6 Reactie op aangenomen moties en amendementen van de afgelopen begrotingsbehandeling, het cultuurbegrotingsdebat en het mediabegrotingsdebat

Aan de orde is het tweeminutendebat Reactie op aangenomen moties en amendementen van de afgelopen begrotingsbehandeling, het cultuurbegrotingsdebat en het mediabegrotingsdebat (35570-VIII, nr. 247).

De voorzitter:

Frank Hendrickx verlaat voor de laatste keer de zaal, dames en heren. Een stukje parlementaire geschiedenis loopt de deur uit.

Aan de orde is het tweeminutendebat moties en amendementen begroting OCW en WGO Media en cultuur. Een hartelijk woord van welkom aan de beide bewindspersonen. Fijn dat u bij ons bent. Het is een dag vol weemoed. Mensen halen herinneringen op: "Ik weet nog van de opening." We hebben hier allemaal heel veel jaartjes liggen. Dat is toch mooi om mee te maken vandaag.

De eerste spreker van de zijde van de Kamer is de heer Rudmer Heerema van de fractie van de VVD. Hij heeft, zoals iedereen, twee minuten spreektijd. Het woord is aan hem.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Voorzitter, dank. Naar aanleiding van het terugkrijgen van de reacties op de moties in de begrotingsbehandeling heb ik één vraag en één motie. Allereerst de vraag. Er is een motie ingediend door Rudmer Heerema samen met collega Rog, die nu in Haarlem vertoeft, over toezicht op de b4-scholen. Het lukt de minister niet om inhoudelijk te reageren op het onderzoek waar we om gevraagd hadden. Dit gaat op een later moment gebeuren. Puur even de vraag aan de minister: wanneer kunnen we die inhoudelijke reactie verwachten? Want we willen niet dat dit op de lange termijn geschoven wordt.

Voorzitter. Dan de motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het amendement-Rudmer Heerema/Van Nispen (35102, nr. 23) regelt dat per 2023 het geven van minimaal twee uur bewegingsonderwijs aan elke leerling in het basisonderwijs verplicht wordt gesteld;

constaterende dat het risico bestaat dat niet alle basisscholen op tijd aan deze wettelijke eis kunnen voldoen, doordat gemeenten onvoldoende zicht hebben en voorbereid zijn op de benodigde beschikbaarheid van sportaccommodaties voor scholen;

constaterende dat aan het Gemeentefonds reeds een bedrag van 61 miljoen euro is toegevoegd om extra in te zetten op het versterken van sport- en beweegaanbieders en het ondersteunen bij het verbeteren van de kwaliteit van het bewegingsonderwijs;

overwegende dat gemeenten reeds de wettelijke verplichting hebben om voldoende accommodatie te regelen voor twee uur bewegingsonderwijs per week voor basisschoolscholieren;

van mening dat het belangrijk is dat er voor leerlingen voldoende veilige sportaccommodaties aanwezig zijn, zodat zij het aantal uren bewegingsonderwijs krijgen waar ze recht op hebben;

verzoekt de regering om in overleg te treden met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en hen actief te wijzen op de naderende wettelijke verplichting conform het amendement-Rudmer Heerema/Van Nispen (35102, nr. 23) met betrekking tot het geven van twee uur bewegingsonderwijs per week, te laten inventariseren wat er beschikbaar is, wat er nodig is en wat er ontbreekt aan accommodaties om te kunnen voldoen aan de wettelijke verplichting van twee uur bewegingsonderwijs, en hen te wijzen op de gemeentelijke verantwoordelijkheid in het bieden van voldoende sportaccommodaties om dit mogelijk te maken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Rudmer Heerema en Van Nispen.

Zij krijgt nr. 272 (35570-VIII).

Dank u wel. De laatste spreker van de zijde van de Kamer is de heer Peters van de fractie van het CDA.

De heer Peters (CDA):

Dank u wel, voorzitter. Ik sta hier namens Harry van der Molen, die gelukkig binnenkort weer terugkomt. Twee vragen zijn naar ons weten nog niet beantwoord. Kan de minister aangeven wat de huidige situatie is rondom de internationale positie van de Nederlandse taal en in hoeverre deze positie in Europese hoofdsteden als Parijs, Berlijn, Londen en Wenen in gevaar zou zijn? Kan de minister garanderen dat de extra middelen die zijn vrijgemaakt met het amendement van de leden Van der Molen en Wiersma — dat gaat over middelen voor de internationale neerlandistiekinfrastructuur — conform het amendement daadwerkelijk besteed gaan worden aan de speerpunten die opgesteld zijn door de Internationale Vereniging voor Neerlandistiek?

Uit de antwoorden van de minister hebben wij begrepen dat zij op 28 juni jongstleden weer een overleg heeft gehad met het Comité van Ministers. Graag wil ik deze korte tijd nog gebruiken om daar twee vragen over te stellen. Ten eerste. Heeft Vlaanderen tijdens het overleg van 28 juni jongstleden duidelijkheid kunnen geven over hun bijdrage? Zo nee, wanneer verwacht de minister dat er dan duidelijkheid komt? Ten tweede. In het schriftelijk overleg hebben wij gevraagd naar een gezamenlijke visie op de internationale neerlandistiek, opgesteld door het Comité van Ministers. De minister gaf aan dat er gewerkt wordt aan een toekomstperspectief voor de internationale neerlandistiek. Kan zij toezeggen dat zij deze visie voor de begrotingsbehandeling aan de Kamer stuurt en daarbij aangeeft wat de financiële consequenties zijn van deze visie?

Tot zover.

De voorzitter:

Dank u wel. Tot zover de termijn van de Kamer. Kunnen we meteen antwoorden? Ja, hè? Dan gaan we luisteren naar de minister. Het woord is aan haar.

Minister Van Engelshoven:

Voorzitter, dank u wel. Dank ook aan de heer Peters voor zijn vragen over de internationale neerlandistiek. Ik kan mij goed voorstellen dat er naar aanleiding van de schriftelijke beantwoording toch nog wel behoefte was aan nadere vragen. Inmiddels zijn we daar ook een stap verder mee.

U vroeg naar een visie voor de begrotingsbehandeling. Ik kan u hierbij toezeggen dat ik op zeer korte termijn in overleg treed met Vlaanderen om te bevorderen dat de impactanalyse van de bestaande activiteiten, het toekomstperspectief en het voorgestelde impulstraject, waar wij de amendementsgelden voor gebruiken, voor de begrotingsbehandeling naar de Kamer gestuurd worden. Dat traject gaat dan wel uit van een eenmalige bijdrage van €600.000. De Taalunie onderzoekt op verzoek van het Comité van Ministers, dus mijn Vlaamse collega's en mijzelf, hoe binnen de bestaande budgetten een zo groot mogelijke ondersteuning geleverd kan worden aan de internationale neerlandistiek. De Taalunie heeft een toekomstperspectief opgesteld, waarbij gekeken wordt hoe die eenmalige middelen ingezet kunnen worden als hefboom voor het versterken van reeds bestaande initiatieven. Dat toekomstperspectief is inmiddels verder uitgewerkt en is vorige week gepresenteerd aan het Comité van Ministers. De bijdrage hiervoor komt vanuit het eerder aangenomen Nederlandse amendement. Ik heb met mijn Vlaamse collega's besproken of zij bereid zijn om daaraan hun bijdrage te leveren. De Taalunie werkt altijd in gezamenlijkheid, dus als Nederland daar een bijdrage aan levert, moet de Vlaamse overheid daar eigenlijk ook een bijdrage aan leveren. De heer Jambon heeft mij toegezegd dat hij daar zijn best voor zal doen. Om 10.00 uur is in het Vlaams Parlement het debat daarover gestart. Daar wordt dus vandaag over vergaderd; ik hoop met een positieve uitkomst. Maar van Vlaamse zijde is mij toegezegd dat zij zich daarvoor zullen inzetten. Zodra er meer duidelijkheid over is, zal ik u dat in ieder geval voor de begrotingsbehandeling laten weten.

De voorzitter:

Dat lijkt me een mooi antwoord. Heel kort, puntig.

De heer Peters (CDA):

Heel kort. Zou dat enkel om incidentele of ook om structurele middelen gaan?

Minister Van Engelshoven:

Volgens mij gaat die vier ton echt om een impuls. Ik kan geen uitsluitsel geven over wat de Vlamingen gaan doen, want het is heel erg afhankelijk van hoe zij dat gaan doen.

De heer Peters had ook nog een vraag over de internationale positie van de Nederlandse taal in andere belangrijke Europese hoofdsteden. Dat beeld is heel genuanceerd. In bepaalde opzichten gaat het beter met de internationale neerlandistiek dan met de neerlandistiek binnen ons eigen taalgebied. In landen zoals Polen en Hongarije studeren meer mensen Nederlands dan in Nederland zelf, maar tegelijkertijd hebben we ook wel reden tot zorg. De afgelopen decennia zien we ook wereldwijd een langzame daling van het aantal studenten dat Nederlands studeert. Maar dat past ook in een bredere, algemene trend in de talenstudies. Een heel mooi initiatief, waar ik gisteren op bezoek ben geweest, is Alfa4all, waarin we ook aandacht voor het onderwijs in de Nederlandse taal en het docentschap willen bevorderen.

Het beeld is dus heel genuanceerd. Het lijkt mij voor dit tweeminutendebat te ver gaan om de situatie in elke hoofdstad te schetsen, maar het is ook iets wat we in het kader van de Taalunie hebben besproken. Daar sluit nu gelukkig ook — goed om dat hier te vermelden — de Surinaamse minister inmiddels weer aan. Het was heel prettig om haar daar welkom te heten.

Tot slot vroeg u mij de garantie dat die extra middelen die middels amendementen zijn vrijgemaakt, ook echt worden ingezet voor de internationale Neerlandistiek. Wij maken deze over aan de Nederlandse Taalunie als geoormerkte middelen. Dus dan moeten ze echt voor dat doel worden ingezet. Op die manier zal er ook aan u over gerapporteerd zijn. U kunt erop vertrouwen dat ze echt voor dat doel worden ingezet en alleen voor dat doel.

Voorzitter. Dan heb ik volgens mij de vragen van de heer Peters beantwoord.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan is nu het woord aan minister Slob.

Minister Slob:

Voorzitter. Allereerst heel veel dank voor de uitnodiging om vandaag nog één keer in deze zaal te kunnen zijn, de zaal waar ik meer dan twintig jaar geleden voor het eerst binnenwandelde. Misschien is het mijn leeftijd, maar ik voel toch enige weemoed over mij neerdalen.

Dat gezegd hebbende, de heer Heerema heeft een vraag gesteld over de b4-scholen. Het klopt dat het rapport inmiddels al bij u is, maar door de enorme hoeveelheid werkzaamheden, de aanpak van corona, maar ook het Nationaal Programma Onderwijs, is er gewoon even onvoldoende capaciteit geweest om ook de verdere uitwerking en een goede beleidsreactie op ons te nemen. Dat gaan we natuurlijk ook na het reces oppakken. Ik kan niet beloven dat dat dit kalenderjaar al bij u ligt, maar we doen echt wat we kunnen. Het is niet zo dat we hier iets laten liggen, maar er is zo'n ongelofelijke hoeveelheid werk dat de eerlijkheid me ook gewoon gebiedt te zeggen dat we soms even moeten prioriteren. Dat heb ik u uiteraard ook gemeld in de brief, die overigens niet voor vandaag geagendeerd staat maar waar u nu wel naar verwijst, die we deze week hebben gestuurd.

De voorzitter:

Gaat dit ook over de motie van de heer Heerema?

Minister Slob:

Nee, de motie komt hierna.

De voorzitter:

Oké. Het is neo-kerstregime vandaag, dus één hele korte, puntige vraag.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Dat kan, want ik zeg helemaal niet "foei" tegen de minister dat het niet geleverd is, maar ik heb wel een vraag. We hebben natuurlijk een begrotingsbehandeling aan het eind van het jaar. Ik zou de minister toch willen vragen om in ieder geval te zorgen dat dat het er vóór de begrotingsbehandeling is, want daar kunnen we dan aan de slag.

Minister Slob:

Voorzitter. Ik kan dat niet beloven, maar wel dat wij het op zullen gaan pakken en uiteraard, als wij vinden dat het een rijpe reactie is, dat die naar de Kamer gaat. Dus we doen wat we kunnen, maar nogmaals, ik vrees dat dat dit kalenderjaar mogelijk niet gaat lukken. Maar we gaan het zien.

Over de motie op stuk nr. 272 kan ik iets vrolijker teksten uiten. Die is mede ingediend namens wat u uw "partner in crime" noemde, de heer Van Nispen. Goed dat dat nu in de Handelingen vastligt, want we hadden al zo'n vermoeden. Ik kan u melden dat we met de VNG al in intensief overleg zijn, want uiteraard weten we dat dit eraan gaat komen. Het is overigens zelfs nog een bredere club waar we mee spreken, want we spreken ook met de Vereniging Sport en Gemeenten en ook VWS is erbij betrokken. Als het gaat om wat concretere uitwerkingen — want u heeft via motie ook gevraagd om een subsidieregeling — hebben we uiteraard ook contacten met de ALO, met de KVLO en met de PO-Raad. Dus het is een heel breed gezelschap. De regeling ligt inmiddels klaar, die conform uw motie en de uitwerking ervan voor twee jaar ook nog extra geld beschikbaar zal gaan stellen. Dus we zijn er volop mee bezig. Maar u vraagt nu ook nog om in kaart te brengen waar eventueel nog tekortkomingen zitten. Dat zullen we gaan doen, dus ik geef deze motie oordeel Kamer. Maar ter geruststelling in uw richting, het past ook bij het onderwerp. Hier zijn we vol in beweging.

De voorzitter:

Prima. Dank u wel. Dank aan de beide bewindspersonen vandaag, dat zij voor de laatste keer hier nog even aanwezig wilden zijn. Een dag vol weemoed, inderdaad.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik schors voor een enkel ogenblik en dan gaan we praten over inburgering en integratie.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven