32 793 Preventief gezondheidsbeleid

Nr. 244 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 26 oktober 2016

Met mijn brief «Beleidsdoorlichting Volksgezondheid, Welzijn en Sport» (Kamerstuk 32 772, nr. 5) heb ik u vorig jaar geïnformeerd over de beleids-doorlichting van de beleidsterreinen die vallen onder ziektepreventie. Het betrof de beleidsterreinen bevolkingsonderzoeken, infectieziektebestrijding en de jeugdgezondheidszorg (JGZ). Bij het beleidsterrein JGZ werd opgemerkt dat de kwaliteit van de werkzaamheden van het Nederlands Centrum Jeugdgezondheid (NCJ) niet beoordeeld kon worden omdat het NCJ sinds de start in 2010 niet is geëvalueerd. Hierop is door VWS een evaluatie in gang gezet. Met deze brief bied ik u het rapport met de uitkomsten van deze evaluatie aan1.

De evaluatie had als doel inzicht te geven in de inhoud, bekendheid en uitvoering van de activiteiten van het NCJ (2010–2015), alsmede in de meerwaarde en de effectiviteit ervan voor JGZ-organisaties. Tevens zijn er een aantal aanbevelingen geformuleerd.

Algemene bevindingen

De evaluatie laat een positief beeld zien van het NCJ als kennis- en innovatiecentrum voor de JGZ. JGZ-organisaties hechten veel belang aan het ondersteuningsaanbod van het NCJ en het aanbod sluit goed aan bij de behoeften van het veld. Ook is de bijdrage die het NCJ levert aan een goede uitvoering van het basispakket JGZ breed onderkend. Verder is er binnen de JGZ-organisaties – alsmede bij (externe) partners – veel waardering voor de manier waarop het NCJ invulling geeft aan haar taken. Eveneens is hun expertise en focus op preventie binnen het jeugdveld uniek.

Naast dit positieve beeld zijn er ook enkele kritische geluiden genoemd. Zo is er opgemerkt dat er wellicht de afgelopen jaren een te groot ondersteuningsaanbod door het NCJ is ontwikkeld. Er is gewezen op het belang dat het NCJ actief een rol neemt in de ondersteuning en stimulering van innovatie. Bijvoorbeeld de invloed van het NCJ op het inspelen op veranderingen in het jeugdveld is, zeker als het gaat om de samenwerking met ketenpartners, vooralsnog beperkt. Ook laat de evaluatie zien dat het NCJ – door de teruglopende subsidie – als een kwetsbare organisatie kan worden aangemerkt.

Beleidsreactie

Ik ben verheugd over de positieve resultaten van de evaluatie. De resultaten en aanbevelingen geven het NCJ handvatten, maar ook VWS.

Op basis van de positieve uitkomsten van de evaluatie concludeer ik dat het NCJ met zijn expertise op preventie uniek is en goed aansluit bij de kennis- en ondersteuningsbehoefte van het veld. De aanbeveling om meer focus aan te brengen, is door het NCJ al goed opgepakt in het werkplan voor 2017.

De evaluatie laat verder zien dat er behoefte in het veld is dat het NCJ zijn innovatiefunctie versterkt. Een versterking van de innovatiefunctie past ook goed bij de huidige veranderingen in het jeugdveld en het sociale domein. De decentralisaties bieden meer ruimte om, naast de verbinding met het sociale domein, de verbinding te leggen tussen de jeugdgezondheidszorg en de jeugdhulp. In de praktijk blijkt het echter niet overal vanzelfsprekend te zijn dat er een sterke verbinding ontstaat tussen de JGZ en jeugdhulp. Hier liggen dan ook de nodige kansen voor gemeenten en professionals. Door nauwer samen te werken kunnen kennisinstituten als het NCJ en het Nederlands Jeugdinstituut (NJI) hierop inspelen.

Tevens laat de evaluatie zien dat het NCJ -als gevolg van de teruglopende subsidie- een kwetsbare organisatie is. Hoewel meer samenwerking met het NJI de kwetsbaarheid van het NCJ kan verminderen, zal ik met het oog op deze kwetsbaarheid de komende tijd oplossingsrichtingen hiervoor met het NCJ verkennen.

Tot slot

Ik zie de verbinding van de JGZ met het sociale domein en dan vooral de verbinding tussen de JGZ en jeugdhulp als een belangrijke ontwikkeling voor het welslagen van de transformatie. Tevens is dit in lijn met de kanteling naar meer preventie en meer integrale hulp.

Ik vind het dan ook belangrijk dat het NCJ, samen met het NJI, op dit vlak de krachten bundelt. Daarom zal ik de kennisinstituten vragen om hun kennis en expertise betreffende de verbinding tussen de JGZ en jeugdhulp richting gemeenten en professionals gezamenlijk in te zetten. Ook zal ik hen vragen eventuele hiaten hierin in kaart te brengen.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M.J. van Rijn


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven