Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2015-2016 | 33529 nr. 254 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2015-2016 | 33529 nr. 254 |
Vastgesteld 2 juni 2016
De vaste commissie voor Economische Zaken heeft op 20 april 2016 overleg gevoerd met de heer Kamp, Minister van Economische Zaken, over:
− de brief van de Minister van Economische Zaken d.d. 17 februari 2016 ter aanbieding van de evaluatie Warmtewet (Kamerstuk 34 415, nr. 1);
− de brief van de Minister van Economische Zaken d.d. 24 februari 2016 met de reactie op de aangenomen moties ingediend bij het debat Gaswinning Groningen van 26 januari 2015 (Kamerstuk 33 529, nr. 244);
− de brief van de Minister van Economische Zaken d.d. 1 maart 2016 inzake de inventarisatie Staatstoezicht op de Mijnen over de toepassing van fracking, de mogelijke consequenties en beoordeling daarvan (Kamerstuk 32 849, nr. 46);
− de brief van de Minister van Economische Zaken d.d. 4 maart 2016 inzake het tijdpad uitrol slimme meter en dynamische leveringstarieven (Kamerstuk 29 023, nr. 204);
− de brief van de Minister van Economische Zaken d.d. 4 maart 2016 met de reactie op de vraag van het lid Van Tongeren, gedaan tijdens het plenair debat over Mijnbouw van 2 maart 2016, over gebruik van dieselolie bij voorgenomen winning van zout onder de Waddenzee (Kamerstuk 32 849, nr. 65);
− de brief van de Minister van Economische Zaken d.d. 31 maart 2016 inzake de uitwerking van de energiedialoog (Kamerstuk 31 510, nr. 52);
− de brief van de Minister van Economische Zaken d.d. 5 april 2016 inzake het gebruik van dieselolie bij voorgenomen zoutwinning onder de Waddenzee (Kamerstuk 32 849, nr. 71);
− de brief van de Minister van Economische Zaken d.d. 11 april 2016 inzake de hoogspanningsverbinding Zuid-West 380 kV west (Kamerstuk 29 023/31 574, nr. 205).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de commissie, Vermeij
De griffier van de commissie, Franke
Voorzitter: Vermeij
Griffier: Franke
Aanwezig zijn tien leden der Kamer, te weten: Bosman, Dijkgraaf, Dik-Faber, Agnes Mulder, Smaling, Van Tongeren, Van Veldhoven, Vermeij, Jan Vos en Wassenberg,
en de heer Kamp, Minister van Economische Zaken.
Aanvang 14.01 uur.
De voorzitter:
Er staat een flink aantal stukken op de agenda. Die stukken lopen bovendien nogal uiteen qua onderwerp. Ook is er een flink aantal fracties aanwezig. De spreektijd is acht minuten per fractie. Dat is best ruim. Het is mijn streven om een tweede termijn te houden. Dat betekent dat de leden hun interrupties kort moeten houden en hun vragen helder moeten formuleren. Ik zal de leden maar uiteraard ook de Minister daaraan houden. Overigens heet ik de Minister en zijn ambtenaren van harte welkom.
Sommige van de woordvoerders hebben dubbele verplichtingen, onder wie de heer Wassenberg van de Partij voor de Dieren, die straks plenair het woord moet voeren. Ik geef hem dus als eerste het woord voor zijn inbreng in eerste termijn, maar niet dan nadat ik de leden erop heb gewezen dat ik zowel in de eerste termijn van de Kamer als in de eerste termijn van de Minister twee interrupties per fractie toesta.
De heer Wassenberg (PvdD):
Voorzitter. Als we echt iets aan klimaatverandering willen doen, moeten we niet alleen stoppen met het gebruik van fossiele brandstoffen maar ook de bio-industrie beëindigen, want die is wereldwijd toch een van de grootste uitstoters van broeikasgassen, CO2 en methaan. De bio-industrie staat vanmiddag op de agenda in de plenaire zaal. Na mijn bijdrage zal ik inderdaad, helaas, deze commissievergadering moeten verlaten om mijn bijdrage in de plenaire zaal te leveren.
Voorkomen is beter dan genezen. Als ik om mij heen kijk, zie ik overal problemen die door ons eigen handelen zijn veroorzaakt, door de gaswinning in Groningen bijvoorbeeld. Wij hebben gezien wat de gevolgen daarvan kunnen zijn: aardbevingen, psychische klachten van bewoners, fysieke schade aan gebouwen, onverkoopbare huizen. Dat alles als gevolg van de gaswinning. Maar, die gaswinning blijft niet beperkt tot Groningen, ook bijvoorbeeld in Friesland wordt gas gewonnen, net als in de Noordzee en in de Waddenzee. Sterker nog: er zijn vier nieuwe winningsvergunningen voor gaswinning in de Waddenzee aangevraagd. Daarover maken mensen zich terecht zorgen.
De Waddenzee is een prachtig stuk Nederlandse natuur; het is UNESCO-werelderfgoed. Maar het is ook bedreigd werelderfgoed. Het Wereld Natuur Fonds waarschuwt voor onherstelbare schade door bodemdaling. Biodiversiteit zal verloren gaan als zandplaten niet meer droogvallen, want het fragiele ecosysteem wordt dan verstoord. Een belangrijke voedselbron voor trekvogels gaat daarmee verloren. Ik vraag de Minister het financiële belang van enkele bedrijven niet boven het belang van ons allemaal te stellen en daarom niet in te stemmen met de winningsvergunning. Ik krijg hierop graag een reactie.
Terug naar het Friese vasteland. Het Canadese mijnbouwbedrijf Vermilion Energy heeft aangegeven gas te willen winnen bij Oppenhuizen. Uit onderzoek van de mijnbouwer zou blijken dat de bodemdaling beperkt zou blijven tot 2 centimeter, maar de gemeente Súdwest-Fryslân en de provincie Friesland hebben een second opinion aangevraagd. Daaruit blijkt dat de bodem tot wel 6 centimeter kan dalen. In de second opinion worden ook de kansen op een aardbeving heel anders ingeschat. Alle reden dus om te twijfelen aan de vergunning die nu is afgegeven. Is de Minister bereid om de afgifte van de vergunning stil te leggen? Wat de Partij voor de Dieren betreft wordt er bij Oppenhuizen niet geboord naar gas, zeker niet als de risico's niet goed in kaart zijn gebracht en zeker niet voordat alle aanbevelingen van de Onderzoeksraad Voor Veiligheid zijn geborgd in de wet.
De Kamer wil dat mensen die worden opgezadeld met scheuren in hun huizen, veroorzaakt door de gaswinning, niet in eindeloze procedures verwikkeld raken om die schade vergoed te krijgen. Daarom heeft de Kamer een amendement van de Partij voor de Dieren en de PvdA gesteund om de bewijslast bij dit soort schades om te keren. De Minister stribbelt nu al bijna een jaar tegen en we wachten nog steeds op antwoorden op de vragen die we schriftelijk hebben gesteld over het voorstel van de Minister om deze omkering van de bewijslast alleen voor Groningen, met name voor het Groningenveld, te laten gelden. De Friezen lijken daar nu echt de dupe van te worden. Waar blijven de antwoorden? Op welke manier legt de Minister aan de Friezen uit dat zij kennelijk minder rechten hebben dan de Groningers? Laat duidelijk zijn dat, wat de Partij voor de Dieren betreft, omkering van de bewijslast voor heel Nederland alsnog zo snel mogelijk in de wet moet worden vastgelegd.
Minister Kamp:
De heer Wassenberg verwijst naar vragen. Bedoelt hij daarmee de schriftelijke inbreng bij het wetsvoorstel?
De heer Wassenberg (PvdD):
Ja.
Als we de omschakeling naar duurzame energie willen maken, moeten we vooral niet de ondergrondse infrastructuur vergeten. Met het openstellen van warmtenetten kunnen we voorkomen dat we van een enkele leverancier afhankelijk worden. Daarbij moet in het bijzonder ruimte zijn voor leveranciers van duurzame energie, aangezien bijna alle warmtenetten in Nederland op dit moment gebruikmaken van warmte uit industriële installaties. Als deze echter ontmanteld of zuiniger worden, is het van belang dat er duurzame leveranciers overblijven. Is de Minister bereid om voor nieuw aan te leggen warmtenetten als voorwaarde te stellen dat deze gebaseerd zijn op lagetemperatuurgeothermie? Tevens moet energiebesparing door burgers worden gestimuleerd. Dat betekent dat zij niet gedwongen moeten worden om mee te betalen aan warmtenetten als zij daar zelf geen gebruik van maken. Is de Minister bereid om burgers die door energiebesparing geen gebruikmaken van warmtenetten vrij te stellen van de verplichte bijdrage?
Ik blijf nog even bij de bodem. Fracken en in het bijzonder schaliegaswinning kunnen desastreuze gevolgen hebben. Uit het planMER Schaliegas, dat al eerder is besproken, blijkt bijvoorbeeld dat schaliegaswinning leidt tot risico's voor het grondwater en dat ons grondwater daardoor in gevaar komt. Desondanks is schaliegaswinning in aan drinkwater gelieerde gebieden nog steeds niet uitgesloten. Is de Minister bereid om in de Structuurvisie Ondergrond, de wetgevingsagenda STROOM, een permanent verbod op schaliegaswinning in alle gebieden voor de drinkwatervoorziening op te nemen? Dus ook op meer dan 1 kilometer diepte en in bijvoorbeeld intrekgebieden, grondwatervoorraden en reserves?
Er is inmiddels genoeg gepraat. De energiedialoog betekent alleen maar verder uitstel van het nemen van maatregelen. Onze klimaatdoelen worden niet gehaald, de CO2-uitstoot neemt toe en hoe langer we oplossingen uitstellen, hoe moeilijker ze gehaald worden. Bovendien wordt de burger toch al nauwelijks betrokken bij de energiedialoog. Sommige bijeenkomsten zijn op voorhand al overtekend door bedrijven en insiders die toch al bij het energievraagstuk betrokken zijn. In hoeverre bereikt deze dialoog nog een nieuw publiek? En wat wil de Minister eigenlijk met deze dialoog bereiken?
Het is niet alleen het uitstel in de vorm van de energiedialoog waar de Partij voor de Dieren zich zorgen over maakt. Ik blijf me sowieso afvragen of het kabinet zich voldoende bewust is van de dringende noodzaak om maatregelen te nemen. Waarom worden anders niet alle kolencentrales gesloten? Als we de opwarming van de aarde tot 1,5 of 2°C willen beperken, zoals afgesproken in Parijs, moet de CO2-uitstoot minstens 40% gedaald zijn in 2020. Dat is alleen haalbaar als we alle kolencentrales sluiten. Maar wat doet het kabinet? Dat kiest ervoor om misschien twee centrales te sluiten, in aanvulling op het toch veel te zwakke energieakkoord. Dat betekent echter dat drie andere kolencentrales openblijven. In dit tempo, zo vrezen wij, komen we er nooit.
In dagblad Trouw stond vanochtend een interessante brief over het achterhalen van de herkomst van olie. Niet alle olie is exact hetzelfde. Olie uit elk olieveld is uniek qua samenstelling. Zo zijn er variaties in zwavelgehalte en het soort metalen. Elk olieveld heeft als het ware zijn eigen vingerafdruk. Met behulp van die vingerafdruk kan worden gekeken naar de herkomst van de olie. Tijdens de behandeling van de begroting van Buitenlandse Zaken zei de Minister van Buitenlandse Zaken dat de herkomst van olie niet te traceren is vanwege de ingewikkelde verkooproutes en dat hij dus weinig kan doen om de financiering van ISIS middels oliewinning te stoppen. Maar via die vingerafdruk van aardolie in de olieopslagen en -overslagen in Nederland kunnen we dus wel degelijk uitzoeken of we hier in Nederland op benzine rijden die ISIS helpt om zijn gruwelijke daden te financieren. Is de Minister bereid om te laten onderzoeken hoe die unieke samenstelling kan leiden tot de herkomst van de olie? Daarmee zouden we een van de belangrijke financieringsroutes van ISIS kunnen afsnijden.
De voorzitter:
Dan komen we nu bij de heer Bosman, die eigenlijk de eerste spreker van dit debat had moeten zijn.
De heer Bosman (VVD):
Voorzitter, dan ben ik de tweede spreker. De VVD staat voor een betrouwbare, betaalbare en schone energievoorziening. De transitie naar een energievoorziening binnen deze kaders is van start gegaan. Gas is een belangrijk onderdeel van deze transitie. Ik hecht veel waarde aan een zorgvuldig proces, waarin eerst de Groningse bestuurders mogen reageren op het winningsplan van de NAM. Afgelopen maandag hoorde ik echter toch berichten waarop ik graag wil reageren. Het plan van de NAM is onbegrijpelijk. Wij moeten niet discussiëren over het aantal te versterken huizen, maar gewoon beginnen met het versterken van wat nodig is. Hoeveel panden dat uiteindelijk zullen zijn, weten we pas achteraf. We zijn begonnen met de transitie naar een betrouwbare, betaalbare en schone energievoorziening. Gas speelt hier een grote rol in. We zullen nog lange tijd gas nodig hebben, maar veiligheid staat voorop. Praten over meer winning is dan ook niet aan de orde.
Een belangrijk onderdeel van de transitie is inzetten op het gebruik van relatief nieuwe en verbeterde technieken, zoals het gebruik van warmte, de slimme meter, thorium, CCS, de verduurzaming van vervoer met lng en opslag. Als de wind hard waait en de zon goed schijnt, wekken wij dankzij ondernemers in duurzame energie en consumenten met zonnepanelen veel duurzame elektriciteit op. De komende jaren zetten wij deze groei door. In het energieakkoord, maar ook in de Energievisie, die wij in het najaar gaan bespreken, worden flinke stappen gezet in de transitie naar een schone energievoorziening. We zetten ook stappen in innovatie en ondernemerschap. Als we dankzij de wind en de zon veel elektriciteit opwekken, moeten we die elektriciteit direct gebruiken. De opslag is nog te duur en niet efficiënt genoeg. Als de wind hard waait en de zon goed schijnt, is dat geen probleem op de momenten waarop wij veel energie gebruiken. Helaas wordt het 's avonds donker en kunnen wij de wind niet aan- en uitzetten.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Ik heb een vraag over het vorige punt, maar dat was toen niet opgemerkt en dus kon ik de vraag nog niet stellen. Een van de belangrijke randvoorwaarden aan het winningsplan is dat er goed wordt gekeken naar veiligheid en naar maatschappelijke risico's. Dit werden eerder «risicoanalyses» genoemd en zij heten sinds vorig jaar «maatschappelijkerisicoanalyses». Op basis van die berekeningen zijn destijds de putten bij Loppersum behoorlijk gereduceerd; eigenlijk zijn ze helemaal stilgelegd. Die risicoanalyses zitten op dit moment niet in het nieuwe winningsplan. Vindt de VVD het wel verantwoord om dit winningsplan op deze manier toch in behandeling te laten nemen door de Minister en het SodM, terwijl die berekeningen er nog niet liggen?
De voorzitter:
We hebben met elkaar afgesproken dat we de vragen zo kort en bondig mogelijk formuleren, maar dat was nog voordat u binnenkwam.
De heer Bosman (VVD):
Ik kom met een beetje een procesmatig antwoord, want ik vind dat de bestuurders van Groningen nu aan de beurt zijn om te beslissen hoe ze daarmee omgaan. Natuurlijk vind ik het van belang dat veiligheid vooropstaat; dat heb ik ook gezegd. De veiligheidsbeoordelingen moeten er allemaal bij zitten. Wij zijn nog niet aan de beurt. Ik heb een beetje voor mijn beurt gesproken, maar ik vond het wel belangrijk om iets over het winningsplan van de NAM te zeggen. Wij komen nog aan de beurt, er komen nog rondetafelgesprekken, rondes voor het stellen van feitelijke vragen en al die zaken meer. Wij gaan zeker nog in gesprek met al die andere mensen. Ik wilde daar verder dus niet te diep op ingaan, omdat ik vind dat ik dan ook het kruit van de bestuurders van Groningen wegneem.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Ik heb dit toch even zo uitgebreid gedaan omdat het een heel wezenlijk punt is in de veiligheidsanalyse. Als iets zo wezenlijks als de maatschappelijkerisicoanalyses ontbreekt – het groepsrisico dus – vraag ik me af of dit voor de VVD-fractie echt het goede startpunt is om alles bij iedereen op tafel te leggen. De risicoanalyse was destijds aanleiding om de putten bij Loppersum gewoon dicht te doen; SodM had 100% geadviseerd. Ik hoor de VVD-fractie nu eigenlijk zeggen dat zij het wel goed vindt dat het allemaal verder wordt besproken, ondanks dat deze risicoanalyse er niet is. Begrijp ik dat nou echt goed?
De heer Bosman (VVD):
Ik vind dit jammer, want volgens mij zitten wij hier allemaal met hetzelfde belang: de veiligheid van Groningen. De VVD staat daar voor, en ook voor alle zorgvuldigheid die we daarbij moeten betrachten. Ik heb me duidelijk uitgesproken, maar ik vind niet dat we hier nu de discussie moeten gaan voeren over hoe het proces loopt. Dat proces loopt namelijk. Als we dat anders willen hebben, hadden we moeten zeggen: eerst doet de Tweede Kamer de behandeling, waarbij we ervoor zorgen dat alle stukken erbij zitten, en pas daarna komen Groningen en de rest. We hebben nu afgesproken dat Groningen als eerste aan zet is. Dat vind ik essentieel, want het gaat om Groningen en het is de verantwoordelijkheid van de Groningse bestuurders. Zij kunnen hier absoluut nog hun zorgen over uiten. Ik verwacht dat de stukken misschien nog wel komen.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Ik heb een vraag over ditzelfde punt, maar vanuit een andere invalshoek. Wat vindt de heer Bosman van de maatschappelijke gevoeligheid van de NAM? Voelt de NAM een beetje aan wat er in Groningen aan de hand is als ze een plan neerlegt waarin ze zegt: wat ons betreft versterken we 100 huizen en een winning tussen de 27 en 33 miljard kuub moet kunnen? Is dat nou een bedrijf dat echt een beetje aanvoelt hoe de maatschappij in elkaar zit of hoort de NAM misschien toch, net als een enkele bank, tot de categorie van bedrijven die het maatschappelijke sentiment niet aanvoelt?
De heer Bosman (VVD):
Ik heb het woord «onbegrijpelijk» gebruikt. Volgens mij moet ik het daarbij laten. Hoe de NAM zich verder gedraagt of opstelt, moet de NAM voor zichzelf uitmaken en mevrouw Van Tongeren kan dat misschien tijdens een rondetafelgesprek aan de NAM vragen.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Ik stel deze vraag vrij bewust aan de VVD, omdat de VVD een ondernemerspartij is die vaak voor het bedrijfsleven opkomt, maar de heer Bosman zei ook dat voor hem het vertrouwen en de veiligheid in Groningen het allerbelangrijkste zijn. Volgens mij kun je niet zeggen dat de NAM maatschappelijk verantwoord bezig is en ook niet dat dit de veiligheid en het vertrouwen in Groningen versterkt. Vindt de VVD dat de NAM hier verstandig optreedt door de gaskraan eigenlijk weer een stukje verder open te willen draaien?
De heer Bosman (VVD):
Ik ben blij dat de NAM – als ik het persbericht tenminste goed lees – blijft staan op 27 kuub. Dat vind ik heel verstandig. De discussie over de vraag of dat omhoog moet, heeft de VVD «onbegrijpelijk» genoemd. Volgens mij is het verstandig om het daarbij te laten. Wij komen nog wel met elkaar te spreken over Groningen.
Overdag hebben wij op een dag waarop er veel wind en zon is dus te veel vermogen. We zetten nu soms de windmolens en de zonnepanelen gewoon uit. Opslag kan dit voorkomen. Ook bij warmte is opslag essentieel. In de evaluatie lees ik helaas nog te weinig over de opslag van warmte. Kan de Minister hier zijn visie op geven en kan de Minister aangeven of de opslag van warmte een onderdeel gaat worden van de nieuwe wet?
De huidige Warmtewet kent knelpunten en die zijn al geregeld besproken. Het is daarom goed dat de Minister een uitgebreide evaluatie naar deze wet heeft laten verrichten en dat hij nu aan de slag wil met een verdere uitwerking van zaken in een nieuwe Warmtewet. De onderzoekers die de evaluatie hebben uitgevoerd, concluderen dat het onverstandig is om één marktmodel bindend vast te leggen in de wet. Zij schrijven dat er gezien de veelheid aan verschillende situaties van warmtelevering, ruimte voor maatwerk nodig is. Dit betekent volgens hen niet dat er in de nieuwe Warmtewet helemaal geen regels kunnen worden vastgelegd die de markt, of delen daarvan, ordenen. De Minister heeft aangegeven dat hij nu de wettelijke mogelijkheden voor de marktordening onderzoekt. Ik onderschrijf dat er ruimte voor maatwerk nodig is, omdat de mogelijkheden voor warmtelevering overal in het land weer anders zijn. Mijn oproep aan de Minister is om de nieuwe marktordening zo veel mogelijk op basis van echte marktprikkels te organiseren, en dus niet op basis van subsidies en door de overheid opgelegde modellen. Steunt de Minister deze opzet?
De transitie naar een betrouwbare, betaalbare en schone energievoorziening is van start gegaan. In de Energiedialoog kan iedereen meepraten over de energievoorziening van de toekomst. Wat de VVD betreft moeten er heldere kaders worden opgesteld. Er moet wel stroom uit het stopcontact komen, en die moet zo weinig mogelijk vervuilen en een beetje te betalen zijn. Het is aan de ondernemers, de Willie Wortels van dit land, om te bekijken op welke manier dit kan, of dat nou met windmolens, thorium, zonnepanelen of geothermie is. Het is belangrijk om in de Energiedialoog alle onderwerpen te bespreken. Het is goed dat de Minister de Energiedialoog is gestart, niet alleen om iedereen mee te laten praten, maar ook om iedereen in het land te laten begrijpen welke uitdagingen wij in deze transitie gaan tegenkomen. Gisteren was bijvoorbeeld nog te lezen dat we flink achterlopen op de doelstelling voor het verduurzamen van woningen in het land en dat maar heel weinig huizenbezitters plannen hebben om hun woning te isoleren. Dat geeft wel aan dat de bewustwording rondom dit thema nog laag is. Veel mensen hebben geen idee welke uitdagingen er op energiegebied voor ons liggen.
De heer Jan Vos (PvdA):
De heer Bosman zegt: laat het maar aan de markt en aan de Willie Wortels over. Maar juist deze Minister heeft aangetoond dat je door zorgvuldig geregisseerd optreden enorme kostprijsreducties tot stand kunt brengen; ik doel op de reductie van ruim 40% in de prijs van wind op zee. Dat heeft deze Minister gerealiseerd door op een slimme, grootschalige en efficiënte manier in te zetten op een mooie, nieuwe technologie. Is de heer Bosman het niet met mij eens dat de overheid een heel goede rol kan vervullen bij de energietransitie?
De heer Bosman (VVD):
De overheid stelt de kaders vast en dat is natuurlijk belangrijk, want een samenleving zonder kaders is niet werkbaar. Ik ben dus heel bij dat we goede kaders stellen. Ik deel de complimenten van de heer Vos aan deze Minister, die heel goede kaders heeft vastgesteld.
De heer Jan Vos (PvdA):
Het punt is duidelijk.
De heer Bosman (VVD):
Via de Energiedialoog kan die bewustwording op gang komen. Als de bewustwording groeit, vergroot dat het draagvlak voor de maatregelen en de kosten die hiermee samenhangen. Het is goed dat daarbij ook gebruik wordt gemaakt van de regiobijeenkomsten en de ambassadeur. Ik vraag de Minister de Kamer op de hoogte te houden van de voortgang van de Energiedialoog.
Tot slot kom ik op mijn eigen provincie Zeeland. Dat is de provincie met de meeste zonuren op de zonnepanelen, maar zij heeft ook windparken voor de kust en een kerncentrale. Daar zijn veel hoogspanningskabels voor nodig. We hebben onlangs al mogen spreken over dit onderwerp, maar ik wil de Minister nog een overweging meegeven. De provincie Zeeland heeft een zienswijze ingediend ten aanzien van de 380kV-kabels. Graag wil ik de Minister vragen hier serieus naar te kijken en de Kamer op de hoogte te stellen van de reactie op deze zienswijze.
De heer Dijkgraaf (SGP):
Intussen zijn er nieuwe alternatieven bovengekomen naar aanleiding van de discussie. Misschien doelt de heer Bosman daar ook wel op. Ik noem de 150kV-verbinding ondergronds en de verzwaring van de 380kV-verbinding. Is de heer Bosman het met mij eens dat het goed zou zijn als de Minister daar ook naar kijkt?
De heer Bosman (VVD):
Ik had het niet beter kunnen zeggen.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Voorzitter. Deze week vindt in New York de ondertekening van het klimaatakkoord van Parijs plaats. In deze zelfde week opent Nederland een gigantische nieuwe kolencentrale, willen Shell en Exxon de ruimte om meer Gronings gas op te pompen en blijkt dat de realisatie van zonne-energieprojecten in de SDE, waar in 2008 nog 65% gehaald werd, tussen 2013 en 2015 maar in 35% van de toegekende projecten tot zonnepanelen op daken geleid hebben. Er is dus werk aan de winkel.
Ik begin met het gas. Kan de Minister reageren op de uitspraak van de Ombudsman dat mensen in Groningen niet geheel juist behandeld worden? Ik wil ook graag van de Minister weten hoe het nu zit met de aangenomen amendementen van de Kamer. Een motie kan de regering naast zich neerleggen, maar amendementen zijn geen wensen maar veranderingen in de wet. Gaat de Minister bij deze besluiten handelen in de geest van de reeds aangenomen amendementen van PvdA/GroenLinks en van de Partij voor de Dieren/PvdA bij de besluiten over fracken, het winnen uit kleine velden en het Gronings gasbesluit? Hoe zit het verder met de doorloop? Is Nederland inmiddels in gebreke gesteld door de Europese Unie omdat die wet, die wij toen geamendeerd hebben, allang van kracht had moeten zijn, maar dat nog steeds niet is? Volgens mij is dat het geval.
Ik heb een motie ingediend, die aangenomen is, over het verschil tussen aardbevingsschade en mijnbouwschade (33 529, nr. 237). Tot mijn verrassing lezen wij nu in de overeenkomst tussen de Nationaal Coördinator Groningen, de NAM en EZ weer het woord «aardbevingsschade». Is dat een verschrijving of staat dat daar opzettelijk? Ik ga ervan uit dat daar «mijnbouwschade» bedoeld wordt. Zo niet, dan zou ik de Minister willen uitnodigen nog eens naar de aangenomen motie te kijken, maar ook naar zijn eigen beantwoording op schriftelijke vragen. Daarin zegt hij zelf ook dat het over mijnbouwschade moet gaan. Wij verwachten een geannoteerde versie van die overeenkomst waarbij «aardbevingsschade» vervangen wordt door «mijnbouwschade» of een omschrijving die dat in elk geval dekt.
Ik kom op het beleidsonderzoek naar het vermijden van CO2-uitstoot. Het is fantastisch als er nog twee kolencentrales dichtgaan, maar wij wachten met spanning op het plan van de Minister om te verkennen hoe alle kolencentrales in Nederland kunnen dichtgaan. In welk tempo gaat dat volgens de Minister gebeuren? Wanneer komt dat plan? In de aangenomen motie-Klaver (34 300, nr. 24) staat dat de Minister dit jaar nog maatregelen moet nemen als een reactie op de Urgendarechtszaak, waardoor Nederland snel de CO2-uitstoot moet verminderen. Hoe staat het met het voorbereiden van deze maatregelen op basis van de motie-Klaver?
Wat betreft gascentrales versus kolencentrales lees je in de media zo nu en dan dat het zo jammer is van de investeringen als kolencentrales stilstaan. Zelden lees je dat we het jammer vinden als het gascentrales betreft. Hoe staat de Minister daarin? Is hij bereid om met voorstellen te komen om het aanzetten van gascentrales en het uitzetten van kolencentrales aantrekkelijker te maken? Hoe zouden we dat kunnen doen? Dat is in elk geval beter voor het milieu, de gezondheid, de CO2-uitstoot en de schatkist dan 4 miljoen uitgeven aan het bijstoken van bomen in kolencentrales.
Het realiseren van projecten onder de SDE+-regeling is een onderwerp waarvoor GroenLinks met regelmaat aandacht gevraagd heeft. Tot nu toe hebben wij van de Minister de verzekering gekregen dat al het geld dat gereserveerd is voor de SDE+-regeling ook daaraan uitgegeven gaat worden. Tot onze verrassing lazen wij dat er toch afspraken waren met Dijsselbloem, waardoor dat mogelijk niet het geval is. Wat mij vooral verontrust is dat ongeveer een derde van de SDE-beschikkingen voor zonne-energie sinds 2008 niet gerealiseerd is. Die cijfers worden slechter in 2011 en 2012. Bij zonne-energie is maar 35% van de projecten gerealiseerd. Voor 2013 tot 2015 zitten we op ongeveer 13%. Dat zijn natuurlijk recentere beschikkingen, maar dat zal de Minister, net als mij, zorgen baren, want bij het realiseren van schone energie – wind op land en wind op zee – vindt hij GroenLinks aan zijn zijde om daar vaart mee te maken. Wij willen op dit gebied graag met de Minister meedenken om ervoor te zorgen dat dit zo snel mogelijk gaat.
Ik heb bijna geen woorden voor het voorstel van de NAM. Ik vind het onbegrijpelijk. Je moet wel onder een steen geleefd hebben om nu voor te stellen dat je ruimte wilt hebben om de gaswinning eventueel omhoog bij te stellen. Ik houd het bijna niet voor mogelijk dat een bedrijf in Nederland in die omstandigheden gewoon doodleuk, ook nog eens op 1 april, met zo'n voorstel gekomen is. Deze tijd vraagt om een gasafbouw. Ook de verminderen van de gasvraag in de gebouwde omgeving gaat niet in het tempo waarin we dat zouden willen. Daar moet veel meer actie op komen. GroenLinks vindt dat de uitvoer van het energieakkoord sterker ter hand genomen moet worden en dat daarbovenop extra maatregelen nodig zijn. Wij zijn dus ook erg verbaasd dat de Minister aan de ene kant vrij onwrikbaar het energieakkoord wil uitvoeren, zonder al te veel inmenging van de Tweede Kamer, maar aan de andere kant wel een uitgebreide en openbare Energiedialoog met de maatschappij wil voeren. Tegen de Kamer wordt vaak gezegd dat we ons er even niet mee moeten bemoeien vanwege het energieakkoord en vanwege het feit dat de Minister er al zo hard mee bezig is. Op sommige vlakken is dat ook zeker zo. Maar mogen die burgers zich er dan wel echt tegenaan bemoeien?
Ik zou graag willen weten hoe het met DELTA zit. Ik lees in de media dat het concern opgesplitst gaat worden. Wat gebeurt er met de kerncentrale in Borssele? Gaan we die nationaliseren?
De Minister kent GroenLinks als een helder tegenstander van het naar boven halen van de laatste restjes fossiele energie, ook in de vorm van schaliegas en fracken. Wij missen in de door de Minister aangeleverde informatie eigenlijk alle recente onderzoeken en rapporten uit de Verenigde Staten. Zouden die, zeker voordat we een beslissing nemen over de Structuurvisie Schaliegas en de Structuurvisie Ondergrond, toch bij de relevante stukken gevoegd kunnen worden?
Ik zou graag willen weten hoe het in dit verband zit met de afvalwaterinjectie in Twente; een punt waarvoor ik regelmatig aandacht gevraagd heb. Ik begrijp dat we nu misschien gaan lozen op de Waddenzee, maar misschien ook niet.
Ik dank de Minister voor zijn erkenning dat ik het toch bij het rechte eind had dat wij dieselolie in de Waddenzee gaan pompen als hulpstof bij de zoutwinning daar. De Minister stelt in zijn brief dat dit de veiligste methode voor zoutwinning is. Ik zou de Minister voor willen houden dat zoutwinning dan misschien gewoon niet zo veilig is. Mochten we daar toch mee door willen gaan, dan zou ik willen weten wat het dieseloliecalamiteitenplan is voor de Waddenzee. Is daar al mee geoefend? Is er in soortgelijke kwetsbare natuurgebieden ooit op effectieve wijze geoefend om dieselolie die vrij kan komen er weer uit te krijgen? De Minister kan aan mijn tekst eigenlijk al wel horen dat GroenLinks zegt: begin hier niet aan.
De heer Dijkgraaf (SGP):
Voorzitter. We moeten goed zorgen voor Gods schepping. Onze leefomgeving moeten we beschermen. Alleen al daarom wil de SGP meer investeren in energiebesparing, duurzame energie en energie-innovatie. Diverse collega's hebben al aangegeven dat de Minister een Energiedialoog heeft opgestart. Hij is daar nog wel een poosje mee bezig en komt pas eind 2016 met een concrete beleidsagenda. Ik zou de Minister willen vragen of dit nou echt nodig is. Wat voegt dit toe aan de rapporten en conferenties van de afgelopen tijd? Kan de Minister garanderen dat de beleidsagenda niet over de verkiezingen heen getild wordt? Eind 2016 zijn we al dichtbij de verkiezingen. Voor je het weet zegt het kabinet dan dat dit mooie input voor het nieuwe kabinet is. Dan verliezen we opnieuw een hele periode. Zouden we niet beter nu al extra maatregelen kunnen nemen?
Ik vind de kolencentrales een lastig punt. Ik snap de redenering dat het de meest vervuilende centrales zijn die we hebben. Ik snap ook de vraag of we ze dan niet beter kunnen sluiten. We weten echter ook dat sluiten veel tijd, geld en energie kost, hoe je er ook tegenover staat. Hoe kijkt de Minister aan tegen het waterbedeffect vanwege het ETS? Als de kolencentrales vervangen worden door wind- en zonne-energie, zeggen degenen die dat willen – en wij dus ook – dat dat prima is. Als de kolencentrales vervangen worden door een gascentrale, dan wek je met gas CO2-vriendelijker energie op dan met kolen en is dat ook nog prima. Maar als de kolencentrales vervangen worden door een Poolse centrale die niet conform onze eisen is gebouwd, bereiken we misschien het tegenovergestelde. Hoe weegt de Minister die twee dingen nou, ook in relatie tot het kabinetsvoorstel om twee extra centrales te sluiten? Dat waterbedeffect heb je ook als je investeert in extra energiebesparing. Dat is een van de lastige dingen binnen het ETS. Leidt alles wat je binnen het ETS doet niet tot extra uitstoot elders?
De voorzitter:
Er zijn twee interrupties. Ik kon niet zien wie het eerst zijn hand opstak. Laten we beginnen met de heer Vos.
De heer Jan Vos (PvdA):
Wat vindt de heer Dijkgraaf er zelf van? Van het ETS dus, zeg ik er voor alle duidelijkheid bij. Hij vraagt het aan de Minister, maar wat vindt hij er zelf van?
De heer Dijkgraaf (SGP):
Het is voor mij heel simpel. Volgens mij is het ETS te ruim. Dat heeft ook te maken met de ruimte die we in de crisisjaren gecreëerd hebben. Ook is de prijs te laag. Wij zouden wel voor een bodemprijs zijn, desnoods nationaal als het Europees niet snel te regelen valt, om de juiste prikkels in de markt te zetten.
De heer Jan Vos (PvdA):
Als het ETS niet werkt, moet je toch andere oplossingen verzinnen? Dan is het toch prima om die kolencentrales gewoon te sluiten?
De heer Dijkgraaf (SGP):
Nou, we leven wel in een Europese realiteit. Daarom stelde ik deze vraag aan de Minister. Stel nou dat wij alle kolencentrales sluiten en stel dat dit ertoe zou leiden – dat is een aanname; ik heb ook andere vragen gesteld – dat de energieproductie vervangen wordt door productie in Polen die per eenheid kilowattuur meer CO2 uitstoot. Dan schieten we niets op. Laat ik de vraag dus scherper formuleren: hoe garanderen we, als we kolencentrales sluiten, dat we daadwerkelijk een doel bereiken in plaats van dat we symboolpolitiek voeren? Dat laatste willen we volgens mij geen van allen, alleen al vanwege het feit dat het een hoop geld kost. Dan moet je dus garanties inbouwen dat je echt wat bereikt. Want anders heeft de PvdA iets heel moois voor de bühne bereikt, en dat kan toch nooit de bedoeling van de heer Vos zijn.
De voorzitter:
Dit is een beetje een vorm van uitlokking.
De heer Jan Vos (PvdA):
Ik denk dat het ETS meer symboolpolitiek behelst dan het sluiten van kolencentrales.
De heer Dijkgraaf (SGP):
Maar mijn pleidooi is om dat ETS zo snel mogelijk te repareren. Ik ben het ermee eens dat je misschien ook nationaal dingen moet doen, zolang dat niet gerepareerd is. Verderop in mijn spreektekst staat daarom ook: zou je, als je extra dingen wilt doen – en daar ben ik voor – niet juist maatregelen moeten nemen, bijvoorbeeld in de gebouwde omgeving, die buiten het ETS om gaan, want daar heb je dat waterbedeffect niet? Zou je daar dan niet alle kracht op moeten zetten, zodat je meer energie bespaart, zodat je daadwerkelijk effect bereikt?
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Ik wil ook even ingaan op dat waterbedeffect. Als je ervan uitgaat dat wat hier bespaard wordt, elders wordt uitgestoten, dan gaat dat vooral op in een situatie waarin er een tekort aan rechten zou zijn, niet in een situatie waarbij er ineens extra rechten op de markt komen. Er is echter nog steeds geen waterbedeffect geconstateerd omdat er namelijk zo veel rechten zijn dat iedereen toch al alles kan uitstoten wat hij wil. Dan zal het toch niet leiden tot extra uitstoot? Iedere partij die extra wil uitstoten, kan dat nu ook al doen, zeker gezien de lage prijs, waaraan de heer Dijkgraaf net ook al refereerde.
De heer Dijkgraaf (SGP):
Daar zit een punt. Ik had op zo'n soort antwoord van de Minister gehoopt. Het is goed dat mevrouw Van Veldhoven dit al aangeeft. We nemen dit soort maatregelen natuurlijk niet voor de korte termijn. Ik mag hopen dat het ETS wel op enig moment in de toekomst gaat werken, anders hebben we echt een groot probleem binnen de Europese Unie. Zodra het gaat werken, betekent dat wel dat die cap ertoe doet.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Gezien de voorstellen voor de herziening van het ETS ben ik daar toch vrij pessimistisch over. Met de huidige voorstellen wordt niet verwacht dat de prijs de komende tien à twintig jaar echt substantieel omhooggaat. Ga je dan de komende tien à twintig jaar nog door met kolencentrales? Of neem je de goedkoopste maatregel die wij in Nederland kunnen nemen voor de reductie van CO2-uitstoot als je naar het ibo-rapport kijkt, en sluiten we die kolencentrales? Slechts een deel daarvan wordt immers uit het buitenland geïmporteerd op basis van kolen, want ook daar heb je gas. In totaal verminder je namelijk gewoon de kolencapaciteit in Europa. Je kunt het wel over een waterbedeffect hebben, maar de totale hoeveelheid aan kolen die we kunnen bijstoken in de Europese Unie daalt gewoon als wij kolencentrales sluiten, want dan zijn er eenvoudigweg minder.
De heer Dijkgraaf (SGP):
Wat mij betreft schetst mevrouw Van Veldhoven de dilemma's heel goed. Een van de vragen is of je je erbij neerlegt dat het ETS niet goed werkt. Ik zou dat eerlijk gezegd een grote ramp vinden, want het is een van de krachtigste instrumenten die de economische theorie aangeeft: het beprijzen van onbeprijsde dingen op de markt. Als je in Nederland ook voor de lange termijn beleid gaat voeren, ervan uitgaand dat het ETS de komende vijf of tien jaar niet gaat werken, vind ik dat een cynische zaak. Misschien gebeurt het wel, maar ik zou maximaal willen inzetten op het repareren van dat gat.
De SGP wil meer innovatie en benutting. De Raad voor de leefomgeving en infrastructuur pleit voor langjarige innovatieprogramma's met 200 tot 300 miljoen euro erbij. Wat mij betreft hoeft dit niet te wachten op de nieuwe beleidsagenda. Neemt de Minister dit mee in de nieuwe begroting?
Getijdenenergie is een nieuwe vorm van energie. Daar is ook een motie (34 300 XIII, nr. 55) over aangenomen, nota bene een SGP/GroenLinks-motie. Dat gebeurt niet veel, maar het gebeurt. Daar zijn we wederzijds trots op, volgens mij. In die motie wordt gevraagd om financiële steun voor demonstratieprojecten met getijdenenergie. Nou hebben mevrouw Van Tongeren en ik gehoord dat een belangrijk demonstratieproject van onder meer het Tidal Testing Centre Nederland op losse schroeven staat. Voor dit project was Europese INTERREG-subsidie binnengehaald, onder de voorwaarde van nationale cofinanciering via de CETSI-regeling. Door beperkt budget is het project echter uitgeloot en kan het zo niet doorgaan. Dat was uitdrukkelijk niet de bedoeling van de motie. Ik heb ook een motie (34 300 XIII, nr. 48) ingediend met mevrouw van Veldhoven; daar ben ik ook trots op. Daarin wordt de regering gevraagd ervoor te zorgen dat het budget voor innovatie niet bindend is voor innovatieprojecten die nog moeten plaatsvinden. Ik zou de Minister willen vragen de combinatie van die twee moties uit te voeren en het probleem op te lossen.
Een andere vorm van nieuwe energie is geothermie. De Minister blijft bezig met onderzoek naar de financieringsproblematiek. Op zich is dat goed, maar we willen ook graag actie. We zijn immers al heel lang bezig. Wat ons betreft moet de garantieregeling uitgebreid worden. Ook is een onderzoeksprogramma nodig voor diepe geothermie. Gaat de Minister dit snel regelen?
Tijdens een werkbezoek bij een windmolenfabrikant hoorde ik zorgelijke geluiden over de lage groothandelsprijzen voor elektriciteit. Die zitten ver onder de basisenergieprijs van de SDE+, waardoor producenten van duurzame energie toch nog weer met een onrendabele top blijven zitten. Toegegeven, ze hebben daar zelf voor getekend en het is nou eenmaal zo afgesproken, dus je kunt vragen waar we moeilijk over doen. Maar het remt wel de stijging van duurzame energie. Kan de Minister daar wat in betekenen?
Wat betreft Groningen sluit ik me gemakshalve aan bij mijn collega's. Uit de discussie die we met elkaar gehad hebben, in wisselende toonaarden, blijkt dat Kamerbreed leeft dat het niveau van de winning in Groningen echt naar beneden moet. Dan vind ik het onbegrijpelijk dat zo'n getal van 33 miljard weer naar boven komt. Ik snap eerlijk gezegd niet waar je dan mee bezig bent, om het maar netjes op z'n SGP's te formuleren.
Zeeland is zonet ook al genoemd. Ik heb daarover al een debatje gehad met de heer Bosman. Er komen alternatieven naar voren, zoals het ondergronds aanleggen van korte stukken van het tracé. Daarvan zegt de Minister dat hij dat maar voor 20 kilometer kan doen. Maar als je 150 kV ondergronds aanlegt, zo blijkt uit de alternatieven, met verzwaring van de nieuwe 380 Kv-verbinding, kan er meer. Op het eerste gezicht vind ik dat goed klinken. Het is wel gebaseerd op de veronderstelling dat ook de 150 Kv-verbinding vervangen moet worden. Als dat zo is, kun je twee vliegen in één klap slaan. Wil de Minister deze alternatieven in overleg met de betrokken provincie en gemeenten serieus bekijken en hierop bij de Kamer terugkomen?
Dat brengt mij bij de Warmtewet. Die blijft voor veel discussie en onvrede zorgen. Warmteleveranciers hebben een monopoliepositie. Consumenten worden wel beschermd door de Warmtewet, maar hebben nog steeds het gevoel dat ze geld bij moeten leggen. Een grondige evaluatie en een wetswijziging zijn daarom een goede zaak. Ik zou de Minister een aantal dingen willen vragen. In de eerste plaats constateert het Bureau Onderzoek en Rijksuitgaven dat in de evaluatie door Ecorys en in de kabinetsreactie enkele punten zijn blijven liggen. Zo is het cruciaal dat leveranciers transparant zijn over prijzen, voorwaarden, kosten en opbrengsten. Hier is niet naar gekeken. Tweedens is voorbijgegaan aan de belangrijke rol van de ACM bij het toezicht en die van EZ bij onder meer de gunningverlening. Gaat de Minister alsnog naar deze punten kijken?
De Minister geeft aan dat op termijn het gebruik van gas sterk zal afnemen ten faveure van warmtelevering en dat koppeling van de warmteprijs aan de gasprijs dan niet meer wenselijk is. Dat snap ik, maar hoort daar niet de gedachtesprong bij dat we ook weer een discussie krijgen over de vraag waar de warmtenetten dan horen? Zouden we die dan ook niet in publieke handen moeten hebben? Zouden we daarbij ook niet naar een model moeten waarin we de netten loskoppelen van de productie, net zoals in andere delen van het energiedomein?
Ik vraag aandacht voor eigenaren van huizen en gebouwen die investeren in energiebesparing, bijvoorbeeld in een nul-op-de-meterwoning. Mevrouw Van Tongeren noemde hen zonet ook. Het wordt hun niet gemakkelijk gemaakt. Door het hoge vastrecht is energiebesparing niet heel aantrekkelijk. Jezelf afsluiten van het warmtenet kost soms wel duizenden euro's. Hoe kunnen we energiebesparing aantrekkelijk houden, ook voor huizen die op een warmtenet aangesloten zijn?
Dat was het, voorzitter.
De voorzitter:
Keurig. Dank u wel.
De heer Dijkgraaf (SGP):
De inhoud?
De voorzitter:
Wat de tijd betreft, bedoel ik. Ik ben als voorzitter volstrekt neutraal, maar u had nog vijf seconden. Ik geef het woord aan de heer Vos namens de fractie van de PvdA.
De heer Jan Vos (PvdA):
Voorzitter. Aanstaande vrijdag wordt door meer dan 120 landen niet zomaar een klimaatakkoord ondertekend, maar hét klimaatakkoord van Parijs. Dat is een mooi moment, ook voor dit kabinet want dat is medeondertekenaar namens Nederland. Het is een hele prestatie dat al die regeringen met elkaar dat akkoord hebben gesloten. Het is ook ongelofelijk belangrijk, want heel veel, misschien wel 80%, van de discussies die wij hier voeren over energie zijn eigenlijk een afgeleide van dat enorme klimaatprobleem en van de noodzaak om over te schakelen van fossiele op duurzame energiebronnen. Dat doet Nederland in deze kabinetsperiode met een ongelofelijke snelheid, die mij eerlijk gezegd soms nog steeds verbaast. Want laten we eerlijk zijn: we hebben straks zeven van de tien Nederlandse kolencentrales gesloten, als de laatste voornemens uit de brief van het kabinet doorgaan. Dat is 70% van de totale kolencapaciteit van Nederland in één kabinetsperiode. Ik denk niet dat iemand dat aan het begin van deze periode had kunnen voorzien. We winnen, vooral omdat er ernstige aardbevingen zijn opgetreden, nog de helft van het gas dat we in 2013 in Groningen hebben gewonnen en we bouwen op dit moment het grootste windmolenpark op zee ter wereld. Ik denk dat Nederland daarmee een toonaangevende rol speelt en dat er heel veel gebeurt op het gebied van duurzame energie.
Heel recentelijk heb ik er mede namens mijn fractie op gewezen dat de ambities op het gebied van vervoer nog wel wat hoger zouden kunnen. De Kamer heeft ook een motie aangenomen waarin wordt gesteld dat wij zouden moeten streven naar emissieloos verkeer in 2025. In de afgelopen weken is dit debat in meerdere Europese landen opgelaaid. In Oostenrijk sprak men zelfs over 2020. In Noorwegen werd al gedebatteerd en wil men 2025 aanhouden. Het leeft zelfs buiten Europa. In India heeft de Minister gezegd dat al het vervoer elektrisch moet zijn in 2030. Nu heeft de Duitse energieminister gezegd: eigenlijk wil ik vanaf 2030 geen auto's meer op kenteken zetten die niet emissieloos zijn. Dat vond ik wel relevant. Die Duitse Minister van Energie denkt dus dat dit mogelijk is binnen de Europese Unie. Kan de Minister daarop eens reflecteren? Is hij bereid om op te trekken met Europese landen die vergelijkbare ambities hebben die wat hoger liggen dan ze misschien tot nu toe hebben gelegen? Dat verzoek leg ik bij het kabinet neer. Rainer Baake is de Duitse energieminister in kwestie.
Het tweede onderwerp dat ik vandaag wil aansnijden is DELTA. Mijn fractie maakt zich buitengewoon veel zorgen over de ernstige situatie die daar is ontstaan. Er staan honderden, zo niet duizenden banen op het spel in een regio die toch al heel zwaar is getroffen in de afgelopen jaren. En als je dan weet dat daar recentelijk een CEO is opgestapt met acht ton ontslagvergoeding, is het voor mijn partij niet te verteren dat dadelijk gewone Zeeuwen op straat komen te staan. Wat is daar aan de hand? Recentelijk was er sprake van een herkapitalisatie van 200 miljoen door de aandeelhouders, de provincie Zeeland en 21 Zeeuwse gemeenten en nu staat opeens het hele bedrijf in de etalage. Dat is een heel zorgwekkende versnelling van de gang van zaken.
Wat is het standpunt van het kabinet met betrekking tot de kerncentrale? Mijn fractie heeft eerder gevraagd naar mogelijkheden tot nationalisatie van die centrale. En hoe gaan we om met een centrale die verlieslatend is en die straks ook nog bijna een half miljard aan opruimkosten met zich meebrengt? Zijn de reserveringen voor die opruimkosten veiliggesteld? Ik heb daarover in het verleden ook vragen gesteld. Ik maak me daar zorgen over. Wie is de baas binnen DELTA? Zijn dat de aandeelhouders, met dat plan van 200 miljoen? Of is het de CFO, die nu ook CEO is? En waar gaat dit bedrijf naartoe?
De heer Smaling (SP):
Ik deel de betrokkenheid ten aanzien van al die werknemers die misschien hun baan verliezen bij DELTA, maar de Partij van de Arbeid gaf niet thuis toen wij nog niet zo lang geleden spraken over het al dan niet splitsen van een bedrijf als DELTA, waarbij ook veel arbeidsplaatsen op het spel staan. Ik zie daar een soort incongruentie.
De heer Jan Vos (PvdA):
Dat splitsen heeft er echt helemaal niets mee te maken. DELTA heeft vorig jaar een verlies geleden van 110,7 miljoen euro. Dat heeft veel te maken met afschrijvingen, waaronder 154 miljoen op de gascentrale. Het heeft ook te maken met wanbeheer, zoals die CEO die er met al het geld vandoor gaat op het moment dat het fout gaat. Dat is wat er echt aan de hand is bij DELTA. Met de splitsing heeft dat in het geheel niets te maken, want ... Nou, ik denk dat het wel duidelijk is eigenlijk.
De heer Smaling (SP):
Dat geld van die CEO heeft waarschijnlijk weer niks te maken met de splitsing, maar waar het op neerkomt, is het volgende. Stel dat de Partij van de Arbeid er toen met mij voor had gepleit om die splitsing niet door te zetten. Dan was er misschien toch een zekere mate van rust in die organisatie ontstaan, waardoor niet was gebeurd wat er nu wel gebeurt. Wij hebben een initiatiefwet klaarliggen om die splitsing alsnog van tafel te krijgen. Is de Partij van de Arbeid toch bereid om daar positief naar te kijken?
De heer Jan Vos (PvdA):
Ik weet niet hoe ik het nog een keer moet zeggen, maar een bedrijf dat verlies lijdt, lijdt verlies. Of het wel of niet gesplitst is, maakt niet zo heel veel uit. Een bedrijf waarbij wanbeheer plaatsvindt – ik kan het niet anders noemen – zoals met zo'n CEO die met zo'n bedrag weggaat, wordt gewoon niet goed geleid. Maar het erge is dat gewone Zeeuwen daarvan de dupe zijn. Die staan dadelijk op straat, terwijl die mijnheer thuis zit in zijn villa. Daar komt het wel op neer; laten we gewoon man en paard noemen. Ik vind het heel zorgelijk dat het op die manier is gegaan. Wil de Minister zich daar actief mee gaan bemoeien? Het is een bedrijf dat in handen is van 21 Zeeuwse gemeenten en de provincie Zeeland. Ik maak me buitengewoon veel zorgen om de positie van die overheden. Ik maak me zorgen om de banen van de mensen daar en om de voortgang van de diensten en de producten die aan de Zeeuwen worden geleverd. Ik weet dat hier verschillende Zeeuwse woordvoerders zitten. DELTA had altijd een heel goede naam. Het leverde betrouwbare diensten. Men was bijna lid van DELTA in plaats van er diensten af te nemen. Ik vind het verschrikkelijk dat zo'n bedrijf op deze manier om zeep wordt geholpen. Ik krijg graag een plan van aanpak van de Minister en een spoedige reactie aan de Kamer. Ik heb erover gedacht om hier een debat over aan te vragen, maar omdat we hier vandaag met elkaar spreken, wil ik het graag op deze manier aan de orde stellen.
De Minister is een Energiedialoog opgestart. Die voeren wij hier natuurlijk al heel lang met elkaar, maar ik denk dat het goed is als die ook in de samenleving neerslaat. Wat verwacht de Minister dat de ontwikkelingen op het gebied van technologie en verdienmodellen in de energiesector in de komende tijd zullen zijn? Kan de Minister na deze eerste debatten een doorkijkje geven naar wat hij eigenlijk verwacht van die Energiedialoog? Het punt van mijn collega van GroenLinks is natuurlijk wel een beetje waar. We hebben in Nederland gezamenlijk een vrij strak plan ingezet. Wat gaat er nu precies veranderen? Ik krijg dus graag een doorkijkje van de Minister naar wat hij verwacht van de Energiedialoog.
Ik ga nu in op de Warmtewet. Het evaluatierapport van Ecorys is er en het levert 23 knelpunten op en 8 mogelijke nieuwe tariefsystemen. Die Warmtewet is razend gecompliceerd en wij krijgen daarover als Kamerleden veel klachten van burgers. Het is dus goed dat die evaluatie er ligt, maar ik ben nog niet helemaal overtuigd van de richting die we nu met zijn allen moeten inslaan. De Minister heeft natuurlijk de brief geschreven, maar zou hij daarin ook een doorkijkje willen geven? We hebben ook van verschillende partijen suggesties ontvangen over hoe het verder zou moeten. De vorige spreker wees al op de handhaving door de ACM. Het viel mij ook op dat daar relatief weinig over gezegd werd. Zou de Minister willen toelichten of de ACM overtredingen heeft vastgesteld en of de ACM een dwangsom of een boete heeft opgelegd? Kan de Minister uitleggen welke handhavingsactiviteiten de ACM überhaupt heeft ontplooid? Zou hij ook willen aangeven waarom in het meest recente energierapport geen overzicht van de prijsontwikkelingen bij warmtelevering wordt geleverd?
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Ik was even aan het luisteren of dit het blokje van de Partij van de Arbeid over warmte was, want ik wil een specifieke vraag stellen aan mijn collega. Als een gemeente een gebied aangewezen heeft als warmtegebied worden alle woningen op dat warmtenet aangesloten. De wet biedt geen mogelijkheid om daarin te kiezen. Dan kan de gemeente alleen maar dat hele besluit intrekken en dan moet iedereen weer op het gas aangesloten worden. Vindt de PvdA met GroenLinks dat de Wet STROOM op dat punt aangepast moet worden zodat mensen zelf kunnen kiezen?
De heer Jan Vos (PvdA):
Links van mij wordt nu gefluisterd: dat is een motie van mij. Het onderwerp dat we hier bespreken is natuurlijk niet nieuw. We krijgen binnenkort STROOM II, om het zo maar even te noemen, in de Kamer. De wet op de energietransitie heet hij volgens mij. Eén kernvraag is: als we van het gas af gaan – de Minister schrijft dat ook in de stukken – moeten we dan nog wel zo veel investeren in ons gasnetwerk? De tweede vraag is: is de verplichte aansluiting op een warmtenetwerk nog wel van deze tijd? Beide vragen vind ik legitiem, maar ik kan er nog wel 100 stellen over dit onderwerp. Ze op dit moment beantwoorden, vind ik eerlijk gezegd een stuk moeilijker.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Dat vind ik een heel eerlijk antwoord, want ik denk dat wij als woordvoerders niet op alle onderwerpen het winnende antwoord hebben. Dus dat we samen zoeken naar de beste oplossingen lijkt mij goed. Mijn partij zou er in elk geval voor zijn dat mensen kunnen kiezen voor «een warmtebron». Dat hoeft niet per se het warmtenet of gas te zijn. Nul op de meter moet ook kunnen. Ik was echt benieuwd naar de gedachtevorming van de PvdA op dat onderwerp, omdat hier door de Kamer inderdaad eerder aandacht voor gevraagd is. Ik vroeg me af of de PvdA zover is om te zeggen: er moet in die wet geen aansluitplicht zitten.
De heer Jan Vos (PvdA):
Enerzijds ben ik dat met mevrouw Van Tongeren eens. Anderzijds is de Partij van de Arbeid ook een voorstander van een monopolistisch warmtenet met een landelijk maximumtarief. Het een bijt het ander wel.
Ik kom op de situatie in Groningen. Verschillende sprekers hebben gewezen op de wellicht ietwat onhandige communicatie door de NAM. Voor de Partij van de Arbeid geldt dat de gaswinning omlaag kan, maar niet omhoog. Ik heb de indruk dat de Minister in zijn reacties heeft aangegeven dat hij ook op dat standpunt staat, maar toch hoor ik graag klip-en-klaar van het kabinet een antwoord in deze Kamer. Hoe staat het kabinet ten opzichte van de winning van gas in Groningen? Het lijkt mij zonneklaar dat die bevingen en die gaswinning met elkaar te maken hebben. Als je minder gas wint, heb je minder bevingen.
De PvdA-fractie verwacht ook uitvoering van een aantal moties. Er zijn veertien moties aangenomen in het gasdebat van 26 januari. Eén motie wil ik daaruit lichten. Dat is de motie (33 529, nr. 242) over de waardevermeerderingsregeling die ik samen met de heer Bosman heb ingediend. Uit Kamervragen die ik met mevrouw Van Tongeren van GroenLinks heb gesteld, blijkt dat er 14.105 aanvragen zijn gedaan tussen 18 december vorig jaar en 18 maart dit jaar. Een van die aanvragers wil ik eruit lichten.
De voorzitter:
Dat moet u heel kort doen, want u hebt nog vijftien seconden.
De heer Jan Vos (PvdA):
Laat ik het dan kort maken. Ik heb hier een brief van het bestuur van de vve Blinkerdlaan in Ten Boer. Men is daar totaal tussen de wal en het schip gevallen. Ik zal de brief aan de Minister geven. Het is schrijnend om te horen hoe mensen die schade hebben aan hun huizen op een ongelofelijk bureaucratische manier te maken krijgen met het SNN (Samenwerkingsverband Noord-Nederland) en met de overheid – ik kan het niet anders zeggen – in Groningen.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Voorzitter. Er staan heel veel stukken op de agenda. Ik begin met het stuk dat volgens mij niet officieel op de agenda staat maar waarover we natuurlijk allemaal spreken: het nieuwe winningsplan. Het is door collega's al gezegd, maar ook voor D66 is het een onbegrijpelijk signaal aan de Groningers dat de NAM op dit moment zegt dat zij de mogelijkheid wil hebben om meer te gaan winnen. Dat is een soort van energie steken in normopvulling, terwijl we nu vooral moeten investeren in vertrouwen. Dat zijn we op die manier niet aan het doen. Het creëert weer onzekerheid en wantrouwen voor mogelijk een klein beetje extra geld. Ik denk niet dat dat het signaal is dat we nu aan Groningen moeten geven. We zullen er verder over spreken als we de adviezen van het SodM hebben, maar dit moet me toch van het hart.
De Minister heeft ons nu een zeer strakke planning toegestuurd voor dat proces. Om nog voor 1 oktober alles te kunnen behandelen, met daarin de week van Prinsjesdag, moeten we in de eerste twee weken na het reces mensen kunnen horen en het debat kunnen voeren. De Kamer heeft het besluit dus voor het reces nodig, zodat zij in ieder geval nog een schriftelijke vragenronde kan organiseren. Wil de Minister ervoor zorgen dat zijn stuk dan bij de Kamer ligt, zodat wij nog de tijd hebben om onze procedures voor te bereiden, met het oog op de tijd in het najaar?
In het rapport stond wel iets over de kennis over de injectie van afvalwater. Wij hebben hier al vaker gediscussieerd over de injectie van afvalwater bij Schoonebeek. Heeft de Minister de kennis die nu in dit winningsplan is opgenomen, al toegepast op de situatie in Schoonebeek?
Ik kom op het onafhankelijke onderzoeksnetwerk naar de ondergrond. Dat is van belang voor het tegenwicht op onderzoeksresultaten. De Minister zegt dat dit onderzoeksprogramma nu nog onvoldoende rekenkracht heeft om een echt alternatief onderzoek te doen voor dat van de NAM. Gaat men dit plan echter wel naar beste kunnen valideren?
Ik kijk uit naar de uitwerking van de motie (33 529, nr. 219) met de Partij van de Arbeid over de onkosten die scholen en ziekenhuizen maken door de aardbevingen.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Ik heb een vraag over de planning die mevrouw Van Veldhoven inbrengt. De maatschappelijke risicoanalyses zijn er nog niet. Die zijn natuurlijk wel van belang voor de veiligheid van de Groningers. Hoe kijkt mevrouw van Veldhoven hiertegen aan? Hebben we die wel nodig om dit goed te kunnen beoordelen? Moet het SodM er ook nog naar kijken volgens D66?
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Ik ben heel blij dat mevrouw Mulder dit punt ter tafel brengt. Het is ontzettend belangrijk dat we die analyse hebben. Ik vind ook dat het SodM daarover dan nog een advies moet geven. Al die informatie hebben wij als Kamer nodig voor de zomer, om een echte afweging te kunnen maken over de risico's en een besluit te kunnen nemen over het gaswinningsbesluit. Dus ja, van harte.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Het is fijn dat deze visie wordt gedeeld, want dit is essentieel. Op basis van die informatie zijn destijds de putten in Loppersum dichtgegaan. Dat moeten we gewoon weten. Het is dus fijn dat dit wordt gedeeld.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Het is goed om dit even verhelderd te hebben.
Ik had het over de motie over de onkosten van scholen. De Minister gaat die bespreken bij de Voorjaarsnota, maar de motie is aangenomen. Kan de Minister toezeggen dat het dan met terugwerkende kracht gebeurt? We willen natuurlijk niet dat er zorggeld naar aardbevingsproblematiek gaat. We willen niet dat er onderwijsgeld naar aardbevingsproblematiek gaat. Dat moet dus met terugwerkende kracht gebeuren.
Ik kom op de warmtenetten. Met een structureel lagere gaswinning moeten wij gewoon minder gas gaan consumeren. Nu zijn nog 95% van onze huishoudens afhankelijk van gas, maar in 2050 moeten alle woningen van het aardgas af zijn. Ook de Minister heeft die stelling ingenomen in zijn energievisie. Dat wil zeggen dat wij een transitie moeten maken. Het goede nieuws is dat wij daar vandaag mee kunnen beginnen, want wij krijgen elke dag meldingen over gasnetten die vervangen moeten worden. Dat is een goed moment om de afweging te maken welke warmte-infrastructuur je daar dan neerlegt. Mensen willen niet per se gas in hun huis, maar zij willen wel hun huis kunnen verwarmen. In een motie die volgens mij is aangenomen, stond dat er niet langer sprake moet zijn van een aansluitplicht op gas van de leverancier, maar van een aansluitrecht op warmte van de consument.
Dat kan dan nog op verschillende manieren worden ingevuld. Is de Minister bereid om een maatschappelijk afwegingskader te maken op basis waarvan op lokaal niveau – wethouders moeten de mogelijkheid krijgen om hierover na te denken bij vervanging van het gasnetwerk – kan worden besloten wat de beste warmteoptie is? Dat zal niet voor elke wijk in elke stad in Nederland hetzelfde zijn. Wij zullen moeten differentiëren, maar wij moeten daar wel nu mee beginnen. Is de Minister bereid om ervoor te zorgen dat gemeenten deze afweging een plaats geven in hun warmteplannen, bijvoorbeeld via een lokale strategie voor een CO2-neutrale woningvoorraad in 2050? Als wij met zijn allen terugrekenen van waar wij in 2050 moeten zijn en wat wij daarvoor in de komende jaren moeten doen, dan helpt dat bij het nemen van beslissingen.
Een punt dat wij daarbij echt moeten bespreken, is hoe wij omgaan met de publieke infrastructuur. De heer Dijkgraaf sprak daar ook al over. Waarom zouden wij het leveren van warmte via de ene vorm, namelijk gas, anders behandelen dan via de andere vorm, namelijk warmte? Ik zou graag willen dat de Minister dit technologieneutraal neerzet. Dan moet je ook nadenken over de scheiding tussen infrastructuur en leverantie van de dienst daaroverheen. Markt en overheid hebben allebei een rol. Laten wij ervoor zorgen dat verschillende aanbieders toegang hebben tot het warmtenet. De infrastructuur moet vrij toegankelijk zijn, maar daarvoor moeten wij het wel gesplitst houden.
Is de Minister bereid om scenario's te presenteren waarbij hij ook het scenario van het socialiseren van warmtenetten en het splitsen ervan in een beheerder en een leverancier van diensten meeneemt? Ik denk dat het belangrijk is dat wij als Kamer heel erg goed naar die scenario's kunnen kijken voordat wij weer over een Warmtewet gaan praten. Wij weten dat wij daar allemaal haast mee hebben, dus dit wordt weer een druk jaar.
De evaluatie is op nadrukkelijk verzoek van de Kamer versneld. Wij zien daar uitvoeringsproblemen. Een daarvan is dat er in een gebouw waarin een eigenaar meerdere woningen verhuurt, eigenlijk een negatieve prikkel is om over te gaan op warmte, omdat hij dan in één keer als een leverancier wordt gezien. Als je doorlevert naar verschillende mensen, ben je in één keer een leverancier en loop je een risico op kosten. Dat zou een prikkel zijn om liever niet op warmte over te gaan, terwijl het misschien wel interessant is. Kan de Minister al iets zeggen over de manier waarop hij dit wil oplossen. Ik heb het dan niet over de vve's. In hoeverre zijn warmteleveranciers ten opzichte van hun afnemers transparant geweest over prijs en voorwaarden? Waarom wil de Minister wachten met het loslaten van de koppeling tussen warmteprijs en gasprijs? Is er niet een tussentijdse oplossing denkbaar? In Tilburg kwam ik consumenten tegen die via een soort kettingbeding niet eens van hun warmte af kunnen. Zij vragen niet in plaats daarvan aangesloten te worden op gas, maar mogen zelfs niet vragen om een afsluiting. Dat gaat wat mij betreft wel erg ver. Graag een reactie van de Minister.
Een van de alternatieven die bij iedereen op het netvlies ligt, is geothermie. Het is een interessante, duurzame warmtebron, maar best risicovol als jij in je stad in je eentje alle risico's loopt voor die ene put. Gaat het mis, dan heb je meteen een strop. Toch is het voor heel Nederland gezien natuurlijk heel erg interessant om het wel te ontwikkelen. Is er geen manier te vinden om die risico's wat meer gezamenlijk te dragen, wellicht door garanties over alle boringen heen? Ik ben benieuwd naar wat de Minister daarover heeft te zeggen.
Ik kom op de Energiedialoog. Wat ons betreft was de Minister meteen met plannen gekomen, maar als hij toch gaat praten, is het voor de Kamer misschien interessant om ook een dialoog te starten. Wellicht kunnen wij die mensen nog een paar suggesties meegeven voor het energieakkoord, zoals mevrouw Van Tongeren al suggereerde.
Ik kom op het klimaatakkoord van Parijs. Nederland moet aan de slag. Ik denk dat het interessant is om eens te bekijken wat wij buiten het ETS nationaal kunnen doen. Wij zullen veel meer moeten doen. Als wij echt naar die 1,5°C toe willen, moeten wij echt meer doen dan wij nu voorzien. Gelukkig is de Minister al bezig met nadenken over een beleidsagenda. In het kader van de Urgendarechtszaak hebben wij een extra doelstelling in te vullen. Daarover maak ik mij toch wel wat zorgen, want het is al bijna een jaar geleden. 2020 komt echt heel snel dichterbij. Wij moeten er wel voor zorgen dat wij niet in een soort selffulfilling prophecy terechtkomen, waarbij alle maatregelen op een gegeven moment onrendabel of onhaalbaar zijn, omdat wij zo lang gewacht hebben met het opstellen van een agenda. Ik waarschuw de Minister nog een keer om zich niet rijk te rekenen. Bij de doorrekeningen van het energieakkoord zien wij elke keer dat wij steeds uitgaan van de maximale opbrengst van maatregelen, terwijl wij allemaal weten dat je nooit voor alle maatregelen de maximale opbrengst zult realiseren. Ik vraag de Minister of hij zowel voor Urgenda als voor het energieakkoord komt met een concrete doorgerekende lijst van maatregelen. Wij hebben namelijk nog niet van alles de doorrekening. Wij moeten ons niet rijk rekenen en wij moeten maatregelen achter de hand houden.
De voorzitter:
U bent door uw tijd heen.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Dat is heel jammer, want ik had nog een hoop punten naar voren willen brengen. Dan sluit ik mij voor het gemak aan bij de opmerkingen die over 380kV zijn gemaakt. Ik heb nog één vraag over innovatie. Het SBIR-programma (Small Business Innovation Research Programma) biedt de mogelijkheid van zekere, veilige en schone energievoorziening, maar is alleen gericht op gas. Is de Minister bereid om de regeling ook open te stellen voor duurzame elektriciteit en warmte?
De heer Smaling (SP):
Voorzitter. Het is een mooie dag vandaag met het tekenen van het klimaatakkoord in New York. Het is ook de laatste dag dat zienswijzen kunnen worden ingediend voor Drentse Monden Oostermoer. Hopelijk kan de Minister daar morgen al nota van nemen. In Trouw stond vanochtend ook nog dat de Minister en ik heel erg goed met elkaar kunnen opschieten. Dat is ook leuk om te lezen.
Ik begin met Groningen. Ik zal geen dingen herhalen die al gezegd zijn, maar ook ik wil natuurlijk zeker niet dat wij boven die 27 miljard kuub gaan zitten. Ik was dus ook verbaasd over de manier waarop de NAM aangaf dat de winning op termijn misschien wel weer omhoog kan. Daar is wat ons betreft absoluut geen sprake van.
Ik vraag de Minister of hij straks bij de Voorjaarsnota voldoende geld gereserveerd heeft om de nationaal coördinator echt goed zijn werk te kunnen laten doen. Daar leven zorgen over. Uit Groningen hoor ik dat voor de bevolking het vertrouwen in de toekomst staat of valt met de slagkracht van de heer Alders. Dat kan wat mij betreft niet genoeg benadrukt worden.
Ik kreeg vandaag antwoorden van gedeputeerde staten onder ogen op vragen die te maken hebben met een vraag die ik eerder aan de Minister stelde over de afhandeling van schade buiten de contouren. De Minister zei daarop terecht dat alle schade vergoed moet worden en dat de contouren daar niks mee te maken hebben. Een aantal Statenleden in Groningen heeft navraag gedaan. Het Centrum Veilig Wonen zegt daarop dat het van de NAM opdracht heeft gekregen geen inspectie uit te voeren in huizen met schade buiten de contour. Dat is dus niet in overeenstemming met het antwoord van de Minister en evenmin met de gemaakte afspraken. Het argument is dat men gaat zitten wachten op het validatieonderzoek van de nationaal coördinator. Ik zie geen enkele reden om daarop te gaan wachten. Volgens mij ziet de nationaal coördinator dat zelf ook niet. Graag een reactie.
Men maakt zich niet alleen in Groningen zorgen over de gaswinning, maar ook in Friesland, zowel in het Waddengebied als op het vasteland, bij Moddergat en bij Sneek. Ik vraag de Minister hoe hij hierin staat. Er is een nieuwe visie op omgevingsmanagement. Er zijn zaken die straks ook in de Mijnbouwwet terugkomen. Is dat de geest waarin de Minister ook met gebieden buiten Groningen wil omgaan? Wij snakken naar de beantwoording van de vragen over de Mijnbouwwet. Die wet moet nog door beide Kamers en wij hebben al eerder stagnatie gehad, waarop het via de Raad van State is teruggekomen. De wet zal worden aangepast in de geest van het rapport van de Onderzoeksraad Voor Veiligheid. Het is belangrijk dat de Kamer kan amenderen. Ik zou dus graag zien dat die beantwoording er snel komt. Het zou goed zijn als de Eerste Kamer het nog voor de zomer zou kunnen afhandelen. De kans daarop lijkt mij klein, maar het zou mij heel wat waard zijn. Ik denk dat dat ook geldt voor de mensen in de regio.
Op initiatief van de Bodembeweging Oppenhuizen heeft de provincie een second opinion laten uitvoeren door de heer Houtenbos. Hij komt tot andere conclusies dan Vermilion. Is de Minister bereid om een reactie te geven op het rapport van de heer Houtenbos?
Dan de afhandeling van de moties. In de motie over tiltmeters wordt heel duidelijk gevraagd om de meters te plaatsen. De Minister heeft geantwoord dat allerlei andere instrumenten worden opgesteld die hetzelfde doen, maar in de motie wordt toch echt heel nadrukkelijk gevraagd om tiltmeters te plaatsen. Dat zijn instrumenten die heel erg rechttoe rechtaan werken. De hele geologische wereld looft deze instrumenten vanwege hun effectiviteit. De werking ervan is voor de bevolking heel begrijpelijk. Dus ik doe nogmaals het verzoek om die meters gewoon te plaatsen.
Het is goed dat de evaluatie van de Warmtewet er is. Daar zijn we allemaal blij mee. De vraag is natuurlijk «wat nu?». Het is logisch dat we ons dat afvragen, want de Minister heeft terecht gezegd dat er veel onvolkomenheden in die wet staan. Wij zien zeer uit naar een nieuwe Warmtewet. Ik noem een paar punten die ook door collega's al zijn genoemd, zoals het gebrek aan keuzevrijheid. Je moet eigenlijk het recht hebben om niet aangesloten te zijn. Is dat iets wat in deze wet terugkomt? Er moet natuurlijk weer experimenteerruimte in de wet komen. Dat was al eerder de bedoeling, maar dat is er nog niet van gekomen vanwege bepaalde oorzaken waar ik niet verder op zal ingaan.
Dan kom ik bij de epv, maar die valt meer onder het domein van Minister Blok. De zorg bestaat dat de epv niet goed zal werken bij collectieve systemen. Heeft de Minister ideeën hoe je de energieprestatievergoeding ook in het niet elektrische domein werkbaar zou kunnen maken?
Met het rekenmodel Vesta van het Planbureau voor de Leefomgeving kun je drie scenario's volgen, één op woningtype en bouwjaar, één op eigendom en één op inkomen. Vooral het laatste interesseert me wel, want ik praat er wel vaker met de Minister over hoe het op termijn uitwerkt voor mensen met een kleinere portemonnee. Wat zijn de koopkrachteffecten voor de omslag van fossiel naar duurzaam en van het integreren van warmte in de set energiedragers die we hebben? Kan dat uitgevoerd worden? Is er een mogelijkheid om het PBL dat te laten doen of is het PBL er al mee bezig?
Dan nog een opmerking over energiebesparing. Ik heb een motie aangehouden over energiebesparing in de industrie. Kan de Minister zeggen hoe ver hij daarmee is? Ik las laatst een heel goed stuk van Renate van Drimmelen van een ingenieursbureau. Daarin stond een hele lijst met categorieën industrie die eigenlijk te weinig verduurzamen, ook omdat er niet echt een prikkel is omdat ze zo weinig belasting betalen. Je kunt wel besparen, maar dan mis je die belastingwinst. Ze noemt asfalt, bakstenen, koelprocessen, staalproductie en het consequent doorvoeren van isolatie (als categorieën) in de industrie waardoor we echt stappen kunnen maken op het gebied van energiebesparing, maar de bedrijven moeten wel die prikkel krijgen. Er is ook een onbalans in het energieakkoord tussen besparing aan de ene kant en duurzaam opwekken aan de andere kant. Dat energie investeringsaftrek is, valt in het niet vergeleken met SDE+. Zou de Minister daar eens naar willen kijken? Kan hij proberen om daar meer balans in aan te brengen? Als we dan de industrie niet alleen met de stok, belastingverhoging, om de oren slaan maar ook met de wortel proberen te pushen om die besparingen snel door te voeren, ook als het wat langere terugverdientijden betreft, zou het toch echt waanzinnig zinvol zijn.
Ik heb nog een paar slotopmerkingen, te beginnen met de 380kV. Ik heb de brief van de Minister gelezen. Ik snap ook wel zijn haast; ik snap dat hij niet twee jaar wil vertragen, maar als ik sec kijk naar de Omgevingswet en naar het idee dat vooral aan de voorkant in de Omgevingswet is ingebouwd – dat is begonnen met de Tracéwet waar eigenlijk de hoogspanningsleidingen ook onder vallen – namelijk dat je gezamenlijk die voorkeursbeslissing tot stand brengt, analoog aan hoe de commissie-Elverding dat destijds heeft voorgesteld en dat je daarna dus het gekozen traject voortzet. Mijn vraag is of van al die opties die er nu liggen dit eigenlijk niet hoort bij het voortraject, dat echt de geest van de Omgevingswet weerspiegelt. Moet je dan niet daarna die keuze maken? Dat kan dan leiden tot de keuze van de Minister, maar dat kan ook, maak ik op uit het antwoord van de Minister, nog leiden tot een andere keuze.
Over DELTA is veel gezegd. Zoals ik al zei komt er geen splitsingsvoorstel in de initiatiefwet. We zullen wel zien hoe dat verder loopt. Ik maak me wel veel zorgen over het bedrijf en over de werkgelegenheid bij DELTA. Dat is ook door de heer Vos en anderen gezegd. Graag een reactie van de Minister hierop.
Er staan nog twee moties van mij open waar de Minister nog schriftelijk op zou reageren. Dat gaat over een MKBA over wind-op-landenergie tegenover zonne-energie (30 196, nr. 446) en over het meenemen van het KNAW-advies bij de biomassabijstook (30 196, nr. 445). Als hij dat schriftelijk doet, hoeft hij daar wat mij betreft niet nu op in te gaan. Is de Minister weigerachtig, dan wil ik daar nog graag een reactie op hebben.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Voorzitter. Ik zal het vandaag hebben over gaswinning, het energieakkoord en warmte. Net als alle andere fracties wil de fractie van het CDA ook dat de veiligheid van de Groningers nu en in de toekomst vooropstaat. Dan lijkt het mij ondenkbaar dat je meer zou winnen dan 27 miljard kuub. Ik merk dat daar een brede consensus over bestaat hier in de Tweede Kamer en dat doet me goed.
In januari 2013 adviseerde het SodM als onafhankelijk toezichthouder dat snelle besluitvorming vereist was en dat de gasproductie snel zo veel mogelijk terug zou moeten worden gebracht. In januari 2014 zegt het SodM over het winningsplan van 2013 dat de NAM een verkeerde risicoanalyse toepast en geeft aan dat het groepsrisico berekend zou moeten worden. Op basis van het groepsrisico, berekend door het SodM voor Loppersum, werd daar de gaskraan fors dichtgedraaid. In zijn advies van juni 2015 adviseert het SodM om zo snel mogelijk het groepsrisico bij geïndiceerde aardbevingen te laten berekenen door de NAM. Ook in december 2015 moet dat zo snel mogelijk worden berekend.
Als we dan kijken naar het door de NAM openbaar gemaakte winningsplan, zien we het groepsrisico daarin niet heel prominent terugkomen. Het komt ergens misschien medio dit jaar. Dan vraag ik me werkelijk af of het wel serieus door het SodM wordt bekeken. Het gaat hier om zo'n belangrijk besluit en zulke belangrijke berekeningen dat het er uiteindelijk toe heeft geleid dat in Loppersum de zaken dicht zijn gegaan, terwijl de Minister in januari de Kamer nog antwoordde dat de finale berekening in het nieuwe winningsplan dient te worden opgenomen.
Het CDA wil dat dit eerst wordt opgenomen en dat ook wordt bekeken door het SodM voordat er verder wordt gegaan met dit winningsplan, anders is het onverantwoord. De NAM heeft ook de verantwoordelijkheid als operator om het winningsplan voor te bereiden en deze berekeningen uit te voeren en daarin het advies van SodM op te voeren. We hopen dat het echt zo snel mogelijk alsnog gaat gebeuren.
Dan over de planning van de gaswinning in Groningen. In hoeverre kijkt de Minister er ook nog naar om het winningsplafond in te stellen op basis van een gemiddelde jaartemperatuur over een aantal jaren? Dat kan bijvoorbeeld door de NAM zich te laten verantwoorden dat zij niet meer gewonnen heeft dan nodig is. Nu zie je bijvoorbeeld dat 27 miljard wordt volgemaakt, terwijl het toch een warme winter was. Dus dat had misschien niet gehoeven. Hoe kijkt de Minister daarnaar?
In april zouden de risicoanalyses over de kleine velden ook naar de Kamer worden gestuurd. Het CDA vindt dit zeer belangrijk, want gisteren bij de aanbieding van de petitie over Friesland bleken de zorgen heel groot te zijn. Dat heeft nu juist hiermee te maken. Dan kan het zijn dat de vervolgstap misschien wel is dat er allemaal nulmetingen moeten komen, maar misschien wordt wel duidelijk uit die risicoanalyses met de appreciatie van de Minister daarbij dat dat niet nodig is. Maar we weten het nu niet en dat geeft onrust. Ik denk dat de Minister die onrust zou kunnen voorkomen.
Ook is het CDA toegezegd dat er een analyse komt van de Universiteit Utrecht over de verjaring van mijnbouwschade. Wanneer wordt deze nu precies aan de Tweede Kamer gestuurd? Dat wil ik graag weten, omdat we die heel graag willen betrekken bij de behandeling van de Mijnbouwwet. Ook dit heeft met het vorige punt te maken. Op het moment dat inwoners het idee hebben dat er niet serieus naar hen wordt geluisterd, dat zij een risico lopen met hun woning door gaswinning of andere vormen van mijnbouwactiviteiten, zal er onrust ontstaan en zijn er misschien extra maatregelen nodig. Maar misschien zijn die niet nodig als de geluiden tijdig en adequaat worden opgepakt.
Dan het energieakkoord. Het CDA kijkt hier niet alleen maar naar met het oog op kostenefficiëntie en CO2-reductie maar ook met het oog op de kansen en mogelijkheden voor werkgelegenheid, innovatie en draagvlak. De transitie naar een duurzame energievoorziening zou van iedereen moeten zijn. Collega's vroegen zich vandaag ook al af hoe het mogelijk is dat het niet opschiet met het energiezuinig maken van woningen. Dat is nog niet iets wat breed wordt beleefd. Dat had mede mogelijk kunnen worden gemaakt door meer werk te maken van een gedragscode voor wind-op-land, door deelname van energiecoöperaties en inwoners heel aantrekkelijk te maken en misschien ook deelname aan projecten voor wind-op-zee mogelijk te maken. Dat gebeurt bijvoorbeeld in Denemarken. Het CDA vindt dat het handelingsperspectief van onze inwoners tot nu toe onvoldoende is meegenomen. Het is goed dat de Minister eindelijk gekozen heeft voor een energiedialoog, maar de vraag is wel hoe dat exact zal uitwerken in concrete maatregelen. Hoe worden onze lokale en regionale overheden daarin meegenomen? Ik hoor daar toch wat wisselende geluiden over. Zij zijn uiteindelijk de mensen die het moeten uitleggen. We hoorden het gisteren nog bij de aanbieding van de petitie door de Friezen.
Een onderdeel van het energieakkoord waar wij als CDA wisselende berichten over binnenkrijgen betreft de een-op-eenafspraken voor de energie-intensieve industrie. Er zouden toch financieringsinstrumentaria komen voor investeringen in energiebesparingen naast de verplichtingen? Ik vroeg hier in december al naar. Er zou in januari meer duidelijkheid over komen. Ik heb die nog niet gekregen, maar misschien kan de Minister aangeven hoe het hiermee gaat. Ook bij deze afspraken is het doel immers om CO2 te reduceren, en dat natuurlijk ook op een zo kostenefficiënt mogelijke manier. Hoe zien de voorstellen eruit? Dragen die hieraan ook bij?
Maakt de Minister zich ook hard voor een CO2-neutrale grondstoffeninzet? Wij verzoeken de regering om die ook in het energiebeleid te laten meewegen. Dit ligt natuurlijk mede op het terrein van de circulaire economie; ik kijk even naar collega Remco Dijkstra van de VVD, die hierop ook altijd inzet, samen met het CDA. Hoe kunnen wij hiervan nu een win-winsituatie maken? Wij moeten immers verder kijken dan het huidige energieakkoord. Het interdepartementaal beleidsonderzoek over CO2 biedt hiervoor een mooie aanzet. Daarbij willen wij dan wel echt genoeg ruimte voor werkgelegenheid, innovatie en draagvlak.
Ik kom op het onderwerp kolencentrales. Naar onze mening wordt de discussie nu wat beperkt gevoerd. Eigenlijk zou er een Europees plan moeten komen om uiteindelijk met elkaar de bruinkool- en steenkoolcentrales te sluiten. Daarbij zou Nederland solidair kunnen zijn met bijvoorbeeld de Polen. Zoals al werd gezegd door de collega van de SGP, is het natuurlijk niet de bedoeling dat wij hier heel nieuwe centrales sluiten die relatief schoon zijn, en dan uiteindelijk energie krijgen uit landen waar de uitstoot veel hoger ligt. Daarmee moeten wij in Europa toch veel slimmer kunnen omgaan? Wat doet de Minister daaraan? Hoe kijkt hij aan tegen Europese of bilaterale afspraken op dat punt? Welke mogelijkheden ziet hij? Daarnaast vraag ik de Minister wat de mogelijkheden zijn om, als een mogelijke route, in Nederland misschien wat geleidelijker verdere efficiency-eisen op te leggen aan de kolencentrales, zoals ook in het kader van het energieakkoord is gedaan.
Het volgende punt betreft warmte. De Warmtewet is geëvalueerd en er komt binnenkort een wijzigingsvoorstel. In deze evaluatie is echter niet gekeken naar de transparantie van leveranciers en de handhaving door de ACM. Hoe kijkt de Minister daarnaar en hoe denkt hij over het mogelijk maken van een level playing field voor warmte met een neutrale warmtenetbeheerder?
Minister Kamp:
De laatste vraag van mevrouw Mulder kreeg ik niet goed mee. Zou zij die willen herhalen?
Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Ja. Die vraag ging over de evaluatie van de Warmtewet, de transparantie van leveranciers en de handhaving door de ACM. Collega Vos is hierop ook al vrij uitgebreid ingegaan. Bij zijn vragen zou ik mij willen aansluiten zonder alles te herhalen. Ik zie namelijk dat mijn tijd omvliegt, voorzitter. Ik moet dus al bijna afronden.
De voorzitter:
Zeker.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Wanneer het over warmte gaat, denk ik ook altijd aan geothermie, een duurzame vorm. De Minister liet de Kamer in januari weten dat zij in april geïnformeerd zou worden over de financiële instrumenten voor geothermieprojecten. Hoe staat het daarmee? Zou het clusteren van projecten binnen de SDE+-regeling een mogelijkheid zijn om risico's beter te spreiden en aanvragen meer van elkaar te laten leren? Welke rol moet EBN volgens de Minister spelen in de financiering van geothermieprojecten?
Over de 380kV is al het een en ander gezegd door de collega's. Daar sluit ik me bij aan.
De voorzitter:
Dat is een mooie afronding. Tot slot in deze ronde, de eerste termijn van de kant van de Kamer, geef ik graag het woord aan mevrouw Dik-Faber namens de fractie van de ChristenUnie.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Voorzitter. In december is het ambitieuze klimaatakkoord gesloten; een groot deel van de commissie was erbij. Wij moeten klimaatverandering tegengaan om een leefbare aarde achter te laten voor onze kinderen en kleinkinderen. Langzaamaan wordt duidelijk hoe groot de uitdagingen zijn. Als gevolg van het klimaatakkoord moet de uitstoot in Duitsland zelfs al nul zijn in 2035. Het PBL waarschuwt dat het EU-doel van 40% reductie in 2030 niet voldoende is. De Nederlandsche Bank heeft ook gewaarschuwd: voorkom schokken in onze economie vanwege een carbon bubble. De realiteit van vandaag is het klimaatakkoord. Is de Minister dat met mij eens? Nu wederom blijkt dat het energieakkoord niet voldoende is om de doelen te halen, ben ik benieuwd wat de Minister nog meer gaat doen. Kan hij de gevolgen van het klimaatakkoord voor de Nederlandse klimaat- en energiedoelen voor 2030 laten zien? Wat wordt nu de plus op het energieakkoord? Wij wachten er al zo lang op.
De beste oplossing zou natuurlijk een hoge Europese CO2-prijs zijn, maar daarbij gaat het al mis. De discussie over milieumaatregelen loopt telkens vast op het zogenaamde waterbedeffect. De oorzaak: een gebrek aan ambitie om een effectieve CO2-prijs af te dwingen. Het kabinet zet nu in op hervorming per 2021. Dat duurt allemaal erg lang en het is zeer twijfelachtig of deze hervorming zal leiden tot een serieuze CO2-prijs, die ook echt impact zal hebben. Een minimumprijs voor CO2 zou die garantie en duidelijkheid wel kunnen geven, maar daar wil het kabinet niet aan. Groot-Brittannië heeft hiervoor wel gekozen. Waarom sluit Nederland zich niet aan bij vooroplopende omringende landen, bijvoorbeeld om een minimumprijs af te dwingen binnen het ETS?
Ik heb een aangehouden motie over de hervorming van het emissiehandelssysteem, het ETS. Neem hiervoor het klimaatakkoord als uitgangspunt; het lijkt mij echt niet meer dan logisch. Is de Minister bereid om dit snel op te pakken?
In het klimaatakkoord staat het doel van 1,5°C tot 2°C centraal. Dit doel houdt feitelijk in dat er geen ruimte meer is voor kolencentrales in de energiemix. Het kabinet lijkt nu besloten te hebben om twee kolencentrales uit de jaren negentig te sluiten. Dat vind ik echt een goede stap, maar welke kosten zijn hiermee gemoeid, en wie gaat die betalen? Er circuleren enorme bedragen. Uit onderzoek van SEO blijkt dat er ook voordelen voor de energieproducenten zijn, bijvoorbeeld omdat de gascentrales weer aangezet worden. Ik zou ervoor willen pleiten om breed te kijken, indachtig het rapport van de commissie Breed welvaartsbegrip dat vandaag is aangeboden, en dus ook de effecten voor gezondheid en klimaat mee te nemen in de berekeningen. Dan komt er een heel ander beeld naar voren; denk alleen al aan het terugdringen van de uitstoot van fijnstof, kwik en NOx. Neemt het kabinet deze factoren ook mee in het uitfaseringsplan voor de kolencentrales?
De Minister lijkt wel de conclusie te hebben getrokken dat de nieuwste centrales open blijven. Zou hij niet eerst moeten wachten op het scenario-onderzoek over sluiting van alle kolencentrales? Heeft de Minister gekeken naar het maximaal inzetten van de Emission Performance Standard, iets wat in Duitsland op enig moment aan de orde was? Centrales die de norm overschrijden, moeten tweemaal zo veel CO2-rechten kopen. Hierdoor voorkomen wij ook een waterbedeffect in Europa. Graag krijg ik hierop een reactie.
Het is belangrijk om een verduurzamingsslag te maken in onze warmtevoorziening en om het gebruik van Gronings gas snel af te bouwen. Op die punten zal de ChristenUnie de nieuwe warmtewet ook beoordelen. Dit is bijvoorbeeld mogelijk door woonwijken niet meer standaard aan te sluiten op het gasnet of door bijvoorbeeld meer gebruik te maken van warmtepompen en elektrificatie en door restwarmte beter te benutten. Daarbij doen zich wel grote dilemma's voor. Hoe maken wij slimme keuzes op wijk- en op gemeenteniveau? Wat is de duurzaamste oplossing voor de toekomst? Het is een lastige opgave om in de nieuwe Warmtewet eerlijke tarieven te krijgen. Zo moeten warmtenetten passen in de businesscase van leveranciers, terwijl voor gasleidingen de gereguleerde nettarieven gelden. Zou niet veel integraler gekeken moeten worden naar warmte-infrastructuur, bijvoorbeeld in de handen van een netbeheerder? Is de Minister het met mij eens dat warmtenetten alleen moeten worden aangelegd als er geen duurzame oplossing als alternatief is?
De Minister trekt ook subsidie uit voor warmtenetten. Dat gebeurt ad hoc, selectief. Creëert hij daarmee geen ongelijk speelveld, en is het altijd wel de duurzaamste oplossing? Kan hij bijvoorbeeld toezeggen dat gesubsidieerde warmtenetten nooit aan een kolencentrale worden aangesloten? Anders ontstaat er namelijk een ongewenste lock-in. Graag krijg ik hierop een reactie.
Mijn volgende onderwerp is Friesland. Burgers en ondernemers in de provincie Friesland hebben grote moeite om hun schade te verhalen omdat er meerdere veroorzakers zijn. Onlangs is mijn motie (32 849, nr. 56) voor één loket voor schade aangenomen. Hoe wil de Minister deze motie uitvoeren? Ook anderen refereerden al aan de omgekeerde bewijslast. Die zou ook voor Friesland moeten gelden, voor heel Nederland eigenlijk. Waarom staat dit nog niet in de nieuwe Mijnbouwwet? Is de Minister bereid om nulmetingen te eisen van de Staat voor woningen in de winningsgebieden?
De voorzitter:
Mevrouw Dik-Faber, voordat u verdergaat: er is een vraag voor u. Het was even moeilijk om een geschikt moment te vinden. Mevrouw Van Veldhoven wil waarschijnlijk op een vorig punt terugkomen.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Ja, dat klopt. Ik wil graag helder krijgen wat mevrouw Dik-Faber zonet bedoelde. Zegt zij nu dat je nooit een warmtenet mag aansluiten op een kolencentrale, of zegt zij, net zoals D66 overigens, dat je ervoor moet zorgen nooit in een lock-insituatie te komen? Om maar even man en paard te noemen: om de warmterotonde Zuid-Holland overeind te trekken wordt nu natuurlijk wel gekeken naar een kolencentrale, maar het is volgens mij wel echt de bedoeling dat het daarna duurzame warmte wordt. Is dat ook iets wat de ChristenUnie uitsluit, of zegt mevrouw Dik-Faber dat het nooit een lock-insituatie mag zijn?
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Laat vooropstaan dat ik gewoon niet zo warmloop voor het aansluiten van warmtenetten op kolencentrales, omdat ik vrees dat daarbij toch een lock-in gaat ontstaan. Als ik van tevoren garanties krijg dat die lock-in niet gaat ontstaan, moeten wij daarover de discussie voeren, maar ik zie die garanties nog niet. Als wij een warmtenet gaan aanleggen dat aansluit op een kolencentrale, vrees ik echt dat dit ons gaat belemmeren om de kolencentrales op enig moment te sluiten zoals wordt gevraagd in de motie (34 302, nr. 60) die D66 zelf heeft ingediend. Die belemmering wil ik gewoon niet inbouwen. Dan hebben we de ongewenste lock-in.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Dat deel ik natuurlijk van harte, want die lock-in moet je absoluut niet willen. Ik hoor mevrouw Dik-Faber ook zeggen dat het mogelijk is dat je met garanties nog op een discussiepunt uitkomt. Het was niet mijn bedoeling om een verschil van mening helder te maken, maar om helder te krijgen of mevrouw Dik-Faber zegt: het mag nooit, je mag niet eens nadenken of discussies voeren over garanties en het voorkomen van die lock-in. Dat is mij nu helderder geworden.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
We debatteren en discussiëren nu met elkaar. Laten we deze onderwerpen goed met elkaar bespreken. Voor mij staat voorop: geen lock-in. Ik zie op dit moment nog niet de garanties die mevrouw Van Veldhoven naar voren brengt, maar we kunnen natuurlijk altijd de discussie daarover met elkaar voeren.
De heer Bosman (VVD):
Je hebt dus een centrale staan die sowieso die warmte levert, maar je zegt van tevoren nee en je laat de tuinders hun eigen warmte opwekken, wat nog eens gepaard gaat met CO2-productie. Begrijp ik dat goed van de ChristenUnie?
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ik heb begrepen dat er tuinders in het Westland zijn die helemaal niet zitten te wachten op die kolencentrale. Zij zeggen: wij maken hier een mooi duurzaam product, wij leggen onze eigen warmtepompinstallaties aan. Dat is de toekomst en wij zitten helemaal niet te wachten op de warmte van de kolencentrale. Integendeel, het haalt behalve ons imago ook onze investeringen onderuit. Er is geen eensluidend beeld vanuit het Westland. Dat beeld is voor mij geen stimulans om die kolencentrale op het warmtenet aan te sluiten.
De heer Bosman (VVD):
Dan sluiten we het van tevoren alvast uit. Ik vind dat zonde, gelet op de potentie van zo'n centrale. Er zou met CCS (CO2 capture and storage) nog heel veel kunnen gebeuren, waardoor je een veel beter beeld hebt. De bijstook van biomassa, CO2-reductie; daar kan meer mee gebeuren. Je hebt een prachtige centrale staan die warmte levert en die desnoods CO2 levert aan de kassen. Al die zaken kunnen erbij. U zegt: dat doen we niet, want dat is niet duurzaam. Als je het incorporeert in het systeem, dan wordt het hele systeem duurzamer.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
De ChristenUnie en de VVD zullen hier niet op één lijn komen. Vertel dit verhaal maar aan de bewoners van Rotterdam die te maken hebben met de extra milieuoverlast, de extra luchtverontreiniging door de kolencentrale. We gaan voor honderden miljoenen subsidiëren dat er CO2 wordt opgeslagen in de zeebodem. Dat is het project waarover al een motie van de ChristenUnie en GroenLinks is ingediend, die helaas niet de steun van de VVD kreeg. We gaan de warmte afvangen terwijl de tuinders daar helemaal niet op zitten te wachten. We hebben een kolencentrale gebouwd op een moment dat die in onze energiemix niet meer nodig is en niet wenselijk is en waarvan we de negatieve effecten maar mondjesmaat kunnen elimineren. Ik had liever gezien dat die centrale er helemaal niet was geweest. Het was een trieste dag toen die werd geopend.
Ik ga nog even in op het rapport van het Staatstoezicht op de Mijnen over de risico's van fracking in kleine gasvelden. SodM zegt op basis van de huidige informatie dat de risico's nihil zijn, maar men heeft gekeken naar bestaande onderzoeken. Mevrouw Van Tongeren heeft al aangegeven dat niet alle onderzoeken, bijvoorbeeld uit de VS, zijn meegenomen. Er is bijvoorbeeld ook geen onderzoek gedaan naar bodembewegingen. Laat helder zijn dat de ChristenUnie niet wil dat fracking wordt gebruikt om de allerlaatste restjes gas uit de bodem te persen. Wij zijn ook geen voorstander van schaliegas.
Ik kom op de gaswinning in Groningen. Afgelopen maandag kwam in het nieuws dat de NAM mogelijkheden ziet om tot 33 miljard kuub gas te produceren, een bizar voorstel. Het lijkt alsof de onrust, de onveiligheid en de onzekerheid van de afgelopen jaren nog steeds niet zijn doorgedrongen tot de NAM. Heeft men wel iets geleerd na het rapport van de Onderzoeksraad voor Veiligheid? De Minister zegt dat het niet aannemelijk is dat het niveau hoger wordt dan 27 miljard kuub. Wat de ChristenUnie betreft, komt er een langjarig plan waarbij de winning jaarlijks niet omhoog, maar fors omlaag gaat, ook het komend gasjaar.
In januari werd mijn motie aangenomen over het zo snel mogelijk versterken van scholen en zorginstellingen. Ik vind dat het niet snel genoeg gaat. Bij de Voorjaarsnota krijgen wij hierover meer te horen, maar scholen moeten toch nú veilig zijn en niet pas na de zomer?
We krijgen nog steeds mails over complexe schadegevallen. In een voorbeeld kreeg de gedupeerde een aanbod voor schadevergoeding met als boodschap «take it or leave it». Ik vraag de Minister met klem om bij de oplossingen voor complexe schadegevallen ruimhartig te zijn, maar ook de gedupeerden de kans te geven om mee te denken. Het mag niet zo zijn dat er een vinkje wordt gezet als er een eenzijdig aanbod wordt gedaan. Gisteren kreeg ik antwoord op mijn Kamervragen over het zorgelijke rapport van de Onafhankelijke Raadsman met de titel Aardbevingsschade maakt Groningers machteloos. Daaruit blijkt ook dat schade buiten de contourenkaart niet gelijk behandeld wordt. Het antwoord van de Minister stemt niet gerust. De contouren gelden blijkbaar nog steeds als harde grens om schade te compenseren. Dat betekent feitelijk dat er geen gelijke behandeling van schade is. Graag krijg ik een reactie.
Ik heb ook de tijdelijke pilot gezien voor een uitkoopregeling. Mensen mogen zich aanmelden, maar het budget staat al vast. Dat betekent dat veel mensen met een onverkoopbare woning teleurgesteld zullen worden. Ik vraag de Minister daarom om met een structurele uitkoopregeling te komen voor schrijnende gevallen.
Ik heb begrepen dat er behoefte is aan een update van het convenant Schone en zuinige agrosectoren. Hoe wil de Minister dit convenant voortzetten? Wil hij hierover met de betrokken partijen in overleg gaan?
Minister Kamp:
Welk convenant?
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Het convenant Schone en zuinige agrosectoren.
Mijn allerlaatste punt gaat over de energiedialoog. Ik heb de brief gelezen. Ik ben blij dat de dialoog in gang wordt gezet. Ik denk dat er heel veel mooie initiatieven zijn in de samenleving, maar dat we ook veel initiatieven kunnen aanwakkeren en creativiteit kunnen losmaken waarmee we ons voordeel kunnen doen. De vraag is wel wat we met de uitkomsten doen, als het energieakkoord al tot 2023 vaststaat?
De voorzitter:
We zijn aan het eind gekomen van de eerste termijn van de kant van de Kamer. De Minister heeft aangegeven dat hij direct kan antwoorden, maar ik zie dat een aantal leden een heel korte technische pauze wil. Dat doen we voor drie, vier minuten.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
De voorzitter:
Wij gaan door met de beantwoording door de Minister van Economische Zaken.
Minister Kamp:
Mevrouw de voorzitter. De inbreng van de woordvoerders moeten wij vooral zien in het teken van de transitie waarmee wij bezig zijn van fossiele energie naar duurzame energie. Het is een overgang die heel ingrijpend en gecompliceerd is, die veel geld kost, waar veel mensen bij betrokken zijn en die veel onzekerheden kent. Daar is dus veel over te zeggen en dat doen wij ook frequent. Wij voeren in de Kamer in hoge frequentie energiedebatten. Ik ben blij dat ik ook vanmiddag weer de gelegenheid krijg om over dit onderwerp te spreken.
Voor de redelijk korte termijn, tot het jaar 2023, hebben wij niet alleen houvast aan de transitie in het regeerakkoord. Het regeerakkoord kende een vooruitziende blik, hetgeen zeker ook te danken is aan de inbreng van de heer Samsom. Indertijd werd al aangegeven wat het belang van die transitie en van politieke afspraken daarover was. Dat is verder uitgewerkt in het energieakkoord, waaraan alle betrokkenen in het maatschappelijk middenveld, zoals het CDA dat pleegt te noemen, zich hebben verbonden. Zij hebben afspraken gemaakt om die ambities van het regeerakkoord te verwezenlijken.
Er is gezegd dat de ambities in het regeerakkoord wel erg heftig waren voor het jaar 2020. Daarom is er een planning gemaakt tot het jaar 2023. Ik koers nu op 14% duurzame energie in 2020 en 16% in 2023. Dat is ons houvast voor die periode. Voor de periode daarna moet er ook een heleboel gebeuren. Wij moeten de dingen die wij voor de korte termijn doen, zo veel mogelijk zin laten hebben voor de periode na 2023. Wij hebben voor onszelf op een rij gezet hoe wij daartegen aankijken, wat de hoofdlijnen zijn, hoe wij dat zouden moeten aanpakken. Dat hebben wij vastgelegd in een energierapport, waarover wij nu die Energiedialoog gaan voeren.
Die dialoog is van onze kant vooral bedoeld om informatie die wij hebben, transparant te maken en te delen met anderen. Wij willen ons openstellen voor informatie van anderen. Wij willen bekijken welke reacties worden opgeroepen door de bestaande ideeën. Waar ziet men wel iets in en waar ziet men minder in? Het is ook mogelijk dat er alternatieve ideeën zijn, waar wij dan vervolgens mee aan de gang zouden moeten gaan. De dialoog is dus ook bedoeld om aan onze kant nog meer vastigheid te krijgen om het beleid voor de lange termijn op te baseren. De dialoog is ook bedoeld om begrip te krijgen voor het heel ingewikkelde proces waar wij nu mee bezig zijn. Er moeten allerlei afwegingen worden gemaakt, er moeten kosten worden gemaakt, het kost tijd, het heeft effecten op het landschap en de woonomgeving van de mensen. Ook daarvoor is de Energiedialoog erg nuttig. De mensen kunnen zien wat er waarom moet gebeuren. De belangrijke besluiten worden niet in Den Haag genomen. Wij stellen wel de normen en de doelen, maar de belangrijke besluiten moeten in de regio worden genomen. De verschillende mogelijkheden waarmee een regio kan bijdragen aan het transitieproces moeten in beeld worden gebracht. Er moeten afwegingen worden gemaakt waarop besluiten moeten worden genomen. Dat is anders dan nu. Nu gebeurt het nog centraal. In de toekomst moet het meer decentraal, lokaal gebeuren.
Om de regio's erbij te betrekken, hebben wij intensief overleg gevoerd met provincies en gemeenten. Ik voel mij daar zeer door gesteund. De provincies en de gemeenten hebben via IPO en VNG portefeuillehouders aangewezen. Zo is de wethouder van Leeuwarden erg actief. Er zijn gedeputeerden die het voortouw nemen. De provincies en gemeenten hebben met elkaar afgesproken dat zij deze besluitvorming in de toekomst graag voor hun rekening nemen. Zij willen graag meedoen in de Energiedialoog. Het Ministerie van Economische Zaken doet er het nodige voor. Wij organiseren bijeenkomsten. Wij maken een verslag. Wij organiseren de online dialoog. Naast onze bijeenkomsten zijn er ook heel veel bijeenkomsten die door anderen worden georganiseerd, bijvoorbeeld door provincies en gemeenten en soms door bedrijven. De Kamer zou het kunnen doen. Politieke partijen zouden het kunnen doen. Iedereen kan bijeenkomsten organiseren in het kader van de Energiedialoog. Vanuit Economische Zaken zullen wij ons best doen om het zo veel mogelijk te volgen en zullen wij in staat zijn in onze rapportage aan het eind van de eerste fase van de dialoog – dat zal in de maand juli zijn – alles mee te nemen en daar onze agenda op te baseren.
Het is niet zo dat de dialoog aan het eind van de maand juni afgelopen is. Ik denk dat de komende tientallen jaren, tijdens de transitie, voortdurend dialoog nodig zal zijn. Dat zal op regionaal en lokaal niveau zeker moeten gebeuren. Provincies en gemeenten worden steeds meer bij de besluitvorming betrokken. Ook wij zullen nationaal die dialoog nodig hebben. In de uitkomsten van de eerste fase van de Energiedialoog zullen wij bezien hoe wij de lijn voor de komende jaren en de komende tientallen jaren kunnen neerzetten om die dialoog in stand te houden.
De heer Dijkgraaf zei dat wij er wel voor moeten zorgen dat wij de energie-agenda, die uit de Energiedialoog moet volgen, voor de verkiezingen klaar hebben liggen. Ik zit in dit soort processen niet op verkiezingen te sturen. Het is allemaal al complex genoeg. Ik moet alles zo snel mogelijk doen, maar ik moet het ook goed voorbereid en onderbouwd doen. Ik vind die verkiezingen erg belangrijk, zeker voor de politici die aan die verkiezingen zullen meedoen, maar ik wil proberen om aan het eind van de eerste fase van de Energiedialoog op het goede moment met een voortzetting te komen. De heer Dijkgraaf kan er verzekerd van zijn dat ik er niet op uit ben om dit uit te stellen. Ik doe het zo snel als het volgens mij verantwoord mogelijk is.
Wat onze doelstellingen betreft liggen wij in Nederland op koers. Wij hebben onze eigen doelstellingen en wij hebben Europese doelstellingen. Wij liggen op koers bij de Europese doelstellingen die voor Nederland zijn vastgesteld. Dat betekent dat wij een positieve rol kunnen spelen in de verdere aanscherping van de Europese doelstellingen. Dat doen wij ook. Op grond van de afspraken die in Parijs zijn gemaakt, zal een vertaling voor de landen worden gemaakt. Wij hebben onze 2020-doelstellingen vastgesteld. Die zijn ambitieus en alle landen werken eraan. De 2030-doelstellingen liggen er ook al. Maar het is zeker denkbaar dat die 2030-doelstellingen worden bijgesteld en aangescherpt als gevolg van de Parijse afspraken. Dat betekent dat Europa tijdig – dan moet worden gedacht aan 2018 – zal bekijken hoe wij ervoor staan richting 2020. Wat zijn de mogelijkheden om voor 2030 aan te scherpen? Daar zal een Europees standpunt over worden ingenomen. Wij zullen die standpuntbepaling positief beïnvloeden. De uitkomst ervan zullen wij in Nederland tot uitvoering brengen. Wij zijn ervan overtuigd dat datgene wat wij uiteindelijk willen bereiken, het onder controle krijgen van de klimaatverandering en de CO2-emissiereductie, alleen internationaal kan. Europese samenwerking is belangrijk, maar op wereldschaal is het nog belangrijker. Vandaar dat wij de overeenkomst van Parijs en de Europese afspraken in Nederland willen implementeren.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Ik heb een vraag over het vorige onderdeel. Ik heb even afgewacht of de Minister mijn vraag uit de eerste termijn zou beantwoorden. Gaat hij het energieakkoord in zijn geheel uitvoeren of kan het energieakkoord op basis van de Energiedialoog aangepast worden?
Minister Kamp:
We krijgen een beetje rommelige discussie als de Kamer mij eerst 150 vragen stelt en de leden mij vervolgens vragen om hun vragen eerst te beantwoorden. Het lijkt mij beter om eerst een algemeen beeld te schetsen en dan vervolgens te proberen om de vragen van de woordvoerders te beantwoorden.
De voorzitter:
Dit behoorde nog tot de korte inleiding? Gaat u verder.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Er werd een vraag van de heer Dijkgraaf aangehaald. Ik dacht dat dit een blokje was waarin de vragen op dat terrein werden beantwoord. Ik keek naar de voorzitter om te weten te komen of het blokje was afgerond. Ik wacht rustig af tot de Minister aan de beantwoording van deze vraag toekomt.
Minister Kamp:
Nu ik toch bezig ben, wijs ik erop dat er een wetsvoorstel bij de Kamer ligt over veiligheid en regie. Dat betreft de wijziging van de Mijnbouwwet. De Kamer vraagt om haar vragen daarover heel snel te beantwoorden. De Kamer zou zich ook af kunnen vragen of de wijze waarop de vragen gesteld worden wel het meest effectief is. Ik heb 300 vragen van de Kamerleden gekregen. Het is natuurlijk mogelijk dat Kamerleden daar eerst met elkaar over praten, dat er dan kernvragen worden gesteld en dat er een aantal hoofdlijnen worden neergezet, waar ik redelijk snel op kan antwoorden. Dat is niet gebeurd en ik heb 300 vragen gekregen. Ik heb ook wel eens 500 vragen gekregen en zelfs wel eens 1.000. Het wordt dan lastig om die vragen tijdig te beantwoorden. Het is een wisselwerking van de manier waarop de Kamer werkt en de manier waarop ik dan in reactie daarop kan werken.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Ik heb een punt van orde. De Kamer heeft meer dan een jaar geleden amendementen aangenomen. Als de Minister coöperatief wil zijn en wil samenwerken met de Kamer, dan is het misschien verstandig, als de Kamer in meerderheid een duidelijk wens voor de wet neerlegt ...
De voorzitter:
Dit is geen punt van orde, maar een inhoudelijk punt.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Het is een procedureel punt. De Minister vraagt de leden om coöperatiever te zijn.
De voorzitter:
Ik zei heel diplomatiek: Minister gaat u verder, maar nu maakt u een politiek punt. Ik geef de Minister toch het woord.
Minister Kamp:
Het punt van orde ontging mij ook, maar ik begrijp wel wat mevrouw Van Tongeren bedoelt. Ik ben met een wetsvoorstel gekomen om een Europese richtlijn over de veiligheid van boorplatforms op zee te implementeren. De Kamer heeft vervolgens een groot aantal amendementen daarin opgenomen die gingen over de omkering van de bewijslast en allerlei dingen met betrekking tot de gaswinning in Groningen. Dat wetsvoorstel had daar helemaal niets mee te maken. Die zaak is dan ook vastgelopen in de Eerste en in de Tweede Kamer. Wij hebben hetgeen de Kamer in dat wetsvoorstel heeft ingebracht en dat ook behandeld was in een rapport van de Onderzoeksraad Voor Veiligheid omgezet in een wetsvoorstel dat nu bij de Kamer ligt. Ondertussen ligt het eerste geamendeerde wetsvoorstel bij de Eerste Kamer. Daar is gevraagd om daar novelles op te laten volgen. Die liggen weer bij de Tweede Kamer. Op die manier hebben wij een samenstel van wetten weten te organiseren. Het zou verstandig zijn als zowel de Tweede als de Eerste Kamer dat zo veel mogelijk in samenhang behandelt, dat er wordt aangegeven wat de kernpunten zijn. Vervolgens kunnen wij proberen om op grond daarvan tot besluitvorming te komen. Ik zal daar mijn bijdrage aan proberen te leveren.
Wij zijn zeer ambitieus wat betreft de Europese doelstellingen omdat die aansluiten bij wat wij nationaal al willen. Wij vinden de Europese doelstellingen belangrijk en zelfs noodzakelijk. Wij willen ook de mondiale doelstellingen tot uitvoering brengen. Daar tussendoor is een vonnis van de rechtbank inzake Urgenda gefietst. Los van alle dingen die nationaal, Europees en mondiaal zijn afgesproken, moet Nederland zorgen dat er in het jaar 2020 een CO2-reductie van 25% is bereikt ten opzichte van het jaar 1990. De rechter heeft gezegd: dat verklaar ik bij voorbaat uitvoerbaar, dus daar moet je onmiddellijk aan beginnen. Het kabinet heeft gezegd twee dingen te gaan doen met die uitspraak van de rechter. In de eerste plaats gaan wij in beroep. Wij leggen die uitspraak aan het gerechtshof voor. Naar schatting zal daar medio volgend jaar een uitspraak over kunnen komen. In de tweede plaats gaan wij dat vonnis uitvoeren en daar zijn wij nu mee bezig. Mevrouw Dijksma, de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, en ik hebben begin april een brief naar de Kamer gestuurd waarin wij de richting van de invulling van het Urgendavonnis aangeven. Ik had de Kamer toegezegd dat ik daar voor de zomer mee zou komen. De brief heeft de Kamer nu begin april al gekregen in plaats van in juni. De Kamer is al ingegaan op een aantal punten, met name op het mogelijk sluiten van twee extra kolencentrales. Ik kom daar straks op terug.
Misschien is het goed om toch maar even door te gaan over de kolencentrales. Er lopen op dit moment twee processen die wij proberen samen te voegen. Het ene is dat er scenario's ontwikkeld moeten worden om kolencentrales te sluiten. Op dat punt ligt er een Kameruitspraak. De scenario's kunnen zijn dat je ze onmiddellijks sluit, dat je ze aan het eind van de technische levensduur sluit, dat je ze aan het eind van de economische levensduur sluit of dat je ze tussentijds sluit. Over de uitspraak van de rechter in de Urgendazaak hebben mevrouw Dijksma en ik een brief geschreven waarin staat dat het ons goed lijkt om een extra scenario aan die scenario's toe te voegen, namelijk het sluiten van twee extra kolencentrales uit de jaren negentig. We hadden al besloten om vijf van de tien centrales te sluiten. Wij maken daar een apart scenario van. Wij gaan na wat het effect daarvan nationaal en Europees is. Hoe zit het met het waterbedeffect? Hoe zit het met de kosten? Hoe zit het met de juridische implicaties? Wat is het effect op de biomassabijstook en daarmee op de doelstelling voor duurzame energie voor het jaar 2020? Die dingen gaat wij uitzoeken in het kader van dat scenario. We breiden de scenario's waarmee wij al aan het werken waren uit met een extra scenario. Wij proberen om dat geheel in de tweede helft van dit jaar bij de Kamer te krijgen zodat wij daarover duidelijkheid kunnen creëren.
In de tussentijd hebben wij nog een discussie met de Kamer gehad over de vraag hoe zich dat verhoudt tot het openstellen van de SDE+-regeling voor de bijstook van biomassa. We hebben met de Kamer afgesproken dat die openstelling zodanig wordt vormgegeven dat dit de besluitvorming over de kolencentrales op geen enkele manier in de weg staat. Wij hebben daar invulling aan gegeven op de manier die wij aan de Kamer hebben meegedeeld.
De heer Wassenberg is niet aanwezig, maar ik ben overtuigd van zijn blijvende belangstelling voor dit onderwerp. Ik ga graag op zijn vragen in. Hij zegt dat er geen winningsvergunningen voor de Waddenzee gegeven mogen worden. Dat staat niet in de wet. In de wet staat dat aanvragen voor winning op een bepaalde manier in behandeling worden genomen. Die aanvragen moeten aan bepaalde eisen voldoen en vervolgens moet er onderzoek gedaan worden. Dan komt er een voorgenomen besluit dat de inspraak ingaat. Uiteindelijk komt er dan een definitief besluit. Dat hebben wij in onze wetten en regels vastgelegd. Ik kan niet zeggen: geen gaswinning of winning van wat dan ook onder de Waddenzee. Zo werkt dat niet. Ik ben gehouden om de regels die wij met elkaar hebben vastgesteld, toe te passen. Dat doe ik. Wij hebben met de Kamer over concrete zaken gesproken. Er waren dingen blijven liggen omdat wij eerst nieuwe wetgeving willen hebben om een besluit te kunnen nemen. Ik denk hierbij in het bijzonder aan Terschelling. Wij hebben afgesproken dat bepaalde winningen niet in de Waddenzee plaatsvinden maar vanaf het land.
Mevrouw Van Tongeren heeft over de zoutwinning onder de Waddenzee gesproken. Daardoor ontstaan er holtes. Om te voorkomen dat de holtes instabiel worden en dat het plafond wordt aangetast, komt er een dun laagje dieselolie over het water in die holtes. Ik heb dat vorige keer ontkend. Mevrouw Van Tongeren hield vol dat dit wel het geval was. Ik heb het uitgezocht en mevrouw Van Tongeren heeft gelijk. Ik heb de Kamer daarover een brief gestuurd. Het is echter wel zo dat de winning niet in de Waddenzee plaatsvindt. Dit gebeurt vanaf het vaste land. Als er toch dieselolie uit het boorgat naar boven komt – wij verwachten dat niet, want dat is allemaal onderzocht – dan komt die olie op het land naar boven. Daar kan het probleem aangepakt en opgelost worden. Er is geen rechtstreeks verband met de Waddenzee en dat is maar goed ook. Wij hebben die afdichting van het water met dieselolie goed laten onderzoeken. Op grond daarvan hebben wij adviezen gekregen dat dit dé manier is om het te doen. Vandaar dat daartoe besloten is. Ik heb dit nader uitgewerkt in de brief die ik naar de Kamer heb gestuurd in reactie op hetgeen mevrouw Van Tongeren over dat onderwerp heeft gezegd.
Ik was gekomen bij de heer Wassenberg. Hij vindt dat we de vergunningverlening voor Oppenhuizen moeten stoppen. Oppenhuizen ligt in Friesland. Daar is ook een voornemen om gas te winnen. Hij zegt dat die vergunning niet moet worden verleend. Ook daarvoor geldt echter dat het zo niet werkt. We hebben die aanvraag gekregen. Die is in behandeling genomen en er is het nodige onderzoek verricht. Er is een conceptbesluit ter inzage gelegd. Daarop wordt vervolgens gereageerd met zienswijzen. Ik moet weer op die zienswijzen reageren en dan volgt er een definitief besluit. Dat is de wettelijke procedure en ik zal die volgen.
Hij sprak over het wetsvoorstel met de 300 vragen, waarop ik al even ben ingegaan. Hij sprak over geothermie en over warmtenetten. Het lijkt mij goed dat ik er straks bij de andere woordvoerders wat dieper op inga vanwege de aanwezigheid van de heer Wassenberg. Ik zal later ook ingaan op de omkering van de bewijslast.
Hij zegt dat in de Structuurvisie Ondergrond een verbod op de winning van schaliegas moet worden opgenomen in relatie tot drinkwater, als dat op de een of andere manier iets met drinkwater te maken zou kunnen hebben. Wij komen in de Structuurvisie Ondergrond met een nadere standpuntbepaling op dit punt. Ik stel voor dat de Kamer dat afwacht en dan ziet hoe we dat vorm hebben gegeven, ook op grond van de discussies die we daarover met de Kamer hebben gehad.
Hij vraagt hoe ik verder wil gaan met de Energiedialoog. Ik ben daar al op ingegaan. Ik denk dat het ook voor hem voldoende zal zijn. Ik ben ingegaan op de kolencentrales. Hij heeft ten slotte gezegd dat wij ISIS-olie moeten boycotten. Iedere partij olie heeft een vingerafdruk en op die manier kun je het allemaal volgen, zegt hij. Ik weet niet hoe dat zit. Ik weet ook niet hoe het zit met het verhandelen van olie. Ik weet ook niet hoe het zit met olie van verschillende kanten die wordt vermengd en in grote opslagen terechtkomt. Niemand is eropuit om ISIS de kans te geven om geld binnen te halen. Wij zullen naar aanleiding van de suggestie van de heer Wassenberg nog even nakijken wat de praktische mogelijkheden zijn. Als er praktische mogelijkheden zijn, dan zullen we zeker overwegen om die te benutten. Tot zover de heer Wassenberg.
De voorzitter:
De heer Smaling heeft een vraag over de antwoorden van de Minister op de vragen van de heer Wassenberg.
De heer Smaling (SP):
Ik begrijp dat we per woordvoerder antwoord krijgen, maar ik wil even terug naar de winning, of het nu gaat over de Waddenzee of over Oppenhuizen. De Mijnbouwwet komt onze kant op. Ik laat zijn opmerkingen even voor zijn rekening dat wij er een potje van zouden hebben gemaakt en dat we hebben geamendeerd waar dat niet moest. Wij hebben gewoon het recht op amendement, dus we hebben dat gebruikt. Vindt de Minister het geen goed idee dat we de Mijnbouwwet nog voor de zomer hier hebben, zodat die bijvoorbeeld in september in de Eerste Kamer kan zijn? Daarna komt het winningsbesluit nog. Op dat moment weten de mensen waar zij aan toe zijn op het punt van de omkering van de bewijslast en het adviesrecht of misschien zelfs wel instemmingsrecht van lagere overheden. Dan weten we allemaal waar we aan toe zijn. Als de Minister nu nog zegt dat het niet overeenkomstig de wet is om te zeggen dat we niet op Terschelling of in Oppenhuizen boren, dan is dat een beetje old school gelet op wat er allemaal aankomt. In het najaar hebben we misschien heel andere mijnbouwwetgeving.
Minister Kamp:
Ik kan niet alles ophouden totdat er weer een discussie is geweest waarbij er duidelijkheid ontstaat. Misschien is er dan toch geen volledige duidelijkheid omdat er weer iets uitgezocht moet worden en er weer iets anders is wat ook erg belangrijk is. Zo kan ik niet werken. Ik moet ervoor zorgen dat de wettelijke regels toegepast worden. Als de nieuwe wettelijke regels eraan komen, dan moet ik daar zo goed mogelijk op vooruitlopen. Als het met het oog op die nieuwe wettelijke regels noodzakelijk is om iets op te schorten, dan beslis ik in individuele gevallen daartoe. Ik kan echter geen algemene lijn volgen dat ik alles maar vooruitschuif en opschort. Wat Oppenhuizen betreft, liggen de ontwerpbesluiten ter inzage, maar de gemeente heeft een second opinion laten uitvoeren. Ik denk dat die second opinion van de gemeente aandacht verdient, dus ik zal die er in het bijzonder aan geven. Ik doe dat door die ook voor te leggen aan SodM en TNO en er een aparte reactie op te vragen. Ik zal die reactie vervolgens betrekken bij de besluitvorming over de zienswijzen. Ik denk dat ik het op die manier kan doen. Dat betekent dat er in de zomer besluitvorming over Oppenhuizen kan plaatsvinden, nadat de afzonderlijke zienswijzen en de second opinion de aandacht hebben gekregen die ze verdienen.
De heer Smaling (SP):
Je kunt ook tegen de NAM, Vermilion, Tulip en zo zeggen: de boel staat gewoon on hold tot de Mijnbouwwet is aangepast. Met alle respect, er is van de kant van de Minister toch ook wel sprake van enige obstructie, als je ziet dat we die Mijnbouwwet al geamendeerd hadden en dat die wet in z'n geheel allang door de Eerste Kamer aangenomen had kunnen zijn. Dan hadden we ons nu in een andere positie bevonden. Vandaar mijn vraag, die mij ook logisch lijkt, gezien het type amendementen dat al is ingediend.
Minister Kamp:
De heer Smaling krijgt nooit obstructie van mij. De Kamer krijgt nooit obstructie van mij. De Eerste Kamer, de Tweede Kamer en de regering zijn samen verantwoordelijk voor wetgeving. Ik heb mijn eigen medeverantwoordelijkheid daarvoor, waaraan ik goed invulling probeer te geven. Op het moment dat er een rapport van de Onderzoeksraad voor Veiligheid ligt dat ik graag in een wet wil vertalen, maar de Kamer daaruit een paar dingen pikt en ze stopt in een wet over boorplatforms op de Noordzee, dan kan de Kamer dat natuurlijk doen. Ik heb echter ook een eigen opvatting over wat wel en niet tot het beste resultaat kan leiden. Ik heb daarover voorlichting van de Raad van State gevraagd. Ik heb die gekregen en vervolgens verwerkt in het wetsvoorstel dat nu bij de Tweede Kamer ligt. De Kamer heeft dat in behandeling genomen. Dat zijn die 300 vragen waarop u zo snel mogelijk antwoord wilt hebben, dat u ook krijgt. Ondertussen heeft de Eerste Kamer gezegd: we hebben hier dat geamendeerde wetsvoorstel liggen over die boorplatforms op zee waarin allerlei andere dingen ingebracht zijn; we vinden eigenlijk dat er een novelle zou moeten komen en er ligt een breder wetsvoorstel ter wijziging van de Mijnbouwwet, Versterking veiligheidsbelang mijnbouw en regie opsporings-, winnings- en opslagvergunningen, bij de Tweede Kamer. De Eerste Kamer heeft dus gedacht: laten wij straks het geheel van wetten over dit onderwerp gezamenlijk behandelen, dan komen we tot het beste resultaat. Als de Tweede Kamer dat nu ook doet met wat er nog bij haar voorligt en de Eerste Kamer op dezelfde manier doorgaat, waarbij ik steeds mijn constructieve rol probeer te spelen, dan denk ik dat we een goed resultaat kunnen krijgen. Voor zover er op dat te verwachten resultaat vooruitgelopen zou moeten worden en dat verantwoord kan, doe ik dat. Ik zet echter niet alles on hold. De ene keer valt hier het woord «Woerden»; dan moet Woerden on hold. De andere keer is het Oppenhuizen of weer iets anders. Voordat je het weet, staat alles on hold. Ik wil graag van geval tot geval bekijken wat verantwoord is in het kader van de wettelijke regels die we hier al eerder hebben vastgesteld.
De heer Wassenberg zei dat we bij de winning onder de Waddenzee niet alleen maar het financiële belang moeten laten prevaleren. Daar is natuurlijk geen sprake van. We laten nooit alleen maar het financiële belang prevaleren. Een wet geeft aan wat er wel en wat er niet mag en wij voeren die wet uit. Daarbij spelen allerlei belangen die tegen elkaar worden afgewogen. Daarvoor hebben wij een m.e.r.-procedure. Uiteindelijk proberen we zo'n aanvraag van een goede beslissing te voorzien.
De heer Wassenberg heeft gezegd dat burgers wat hem betreft vrijgesteld moeten worden van een verplichte bijdrage aan het warmtenet. Ik ga straks wat uitgebreider in op het warmtenet. Laat ik in ieder geval zeggen dat er geen sprake van is dat iemand verplicht op een warmtenet is aangesloten. Als je in een wijk woont waar geen gas is en waar warmte wordt aangeboden, maar jij die warmte niet wilt hebben omdat je het op een andere manier kunt doen of omdat je graag in de kou zit, dan mag dat best. Dan kun je dus zeggen dat je niet op het warmtenet wilt worden aangesloten en worden er ook geen kosten in rekening gebracht. Wat dat betreft, hebben we, gelukkig voor de heer Wassenberg en mij, geen probleem.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Ik heb brieven gekregen van iemand die mij zelfs een kopie van een deel van zijn contract heeft gestuurd, waaruit blijkt dat hij er inderdaad niet vanaf kan. Hij mag niet afgesloten worden volgens dat contract. Dat is echt een probleem. Ik ben blij dat de Minister de insteek deelt dat dat altijd mogelijk moet zijn, dus laten we zoeken naar een praktische oplossing. Deze meneer zou namelijk zijn huis nul op de meter willen maken. Dat is natuurlijk niet rond te krijgen, als je daarnaast verplicht de kosten betaalt voor het aangesloten blijven op een warmtenet. Ik geef de informatie graag door aan de Minister, maar ik ben blij dat uit zijn antwoord blijkt dat hij dat principe in ieder geval deelt.
Minister Kamp:
Ik neem graag dingen in ontvangst die mevrouw Van Veldhoven voor mij interessant vindt. Ik zal er ook aandacht aan besteden. Wij weten echter dat er een groot probleem is met warmte. We hebben een Warmtewet die op initiatief van de Kamer tot stand is gekomen en die niet werkt. Daarvoor moeten we nu een oplossing vinden. Ik heb die wet geëvalueerd en op basis van die evaluatie, waarbij een heleboel problemen naar voren zijn gekomen, maken we nu een nieuwe Warmtewet. Ik verwacht dat die nieuwe wet voor de zomer af is. Die zal dan in de publieksconsultatie gaan, dus iedereen zal daarop kunnen reageren. Mede aan de hand van die reacties komen wij met een vervolgstuk dat in het kabinet aan de orde komt, naar de Raad van State gaat en uiteindelijk ook de Tweede Kamer zal bereiken.
Behalve een Warmtewet die in de praktijk niet goed werkt, speelt ook mee dat wij hebben geprobeerd om mensen die warmte krijgen te beschermen door te zeggen: je betaalt nooit meer dan je zou betalen als je gas krijgt. Inmiddels is de gasprijs sterk gedaald en moet de warmteprijs mee dalen, maar de leveranciers van die warmte en degenen die de warmtenetten exploiteren, hebben natuurlijk kosten gemaakt. Er zijn warmtenetten aangelegd en er zijn allerlei voorzieningen getroffen. Die kosten worden niet meer gedekt als de warmteprijs met de gasprijs daalt. Ook vanwege het uitgangspunt van de uitfasering op termijn van gas en van alle fossiele brandstoffen, is het onvermijdelijk dat de koppeling van de gasprijs en de warmteprijs wordt losgelaten. Het is zeer waarschijnlijk dat wij naar een systeem van maximering van de warmteprijs toe moeten, omdat er vaak sprake is van een monopolie. Je kunt niet kiezen uit meerdere warmtenetten, maar er is één warmtenet. Dat betekent dat we de prijs moeten beheersen. Daarom is het waarschijnlijk dat we een soort maximumprijs moeten hanteren. Al die dingen zijn afgewogen in het conceptwetsvoorstel dat wij bijna klaar hebben en dat we nog voor de zomer willen voorleggen aan het publiek om daarop reacties te krijgen. Ik schat in dat degene die zo attent was om zich tot mevrouw Van Veldhoven te wenden ons zijn publieksreactie niet zal onthouden.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Ik zal het de Minister nog gemakkelijker maken. Ik zal het hem rechtstreeks doorsturen.
Ik wil niet het risico lopen dat ik de zorgvuldige opbouw van de beantwoording door de Minister doorkruis. Maar nu hij toch met warmte bezig is, wil ik toch nog een vervolgvraag stellen. De Minister zegt zelf dat hij ook niet blij is met die koppeling. Tegelijkertijd schetst hij een zorgvuldig proces dat nog wel enige tijd zal duren voordat de nieuwe Warmtewet er is. Er zijn niet alleen problemen voor de afnemers. Er zijn zeker ook problemen voor de infrastructuurleveranciers. Gaat hij in die nieuwe wet ook een scenario ontwikkelen waarin het socialiseren van het netwerk een van de opties is? Met een splitsing tussen de leverancier van het netwerk en de leverancier van de dienst kom je onder dat monopolie uit en heb je een alternatief voor een maximumprijs.
Minister Kamp:
Wij proberen om alle opties, ideeën en mogelijke scenario's te verzamelen en af te wegen en daaruit verstandige conclusies te trekken. Die conclusies leggen we eerst voor aan het publiek en aan alle betrokken bedrijven, die daarop ook kunnen reageren. Vervolgens komt het bij de Raad van State en bij de Tweede Kamer. Er zal dus nog veel over worden gesproken. Wij moeten ons wel realiseren dat het met het warmtenet anders gaat dan met het huidige gasnet. Vrijwel iedereen in Nederland is op het gasnet aangesloten, maar ik ga ervan uit dat maximaal 25% van de huizen op warmte zal worden aangesloten. Voor meer woningen is er geen warmte, is het niet rendabel of zijn er betere oplossingen. Je hebt ook nul-op-de-meterwoningen en je kunt met warmtepompen individueel allerlei dingen doen. In een aantal gevallen zal voorlopig nog gas worden gebruikt. We zitten nu op 5% van de woningen en groeien toe naar maximaal 25%. Socialiseren is dan niet zo eenvoudig. Dat doen we meestal voor een omslag over alle Nederlanders. In dit geval kan het maar over een klein deel van de Nederlanders worden omgeslagen. Het is natuurlijk zuur als je wordt gesocialiseerd voor het gasnet én voor het warmtenet, terwijl je in een nul-op-de-meterwoning woont. Dat is niet zo leuk. Dat wordt op dit moment allemaal bekeken.
Ik kom bij de heer Bosman, die zijn opvatting heeft gegeven over het winningsplan dat de NAM heeft gepresenteerd. De heer Bosman en anderen zeggen dat in dat winningsplan ruimte wordt geboden om van het huidige maximum van 27 miljard kuub voor de winning in Groningen geleidelijk weer naar 33 miljard kuub te gaan. Hij is het daar niet mee eens en anderen zijn het daar evenmin mee eens. Ik heb gezegd dat het niet waarschijnlijk is dat dat zal gebeuren. Wij moeten voor 1 oktober a.s. een besluit nemen over de gaswinning in Groningen, omdat dan de voorlopige voorziening van de Raad van State eindigt. Continuïteit is nodig omdat miljoenen mensen in Nederland letterlijk in de kou komen te zitten, als wij niet tijdig een besluit nemen over een vervolg van de gaswinning in Groningen. Om dat besluit tijdig te kunnen nemen, was er op 1 april jl. een aanvraag ofwel een winningsplan van de NAM nodig. De NAM is daarmee gekomen; dat is haar opvatting. Ik heb dat winningsplan voorgelegd aan SodM en gevraagd of dit beoordeelbaar is, of ik op basis hiervan de verdere procedure kan ingaan. Daar zit een aantal mitsen en maren aan, maar de conclusie van SodM en van mij was dat dit beoordeelbaar is. Ik ga binnenkort advies vragen aan de provincie en aan de gemeenten. Ik ga ook advies vragen aan de Technische commissie bodembeweging (Tcbb). Vervolgens krijg ik nog een overkoepelend advies van de Mijnraad. Daarvoor zullen er ook adviezen worden gevraagd aan de waterschappen en in het geval van Groningen ook aan de veiligheidsregio. Op die manier krijg ik input op grond waarvan ik, om te beginnen, voor het zomerreces in het kabinet een ontwerpbesluit aan de orde kan stellen. Dat zal kort voor het zomerreces zijn. Ik schat in dat er dan geen gelegenheid is om er ook nog met de Kamer over te spreken, maar ik weet dat niet. Dat laat ik graag aan de Kamer over. Ik weet niet precies wanneer de Kamer met reces gaat, maar ik zal proberen om in de derde, vierde week van juni met het besluit van het kabinet te komen. Dat besluit gaat vervolgens in de inspraak, zodat iedereen met een zienswijze kan komen. Het is de bedoeling dat op 1 september het besluit wordt genomen over de periode vanaf 1 oktober.
De NAM heeft onderbouwd hoe zij ertegen aankijkt en wat volgens haar mogelijk is. Opmerkelijk in het winningsplan is de conclusie van de NAM wat het aantal huizen betreft dat versterkt zou moeten worden. Er zijn in het verleden verschillende aantallen genoemd. Ik heb een keer een gedeputeerde horen spreken over 150.000 huizen die versterkt moesten worden. Wij hebben zelf ook aantallen genoemd, 40.000 huizen. We hebben laatst in de Kamer de discussie gehad op grond van informatie die toen beschikbaar was dat bij 27 miljard kuub een aantal van 10.000 huizen versterkt zou moeten worden. De NAM komt nu tot de conclusie dat het zelfs bij een winning van 33 miljard kuub om een veel lager aantal huizen zal gaan. Ik neem dat maar even voor kennisgeving aan. Ik heb in verband met de versterking allerlei dingen in gang gezet. Er zijn concrete uitvoeringsprojecten gaande in Loppersum. Er zijn afspraken gemaakt met woningcorporaties over een groot aantal woningen. Er is een grootschalig inspectieprogramma opgezet om individueel, per huis te bekijken wat bij een bepaald bevingsrisico de risico's voor die woning zijn en wat de versterkingsopdracht zou moeten zijn voor die woning. Ik ga daar gewoon mee door. Ondertussen heb ik de adviezen gevraagd die ik net hem opgesomd. Aan de hand daarvan zullen we op een gegeven moment onze conclusie over die versterking kunnen trekken.
We kunnen natuurlijk wel blij zijn dat als gevolg van de vermindering van de gaswinning, verminderde seismiciteit en verdergaand onderzoek de problematiek van het aantal te versterken huizen minder ernstig is dan eerst werd gedacht. Dat kan een bijdrage leveren aan wat we uiteindelijk willen bereiken, namelijk een veilige situatie voor de inwoners van Groningen, een zodanige situatie dat zij het vertrouwen in de toekomst van hun regio terugkrijgen. Daarvoor moet veel gebeuren. Ik hoop daaraan bij te dragen door straks met een goed besluit te komen over de gaswinning vanaf 1 oktober a.s.
De voorzitter:
De heer Vos en mevrouw Mulder hebben beiden een vraag hierover. Ik kijk even naar de Minister, want er komen nog heel veel vragen van heel veel woordvoerders. Ik zou deze eerste termijn toch tussen 17.15 uur en 17.30 uur willen eindigen, om nog een tweede termijn te kunnen houden.
De heer Jan Vos (PvdA):
Als de Minister in september dat besluit neemt, heeft hij dan een voornemen ten aanzien de geldigheid van dat besluit? In het verleden hebben we daar verschillende termijnen voor genomen.
Minister Kamp:
Ik vind dat het nodig is om voor een lange periode een besluit te nemen, maar ik weet niet of alles al voldoende duidelijk is om dat op een juiste manier te kunnen doen. Ik sluit dus niet uit dat nog een keer voor een periode van een of twee jaar een besluit genomen zal worden. Het kan zijn dat er iets nog niet is wat we wel willen hebben. Dat zijn allemaal dingen die nu aan de orde komen. Het antwoord op de vraag van de heer Vos is dus: graag voor een wat langere periode om ook rust in Groningen te creëren, maar niet langer dan verantwoord is. Op die manier zal ik die afweging maken.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
De Minister ging net uitgebreid in op de individuele risico's die mensen lopen. In mijn bijdrage ben ik ook ingegaan op maatschappelijke of groepsrisico's. Die zitten nu nog niet in het plan, maar het CDA vindt het belangrijk dat die wel door SodM kunnen worden beoordeeld. Komt dat nog op tijd om in die hele procedure goed meegenomen te kunnen worden?
Minister Kamp:
Als ik het goed begrepen heb, was het een van de 150 vragen die ik heb gekregen. Mevrouw Mulder gebruikt nog het begrip «groepsrisico». Dat was het begrip zoals dat daar oorspronkelijk is gehanteerd. Naar aanleiding van de adviezen van SodM hebben we in overleg met SodM vervolgens een aparte commissie ingesteld, de commissie-Meijboom. Daarvoor hebben we aardbevings- en veiligheidsdeskundigen bij elkaar gezet, die dit ook met SodM hebben besproken. Gezamenlijk zijn ze tot de conclusie gekomen dat het eigenlijk gaat om het maatschappelijke risico. Welke risico's loopt de samenleving bij bepaalde aardbevingen? Daar hebben ze gezamenlijk een systematiek voor opgezet; dat wordt op dit moment uitgerekend. Ik heb zelf bekeken waar de commissie-Meijboom en SodM op zijn uitgekomen. Ik vond dat een goede redenering. Ik vond het ook prettig dat de deskundigen het er met elkaar over eens waren geworden dat het zo moest. Ik heb hun gevraagd om het verder uit te werken. De verwachting is dat die berekeningen voor 1 mei klaar zullen zijn. Die berekeningen stel ik beschikbaar aan SodM en aan de regio. Dat betekent dat de regio die door mij om advies wordt gevraagd, bij zijn advisering dit punt ook kan betrekken. Ook SodM kan dat doen. Op die manier geef ik aandacht aan het onderwerp dat mevrouw Mulder naar voren heeft gebracht. Ik laat het echter niet alleen meewegen bij mijn besluitvorming, maar ik geef ook anderen de gelegenheid om dit bij hun advisering te betrekken.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Ik ben heel blij met dit antwoord van de Minister. Ik maakte me hier toch best wel grote zorgen over. Het zat niet in de plannen van de NAM. Ik kon er niet uit opmaken dat dit zou worden meegewogen. Ik ben dus erg blij met de toezegging van de Minister dat zowel SodM als de mensen in de regio hierover hun mening zullen geven. Dat is belangrijk omdat het destijds zo veel invloed heeft gehad op het sluiten van de clusters bij Loppersum. Nu hebben we te maken met een plan zonder die afweging, waaruit zou kunnen blijken dat het allemaal heel veilig is, terwijl dat misschien niet zo is. Daarom vind ik het heel essentieel, ook voor ons in de Tweede Kamer, om dat goed te weten. Voor de helderheid: ik heb bewust gesproken van «groepsrisico». Wat voorheen «groepsrisico» was heet nu inderdaad «maatschappelijk risico», zoals afgesproken met de commissie-Meijdam. Het CDA hamert er al jaren op dat het op een goede manier gaat. Vandaar dat ik die historie daar wel even bij heb willen vermelden.
Minister Kamp:
Ik dank mevrouw Mulder voor het feit dat ze mijn fout heeft hersteld. Ik zei «Meijboom» en zij heeft dat vervangen door «Meijdam». Dat stel ik op prijs. Het is zoals mevrouw Mulder het zegt. Het is belangrijk dat we deze informatie hebben. Het gaat uiteindelijk om de veiligheid, en de beoordeling daarvan is een cruciaal punt. Daarom is het goed dat wij het op deze manier doen. Ik ben blij dat we het hierover eens zijn.
De heer Bosman gaf aan dat hij niet meer ruimte wilde bieden dan 27 miljard kuub. Over die 27 miljard kuub op zichzelf heeft hij zich niet uitgelaten. Dat is terecht, omdat wij het winningsplan nu volgens de wettelijke voorschriften en op basis van adviezen moeten gaan beoordelen. We zullen bezien wat daar uiteindelijk de uitkomst van is. De heer Bosman wil op dit moment ook niet discussiëren over het aantal te versterken huizen. Ook dat ben ik met hem eens; we hebben daarover afspraken gemaakt. Daar moeten bepaalde dingen voor gebeuren en daar ga ik gewoon mee door. Pas op het moment dat er op dit punt duidelijkheid is, mede aan de hand van de adviezen en na discussie in de Kamer, kunnen we de aantallen bijstellen. Als dat ertoe kan leiden dat het verantwoord is om minder huizen te versterken, dan zou dat heel goed nieuws zijn, omdat dat voor de mensen die het betreft een opluchting kan zijn. Het is niet prettig om je huis uit te moeten, het te laten versterken en er vervolgens weer in te moeten. Dat is onderdeel van de overlast die men in Groningen ervaart.
De heer Bosman sprak over warmteopslag. Warmteomslag is van belang, omdat wij op een gegeven moment warmte beschikbaar krijgen die we op datzelfde moment nog niet kunnen inzetten. Het is jammer om die warmte verloren te laten gaan. Het zou heel goed zijn als we die warmte op een goede manier zouden kunnen opslaan en een halve of hele dag later alsnog zouden kunnen gebruiken. Er worden op dit moment een aantal proeven gedaan op dat vlak. Nuon doet dat in Amsterdam op grote schaal en tuinders zijn daar op kleinere schaal mee bezig. Ik volg dat met zeer veel belangstelling en ben daar ook bij betrokken. We zullen zien hoe dat kan bijdragen aan het resultaat dat we uiteindelijk beogen.
De heer Bosman zei dat hij niet wil dat er een warmtesysteem tot stand komt dat gebaseerd is op subsidie. Hij vindt dat dat een systeem moet zijn waar een goede marktwerking achter zit, omdat het dan het beste overeind kan blijven. Dan functioneert het ook het beste. Ik ben dat zeer met hem eens. Ik denk dat wij moeten proberen om voor de levering van warmte altijd de juiste prikkels te bieden. Er is nu geen markt, maar er moet wel een markt komen. Om die markt te laten komen, zullen we als overheid dingen moeten doen. We zullen de goede prikkels moeten geven en de goede regels moeten stellen. Het kan ook zijn dat we de kosten op een bepaalde manier verdelen en dat we bijdragen in de kosten. We zullen zien hoe dat gaat lopen. Dit is een onderdeel van de energietransitie. Warmte is een belangrijk onderdeel daarvan. Het tot stand komen van een goede markt voor de warmtewerking is daar ook een belangrijk onderdeel van. Dat wordt dus in die energietransitie, zowel in de dialoog als straks in de verdere uitwerking daarvan, meegenomen.
Er is geen sprake van het opleggen van modellen. Daar geloof ik ook niet in. Maar als we het erover eens zijn dat we die marktwerking op een bepaalde manier tot stand kunnen laten komen, zoals we dat bijvoorbeeld in de telecomsector hebben gedaan en in de postsector tenminste hebben geprobeerd, dan kunnen we daar ook in dit kader gebruik van maken. We proberen geen model op te dringen, maar we benutten een model om tot marktwerking te komen.
De heer Bosman (VVD):
De warmtenetten nu zullen vaak regionaal gebonden zijn. Kan dat dus betekenen dat je per regio andere manieren hebt? Of is het toch de bedoeling dat al die regio's op dezelfde manier gaan werken?
Minister Kamp:
Ik ben over die warmteprojecten intensief in gesprek met gemeenten en provincies. We hebben gezamenlijk afgesproken dat we voor de grote vragen aparte werkgroepen instellen. De vragen zijn met elkaar geformuleerd en we werken ook samen aan oplossingen. Vervolgens bekijken we hoe we een en ander moeten omzetten in prikkels en regels. Ik werk dit dus helemaal samen met de provincies en gemeenten uit. Ook de leveranciers van de apparatuur en dergelijke en de mensen met de technische knowhow zijn betrokken bij die warmtetafel en bij die werkgroepen. Op die manier zullen wij er dus voor zorgen dat we een goede uitkomst krijgen. Dit kan de overheid zeker niet alleen doen. Vandaar dat we alle partijen daarbij betrokken hebben.
De voorzitter:
Ik zie dat dat antwoord voldoende is. Gaat u verder.
Minister Kamp:
De heer Bosman vroeg nog specifiek of de Kamer over de voortgang van de Energiedialoog wordt geïnformeerd. Dat zal ik zeker doen. Ik denk dat we die drie maanden nu moeten gebruiken om dit allemaal uit te voeren zoals we dat van plan zijn en zoals ik dat ook al eerder met de Kamer heb gewisseld. Direct na afloop van deze eerste fase zal ik een bevindingenrapport opmaken. Vervolgens zullen we met elkaar bespreken hoe we in het vervolg – de komende jaren en tientallen jaren – de Kamer bij die ontwikkeling en bij die dialoog kunnen betrekken.
De heer Bosman sprak ook over Zeeland. Anderen hebben dat ook gedaan en hebben vaak gezegd dat ze omwille van de tijd de gemaakte opmerkingen over Zeeland, met name over de 380kV-verbindingen, ondersteunen. Laat ik proberen om in te gaan op al die punten die naar voren zijn gebracht. Wij hebben dus een nieuwe 380kV-verbinding tussen Tilburg en Borsele nodig. Die is noodzakelijk omdat het elektriciteitsnet op dit moment kwetsbaar is. Daar kunnen dingen helemaal misgaan. Bovendien wordt er veel wind op zee gerealiseerd en die elektriciteit moet ook naar het land worden gebracht. We hebben daar dus een nieuwe 380kV-verbinding voor nodig. Die verbinding bestaat uit twee gedeelten: een oostelijk deel in Brabant en een westelijk deel in Zeeland. Voor beide delen heb ik keuzes gemaakt. Voor Brabant is er nu een proces gaande dat ik vorige keer met de Kamer besproken heb. De Kamerleden zijn daar nu niet verder op ingegaan.
Voor Zeeland is er een proces gaande waarbij er, ook door mij, een ontwerpbesluit is genomen. Dat ontwerpbesluit is ter inzage gelegd. Op dit moment worden er zienswijzen ontvangen. Los van die zienswijzen, heeft de provincie Zeeland ook een alternatief geformuleerd. Ik denk dat het heel verstandig is om dat apart met de provincie Zeeland te bespreken. Ik ga advies vragen over het voorstel van de provincie Zeeland. Op grond daarvan zal ik vervolgens zowel ambtelijk als bestuurlijk met de provincie overleggen en ervoor zorgen dat, als ik straks over die zienswijzen beslis, het in ieder geval zeker is dat ook deze belangrijke zienswijze van de provincie Zeeland de aandacht heeft gekregen die deze verdient.
Daarop vooruitlopend, maak ik alvast een paar opmerkingen. Natuurlijk is het mogelijk om een 150kV-verbinding helemaal ondergronds te leggen, maar we hebben recentelijk met elkaar afgesproken dat we bekijken of we de bovengrondse 150kV-verbindingen in de bebouwde omgeving ondergronds kunnen brengen. Vervolgens verwachten we dat de gemeenten een kwart van de kosten bijdragen. Hier spreken we over een 150kV-verbinding in een niet-bebouwde omgeving, waaraan dan ook geen bijdrage door gemeente of provincie geleverd zou worden. Dat is dus een heel andere benadering. Het zou ook een heel duidelijk precedent zijn en grote gevolgen hebben. Dit is een van de dingen die bij het overleg met de provincie Zeeland aan de orde zal komen. We zullen ook spreken over de kosten die het met zich meebrengt. We zullen ook spreken over wat eerst moet, wat kan wachten en wat niet kan wachten. Al die dingen laat ik uitzoeken. Op grond daarvan zal het overleg met Zeeland plaatsvinden. Ik kan de Kamer verzekeren dat ik uit ben op een zorgvuldig overleg met Zeeland, zodat dit belangrijke punt dat de provincie naar voren heeft gebracht, de aandacht krijgt die het verdient.
De heer Bosman (VVD):
Ik ben blij met de aandacht en de zorgvuldigheid van de Minister; dat had ik ook wel verwacht. Ik kan me ook voorstellen dat als die ondergrondse bekabeling er toch komt, andere kosten misschien niet gemaakt worden, maar ik neem aan dat de Minister dit allemaal meeweegt.
Minister Kamp:
Zo zal het gebeuren.
Mevrouw Van Tongeren sprak over het verschil tussen aardbevingsschade en mijnbouwschade. Zij heeft daar eerder over gesproken en dat hebben anderen ook gedaan. Zij zegt dat er eigenlijk geen onduidelijkheid over dat verschil moet zijn. Ik ben dat zeer met haar eens. In het Burgerlijk Wetboek wordt gesproken over de aansprakelijkheid voor schade door uitstroming van delfstoffen en schade door bodembeweging, als die schade het gevolg is van mijnbouwactiviteiten. We hebben het hier over bodembeweging; dat staat in de wet. Bodembeweging veroorzaakt uiteindelijk schade en met die schade moeten we omgaan op een manier zoals we die al jaren met elkaar terecht bespreken. Iedereen kan allerlei woorden gebruiken – «aardbevingsschade», «mijnbouwschade» – maar mijn bedoeling is om in de wet- en regelgeving waarmee ik kom, consequent het woord «bodembeweging» te gebruiken.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Mijn vraag was waarom er dan in de overeenkomst tussen de Nationaal Coördinator Groningen, de NAM en EZ wordt gesproken van «aardbevingsschade».
Minister Kamp:
Het is niet zo dat alles wat we doen om de problemen in Groningen van adequate antwoorden te voorzien of om de transitie naar duurzame energie in combinatie met wat er in Groningen speelt op een goede manier te laten verlopen, foutloos gaat en dat er geen mogelijkheden tot verbetering zijn. Ik denk dat er in de Kamer terecht is gesproken over de onduidelijkheid die kan ontstaan door het gebruik van verschillende termen. Het beste antwoord is om die onduidelijkheid op te heffen door consequent te zijn. Ik heb aangegeven op welke wijze ik consequent wil zijn.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Begrijp ik het dus goed dat de Minister de term gaat gebruiken zoals hij die zojuist uitlegde, conform de aangenomen motie van de heer Vos en mijzelf? Gaat de Minister ervoor zorgen dat de overeenkomst aangepast wordt door de term «aardbevingsschade», die veel beperkter uitgelegd wordt, te wijzigen in de term die de Minister zojuist gebruikte?
Minister Kamp:
Ik vind het nodig om consequent te zijn in het gebruik van de term die geldt voor aansprakelijkheid in het Burgerlijk Wetboek. Dat is de basis van alle schadediscussies. Ik zal dat dus ook proberen te doen. Wat er gedaan moet worden om misverstanden op te lossen, zal ik doen.
De heer Jan Vos (PvdA):
Wat mijn fractie betreft, gaat het om het volgende. De mensen in Groningen krijgen een expert over de vloer die zegt: deze schade komt niet door de aardbevingen, die komt doordat het waterpeil is veranderd en u moet dus bij het waterschap zijn en niet bij de NAM of het Centrum Veilig Wonen. Die mensen worden van het kastje naar de muur gestuurd. Ze hebben een eerste expertise, een tweede expertise, ze moeten naar het waterschap en ze weten dan gewoon niet meer wat ze moeten doen. Als de Minister daarover met de verantwoordelijke instanties spreekt, is het niet alleen een semantische discussie over de vraag welk woord er in het contract moet worden gebruikt. Het gaat erom dat mensen daar gewoon fatsoenlijk geholpen worden en niet van het kastje naar de muur worden gestuurd. Dat is de strekking van die motie.
Minister Kamp:
De heer Vos spreekt over een praktisch probleem. De NAM heeft een kaart gemaakt waarop is vastgelegd waar aardbevingen zich hebben voorgedaan en waar die aardbevingen impact hebben gehad. Er is een lijn op de kaart gezet en vervolgens is er daaromheen een bufferzone aangegeven. De NAM heeft gezegd: als je buiten beide lijnen bent, ben je dus in een gebied waar geen effecten van aardbevingen zijn. Maar uit dat gebied buiten die zone komen wel meldingen. Arcadis heeft onderzocht of er daar een relatie was tussen de gaswinning en de schade die daar gerapporteerd en gemeld werd. De conclusie is getrokken dat die relatie er niet was. Vervolgens zijn die schademeldingen, waarvan wij op basis van het Arcadis-rapport aannemen dat er geen relatie is met de gaswinning, genoteerd en blijven liggen. Ondertussen heeft de Nationaal Coördinator Groningen gezegd dat hij zich niet alleen op het rapport van Arcadis wil baseren, maar dat hij ook een second opinion van een andere, onafhankelijke deskundige wil hebben voordat hij zijn conclusie trekt. Dat is momenteel gaande. Zodra die conclusie er is, zal de Nationaal Coördinator Groningen tot een standpunt komen en dan zullen die meldingen dus ook op de ene of op de andere wijze kunnen worden afgehandeld.
De heer Jan Vos (PvdA):
Ik waardeer het dat die validatie voor de zomer naar de Kamer komt, maar in aanvulling op wat mevrouw Van Tongeren naar voren bracht, gaat het mij om het volgende. De Minister spreekt van bodembeweging. Vaak wordt bodemdaling geconstateerd. De vraag is waar die bodemdaling door komt. Is dat compactie of is het bodemdaling ten gevolge van een verandering van het grondwaterpeil? Het wordt allemaal erg technisch, maar mensen mailen ons met dit soort vragen. Mensen zitten met hun handen in het haar omdat zij niet geholpen worden. Ik vraag de Minister of hij er alstublieft voor wil zorgen dat de discussie die wij hier over woorden voeren en die wij in zo'n motie neerleggen, ertoe leidt dat mensen geholpen worden en niet het gevoel hebben dat zij van het kastje naar de muur worden gestuurd. Dan kan die mailstroom naar ons ophouden.
Minister Kamp:
Het laatste kan ik niet garanderen, maar ik ben het wel met de heer Vos eens dat wat hij zegt bereikt moet worden. Als ik consequent het woord «bodembeweging» gebruik, wil dat niet zeggen dat het hele probleem is opgelost. Vervolgens gaat het er namelijk om wat bodembeweging precies is. Daar hebben wij jurisprudentie voor; zo werkt dat nou eenmaal. Om jurisprudentie te versnellen, worden arbiters ingezet. Wij doen op allerlei manieren ons best om ervoor te zorgen dat er in Groningen snel duidelijkheid komt. De heer Vos wijst erop dat het gaat om mensen die ongevraagd met een probleem zitten. Behalve de schade die zij ervaren, is er ook nog de onzekerheid, die zo snel mogelijk beëindigd moet worden. Ik kan dat alleen maar beamen.
De voorzitter:
Ik verzoek de Minister om het tempo enigszins op te voeren.
Minister Kamp:
Mevrouw Van Tongeren sprak over onderbesteding bij de SDE+-regeling. Er is een zekere mate van onderbesteding. Er worden projecten aangemeld die moeten worden gehonoreerd. Vervolgens moeten ze uitgevoerd worden. Een deel van de projecten wordt niet uitgevoerd. Nou is het wel zo dat dat geen geld kost, omdat wij alleen maar subsidie geven op het moment dat er elektriciteit wordt geproduceerd. Die subsidie geven wij ook maar zolang er daadwerkelijk elektriciteit wordt geproduceerd. Wij hebben er weinig belang bij dat er projecten worden gehonoreerd die vervolgens niet tot uitvoering komen. Wij hebben dus maatregelen genomen om dit te veranderen.
Wij stellen nu strengere eisen vooraf, zowel voor de technische onderbouwing van projecten als voor de financiële haalbaarheid ervan. Wij hebben gezorgd voor een meer gestroomlijnde vergunningverlening. Dat doen wij met name door de rijkscoördinatieregeling toe te passen, zoals dat ook gebeurt met evenknieën daarvan bij de provincies. Wij hebben ook een stevige monitoring opgezet voor projecten in de pijplijn. Als wij iets gehonoreerd hebben, gaan wij wel bekijken wanneer het tot uitvoering kan komen. Als het ernaar uitziet dat het niet gaat lukken, dan moeten wij er een ander project voor in de plaats zetten. Bovendien hebben wij ook voor geothermie eisen gesteld. Wij zijn dol op geothermie en worden dus blij van aanvragen, maar ze moeten wel aan criteria voldoen om te voorkomen dat er vertraging ontstaat. Als er door vertragingen geld niet wordt uitgegeven, terwijl wij het wel zouden willen uitgeven, dan zal het in het jaar daarop alsnog kunnen worden uitgegeven. Daarover hebben wij een afspraak gemaakt met de Minister van Financiën. Het blijft voor mij een permanent punt van aandacht.
Mevrouw Van Tongeren sprak ook over de richtlijn voor de veiligheid van de platforms op zee. Die richtlijn had ik geïmplementeerd in het wetsvoorstel waarop de Kamer een aantal amendementen heeft losgelaten. Inmiddels zijn wij door de Europese Commissie in gebreke gesteld. Dat betekent dat de tijd dringt. Ik zal de Commissie proberen duidelijk te maken dat de Kamer geen bezwaar heeft tegen de implementatie, maar dat zij er een aantal andere belangrijke punten aan gekoppeld heeft. Nu proberen wij zowel die implementatie als die andere belangrijke punten zo snel mogelijk tot besluitvorming te leiden. Ik ervaar de medewerking van de Kamer daarin. Op die manier zal ik proberen om het niet tot een te groot probleem te laten worden.
In Schoonebeek wordt olie gewonnen. Productiewater komt dan omhoog. Met een heel klein percentage van tiende procenten met stoffen belast komt het water uiteindelijk in Twente terecht, waar het wordt geïnjecteerd in een leeg gasveld. Als gevolg van lekkages is dat stopgezet. Er worden nu onderzoeken gedaan. De mensen die zich in een actiegroep inzetten, heb ik bij die onderzoeken betrokken. Zodra het proces is afgerond, zal er een besluit over worden genomen. In afwachting daarvan is de oliewinning in Schoonebeek stilgezet. Er gaat geen water naar Twente en er worden alternatieven onderzocht voor de injectie die tot voor kort plaatsvond.
Mevrouw Van Tongeren heeft ook gesproken over het oordeel van de Ombudsman over wat wij in Groningen aan het doen zijn. De Ombudsman heeft één klacht in behandeling genomen en vastgesteld dat die klacht te laat is afgedaan. Ik vind dat een belangrijke constatering. Wij moeten klachten niet te laat afdoen. De klacht is pas na vijf maanden afgedaan, maar wij moeten ons realiseren dat de betrokkene een formele afdoening per brief wilde. Dat is pas na vijf maanden gebeurd, maar in de tussenperiode is er wel zes keer uitvoerig telefonisch overleg met betrokkene gepleegd over allerlei dingen die aan de orde waren en die wel of niet gedaan werden. Er is informatie uitgewisseld. Het is dus niet zo dat die klacht is blijven liggen. Hij is alleen op een andere manier behandeld. Desalniettemin is het oordeel van de Ombudsman voor mij van belang. Wij zullen bezien hoe wij ons werk de volgende keer beter kunnen doen.
Mevrouw Van Tongeren heeft gezegd dat gascentrales bevoordeeld zouden moeten worden boven kolencentrales. Wij hebben drie kolencentrales die in het jaar 2015 in gebruik zijn genomen. Eentje wordt meen ik vandaag in gebruik genomen. Het gaat om een heel grote kolencentrale van 1.100 MW van Uniper in Rotterdam. Die kolencentrales hebben een vergunning gekregen. Er is geld in geïnvesteerd. Het zijn de modernste en meest efficiënte kolencentrales van heel Europa en misschien wel van de wereld. In Europa vinden wij een rendement van 40% al heel erg hoog. De centrale die vandaag officieel in gebruik wordt genomen, heeft een rendement van 46%. Er zijn allerlei technieken toegepast waardoor de centrale echt totaal anders is dan die in Polen, in Duitsland of in andere landen. Het is van belang om die kolencentrales in Europees verband te bezien.
Vanwege het ETS is het zo dat, als wij de allermodernste kolencentrales zouden sluiten, de meest vervuilende kolencentrales in Oost-Europa de kans krijgen om door te blijven draaien. En daar schiet het milieu ook niks mee op. Wij moeten met onze kolencentrales zowel vanuit nationaal als vanuit Europees perspectief de verstandigste beslissingen nemen. Dat doen wij in twee lagen. De eerste laag is die van de brief die ik samen met mevrouw Dijksma net naar de Kamer heb gestuurd, waarmee een extra scenario wordt toegevoegd aan de andere laag, namelijk die van de scenario's voor de kolencentrales waarvoor in de tweede helft van dit jaar besluitvorming zal plaatsvinden.
De voorzitter:
Ik moedig de leden en de Minister nogmaals aan om meer tempo te maken.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Mijn vraag ging vooral over gascentrales. Wij hebben hier gascentrales stilstaan die schoner zijn dan kolencentrales. Is de Minister bereid om te bekijken wat er nodig is om die gascentrales meer aan de praat te krijgen?
Minister Kamp:
Dat zou direct inhouden dat ik maatregelen neem voor de laatste kolencentrales. Ik ga geen aparte maatregelen nemen voor kolencentrales anders dan in het verband van de brief die ik net met mevrouw Dijksma heb gestuurd en in het verband van de scenario's die er op dit moment zijn.
Mevrouw Van Tongeren, de heer Vos en anderen hebben gevraagd wat er gaat gebeuren met DELTA. DELTA is een bedrijf dat verlies heeft gemaakt. Het heeft te maken met moeilijke marktomstandigheden. Ik kan niet de verantwoordelijkheid nemen voor een bedrijf dat in de problemen verkeert. Er zijn bedrijven waar het heel goed mee gaat. Er worden voortdurend bedrijven opgericht, bedrijven waar het goed mee gaat, bedrijven waar het minder goed mee gaat en bedrijven die om dreigen te vallen. Wij kunnen dat als overheid niet naar ons toe trekken. Daar hebben we de knowhow niet voor. Dat leidt niet tot iets. De bedrijven zelf en de aandeelhouders van de bedrijven – in dit geval de provincie Zeeland en de gemeenten – hebben van dat bedrijf geprofiteerd. Zij hebben daar dividend van ontvangen en als er problemen zijn, zullen zij die problemen moeten aanpakken.
Er is in Zeeland wel een bijzonder probleem en dat betreft de kerncentrale. Daarover ben ik in overleg met de betrokkenen, het bedrijf en de aandeelhouders. Op de uitkomst van dat overleg kan ik niet vooruitlopen.
De heer Jan Vos (PvdA):
De Minister heeft de afgelopen jaren aangetoond dat hij bedrijven in nood wel degelijk op succesvolle wijze kan helpen. De PvdA vindt het van het grootste belang dat de werknemers van DELTA in Zeeland ...
De voorzitter:
Geen heel verhaal, mijnheer Vos, dit is uw derde interruptie en we hebben er twee afgesproken. Het is nu 16.55 uur en we hebben afgesproken dit algemeen overleg tot 18.00 uur te laten duren. Stelt u uw vraag. U krijgt de gelegenheid van mij, maar u moet niet een heel verhaal houden.
De heer Jan Vos (PvdA):
Voorzitter, ik heb alleen maar heel korte vragen gesteld. Dit vind ik wel belangrijk. De PvdA ziet graag dat de Minister onderzoekt wat er bij DELTA aan de hand is. Het is niet zomaar een bedrijf. Het is een bedrijf dat in overheidshanden is van 21 gemeenten in de provincie Zeeland. We vinden de situatie zeer ernstig. Ik roep de Minister op om te kijken wat hij kan doen voor de werkgelegenheid van de mensen in Zeeland. We hebben gezien dat de Minister heel goed werk heeft gedaan bij andere bedrijven. Ik denk dat hier ook reden is, zeker gezien de positie van de kerncentrale, maar ook gezien de voorgeschiedenis, voor het departement van de Minister om daar eens goed naar te kijken.
Minister Kamp:
Er lopen twee trajecten. Het ene traject is van de commissie die geleid wordt door de heer Balkenende. Wat de werkgelegenheid en de economische situatie in Zeeland betreft moeten we ons realiseren dat Zeeland de provincie is met de laagste werkloosheid van heel Nederland, maar daar kijkt de commissie-Balkenende ook naar. Dan hebben we het overleg dat plaatsvindt met de uiteindelijke aandeelhouders, dus de eigenaren, van de kerncentrale. Beide overleggen zal ik zo goed mogelijk voeren en ik zal in het overleg dat plaatsvindt met degenen die onder leiding van de heer Balkenende met het plan voor Zeeland als geheel bezig zijn, kijken op welke wijze er extra aandacht aan het bedrijf DELTA gegeven kan worden, zoals door de heer Vos is gevraagd.
De heer Jan Vos (PvdA):
Op welke termijn kan de Minister aan de Kamer rapporteren wat er voor DELTA gedaan kan worden?
Minister Kamp:
Ik denk dat de situatie van DELTA is zoals die is en dat het in de eerste plaats de verantwoordelijkheid is van de aandeelhouders om met oplossingen te komen. Ik stel vast dat we los daarvan in Zeeland een apart traject hebben lopen met de commissie-Balkenende. Ik denk dat het nuttig is om daar DELTA bij te betrekken, maar ik wil op het moment dat de uitkomst van de commissie-Balkenende er is nader op het punt van DELTA ingaan. De verwachting is dat het advies van de commissie-Balkenende er over twee maanden, in juni, is. In dat verband zal ik hier nader op ingaan.
De heer Dijkgraaf sprak over het ETS. Het is niet zo dat het ETS niet goed werkt. Het systeem omvat een beprijzing van de CO2-uitstoot. Daar is een maximum aan gesteld. Wij blijven beneden dat maximum. Nu is het zo dat we daar vrij gemakkelijk beneden blijven als gevolg van de economische crisis. Een gevolg daar weer van is dat de prijs niet hoog is. Er zijn een aantal Europese maatregelen genomen om dat te corrigeren. Het systeem van backloading is erin gebracht. We hebben de marktstabiliteitsreserve erin gebracht. We zijn nu aan het bespreken of we de jaarlijkse verlaging van het ETS-plafond, dat volgens planning met 1,74% per jaar naar beneden zou gaan, op kunnen voeren naar 2,2% per jaar vanaf het jaar 2021. Op die manier zijn we bezig om het ETS te verbeteren. Ik denk dat er op dit moment geen beter systeem voorhanden is en dat het goed is om dit systeem vast te houden en het effect ervan zo snel mogelijk te vergroten.
De heer Dijkgraaf sprak over de getijdenenergie. Het bedrijf dat hij noemde had een tweetal projecten. Voor één project hebben we een bedrag van ruim 3 miljoen gesubsidieerd. In het andere project, een INTERREG-project, zit Europees geld en daar zit ook geld in van lokale overheden en van de nationale overheid, in dit geval van I en M. I en M heeft voor het INTERREG-programma een aantal aanvragen gekregen. Het tweede project waar ik nu over spreek van het bedrijf met betrekking tot getijdenenergie heeft het niet gehaald. Dat betekent dat men zal moeten kijken of er voor dat project, als men het toch door zou willen zetten, misschien andere financiering of andere subsidiëring mogelijk is. Het is aan het bedrijf om dat te doen. Ik heb dus meegegeven dat van de twee projecten er één wel gehonoreerd is. Dat is op zichzelf een belangrijk gegeven, omdat wij getijdenenergie ook als een mogelijkheid voor de toekomst zien. Er lopen meerdere initiatieven wat dat betreft. We zijn ook bij meerdere initiatieven financieel betrokken. We doen dat ook met overtuiging vanwege de verwachtingen die we daarvan hebben.
De heer Dijkgraaf (SGP):
Dat is wel in strijd met de motie-Dijkgraaf/Van Tongeren (34 300 XIII, nr. 55) en de motie-Dijkgraaf/Van Veldhoven (34 300-XIII, nr. 56). Dat zijn twee moties die door de Kamer zijn aangenomen. De ene zegt: investeren in getijdenenergie. De tweede zegt: het budget mag niet beperkend zijn voor de innovatie die plaatsvindt. Hoe ziet de Minister dat?
Minister Kamp:
We kunnen niet bij motie het behoorlijk bestuur buiten werking stellen. Het is heel mooi als er een motie komt over één project, maar als er een subsidieregeling is waarbij ook anderen die op dat moment niet de aandacht van de Kamer hebben het recht hebben om met een project te komen en met een aanvraag te komen, dan hebben al diegenen die een project hebben ingediend of een aanvraag hebben gedaan er recht op dat er een zorgvuldige afweging plaatsvindt, een transparante afweging, waarbij je op basis van reële criteria tot een conclusie komt. Dat geldt ook voor dit project. Het is één bedrijf. Het had twee projecten. In één project is meer dan 3 miljoen gestoken. Het andere project heeft het in het INTERREG-programma niet gehaald en dan moet het bedrijf kijken of er iets anders mogelijk is. Het kan niet zo zijn dat de Kamer zegt: geef dat project geld en geef dat project geld en ga voorbij aan de regels voor behoorlijk bestuur. Dan zou het hier een soort bananenrepubliek worden.
De heer Dijkgraaf (SGP):
Ja, bananen zijn altijd lekker, maar ik ben er ook niet voor. De moties strekken er wel toe dat juist bij dit soort innovatieve projecten het budget niet beperkend mag zijn. Dat is de letterlijke tekst van de motie. Ik snap de procesmatige beantwoording van de Minister; ik zeg ook niet dat we per motie zeggen: we zetten 2 miljoen hier neer en 3 miljoen daar neer. Toen de motie aangenomen werd, heeft de Minister toegezegd dat hij de motie wil uitvoeren, omdat hij ook vindt dat het budget niet beperkend mag zijn voor de innovatie.
Minister Kamp:
We hebben in totaal voor innovatie op energiegebied in een jaar tijd 125 miljoen beschikbaar aan subsidie. Dat wordt via verschillende regelingen gedaan. We proberen dat bedrag van 125 miljoen van onszelf aan te vullen met Europees geld. Daar zijn allemaal subsidieregelingen en programmaregelingen voor en die heb ik maar toe te passen. Ik ben het met de heer Dijkgraaf eens dat die getijdenenergie belangrijk is. Ik vind alle vormen van duurzame energie belangrijk, ook de getijdenenergie. Het is wel zo dat de getijdenverschillen in Nederland veel kleiner zijn dan op andere plekken in Europa. Dus het is de vraag hoe rendabel het is, maar het moet wel uitgezocht worden. Daarom ben ik blij met de initiatieven die genomen worden. Daar zijn we op meerdere manieren financieel bij betrokken. Ik ben ervan overtuigd dat door de actieve houding die ik heb ten opzichte van de getijdenenergie ik volledig invulling geef aan de motie die de Kamer heeft vastgesteld.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Minister Kamp:
De heer Dijkgraaf sprak ook over de Warmtewet. Het zei dat het voor de leveranciers transparant moet zijn hoe het zit met de bepalingen. Ik twijfel of ik op dit moment nog op al die details van de Warmtewet moet ingaan. Zoals ik heb aangegeven, hebben wij de evaluatie gehad. De Kamer kent die evaluatie. Ook heb ik aangegeven dat wij nu bijna een nieuw wetsvoorstel klaar hebben en dat wij daarvoor het veld gaan consulteren. Iedereen kan zijn mening erover geven. Daarna zal dit wetsvoorstel het verdere proces doorlopen. Ik denk dat alle vragen die de Kamer terecht heeft en alle problemen die zich voordoen en kunnen voordoen, daarbij in beeld zullen komen en dat wij daarover dan bij een andere gelegenheid verder kunnen spreken.
De heer Dijkgraaf (SGP):
Mede gezien de tijd is dat misschien een elegante oplossing, waarmee ik het zou kunnen redden. Ik begrijp de Minister dan zo dat hij daarbij geen onderwerpen buiten haakjes zal zetten. Als er tijdens de consultatie relevante onderwerpen naar voren komen, zal hij daarop serieus ingaan en zal hij bekijken wat hij het beste kan doen.
Minister Kamp:
Zeker, zo gaan we dat doen.
Ik kom bij de inbreng van de heer Vos. Op de kolencentrales, waarover hij sprak, ben ik uitgebreid ingegaan. Hij sprak ook over hetgeen wij doen met de windmolenparken. Ik denk dat hij met name de windmolens op zee terecht naar voren heeft gehaald. Het grootste windmolenpark in Europa – in de wereld, zei de heer Vos, en ik denk dat hij daarin gelijk heeft – staat in Engeland, met een vermogen van 632 MW. In Borssele beginnen wij volgend jaar met de bouw van een windmolenpark van 700 MW, in het jaar daarna beginnen we er met nog een, in het jaar daarna nog een, in het jaar daarna nog een en in het jaar daarna nog een. Er komen er voor de kust van Nederland dus vijf, die alle vijf de grootste van de wereld zijn. Wij zijn dus zeer ambitieus wat betreft de windenergie op zee. Ik hoop ook dat de heer Vos nog de gelegenheid heeft om bij de Biennale te kijken naar een plan dat daar gepresenteerd wordt. Daarin staat dat je met alle landen rond de Noordzee in totaliteit tot 25.000 windmolens op de Noordzee zou kunnen komen, waardoor je een heel groot deel van de elektriciteitsbehoefte van de landen zou kunnen invullen. Nederland heeft ook voor dat plan het initiatief genomen. Ik heb ook al het initiatief genomen om met de landen rond de Noordzee afspraken te maken over vergelijkbare plannen en ambities.
De heer Vos sprak zich opnieuw uit over elektrische auto's. Ik deel de ambitie van de heer Vos. Hij ziet elektrische auto's als de toekomst en hij wil die toekomst zo snel mogelijk werkelijkheid laten worden. Ik heb al twee belangrijke stappen gezet op die weg. De ene stap zijn ambitieuze afspraken in het energieakkoord. De tweede zijn de nog ambitieuzere afspraken die wij in een green deal met het veld hebben gemaakt. De heer Vos stelde voor om in Europa te bekijken waarin met andere landen kan worden samengewerkt om de voortgang verder te krijgen, in Nederland maar ook in Europa als geheel. De regels voor Europa als geheel zijn ook weer van belang voor de snelheid die wij in Nederland voor elkaar kunnen krijgen. Ik zeg hem graag toe dat ik in Europa graag partners zal zoeken om die ambitieuze voortgang, zoals hij en de Kamer die wensen, te realiseren.
Ik ben ingegaan op DELTA, op de Energiedialoog en op warmte. De heer Vos sprak, evenals anderen, verder over de waardevermeerderingsregeling. Mij werd gevraagd wat er bij de Voorjaarsnota uit zal komen wat betreft de waardevermeerderingsregeling in Groningen. Ik weet niet wat eruit komt. Ik weet wel dat er een motie van de Kamer ligt, de motie-Bosman c.s., waarvoor op dit moment geen dekking is. Ik heb mijn financiële problemen, net zoals andere ministeries. Die problemen bespreken wij allemaal met de Minister van Financiën. Dan proberen wij daarover eerst apart en daarna met elkaar in de ministerraad tot conclusies te komen. Op dat moment kan de Voorjaarsnota worden vastgesteld. Dan kan er ook op het punt van de waardevermeerderingsregeling evenals de ruimte die geboden kan worden aan de Nationaal Coördinator Groningen meer duidelijkheid komen. Ik werk daar dus aan, maar ik kan er niet op vooruitlopen, omdat dit niet alleen een zaak van mij is, maar ook van de Minister van Financiën en uiteindelijk van het kabinet. Hiermee heb ik tevens willen ingaan op de vraag van de heer Vos over een drietal moties die hij in het perspectief van de Voorjaarsnota heeft geplaatst. Mijn zonet gegeven antwoord doelde ook daarop.
Ik kom bij de inbreng van mevrouw Van Veldhoven. Op de injectie van productiewater in Twente ben ik ingegaan. Ook ben ik ingegaan op het besluit over de gaswinning in Groningen voor de periode na 1 oktober. Mevrouw Van Veldhoven zei dat de onkosten voor scholen en zorg in Groningen ook vergoed moeten worden. Wij hebben er al eerder over gesproken dat bestuurders van scholen en mensen die bij scholen werken, evenals bestuurders van zorginstellingen en mensen die bij zorginstellingen werken, tijd en energie moeten steken in het maken van nieuwe plannen omdat hun gebouwen moeten worden versterkt en mogelijk moeten worden vervangen. De Kamer heeft gevraagd om daarvoor ook een vergoeding te geven. Ik denk dat er in Groningen een heleboel financiële uitdagingen liggen, en dat van degenen die in de diverse sectoren werkzaam zijn, gevraagd kan worden om ook hun deel van het werk te doen. Dat betekent dat zij erover meedenken en meepraten als er iets moet gebeuren op hun school. Dat geldt voor de bestuurders en voor de mensen die daar in dienst zijn. Ik geloof niet dat wij alles in vergoedingen moeten omzetten. Op dit moment heb ik dus niet de ambitie om aparte vergoedingsregelingen voor bestuurders en werknemers van scholen en zorginstellingen op te zetten.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Die intentie had de Minister niet. Daarom heeft de Kamer een motie aangenomen waarin wordt gevraagd om ervoor te zorgen dat de onkosten die gemaakt worden door scholen en ziekenhuizen ten behoeve van de voorbereiding en begeleiding van bouwprojecten ten gevolge van aardbevingsproblematiek worden vergoed. Ik zou dus toch graag willen dat de Minister daarnaar nog eens kijkt. Misschien kan ik hieraan meteen koppelen dat ik me afvraag hoe het staat met het rondkrijgen van de meerjarige financiering van de Nationaal Coördinator Groningen, die natuurlijk een heleboel maatregelen moet gaan uitvoeren. Misschien kan de Minister dit aspect daarin meenemen en de Kamer meteen wat meer helderheid geven over hoe het zit met de financiering van al die programma's waarvan de Kamer heeft gezegd dat ze essentieel zijn voor het herstellen van het vertrouwen in Groningen.
Minister Kamp:
Al die plannen en al die programma's kosten geld. Dat geld is nu onderwerp van discussie wanneer wij spreken over de voorbereiding van de Voorjaarsnota. Als wij die discussies achter de rug hebben en met de Voorjaarsnota naar de Kamer komen, lijkt het mij nuttig dat ik voor de Kamer in verband met Groningen het geheel inzichtelijk maak, namelijk: wat speelt er met betrekking tot Groningen? Het gaat om diverse onderwerpen, waarvan mevrouw Van Veldhoven er zelf een paar heeft genoemd. Al die onderwerpen zal ik dan adresseren. Ik zal de Kamer dan de gelegenheid geven om daarvan niet alleen kennis te nemen maar ook haar opvattingen erover te hebben. Dat zal ik doen.
De voorzitter:
Mevrouw Van Veldhoven, nog even kort. Zij zal nu ook vragen wanneer dat ongeveer zal zijn.
Minister Kamp:
Dat doet mevrouw Mulder straks!
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Die vraag hoef ik niet eens te stellen, want daarop gaat de Minister proactief antwoord geven. De vraag die ik nog wilde stellen, is of het hierbij meteen gaat om de meerjarige financiering. Wij hebben het immers niet over programma's die je binnen een jaar afrondt. Ook voor de opbouw van regelingen en dergelijke is het echt van belang dat er meteen duidelijkheid is over de looptijd daarvan, en dat ook de gemeenten en provincies perspectief hebben voor hun eigen financiële huishouding. Zij financieren nu immers van alles voor. Ik geloof dat de gemeente Groningen alleen al bijna 1 miljoen aan voorschotten heeft uitstaan. Daarmee loopt men op een gegeven moment tegen zijn grenzen aan.
Minister Kamp:
Wat speelt in Groningen, is dat de NAM er schadeplichtig is. Als er gebouwen beschadigd zijn of gebouwen versterkt moeten worden, moeten daarvoor kosten worden gemaakt. Deze kosten moeten worden gedragen. Die moeten niet door de instellingen en niet door de gemeenten worden gedragen, maar door de NAM. Dat is het probleem niet. Het probleem is dat het volgende gezegd kan worden. Wij hebben hier in de gemeente drie of vier scholen die versterkt moeten worden, zo kan men zeggen, maar in de toekomst hebben wij nog maar twee scholen nodig, en eigenlijk in een andere samenstelling dan de drie of vier scholen die er nu zijn. Eigenlijk willen wij het spul dus niet laten versterken, maar willen wij iets nieuws hebben. Daar is mogelijk extra geld voor nodig. Is dat ook mogelijk, en wie zou dat dan moeten betalen? Die discussies spelen, en dat zijn ook de onderwerpen die aan de orde komen wanneer ik straks, na de Voorjaarsnota, hiermee terugga naar de Kamer. Ik wil niet de suggestie wekken dat ik voor iets waarvoor ik nu al geen geld heb, ook al verwachtingen zou kunnen wekken voor meerjarenprogramma's. Dat zou niet goed zijn. Na de Voorjaarsnota zal ik met deze onderwerpen naar de Kamer toe komen.
Voorzitter. Het laatste punt dat mevrouw Van Veldhoven indringend aan de orde heeft gesteld was dat wij ons niet rijk moeten rekenen met maatregelen op grond waarvan wij denken dat wij de ambities voor 2020 en 2023 kunnen halen. Ik wil mij niet rijk rekenen, maar ik meld de Kamer wel dat het heel moeilijk is om die ambities te halen. Waar gaat het over? Wordt het windpark in Drenthe wel of niet gerealiseerd? Wordt het windpark in Groningen gerealiseerd? Het gaat over projecten die toegekend zijn voor de SDE+-regeling, maar die de initiatiefnemers toch niet voor elkaar kunnen krijgen. Het is een voortdurende knokpartij om ervoor te zorgen dat wij de doelstellingen voor duurzame energie halen. Zolang wij het idee hebben dat het kan, dat het perspectief reëel is, dat het een haalbare zaak is, zitten wij op het goede spoor. Als wij denken dat dit niet zo is, moet er wat extra's komen. Enige tijd was er op grond van de Nationale Energieverkenning het vermoeden dat wij de doelstellingen voor het jaar 2023 wel zouden halen maar die voor het jaar 2020 niet. We zouden op die termijn maar 12,3% aan duurzame energie realiseren in plaats van 14%. Toen zijn wij met alle betrokken partijen bij elkaar gaan zitten en hebben wij afspraken gemaakt. Op grond daarvan zijn wij gezamenlijk tot de conclusie gekomen dat wij die 14% wel kunnen halen. Ik zit mij niet rijk te rekenen, maar ik probeer echt te doen wat noodzakelijk is om de ambities te kunnen halen.
De heer Smaling heeft in de krant gelezen dat wij de beste vrienden waren. Dat was mij ontgaan, maar ook deze keer had de krant gelijk. Ik kan dat alleen maar beamen. Ik ben al ingegaan op de vragen over het geld bij de Voorjaarsnota, evenals op de vragen over de contouren. De heer Smaling weet dat twee kaarten als contourenkaart worden aangeduid. Op de ene kaart worden de bewegingen aangegeven wat betreft de risico's in Groningen. Waar is het risico van een aardbeving het grootst en waar is dat minder? Hoe verlopen de risico's van het kerngebied naar de randen toe? Over de andere contourenkaart heb ik zojuist gesproken. De NAM heeft op grond van alle aardbevingen die zich hebben voorgedaan, bepaald welk gebied kwetsbaar is. Daaromheen is een bufferzone aangegeven. Vervolgens is gezegd dat het aannemelijk is dat daarbuiten geen aardbevingsschade is. Dat zijn de twee kaarten waar wij mee werken. Het is noodzakelijk om op dit punt tot duidelijkheid te komen. Ik zal proberen om dat voor elkaar te krijgen. Het is niet handig om twee verschillende kaarten met dezelfde naam te hebben. Ik kom daarop terug.
Ik heb over het concrete project in Friesland gesproken. Wat de tiltmeters betreft, moet de Kamer niet zeggen: je moet dat metertje op die plek neerzetten. Dat doe ik zelf ook niet. Ik zeg wel dat wij de risico's onder ogen moeten zien en dat wij de ontwikkelingen moeten kunnen volgen. Het moet een systeem zijn dat door deskundigen is opgezet en dat onder toezicht van SodM wordt uitgevoerd. Daar komt ook onafhankelijk wetenschappelijk onderzoek bij kijken. Wij moeten erop vertrouwen dat dit systeem het beste is en dat dit goed werkt. Om nu te zeggen dat je daarvoor de ene meter wel en de andere meter niet moet gebruiken, lijkt mij niet goed. Naar aanleiding van de motie heb ik daar ook op deze manier op gereageerd. Ik geef niet aan waar een meter moet worden geplaatst en welke meter dat moet zijn. Ik denk dat de Kamer dat ook niet moet doen. Die opvatting heb ik met de Kamer gewisseld.
Ik ben uitgebreid ingegaan op de warmtemeter. Over de andere aspecten van warmte hebben wij zojuist een procedureafspraak gemaakt.
De heer Smaling zei dat energiebesparing in de industrie waanzinnig simpel is. Ik hoop dat ik die overtuiging ook nog eens krijg, want dat zou mijn werk aanzienlijk vergemakkelijken. Ik heb het idee dat onze ambitie voor energiebesparing in de industrie heel ver gaat. Ieder jaar moet er meer energie bespaard worden. Ondertussen willen wij wel dat bedrijven blijven bestaan. Wij zouden hetzelfde kunnen zeggen over energiebedrijven en energiegebruikende bedrijven als wij over DELTA hebben gezegd. Energiebesparing is heel goed, maar wij willen ook de werkgelegenheid graag in stand houden en de bedrijven laten overleven. Op dit moment probeer ik om een-op-een afspraken met de energie-intensieve industrie te maken. Als mij dat op 1 mei niet gelukt is, dan moet ik wat anders doen. Dat zal ik ook doen. De bedrijven kunnen tijdig met overeenkomsten komen. Doen ze dat niet, dan ben ik gedwongen om wat anders te doen. Ik heb dat met de Kamer gewisseld en dat ga ik ook doen.
Ik ben al ingegaan op de 380kV-verbindingen. Mevrouw Mulder en ik hebben argumenten gewisseld over het groepsrisico. Zij heeft haar opvatting gegeven over de 27 miljard kubieke meter. De risicoanalyse van de kleine velden is klaar. Op dit moment beoordeel ik die. Zodra ik daarmee klaar ben, kom ik daarmee naar de Kamer. Dat zal in ieder geval nog voor het reces zijn. Er zijn verschillende aspecten aan verbonden en daar werk ik nu aan. Die analyse komt en de Kamer kan daarmee doen wat zij nuttig vindt.
De voorzitter:
U bedoelt voor het zomerreces?
Minister Kamp:
Zeker, u hebt toch niet nog meer recessen?
De voorzitter:
Wij hebben in mei ook nog een reces. Dus ik dacht: misschien gaat het heel snel.
Minister Kamp:
Mevrouw Mulder heeft gesproken over het onderzoek naar verjaring. Dat onderzoek is met name van belang voor Limburg, waar mevrouw Mulder ook warme gevoelens voor heeft. Dit onderzoek komt in mei naar de Kamer. Dit kon niet eerder omdat TNO daarin een belangrijke rol moet spelen. De capaciteit van TNO is weggetrokken door Groningen. Het was moeilijk om vervangende capaciteit te vinden en vrij te maken. Uiteindelijk heeft dit tot de vertraging geleid waar mevrouw Mulder op gewezen heeft.
Mevrouw Mulder heeft ook gesproken over energiebesparing in de industrie. Zij acht een Europees plan nodig voor de kolencentrales. Dat vind ik ook. Eigenlijk is er een mondiaal plan voor nodig. Wij vinden het niet leuk als wij centrales sluiten en de capaciteit daarvan wordt overgenomen door oude, nog meer vervuilende centrales. Als wij het in Europa op orde hebben, maar wij zien hetzelfde gebeuren in Indonesië, China en India schieten wij er ook niets mee op. Er moet zowel op nationaal, als op Europees en op mondiaal niveau iets gedaan worden. Ik ben niet van plan voor het nationale niveau op Europa te wachten. Ik ben ook niet van plan om in Europa te wachten op mondiale maatregelen. Wij zullen allemaal moeten presteren, maar het is wel verstandig om rekening te houden met de effecten op andere landen en om iets te doen tegen ongewenste effecten. Een Europees plan voor kolencentrales verdient overweging in Europees verband.
Mevrouw Mulder is zoals vele anderen voorstander van geothermie. Ik ben dat ook. Zij wil risico's delen door te clusteren. Er zijn verschillende manieren om dat ten aanzien van geothermie te doen en om geothermie te stimuleren. Ik ben al die manieren aan het uitwerken. Ik ben met dezelfde intentie als mevrouw Mulder daarmee bezig. Ik vind het belangrijk dat wij optimaal gebruikmaken van de mogelijkheden die warmte in de aarde biedt. Net zoals de wind en de zon is aardwarmte ons door de natuur gegeven. Daar moeten wij optimaal gebruik van maken.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Ik heb nog twee punten die ondernemers betreffen. Er zou een financieringsinstrumentarium komen voor de een-op-eenafspraken met de energie-intensieve industrie. De Minister heeft aangegeven dat hij voor mei meer helderheid wil. Eventueel komt hij daarna met maatregelen. Komt de Minister dan ook op 1 mei met een idee voor een financieringsinstrumentarium zodat wij daarin gezamenlijk op kunnen trekken en stappen kunnen zetten? Ik heb het voorbeeld van neutrale grondstoffeninzet gegeven om CO2-reductie te realiseren.
Wanneer komt de brief over geothermie? Nog deze maand, nog voor dit reces?
Minister Kamp:
Ik heb geen aparte brief over geothermie toegezegd. Ik heb gezegd dat wij alle mogelijkheden willen benutten om dat te stimuleren. Dat geldt niet alleen voor diepe geothermie maar ook voor ultradiepe geothermie. Er wordt al gesproken over dieptes van twee of drie kilometer. Daarbij worden grote risico's gelopen. De overheid moet daar misschien ook op een intensieve manier bij betrokken zijn. Ik ben bezig met alle dingen die gedaan moeten worden om geothermie te stimuleren. Ik heb geen aparte brief toegezegd. Als verantwoordelijk bewindspersoon geef ik aan dat ik dit belangrijk vind en dat ik daar hard aan werk.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Het CDA vindt het belangrijk dat de Minister hier hard aan werkt. Dank daarvoor alvast. Op welke termijn denkt de Minister de uitkomsten ervan naar de Tweede Kamer te kunnen sturen?
Minister Kamp:
Dit is een permanent proces. Er is niet een bepaald moment waarop ik hierover een brief naar de Kamer wil sturen. Geothermie is ontwikkeling. Pioniers doen daarmee nu ervaring op; wij hebben daarover in de Kamer gesproken. Vervolgens zullen wij bekijken hoe wij daarmee verder kunnen komen. Zodra er op een van de onderdelen een onderzoeksresultaat is van zodanige substantie dat ik denk dat de Kamer daarvoor belangstelling heeft, zal ik daarmee naar de Kamer komen. Ik schat in dat een eerste resultaat op dit punt al in mei naar de Kamer kan komen, zodat wij daarover opnieuw een wat bredere discussie kunnen hebben.
Misschien mag ik even een stapje terug zetten naar mijn vriend de heer Smaling in verband met de tiltmeters. Hij wees naar een motie (33 529, nr. 222) daarover die de Kamer heeft aangenomen. Ik heb daarop gereageerd tegenover de Kamer. In die reactie stond dat ik dit nader zou onderzoeken. Dat onderzoek wordt op dit moment verricht en zal na de zomer kunnen worden afgerond. Dan zal op het brede onderwerp hoe wij alle ontwikkelingen wat betreft aardbevingen in de gaten kunnen houden en met name op de eventuele meerwaarde van de toepassing van tiltmeters worden ingegaan. Op dat punt kom ik dus na de zomer bij de heer Smaling en de andere woordvoerders in de Kamer als geheel terug.
De voorzitter:
Tot slot geef ik mevrouw Mulder de gelegenheid om een heel korte vraag te stellen.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Komt de Minister nog terug op het financieringsinstrumentarium voor de energie-intensieve industrie en de een-op-eenafspraken daarvoor?
Minister Kamp:
Ja, daar kom ik op terug. Het is niet zo dat alles maar op het bord van de overheid kan worden geschoven. De bedrijven zelf hebben ook een verantwoordelijkheid voor energiebesparing. Daarvoor zijn er normen en afspraken, en de bedrijven moeten hun bijdrage leveren. Wij zullen bekijken wat het resultaat is van de een-op-eenafspraken. Vervolgens, als er resultaten zijn en als het nodig blijkt te zijn dat wij meer gaan doen, zullen wij daar ook mee komen. Als uit de een-op-eenafspraken niet genoeg resultaten komen, moet ik zelf wat gaan doen. Daarbij zal dan ook de financiering aan de orde komen.
Mevrouw Dik sprak over het ETS, waarop ik ben ingegaan. Zij sprak ook over een plus op het energieakkoord om de Parijsafspraken uit te werken. Ik heb aangegeven hoe het zit met 2020 en 2030. Er is ook al een brief van collega Dijksma bij de Kamer, of er komt een brief van haar naar de Kamer, waarin daarop nader wordt ingegaan.
Mevrouw Dik vroeg zich voorts af welke kosten er gemoeid zijn met het sluiten van de twee centrales uit de jaren negentig. Ik heb aangegeven dat dit een van de scenario's is die wij nu verder gaan uitwerken. Ook over warmte heeft zij een groot aantal vragen gesteld, waarop ik al ben ingegaan. Hierop zal ik nog nader ingaan in verband met het wetsvoorstel dat wij in publieksconsultatie zullen brengen. Naar de eenloketgedachte die mevrouw Dik naar voren heeft gebracht en die zij via een motie door de Kamer bekrachtigd heeft gekregen, is het onderzoek gaande. Als de uitkomsten daarvan beschikbaar zijn, zal ik die met de Kamer delen.
De ChristenUnie wil geen fracking, zo zegt mevrouw Dik. Fracking doen wij al 50 jaar. In totaal zijn er 200 geweest. Van die praktijk, als onderdeel van de gaswinning in Nederland, heeft het SodM een analyse gemaakt. Het SodM heeft gesteld dat fracking op een verantwoorde wijze plaatsvindt en dat er geen aanleiding is om dat tegen te houden. Om die reden zal ik het, met dezelfde terughoudendheid als die ertoe heeft geleid dat wij dit in de afgelopen 50 jaar 200 keer hebben gedaan in Nederland, ook laten doorgaan. Het is een onderdeel van het winningsproces en een onderdeel van de vergunningverlening die daarvoor nodig is.
Ten slotte zei mevrouw Dik dat er voor Groningen een structurele uitkoopregeling moet zijn voor mensen die hun huis niet kunnen verkopen. De lijn die wij hebben ingezet is een andere. Op een aantal punten hebben wij gezegd dat er dingen moeten gebeuren met betrekking tot uitkoop om ervoor te zorgen dat individuele problemen worden opgelost en dat de woningmarkt daar uiteindelijk gaat functioneren zoals die ook in vergelijkbare gebieden functioneert. Hierop wordt ook een pilot gezet om dit verder in de praktijk te brengen. De Nationaal Coördinator is daarmee bezig. Ik denk dat dit een goede lijn is. Ik wil niet dat het Groningse gebied een gebied wordt waaruit de mensen weg willen trekken. Ik wil dat het een gebied wordt waar de mensen weer op een prettige en veilige manier kunnen leven. Dat is de verantwoordelijkheid die ik voel. Ik werk daar hard aan. Ik wil eraan bijdragen door gerichte uitkoopregelingen, maar niet met een algemene uitkoopregeling.
Dit was mijn eerste termijn, mevrouw de voorzitter, net voor 17.30 uur, de door u gestelde limiet.
De voorzitter:
De uiterlijke limiet! Deze termijn sluiten wij echter niet af dan nadat ik mevrouw Dik-Faber nog even het woord heb gegeven voor het stellen van een vraag.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
De Minister heeft inderdaad de thema's benoemd die ik aan de orde heb gesteld. Ik heb echter ook een aantal specifieke vragen gesteld, die ik dan toch maar even herhaal, aangezien de tweede termijn daarvoor niet de ruimte zal bieden. Er ligt een aangehouden motie van mijn hand over de hervorming van het emissiehandelssysteem. Ik vind het heel belangrijk dat wij het klimaatakkoord als uitgangspunt nemen voor de prijzen van CO2. Dat is zo'n logische gedachte! Ik zou heel graag willen weten wat de Minister daarvan vindt en waarom hij niet wil aansluiten bij omringende landen zoals Engeland als het gaat om een minimumprijs voor CO2. Dan zetten wij alvast een eerste stap.
Minister Kamp:
Ik vind dat de stappen in het kader van het ETS in Europees verband moeten worden gezet. Het is een Europees trading system. In Engeland kan men daar anders tegen aankijken. Naar ik heb begrepen, houdt men daar ook een referendum waarbij er misschien wel anders tegen de EU als geheel wordt aangekeken. Ik vind het belangrijk dat je dit soort dingen Europees opzet. Ik zie waar het ETS verbeterd kan worden, en dat wil ik graag in Europees verband doen. Als er in lidstaten initiatieven worden genomen, kunnen wij die zeker in Europees verband bespreken. Wij zouden dan ook kunnen afspreken om die Europees voort te zetten. Wij hebben onze eigen lijn, die er bij ons toe heeft geleid dat er van de laatste tien bestaande kolencentrales vijf zijn gesloten en er over twee de discussie gaande is. De lijn is ook dat er in Nederland, anders dan in Engeland, waar nieuwe kerncentrales worden gebouwd, niet het plan bestaat om nieuwe kerncentrales te bouwen. Wat betreft wind op zee heb ik aangegeven hoe de ontwikkelingen in Nederland zijn. Wij hebben dus zo onze eigen prioriteiten en onze eigen lijn. Aan die lijn, zoals ik die zojuist heb toegelicht, zou ik graag vasthouden.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ik zal het heel beperkt houden, voorzitter, geen zorg.
De voorzitter:
Wilt u nu wel een vervolgvraag stellen op uw eerdere vraag? Daarna begin ik aan de tweede termijn.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Voorzitter, laat maar.
De voorzitter:
U hebt ook eerder kunnen interrumperen over onderwerpen die aan de orde zijn geweest. Dat kon echt. Dat hebben andere woordvoerders ook gedaan.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Onderwerpen zijn eerder aan de orde geweest, maar daarbij ga ik ervan uit dat de Minister, wanneer hij toekomt aan de beantwoording van mijn vragen, mijn specifieke vragen over kolencentrales en mijn specifieke vragen over het ETS beantwoordt. Dat is niet gebeurd. Maar goed, dit is een tip voor de volgende keer. Al vind ik het een oneigenlijke manier, ik zal mij dan voordat de Minister de gelegenheid krijgt om mijn vragen te beantwoorden, al aansluiten bij andere woordvoerders. Het is wat u wilt.
Minister Kamp:
Ik wil best nog een uur langer doorpraten over alle vragen die aan de orde zijn gesteld, geen probleem. Maar u bepaalt de orde, voorzitter.
De voorzitter:
Dat gaan we niet doen. Ik bepaal de orde en wij beginnen aan de tweede termijn. Ik geef ruimte voor interrupties. Mevrouw Dik-Faber heeft nu ook nog ruimte voor één interruptie. Maar wij beginnen aan de tweede termijn. Ik geef daarin het woord aan de heer Bosman namens de fractie van de VVD.
De heer Bosman (VVD):
Voorzitter. Mijn inbreng zal vrij kort zijn. Ik bedank de Minister voor zijn antwoorden. Ik ben blij met zijn open vizier tegenover de warmtenetten. Het is positief dat daarvoor maatwerk mogelijk is en dat dit verder wordt uitgezocht.
Ik bedank de Minister ook voor zijn aandacht voor de provincie Zeeland, zowel voor de initiatieven vanuit Zeeland ten aanzien van de 380kV als voor DELTA.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Voorzitter. Ik wil graag een VAO. Ik heb mogelijk het antwoord gemist op een door mij gestelde vraag. Wat doen wij met windmolenondernemers die vanwege de lage energieprijs nu eigenlijk bijna beter af zijn met het afbreken van hun windmolens dan het in bedrijf houden ervan?
Wat de Mijnbouwwet betreft, vind ik het toch ... Ik laat het bijvoeglijk naamwoord maar even achterwege. In 2013 heeft de Kamer al een motie van mijn hand aangenomen om de Mijnbouwwet snel te herzien. Het is nu 2016. Het kan de Minister toch niet verrassen dat de Kamer continu aandringt op spoedige behandeling. Ik vind dat we dat sneller moeten doen.
De Minister heeft een aantal zetten gedaan. Ook ik vind dat dat eerste ontwerp met de veiligheid op zee allang door de Eerste Kamer had kunnen zijn. Dat ligt dus niet aan de Tweede Kamer.
De reactie op de motie over kwetsbare objecten is: het is al geregeld, die trillingsopnemers in Groningen zijn er al. Bejaardentehuizen, zorginstellingen, scholen en universiteiten zijn ook kwetsbare objecten vanwege de aantallen mensen die daar aanwezig zijn. Het is een hele lijst. Ik zou een uitgebreidere reactie op die motie heel fijn vinden.
Mij is nog steeds niet helder of we een nieuwe Mijnbouwwet hebben voordat het besluit wordt genomen. Het gasjaar start alweer op 1 oktober 2016. Hebben we dan een nieuwe wet en is er gelegenheid om dat besluit goed te nemen voor de start van het nieuwe gasjaar?
De heer Jan Vos (PvdA):
Voorzitter. Ik dank de Minister voor de uitgebreide en zorgvuldige beantwoording van de vragen. We kennen hem zo, maar het is toch altijd weer een groot plezier. Ik heb nog twee kleine puntjes.
De Minister heeft aangegeven dat hij in Europees verband partners zal zoeken en met andere overheden in gesprek zal gaan over emissieloos rijden, waarvoor dank. Ik ben met name benieuwd naar de Duitse energieminister, Rainer Baake. Ik wil dat nog even meegeven. Ik hoor in ieder geval terug dat het goed verstaan is.
Het tweede punt betreft DELTA. Het is fantastisch dat de commissie-Balkenende er is. Via een motie hebben D66, de Partij van de Arbeid en een aantal andere partijen dat indertijd verzocht. Ook daarvoor dank ik de Minister. Toch verzoek ik hem om eerder over DELTA te rapporteren dan binnen twee maanden, want de situatie is acuut. Deze Minister heeft in het verleden bij andere bedrijven heel adequaat opgetreden. Ik weet dat hij dat kan, als de wil daartoe er is. Ik verzoek hem nog een keer om te heroverwegen of er niet wat eerder naar kan worden gekeken, want de situatie is ernstig. Ik vermoed dat de suggestie van de Partij van de Arbeid om tot nationalisatie van de kerncentrale over te gaan, in de toekomst werkelijkheid zal worden. We zullen zien hoe het allemaal zal lopen.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Voorzitter. We zullen later nog met de Minister spreken over warmte, maar een vraag kan moeilijk tot dat moment wachten, namelijk of de Minister nog een tussentijdse oplossing in de pen heeft. Heel veel mensen zitten nu in de problemen door de huidige Warmtewet. Heeft de Minister nog gedachten over een werkbare tussentijdse oplossing?
Ik kom bij de kolencentrales. Mij was zeker het plan voor de Biënnale opgevallen, met prachtige stukken in de krant daarover. Dergelijke deltaplannen laten juist zien waarom we in Nederland prima een paar kolencentrales kunnen sluiten, want we gaan een megahoeveelheid wind erbij bouwen.
We staan wel voor een ander probleem, namelijk de opslag van die energie. Daarom deed ik in eerste termijn mijn verzoek aan de Minister of hij bereid is om de SBIR, die nu gericht is op gas, ook open te stellen voor opslag, wat een heel grote uitdaging is in de energietransitie. Of het nu gaat om opslag van warmte, waaraan de heer Bosman refereerde, of andere vormen van opslag, we moeten ervoor zorgen dat we de innovatie op dat terrein versnellen. Ik herhaal dan ook die vraag uit de eerste termijn.
Ik heb nog twee heel korte concrete vragen. We hebben het ook over geothermie gehad. De Minister geeft een heel algemeen antwoord op de vraag van mevrouw Mulder en mijzelf over de verschillende geothermieboringen. Kan een en ander vergemakkelijkt worden door na te denken over een collectieve garantie of het spreiden van risico? Ik wil niet te veel in details treden of de Minister op een bepaalde oplossing vastpinnen, maar we kunnen het wel makkelijker maken door de risico's te delen. Graag krijg ik een toezegging van de Minister dat hij in ieder geval bereid is om er eens over na te denken en de Kamer daarover te informeren.
Ik heb gevraagd of het kennisnetwerk de plannen van de NAM nog gaat valideren. Ik begrijp dat men ze niet helemaal kan doorrekenen tot in de details, maar wat mijn fractie betreft zou een validatie door het kennisnetwerk ook voor dit besluit zeer wenselijk zijn.
De heer Smaling (SP):
Voorzitter. Ik heb nog een paar vragen aan mijn vriend. Ik voel wel een beetje mee met mevrouw Dik, maar ik geef meteen toe dat wij heel veel vragen stellen. De Minister zegt over de Warmtewet dat er veel details zijn gevraagd, dat hij binnenkort met het wetsvoorstel komt en dat het dan de consultatie ingaat. Dat is toch een beetje onbevredigend. Als het nu niet lukt, moeten we er toch weer een schriftelijk overleg over houden. Dat is natuurlijk ook aan ons, maar ik weet niet of de Minister daarmee geholpen is. Het moet dan toch allemaal weer beantwoord worden. Ik leg het maar even voor, want ik had ook wat detailvragen over de energieprestatievergoeding en over het gebruik van het rekenmodel Vesta van het PBL. Die hoeven nu niet beantwoord te worden, maar ik wil het wel schriftelijk terugzien. Ik hoor wel van de Minister hoe hij dat ziet.
Ik heb nog een punt over energiebesparing in de industrie. De Minister noemde 1 mei. Komt hij op die datum met een voorstel? Wat moet ik precies van hem verwachten? Ik wil toch wat verderop in het jaar ook spreken over de verhouding tussen besparing en duurzaam opwekken. Ik wil ook helemaal geen ontslagen bij de industrie. Dan heb ik liever een invoerheffing aan de Europese buitengrens, zodat we dat dumpstaal uit China kunnen tegenhouden en onze staalindustrie met die zekerheid de verduurzaming kan inzetten. Ik heb die route en dat tempo voor ogen voor onze industrie. Het vergt wel wat maatregelen die misschien wat verder gaan dan deze landsgrenzen.
Ik vraag de Minister nogmaals of het mogelijk is om de antwoorden op de vragen over de Mijnbouwwet snel te krijgen, zodat we die bijvoorbeeld in juni nog plenair kunnen behandelen en de Eerste Kamer nog voor het reces de schriftelijke ronde kan houden. Die wet kan dan afgehandeld zijn als het winningsbesluit en het gasjaar op 1 oktober ingaan. Het zou heel fijn zijn als we dat synchroon kunnen laten lopen.
Over Groningen heb ik nog wel wat dingen te melden, maar misschien moeten we dat maar laten tot het volgende Groningendebat. Samengevat: we hebben in ieder geval het gevoel dat de NAM zich nog te veel bemoeit met zaken waarvan het zeker zou zijn als ze dat niet deed. Het gaat zowel over schadeafhandeling als over andere zaken die hier aan de orde zijn gekomen. Ik ben pas nog in Woldendorp, in Muntendam, in Harkstede, in Termunterzijl, in Hellum en in Bedum geweest. Overal is een heleboel schade, dus maak mij niet wijs dat de versterkingsopgave daar veel kleiner is dan we altijd dachten.
De voorzitter:
Ik merk hierbij op dat het vooral aan de Eerste Kamer zelf is hoe zij omgaat met door ons doorgezonden wetten.
De heer Smaling (SP):
Ik heb zelf erin gezeten, vandaar die pragmatische werkwijze.
De voorzitter:
Tegenwoordig sturen ze ons brieven dat ze daar liever zelf over gaan, zeg ik maar als commissievoorzitter. Wat wij heel pragmatisch vinden, is dat niet altijd aan de overkant.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Voorzitter. Ik dank de Minister voor de beantwoording en met name de duidelijkheid over het maatschappelijk risico. Ik ben heel blij met de toezegging dat dit integraal wordt meegenomen in de beoordeling van het plan.
Ik heb de Minister gevraagd om te bekijken of het mogelijk is een winningsplafond in te stellen op basis van een gemiddelde jaartemperatuur over een aantal jaren. In het afgelopen jaar mocht er 27 miljard m3 worden gewonnen. Het was echter hartstikke warm, dus misschien was 27 miljard m3 niet eens nodig. Met zo'n systeem zou je dat wellicht kunnen ondervangen. Ik ben benieuwd hoe de Minister dat ziet. Nu wordt gewoon tot 27 miljard m3 gewonnen.
Ik dank de Minister voor de toezegging dat de risicoanalyse van de kleine velden ook naar de Tweede Kamer wordt gestuurd. Ik was in de veronderstelling dat dat in april zou gebeuren. Nu hoorde ik dat het voor het zomerreces gebeurt. Het is jammer dat er wat vertraging is ontstaan, maar ik heb liever dat het goed en duidelijk is dan dat we het afraffelen.
Ik dank de Minister ook voor de appreciatie van het onderzoek van de Universiteit Utrecht naar de verjaring van mijnbouwschade. Inderdaad kan er door omstandigheden soms vertraging optreden. Ik heb daar begrip voor.
Hoe neemt de Minister de lagere overheden precies mee in de Energiedialoog op het moment dat er concrete maatregelen worden genomen? Dat is voor mij nog niet helemaal helder.
Ik neem aan dat de Minister in de brief met de nadere werkafspraak over de Warmtewet ook specifiek ingaat op de transparantie voor leveranciers en de handhaving door de ACM.
Ik vroeg mij af of EBN ook nog een rol heeft in de financiering van geothermieprojecten.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Voorzitter. De ChristenUnie is van mening dat het energieakkoord een stap in de goede richting is, maar dat het klimaatakkoord nu echt leidend moet zijn. Daarom ben ik van mening dat het ETS zodanig moet worden omgevormd dat we de klimaatdoelen halen. Ik verwacht dat het kabinet zich in de Europese discussie erop richt dat het ETS zo wordt hervormd dat we de klimaatdoelen – de 1,5°C opwarming – gaan halen.
We hebben van gedachten gewisseld over de kolencentrales. De Minister heeft geschetst dat hij diverse scenario's uitwerkt. Ik vraag hem om niet alleen de scenario's mee te nemen die hij zojuist heeft geschetst, maar ook te bekijken of de emission performance standard, die in Duitsland aan de orde is geweest, een mogelijkheid is. Wil hij ook kijken naar de winst die we kunnen behalen op het gebied van gezondheid en klimaat?
De voorzitter:
Wilt u de vraag over de emission performance standard nog even toelichten?
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Er is in Duitsland gesproken over de emission performance standard. Er wordt een norm gesteld voor kolencentrales. Op het moment dat die kolencentrales de norm overschrijden, moeten ze twee keer zoveel CO2-rechten kopen. Daardoor haal je CO2-rechten, waarvan we er nu te veel hebben, uit de markt. Dat is het model.
De Minister schetste dat als wij onze moderne kolencentrales sluiten, we elders in Europa nog een probleem hebben. Ik herken dat. Maar is het niet toch een stukje luchtfietserij dat als wij onze kolencentrales sluiten, we vervolgens bruinkoolenergie uit Oost-Duitsland of energie uit Polen halen? Die centrales staan daar, maar ik zie de logica niet dat als we hier kolencentrales sluiten, we daar meer energie vandaan halen. De afstand is te groot en het is niet de energiemarkt waarin we zitten. Ik ben het wel met de Minister eens dat er in Polen en Oost-Duitsland ook wat moet gebeuren.
Wil de Minister alleen warmtenetten aanleggen als er geen andere duurzame oplossing is? Kijk naar woonwijken, met nul-op-de-meterwoningen en warmtepompen. Moet je voor woonwijken niet veel meer naar elektrificatie kijken in plaats van een warmtenet? Ik hoor graag nog van de Minister of het convenant inzake schone en zuinige agrosectoren een update en een vervolg krijgt.
Minister Kamp:
Voorzitter. Ik dank de heer Bosman voor de steun die hij mij heeft gegeven.
Mevrouw Van Tongeren vroeg wat we moeten doen met windmolens die met verlies draaien. Ik kan de risico's van ondernemers niet allemaal overnemen. Je bouwt een windmolen en je investeert daarin. Er is een subsidieregeling en je krijgt een toezegging. Op grond daarvan ga je werken gedurende een periode van, zeg, vijftien of twintig jaar. Er zijn misschien jaren dat de elektriciteitsprijs tegenvalt en er komen misschien jaren dat het meevalt. Dat is het ondernemersrisico, dat ik niet wil overnemen. Dat zou een ander systeem zijn dan we nu in Nederland hebben.
Mevrouw Van Tongeren zei dat zij een reactie heeft gehad op de motie over kwetsbare objecten in Groningen, maar dat zij graag een uitgebreidere reactie wil hebben. Ik weet niet hoe dat zit. Ik zal bekijken hoe er is gereageerd op de motie van mevrouw Van Tongeren en of die reactie de toets der kritiek kan doorstaan, ook volgens mij.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
De initiële reactie van de Minister staat keurig in de brief die vandaag op de agenda staat, maar de Minister interpreteert kwetsbare objecten naar mijn idee beperkter dan ik als indiener had bedoeld. Ik bedoel ook scholen, ziekenhuizen, universiteiten met glazen daken en hoge gebouwen, niet alleen het chemiepark. De Minister antwoordde dat die trillingsmeters op het chemiepark staan en dat daarmee aan de motie is voldaan. Mijn vraag was of er ook trillingsopnemers kunnen komen op die andere plekken waar het groepsrisico hoog kan zijn vanwege grote groepen mensen.
Minister Kamp:
Ik zal in het kader van het maatschappelijk risico ook aandacht geven aan het punt dat mevrouw Van Tongeren naar voren heeft gebracht. Ik weet niet waar het toe leidt, maar ik zal het de aandacht geven die mevrouw Van Tongeren vraagt.
Mevrouw Van Tongeren vroeg zich af of er voor 1 oktober een nieuwe Mijnbouwwet is. Die is er niet. En als die er is, dan is die nog niet klaar; dan is die niet het definitieve antwoord. Er is zo veel gaande in de energietransitie, er moet nog zo veel uitgevonden en ontwikkeld worden en er zullen zo veel nieuwe ontwikkelingen zijn dat we de wetgeving over zowel gas, elektriciteit als warmte nog een aantal keren zullen moeten aanpassen... Mijn verontschuldigingen aan mevrouw Van Tongeren. Wat ik net zei, had betrekking op de nieuwe Warmtewet. Ik herpak mij even. De nieuwe Warmtewet komt er en zal hopelijk een belangrijke verbetering zijn om de reële problemen die zich op dit moment voordoen te kunnen aanpakken. Ik probeer de problemen die zich op dit moment voordoen vooral op een praktische manier op te lossen. Ik heb de ACM gevraagd om binnen de mogelijkheden zo soepel mogelijk te zijn, maar ik kan niet vooruitlopend op die nieuwe wet alle problemen oplossen die zich nu voordoen. De nieuwe wet moet door een andere opzet juist de mogelijkheid bieden om dingen aan te pakken die ik nu niet kan aanpakken. Tevredenheid zal er op korte termijn niet zijn. De nieuwe wet zal een belangrijke verbetering zijn – dat is mijn streven – maar zal niet het eindantwoord zijn, omdat ook de Warmtewet, net als de Gaswet en de Elektriciteitswet, een aantal keren verder aangepast zal moeten worden.
De nieuwe Mijnbouwwet zal er niet voor 1 oktober a.s. zijn. Ik probeer om eind volgende week de antwoorden op de 300 vragen bij de Kamer te hebben. Ik hoop dat de Kamer de wet zo snel mogelijk plenair kan behandelen. Zoals de heer Smaling zei, kan de wet misschien vervolgens zo snel naar de Eerste Kamer dat ook dat perspectief biedt. Ik denk echter dat 1 oktober niet realistisch is. Dat betekent dat wij los daarvan de procedure naar aanleiding van het besluit over de gaswinning in Groningen en naar aanleiding van het winningsplan van de NAM zullen moeten doorlopen.
De heer Vos sprak zich opnieuw uit over elektrische auto's. Ik denk dat wij het niet oneens zijn over de manier waarop ik daarmee omga. Hij haalde de Duitse Minister Baake aan. Ik heb veel waardering voor Rainer Baake. Hij heeft het nog niet tot Minister geschopt. Hij is Staatssecretaris en bovendien ambtelijk Staatssecretaris. Ik zal er niet op wijzen dat hij zelfs lid is van de Grünen. De heer Baake heeft veel verstand van energie. Ik verwacht dat hij ook een belangrijke rol zal spelen in het overleg dat de heer Vos heeft gevraagd. Ik heb hem vorige week nog gesproken. Morgen spreek ik Minister Gabriel. Ik zal in contact met Duitsland blijven om ook op dit punt voortgang te boeken.
DELTA is tot de conclusie gekomen dat bepaalde dingen noodzakelijk zijn. De aandeelhouders zijn daarmee bezig en ook de commissie-Balkenende is ermee bezig. Ik denk dan ook dat het niet goed is om nu de verwachting bij de Kamer te wekken dat ik op korte termijn daarin een belangrijke rol kan spelen. Ik zal mij met het bedrijf verstaan en bekijken hoe de situatie daar op het ogenblik is en wat ik daar binnen mijn mogelijkheden nog kan doen. Ik wil wat dat betreft geen verwachtingen wekken. De reactie op de commissie-Balkenende is wat mij betreft het logische verband, maar ik zal naar aanleiding van wat de heer Vos naar voren heeft gebracht contact hebben met het bedrijf om mij te vergewissen van de huidige situatie en de risico's die die situatie oplevert.
Mevrouw Van Veldhoven sprak over de SBIR. Ik zal de Kamer schriftelijk informeren over wat er naar mijn inschatting al dan niet mogelijk is.
Zij sprak ook over geothermie. Ik kan er niet meer over zeggen dan wat ik net heb gezegd. Ik ben ervan overtuigd dat er op het punt van geothermie veel mogelijk is. We zijn zowel met de minder diepe als met de meer diepe winning bezig. We proberen te clusteren. We bekijken of er een fonds kan worden opgezet. We ondersteunen de pioniers die hiermee bezig zijn. We bekijken ook hoe geothermie gekoppeld kan worden aan wat grootschaligere warmteprojecten. Ik ben dus over de hele linie bezig met geothermie en zal dat blijven doen. Als er interessante stukken zijn die kunnen bijdragen aan de gedachtewisseling met de Kamer, dan zal ik die de Kamer doen toekomen.
De heer Smaling heeft mij ...
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Ik heb mijn vraag uit de eerste termijn over het kennisnetwerk herhaald. Krijgt dat netwerk een rol bij het valideren van het plan van de NAM? Het kennisnetwerk kan het nu nog niet helemaal doorrekenen, maar gaat het hierover wellicht toch adviseren? Verder heb ik gevraagd of de Minister zicht heeft op een werkbare tussentijdse oplossing voor partijen die echt problemen hebben met de huidige Warmtewet.
Minister Kamp:
Ik kan niet meer doen met de Warmtewet en de problemen die er zijn, dan ik gezegd heb. De Warmtewet is op initiatief van de Kamer tot stand gekomen. We hebben vastgesteld dat die wet niet werkt en daarom hebben we een evaluatie laten uitvoeren. Daaruit zijn een groot aantal problemen naar voren gekomen. Die problemen kunnen we niet oplossen zonder een nieuwe Warmtewet. Ik werk daar nu aan en dan zegt u: kun je in de tussentijd die problemen oplossen? Dat kan ik niet. Ik kan alleen maar proberen om op een praktische manier gebruik te maken van de mogelijkheden die ik en met name de toezichthouder hebben. Ik doe dat optimaal, maar ik vlei me niet met de illusie dat ik daarmee de problemen oplos. Daar hebben we die nieuwe wet voor nodig.
Mevrouw Van Veldhoven snijdt met het kennisnetwerk een belangrijk punt aan. We hebben er ook al eerder over gesproken. Ik heb vertrouwen in het werk dat de NAM doet, in de berekeningen van de NAM, in de stukken die de NAM aanlevert, in de snelheid die de NAM betracht en in de kwaliteit van het werk van de NAM. Ik denk wel dat het noodzakelijk is om op afstand van de NAM door onafhankelijke wetenschappers dingen te laten doorrekenen, modellen te laten opzetten en dingen te beoordelen. We werken om dat tot stand te brengen hard aan dat netwerk. Ik vind het belangrijk dat het er komt en daarom zal ik het zo snel mogelijk bij de verdere voortgang van onze besluitvorming betrekken. Het is in aanbouw, maar ik zal het zo snel mogelijk benutten. Ik doe dat niet uit wantrouwen jegens de NAM, maar uit de wens om onafhankelijk wetenschappelijk onderzoek te kunnen laten doen naar de bevindingen rond de veiligheid van de mensen in Groningen en om mede daarop mijn besluiten te kunnen baseren.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Ik ben heel blij met wat de Minister zegt over het kennisnetwerk. Dat zou ook mijn lijn zijn.
Niemand vraagt de Minister om ijzer met handen te breken. Als er een wetswijziging nodig is, moet die zorgvuldig worden opgesteld. Op andere terreinen waar er wordt gewerkt aan wetswijzigingen, zien we dat de Minister wel mogelijkheden ziet om vooruitlopend op de totstandkoming van een wet dingen op te schorten of te versnellen. Soms kiest hij er ook voor om alvast in de geest van de nieuwe wet te werken. Ik vraag hem niet om de toezegging dat hij ons zal melden wat hij precies gaat doen, maar dat hij na zal denken over mogelijkheden om vooruitlopend op het debat en de nieuwe richting bepaalde nijpende problemen wat te verlichten.
Minister Kamp:
Ik zal mijn best doen om optimaal gebruik te maken van de mogelijkheden die ik zelf heb en die de ACM heeft om praktische oplossingen te vinden voor de concrete kortetermijnproblemen rond de Warmtewet. Dat is mijn manier om het te doen en ik heb bij de ACM bepleit om het ook zo te doen. Ik heb gemerkt dat de ACM dat ook doet. Ik zal daar, aangespoord door mevrouw Van Veldhoven, mee doorgaan in de periode tot aan de totstandkoming van de nieuwe Warmtewet.
De heer Smaling sprak over energiebesparing in de industrie en liet daarbij gelijk ook de andere kant van de medaille zien. Het is niet de bedoeling dat wij de energie-intensieve industrie zozeer afknijpen dat we het haar onmogelijk maken om in Nederland te functioneren. In totaal zijn er ongeveer 800.000 arbeidsplekken gemoeid met de energie-intensieve industrie. Hij gaf ook aan dat een deel van die energie-intensieve industrie, met name de staalindustrie, zeer te lijden heeft onder de dumping van producten uit China. Hij zei dat daar echt wat aan gedaan moet worden. Als wij onze staalproducerende bedrijven zouden beschermen met antidumpingmaatregelen, leidt dat ertoe dat dat Chinese staal naar andere delen van de wereld wordt geëxporteerd. Daardoor zullen de staalverwerkende industrieën daar scherper kunnen concurreren met de Nederlandse staalverwerkende industrieën, omdat de Nederlandse staalverwerkende staalindustrieën duurder staal moeten inkopen dan bedrijven elders in de wereld. En dat heeft ook weer gevolgen. Zowel de Europese Commissie als wij bekijken hoe we de goede balans kunnen vinden tussen aan de ene kant bescherming van onze industrie tegen oneerlijke concurrentie en aan de andere kant het voorkomen dat een ander deel van de industrie in de verdrukking komt.
Ik heb al aangegeven dat we ambitieuze doelstellingen hebben voor energiebesparing in de industrie. Als de een-op-eenafspraken met bedrijven in het kader van het energieakkoord over energiebesparing tot onvoldoende resultaat leiden, zal ik wat anders moeten doen. Ik kom dan terug bij de Kamer met mijn analyse en mijn voornemens op dat punt.
De heer Smaling (SP):
Ik heb nog een motie (30 196, nr. 266) boven de markt hangen. Normaal ben ik heel vergeetachtig en verdwijnt zo'n motie op een gegeven moment in een zwart gat, maar deze motie meld ik steeds weer aan. De Minister sprak over 1 mei. Komt er dan iets naar de Kamer waar ik blij van word? De hypothese is nu een beetje dat je de onrendabele top bij energiebesparing beter kunt aftoppen dan de onrendabele top bij de duurzame opwekking van energie. Op biomassabijstook, mestvergisting en wind op land is ook wel wat aan te merken en het raakt dan ook de meer fundamentele discussie over de balans tussen besparen en duurzaam opwekken.
Minister Kamp:
We hebben in het kader van het energieakkoord afgesproken dat er voor 1 mei wat zou zijn van de bedrijven die met ons een-op-eenafspraken hebben gemaakt. Als dat niet zo is, is dat niet alleen mijn probleem, maar een probleem van alle partijen die samen het energieakkoord hebben afgesloten. In het verband van de SER zal de borgingscommissie onder leiding van de heer Nijpels dit onder ogen moeten zien. Daarna zullen we bespreken wat er moet gebeuren. Ik kan dus niet al op 1 mei met iets komen, omdat de industrieën tot 1 mei de tijd hebben. Daarna zullen we er met elkaar in het verband van het energieakkoord over spreken. Vervolgens zal ik mijn conclusies over wat wij moeten doen, naar de Kamer brengen.
Mevrouw Mulder zei dat je in Groningen in een warme winter als die van het afgelopen jaar minder gas moet winnen dan het maximum van 27 miljard m3. We hebben twee modellen bekeken. In het eerste model werken we met variabele gaswinning. Afhankelijk van de temperatuur komt er dan meer of minder gas uit Groningen. Het andere model is dat we zo veel mogelijk stabiele gaswinning hebben. Die modellen zullen aan de orde komen in de besluitvorming voor de periode na 1 oktober. De SodM heeft echter al gewaarschuwd dat te veel variatie in de gaswinning negatieve effecten heeft op de seismiciteit. De SodM kan nog niet zeggen in welke mate dat het geval zal zijn en daarnaar moet dan ook nog onderzoek worden gedaan. Dat vindt nu plaats, maar daar er is nog wel enige tijd nodig. Ik geloof dat het een jaar of twee kan duren, voordat die onderzoeksresultaten er kunnen zijn.
In de tussentijd geldt het advies van de SodM dat we moeten oppassen met te veel variatie, omdat dat seismische risico's oplevert. Dat betekent dat wij nu aankoersen op een meer geleidelijke winning. Uiteindelijk zal het deel uitmaken van de afweging die we voor 1 oktober moeten maken. Ik kan op dit moment op grond van de adviezen die ik heb gekregen en de analyses die ik heb gemaakt, niet tot de conclusie komen dat we op een veilige manier afhankelijk van de wintertemperatuur kunnen variëren in het aantal te winnen kubieke meters.
Mevrouw Mulder vraagt zich af hoe de betrokkenheid van de lagere overheden wordt geconcretiseerd in de Energiedialoog. Dat hangt ook van die lagere overheden zelf af. Het is niet zo dat de Energiedialoog iets van ons alleen is. Het is net zo goed van hen en zo zien zij het zelf ook. Ze kunnen dus zelf ook iets organiseren. Gemeenten kunnen dat afzonderlijk, samen of met de provincie doen. We zullen de komende tijd bekijken hoe zich dat ontwikkelt. Ik kan wel zeggen dat het draagvlak bij gemeenten en provincies om bij te dragen groot is, maar daar ben ik al op ingegaan.
Mevrouw Mulder gaf als aandachtspunt voor de Warmtewet transparantie voor leveranciers mee. Ik heb dat goed gehoord. Zij vroeg ook naar de betrokkenheid van EBN bij de geothermieprojecten. Als ik met nadere informatie over geothermieprojecten naar de Kamer kom, zal ik ook nader ingaan op de meest risicodragende projecten van EBN.
Mevrouw Dik kwam opnieuw terug op haar punt van het convenant over schone en zuinige agrosectoren. Dat convenant loopt nog door tot het jaar 2020. Zij heeft gelijk dat het convenant op dit moment al mooie resultaten laat zien. Ruim voor 2020 zullen we met de sectoren in gesprek gaan over de periode daarna. Met twee sectoren, de glastuinbouw en de voedings- en genotmiddelenindustrie, is al een nadere afspraak gemaakt naar aanleiding van het energieakkoord. Ik denk dat het goed is dat de Kamer over dit belangrijke onderwerp apart wordt geïnformeerd door de Staatssecretaris van Economische Zaken. Zij zal dit dan ook doen.
Mevrouw Dik zei iets waar ik het zeer mee eens ben, zoals wel vaker gebeurt op energiegebied, namelijk dat het cruciaal is dat het ETS in Europa gaat werken. Zij noemde net als mevrouw Van Veldhoven Britse voorbeelden, maar er zijn ook Duitse voorbeelden van aanscherping van het ETS. Ik ben van mening dat we om de klimaatdoelen te halen er vooral voor moeten zorgen dat de uitstoot van broeikasgassen vermindert en in het bijzonder dat de CO2-emissie vermindert. Dat kunnen we bereiken met grootschalige op CO2-sturing gerichte systemen als het ETS. Wij moeten er dus voor zorgen dat het ETS beter gaat functioneren. Daar hebben we al maatregelen voor genomen. Eventuele initiatieven als die van lidstaten als Duitsland en het Verenigd Koninkrijk moeten besproken worden in Europees verband om te bekijken tot welke verbeteringen van het gezamenlijke systeem die kunnen leiden.
Mevrouw Dik zei dat zij eigenlijk niet ziet dat er sprake is van een waterbedeffect bij de kolencentrales. Mevrouw Dik realiseert zich dat met het ETS voor Europa als geheel een maximum in de CO2-uitstoot is afgesproken dat ieder jaar daalt. Wij vinden overigens dat dat het met 2,2% per jaar zou moeten dalen. Als je binnen dat maximum op één plek de CO2-uitstoot vermindert, is er dus ruimte om op andere plekken meer CO2 uit te stoten. Als wij onze zeer efficiënte centrales buiten werking zouden stellen en die ruimte wordt vervolgens gebruikt door veel vervuilendere centrales die niet alleen CO2, maar ook een heleboel andere dingen uitstoten, heb je dus een negatief effect voor heel Europa. Je maakt kosten in Nederland en je bereikt er in Europa niks mee. Daarom is het ook zo belangrijk dat je dit soort dingen Europees aanpakt. Dat is dan ook waar wij ons op hebben gericht.
Ik heb gehoord dat mevrouw Van Tongeren een VAO wil aanvragen, maar ik heb van haar niet mogen vernemen op welk punt de beantwoording zodanig onbevredigend was dat zij een VAO wenst.
De voorzitter:
Voordat mevrouw Van Tongeren daar wel of niet op reageert, geef ik mevrouw Mulder en mevrouw Dik-Faber de gelegenheid om een korte vraag te stellen.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Ik heb de Minister gevraagd of hij ook kijkt naar de gemiddelde jaartemperatuur. Hij gaf in reactie daarop aan dat de SodM daar onderzoek naar doet en dat er over twee jaar meer duidelijkheid is. Als dat zo is, kan ik me heel goed voorstellen dat de Minister daar ook op ingaat in zijn definitieve besluit en in zijn beantwoording van de vraag van de heer Vos voor hoeveel jaar een dergelijk besluit zou gelden. Het lijkt mij een heel relevant punt, waarover ik graag meer van de Minister zou horen. Het CDA zegt dus niet dat dít het moet worden, maar ik zou wel graag te zien krijgen wat de effecten ervan zijn.
Minister Kamp:
Mevrouw Mulder slaat de spijker op de kop. Wij hebben nog niet genoeg feiten beschikbaar om hierover kort na 1 oktober duidelijkheid te kunnen geven. Het SodM zegt mij dat wisselende gaswinning, gaswinning die afhankelijk is van de wintertemperatuur, negatieve seismische effecten heeft en dat het dus tot meer onveiligheid leidt. Maar in welke mate dat het geval is, weet het SodM niet. Dat moet worden berekend en die berekeningen kunnen maximaal twee jaar duren, omdat men die berekeningen uitvoert op basis van praktijkervaringen en metingen uit het veld. Zonder die informatie kan men geen conclusies trekken. Het Groningenveld is uniek in de wereld en je moet die informatie dus in het Groningenveld zelf verzamelen. Dat is de reden waarom het langer duurt en ook de reden dat er alleen maar voor een niet zo lange periode een besluit genomen kan worden. Dat is dus inderdaad precies het knelpunt waarop het vastzit en mevrouw Mulder heeft dat goed verwoord.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
De Minister en ik zijn het eens dat het ETS hervormd moet worden. Ik denk zelfs dat de hele Kamer het daarmee eens is. Maar waarom wil de Minister niet uitspreken dat het ETS heel sterk hervormd worden, omdat de afspraken in het klimaatakkoord leidend zijn? Doet het soms te veel pijn om de waarheid onder ogen te zien dat we niet voldoende doen? Ik zoek echt naar een reden waarom de Minister dat niet durft uit te spreken en waarom Nederland zich niet voor een hervorming van het ETS inzet. Ik zou verder graag van de Minister horen of in het scenario de emission performance standard wordt meegenomen. Zo niet, dan zal ik daarover een motie indienen.
Minister Kamp:
Duitsland werkt met die emission performance standard. Dat land heeft dus iets op het punt van het ETS gedaan. Ik vind het erg interessant wat Duitsland doet, overigens net zoals ik het interessant vind wat het Verenigd Koninkrijk en andere landen doen. Ik vind het vooral interessant om te zien of we daarover gezamenlijk in Europa conclusies kunnen bereiken en het gezamenlijk kunnen toepassen. Ik wil dan ook graag dat we in Europees verband over deze informatie uit Duitsland spreken. Dat lijkt mij beter dan er als Nederland achteraan te lopen. Het lijkt me dus beter dat we proberen om het Europees te doen als dat Duitse initiatief zo verstandig is.
Ik ben helemaal niet zo terughoudend dat ik de uitspraak waar mevrouw Dik-Faber om vraagt, nooit zou willen doen, maar ik denk dat wij het Parijse klimaatakkoord alleen maar waar kunnen maken door de CO2-emissie zodanig terug te dringen dat de ambities die we in Parijs hebben afgesproken voor de klimaatontwikkeling, kunnen realiseren. Om die ambities te realiseren moet er gestuurd worden op de CO2-emissie en het beste instrument om dat te doen is het ETS. Daarom zal het ETS zo moeten gaan functioneren dat wij de doelstellingen van het klimaatakkoord in Parijs kunnen waarmaken. Ik denk dat dat ook is wat mevrouw Dik-Faber vindt.
De voorzitter:
Ik bedank de Minister voor de uitgebreide beantwoording. Ik bedank ook iedereen die aanwezig is in deze zaal. Maar ik sluit de vergadering niet dan nadat ik een flink aantal toezeggingen heb voorgelezen. Let dus nog even op of ik de toezeggingen juist weergeef.
Ik heb acht toezeggingen genoteerd:
− De Minister stuurt de Kamer in de derde of vierde week van juni 2016 het ontwerpbesluit gaswinning Groningen. Dat besluit krijgen we dus nog voor het zomerreces.
Minister Kamp:
Het kabinet komt in de derde of vierde week van juni tot een besluit. Dat besluit zal op dezelfde dag in de vorm van een brief met de Kamer worden gedeeld.
De voorzitter:
Voor ons is relevant dat de Kamer dat besluit voor het zomerreces ontvangt en wel op een dusdanig moment dat we het nog in een procedurevergadering kunnen behandelen. We zijn er bij dit onderwerp inmiddels aan gewend dat dingen vlak voor het zomerreces binnenkomen.
− Na de eerste fase van de Energiedialoog, eind juni 2016 en dus nog voor het zomerreces, ontvangt de Kamer een bevindingenrapport. Bevindingenrapport: een mooi woord!
− In de tweede helft van dit jaar ontvangt de Kamer de uitgewerkte scenariostudies inzake het sluiten van de kolencentrales. Daarbij zal een extra scenariostudie worden meegestuurd over de sluiting van twee kolencentrales uit de jaren negentig.
Minister Kamp:
Aan de scenario's die we met de Kamer hebben gewisseld, zal een extra scenario worden toegevoegd.
De voorzitter:
− Na de behandeling van de Voorjaarsnota stuurt de Minister de Kamer een brief over de stand van zaken rond de versterking van gebouwen in Groningen.
Minister Kamp:
Ik denk dat ik de Kamer dan informeer over de punten die in de Voorjaarsnota relevant zijn voor Groningen. Daarover zal ik de Kamer apart informeren.
De voorzitter:
De daarbij relevante punten met betrekking tot Groningen: dan is het iets breder. Dat is alleen maar mooi; dat hoop ik althans.
− Voor het zomerreces ontvangt de Kamer een risicoanalyse van kleine winningsvelden, dit naar aanleiding van een vraag van mevrouw Mulder.
− De Kamer ontvangt voor het zomerreces de uitkomsten van de studie naar verjaring van mijnbouwschade, ook dat naar aanleiding van een vraag van mevrouw Mulder.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Ik hoorde «mei».
De voorzitter:
De Minister fluistert mij in dat mei mogelijk is. Dan doen we mei. Goed opgelet!
− De Minister zal schriftelijk reageren op de vragen over SBIR, een opslagsysteem voor gas. Ik denk dat dat snel kan.
Minister Kamp:
Ik zal dat voor half mei doen.
De voorzitter:
Dat wordt dus voor half mei.
− Naar aanleiding van de motie (33 529, nr. 222) van de heer Smaling komen er na de zomer resultaten van een onderzoek naar trillingsmeters naar de Kamer.
Mevrouw Van Tongeren heeft een VAO aangevraagd. Mevrouw Van Tongeren heeft verder nog twee toezeggingen ...
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Ik meende te horen dat de Minister de definitie uit artikel 177 uit het Burgerlijke Wetboek waar mogelijk in alle documenten gaat proberen te krijgen. Ik vind dat heel belangrijk, want het verschil tussen mijnbouwschade, aardbevingsschade, bodemdaling en dergelijke is een punt waarover ik veel mail van Groningers krijg. Ik vond dat een heel fijne toezegging van de Minister.
Minister Kamp:
Ik heb gezegd dat het mijn bedoeling is om de terminologie zoals die in het Burgerlijk Wetboek is vastgelegd, consequent te gebruiken.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
De tweede toezegging betreft een analyse naar aanleiding van de aangenomen motie over trillingsmeters en kwetsbare objecten. De Minister heeft gezegd dat hij daar nogmaals naar zal kijken en dat hij het breder zal trekken dan alleen naar het chemiepark.
De voorzitter:
Dat klopt ook. Ik ben een beetje strikt en beperk de toezeggingen tot de brieven die naar de Kamer zullen worden gestuurd. Deze toezegging wordt ook genoteerd.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Ik ben blij met de toezegging van de Minister dat hij voor half mei een schriftelijke reactie over SBIR naar de Kamer zal sturen. Met het oog daarop, zou ik willen vragen om het VAO in te plannen nadat we deze informatie hebben ontvangen. Dan kunnen we die er meteen bij betrekken.
De voorzitter:
Daar zullen we in ons verzoek om een plenair VAO rekening mee houden.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
We hebben de toezegging gekregen dat de maatschappelijke risicoanalyse hierbij betrokken zal worden. Ik hoop dat die analyse ook naar de Tweede Kamer komt. Ik zou dat fijn vinden, want als het erbij betrokken wordt zonder dat ik het te zien krijg, is het lastig om tot een oordeel te komen.
Minister Kamp:
Vanzelfsprekend zal de Kamer op een zodanige manier duidelijk worden gemaakt wat er speelt rond die maatschappelijke risicoanalyse dat de Kamer zich daarna goed geïnformeerd voelt. Dat komt voor elkaar.
De voorzitter:
Komt dat gelijktijdig met ...?
Minister Kamp:
Dat zal ik bekijken. Ik denk dat het een onderdeel zal worden van de besluitvorming en dat zou betekenen dat ik hierop terugkom in de brief die naar de Kamer komt direct na de besluitvorming eind juni in het kabinet.
De voorzitter:
Wij voegen dit punt toe aan die toezegging. Dat lijkt mij wel zo netjes.
Wij zijn licht uit de tijd gelopen. Ik hoop dat dat niet tot grote hinder heeft geleid.
Sluiting 18.16 uur.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33529-254.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.