ 135 miljoen) hangen samen met een verschuiving ten opzichte van de ontwerpbegroting. Dagbesteding en vervoer is in het jaarverslag toegerekend aan de sectoren V&V, GHZ en ggz.

       
Overige binnen contracteerruimte (bedragen x € 1 miljoen)
 

2013

2014

2015

2016

Stand ontwerpbegroting 2016

1.156,1

1.382,7

129,2

134,1

Bijstellingen jaarverslag 2015

3,5

– 115,6

– 105,4

0,0

Bijstellingen 1e suppletoire begroting 2016

0,0

0,0

0,0

– 103,4

Bijstellingen ontwerpbegroting 2017

0,0

0,0

0,0

0,0

Bijstellingen 2e suppletoire begroting 2016

0,0

0,0

0,0

0,0

Bijstellingen jaarverslag 2016

0,0

4,3

174,7

179,3

Totaal bijstellingen

3,5

– 111,3

69,3

75,9

Stand jaarverslag 2016

1.159,5

1.271,4

198,6

210,0

         

Op deze deelsector worden alle uitgaven binnen de contracteerruimte verantwoord die niet – direct – toe te rekenen zijn aan één van de andere deelsectoren in de Wlz of waarvoor specifiek middelen beschikbaar zijn gesteld. Het gaat bijvoorbeeld om geoormerkte middelen in de aanwijzing budgettair kader Wlz (onder andere de regeling regelvrije zorg).

         

Bijstellingen jaarverslag 2016

       
         

Autonoom

       

Actualisering

 

4,3

174,7

179,3

De uitgaven aan overige zorg in natura zijn € 179 miljoen hoger dan in de ontwerpbegroting. De hogere uitgaven hangen in hoofdzaak samen met een verschuiving van de middelen voor de meerzorgregeling. Dit onder meer omdat meerzorg vanaf 2016 ook van toepassing is op ggz-b en V&V profielen.

       
Persoonsgebonden budgetten (bedragen x € 1 miljoen)
 

2013

2014

2015

2016

Stand ontwerpbegroting 2016

2.414,9

2.444,0

1.195,4

1.346,5

Bijstellingen jaarverslag 2015

0,0

– 33,0

40,9

0,0

Bijstellingen 1e suppletoire begroting 2016

0,0

0,0

0,0

96,0

Bijstellingen ontwerpbegroting 2017

0,0

0,0

0,0

125,0

Bijstellingen 2e suppletoire begroting 2016

0,0

0,0

0,0

0,0

Bijstellingen jaarverslag 2016

0,0

0,0

37,6

0,0

Totaal bijstellingen

0,0

– 33,0

78,5

221,0

Stand jaarverslag 2016

2.414,9

2.411,0

1.273,9

1.567,5

         

Deze deelsector betreft de uitgaven in het kader van de persoonsgebonden budgetten.

         

Bijstellingen jaarverslag 2016

       
         

Autonoom

       

Actualisering

   

37,6

 

Op basis van de meest recente cijfers van de NZa zijn de pgb uitgaven geactualiseerd en is er in 2015 sprake van een kleine overschrijding van € 37,6 miljoen. Voor 2016 wordt op basis van de realisatie uitgegaan van een sluitend beeld.

       
Kapitaallasten (nacalculatie) (bedragen x € 1 miljoen)
 

2013

2014

2015

2016

Stand ontwerpbegroting 2016

2.394,7

2.183,3

1.433,4

801,8

Bijstellingen jaarverslag 2015

– 19,3

– 61,5

– 44,7

0,0

Bijstellingen 1e suppletoire begroting 2016

0,0

0,0

0,0

2,6

Bijstellingen ontwerpbegroting 2017

0,0

0,0

0,0

0,0

Bijstellingen 2e suppletoire begroting 2016

0,0

0,0

0,0

– 13,3

Bijstellingen jaarverslag 2016

– 139,7

– 3,6

17,6

100,0

Totaal bijstellingen

– 159,0

– 65,1

– 27,1

89,3

Stand jaarverslag 2016

2.235,7

2.118,2

1.406,3

891,2

         

Deze deelsector betreft de na te calculeren kapitaallasten van de gebouwen waarin Wlz-zorg met verblijf wordt geleverd.

         

Bijstellingen jaarverslag 2016

       
         

Autonoom

       

Actualisering

– 139,7

– 3,6

17,6

100,0

De nacalculeerbare kapitaallasten laten een overschrijding zien van circa € 100 miljoen in 2016. Voor de jaren 2013 en 2014 waren in het jaarverslag van 2015 per abuis kapitaallasten van andere domeinen meegerekend. Dit is gecorrigeerd.

       
Beheerskosten (bedragen x € 1 miljoen)
 

2013

2014

2015

2016

Stand ontwerpbegroting 2016

182,2

215,8

142,4

140,7

Bijstellingen jaarverslag 2015

0,0

– 1,3

16,7

0,0

Bijstellingen 1e suppletoire begroting 2016

0,0

0,0

0,0

6,9

Bijstellingen ontwerpbegroting 2017

0,0

0,0

0,0

0,0

Bijstellingen 2e suppletoire begroting 2016

0,0

0,0

0,0

5,9

Bijstellingen jaarverslag 2016

0,0

0,0

– 2,4

2,9

Totaal bijstellingen

0,0

– 1,3

14,3

15,7

Stand jaarverslag 2016

182,1

214,5

156,7

156,4

         

Onder deze deelsector vallen de uitvoeringskosten ten laste van de Wlz van zorgkantoren en de kosten van het College Sanering Zorginstellingen.

         

Bijstellingen jaarverslag 2016

       
         

Autonoom

       

Actualisering

   

– 2,4

2,9

De hogere uitgaven in 2016 zijn het saldo van lagere uitgaven van het College Sanering Zorginstellingen (€ 4,8 miljoen) en hogere beheerskosten Wlz (€ 7,7 miljoen). De hogere beheerskosten Wlz komen door een toename van het aantal pgb budgethouders.

       
Overig buiten contracteerruimte (bedragen x € 1 miljoen)
 

2013

2014

2015

2016

Stand ontwerpbegroting 2016

1.481,0

1.517,4

621,7

636,2

Bijstellingen jaarverslag 2015

0,6

– 17,1

– 3,1

0,0

Bijstellingen 1e suppletoire begroting 2016

0,0

0,0

0,0

29,1

Bijstellingen ontwerpbegroting 2017

0,0

0,0

0,0

2,8

Bijstellingen 2e suppletoire begroting 2016

0,0

0,0

0,0

29,5

Bijstellingen jaarverslag 2016

0,0

– 12,9

47,2

3,8

Totaal bijstellingen

0,6

– 30,0

44,1

65,2

Stand jaarverslag 2016

1.481,6

1.487,4

665,8

701,4

         

Op deze deelsector worden de kosten verantwoord van bovenbudgettaire vergoedingen voor individueel aangepaste hulpmiddelen, tandheelkunde Wlz, instellingen voor medisch-specialistische zorg Wlz, overig curatieve zorg Wlz, ADL, extramurale behandeling, zorginfrastructuur, eerstelijnsverblijf, orthocommunicatieve behandeling, innovatie en beschikbaarheidbijdrage opleidingen Wlz.

         

Bijstellingen jaarverslag 2016

       
         

Autonoom

       

Actualisering

 

– 12,9

47,2

3,8

De hogere uitgaven in 2016 zijn het saldo van diverse onderschrijdingen (bovenbudgettaire vergoedingen, medisch-specialistische zorg Wlz, extramurale behandeling, ADL, eerstelijnsverblijf en orthocommunicatieve behandeling) en overschrijdingen (tandheelkundige zorg Wlz, zorginfrastructuur en overig buiten CR). Voor 2014 en 2015 zijn de uitgaven op basis van de meest recente data van de NZa bijgesteld.

       
Nominaal en onverdeeld (bedragen x € 1 miljoen)
 

2013

2014

2015

2016

Stand ontwerpbegroting 2016

291,3

– 71,3

10,7

518,7

Bijstellingen jaarverslag 2015

4,7

197,2

191,1

0,0

Bijstellingen 1e suppletoire begroting 2016

0,0

0,0

0,0

– 501,1

Bijstellingen ontwerpbegroting 2017

0,0

0,0

0,0

– 17,0

Bijstellingen 2e suppletoire begroting 2016

0,0

0,0

0,0

0,0

Bijstellingen jaarverslag 2016

139,7

35,3

– 286,1

– 138,1

Totaal bijstellingen

144,4

232,5

– 95,0

– 656,2

Stand jaarverslag 2016

435,8

161,2

– 84,3

– 137,5

         

Deze niet-beleidsmatige deelsector heeft een technisch-administratief karakter. Vanuit deze deelsector vinden overboekingen van loon- en prijsbijstellingen naar de loon- en prijsgevoelige deelsectoren binnen de begroting plaats. Ook worden er taakstellingen of extra middelen op deze deelsector geplaatst die nog niet aan de deelsectoren zijn toegedeeld.

         

Bijstellingen jaarverslag 2016

       
         

Beleidsmatig

       

Nominaal en onverdeeld

     

– 0,6

Een restant aan groeiruimte van € 0,6 miljoen is vrijgevallen.

       
         

Technisch

       

Financieringsmutatie

139,7

35,3

– 286,1

– 137,5

Bij financieringsmutaties is sprake van een zeker tijdsverloop tussen het moment waarop de NZa de productieafspraken van partijen ontvangt en de verwerking daarvan in de budgetten en de bevoorschotting/declaraties van de instellingen. Als gevolg daarvan is het gebruikelijk dat de financiering binnen een jaargrens afwijkt van de productie (budgetten) in dat jaar. Zo ontstaan zogeheten financieringsachterstanden of -voorsprongen. Deze financieringsmutatie betekent dat er in 2016 minder is gefinancierd dan uiteindelijk is geproduceerd. Voor 2013, 2014 en 2015 is de financieringsmutatie op basis van de meest recente data van de NZa bijgesteld.

       
Ontvangsten Wlz (bedragen x € 1 miljoen)
 

2013

2014

2015

2016

Stand ontwerpbegroting 2016

1.928,2

1.994,6

1.891,3

1.848,0

Bijstellingen jaarverslag 2015

– 13,4

– 23,7

– 25,4

0,0

Bijstellingen 1e suppletoire begroting 2016

0,0

0,0

0,0

– 21,9

Bijstellingen ontwerpbegroting 2017

0,0

0,0

0,0

0,0

Bijstellingen 2e suppletoire begroting 2016

0,0

0,0

0,0

0,0

Bijstellingen jaarverslag 2016

0,0

0,0

26,1

56,8

Totaal bijstellingen

– 13,4

– 23,7

0,7

34,9

Stand jaarverslag 2016

1.914,8

1.970,9

1.892,0

1.882,9

         

Betreft de eigen bijdragen die binnen de Wlz verplicht zijn.

         

Bijstellingen jaarverslag 2016

       
         

Autonoom

       

Actualisering

   

26,1

56,8

Er is sprake van licht hogere ontvangsten bij de eigen bijdrage van € 56,8 miljoen. De hogere ontvangsten zijn in lijn met toegenomen zorggebruik in de Wlz, gecorrigeerd voor verschillende leveringsvoming (intra- en extramuraal) waar een cliënt uit kan kiezen.

       
Preventieve zorg (Rijksvaccinatieprogramma) (bedragen x € 1 miljoen)
 

2013

2014

Stand ontwerpbegroting 2016

93,9

92,4

Bijstellingen jaarverslag 2015

0,0

0,0

Bijstellingen 1e suppletoire begroting 2016

0,0

0,0

Bijstellingen ontwerpbegroting 2017

0,0

0,0

Bijstellingen 2e suppletoire begroting 2016

0,0

0,0

Bijstellingen jaarverslag 2016

0,0

0,0

Totaal bijstellingen

0,0

0,0

Stand jaarverslag 2016

93,9

92,4

     

Deze deelsector (oude indeling) omvat het Rijksvaccinatieprogramma (RVP).

Dagbesteding en vervoer (bedragen x € 1 miljoen)
 

2013

2014

Stand ontwerpbegroting 2016

1.140,0

1.162,8

Bijstellingen jaarverslag 2015

– 0,2

– 17,3

Bijstellingen 1e suppletoire begroting 2016

0,0

0,0

Bijstellingen ontwerpbegroting 2017

0,0

0,0

Bijstellingen 2e suppletoire begroting 2016

0,0

0,0

Bijstellingen jaarverslag 2016

0,0

– 6,9

Totaal bijstellingen

– 0,2

– 24,2

Stand jaarverslag 2016

1.139,8

1.138,6

     

Op deze deelsector (oude indeling) worden de uitgaven verantwoord voor cliënten die thuis wonen en één of meer dagdelen per week voor dagbesteding naar een instelling gaan. Vanwege de geringe mobiliteit van deze cliënten is vervoer veelal noodzakelijk. Het betreft ook intramurale cliënten die dagbesteding genieten op een andere locatie.

     

Bijstellingen jaarverslag 2016

   
     

Autonoom

   

Actualisering

 

– 6,9

Op basis van de meest recente data van de NZa zijn de uitgaven aan dagbesteding en vervoer in 2014 met circa € 7 miljoen neerwaarts bijgesteld.

   
Mee-instellingen (bedragen x € 1 miljoen)
 

2013

2014

Stand ontwerpbegroting 2016

173,8

180,5

Bijstellingen jaarverslag 2015

0,0

0,0

Bijstellingen 1e suppletoire begroting 2016

0,0

0,0

Bijstellingen ontwerpbegroting 2017

0,0

0,0

Bijstellingen 2e suppletoire begroting 2016

0,0

0,0

Bijstellingen jaarverslag 2016

0,0

0,0

Totaal bijstellingen

0,0

0,0

Stand jaarverslag 2016

173,8

180,5

     

Op deze deelsector (oude indeling) wordt de subsidie aan MEE-organisaties verantwoord. MEE-organisaties ontvingen een subsidie van het Zorginstituut op grond van de AWBZ.

E. BIJLAGEN

Bijlage 1 Toezichtsrelaties en Zelfstandige Bestuursorganen en Rechtspersonen met een Wettelijke Taak

Overzicht Rechtspersonen met een Wettelijke Taak en Zelfstandige Bestuursorganen vallend onder Ministerie van VWS (Bedragen x € 1 miljoen)

Naam organisatie

RWT

ZBO

Functie

Begrotingsartikel

Programma ZBO/RWT

Apparaat ZBO/RWT

Financiering realisatiecijfers

Verwijzing (URL-link) naar website RWT/ZBO

Verwijzing (URL-link) naar toezichtsvisies/-arrangementen

Het bestuur en/of de accountant verklaart dat de rechtmatigheid op orde is.

Begroting

Premies

Tarieven

 

Financiering uit begrotingsmiddelen

Zorg Onderzoek Nederland/ Medische Wetenschappen (ZonMw)

x

x

ZonMw is een intermediaire organisatie die op programmatische wijze onderzoek en ontwikkeling op het gebied van gezondheid, preventie en zorg laat uitvoeren.

4

113,1

6,0

119,1

   

www.zonmw.nl

Vigerende wet- en regelgeving www.wetten.nl onder andere

v

Wet op de organisatie ZorgOnderzoek Nederland

Keuringsinstanties op grond van de Warenwet

 

x

Het betreft 25 private organisaties die voor wat betreft de kwaliteit van werkzaamheden onder toezicht staan van de Nieuwe Voedsel en Waren Autoriteit.

1

   

Vigerende wet- en regelgeving www.wetten.nl onder andere

n.v.t.

onder andere Warenwet (art. 7b)

College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb)

 

x

De taak van het Ctgb is om volgens internationale afspraken en in de wetgeving verankerde criteria te beoordelen of gewasbeschermingsmiddelen en biociden veilig voor mens, dier en milieu zijn.

1

Onderscheid programma en apparaatskosten kan niet gemaakt worden.

pm

pm

   

www.ctgb.nl

pm

Registratiecommissies en opleidingscolleges KNMG, KNMP en NMT

 

x

Het betreft 10 private organisaties. De instellingsgrondslag betreft de Wet beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG), art. 14 en 15.

4

   

www.knmg.nl

Vigerende wet- en regelgeving www.wetten.nl onder andere

n.v.t

www.knmp.nl

Wet en Besluit Publieke Gezondheid

www.tandartsennet.nl

Keuringsinstanties op grond van de Wet op de Medische Hulpmiddelen (Dekra)

 

x

In Nederland is DEKRA de enige toegelaten instantie, die bevoegd is medische hulpmiddelen te certificeren.

2

   

www.dekra.com

Vigerende wet- en regelgeving www.wetten.nl onder andere

n.v.t.

Wet op de medische hulpmiddelen (art. 10 en verder)

Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ)

 

x

Het CIZ beoordeelt of mensen recht hebben op WLZ-zorg. Dit gebeurt op basis van objectieve criteria, welke een vertaling zijn van de richtlijnen van het Ministerie van VWS.

3

Onderscheid programma en apparaatskosten kan niet gemaakt worden.

67,0

67,0

   

www.ciz.nl

Vigerende wet- en regelgeving www.wetten.nl onder andere. Statuten CIZ, Zorgindicatiebesluit

v

Centraal Administratie Kantoor (CAK)

x

x

Het CAK berekent en incasseert de eigen bijdragen voor de Wlz en de Wmo, en de ouderbijdrage voor de Jeugdwet. Het CAK is ook verantwoordelijk voor de financiering van de Wlz-instellingen, de afgifte van Schengenverklaringen, diverse communicatietaken, zoals de communicatie over de hervorming langdurige zorg en het ebola informatiepunt, en de afwikkeling van de op 1 januari 2015 beëindigde compensatie eigen risico in de Zorgverzekeringswet en de tegemoetkomingen Wtcg.

1 en 4

Onderscheid programma en apparaatskosten kan niet gemaakt worden.

100,91

100,91

   

www.hetcak.nl

Governance arrangement tussen VWS en het CAK

v

Pensioen- en Uitkeringsraad (PUR)

x

x

De PUR beslist samen met de Sociale Verzekeringsbank over de eerste aanvragen in het kader van de wetten en regelingen voor oorlogsgetroffenen en verzetsdeelnemers. Verder stelt de PUR de beleidsregels vast voor de SVB.

7

Onderscheid programma en apparaatskosten kan niet gemaakt worden.

3,21

3,21

   

www.pur.nl

Vigerende wet- en regelgeving www.wetten.nl onder andere

v

Bekostigingsregeling Wuvo

Centrale Commissie voor Mensgebonden Onderzoek (CCMO), inclusief Medisch Ethische Toetsingscommissies (METC’s)

 

x

CCMO is een bij wet (Wet medisch-wetenschappelijk onderzoek met mensen en de Embryowet) ingestelde commissie en waarborgt de bescherming van proefpersonen betrokken bij medisch-wetenschappelijk onderzoek, via toetsing aan de daarvoor vastgestelde wettelijke bepalingen en met inachtneming van de voortgang van de medische wetenschap.

10

Onderscheid programma en apparaatskosten kan niet gemaakt worden.

1,81

 

1,81

 

www.ccmo.nl

Vigerende wet- en regelgeving www.wetten.nl onder andere

v

artikel 28 Wet Medisch wetenschappelijk Onderzoek met mensen

Nederlandse Zorgautoriteit (NZa)

x

x

De NZa is belast met het toezicht op markten voor de zorg. De taken zijn tarieven en prestaties in de zorg reguleren, toezien op de rechtmatige uitvoering van de Zvw en op de recht- en doelmatige uitvoering van de Wlz, alsmede de naleving van de Wmg.

4

Onderscheid programma en apparaatskosten kan niet gemaakt worden.

51,4

51,4

   

www.nza.nl

Vigerende wet- en regelgeving www.wetten.nl onder andere

v

Wet marktordening gezondheidszorg

Zorginstituut Nederland (ZiNL)

x

x

Het ZiNL beheert het pakket Zvw/ Wlz, beheert het Zorgverzekeringsfonds en het Algemeen Fonds Bijzondere Ziektekosten, voert de financiering van verzekeraars uit de fondsen uit, beoordeelt de rechtmatige en doelmatige uitvoering van de Wlz en voert regelingen voor bijzondere groepen uit (verdragsgerechtigden, wanbetalers, onverzekerden, illegalen en andere onverzekerbare vreemdelingen en gemoedsbezwaarden). Tevens is het Kwaliteitsinstituut onderdeel van het ZiNL.

4

Onderscheid programma en apparaatskosten kan niet gemaakt worden.

67,71

67,71

   

www.zorginstituutnederland.nl

Vigerende wet- en regelgeving www.wetten.nl onder andere

v

Zorgverzekeringswet (Hoofdstuk 6)

College Sanering Zorginstellingen (CSZ)

x

x

Het CSZ voert onder andere de meldings- en goedkeuringsregeling voor de vervreemding van onroerende zaken uit.

4

Onderscheid programma en apparaatskosten kan niet gemaakt worden.

2,01

2,01

   

www.collegesanering.nl

Vigerende wet- en regelgeving www.wetten.nl onder andere

v

wet toelating zorginstellingen

College ter beoordeling van Geneesmiddelen (CBG)

 

x

Het College is zowel verantwoordelijk voor de toelating en bewaking van geneesmiddelen op de Nederlandse markt als medeverantwoordelijk voor de toelating van de geneesmiddelen in de gehele Europese Unie.

Agentschappen

         

www.cbg-meb.nl

Vigerende wet- en regelgeving www.wetten.nl onder andere

n.v.t.

Geneesmiddelenwet (hoofdstuk 2)

Financiering uit premiemiddelen

Nederlandse Transplantatie Stichting (NTS)

x

x

NTS is een dienstverlenende non-profitorganisatie ten behoeve van publiek, donorziekenhuizen en trans-plantatiecentra in Nederland.

2

19,71

5,71

 

25,41

 

www.transplantatiestichting.nl

Statuten NTS

Nader opgevraagd

Zorgverzekeraars Zvw

x

 

De zorgverzekering is een verplichte ziektekostenverzekering voor ingezetenen en mensen die in Nederland werken. De zorgverzekeringswet wordt uitgevoerd door zorgverzekeraars.

FBZ

         

Zie Financieel Beeld Zorg

n.v.t.

n.v.t.

Wlz-uitvoerders

x

x

Voor de uitvoering van de AWBZ-taken fungeren 12 zorgverzekeraars als zogenoemde concessiehouders. Zij zijn als het ware de «beheerders» van het zorgkantoor in «hun zorgkantoorregio». Een zorgkantoor voert de AWBZ uit namens de zorgverzekeraars, de AWBZ-zorgaanbieders leveren de daadwerkelijke zorg aan de cliënt.

FBZ

         

Zie Financieel Beeld Zorg

n.v.t.

n.v.t.

X Noot
1

Het betreft realisatie 2015 omdat de controleverklaringen over realisatie 2016 later dan de publicatie worden aangeleverd.

Overzicht Rechtspersonen met een Wettelijke Taak en Zelfstandige Bestuursorganen vallend onder andere Ministeries (Bedragen x € 1 miljoen)

Naam organisatie

Ministerie

ZBO

RWT

Functie

Begrotingsartikel ZBO/RWT

Programma ZBO/RWT

Apparaat ZBO/RWT

Financiering realisatiecijfers

Verwijzing (URL-Link website)

Verwijzing (URL-link toezichtsvisies/arrangementen)

Het bestuur en of de accountant verklaart dat de rechtmatigheid op orde is.

Begroting

Premies

Tarieven

Sociale verzekeringsbank

SZW

 

x

De Sociale Verzekeringsbank (SVB) voert namens VWS de regeling maatschappelijke ondersteuning (mantelzorgcompliment) uit en de wetten en regelingen voor oorlogsgetroffenen en verzetsdeelnemers.

3 en 7

75,3 en 277,21

2,4 en 11,31

7,7 en 288,51

   

www.svb.nl

Toezicht uitgevoerd door Ministerie van SZW

Zie jaarverslag SZW (controleverklaring akkoord)

X Noot
1

Het betreft realisatie 2015 omdat de controleverklaringen over realisatie 2016 later dan de publicatie worden aangeleverd.

Bijlage 2 Afgerond evaluatie- en overig onderzoek

Artikel 1 – Volksgezondheid

Artikelnummer

Titel/onderwerp

Jaar van afronding

1. Ex post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

   

1a. Beleidsdoorlichtingen

   
 

Letselpreventie

2013

 

Ziektepreventie

2015

1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

   
 

IBO Gezonde leefstijl

2016

Beleidsevaluatie Warenwetbesluit attractie en speeltoestellen

2012

 

Tweede evaluatie Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding

2012

 

Staat van de Gezondheidszorg 2012 – preventie in de curatieve en langdurige zorg

2012

 

Basistakenpakket jeugdgezondheidszorg

2013

 

Evaluatie wet medisch-wetenschappelijk onderzoek met mensen

2013

 

De voedingsomgeving op scholen

2016

Evaluatie Nederlands Centrum Jeugdgezondheid

2016

2 Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

   

2a. MKBA's

   
     

2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

   
     

3. Overig onderzoek

   
 

Evaluatie Embryowet en Wet donorgegevens kunstmatige bevruchting

2012

 

Evaluatie Warenwetbesluit Tatoeëren en Piercen

2012

Artikel 2 – Curatieve Zorg

Artikelnummer

Titel/onderwerp

Jaar van afronding

1. Ex post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

   

1a. Beleidsdoorlichtingen

   
 

IBO UMC's

2012

 

IBO Grensoverschrijdende zorg

2014

 

Bevordering van de werking van het stelsel

2016

Kwaliteit en Veiligheid

2016

1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

   
 

Dyslexiezorg

2012

 

Onderzoek Wet Geneesmiddelenprijzen

2012

 

Marktscan Medisch-specialistische zorg 2008–2012

2012

 

Marktscan Zorg rondom zwangerschap en geboorte

2012

 

Monitor effecten eigen bijdrage ggz

2012

 

Inventarisatie RIVM onderzoek op het gebied van integrale bekostiging

2012

 

Evaluatie Risicoverevening zorgverzekeringswet

2012

 

Evaluatie buitenlandtaak CVZ

2012

 

Marktscan extramurale farmaceutische zorg

2013

 

Monitor zorggerelateerde schade

2013

 

Herhaalstudie naar ziekenhuisopnames door verkeerd geneesmiddelengebruik

2013

 

Marktscan zorgverzekeringsmarkt

2014

 

Marktscan geestelijke gezondheidszorg

2014

 

Marktscan Extramurale Farmacie

2014

 

Monitor Zorginkoop

2014

 

Kwantitatieve evaluatie risicoverevening

2014

 

Evaluatie wet opsporing onverzekerden

2014

 

Evaluatie pilots orgaandonatie

2014

 

Effectonderzoek campagne orgaandonatie in periode 2012–2014

2014

 

Evaluatie naar het functioneren van het Geneesmiddelenbulletin en Medicijnbalans

2014

 

Subsidieregeling donatie bij leven

2015

 

Marktscan zorgverzekeringsmarkt

2015

 

Marktscan geestelijke gezondheidszorg

2015

 

Marktscan Extramurale Farmacie

20151

 

Kwantitatieve evaluatie risicoverevening

2015

 

Evaluatie pilot prijs arrangementen geneesmiddelen

2016

 

Evaluatie Nederlandse Transplantatiestichting

2016

Evaluatie Subsidieregeling Donatie bij leven

2016

Effectonderzoek campagne orgaandonatie

2016

Effectonderzoek publiekscampagne vervalsingen

20162

Evaluatie pilot prijsarrangementen geneesmiddelen

2016

Marktscan zorgverzekeringsmarkt 2016

2016

Kwantitatieve evaluatie risicoverevening

2016

Monitor Zorginkoop

2016

Evaluatie van de bijdrage van het Topinstituut Pharma

2016

Herhaalstudie naar ziekenhuisopnames door verkeerd geneesmiddelen gebruik

20173

2 Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

   

2a. MKBA's

   
   

2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

   
 

Taskforce Beheersing Zorguitgaven

2012

3. Overig onderzoek

   
 

Regie aan de poort – Basiszorg als verbindende schakel

2012

 

Wanbetaling zorgkosten: voorkomen is beter dan genezen

2013

 

Evaluatie Wet BIG

2013

 

De veiligheid telt

2014

 

Onderzoek effect verhoging Eigen Risico op tweedelijnszorg

2015

 

Evaluatie van het niet professionele tarief pgb-Zvw

2015

Monitor Zvw-pgb wijkverpleging

2016

Monitor Activiteiten zorgverzekeraars overstapseizoen najaar 2015

2016

Fact-finding Collectiviteiten in de Zorgverzekeringswet

2016

Rollen in de zorg

2016

X Noot
1

De marktscan Extramurale Farmacie is in 2015, 2016 en 2017 niet verschenen wegens gebrek aan prioriteit van de Nza.

X Noot
2

Dit onderzoek wordt verwacht in 2017.

X Noot
3

Dit onderzoek is door vertraging in 2017 naar de Tweede Kamer gestuurd.

Artikel 3 – Langdurige zorg en ondersteuning

Artikelnummer

Titel/onderwerp

Jaar van afronding

1. Ex post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

   

1a. Beleidsdoorlichtingen

   

1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

   
 

Vitale ouderen en de houdbaarheid van de zorg

2012

 

Eindevaluatie Zorg voor Beter 2005–2012

2012

 

Risicoanalyse – Fraude in de AWBZ zorg in natura

2012

 

Financiële impactanalyse besluitvorming over ratificatie van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van personen met een handicap

2013

 

Tussenevaluatie experiment regelarme instellingen

2014

 

Evaluatie inkoop Wmo

2015

 

Voortgangsrapportage GIA 2015

2015

 

Evaluatie afbouw meerbedskamers

20161

 

Onderzoek regeling palliatieve terminale zorg (PTZ)

2015

 

Inventarisatie naar vernieuwende vormen van dagbesteding

2015

 

Onderzoek CIZ aanscherping toezicht en handhaving

2015

 

Onderzoek CIZ monitoring indicatiemelding

2015

 

Effectiviteit aanpak geweld in afhankelijkheidsrelaties (GIA)

2016

 

Aanscherping en verbetering Meldcode en Veilig Thuis

2016

 

Eindevaluatie Experiment regelarme instellingen (ERAI)

2016

2. Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

   

2a. MKBA's

   
     

2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

   
 

Verkennend onderzoek optimalisatie toegang bovenregionaal doelgroepenvervoer (Valys)

2016

3. Overig onderzoek

   
 

Hulp op afstand in Nederland. Onderzoek naar op afstand georganiseerde hulpdiensten voor psychosociale problematiek

2012

 

Procesevaluatie Nationaal Programma Ouderenzorg

2013

 

Evaluatie Besluit zorgplanbespreking AWBZ-zorg

2013

 

Informele zorg in Nederland

2013

 

Monitor stedelijk kompas 2013

2014

 

Terugdringen registratielasten in de langdurige zorg

2014

 

Voortgangsrapportage GIA

2014

 

Monitor plan van aanpak maatschappelijke opvang

2014

 

Onderzoek aard en omvang ouderenmishandeling

2015

 

Onderzoek meerderjarigen met een verstandelijke beperking en tijdelijke behoefte aan beschermde woonomgeving

2015

 

Cohortstudie daklozen in de vier grote steden

2015

 

SCP onderzoek informele zorg

2015

 

Onderzoek eigen bijdragen algemene voorzieningen Wmo 2015

2015

 

Onderzoek aard en omvang huiselijk geweld en kindermishandeling

20162

Vooronderzoek geschiktheid van databronnen en de wijze van meten samenloop van huiselijk geweld en kindermishandeling

2016

Vooronderzoek: verbeteren gendersensitiviteit

2016

X Noot
1

De evaluatie meerbedskamers is niet in 2016 afgerond. Het eindrapport wordt naar verwachting maart 2017 aan VWS opgeleverd.

X Noot
2

Het onderzoek naar aard en omvang huiselijk geweld en kindermishandeling loopt nog door (tot en met 2018). De eerste (voor)onderzoeken zijn wel verschenen.

Artikel 4 – Zorgbreed beleid

Artikelnummer

Titel/onderwerp

Jaar van afronding

1. Ex post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

   

1a. Beleidsdoorlichtingen

   
 

Versterking van de positie van de cliënt

2016

Gezondheidszorg, jeugdzorg en publieke gezondheidszorg in Carabisch Nederland

20171

1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

   
 

Van incident naar effectief toezicht

2012

 

Doorpakken! – Organisatieonderzoek naar de IGZ

2012

 

Gezond belonen. Beleidsopties voor de inkomens van medisch specialisten

2012

 

Gezondheidszorg Caribisch Nederland na de transitie

2013

 

Bestuurlijke ondertoezichtstelling van zorginstellingen

2013

 

Evaluatie Wmg en Nza

2014

 

Evaluatie PGO-support

2014

 

Regeldruk Wkkgz

2014

 

Onderzoek intern functioneren Nza

2014

 

Zorgbalans

2014

 

Evaluatie Zvw/Wzt

2014

 

Evaluatie Zorginstituut Nederland

2014

 

Evaluatieonderzoek toelatingsprocedure buitenlandse artsen

2014

 

Evaluatie subsidieregeling opleiding tot Advanced Nurse Practitioner en Physician's Assistant (ANP/PA)

2014

 

Arbeid in zorg en welzijn 2014

2014

 

Rapport aandacht voor agressie in zorgopleidingen

2014

 

Arbeidsmarkteffectrapporage fase II

2014

 

Rapport taakherschikking en kostprijzen Radboud UMC

2014

 

Rapport «Naar een duurzaam bedrijfsmodel»

2014

 

Evaluatie beleidskader voor subsidiëring van PG-organisaties

2015

 

Onderzoek inzake de inzet van de Physician Assistant (PA) en de Verpleegkundig Specialist (VS) in relatie tot de Wet BIG

2015

Monitor sectorplannen zorg – Augustus 2016

2016

Monitor Huishoudelijke Hulp toelage (HHT) 4e kwartaalmeting

2016

2. Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

   

2a. MKBA's

   
     

2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

   
     

3. Overig onderzoek

   
 

De zorg: hoeveel extra is het ons waard?

2012

 

Bestuurlijke ondertoezichtstelling van zorginstellingen

2013

 

Evaluatie Raad voor de Volksgezondheid en Zorg 2009–2012

2013

 

Nadere beoordeling bestuurskosten NZa

2014

 

Onderzoek Zorgfraude

2014

 

Verkenning opsporingsfunctie in de zorg

2014

 

Raming wijkverpleegkundigen

2015

 

Toekomstverkenning Arbeidsmarkt van verpleegkundig, verzorgend en sociaal agogisch personeel 2015–2019

2015

 

Kwalitatief onderzoek naar de juridische aanpak van veroorzakers Agressie Concept wordt aan sociale partners voorgelegd

2015

 

Naar nieuwe zorg en zorgberoepen: de contouren. Rapport over een toekomstgerichte opleidingen- en beroepenstructuur in Nederland

2015

Casusonderzoek naar onnodige bureaucratie in de zorg

2015

De mededingingswet in de eerstelijnszorg

2016

Onderzoeksprogramma Arbeidsmarkt, Zorg en Welzijn (AZW)

2016

Werkwijzer MKBA’s in het sociaal domein

2016

Anders kijken, anders leren, anders doen

2016

De staat van volksgezondheid en zorg (RIVM)

2016

X Noot
1

Deze beleidsdoorlichting is op 13 januari 2017 naar de Tweede Kamer gestuurd.

Artikel 5 – Jeugd

Artikelnummer

Titel/onderwerp

Jaar van afronding

1. Ex post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

   

1a. Beleidsdoorlichtingen

   
 

Doorlichting van het beleid op het gebied van laagdrempelige ondersteuning bij het opvoeden en opgroeien

2014

1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

   
 

Tussentijdse evaluatie Verwijsindex Risicojongeren

2012

 

Inhoudelijk verslag Brede Doeluitkering Centra voor Jeugd en Gezin 2011

2012

Een trekkend bestaan

2016

2. Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

   

2a. MKBA's

   
     

2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

   
     

3. Overig onderzoek

   
 

Voorkomen van seksueel grensoverschrijdend gedrag in de jeugdzorg

2014

 

Midterm review Actieplan Kinderen Veilig

2014

 

Monitor Actieplan Kinderen Veilig 2012–2016

2014

 

Nader onderzoek toegang jeugdhulp

2014

Artikel 6 – Sport

Artikelnummer

Titel/onderwerp

Jaar van afronding

1. Ex post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

   

1a. Beleidsdoorlichtingen

   

1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

   
 

Sport in beeld. De bijdrage van sport aan de Nederlandse economie in 2006, 2008 en 2010.

2013

 

Voortgangsrapportage Monitor Sport en Bewegen in de Buurt 2014

2014

2 Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

   

2a. MKBA's

   
     

2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

   
     

3. Overig onderzoek

   
 

Trendrapport Bewegen en Gezondheid 2010/2011

2013

 

Meedoen of stoppen. Eindrapport commissie anti-dopingaanpak

2013

 

Actieprogramma Taskforce «Belemmeringen Sport en Bewegen in de Buurt»

2013

 

Matchfixing in Nederland

2013

 

(On)beperkt sportief 2013.

2013

 

VSK-monitor 2014. Voortgangsrapportage Actieplan «Naar een veiliger sportklimaat».

2013

 

Monitor sport en bewegen in de buurt 2013

2013

 

Sport in beeld

2013

 

VSK-monitor 2013

2013

 

Sportinnovatie in Nederland

2014

 

Monitor sport en bewegen in de buurt 2015

2015

 

VSK-monitor 2015

2015

 

Sport Toekomstverkenningen

20161

Voortgangsrapportage Monitor Sport en Bewegen in de buurt 2016

2016

X Noot
1

Dit onderzoek wordt afgerond in 2017.

Artikel 7 – Oorlogsgetroffenen en Herinnering WO II

Artikelnummer

Titel/onderwerp

Jaar van afronding

1. Ex post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

   

1a. Beleidsdoorlichtingen

   
     

1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

   

2. Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

   

2a. MKBA's

   
     

2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

   
     

3. Overig onderzoek

   
 

Commissie Versterking herinnering WOII

2015

Eindrapport Commissie Versterking Infrastructuur herinnering WOII

2016

Artikel 8 – Tegemoetkoming specifieke kosten

Artikelnummer

Titel/onderwerp

Jaar van afronding

1. Ex post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

   

1a. Beleidsdoorlichtingen

   
     

1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

   
     

2 Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

   

2a. MKBA's

   
     

2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

   
     

3. Overig onderzoek

   
     

Overzicht niet-financiële informatie over inschakeling van externe adviseurs en tijdelijk personeel (externe inhuur)

Deze bijlage geeft een beeld van de uitgaven (voor baten-lastendiensten de kosten) voor inkoop van adviseurs en tijdelijk personeel (inhuur externen) conform de rijksbrede definitie in de Rijksbegrotingsvoorschriften 2017. Het betreft de inhuur externen bij het kerndepartement, de adviesraden, de inspecties, PD ALT en de baten-lastendiensten (RIVM, CIBG en CBG). Het CIBG en het CBG maken geen onderscheid in het soort inhuur externen en daarmee zijn alle kosten onder uitzendkrachten gezet.

Uitgaven inhuur externen in 2016 (bedragen x € 1.000)
 

Programma- en apparaatskosten

Totaal

1.

Interim-management

1.531

2.

Organisatie- en formatieadvies

361

3.

Beleidsadvies

2.191

4.

Communicatieadvisering

1.436

     
 

Beleidsgevoelig (som 1 t/m 4)

5.519

     

5.

Juridisch advies

551

6.

Advisering opdrachtgevers automatisering

9.420

7.

Accountancy, financiën en administratieve organisatie

1.601

     
 

(Beleids) ondersteunend (som 5 t/m 7)

11.572

     

8.

Uitzendkrachten (formatie & piek)

22.150

     
 

Ondersteuning bedrijfsvoering

22.150

     
 

Totaal uitgaven inhuur externen

39.242

Bovenstaand overzicht geeft een beeld van de uitgaven (voor de baten-lastendiensten de kosten) voor de inkoop van adviseurs en tijdelijk personeel (inhuur externen) conform de rijksbrede definitie in de Rijksbegrotingsvoorschriften 2017. Het percentage uitgaven inhuur externen voor het Ministerie van VWS bedroeg in 2016 10,71%.

Inhuur externen

39.242

Eigen ambtelijk personeel

327.157

Totaal

366.400

Percentage inhuur externen

10,71%

Inhuur externen buiten raamovereenkomsten

In onderstaande tabel wordt weergegeven in hoeveel gevallen in 2016 door het Ministerie van VWS buiten de raamovereenkomsten om externe krachten zijn ingehuurd boven het voor de organisaties van het rijk afgesproken maximumuurtarief van € 225 (exclusief BTW). In geen van de gevallen is het maximumuurtarief overschreden door VWS in 2016.

Inhuur externen buiten raamovereenkomsten
 

2016

Aantal overschrijdingen maximumuurtarief

0

Lijst van gebruikte afkortingen

ACBG

Agentschap College ter Beoordeling van Geneesmiddelen

ACM

Autoriteit Consument en Markt

ActiZ

Brancheorganisatie voor Zorgondernemers

ADHD

Attention Deficit Hyperactivity Disorder

ADL

Algemene dagelijkse levensverrichtingen

AGB

Algemeen GegevensBeheer

Aids

Acquired immune deficiency syndrome

AKW

Algemene Kinderbijslagwet

AMHK

Advies- en Meldpunt Huiselijk Geweld en Kindermishandeling

AMK

Advies- en Meldpunten Kindermishandeling

AMvB

Algemene Maatregel van Bestuur

AO

Algemeen overleg

AOR

Algemene Oorlogsongevallenregeling Indonesië

APG

Wet Geneesmiddelenprijzen

ASG

Aanvullende Seksuele Gezondheidszorg

AWB

Algemene wet bestuursrecht

AWBZ

Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten

Awir

Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen

AZR

AWBZ-brede zorgregistratie

bbp

Bruto binnenlands product

BIG

Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg

BIKK

Bijdrage in de kosten van kortingen

BK

Borstkanker

BKZ

Budgettair Kader Zorg

BMHK

Baarmoederhalskanker

Bopz

Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen

BRV

Bovenregionale gehandicaptenvervoer

BSN

Burgerservicenummer

BTN

Branchebelang Thuiszorg Nederland

BWU

Bovenwettelike uitkering

BZK

Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Ministerie van -

C2000

Communicatie 2000

CAK

Centraal Administratie Kantoor

CAO

Collectieve Arbeidsovereenkomst

CAOR

Commissie Algemene Oorlogsongevallenregeling Indonesië

CBG

College ter Beoordeling van Geneesmiddelen

CBS

Centraal Bureau voor de Statistiek

CBZ

College bouw zorginstellingen

CCE

Centra voor Consultatie en Expertise

CCMO

Centrale Commissie Mensgebonden Onderzoek

CEG

Centrum voor ethiek en gezondheid

CGL

Centrum Gezond Leven

CGM

Centrum Gezondheid en Milieu

CIb

Centrum Infectieziektebestrijding

CIBG

Centraal Informatiepunt Beroepen Gezondheidszorg, agentschap

CIZ

Centrum Indicatiestelling Zorg

CJG

Centra voor Jeugd en Gezin

CJIB

Centraal Justitieel Incasso Bureau

COR

Continue Onderzoek Rookgewoonten

CPZ

College Perinatale Zorg

CRD

Commissie Registratie Diergeneesmiddelen

CSO

Chief Science Officer

CSZ

Commissie sanering ziekenhuisvoorzieningen

CVB

Centrum Bevolkingsonderzoek

DALY

Disability Adjusted Life Year

dbc

diagnose- behandelcombinatie

DCP

Decentrale Procedure

DG

Directoraat-Generaal

DICA

Ditch Institute for Clinical Auditing

DKTP

Difterie, kinkhoest, tetanus en polio

DVP

Dienst Vaccinatievoorzieningen en Preventieprogramma's

ECDC

European Center for Disease Prevention and Control

EMA

European Medicines Agency

EST

Eenheid Secretariaten Medische Tuchtcolleges

EU

Europese Unie

EuSANH

European Science Advisory Network for Health

EZ

Economische Zaken, Ministerie van -

FBZ

Financieel Beeld Zorg

FES

Fonds Economische Structuurversterking

FIOM

Federatie van Instellingen voor Ongehuwde Moeders

FLO

Functioneel Leeftijdsontslag

FO

Federatie Opvang

fte

fulltime equivalent

G4

Vier grootste gemeenten van Nederland (Amsterdam, Den Haag, Rotterdam en Utrecht)

GGD

Gemeentelijke Gezondheidsdienst

ggz

Geestelijke gezondheidszorg

GMS

Geïntegreerd Meldkamer Systeem

GMT

Directie Geneesmiddelen en Medische Technologie

GR

Gezondheidsraad

GVS

Geneesmiddelenvergoedingensysteem

Harm

Hospital Admissions Related to Medication

hbo

Hoger beroepsonderwijs

Hiv

Human immunodeficiency virus

HLZ

Hervorming Langdurige Zorg

IBO

Interdepartementaal Beleidsonderzoek

ICT

Informatie- en communicatietechnologie

IenM

Infrastructuur en Milieu, Ministerie van -

IGZ

Inspectie voor de Gezondheidszorg

IJZ

Inspectie Jeugdzorg

IKNL

Integraal Kankercentrum Nederland

IKZ

Integraal Kankercentrum Zuid

InTracacc

Instituut voor Translationele Vaccinologie

IOC

Internationaal Olympisch Comité

I-SZW

Inspectie SZW

IT

Informatietechnologie

IVM

Instituut voor Verantwoord Medicijngebruik

IVZ

InVoorZorg

IZO

Informatievoorziening Zorg en Ondersteuning

JGZ

Jeugdgezondheidszorg

JMV

Jaardocument Maatschappelijke Verantwoording

JMW

Joods Maatschappelijk Werk

JOGG

Jongeren op Gezond Gewicht

JZ+

JeugdzorgPlus

KNHB

Koninklijke Nederlandse Hockey Bond

KNMG

Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst

KNMI

Koninklijk Nererlands Meteorologisch Instituut

KNMP

Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter bevordering der Pharmacie

KNVB

Koninklijke Nederlandse Voetbal Bond

LEBA

Landelijke Evaluatie Bevolkingsonderzoek naar Baarmoederhalskanker

LETB

Landelijk Evaluatie Bevolkingsonderzoek borstkanker

LHV

Landelijke Huisartsen Vereniging

LMZ

Landelijk Meldpunt Zorg

LOC

Landelijke organisatie cliëntenraden

LRZa

Landelijk Register Zorgaanbieders

LSFVP

Landelijke Stichting Familievertrouwenspersoon

LSH

Life Sciences and Health

Lvb

Licht verstandelijke beperking

LZ

Langdurige Zorg

mbo

middelbaar beroepsonderwijs

MC

Directie Markt en Consument

MC

Medisch Centrum

MEE

Vereniging voor ondersteuning bij leven met een beperking

METC

Medisch Ethische Commissie

Meva

Directie Macro-Economische Vraagstukken en arbeidsmarkt

MO

Maatschappelijke Opvang

Movisie

Kennis en advies voor maatschappelijke ontwikkeling

MRP

Mutual Recognition Procedure

n.v.t.

Niet van toepassing

NCJ

Nederlands Centrum Jeugdgezondheid

NFU

Nederlandse Federatie van Universitair medische centra

NHS

Neonatale Hielprik Screening

NICE

National Institute for Health and Clinical Excellence

NIOD

Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies

NIPO

Nederlands Instituut voor Publieke Opinie

NISB

Nederlands Instituut voor Sport en Bewegen

NIVEL

Nederlands instituut voor onderzoek van de gezondheidszorg

NJi

Nederlands Jeugdinstituut

NJR

Nationale Jeugdraad

NKI

Nederlands Kanker Instituut

NMT

Nederlandse Maatschappij tot Bevordering der Tandheelkunde

NNGB

Nederlandse Norm Gezond Bewegen

NOC*NSF

Nederlands Olympisch Comité*Nederlandse Sport Federatie

NPCF

Nederlandse Patiënten en Consumenten Federatie

NPG

Nationaal Programma Grieppreventie

NPP

Nationaal Prograam Preventie

NTS

Nederlandse Transplantatie Stichting

NvW

Nota van Wijziging

NVWA

Nederlandse Voedsel- en Waren Autoriteit

NVZ

Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen

NWO

Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek

NZa

Nederlandse Zorgautoriteit

OBiN

Ongevallen en Bewegen in Nederland

OCW

Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Ministerie van -

OESO

Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling

ova

overheidsbijdrage in de arbeidskostenontwikkeling

p*q

price*quantity

PALGA

Pathologisch anatomisch landelijk geautomatiseerd archief

PG

Directie Publieke Gezondheid

pg

patiënten- en gehandicaptenorganisaties

pgb

Persoonsgebonden budget

PGO

Patiënten- en Gehandicaptenorganisaties

PIP

Poly Implant Prothèse

Pkb

Persoonlijk kilometer budget

POLS

Permanent Onderzoek Leefsituatie

PP5

Vijfde Preventieprogramma

PSIE

Prenatale screening van infectieziekten en erytrocytenimmunisatie

PUR

Pensioen- en Uitkeringsraad

PVP

Patiëntenvertrouwenspersoon

RBVZ

Referentiebestand verzekerden Zorgverzekeringswet

RHB

Rijkshoofdboekhouding

RIVM

Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu

RMO

Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling

RMS

Reference Member State

RSV

Respiratoir Syncytieel Virus

RTE

Regionale Toetsingcommissie Euthanasie

RVP

Rijksvaccinatieprogramma

RVS

Raad voor Volksgezondheid en Samenleving

RVZ

Raad voor de Volksgezondheid en Zorg

RWT

Rechtspersoon met een wettelijke taak

SAIP

Stichting Administratieve Indonesische Pensioenen

SARSR

Stichting Afwikkeling Roma en Sinti Rechtsherstel

SBGL

Sport, Bewegen en Gezonde leefstijl

SBV-Z

Sectorale Berichten Voorziening in de Zorg

SCP

Sociaal en Cultureel Planbureau

SHG

Steunpunt Huiselijk Geweld

SIA

Stichting Innovatie Alliantie

SKGZ

Stichting Klachten en Geschillen Zorgverzekeringen

SLA

Service Level Agreement

Soa

Seksueel overdraagbare aandoening

SOR

Strategisch Onderzoek RIVM

SPR

Strategisch Programma RIVM

SSO

Shared Service Organisatie

Stb

Staatsblad

STW

Stichting voor de Technische Wetenschappen

SVB

Sociale Verzekeringsbank

SVB-Z

Sectorale Berichten Voorziening in de Zorg

SVOP

Strategisch Vaccin Onderzoek Programma

SZW

Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Ministerie van -

TAJ

Transitieautoriteit Jeugd

TBU

Tegemoetkoming buitengewone uitgaven

TI Pharma

Top Instituut Pharma

TK

Tweede Kamer

TKI

Topconsortium voor Kennis en Innovatie

TNO

Toegepast Natuurwetenschappelijk Onderzoek

TNS

Taylor Nelson Sofres (Marktonderzoeksbureau)

TNS NIPO

Opinieonderzoeksbureau

TSZ

Tegemoetkoming Specifieke Zorgkosten

UMC

Universitair Medisch Centrum

UZI

Unieke Zorgverlener Identificatie

V&O

Verzetsdeelnemers en Oorlogsgetroffenen

V&VN

Verpleegkundigen & Verzorgenden Nederland

VAO

voortgezet algemeen overleg

VenJ

Veiligheid en Justitie, Ministerie van -

VGN

Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland

VINEX

Vierde Nota Ruimtelijke Ordening Extra

VMS

Veiligheidmanagementsysteem

VN

Verenigde Naties

VNG

Vereniging van Nederlandse Gemeenten

VPTZ

Verbeterprogramma Palliatieve Zorg

VTV

Volksgezondheid Toekomst Verkenning

VUT

Vervroegde Uittreding

VWS

Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Ministerie van -

Wajong

werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten

Waz

Wet afbreking zwangerschap

Wbp

Wet buitengewoon pensioen 1940–1945

Wcz

Wet cliëntenrechten zorg

WFZ

Waarborgfonds voor de Zorgsector

WGP

Wet geneesmiddelenprijzen

WHO

World Health Organisation – Wereldgezondheidsorganisatie

WKB

Wet Kinderbijslag

Wkkgz

Wetsvoorstel kwaliteit, klachten en geschillen zorg

Wlz

Wet langdurige zorg

Wmg

Wet marktordening gezondheidszorg

Wmo

Wet maatschappelijke ondersteuning

WMO

Wet medisch-wetenschappelijk onderzoek met mensen

WO II

Tweede wereldoorlog

Wpg

Wet publieke gezondheid

Wtcg

Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten

WTZi

Wet toelating zorginstellingen

WUBO

Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940–1945

WUV

Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940–1945

Wvggz

Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

WW

Werkloosheidswet

WZL

Wet zeggenschap lichaamsmateriaal

ZBC

Zelfstandige behandelcentra

ZBO

Zelfstandig bestuursorgaan

ZG

Zintuiglijk Gehandicapten

ZiNL

Zorginstituut Nederland

ZN

Zorgverzekeraars Nederland

ZonMw

Zorgonderzoek Nederland Medische Wetenschappen

Zvw

Zorgverzekeringswet

ZZP

Zorgzwaartepakket

Zzv

Zorg zonder verblijf

Trefwoordenregister

Administratieve lasten 10, 23, 64, 74, 75

Agentschap 4, 7, 37, 40, 41, 42, 43, 45, 47, 52, 53, 54, 59, 67, 72, 77, 78, 81, 82, 87, 108, 110, 115, 117, 121, 125, 126, 129, 130, 131, 132, 134, 138, 139, 140, 141, 143, 144, 146, 148, 156, 158, 263, 278, 279

Alcohol en tabak 38, 41

Bedrijfsvoering 5, 7, 120, 122, 144, 151, 276

Bedrijfsvoeringsparagraaf 4, 7

Begrotingsgefinancierde uitgaven 203

Bekostiging 14, 20, 22, 50, 52, 53, 57, 58, 66, 71, 79, 81, 93, 95, 100, 109, 110, 156, 158, 260, 267

Beleidsinformatie 7, 84, 87, 88, 89, 123

Beleidsprioriteiten 4

Betaalbaarheid 10, 25, 27, 49, 52, 57, 72, 76

Budgettair Kader Zorg 7, 70, 166, 167, 172, 173, 175, 278

Buurtsportcoach 21, 91, 95

Caribisch Nederland 28, 32, 72, 73, 76, 79, 113, 120, 167, 195, 203, 270

Chronisch zieken 9, 13, 15, 50, 58, 92, 107, 284

Chronische ziekte 20

Cliënt 9, 10, 13, 15, 17, 18, 19, 21, 24, 28, 31, 62, 63, 70, 73, 77, 80, 85, 122, 170, 177, 193, 225, 234, 245, 246, 254, 255, 264, 270, 281, 284

Crisis 35, 40, 89, 160

Curatieve zorg 4, 11, 14, 15, 27, 29, 30, 31, 45, 49, 76, 115, 116, 124, 169, 179, 203, 204, 212, 230, 241, 252

Decentralisatie 17, 62, 85, 90, 95

Diabetes 12, 170, 177, 233

Doelmatigheid 30, 31, 50, 53, 132, 141, 142, 150, 151, 178, 266, 267, 268, 269, 270, 271, 273, 274, 275

Eerstelijnszorg 8, 76, 171, 176, 202, 211, 213, 214, 215, 230, 272

Ethiek 27, 42, 279

Euthanasie 283

Financieel Beeld Zorg 7, 62, 166, 196, 207, 211, 263, 264, 279

Fraude 7, 19, 23, 24, 28, 29, 49, 64, 73, 76, 80, 83, 113, 122, 269, 271

Geestelijke gezondheidszorg 35, 58, 84, 160, 176, 177, 185, 202, 212, 245, 267, 280, 284

Gehandicapte 20, 34, 51, 66, 70, 77, 92, 107, 191, 202, 212, 220, 241, 244, 246, 284, 285

Gehandicaptenorganisatie 282

Gehandicaptensport 93

Gehandicaptenvervoer 65, 69, 278

Geneeskundige zorg 62, 181, 182, 230, 238

Geneesmiddel 10, 25, 26, 58, 108, 115, 125, 126, 127, 128, 130, 132, 155, 177, 180, 212, 232, 263, 267, 268, 278, 279, 280, 284

Geweld 18, 32, 63, 85, 86, 89, 269, 270, 278, 283

Gezondheidsbeleid 40

Gezondheidsbescherming 39, 43

Gezondheidszorg 13, 21, 25, 27, 29, 34, 35, 38, 40, 74, 75, 77, 81, 83, 85, 115, 125, 134, 160, 257, 261, 266, 270, 278, 279, 280, 281, 284

Governance 259

Hoofdlijnenakkoord 25, 169, 178, 180, 181, 183

Huisarts 12, 14, 15, 18, 23, 76, 159, 160, 169, 177, 179, 180, 186, 214, 218, 230, 231, 237, 281

Huisartsenzorg 179, 180, 186, 188, 211, 214, 215

Indicatie 46, 96, 178, 188, 223, 239, 246, 258, 269

Indicatiestelling 9, 27, 28, 29, 63, 67, 71, 115, 258, 279

Infectieziekte 21, 38, 39, 40, 74, 156, 279, 282

Informatiebeveiliging 122

Informele zorg 69, 270

Inhuur externe 121, 276, 277

Inkoopbeheer 121, 123

Innovatie 9, 10, 13, 23, 25, 28, 49, 62, 72, 73, 75, 77, 78, 82, 91, 92, 94, 97, 203, 204, 226, 230, 241, 252, 274, 283

Internationale samenwerking 26, 108, 109

Jeugdhulp 17, 84, 85, 86, 87, 88, 89, 273

Jeugdzorg 17, 25, 28, 32, 76, 79, 84, 85, 87, 90, 115, 116, 167, 270, 273, 280

Kindermishandeling 18, 32, 84, 85, 86, 87, 88, 89, 270, 278

Kwaliteit 12, 13, 15, 17, 19, 20, 21, 23, 24, 27, 28, 30, 31, 32, 33, 38, 41, 44, 49, 51, 52, 55, 58, 62, 63, 64, 66, 68, 70, 72, 73, 75, 77, 78, 80, 82, 84, 86, 92, 99, 122, 132, 133, 141, 156, 183, 185, 214, 220, 231, 256, 267, 284

Kwaliteitsinstituut 82, 262

Langdurige zorg 4, 12, 14, 27, 28, 62, 63, 66, 70, 76, 115, 116, 124, 156, 158, 166, 167, 170, 171, 177, 189, 193, 198, 199, 205, 206, 211, 234, 241, 259, 266, 269, 270, 284

Leefstijl 12, 21, 37, 41, 47, 266, 283

Letselpreventie 41, 42, 266

Maatschappelijke ondersteuning 17, 62, 76, 166, 189, 265, 284

Mantelzorg 9, 19, 63, 65, 69

Mantelzorgcompliment 71, 265

Medisch specialist 58, 178, 180, 183, 184, 221, 222, 224, 270

Medische hulpmiddelen 10, 50, 137, 257

Medisch-specialistische zorg 53, 58, 167, 178, 179, 181, 182, 183, 184, 188, 195, 203, 204, 212, 221, 222, 223, 224, 228, 241, 252, 267

Mishandeling 85, 270

Multidisciplinaire zorg 180, 186, 211, 213, 215

Nationaal Programma Preventie 38, 40

Ondersteuning 4, 9, 13, 16, 17, 18, 27, 38, 40, 44, 53, 62, 63, 64, 65, 67, 69, 70, 71, 72, 76, 77, 80, 84, 85, 86, 87, 89, 90, 95, 113, 124, 156, 158, 214, 219, 269, 273, 276, 280, 281, 284

Onverzekerde 16, 17, 31, 50, 54, 59, 61, 82, 83, 198, 262, 267

Oorlogsgetroffene 4, 29, 98, 99, 100, 101, 102, 103, 124, 156, 260, 265, 275, 284

Opleidingsfonds 237

Orgaandonatie 51, 228, 267, 268

Pakketmaatregel 171

Palliatieve zorg 10, 63, 66

Patiënt 9, 10, 12, 13, 14, 17, 24, 26, 31, 32, 46, 49, 54, 59, 72, 75, 77, 122, 182, 215, 236, 282

Patiënten- en gehandicaptenorganisatie 31, 72, 282

Patiëntenorganisatie 13

Patiëntveiligheid 30

Persoonsgebonden budget (pgb) 19, 64

Prestatiebekostiging 179, 188

Preventie 14, 16, 17, 21, 27, 30, 32, 38, 39, 40, 41, 44, 45, 46, 47, 48, 52, 73, 76, 82, 116, 122, 179, 203, 216, 254, 256, 266, 279, 282

Rechtmatigheid 7, 23, 120, 180, 256, 257, 258, 259, 260, 261, 262, 263, 264, 265

Regeerakkoord 50, 59

Regelarm 22, 23, 64, 269

Saldibalans 4, 5, 7, 152, 153, 157

Seksueel misbruik 89, 90

Seksuele gezondheid 40, 41

Spoedeisende hulp 14, 47, 228

Sport 1, 4, 5, 7, 15, 20, 21, 29, 47, 82, 91, 92, 93, 95, 96, 97, 108, 111, 116, 124, 144, 152, 156, 158, 273, 274, 281, 282, 283, 284

Taakstelling 10, 116, 118, 119, 175, 178, 253

Thuiszorg 278

Toegankelijkheid 10, 20, 27, 29, 41, 49, 52, 57, 69, 72, 74

Toezicht 4, 7, 18, 21, 24, 34, 62, 64, 73, 85, 98, 99, 122, 162, 256, 257, 258, 259, 260, 261, 262, 263, 264, 265, 269, 270, 271

Topsport 91, 92, 94, 96

Tweedelijnszorg 176, 202, 212, 230, 268

Vaccin 21, 38, 39, 41, 46, 47, 48, 51, 77, 144, 146, 203, 254, 279, 280, 283

Vergrijzing 14, 19

Verspilling 23, 25, 26, 28, 49, 52, 53

Verzameluitkering 108, 109

Verzekeraar 15, 16, 31, 50, 58, 60, 106, 169, 196, 197, 198, 200, 224, 262

Verzetsdeelnemer 98, 99, 100, 101, 102, 103, 260, 265, 284

Vrijwilliger 9, 19, 65, 69

Wanbetaler 31, 50, 54, 59, 60, 61, 82, 83, 198, 262

Werkgelegenheid 83, 108, 283

Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg) 82, 237

Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg) 105, 106, 167

Wijkverpleegkundige 9, 14, 15, 18, 170, 177, 234, 272

WO II 29, 98, 99, 100, 101, 102, 275, 284

Ziekenhuis 12, 13, 14, 15, 24, 36, 57, 72, 77, 120, 180, 225, 238, 267, 268, 279

Ziekenhuiszorg 77, 80, 229, 239

Ziekenhuizen 9, 11, 13, 23, 30, 34, 35, 36, 47, 49, 81, 155, 160, 221, 222, 226, 227, 263, 278, 282

Zorgaanbieder 9, 13, 14, 15, 16, 23, 24, 57, 62, 64, 70, 73, 78, 120, 122, 179, 215, 236, 264, 281

Zorgakkoord 166, 169, 179, 180, 182, 184, 185, 186, 187, 188

Zorginstelling 14, 49, 64, 74, 75, 83, 116, 251, 262, 270, 271, 279, 284

Zorgopleiding 167, 195, 203, 271

Zorgstelsel 9, 72, 73, 76

Zorgtoeslag 104, 105, 106, 107, 122, 156, 200

Zorguitgaven 166, 169, 196, 268

Zorgverzekeraar 9, 13, 14, 15, 18, 21, 24, 25, 31, 62, 70, 122, 169, 170, 177, 178, 179, 220, 231, 234, 236, 238, 263, 264, 268, 285

Zorgverzekering 16, 50, 52, 53, 54, 55, 57, 61, 104, 120, 166, 175, 196, 197, 262, 263, 267, 268, 283

Zorgverzekeringswet 14, 27, 49, 59, 63, 84, 104, 166, 167, 171, 196, 205, 211, 245, 259, 262, 263, 267, 268, 282, 285


X Noot
1

Bijvoorbeeld: Een tariefmaatregel (effect op de prijs) kan door toenemend zorgvolume (hogere q) meer opbrengen dan geraamd, terwijl de totale zorguitgaven toch toenemen (omdat het effect op de prijs meer dan gecompenseerd wordt door het volume-effect). Een pakketmaatregel kan mogelijk minder opleveren dan geraamd wanneer er substitutie plaatsvindt naar andere vormen van zorg die nog wel worden vergoed.

X Noot
2

In het najaar van 2017 komt hier voor het eerst zicht op met de voorlopige afrekening 2016. Voorlopige cijfers indiceren twee tegengestelde bewegingen in verband met de groter dan verwachte toename van het aantal verzekerden. De hogere uitgaven die hieruit resulteren werken opwaarts op de verevening; de hogere rekenpremie werkt neerwaarts. Per saldo wordt op dit moment geen bijstelling verwacht.

X Noot
3

Dit betreft het saldo van baten en lasten voor wanbetalers, onverzekerden, gemoedsbezwaarden en rente en de premie van verdragsgerechtigden.

X Noot
4

Het jaar 2006 (overgangsjaar Zvw) is niet meegenomen in de berekening van de gemiddelde ontwikkeling.

Naar boven