27 Gevangeniswezen en tbs

Gevangeniswezen en tbs

Aan de orde is het tweeminutendebat Gevangeniswezen en tbs (CD d.d. 16/05).

De voorzitter:

Aan de orde is het tweeminutendebat Gevangeniswezen en tbs. Ik heet de minister voor Rechtsbescherming van harte welkom. De eerste spreker en tevens de aanvrager van dit debat is de heer Ellian. Aan hem is nu het woord. Hij spreekt namens de VVD.

De heer Ellian (VVD):

Dank, voorzitter. Al sinds oktober 2022 vraag ik om aandacht voor het spreiden van criminele kopstukken. We komen ondertussen een heel eind. Soms is er een lange adem nodig om ergens te komen. Ik zie dat we stappen maken. Ik zie dat de Afdelingen Intensief Toezicht een hoger beveiligingsniveau krijgen. Ik zie dat er meerdere worden toegevoegd, gerealiseerd, ondanks het feit dat ik kritisch ben op de Afdeling Intensief Toezicht, omdat ik denk dat criminele kopstukken daar niet in horen. Ik maak me echter écht zorgen over de situatie in de extra beveiligde inrichting. Dat heeft ermee te maken dat je niet iedereen bij elkaar kunt zetten. Ik zeg dat voor de Handelingen en ook voor de richting die de uitvoering en het beleid straks op moeten. De afgelopen jaren zijn er grote aanhoudingen verricht in onder andere het netwerk van Ridouan Taghi. Je kunt niet iedereen bij elkaar zetten. Dat heeft de minister overigens eerder ook zo erkend. Ik denk dat ik dat zo mag zeggen. Het is écht een probleem. Er zitten grote jongens. Je kunt niet jongens als Taghi, Holleeder en bijvoorbeeld een Dennis G. uit de Dominicaanse Republiek op één afdeling zetten. Daarom dien ik deze motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Kamer zowel het amendement op stuk nr. 37 (36410-VI) als de motie op stuk nr. 41 (36410-VI) over de uitbreiding van de hoogbeveiligde cellencapaciteit in Vught heeft aangenomen en de regering deze in de Voorjaarsnota 2024 verwerkt heeft;

constaterende dat het in gebruik nemen van de oude tijdelijke extra beveiligde inrichting (unit 1) tot historische en emotionele bezwaren heeft geleid;

overwegende dat vanwege diverse aanhoudingen zo spoedig mogelijk gestart moet worden met de realisatie in Vught van extra hoogbeveiligde cellen die voldoen aan het hoogste beveiligingsniveau;

overwegende dat de extra beveiligde inrichting uitgebreid kan worden door een aanbouw te realiseren waarmee ook vergaande compartimentering mogelijk is, zodat criminele kopstukken gespreid en van elkaar gescheiden kunnen worden;

verzoekt de regering om in plaats van de oude tijdelijke extra beveiligde inrichting (unit 1) te verbouwen en in gebruik te nemen, het amendement op stuk nr. 37 (36410-VI) en de motie op stuk nr. 41 (36410-VI) als volgt uit te voeren:

  • -de extra beveiligde inrichting in Vught uit te breiden met twaalf cellen;

  • -deze uitbreiding zodanig vorm te geven dat vergaande compartimentering van vier keer drie cellen mogelijk is;

  • -uiterlijk het vierde kwartaal van 2026 deze uitbreiding in gebruik te nemen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Ellian en Wilders.

Zij krijgt nr. 956 (24587).

Hartelijk dank. Dan is nu het woord aan mevrouw Faber-van de Klashorst. Zij spreekt namens de PVV. Gaat uw gang, mevrouw Faber.

Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):

Dank u wel, voorzitter. De minister wil de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting gebruiken om gedetineerden eerder naar huis te sturen met een enkelband. Hij wil aan deze regeling dan ook een nieuwe verlofvorm toevoegen, het zogenaamde capaciteitsverlof. In deze regeling zijn diverse vormen van tijdelijk verlof opgenomen, bijvoorbeeld in het geval van overlijden van een familielid. Maar aan het beoogde capaciteitsverlof zit niets tijdelijks. Gedetineerden worden naar huis gestuurd tot het einde van hun gevangenisstraf. Kennelijk legt de minister liever de gedetineerden in de watten dan dat hij het capaciteitstekort op korte termijn drastisch verlaagt door een soberder beleid in te stellen. De minister geeft er de voorkeur aan om op de stoel van de rechter te gaan zitten en eigent zich een rol toe die hij wettelijk niet heeft, namelijk het op eigen houtje omzetten van de straf die is opgelegd door de rechter.

De wettelijke taak die de minister wél heeft, is het uitvoeren van het door de rechter opgelegde vonnis zoals vastgelegd is in boek 6, Wetboek van Strafvordering, artikel 6.1.1. Om de minister te behoeden voor het schaden van de trias politica zal ik de motie inzake capaciteitsverlof, die mevrouw Uitermark van NSC in haar termijn zal indienen, mede indienen.

Tot zover. Dank u wel.

De voorzitter:

Hartelijk dank. De volgende spreker is mevrouw Lahlah, die spreekt namens de fractie-GroenLinks-Partij van de Arbeid. O, de heer Boswijk is er toch! Ik zag hem net niet zitten. Ik laat mevrouw Lahlah voorgaan. Gaat uw gang.

Mevrouw Lahlah (GroenLinks-PvdA):

Dank je wel, voorzitter. Tijdens het commissiedebat Gevangeniswezen en tbs heb ik uitvoerig stilgestaan bij de bijzondere situatie van jongeren die door capaciteitstekorten in de volwassenendetentie worden geplaatst, met een versoberd dagprogramma en een gebrek aan onderwijs. Vandaar deze motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat door capaciteitstekort jongeren tijdelijk in volwassenendetentie worden geplaatst in plaats van een justitiële jeugdinrichting;

constaterende dat deze jongeren in volwassenendetentie geen onderwijs kunnen volgen, waardoor bijvoorbeeld het behalen van branchespecifieke certificaten of een startkwalificatie stagneert;

overwegende dat deze jongeren het recht hebben om onderwijs te volgen en ze dit in een justitiële jeugdinrichting wél zouden krijgen;

verzoekt de regering om de mogelijkheden te onderzoeken op welke manier jongeren tijdens hun verblijf in volwassenendetentie toch hun onderwijs kunnen voortzetten als zij dat willen, bijvoorbeeld door te kijken naar onlineonderwijs en/of aansluiting bij de onderwijsmogelijkheden voor volwassenen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Lahlah, Van Nispen, Uitermark, Teunissen, Koekkoek en El Abassi.

Zij krijgt nr. 957 (24587).

Hartelijk dank. Dan is nu alsnog het woord aan de heer Boswijk namens het CDA. Gaat uw gang.

De heer Boswijk (CDA):

Dank u wel, voorzitter. Eén motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat binnen de strafrechtketen en forensische zorg niet altijd een optimale behandeling gestart kan worden vanwege te weinig mogelijkheden voor de informatiedeling;

constaterende dat adequate informatiedeling ertoe kan leiden dat de door- en uitstroom binnen de forensische zorg verbeterd wordt;

overwegende dat het juist in het belang is van gedetineerden en patiënten dat informatie over hun persoonlijke omstandigheden gedeeld kan worden tussen de organisaties binnen en buiten de forensische zorg die verantwoordelijk zijn voor de behandeling;

verzoekt de regering om samen met betrokken zorginstanties van binnen en buiten de forensische zorg in kaart te brengen wat de knelpunten zijn als het gaat om informatiedeling;

verzoekt de regering een wetswijziging in gang te zetten om ervoor te zorgen dat er een wettelijke grondslag komt voor adequate informatiedeling tussen zorgaanbieders in de forensische zorg,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Boswijk.

Zij krijgt nr. 958 (24587).

De heer Boswijk (CDA):

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. De heer Van Nispen gaat nu spreken namens de Socialistische Partij.

De heer Van Nispen (SP):

Dank u wel, voorzitter. Ik heb in het vorige debat moties ingediend over het verbeteren van de arbeidsvoorwaarden voor het personeel. Volgens mij is dat dé sleutel om het capaciteitstekort zo goed mogelijk tegen te gaan. Ik heb ook een motie ingediend om het aantal forensischezorgplekken en tbs-plaatsen in eigen regie van de overheid te laten toenemen. Ik ga daarover geen nieuwe moties indienen, want ik wacht natuurlijk op de uitvoering van die, volgens mij belangrijke, moties.

Voorzitter. Ik heb vandaag één andere motie, die wat langer is, maar het zou moeten lukken om die binnen de tijd in te dienen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat relatief veel overlast en onveiligheid in de samenleving afkomstig is van mensen met verward of onbegrepen gedrag, stoornissen en/of verslavingen;

constaterende dat effectieve hulpverlening en zorg de strafrechtketen kan ontlasten, wat hard nodig is gelet op het beslag dat door deze groep wordt gelegd op de politiecapaciteit en dit tevens grote druk oplevert op de al overbelaste capaciteit van gevangenissen, tbs-klinieken en overige forensische zorg;

overwegende dat de ambitie om de aansluiting tussen straf en zorg te verbeteren al vaak geuit is, dat veel tijd, inzet en geld nu gaan zitten in nieuwe plannen en beleid, onderzoeken en overleggen om de cultuur te veranderen en de samenwerking te bevorderen, maar dat dit onvoldoende oplevert omdat de problemen bekend zijn en onvoldoende worden opgelost;

constaterende dat er een groot tekort is aan passende woon- of verblijfplekken voor personen met complexe problematiek, wat wel noodzakelijk is om overlast en onveiligheid tegen te gaan, omdat het kapitaalvernietiging is om mensen te stabiliseren in relatief kostbare gesloten behandelvormen en het vervolgens snel weer fout gaat omdat dé randvoorwaarde, passende opvang daarna, niet beschikbaar is;

constaterende dat de financiering van de aanpak en zorg voor deze groep vaak gehinderd wordt door de verschillende domeinen en verantwoordelijkheden die georganiseerd zijn, zoals de vraag of het vanuit veiligheid of zorg gefinancierd moet worden, door gemeentes, door de ggz of de zorgverzekeraars, en dat dit niet helpt bij de aanpak, omdat de mensen om wie het gaat zich doorgaans van deze hokjes en financieringsvraagstukken weinig aan zullen trekken;

verzoekt de regering, in eerste instantie binnen de bestaande budgetten, voldoende domeinoverstijgende financiering beschikbaar te stellen, zo nodig eerst met een experiment, om zorg en behandeling en de aansluiting tussen straf en zorg te verbeteren en de politie te ontlasten;

verzoekt de regering voorts te inventariseren in welke regio's het gebrek aan passende woon- en verblijfplekken het grootst is en hier vervolgens onder landelijke regie mee aan de slag te gaan,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Nispen en Dobbe.

Zij krijgt nr. 959 (24587).

Hartelijk dank. Tot slot is het woord aan mevrouw Uitermark namens Nieuw Sociaal Contract. Gaat uw gang.

Mevrouw Uitermark (NSC):

Dank u wel, voorzitter. De capaciteitsproblemen in het gevangeniswezen zijn groot. Dat vraagt om maatregelen, maar die moeten wel rechtsstatelijk en juridisch juist zijn. Ze moeten ook aan de samenleving kunnen worden uitgelegd.

Over de zelfmelderstop gaf de minister in eerste instantie aan dat deze alleen gold bij lichte vergrijpen, maar de NOS ontdekte dat dat niet altijd het geval is. Wat NSC betreft moet er daarom nog worden bijgestuurd. Ik dien daarom twee moties in.

De eerste motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de minister per 1 juli aanstaande weer begint met het oproepen van zelfmelders;

constaterende dat de minister eerst zelfmelders met de langste strafduren zal oproepen om vervolgens iedere drie maanden te beoordelen in welke omvang het oproepen van zelfmelders verder hervat kan worden;

merkt op dat het van belang is om bij het weer oproepen van zelfmelders een zekere volgorde te hanteren, zodat dit niet willekeurig gebeurt;

overwegende dat van uitstel geen afstel mag komen;

verzoekt de regering om bij het oproepen van zelfmelders prioriteit te geven aan daders die in het buitenland zijn veroordeeld en hier hun straf moeten uitzitten, aan daders met de oudste veroordelingen en de langste straffen en aan daders die zijn veroordeeld voor zogenoemde high-impact crimes;

verzoekt de regering om dit op te nemen in een oproepkader, en de Kamer hierover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Uitermark.

Zij krijgt nr. 960 (24587).

Mevrouw Uitermark (NSC):

De tweede motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de minister het capaciteitsverlof, zoals opgenomen in de Rtvi, baseert op zijn bevoegdheid zoals neergelegd in artikel 26 van de Penitentiaire beginselenwet;

constaterende dat de Penitentiaire beginselenwet de minister de bevoegdheid geeft om in de Rtvi nadere regels te stellen over het verlaten van de inrichting bij wijze van verlof om op die manier bij te dragen aan de voorbereiding van de terugkeer in de maatschappij;

constaterende dat capaciteitsverlof wordt verleend vanwege personeelsgebrek en dus niet een re-integratiedoeleinde dient;

constaterende dat in het RSJ-advies van 18 april wordt aangegeven dat capaciteitsverlof de facto de door de strafrechter opgelegde straf wijzigt en dat dit afbreuk doet aan het gezag van de rechter en het vertrouwen in de overheid kan aantasten;

overwegende dat op grond van de wet de beoogde aanpassing van de regeling niet geoorloofd is;

verzoekt de regering capaciteitsverlof daarom niet op te nemen in de Rtvi,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Uitermark en Faber-van de Klashorst.

Zij krijgt nr. 961 (24587).

Dank. Er is nog een interruptie voor u van de heer Van Nispen.

De heer Van Nispen (SP):

Ik ben ook niet zo'n fan van dat capaciteitsverlof, omdat het heel raar is dat er te weinig capaciteit is om de mensen die in de bak thuishoren ook in de bajes te stoppen, maar wat is het gevolg van deze motie van mevrouw Uitermark? Hoe moet het dan?

Mevrouw Uitermark (NSC):

Daar hebben we in het vorige debat ook al de nodige woorden over gewisseld. Ik heb toen ook een aantal oplossingsrichtingen aangegeven. Die zijn ook neergelegd in moties. Ik herhaal vandaag wat ik eerder al heb gezegd. Deze keer is er namelijk ook een RSJ-advies uitgekomen. Dat geeft ook duidelijk aan, zoals ik ook heb neergelegd in m'n motie, wat deze regeling doet. Deze regeling doorkruist wat mij betreft echt wat de rechter heeft opgelegd. Dat vind ik principieel onjuist. Dus in die weging slaat mijn weging door naar dat we dat moeten doen wat rechtsstatelijk juist is.

De heer Van Nispen (SP):

Dat klinkt aardig, maar dat was mijn vraag niet. Toen mevrouw Faber zonet deze motie aankondigde, had mevrouw Faber het bijvoorbeeld over versobering. Ik denk dat dat heel erg slecht is, want dan jaag je nog meer gevangenispersoneel weg. Toen deze motie in het debat werd aangekondigd, heeft de minister gezegd: als u dit capaciteitsverlof niet toestaat, dan lopen gedetineerden, dus mensen die in de gevangenis thuishoren, gewoon vrij rond op straat. Dat hoor ik mevrouw Uitermark niet zeggen. Ik wil dus weten: waar stemmen we nou voor als we voor deze motie stemmen? Stemmen we dan voor een versobering? Stemmen we er dan voor om criminelen vrij op straat te laten rondlopen? Want dan heb ik toch liever dat capaciteitsverlof, waarbij je tenminste nog toezicht houdt op die mensen.

Mevrouw Uitermark (NSC):

En wat is nu uw vraag aan mij?

De heer Van Nispen (SP):

Nou, de vraag die ik in eerste instantie stelde en die niet beantwoord is: wat is het gevolg van deze motie? Is dat: versobering van detentie? Dat is slecht voor gevangenispersoneel. Is dat dat er meer mensen vrij op straat rondlopen? Je kunt namelijk niet zomaar dat capaciteitsverlof, al zou ik dat ook niet willen, afschaffen zonder daar een alternatief voor in de plaats te zetten.

Mevrouw Uitermark (NSC):

Ik constateer gewoon dat hierbij een probleem is ontstaan en dat de gekozen oplossing niet de oplossing is waarvoor ik sta. Dat betekent dus dat er andere oplossingen gekozen moeten worden. Ik heb het de vorige keer ook al aangegeven, maar die kunnen gezocht worden in het verder onderzoeken van mogelijke versobering of in het aantrekkelijker maken van vrijwillig overwerken door gevangenispersoneel. Misschien kunnen we daar een aantrekkelijke regeling voor neerleggen. Het zou bijvoorbeeld ook gezocht kunnen worden in het terugvragen van mensen die al met pensioen zijn, zoals bij de rechters ook is gebeurd. Maar ik ben de minister niet; er kunnen meerdere mogelijkheden zijn. Wat ik hier neerleg, is dat de gekozen oplossing wat mij betreft een ongeoorloofde oplossing is.

De voorzitter:

Meneer Ellian, ik heb de vorige keer toevallig ook het debat voorgezeten. Toen ging het heel uitvoerig hierover, dus dat gaan we niet opnieuw doen.

De heer Ellian (VVD):

Nee, hoewel je er ook iets van kunt vinden dat een Kamerlid in andere bewoordingen dezelfde motie, waar al over gestemd is, nog een keer in stemming brengt. We gaan het debat niet overdoen, maar ik heb wel één vraag, want de laatste woorden van mevrouw Uitermark triggerden mij. Zegt mevrouw Uitermark dus dat de minister niet alle oplossingen in kaart heeft gebracht? Ik probeer het even te begrijpen. De minister zegt: ik heb alle oplossingen in kaart gebracht; van alle keuzes is dit wat mij betreft de minst slechte keuze. Ik probeer goed te begrijpen wat mevrouw Uitermark zegt. Zegt zij dat er nog allerlei oplossingen onderzocht kunnen worden die niet onderzocht zijn?

Mevrouw Uitermark (NSC):

Ik zeg dat mijn voorbeeld van zojuist over het terughalen van mensen die al gepensioneerd zijn niet een oplossing is waarvan ik heb kunnen lezen dat de minister die heeft onderzocht. We hebben vorige keer ook besproken dat met het instellen van de tijdelijke commissie, die nu op dagelijkse basis aan het monitoren is, het cellentekort op korte termijn al is teruggebracht van 330 naar 225. We hebben de laatste stand van zaken daar niet van. Ik zeg gewoon dat de oplossing die de minister presenteert niet passend is om het probleem op te lossen, omdat deze oplossing simpelweg niet kan. Daarmee is het een gegeven dat je het probleem op een andere wijze moet oplossen. Terugkomend op de vraag waarom ik deze visie hier opnieuw neerleg: dat is omdat er iets bij is gekomen, namelijk het advies van de RSJ.

De voorzitter:

De heer Ellian, tot slot.

De heer Ellian (VVD):

We moeten het debat niet overdoen, maar de RSJ heeft volgens mij geconcludeerd: als je dit doet, doe het dan over alle penitentiaire inrichtingen en niet over enkele. Volgens mij heeft de RSJ niet gezegd dat de oplossing die de minister aandraagt helemaal niet door de beugel kan. Dat is wel de suggestie die u wekt. Ik snap niet waarom u dat doet. Ik houd het bij een stelling van mezelf en dan horen we het oordeel van de minister zo wel. Ik wil nog wel zeggen dat ik niet snap waarom mevrouw Uitermark het heeft over "vrijwillig overwerken". Ik zie collega Van Nispen schudden. Volgens mij heeft mevrouw Uitermark die woordkeuze niet nodig. De mensen gaan niet vrijwillig overwerken, want het zit hen tot hier in de gevangenis.

De voorzitter:

Mevrouw Uitermark, tot slot.

Mevrouw Uitermark (NSC):

Ik heb daar geen reactie meer op.

De voorzitter:

We zijn aan het einde van de termijn van de Kamer. We gaan vijf minuten schorsen en dan kan de minister reageren en de zes ingediende moties appreciëren.

De vergadering wordt van 17.08 uur tot 17.15 uur geschorst.

De voorzitter:

We zijn aangekomen bij het tweede deel van het debat over gevangeniswezen en tbs. Ik geef het woord aan de minister voor Rechtsbescherming. Gaat uw gang.

Minister Weerwind:

Voorzitter, dank u wel. Ik zal de moties appreciëren. Ik start met de eerste ingediende motie, op stuk nr. 956, over uitbreiding ebi in plaats van verbouwing tebi, tijdelijke extra beveiligde inrichting. Laat ik eerst via u, voorzitter, de heer Ellian danken voor de manier waarop hij de motie uitlegt. We praten hier toch over Unit1 met een zeer beladen oorlogsverleden. De wijze waarop u de motie uitlegt, omarm ik van ganser harte. U sprak zelfs over het vierde kwartaal 2026. Dank daarvoor. Kortom, ik kan deze motie oordeel Kamer geven.

De tweede motie, op stuk nr. 957, is afkomstig van mevrouw Lahlah c.s. We hebben hier uitputtend over gesproken in het commissiedebat. Ik heb u toen aangegeven hoe ik zit met de personele en gebouwelijke omstandigheden in de regimes in huizen van bewaring. U vraagt mij om het te onderzoeken. Ik zeg u met klem: ik heb niet de faciliteiten zoals we in de justitiële jeugdinrichtingen, van het Rijk of particulier, hebben. Maar u vraagt mij te onderzoeken of ik een vorm van onlineonderwijs kan geven. Zo interpreteer en zie ik de motie en als dat juist is, wil ik dat zeker onderzoeken. Om de moverende redenen die u noemde.

De voorzitter:

Mevrouw Lahlah knikt instemmend. Dan geeft u oordeel Kamer.

Minister Weerwind:

Dan kan ik de motie oordeel Kamer geven.

Dan kom ik bij de derde motie, op stuk nr. 958, van de heer Boswijk over gegevensdeling forensische zorg. Ik zie dat het Kamerlid naar mij zwaait. Permitteer mij dat ik terugzwaai. Informatie-uitwisseling is heel belangrijk in de forensische zorgsector. Laten we daar helder over zijn. Echter, daar waar ik lichte maatregelen kan nemen om iets toe te passen, in plaats van een wetswijziging, wil ik die ruimte nemen. Als ik de motie zo mag lezen, kan ik 'm oordeel Kamer geven. Ik zie de heer Boswijk knikken, dus ik begrijp dat mijn interpretatie juist is.

De voorzitter:

Heel goed; oordeel Kamer.

Minister Weerwind:

Dan kom ik bij de motie van de heer Van Nispen en mevrouw Dobbe, op stuk nr. 959. Het is een uitgebreide motie, waarin enerzijds domeinoverstijging wordt gevraagd. Ook wordt eigenlijk gevraagd om in kaart te brengen in welke regio's het gebrek aan passende woon- en verblijfplekken het grootst is. Wat de domeinoverstijgende financiering betreft vragen de indieners om iets te doen samen met het departement van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, en Justitie en Veiligheid. Drie departementen. Laat ik helder zijn, voorzitter. Wij pakken dit al op en zien dit ook als steun in de rug. Je praat eigenlijk over een levensloopaanpak, waarin wij werken met levensloopcoördinatoren op dit moment. Ik werk ernaartoe om hieraan rechtmatig en uitvoerbaar qua financiering invulling te geven. Dus het eerste deel van de motie omarm ik.

Ten aanzien van het tweede deel verwijs ik naar het wetsvoorstel Versterking regie volkshuisvesting. Dat ligt sinds 7 maart 2024 in uw Kamer. Daarmee zijn we bezig om een woonzorgvisie in kaart te brengen. Ik noem ook het nationaal programma dakloosheid. In het bijzonder gaat het om een thuis voor iedereen, als ik praat over het programma waarop ik me richt. Kortom, voorzitter, ik zie deze motie ook als een steun in de rug en kan deze derhalve oordeel Kamer geven.

Dan ben ik aangekomen bij de vijfde motie, die op stuk nr. 960, afkomstig van NSC. Laat ik vooropstellen: wat u mij vraagt, is zelfmelders te prioriteren. U vraagt mij om puur te kijken naar de langste strafduur. U weet dat dit een pakket maatregelen in zijn totaliteit is, dat ik hard nodig heb om preventief gehechte arrestanten als zodanig in de cellen, in de p.i.'s kwijt te raken, omdat het probleem groot is. Het is gewoon groot op dit moment. Ten aanzien van de langste strafduur hadden wij elkaar al gevonden in de prioritering. Ik start daarmee inderdaad per 1 juli 2024. Ik heb u ook toegezegd dat ik u daarna driemaandelijks informeer en blijf informeren.

U stelt in uw motie ook: zorg ervoor dat je ook kijkt naar het uitvoeren van vonnissen van rechters uit andere landen, en kijk ook naar de high-impact crimes. U vraagt mij ook om daarvoor met een beoordelingskader te komen. Ik noem het maar even "beoordelingskader". U heeft het "oproepkader" genoemd. Daar wil ik mee komen per 1 oktober. 1 juli wil ik starten, want dan weet ik dat ik binnen de p.i.'s de eerste vijf à tien met de langste strafduur kwijt kan. Maar ik heb die tijd nodig om dat kader te vervolmaken, zodat ik u goed en zorgvuldig kan informeren. Dat is wat ik u vraag.

Ten aanzien van de high-impact crimes: het begrip "high-impact crime" is een groot en zeer omvattend begrip. Ik neem op weg naar 1 oktober dan ook mee wat wel kan en wat niet kan. Als u mij de ruimte geeft om vanuit die zorgvuldigheidsoverweging zodanig te acteren en de motie zo te lezen, dan kan ik deze motie oordeel Kamer geven.

Mevrouw Uitermark (NSC):

Dan begrijp ik het dus zo dat u per 1 oktober een oproepkader paraat heeft en dat u dat met de Kamer deelt voor 1 oktober. Begrijp ik dat goed?

Minister Weerwind:

Ja, rond 1 oktober. Als ik nu zeg "voor 1 oktober", dan trekt u in september aan mijn oor of dat van mijn ambtsopvolger, en ik wil geen problemen creëren voor de toekomst.

De voorzitter:

Ja? Mevrouw Uitermark stemt in met de toelichting en uitleg van de minister. Daarmee heeft de motie op stuk nr. 960 oordeel Kamer.

Minister Weerwind:

Dank u wel, voorzitter. Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 961. Daar hebben wij uitputtend over gediscussieerd. Ik heb de brief van de Centrale ondernemingsraad van 10 april 2024 nog in mijn achterhoofd. De Centrale ondernemingsraad was ook in het debat aanwezig dat wij vrij recent met elkaar hebben gevoerd. Ik weet dat enkelen van de Kamerleden alle penitentiaire inrichtingen hebben bezocht. Mijn oproep aan deze Kamer, aan de Kamerleden is dan ook: bezoek ze! Spreek met de piw'ers, dan komt u achter de noden en de problematiek die er zijn. Ik volgde net het debat tussen de heer Van Nispen en mevrouw Uitermark, waarin overwerken werd opgemerkt. Als ik piw'ers spreek die twee diensten achter elkaar draaien, schaam ik mij als bestuurder. Dan schaam ik mij diep dat ik dat beroep op hen moet doen. Ze doen het uit loyaliteit met het bedrijf, met de organisatie. Daar heb ik groot respect voor en daarom sta ik ook voor die piw'ers in dezen. Kortom, mijn oproep is: ga ernaar toe!

We hebben uitputtend gediscussieerd over artikel 26 Penitentiaire beginselenwet. Ik heb ook nadrukkelijk het advies van de RSJ en dat van de Raad voor de rechtspraak gelezen, bekeken en hun aanbevelingen puntsgewijs overgenomen. Ik ga het debat niet overdoen. De capaciteitsproblematiek is groot, heel groot. Derhalve ga ik deze motie echt met klem ontraden.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan zijn we aan het einde gekomen van dit tweeminutendebat.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

We gaan dinsdag aanstaande, 28 mei, stemmen over de ingediende moties.

Wat mij betreft kunnen we gelijk door. Nee, dat is met een andere bewindspersoon, dat is waar. Ik wil graag door, maar wij gaan even schorsen.

Dank aan de minister voor Rechtsbescherming. Wij wachten even op een andere bewindspersoon.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven