Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2023-2024 | nr. 74, item 29 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2023-2024 | nr. 74, item 29 |
Media
Aan de orde is het tweeminutendebat Media (CD d.d. 11/04).
De voorzitter:
Wat mij betreft gaan we gelijk door met het tweeminutendebat naar aanleiding van het commissiedebat Media. Dat is ook met de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Elf leden hebben zich ingeschreven en tien daarvan hebben spreektijd gevraagd.
Wederom is als eerste het woord aan mevrouw Martens-America. Zij spreekt namens de VVD. Gaat uw gang.
Mevrouw Martens-America (VVD):
Voorzitter, dank u wel. Omdat ik twee moties heb, beperk ik mij tot het voorlezen van de moties.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de Nederlandse Publieke Omroep verschillende genres binnen de begroting gebruikt om de kosten van de programmering te schetsen;
constaterende dat uit de begroting van de NPO is gebleken dat zij volgens de begroting slechts 10 (op 700 miljoen aanbod) miljoen euro aan amusement uitgeven, over twaalf omroepen;
overwegende dat deze categorisering voor externen, in dit geval Kamerleden met een controlerende functie, dus niet scherp is en vraagt om toelichting;
verzoekt de regering om in opmars naar het creëren van een toekomstbestendige en transparante Nederlandse Publieke Omroep de Kamer te voorzien van een toelichting op de keuzes voor categorieën die in de begroting worden gehanteerd en de huidige programmering te koppelen aan deze bestaande categorieën,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Tseggai heeft een vraag over deze motie.
Mevrouw Tseggai (GroenLinks-PvdA):
Mijn vraag is heel kort. Ik vroeg me af wat de intentie van deze motie is.
Mevrouw Martens-America (VVD):
Er komt een eventuele bezuinigingsopgave aan. De VVD vindt dat wij alle informatie moeten hebben over de publieke omroep en hoe wij het geld uitgeven. Wat ons betreft wordt de focus gelegd bij de kerntaken. Op dit moment lijkt dat het zo is. Maar als ik het bedrag zie, is het toch moeilijk te geloven dat we dit uitgeven aan amusement. Ik wil voorkomen dat er misverstanden ontstaan en dat wij hier hele debatten gaan voeren over welk programma wel of geen amusement is, want dat voorzie ik. Daarom lijkt het me goed dat wij een vorm van handleiding gaan krijgen hoe wij de begroting moeten lezen.
Mevrouw Tseggai (GroenLinks-PvdA):
Ik vind dit toch een beetje gek. In het hoofdlijnenakkoord dat ik van de week heb gelezen, is er al een bezuiniging van 100 miljoen op de NPO ingeboekt. Mevrouw Martens-America zegt nu: ik wil eerst alle informatie hebben. Is dat bedrag van 100 miljoen uit de lucht gegrepen? Hoe moet ik dat zien?
Mevrouw Martens-America (VVD):
Ik snap oprecht de relatie tussen het een en het ander niet. Wij hebben hier een controlerende taak. Wij krijgen een keer per jaar de begroting van de publieke omroep. Er komt een hervorming van de publieke omroep aan. Ik vind dat je dat moet doen op basis van cijfers in plaats van de onderbuik. Daarom is het ontzettend belangrijk dat alle vraagtekens die ik heb bij de begroting duidelijk zijn voordat we debatten gaan voeren in deze Kamer. Misschien heb ik het helemaal mis.
De voorzitter:
Afrondend, want ik wil niet het debat van morgen gaan voeren.
Mevrouw Tseggai (GroenLinks-PvdA):
Dan concludeer ik dat het bedrag van 100 miljoen uit de lucht is gegrepen. Mevrouw Martens-America heeft nog niet alle informatie, dus waarop is dan dat bedrag van 100 miljoen gebaseerd?
De voorzitter:
Mevrouw Martens-America, tot slot.
Mevrouw Martens-America (VVD):
Wanneer de bouwstenen van de staatssecretaris naar de Kamer zijn gekomen, gaan wij een debat voeren over hoe wij als Kamer vinden dat de publieke omroep toekomstbestendig moet worden gemaakt. Om te voorkomen dat wij het gaan hebben over microzaken, lijkt het me ontzettend belangrijk dat wij een toelichting krijgen van de staatssecretaris hoe wij deze begroting, waar ik heel veel vraagtekens bij heb, moeten lezen. Dat is alles.
De voorzitter:
Dan uw tweede motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de huidige concessieperiode voor de Nederlandse Publieke Omroep (NPO) afloopt eind 2026;
constaterende dat in een rechtsstaat een betrouwbare informatievoorziening van wezenlijk belang is;
constaterende dat de NPO zal moeten worden hervormd zodat de journalistiek, inclusief een veelzijdig aanbod, kwalitatief hoogwaardig vormgegeven en gewaarborgd kan worden;
constaterende dat de NPO in haar huidige vorm onvoldoende toekomstbestendig is;
overwegende dat de hervorming van de NPO een haalbare termijn moet krijgen deze hervorming te realiseren maar gezien de uitdaging daar niet onbeperkt voor de tijd kan krijgen;
overwegende dat een tijdelijke concessieverlenging duidelijkheid kan creëren binnen de publieke omroep om te werken aan deze toekomstbestendigheid;
verzoekt de regering de huidige concessieperiode met één jaar te verlengen,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Martens-America (VVD):
De tweede.
Dank u wel. Dan is het woord aan de heer Ceder, die het woord gaat voeren namens de ChristenUnie.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Dank u wel, voorzitter. Ik heb één motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het publieke omroepbestel een veelzijdig aanbod kent en daarmee een cruciale democratische, journalistieke en culturele functie vervult in onze samenleving;
overwegende dat het veelzijdige programma-aanbod afkomstig is van diverse omroepen met een eigen identiteit;
verzoekt de regering om bij een eventuele hervorming van het publieke omroepbestel een stevige positionering van omroepverenigingen te waarborgen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Tot zover, voorzitter. Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Mevrouw Tseggai spreekt nu namens de fractie GroenLinks-Partij van de Arbeid.
Mevrouw Tseggai (GroenLinks-PvdA):
Dank u wel, voorzitter. In het recent gepresenteerde regeerakkoord lezen we dat instituties die de rechtsstaat mede dragen, te weten rechtspraak, media en wetenschap, versterkt zullen moeten worden. Mooie woorden, maar helaas zijn de daaraan verbonden acties een stuk minder rooskleurig, want onder andere op de NPO wordt fors bezuinigd zonder duidelijke noodzaak. Sterker nog, de nieuwe coalitiepartijen verwachten juist van alles van de NPO. En de NPO is al een van de goedkoopste publieke omroepen van Europa. Mag ik mijn zin nog afmaken?
De voorzitter:
Ja hoor.
Mevrouw Tseggai (GroenLinks-PvdA):
GroenLinks-PvdA is dan ook zeer teleurgesteld over deze voorgenomen bezuiniging. Dat wilde ik nog even zeggen.
Mevrouw Martens-America (VVD):
Ik heb gewoon even een verduidelijkende vraag: hoorde ik mijn collega nou zeggen dat er geen enkele noodzaak is om de NPO te hervormen?
Mevrouw Tseggai (GroenLinks-PvdA):
Nee, dat heeft u mij zeker niet horen zeggen. We waren recent ook met elkaar in debat in de commissie. Ik heb toen ook duidelijk aangegeven dat GroenLinks-PvdA absoluut ziet dat er hervormingen nodig zijn bij de NPO.
Mevrouw Martens-America (VVD):
Ik heb een laatste aanvullende vraag. Mijn collega van GroenLinks-Partij van de Arbeid sluit eventuele bezuinigingen al op voorhand uit en ziet ze als onnodig. Maar als bijvoorbeeld blijkt dat een x-aantal medewerkers verdeeld over de verschillende omroepen dezelfde functie vervult, is zij het dan met mij eens dat dat een prachtige optie is om dingen efficiënter te doen? Zo kan het belastinggeld namelijk op een andere manier worden uitgegeven.
Mevrouw Tseggai (GroenLinks-PvdA):
Mevrouw Martens-America dient net een motie in waarin staat dat ze niet alle informatie over de begroting van de NPO heeft. Totdat zij die wel heeft, sluit ik niks uit, maar het is niet aan mij om de bezuinigingen op de NPO te verdedigen. Dat is aan mevrouw Martens-America en haar collega's van de coalitiepartijen.
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog.
Mevrouw Tseggai (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter. Nogmaals, we verwachten van alles van de NPO en toch gaan we bezuinigen, terwijl de NPO al een van de goedkoopste publieke omroepen in Europa is. Bovendien laat een aantal recente incidenten zien dat het politieke klimaat in Nederland de media sowieso niet goed gezind is. Ik maak me daar misschien nog wel meer zorgen over, want we dreigen op een glijdende schaal terecht te komen. Ik wil de Kamer daarom met de volgende motie vragen om zich uit te spreken voor onafhankelijke journalistiek en media.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat onafhankelijke, inclusieve, vrije en diverse media op nationaal, regionaal en lokaal niveau van cruciaal belang zijn om het publiek van betrouwbare informatie te voorzien;
overwegende dat media van groot belang zijn voor het functioneren van een democratische rechtsstaat vanwege hun controlerende functie;
overwegende dat journalisten zonder angst en censuur hun werk moeten kunnen doen en misstanden moeten kunnen onthullen;
spreekt uit dat vrije media een belangrijk fundament zijn voor een goed functionerende democratie en dat de overheid hen moet faciliteren om hun werk goed te kunnen doen,
en gaat over tot de orde van de dag.
Dank u wel. De heer Krul gaat nu spreken. Dat doet hij namens het CDA.
De heer Krul (CDA):
En ik moet opschieten.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat bij een toegankelijke samenleving ook toegankelijke media horen;
constaterende dat voor mensen met een auditieve en/of visuele handicap audiodescriptie een belangrijk onderdeel is;
overwegende dat ondanks het (extra) budget voor audiodescriptie tot en met 2026 weinig programma's audiodescriptie hebben;
verzoekt de minister om vooruitlopend op de nieuwe Mediawet afspraken met de NPO te gaan maken om een minimaal aantal programma's met audiodescriptie op jaarbasis af te spreken en de Tweede Kamer hier voor de plenaire behandeling van de nieuwe Mediawet over te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat streekomroepen van groot maatschappelijk belang zijn;
constaterende dat de stelselwijziging om tot 80 streekomroepen te komen niet per 1 januari 2026 in zal gaan maar per 1 januari 2027;
constaterende dat er met de beschikbare middelen ongeveer 40 aankomende streekomroepen ondersteund kunnen worden;
overwegende dat dit leidt tot een ongelijk speelveld omdat er samenwerkingsverbanden zijn die geen financiële middelen ontvangen;
overwegende dat de middelen voor de basisbekostiging 2026 niet tot besteding komen, waardoor ze ingezet kunnen worden om de andere helft van de aankomende streekomroepen te ondersteunen;
verzoekt de regering de middelen uit 2026 in te zetten om de andere helft van aankomende streekomroepen te ondersteunen, vooruitlopend op de stelselwijziging, met als doel de 80 streekomroepen zo veel als mogelijk een gelijk speelveld te bieden,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Krul (CDA):
Voorzitter. We willen eigenlijk dat al die streekomroepen die transitie, die professionaliseringsslag, kunnen maken. We hebben strenge kwaliteitseisen en het zou superzonde zijn als een paar het niet halen. Het laaghangend fruit is inmiddels op, zei de staatssecretaris. Nu komen de complexe zaken en we vinden het toch mooi voor het medialandschap als al die streekomroepen het halen.
Voorzitter, permitteer mij nog één woord. Kamerleden maken niet vaak reclame — daar moeten ze mee oppassen — maar soms zijn initiatieven zo leuk dat je ze toch even aandacht wil geven. Ik wil hier wat aandacht vragen voor een initiatief van radio-dj Tygo Gauw van streekomroep Regio Noordkop. Die gaat een wereldrecordpoging wagen op 13 augustus. Hij gaat proberen om 200 uur onafgebroken radio te maken. Dat record is nu in handen van Giel Beelen. Hij wil laten zien dat de streekomroepen ook veel talent hebben. Die bestaan al 50 jaar in Nederland. Met heel veel talenten van streekomroepen gaat hij deze wereldrecordpoging wagen. Ik wil hem in ieder geval heel veel succes wensen.
Dank u wel.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Mevrouw Van Vroonhoven gaat nu namens Nieuw Sociaal Contract het woord voeren.
Mevrouw Van Vroonhoven (NSC):
Voorzitter, dank u wel. We hadden een heel levendig en bij vlagen soms fel commissiedebat op 12 april. Als je de moties hoort die hier worden ingediend, denk je bijna dat iedereen toch weer een beetje op dezelfde voet aan het landen is, wat eigenlijk alleen maar goed is.
Ik heb één motie in gedachten. Die gaat over het toezichtverhaal. Wij vinden het ontzettend belangrijk dat het toezicht zo onafhankelijk en apolitiek mogelijk is, om de publieke onafhankelijkheid te kunnen waarborgen. Ik heb daarom de volgende motie voor u uitgeschreven.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
van mening dat de media als pijler van onze democratie en in het licht van macht en tegenmacht onafhankelijk en pluriform moet blijven;
overwegende dat apolitiek toezicht daarvan een wezenlijk onderdeel is;
constaterende dat in artikel 30 van de EU-Richtlijn audiovisuele mediadiensten staat dat het toezicht op de media zowel juridisch als functioneel onafhankelijk moet zijn van de overheid;
constaterende dat op basis van artikel 7.9 van de Mediawet de bewindspersoon evenwel besluiten van het Commissariaat voor de Media kan schorsen en vernietigen en dat dit artikel daardoor in strijd is met bovengenoemde EU-richtlijn;
verzoekt de regering de Mediawet zo aan te passen dat de regering niet langer kan ingrijpen in besluiten van het Commissariaat,
en gaat over tot de orde van de dag.
Dank u wel.
Mevrouw Van Vroonhoven (NSC):
Dank u wel.
De voorzitter:
Dan is het woord aan de heer Eerdmans. Hij gaat het woord voeren namens JA21. Gaat uw gang.
De heer Eerdmans (JA21):
Voorzitter, dank u wel. Twee moties van mijn kant. De eerste.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
van oordeel dat de publieke omroep op dit moment geen goede afspiegeling vormt van onze maatschappij;
van mening dat er een board van kijkers en luisteraars moet komen die toeziet op meer evenwicht in de programmering van de NPO tussen de stromingen links en rechts en tussen woke/progressief en conservatief;
verzoekt het kabinet dit voorstel met de raad van toezicht van de NPO te bespreken,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Eerdmans (JA21):
De tweede is ietsje langer.
De voorzitter:
Een ogenblik, een ogenblik, mevrouw Martens-America heeft een interruptie voor u.
Mevrouw Martens-America (VVD):
Ik heb een hele korte vraag. Volgens mij vinden de heer Eerdmans en ik een hele hoop hetzelfde. Ik heb ook overwogen om inhoudelijke voorstellen te doen, maar zou het juist niet goed zijn om even de bouwstenen van de staatssecretaris af te wachten en na de zomer met z'n allen een inhoudelijk debat te voeren? Als we dit gaan voorstellen — want we moeten met heel veel alternatieven gaan komen — zou ik er ook graag een hele hoop op tafel leggen. Als ik hier nu tegenstem, geef ik een signaal af dat ik misschien niet wil afgeven. Ik wil vooral afwachten wat de alternatieven zijn. Is dat misschien iets waar ik de heer Eerdmans toe kan verleiden, om de motie even aan te houden, zodat we met z'n allen dit gesprek kunnen voeren?
De heer Eerdmans (JA21):
Dat is een goede vraag. Ik worstel zelf met het idee dat ik niet weet hoelang ik deze staatssecretaris nog blijf zien. Dat is niks persoonlijks; dat heeft natuurlijk alles te maken met de formatie. Ik vond dit wel een afronding van het debat dat we met elkaar hebben gevoerd in de commissie. Daarbij had ik twee punten die ik heel belangrijk vind. Dit was de eerste en nu komt de tweede. Ik snap het punt van mevrouw Martens wel, hoor, maar ik denk toch dat ik die Kameruitspraak wel zou willen hebben. Dan wachten we daarna natuurlijk de bouwstenen af van de nieuwe coalitie — of de oude, wie zal het zeggen.
De voorzitter:
Uw tweede motie.
De heer Eerdmans (JA21):
De tweede, voorzitter.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de publieke omroep een beschermde werkomgeving moet zijn, in een cultuur die veilig en transparant is;
constaterende dat de commissie-Van Rijn, die onderzoek deed naar grensoverschrijdend gedrag binnen de publieke omroep, zich niet heeft beziggehouden met de vraag "wie zei of deed iets op moment x en is daar bewijs van?";
constaterende dat de commissie geen wederhoor heeft toegepast en dat de beklaagden de namen van de over hen klagenden niet te horen kregen "omdat dit van invloed kon zijn op de veiligheid van de klager";
constaterende dat door deze onzorgvuldige onderzoeksmethode diverse NPO-presentatoren na de publicatie van het rapport in de media al zijn veroordeeld;
roept het kabinet op om uiterst zorgvuldig met de aanbevelingen uit het rapport om te gaan, zodat de NPO voor iedereen een veilige en betrouwbare werkomgeving wordt waarin mensen niet worden afgeserveerd op basis van anonieme meldingen zonder weerwoord of context,
en gaat over tot de orde van de dag.
Dank voor uw inbreng. Dan is het woord aan mevrouw Rooderkerk. Zij spreekt namens de fractie van D66. Gaat uw gang.
Mevrouw Rooderkerk (D66):
Dank, voorzitter. Vandaag deden ruim 30 kranten en nieuwsmedia een oproep om de voorgenomen btw-verhoging op kranten te stoppen. Onze btw op kranten is vier keer zo hoog als in Hongarije. De btw op boeken gaat ook omhoog, terwijl we allemaal willen dat mensen beter gaan lezen. Hoe kun je dit nou doen? Ik vind dit echt onbestaanbaar. Daarom heb ik de volgende vraag. Wat weet de minister over de mogelijke effecten van deze maatregelen …
De voorzitter:
De staatssecretaris.
Mevrouw Rooderkerk (D66):
Sorry. Wat weet de staatssecretaris over de mogelijke effecten van deze door de aankomende coalitie voorgenomen maatregelen? In dit licht zou ik het zeker geen promotie noemen. Het is inderdaad de staatssecretaris. Kan zij die informatie openbaar maken? Ik denk namelijk dat dit hele nuttige informatie is voor het publieke debat.
Dan heb ik nog een motie over de bescherming van journalisten tegen strategische juridische procedures.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat uit onderzoek van Free Press Unlimited blijkt dat er sprake is van disproportionele juridische druk op journalisten in Nederland om hen te intimideren, onder druk te zetten of tot zelfcensuur te dwingen;
constaterende dat artikel 3:13 van het Burgerlijk Wetboek de mogelijkheid geeft om zaken vroegtijdig af te wijzen in geval van misbruik van het procesrecht;
constaterende dat rechters een beroep op artikel 3:13 van het Burgerlijk Wetboek in geval van dergelijke strategische juridische procedures tegen journalisten bijna nooit toewijzen;
van mening dat stevige waarborgen voor vrije en onafhankelijke media en journalisten van groot belang zijn;
verzoekt de regering een expliciete grondslag toe te voegen aan artikel 3:13 van het Burgerlijk Wetboek om journalisten en media te beschermen tegen misbruik van procesrecht;
verzoekt de regering hierbij ook te onderzoeken of een bredere grondslag voor het voorkomen van strategisch procederen tegen publieke participatie kan worden toegevoegd aan het Burgerlijk Wetboek,
en gaat over tot de orde van de dag.
Dank u wel. De heer van Houwelingen gaat nu spreken namens Forum voor Democratie. Gaat uw gang.
De heer Van Houwelingen (FVD):
Dank u, voorzitter. In een goed functionerende democratie controleert de media namens de burger de macht. Helaas is het in Nederland omgekeerd: de burger wordt eigenlijk namens de macht door de media gecontroleerd. Dat zie je bijvoorbeeld aan het feit dat heel veel kritische of andersdenkende mensen in de media en in krantenstukken op zo'n manier worden neergezet dat ze eigenlijk niet meer aan het debat kunnen deelnemen. Daarom is het ook zo dat andersdenkenden nauwelijks aan bod komen in de media. We hebben steeds dezelfde narratieven, of het nou gaat om klimaat, migratie of over de Europese Unie.
De afgelopen verkiezingen zagen we dat bijvoorbeeld aan het feit dat bij Op1 vanaf de kabinetsval tot aan de verkiezingen steeds dezelfde partijen werden uitgenodigd. Er is een twitteraccount, Diversiteitswatch, dat dit bijhoudt. Je ziet dan bijvoorbeeld dat de VVD 21 keer bij Op1 is uitgenodigd, D66 16 keer, de PvdA 15 keer en de PVV en Forum voor Democratie 0 keer. Dat is niet wezenlijk anders bij bijvoorbeeld Buitenhof of Nieuwsuur. Ik vind dat dit op zichzelf al een vorm van verkiezingsmanipulatie is. Dat is dus heel, heel kwalijk. Het is trouwens ook een overtreding van de Mediawet. Daarom vinden wij ook dat er flink moet worden bezuinigd op de NPO. Wat ons betreft mag de hele NPO zelfs afgeschaft worden. We zijn ook blij om te zien dat in het regeerakkoord een bezuiniging is opgenomen.
Ik zou die bezuiniging graag gestand willen doen met een motie; dan kan de Kamer zich daar gelijk over uitspreken.
De voorzitter:
Ik ga de heer Eerdmans eerst een interruptie laten plegen. Daarna mag u de motie voorlezen.
De heer Eerdmans (JA21):
Ik ken die indexen ook van Twitter. Ik zit best weleens in een tv-programma of bij een talkshow. Ik vraag me dan weleens af waarom er geen FVD'er of PVV'er zit, maar ik wel. Heeft u uzelf die vraag gesteld, vraag ik aan de heer Van Houwelingen. De PVV wordt volgens mij uitgenodigd, maar komt gewoon niet. Je kunt natuurlijk een index bijhouden tot je een ons weegt, maar als mensen worden uitgenodigd maar niet willen, dan zak je op de ranglijst.
De heer Van Houwelingen (FVD):
Dit is een zeer goede vraag van de heer Eerdmans. Wij vragen ons inderdaad ook vaak af waarom de heer Eerdmans ontzettend vaak in programma's zit en wij bijvoorbeeld niet. Ik kan alleen maar zeggen dat als Forum voor Democratie wordt uitgenodigd bij Op1 of waar dan ook, wij absoluut komen. Ik kan natuurlijk niet namens de PVV spreken. Wij worden eigenlijk sinds corona nergens meer uitgenodigd. Dat geldt volgens mij in meer of mindere mate ook voor de PVV. Dat is echt heel zorgelijk. Zo wordt er namelijk over je gepraat, maar nooit met je. Het is ook nog eens in strijd met de Mediawet. Daarom vinden wij dat de NPO niet functioneert en eigenlijk moet worden afgeschaft. Er moet op z'n minst zwaar op worden bezuinigd.
Voorzitter, ik ga in één keer door. Daarom heb ik de volgende motie.
De heer Van Houwelingen (FVD):
Voorzitter. Deze motie is helemaal in lijn met het regeerakkoord.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Tot slot in dit debat … Sorry, tot slot in deze termijn van de Kamer is het woord aan de heer Ergin. Hij gaat namens DENK het woord voeren. Gaat uw gang.
De heer Ergin (DENK):
Voorzitter, dank je wel. Ik heb twee moties.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat in 2016 een pilot is gestart om bestedingen van tientallen programma's onder de loep te nemen en dat deze pilot voortijdig is beëindigd;
constaterende dat er in 2018 zogeheten deepdive-onderzoeken zijn verricht naar bestedingen van tientallen programma's en dat veel onderzoeken voortijdig zijn beëindigd, doordat er sprake is geweest van onvoldoende medewerking;
overwegende dat er altijd sprake moet zijn van transparantie en zorgvuldigheid bij besteding van publieke middelen;
overwegende dat het onacceptabel is dat zeker twee pogingen om financiën te doorgronden is mislukt;
verzoekt de regering om bij de NPO aan te dringen om deepdive- of gelijksoortige onderzoeken te hervatten en deze in de toekomst structureel uit te voeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Ergin (DENK):
De tweede motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de Nederlandse Publieke Omroep wordt hervormd zodat journalistiek, inclusief het veelzijdig aanbod, kwalitatief hoogwaardig vormgegeven en gewaarborgd wordt;
overwegende dat in een rechtsstaat betrouwbare informatievoorziening van wezenlijk belang is;
verzoekt de regering om bij de hervorming van de Nederlandse Publieke Omroep te bewerkstelligen dat het verspreiden van racistische complottheorieën en alle andere vormen van haat en geweld direct leidt tot intrekking van omroeplicentie(s),
en gaat over tot de orde van de dag.
Hartelijk dank. We zijn daarmee aan het einde van de termijn van de zijde van de Kamer. Om 18.10 uur krijgen we een appreciatie van de dertien ingediende moties en misschien ook nog het antwoord op een enkele vraag die is gesteld.
De vergadering wordt van 17.56 uur tot 18.07 uur geschorst.
De voorzitter:
We zijn toe aan de voortzetting van het tweeminutendebat Media. We gaan door met de termijn van de staatssecretaris van OCW. Zij gaat een appreciatie geven van de dertien ingediende moties. Gaat uw gang.
Staatssecretaris Gräper-van Koolwijk:
Voorzitter, dank u wel. Voordat ik aan de dertien moties toekom, is er volgens mij één vraag gesteld door de D66-fractie over de door de beoogde coalitiepartners beoogde btw-verhoging. Zoals u zich misschien kunt voorstellen, lijkt het mij niet heel erg verstandig dat ik hier, vanuit deze positie, het hoofdlijnenakkoord ga recenseren. Ik denk ook dat het voor een deel aan uw Kamer zelf is om dat in het debat morgen te doen. In die zin heb ik dus vooral kennisgenomen van de btw-verhoging. Vorig jaar heeft er een evaluatie van het verlaagde btw-tarief plaatsgevonden door de staatssecretaris van Financiën. Die evaluatie is ook naar de Kamer gestuurd. Daarin zitten onder andere een hoop fiches, waarbij de verschillende specifieke effecten van de btw-verhoging of -verlaging geduid zijn. Daarmee heeft uw Kamer ook die informatie gekregen. De informatie waarom mevrouw Rooderkerk vroeg, is aanwezig bij uw Kamer. Die kunt u dus vinden in de stukken die gingen over het btw-tarief.
De effecten ervan zijn lastig in te schatten. Uit die evaluatie is gebleken dat er inderdaad wel gezegd kan worden dat de mate waarin de doelmatigheid en doeltreffendheid van het middel van verlaagde btw effectief kan zijn om de beoogde doelstellingen te halen, twijfelachtig zijn. Tegelijkertijd stelt die evaluatie ook dat wanneer er overgegaan wordt tot een btw-verhoging, er wel andere maatregelen nodig zouden zijn om de effecten die we daarmee beogen, bijvoorbeeld de toegankelijkheid van de media, op andere wijze in te vullen. Nou heb ik, net als u waarschijnlijk, het hoofdlijnenakkoord ook bestudeerd en ik ben daarin nog geen alternatieve maatregelen tegengekomen. Maar ik heb ook geconstateerd dat het hoofdlijnenakkoord nog verder uitgewerkt moet worden. Aangezien vele fracties het belang dat zij hechten aan de onafhankelijke mediapositie hier geuit hebben, ga ik er dus eigenlijk van uit dat er nagedacht gaat worden over welke compenserende maatregelen daarvoor nodig zijn. Dat zou ik in ieder geval voor de hand liggend vinden. Maar uiteindelijk ga ik daar waarschijnlijk niet over. Daar zal mijn opvolger zich over moeten buigen.
Voorzitter. Dan kom ik bij moties. De eerste motie van de VVD, de motie op stuk nr. 302 van mevrouw Martens, lees ik zo dat er behoefte is aan aanvullende informatie. Volgens mij kan die altijd geleverd worden. Ik zal daar in die zin met oordeel Kamer op reageren. Op het moment dat de Kamer om meer informatie vraagt, proberen wij daar immers altijd zo zorgvuldig mogelijk mee om te gaan.
Dan kom ik op de motie op stuk nr. 303. Het is misschien goed om eerst een kleine correctie op de motie te geven. Ik vind dat wat ingewikkeld, maar tegelijkertijd is het in dit geval wel belangrijk. In de motie wordt gesproken over de huidige concessieperiode en dat díe afloopt in 2026. Dat klopt niet. Het gaat om de huidige erkenningsperiode. Die loopt af in 2026. De motie verzoekt dus om het verlengen van de huidige concessieperiode. Dat lijkt mij niet wat mevrouw Martens beoogt. Het gaat om de verlenging van de erkenningsperiode. Anders zou immers de erkenningsperiode ook niet verlengd worden, maar alleen de concessie als geheel. Volgens mij is dat niet wat beoogd wordt, als ik de motie zo lees. Dan ga ik in op de inhoud zelf, namelijk de verlenging met één jaar. Ik heb in de brief die ik u op 5 april heb gestuurd, aangegeven waarom het noodzakelijk is om die erkenningsperiode met minimaal twee jaar te verlengen. Er is een proces gaande waarin, op het moment dat wij niet overgaan tot verlenging, over een halfjaar de volgende erkenningsperiode ingaat. Wil je dat uitstellen en komen tot een volledig nieuwe wet, dan vraagt dat tijd en zorgvuldigheid. En zeker gezien de discussie die we daarover met elkaar gehad hebben, vraagt dat om nogal fundamentele wijzigingen van de Mediawet. Ik denk dat het voor mijn opvolger niet doenlijk is om in zeer korte tijd zo'n fundamentele wetswijziging door te voeren. Dat doet geen recht aan behoorlijk bestuur. Ook doet dat geen recht aan het proces. Dat is ook precies de reden waarom ik in de brief heb aangegeven dat er een minimale termijn van twee jaar noodzakelijk is voor het verlengen van de erkenningsperiode als je de Mediawet wil aanpassen. Om die reden ontraad ik deze motie dan ook.
Voorzitter. Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 304. Deze motie heeft vergaande gevolgen en loopt vooruit op het debat dat we nog met elkaar moeten voeren. Het zou raar zijn om daar nu richtinggevende uitspraken over te doen in de demissionaire staat waarin ik mij begeef. Ik kan mij voorstellen dat dit onderdeel is van de discussie die uw Kamer gaat voeren naar aanleiding van de bouwstenen, waarbij u gaat kijken welke elementen u daarin essentieel en belangrijk vindt. Maar ik denk ook dat het nu al uitspreken van deze motie voor een deel dat debat al kan belemmeren. Om die reden ontraad ik deze motie.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Ik ben het eens met de redenering van de staatssecretaris, behalve met het einde. Als de staatssecretaris vindt dat het niet aan het kabinet is om vergaande stappen te nemen, maar aan de Kamer, dan is het toch oordeel Kamer?
Staatssecretaris Gräper-van Koolwijk:
De Kamer heeft mij gevraagd om dit debat zo open mogelijk en met bouwstenen voor te bereiden, zodat uw Kamer op een goede en open wijze het debat over het toekomstige mediastelsel kan voeren. Op het moment dat u nu deze motie zou aannemen, zou u het mij onmogelijk maken om in die openheid die bouwstenen voor u voor te bereiden. Dat zou om die reden niet wenselijk zijn. Daarom ontraad ik deze motie, maar uiteindelijk besluit uw Kamer altijd zelf over de moties. Maar ik geef u mee dat wanneer u mij vraagt om een open debat voor te bereiden, zodat uw Kamer ook echt in de positie is om dat mediadebat goed te kunnen voeren, deze motie daar op dit moment te vroeg voor komt.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 304 is ontraden. De motie op stuk nr. 305 is een spreekt-uitmotie, dus die is niet aan de staatssecretaris. Dan gaan we naar de motie op stuk nr. 306.
Staatssecretaris Gräper-van Koolwijk:
De motie op stuk nr. 305 is inderdaad aan de Kamer.
Dan de motie op stuk nr. 306. Deze roept op om vooruitlopend op de nieuwe Mediawet al afspraken te maken. Het is goed voor uw Kamer om te weten dat ik regelmatig en met grote intensiteit gesprekken voer met de NPO over dit onderwerp. Want het belang ervan is groot, zoals ook in de bijdrage werd aangegeven. Ik heb u toegezegd dat ik u bij de Mediabegrotingsbrief zal informeren over de uitkomsten daarvan en ook zal bezien in hoeverre het mogelijk is om daar bij meer programma's helderheid over te geven. As ik de motie zo mag lezen dat ik u daarbij, conform de toezegging die ik gedaan heb in het debat, zou informeren, kan ik het oordeel over de motie aan de Kamer laten, in de wetenschap dat er sowieso tot 2026 budget beschikbaar is.
Voorzitter. Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 307. Ook daar hebben we in het debat een goede discussie over gevoerd met elkaar. De heer Krul verwees daar ook naar in de opmerkingen over het laaghangend fruit. We herkennen dat ook. We zijn om die reden zowel met de NLPO, de Nederlandse Lokale Publieke Omroepen, als met het Stimuleringsfonds voor de Journalistiek in gesprek om te kijken welk aanvullend instrumentarium nodig is om ervoor te zorgen dat de lokale omroepen de overstap naar de streekomroepen kunnen maken en gaan maken en dat zij daar daadwerkelijk klaar voor zijn. In die zin kan ik het oordeel over deze motie aan de Kamer laten.
Voorzitter. Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 308. Ik snap de inzet van mevrouw Van Vroonhoven; laat ik daarmee beginnen. Uiteindelijk is het van groot belang dat de controle op de publieke omroep vanuit de politiek zo minimaal mogelijk is. Ik denk ook dat dit een reden is waarom het instrumentarium waarnaar verwezen wordt in de motie, zeer terughoudend gebruikt wordt. Sinds het begin van het Commissariaat voor de Media, ruim 35 jaar geleden, is er slechts één keer sprake van geweest dat een staatssecretaris of een minister gebruik heeft gemaakt van de genoemde bevoegdheid. Dat is ook een heel belangrijk iets. Tegelijkertijd komt deze bepaling niet voort vanuit de Mediawet, maar vanuit de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen. In die Wet zbo is aangegeven dat, omdat er nu eenmaal ook politieke verantwoordelijkheid bij een bewindspersoon ligt, die bewindspersoon ook een instrument moet hebben om invulling te geven aan die politieke verantwoordelijkheid. Op het moment dat uw Kamer bijvoorbeeld bij misstanden zou willen dat de bewindspersoon iets zou doen bij zo'n zbo, dan moet die ook een instrumentarium hebben. Op het moment dat deze motie aangenomen wordt, past dat inderdaad in de intentie die mevrouw Van Vroonhoven heeft, maar betekent dat wel dat het ingrijpen bij misstanden een stuk ingewikkelder wordt. Er is dan immers geen instrumentarium meer. De noodzaak tot het zo min mogelijk gebruikmaken van dit instrumentarium is klip-en-klaar. Ik denk ook dat uw Kamer daar terecht vaak op toeziet. In de huidige vorm lijkt de motie mij onwenselijk. Om die reden zou ik de motie dus willen ontraden.
Mevrouw Van Vroonhoven (NSC):
Begrijpt de staatssecretaris wel goed dat zo'n motie essentieel zou kunnen zijn juist als je de wens hebt om de publieke omroep onafhankelijk te laten zijn en onafhankelijk te laten functioneren ten opzichte van de politiek? Je wilt namelijk ook het toezicht zo apolitiek mogelijk maken.
Staatssecretaris Gräper-van Koolwijk:
Dat is volgens mij precies de reden dat we het Commissariaat voor de Media hebben. Dat houdt in eerste instantie het toezicht. Zoals ik zonet al aangaf, is het sinds de oprichting van het commissariaat slechts één keer voorgekomen dat er gebruik is gemaakt van deze bevoegdheid. Dat is dus zeer minimaal. En op het moment dat u vindt dat een bewindspersoon onterecht gebruikmaakt van deze bevoegdheid, heeft u ook de mogelijkheid om de minister of de staatssecretaris daarover ter verantwoording te roepen. Op het moment dat u dit eruit haalt, heeft de bewindspersoon geen instrumentarium meer om te handelen als er misstanden plaatsvinden. Ik kan mij voorstellen dat dat een instrument is dat de Kamer wil bewaren, maar uiteindelijk is dat een afweging van uzelf. Wij ontraden deze motie in de wetenschap dat wij net als u vinden dat een bewindspersoon buitengewoon terughoudend moet zijn met het toepassen van dit instrument.
Mevrouw Van Vroonhoven (NSC):
Ik geloof dat ik het niet eens ben met de staatssecretaris als zij zegt dat wij als Kamer niet zouden kunnen ingrijpen. Je kan natuurlijk altijd de staatssecretaris naar de Kamer halen. Het gaat erom dat je wil voorkomen dat er een staatssecretaris zit die te pas en te onpas zou kunnen ingrijpen in de publieke omroep of bij de omroepverenigingen. Dat willen we met elkaar voorkomen. Maar ik heb de appreciatie van de staatssecretaris gehoord en ik ga ermee terug.
De voorzitter:
De staatssecretaris vervolgt haar betoog.
Staatssecretaris Gräper-van Koolwijk:
U heeft er natuurlijk gelijk in dat u bewindspersonen te allen tijde over alles naar de Kamer kunt halen, maar als u vervolgens van die bewindspersoon iets vraagt wat zij vanuit de wet niet meer kan, is het voor de bewindspersoon wel buitengewoon ingewikkeld om te handelen. Met de bepaling die er nu in zit, is er een handelingsmogelijkheid. Op het moment dat een bewindspersoon die handelingsmogelijkheid te pas en te onpas zou inzetten, bent u er waarschijnlijk buitengewoon snel bij om die bewindspersoon naar de Kamer te roepen en aan te geven dat u dat niet wil.
Voorzitter. Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 309, van de heer Eerdmans. Deze motie roept ertoe op om in gesprek te gaan met de NPO. Dat is een vrij specifieke invulling, misschien voor een deel ook vooruitlopend op een stelselherziening. Ik ga met veel plezier het gesprek met de NPO aan als de Kamer daar behoefte aan heeft. In die zin laat ik het oordeel over de motie graag aan de Kamer.
Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 310. Ook deze motie roept op tot iets wat vanzelfsprekend verwacht mag worden van het kabinet, namelijk om uiterst zorgvuldig om te gaan met informatie. Ik denk dat wij dat per definitie doen. Wij gaan uiterst zorgvuldig met zaken om. Ik hecht er wel aan om hier in ieder geval aan te geven dat ik niet het beeld herken dat de commissie-Van Rijn onzorgvuldig was. Maar zorgvuldig omgaan met informatie doen wij altijd. Om die reden zou ik deze motie graag aan het oordeel van de Kamer laten.
Voorzitter. Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 311, van D66. Deze motie roept ertoe op om vrij specifiek een grondslag toe te voegen aan een artikel in het Burgerlijk Wetboek. Dat is niet aan mij als staatssecretaris. Het is aan de minister voor Rechtsbescherming om te beoordelen of het Burgerlijk Wetboek of het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering aangepast zou moeten worden. Tegelijkertijd is er een Europese anti-SLAPP-richtlijn aangenomen en zijn we op dit moment aan het kijken op welke wijze we die moeten implementeren. Die implementatie is voor een deel wel het specifieker beschermen van journalisten en media tegen misbruik van het procesrecht. In die zin zit het dus al in het proces om te komen tot de wens in deze motie. Als ik de motie zo mag lezen dat het aan het kabinet is om te kijken op welke wijze deze wens goed meegenomen kan worden in de implementatie, zou ik deze motie aan de Kamer willen laten. Ik zie de motie ook als een aanmoediging om daar snel en voortvarend mee aan de slag te gaan.
De voorzitter:
Ja, ik zie mevrouw Rooderkerk knikken bij die interpretatie. De heer Krul heeft daar wel een vraag bij.
De heer Krul (CDA):
We stemmen volgens mij volgende week dinsdag over deze moties. Zou het niet gewoon mogelijk zijn om de desbetreffende verantwoordelijke bewindspersoon of het desbetreffende departement te vragen om een appreciatie? Ik begrijp dat deze interpretatie ook goed is, maar ik ben wel heel benieuwd naar de appreciatie. Misschien kijkt het departement van BZK wel heel positief naar het toevoegen van zo'n grondslagbepaling.
De voorzitter:
Het gaat om de minister voor Rechtsbescherming, dus om JenV.
De heer Krul (CDA):
O, sorry.
Staatssecretaris Gräper-van Koolwijk:
Als de Kamer dat verzoek doet, geleiden we dat volgens mij door naar het ministerie van Justitie en Veiligheid. Dan zou dat ministerie mogelijkerwijs met een appreciatie komen. Ik geef in ieder geval aan dat de motie oordeel Kamer krijgt, als ik die motie zo mag lezen als ik net omschreven heb.
De voorzitter:
Ja, de motie krijgt oordeel Kamer, omdat mevrouw Rooderkerk heeft ingestemd. De staatssecretaris gaat het informatieverzoek doorgeleiden. Dan zien we wel of er voor de stemmingen nog een brief is.
Staatssecretaris Gräper-van Koolwijk:
De motie op stuk nr. 312 is weer een spreekt-uitmotie.
De voorzitter:
Ja, dat is een spreekt-uitmotie.
Staatssecretaris Gräper-van Koolwijk:
Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 313. Na het rapport van de Algemene Rekenkamer uit 2019 over de doelmatigheid bij de landelijke publieke omroep heeft de publieke omroep gelukkig een groot aantal verbeteringen doorgevoerd, onder andere op het gebied van de intake en de verantwoordingsprocessen. Dat maakt dat er nu zowel vooraf als achteraf op uniforme wijze inzage gegeven wordt in de verwachte en de gerealiseerde kosten. Dat biedt ook mogelijkheden om al lopende eigenlijk al die deepdives te doen. In die zin is deze motie ondersteuning van wat er op dit moment al plaatsvindt en kan ik die oordeel Kamer geven.
Voorzitter. Ten slotte kom ik bij de motie op stuk nr. 314. Ik zal eerlijk zeggen dat ik wat worstel met deze motie, maar niet omdat ik vind dat de publieke omroep racistische complottheorieën moet kunnen verspreiden. Volgens mij hebben we hier al vaak een debat over gevoerd. Dat is iets wat absoluut niet kan. Het is immers in het strafrecht vastgelegd dat dat niet mag. In die zin is dat in de wet gewoon al geregeld, weliswaar niet in de Mediawet, maar wel in het strafrecht. De vraag is alleen of dat meteen tot intrekking van de omroeplicentie moet leiden. Ik denk dat dat een vergaand ingrijpen door een bewindspersoon is op basis van iets wat door de strafrechter moet worden beoordeeld. Het zegt ook niet meteen per definitie iets over al het werk van die omroep, maar over een bepaalde activiteit van de omroep.
We hebben het met elkaar gehad over het belang van de journalistieke code. Ik kan mij voorstellen dat er ook gekeken moet worden naar de wijze waarop die journalistieke code op een goede manier geborgd kan en moet worden in de Mediawet. We hebben met elkaar besproken dat dit onderdeel is van de discussie over het nieuwe stelsel in de Mediawet. In die zin zou ik de heer Ergin willen aanraden om deze motie aan te houden en ons de mogelijkheid te geven om dit mee te nemen bij de nieuwe stelselherziening.
De heer Ergin (DENK):
Eigenlijk bedoelde ik met deze motie wat er op dit moment in de Mediawet staat en het huidige beleid. De Kamer heeft al eerder uitgesproken dat daar wat verdergaande stappen in genomen moeten worden. Ik kan me goed voorstellen dat de woorden die in het dictum van deze motie zijn gebruikt, een andere lading hebben voor de staatssecretaris. Zou de staatssecretaris bereid zijn om haar oordeel te veranderen, als er bijvoorbeeld in het dictum in plaats van "intrekking" zou staan "verdergaande sanctionering", "verdergaande consequenties" of "passende effectieve sanctionering"? Zou de staatssecretaris zich met dat soort woorden beter voelen bij de eventuele uitvoering van deze motie?
Staatssecretaris Gräper-van Koolwijk:
Dat zit voor een deel al in de huidige Mediawet. Het is nu al zo dat er toezicht gehouden wordt op de journalistieke code. Daar wordt deze afweging ook al in meegenomen. Intrekking van de licentie is een van de uiterste instrumenten die daar al in zitten. De vraag is dan wat de bedoeling is. Volgens mij is de intentie duidelijk. Wij hebben geconstateerd dat het goed kunnen borgen van de journalistieke code onderdeel is van de zoektocht waar we nu in zitten op weg naar een nieuw stelsel. Mijn voorganger heeft dat in de brief van december over Ongehoord Nederland en de licentie voor Ongehoord Nederland laten weten. Als ik de motie zo duid en de motie dus op die manier gelezen moet worden, dan zit dat ook al in het proces. Als u mij vraagt om dit nu echt op deze manier te bewerkstelligen, dan denk ik dat we daar eigenlijk te veel op vooruitlopen en dat het ook een heel zwaar instrumentarium is. Ik zeg dit in de wetenschap dat racistisch optreden an sich ook al via het strafrecht bestraft kan worden.
De voorzitter:
Meneer Ergin, wilt u de motie aanhouden?
De heer Ergin (DENK):
Nee, voorzitter. Ik ga de motie aanpassen, waarbij ik rekening ga houden met de uitleg die de staatssecretaris zojuist gaf. Maar ik vind het belangrijk dat we, zeker in tijden waarin er heel veel aan de gang is in het medialandschap, vanuit de Kamer ook wel wat specifiekere richtlijnen meegeven voor de bouwstenen. Ik zal in de gewijzigde motie rekening houden met de punten die de staatssecretaris zojuist aangaf.
De voorzitter:
Maar dan concludeer ik dat de huidige motie wel ontraden wordt, want de motie wordt niet aangehouden. Klopt dat?
Staatssecretaris Gräper-van Koolwijk:
Dat klopt, voorzitter.
De voorzitter:
Ja. Oké.
Staatssecretaris Gräper-van Koolwijk:
Tot zover.
De voorzitter:
Ik dank de staatssecretaris.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
We gaan de 28ste over de moties stemmen. Dat is volgende week dinsdag. We gaan zo dadelijk door met een ander debat. We schorsen heel even, want we wachten op de minister van OCW. Dan gaan we door met het tweeminutendebat Emancipatie. Voor de verwachtingen: ik wil de drie tweeminutendebatten afronden voordat we gaan schorsen voor de dinerpauze. Daarna volgt nog een langer debat over het pandemieverdrag.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20232024-74-29.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.