31 Mbo

Mbo

Aan de orde is het tweeminutendebat Mbo (CD d.d. 16/04).

De voorzitter:

We kunnen beginnen met als eerste spreker de heer Soepboer. Hij voert het woord namens Nieuw Sociaal Contract. Gaat uw gang.

De heer Soepboer (NSC):

Dank u wel voorzitter. Het tweeminutendebat Mbo, nadat we daar een mooi commissiedebat over hebben gevoerd. We hebben het belang van het mbo goed voor het voetlicht kunnen brengen en we hebben ook kunnen zien wat voor grote maatschappelijke relevantie het mbo eigenlijk heeft. We hebben ook kunnen zien dat de uitval vrij groot is. Ons bereiken verhalen van mensen die graag opnieuw in zouden willen stromen. Dat gaat niet altijd goed. Wij vinden dat herintreden, zeker met het oog op de maatschappelijke relevantie, gefaciliteerd zou moeten worden. De mbo-verklaring blijkt niet altijd afdoende en daarom hebben wij een motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat uit de cijfers van VSE blijkt dat 30.246 jongeren zonder startkwalificatie het onderwijs vroegtijdig hebben verlaten;

constaterende dat de bewindspersoon in het debat van 16 april 2024 heeft aangegeven de ambitie te hebben dit met een derde terug te brengen in 2026;

constaterende dat er situaties bestaan van mbo-studenten die in het laatste jaar van hun opleiding uitvallen wegens psychische klachten, ziekten of andere persoonlijke omstandigheden;

overwegende dat uit praktijksignalen blijkt dat herinstroom van deze studenten moeizaam verloopt en de mbo-verklaring in de praktijk niet goed functioneert;

overwegende dat er in de praktijk grote tekorten zijn in cruciale beroepen en wij als politiek en maatschappij de rode loper uit moeten rollen voor eenieder die bereid is zijn opleiding af te maken;

verzoekt de regering duidelijk in kaart te brengen wat de aard is van het probleem en concrete maatregelen uit te werken om de herinstroom te bevorderen zodat studenten terug kunnen keren zonder de hele opleiding opnieuw te hoeven doen, bijvoorbeeld met een mbo-verklaring;

verzoekt de regering de werking van de mbo-verklaring te evalueren, in kaart te brengen hoe de mbo-verklaring — ingevoerd in 2021 — serieuzer kan worden overgenomen in de praktijk en met mbo-scholen in gesprek te gaan om zich er actief voor in te spannen uitgevallen studenten met een mbo-verklaring op of net onder het uitstroomniveau weer te laten instromen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Soepboer.

Zij krijgt nr. 606 (31524).

Dank u wel. Dan is de volgende spreker Martens-America. Zij spreekt wederom voor de VVD. Zij leeft zich vandaag uit in meerdere tweeminutendebatten. Gaat uw gang.

Mevrouw Martens-America (VVD):

Voorzitter, dank. Ik doe een marathon aan tweeminutendebatten vandaag. Ik wist niet dat het kon, maar het kan. Volgens mij deze minister ook.

We hebben een heel mooi debat gehad over het mbo en volgens mij zijn we daar nog lang niet over uitgepraat. Wat mijn fractie betreft is dit het begin. Ik dien vandaag één motie in, en wel de volgende.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er in het studiejaar 2022-2023 30.246 jongeren zonder startkwalificatie het onderwijs voortijdig hebben verlaten;

constaterende dat dit aantal ver afstaat van de in de werkagenda mbo afgesproken doelstellingen, namelijk minder dan 18.000 voortijdige schoolverlaters;

overwegende dat dit een van de grootste prioriteiten in de mbo-agenda zou moeten zijn;

verzoekt de regering om in samenwerking met gemeenten (minderjarige) uitvallers in kaart te brengen;

verzoekt de regering de Kamer te informeren over de verschillende aanpakken tussen gemeenten in relatie tot het probleem van voortijdige schoolverlaters,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Martens-America.

Zij krijgt nr. 607 (31524).

Dank u wel. Mevrouw Tseggai. Zij spreekt namens de fractie van GroenLinks-Partij van de Arbeid. Gaat uw gang.

Mevrouw Tseggai (GroenLinks-PvdA):

Dank u wel, voorzitter. In het nieuwe regeerakkoord wordt het mbo slechts één keer genoemd, namelijk in relatie tot de arbeidsmarkt. Wij hebben daardoor het gevoel dat de nieuwe coalitie het mbo slechts ziet als productiemachine en met geen woord rept over het noodzakelijke beleid om het mbo te verbeteren. Maar er was wel genoeg ruimte in het regeerakkoord om te bezuinigen op hoger onderwijs, om seksuele voorlichting te demoniseren en te twijfelen aan de professionaliteit van docenten, door hun politieke neutraliteit op te leggen.

Om de nieuwe coalitie toch wat inspiratie te bieden voor het mbo, dien ik vandaag drie moties in. De eerste luidt als volgt.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat slechts 41% van de mbo-studenten, 75% van de hbo-studenten en 65% van de wo-studenten een stagevergoeding ontvangt;

constaterende dat er al jarenlang wordt geprobeerd om werkgevers op hun welwillendheid aan te spreken en met een passende vergoeding te komen, maar dit in lang niet alle sectoren gebeurt;

overwegende dat niet alle studenten het zich kunnen permitteren om een onbetaalde stage te lopen en het daardoor een privilege wordt;

overwegende dat op dit moment een onderzoek loopt naar de invoering van een minimale stagevergoeding, maar geen enkele vergoeding sowieso onacceptabel is;

verzoekt de regering om onbetaalde stages te verbieden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Tseggai en Stultiens.

Zij krijgt nr. 608 (31524).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in studiejaar 2022-2023 30.246 jongeren zonder startkwalificatie het onderwijs hebben verlaten;

overwegende dat het behalen van een startkwalificatie van groot belang is voor toekomstige bestaanszekerheid van jongeren en dit de aankomende jaren grote prioriteit verdient;

verzoekt de regering om de doelstelling uit de werkagenda mbo te blijven nastreven om te komen tot minder dan 18.000 nieuwe voortijdig schoolverlaters in 2026,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Tseggai.

Zij krijgt nr. 609 (31524).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in de recent gepubliceerde Staat van het Onderwijs zorgen worden geuit over de onderwijskwaliteit in Nederland, waaronder het mbo;

constaterende dat een op de vijf besturen in het mbo een onvoldoende krijgt voor de borging van kwaliteitszorg;

overwegende dat echte emancipatie en kansengelijkheid voor mbo-studenten begint bij het bieden van goed onderwijs;

verzoekt de regering om de komende periode prioriteit te maken van het verbeteren van de onderwijskwaliteit op het mbo,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Tseggai.

Zij krijgt nr. 610 (31524).

De voorzitter:

Dank voor uw inbreng. Een interruptie van de heer Soepboer.

De heer Soepboer (NSC):

Ik dank mevrouw Tseggai voor haar diepgaande bespiegelingen op het coalitieakkoord, het hoofdlijnenakkoord, dat natuurlijk ook heel veel doet voor de minima en voor armoedebestrijding, maar ook voor het mbo, voor regionale aanpakken enzovoort. Ik had u dat ook graag horen zeggen. Daar worden dus ook die stages gelopen. Mijn vraag aan u over mbo-stages: moeten dan alle stages, ook snuffelstages, betaald gaan worden? Kunt u dat iets toelichten?

Mevrouw Tseggai (GroenLinks-PvdA):

Ik heb maar twee minuten, dus alle diepgaande bespiegelingen moeten we voor een andere keer bewaren. De stagevergoeding geldt voor stages die verplicht zijn voor de opleiding. Die hebben wat ons betreft prioriteit. Snuffelstages van twee of drie dagen of korter kun je daarvan natuurlijk uitzonderen. Ik was heel blij om te zien dat ook NSC in het verkiezingsprogramma een wettelijk minimumstagevergoeding heeft staan. Ik reken dus op de steun van de heer Soepboer.

De heer Soepboer (NSC):

Ik vind een goede stagevergoeding hartstikke belangrijk. Daar hebben we het vaker over gehad. Tegelijkertijd moeten we er ook voor waken dat stages geen aanslag op het mkb enzovoort worden, waardoor er een extra last bij bedrijven en ondernemers wordt neergelegd. Hoe kijkt u daarnaar? Wij vinden het dus heel belangrijk dat er een goede stagevergoeding is, maar dan lijkt me dat ook voor bepaalde stages.

Mevrouw Tseggai (GroenLinks-PvdA):

Kijk, de intentie van deze motie is om ervoor te zorgen dat stagelopen geen privilege wordt, of dat studenten die van hun opleiding verplicht stage moeten lopen, niet in geldproblemen komen. Dat gebeurt nu te vaak. Het is natuurlijk niet onze intentie om ondernemers in de problemen te brengen. We zouden dus kunnen kijken naar een financiële oplossing. De begroting lijkt me daar een goed moment voor.

Mevrouw Martens-America (VVD):

Ook ik heb de woorden van mevrouw Tseggai even moeten laten landen, want volgens mij voeren we hier een inhoudelijk tweeminutendebat. Even over de motie over de stagevergoeding: ook de VVD heeft in haar verkiezingsprogramma staan dat wij graag willen kijken naar hoe we dat eventueel wettelijk zouden kunnen verankeren. Wat ik zo ontzettend jammer vind, zeg ik via de voorzitter, is dat mevrouw Tseggai volgens mij niet actief op zoek is gegaan naar een meerderheid in deze Kamer. Ik had graag mee willen denken — en volgens mij de heer Soepboer ook, als ik hem daar net zo hoorde — over hoe we eventueel een eerste stap zouden kunnen zetten, waar we mee zouden willen beginnen, hoe we die uitzonderingen zouden kunnen voorkomen. Ik doe dus een oproep aan mevrouw Tseggai: als wij dit echt willen realiseren voor al die mbo'ers die meekijken, waarom doen we dat dan niet samen?

Mevrouw Tseggai (GroenLinks-PvdA):

Ik nodig mevrouw Martens-America van harte uit om voor te stemmen. Er lopen hier nu misschien twee dingen door elkaar heen. Er is een onderzoek gaande naar wat een goede wettelijk minimumstagevergoeding zou zijn. Die hebben wij ook benoemd in een motie. Het leek ons goed om in ieder geval alvast een verbod op onbetaalde stages in te voeren, zodat studenten daar niet op hoeven te wachten. Wat dan die wettelijk minimumstagevergoeding zou moeten zijn, daar kunnen we het later nog over hebben, bijvoorbeeld bij de begroting. Dat heeft immers ook financiële implicaties voor de begroting.

Mevrouw Martens-America (VVD):

Dus als ik het goed begrijp, is samen kijken naar hoe we iets belangrijks regelen voor al die mbo'ers die misschien meekijken, instemmen met de motie van GroenLinks-PvdA en anders houdt het op. Dat is wat ik mevrouw Tseggai hoor zeggen. "U kunt voorstemmen" en dat is dan samenwerken. Het is toch ontzettend jammer dat zo'n motie niet rondgaat, zodat we met z'n allen kunnen kijken wat voor eerste stap we zouden kunnen zetten? Als wij nu tegenstemmen, heeft u het niet geregeld voor al die mbo'ers, terwijl we misschien heel veel hadden kunnen regelen.

De voorzitter:

Tot slot, mevrouw Tseggai.

Mevrouw Tseggai (GroenLinks-PvdA):

Ik hoor mevrouw Martens-America ook niet echt een voorstel doen tot een wijziging, want ik wil mijn motie best wijzigen. Bovendien had ik in het commissiedebat ook al aangekondigd dat ik hier een motie over ging indienen, dus ik vind dit verwijt niet helemaal terecht.

De voorzitter:

Dank voor uw inbreng. Mevrouw Beckerman gaat nu spreken namens de Socialistische Partij. Gaat uw gang.

Mevrouw Beckerman (SP):

Goedenavond, voorzitter, en de rest. Van ons maar één motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat studenten die deeltijdonderwijs (bbl) volgen geen recht hebben op een studentenreisproduct omdat ze salaris ontvangen van hun werkgever;

constaterende dat de Algemene Rekenkamer duidelijk maakt dat het salaris dat deze studenten ontvangen onvoldoende is om alle kosten te betalen die nodig zijn voor de opleiding en het levensonderhoud;

van mening dat bbl-studenten gelijk zijn aan andere studenten en dat ze daarom gelijk aan andere studenten behandeld zouden moeten worden;

verzoekt de regering te bewerkstelligen dat studenten die deeltijdonderwijs (bbl) volgen in aanmerking komen voor het studentenreisproduct,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Beckerman.

Zij krijgt nr. 611 (31524).

Mevrouw Beckerman (SP):

Uiteraard nodig ik iedereen van harte uit om daaraan mee te werken.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Tot slot in deze termijn van de Kamer de heer Ergin namens de fractie DENK.

De heer Ergin (DENK):

Voorzitter, dank u wel. Ik heb ook drie moties naar aanleiding van het commissiedebat.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er twee vaste instroommomenten zijn bij mbo-opleidingen;

constaterende dat studenten die gedurende het studiejaar uitvallen bij opleidingen vaak maandenlang moeten wachten om in te kunnen stromen bij een andere mbo-opleiding;

overwegende dat studenten in de tussenliggende periode gedemotiveerd kunnen raken of uitstromen naar werk alvorens een startkwalificatie te behalen;

verzoekt de regering om in te zetten op flexibelere instroommomenten bij mbo-opleidingen om het hoge aantal vsv'ers terug te dringen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ergin.

Zij krijgt nr. 612 (31524).

De heer Ergin (DENK):

Motie nummer twee.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering voornemens is om vanaf het studiejaar 2026-2027 het burgerschapsexamen te verplichten in het mbo;

overwegende dat het noodzakelijk is om het burgerschapsonderwijs over de gehele onderwijslinie te versterken;

overwegende dat in het kader van gelijkwaardigheid van onderwijsniveaus het wenselijk is om verplichte burgerschapsexaminering uit te breiden naar het vervolgonderwijs;

verzoekt de regering om verplichte burgerschapsexaminering ook uit te breiden naar het hbo en wo,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ergin.

Zij krijgt nr. 613 (31524).

De heer Ergin (DENK):

De laatste motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het aantal voortijdige schoolverlaters is gestegen naar meer dan 30.000 personen;

constaterende dat de regering een aanvalsplan heeft gelanceerd, omdat relatief veel jongeren buiten de eigen (sub)regio naar een mbo-instelling gaan en daardoor het regionale programma en aanbod niet altijd passend blijken te zijn bij de behoeften van deze grensstudenten;

overwegende dat in de regionale vsv-programma's duidelijke afspraken zijn gemaakt over onder andere actielijnen en inzet van middelen, en deze onvoldoende blijken te zijn;

verzoekt de regering om in gesprek te gaan met uitvoerende partners van vsv-programma's om aandacht te vragen voor een passendere aanpak voor grensstudenten en eventuele (financiële) stelselbelemmeringen weg te nemen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ergin.

Zij krijgt nr. 614 (31524).

Hartelijk dank. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van deze termijn van de Kamer. We gaan vijf minuten schorsen en dan krijgen we een reactie op de — geloof ik — negen ingediende moties.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

Aan de orde is de voorzetting van het tweeminutendebat Mbo. Ik geef de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap graag het woord.

Minister Dijkgraaf:

Dank u wel, voorzitter. Het is eigenlijk heel natuurlijk om van het tweeminutendebat Emancipatie naar het tweeminutendebat Mbo te gaan. Een van de grote opdrachten die we met elkaar hebben, is om het mbo te emanciperen en de rol te geven die het verdient. Daarbij heb ik in al mijn interacties de Kamer altijd als een hele grote positieve kracht ervaren, dus dank daarvoor.

Ik kom bij de appreciaties van de moties. Ik begin met de motie op stuk nr. 606, van de heer Soepboer. Die wil ik graag oordeel Kamer geven. Ik vind het ook erg belangrijk dat studenten die moesten stoppen door persoonlijke omstandigheden, terug kunnen keren naar hun opleiding en verder kunnen gaan waar zij gebleven waren. Momenteel loopt er een onderzoek naar de werking van de mbo-verklaring, waarbij nadrukkelijk wordt uitgezocht hoe die verklaring in de praktijk wordt gebruikt door mbo-instellingen. De resultaten van dit onderzoek komen naar verwachting deze zomer. In de voortgangsbrief over de Werkagenda mbo ga ik in op de resultaten. Ik interpreteer de motie zo dat ik eerst de resultaten van het onderzoek afwacht voordat ik bepaal of en, zo ja, welke maatregel nodig is. Maar met deze kanttekening kan ik de motie oordeel Kamer geven.

De motie op stuk nr. 607, ook over de vsv-aanpak, van mevrouw Martens-America, geef ik graag oordeel Kamer. Die sluit aan bij onze aanpak vsv.

Dan de motie op stuk nr. 608, over het verbod op onbetaalde stages. Laat ik vooropstellen dat ik het zeer belangrijk vind dat stagiaires een passende stagevergoeding krijgen. Ik ben het hartstochtelijk met mevrouw Tseggai eens dat iedere student betaald moet krijgen voor zijn stage. We hebben in het Stagepact mbo afgesproken dat de stagevergoeding geregeld wordt en dat sociale partners hierover afspraken maken in hun cao's. Deze afspraken monitoren we nauwgezet. De eerste startmeting heeft de Kamer recent mogen ontvangen. Dat onderzoek is gebaseerd op de data van 2023. Ik informeer uw Kamer eind 2024 over het onderzoek naar de invoering van een verplicht minimumstagevergoeding naar aanleiding van de motie van de heren Stultiens en Ergin. Het verbieden van onbetaalde stages is feitelijk het invoeren van een wettelijk minimumstagevergoeding. Gezien het onderzoek dat nog volgt, is dat niet aan de orde. Daarom moet ik de motie zoals die geformuleerd is, ontraden. Maar ik kan misschien het volgende als suggestie geven. We kunnen wel — misschien is mevrouw Tseggai bereid om deze aanpassing in te voeren — in het onderzoek naar de invoering van de verplichte minimumstagevergoeding meenemen of en hoe zo'n wettelijke regeling zou kunnen werken, met alle voordelen, nadelen en nuances die daarbij komen kijken. Die zouden we in dat onderzoek in beeld kunnen brengen. Maar zoals de motie nu is, moet ik die ontraden.

Mevrouw Tseggai (GroenLinks-PvdA):

Ik begrijp op zich wat de minister zegt. Volgens mij begrijpt de minister ook de intentie van mijn motie. Ik heb nagedacht over dat onderzoek. Dat komt er en dat lijkt mij goed. De facto vraagt deze motie om een wettelijke minimumstagevergoeding van €1, want dan heb je een stagevergoeding. Wij hebben hier geen bedrag bij bedacht. Wij hebben alleen bedacht dat het goed is om alvast te beginnen met het verbieden van onbetaalde stages. Wat voor bedrag daaruit moet komen, komt hopelijk uit dat onderzoek. Kan de minister met deze lezing misschien de motie wel oordeel Kamer geven?

Minister Dijkgraaf:

Nee, ik denk dat ik 'm ook met deze lezing moet ontraden. Maar nogmaals, ik heb in de aanbieding om het verbieden van onbetaalde stages mee te nemen in het onderzoek.

De voorzitter:

Dan moet mevrouw Tseggai maar even bekijken of de ze motie aanpast, maar in de huidige vorm is de motie ontraden.

Mevrouw Tseggai (GroenLinks-PvdA):

Ik kom er aan het eind van de beantwoording even op terug.

De voorzitter:

Oké, maar we hebben alleen niet zo heel veel tijd.

Minister Dijkgraaf:

De motie op stuk nr. 609, over voortijdig schoolverlaten, geef ik graag oordeel Kamer. De afspraken in de werkagenda hebben een looptijd tot 2027. De partners zijn dus ook gecommitteerd om hier de volgende jaren uitwerking aan te geven. Met het actieplan vsv zet ik stevig in op het aanpakken van de belangrijkste oorzaken van vsv: persoonlijke problemen, ongediplomeerde uitstroom naar werk, de zogeheten groenpluk, en een niet passende studiekeuze.

Dan de motie op stuk nr. 610.

De voorzitter:

Wat is nu het oordeel over de motie op stuk nr. 609?

Minister Dijkgraaf:

Oordeel Kamer.

De motie op stuk nr. 610 geef ik ook graag oordeel Kamer. Ik ben het er hartgrondig mee eens dat de onderwijskwaliteit absoluut verbeterd kan en moet worden.

Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 611 van mevrouw Beckerman over de bbl'ers en het studentenreisproduct. Deze motie moet ik ontraden. Er is geen dekking voor deze motie.

De voorzitter:

Ontraden.

Minister Dijkgraaf:

Dan de motie op stuk nr. 612 van de heer Ergin over de flexibele instroom. Die geef ik graag oordeel Kamer. Voor studenten die niet in een keer de juiste studiekeuze hebben gemaakt, is het belangrijk dat ze op meerdere momenten kunnen instappen. In het actieplan heb ik aangekondigd met dit thema aan de slag te gaan. Ik deel de bevindingen met u in de voortgangsrapportage die medio maart '25 naar uw Kamer wordt verstuurd.

Dan de motie op stuk nr. 613 van de heer Ergin over verplicht burgerschap in het wo en het hbo. Het hbo en het wo hebben momenteel een andere taak dan de mbo-instellingen als het gaat om burgerschapscompetenties. In het mbo is burgerschap in het kader van de drievoudige kwalificatie een onderdeel van het diplomeren. Bij het hbo en het wo is er een wettelijke opdracht aan besturen om maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef te bevorderen. Zoals ik eerder heb gecommuniceerd, blijf ik natuurlijk in gesprek met het hbo en het wo over de positie van deze burgerschapcompetenties in het onderwijs. Maar ik ben niet bereid om een burgerschapexaminering uit te breiden naar hbo en wo, dus de motie is ontraden.

Tot slot de motie op stuk nr. 614, ook van de heer Ergin, over grensstudenten. Die geef ik graag oordeel Kamer. Ik weet dat dit een probleem is en ga hier in de nieuwe vsv-programma's ook op sturen.

Voorzitter, dat was het einde van mijn appreciaties.

De voorzitter:

Hartelijk dank.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

We gaan stemmen over de ingediende moties ... We hebben niet echt een tweede termijn. Mevrouw Tseggai, als u uw motie wil aanpassen, dan moet u dat voor de stemmingen doen van 28 mei aanstaande.

Mevrouw Tseggai (GroenLinks-PvdA):

Ja, dat zal ik doen. Dat wilde ik even laten weten.

De voorzitter:

Ja, heel goed. Dan komt er nog een aangepaste versie van die motie. We zijn klaar met dit tweeminutendebat.

Naar boven