44 Politie

Aan de orde is het VAO Politie (AO d.d. 05/09).

De voorzitter:

Aan de orde is het VAO Politie. Ik zou graag de heer Van Raak van de SP het woord willen geven.

De heer Van Raak (SP):

Onze agenten staan voor onze veiligheid en dat betekent dat wij ook voor onze agenten moeten staan op het moment dat zij in de problemen komen. Daarom de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat medewerkers van de politie die last hebben van PTSS, niet zelden jarenlang moeten procederen om ondersteuning te krijgen en hun rechten te halen;

constaterende dat tot 2015 voor agenten die te maken hebben met PTSS, vanuit de politie een coulancebeleid gold;

verzoekt de regering om voor politiemensen die te maken hebben met PTSS zo snel mogelijk opnieuw coulancebeleid in te voeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Raak. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 922 (29628).

Ik zie dat mevrouw Yeşilgöz toch niet het woord wenst te voeren. Dan is het woord aan mevrouw Helder van de PVV.

Mevrouw Helder (PVV):

Dank je wel, voorzitter. Een beetje in vervolg op het AO dat we vanochtend hadden, want dat ging inderdaad over PTSS. De minister heeft daar wat mijn fractie betreft voldoende antwoord op gegeven. Wij wachten het bericht in het eerste kwartaal af.

Er is nog wel één vraag van mij open blijven staan. Ik verzoek de minister om die vraag daarin mee te nemen. Ik heb bij de begrotingsbehandeling ook al gevraagd naar agenten van wie duidelijk is dat ze niet meer op de werkvloer zullen terugkeren. De heer Van Raak heeft het over een coulanceregeling en ik heb gevraagd om die dossiers gewoon af te kopen. Ik zal er geen motie over indienen. Ik stel die vraag gewoon zo. Misschien kan de minister ook gewoon toezeggen dat hij dat gaat onderzoeken, want we weten niet hoeveel het er zijn. Ik denk dat we het er met z'n allen wel over eens zijn dat hier iets mee moet gebeuren.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Het woord is aan de heer Van Dam van het CDA.

De heer Van Dam (CDA):

Voorzitter, ik heb twee moties en géén bril. Het wordt dus een uitdaging!

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de extra inspanningen op het vlak van bewaken en beveiligen een zeer zware druk leggen op onze politie;

overwegende dat de beschikbare capaciteit bij de politie al langere tijd een punt van grote zorg is;

verzoekt de regering op korte termijn na te gaan hoe Defensie met personele inzet kan bijdragen aan de taak van bewaken en beveiligen, met name daar waar het gaat om statische beveiliging,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Dam en Krol. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 923 (29628).

Mevrouw Yeşilgöz heeft een vraag aan u.

Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):

Ik denk dat we ons allemaal zorgen maken over de agenten die na de moord op advocaat Wiersum zijn weggehaald voor persoonsbeveiliging. Ik waardeer daarom de poging van de heer Van Dam om mee te denken over mogelijkheden om ervoor te zorgen dat die agenten weer de straat op gaan. Maar ik begrijp deze motie toch niet helemaal, omdat we ook bij Defensie te maken hebben met een personeelstekort van 20%. Ik ben heel erg benieuwd hoe de heer Van Dam dat dan voor zich ziet. We gooien zo misschien wel een probleem dat we aan de ene kant hebben naar de andere kant van de schutting, terwijl men daar met hetzelfde probleem kampt.

De heer Van Dam (CDA):

Een tekort van 20% wil zeggen dat er ook nog 80% van de mensen aanwezig is. Ik vraag aan het kabinet om te onderzoeken wat de mogelijkheden zijn om daarmee een rol te vervullen, met name in de statische bewaking. Dan heb je het bijvoorbeeld over de bewaking van ambassades en van panden hier in Den Haag, dat soort dingen. Ik zie ook niet zomaar of dat wel of niet gaat lukken, maar ik vind het onder de gegeven omstandigheden de moeite waard om het te onderzoeken.

De voorzitter:

Mevrouw Yeşilgöz, kort.

Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):

Ik denk niet dat de heer Van Dam bedoelt dat 80% van onze militairen vervolgens zomaar vrije tijd hebben om elders bij te springen. Dus ik zou hem toch willen vragen om te overwegen deze motie aan te houden. Aangezien we aan alle kanten te maken hebben met tekorten, heb ik liever dat de minister gaat nadenken over hoe we die kunnen oplossen binnen ons eigen domein, zodat we niet problemen gaan overhevelen naar andere domeinen, waarin de mensen ook onze steun nodig hebben omdat ze daar ook te maken hebben met personele tekorten.

De heer Van Dam (CDA):

Ik ga de motie niet aanhouden, omdat de motie juist oproept om dit te onderzoeken. Het zou best kunnen zijn dat de minister dat gaat overleggen met zijn collega van Defensie en dat die zegt "het kan niet", met de argumenten die de VVD net noemde. Maar iedereen roept dat er oplossingen bedacht moeten worden om het probleem bij de politie op te lossen. Dan is dit ook een oplossing die bekeken moet worden. Als blijkt dat het niet kan, dan zal ik de laatste zijn om iets te willen wat niet kan. Maar het is een onderzoeksmotie.

De tweede motie heeft te maken met vuurwerk.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat — volgens de strafvorderingsrichtlijnen van het OM — op het voorhanden hebben van een vuurwapen gevangenisstraf staat, maar op het voorhanden hebben van één of meerdere shells of cobra's een taakstraf;

overwegende dat zwaar illegaal vuurwerk levensgevaarlijk is en rechtvaardigt dat verdachten in voorarrest worden genomen, maar dat de huidige richtlijn hiervoor een barrière vormt;

verzoekt de regering in gesprek te gaan met het OM teneinde de richtlijn vuurwerk zodanig aan te passen dat deze niet in de weg staat aan het toepassen van voorarrest, zodat de bezitters van zwaar illegaal vuurwerk tijdens de jaarwisseling in voorarrest kunnen worden genomen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Dam. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 924 (29628).

De heer Van Dam (CDA):

Voorzitter. Tijdens het AO vanmorgen heeft de minister toegezegd dat hij morgen met de baas van het OM hierover gaat praten. Ik vind het gelet op de dreiging, gelet op de jaarwisseling, van belang dat wij ons als Kamer daar ook over uitspreken en bij wijze van spreken daarin de minister een steuntje in de rug geven.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Het woord is aan de heer Kuzu van DENK.

De heer Kuzu (DENK):

Dank u wel, voorzitter. Dat doet de heer Kuzu namens collega Azarkan. Vier moties, daarom begin ik snel.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat uit onderzoek van de adviescommissie Etnisch Profileren Amsterdam onder andere blijkt dat:

  • -slechts 28% van de politiefunctionarissen bekend is met het handelingskader proactief controleren;

  • -35% van de politiefunctionarissen van geen enkele bestaande maatregel om etnisch profileren tegen te gaan, kennis heeft;

  • -32% van de politiefunctionarissen aangeeft behoefte te hebben aan meer/beter opleiden om etnisch profileren tegen te gaan;

verzoekt de regering te bezien hoe het aanbod in opleidingen, workshops en cultuurspecifieke cursussen verbeterd kan worden om aan de kennisvraag van politiefunctionarissen te voldoen;

verzoekt de regering tevens te bezien of het opnemen van professioneel controleren en etnisch profileren in de basisopleiding en de Integrale Beroepsvaardigheden Training (IBT) een bijdrage kan leveren aan het verhogen van de kennis over de maatregelen die genomen worden om professioneel te controleren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Kuzu en Azarkan. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 925 (29628).

De heer Kuzu (DENK):

Deze motie is, net zoals mijn volgende moties, medeondertekend door mijn collega Azarkan.

Voorzitter. Mijn tweede motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de minister van Justitie en Veiligheid op 11 december 2018 in de plenaire zaal stelde: "De politie monitort etnisch profileren om te kijken of ze de goede dingen doen om etnisch profileren richting nul te krijgen";

constaterende dat echter op geen enkele manier blijkt dat er objectief gemeten wordt hoe vaak etnisch profileren voorkomt;

verzoekt de regering te bezien hoe gekomen kan worden tot monitoring van etnisch profileren, bijvoorbeeld middels de MEOS-applicatie, om etnisch profileren richting nul te krijgen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Kuzu en Azarkan. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 926 (29628).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat bij de politie geëxperimenteerd wordt met de toepassing van artificiële intelligentie;

van mening dat voorafgaand aan de inzet van iedere technologie door de politie de impact op de mensenrechten moet worden gewogen;

verzoekt de regering om het gebruik van artificiële intelligentie door de politie op te schorten totdat er een specifiek wettelijk kader is dat dient om waarborgen te stellen ten aanzien van het toepassen van artificiële intelligentie,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Kuzu en Azarkan. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 927 (29628).

De heer Kuzu (DENK):

En dan de laatste.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de minister heeft aangeven dat hij 80 werkbezoeken aan de politie heeft gebracht en dat dit heeft geleid tot betere inzichten en meer kennis bij de minister;

overwegende dat de minister tijdens het AO Politie eerder vandaag heeft aangegeven dat er nog veel stappen gezet dienen te worden om de misstanden bij de politie op te lossen en de interne cultuur te veranderen;

overwegende dat klokkenluiders zich onbeschermd, ongehoord en ontkend voelen;

verzoekt de minister in gesprek te treden met een groep klokkenluiders en de Kamer binnen drie maanden te informeren over de uitkomsten/resultaten van het gesprek,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Kuzu en Azarkan. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 928 (29628).

De heer Kuzu (DENK):

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan mevrouw Den Boer van D66.

Mevrouw Den Boer (D66):

Voorzitter. Ik heb twee moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat er gezondheidsrisico's kunnen zijn voor kwetsbare groepen bij de inzet van het stroomstootwapen;

overwegende dat niet bekend is wat de langetermijneffecten zijn van stroomstootwapens en dat dit zeker bij toepassing in de ggz een extra risico met zich meebrengt;

verzoekt de regering de toegezegde monitoring van de gezondheidseffecten van het stroomstootwapen in ieder geval tot en met de evaluatie van de uitrol van het stroomstootwapen in uiterlijk 2026 onafhankelijk wetenschappelijk te laten uitvoeren met expliciete aandacht voor inzet in de ggz, en de Kamer daar over periodiek te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Den Boer en Diertens. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 929 (29628).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de urgentie van diversiteit en inclusie bij de nationale politie hoog is;

overwegende dat gezien deze urgentie behoefte is aan kennis binnen de nationale politie als het gaat om diversiteit en inclusie;

van mening dat deze kennis door degelijke samenwerking met de Politieacademie een brug kan slaan tussen de wetenschap en de politiepraktijk, en zichtbaar wordt in het gangbare politieonderwijs;

verzoekt de regering te onderzoeken hoe deze kennis — bijvoorbeeld in de vorm van een bijzondere leerstoel — kan worden geborgd, en de Kamer hierover in het voorjaar van 2020 over te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Den Boer en Van den Berge. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 930 (29628).

Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de inbreng van de kant van de Kamer. Ik schors voor drie minuten.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

Het woord is aan de minister.

Minister Grapperhaus:

Voorzitter. Ik kom op de moties. De eerste motie, op stuk nr. 922, is van de heer Van Raak. Die moet ik ontraden. Ik heb vanmiddag in de Kamer aangegeven dat ik — ik zeg het uit mijn hoofd — in februari of maart kom met een uitvoerig stuk waarin ik aangeef waar ik, samen met de vakbonden en de korpsleiding, op uit ga komen bij het PTSS-beleid. We willen het helderder, we willen het meer tempo geven. Er moet minder druk zijn voor de betrokken mensen. En ten slotte moet het uitgangspunt zijn dat we de mensen bij de politie houden. Ik heb in dat kader ook gezegd dat we alle opties zullen meenemen, waaronder de optie die genoemd wordt door de heer Van Raak. Ik ontraad dus nu het maken van een voorkeuze.

De voorzitter:

De motie op stuk nr.922 wordt ontraden. De heer Van Raak heeft een korte reactie.

De heer Van Raak (SP):

De minister ontraadt de motie omdat hij haar misschien gaat overnemen. Dat snap ik niet helemaal. Hij kan toch in maart de coulanceregeling meenemen? Ik kan de minister verzekeren dat bonden daar weinig bezwaar tegen zullen hebben.

Minister Grapperhaus:

Ja. Ik blijf erbij om de motie te ontraden. Ik heb dat vandaag toegelicht.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 922 wordt ontraden.

Minister Grapperhaus:

Het oordeel over de motie op stuk nr. 923 laat ik aan de Kamer. Ik maak daarbij uitdrukkelijk de kanttekening dat we gaan onderzoeken of dat inderdaad een haalbare optie is. Dat doen we natuurlijk ook in samenspraak met andere betrokkenen. In dat kader geef ik de motie oordeel Kamer.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 923 krijgt oordeel Kamer.

Minister Grapperhaus:

In reactie op de motie op stuk nr. 924 zeg ik: dat gesprek vindt inderdaad morgen plaats. Ik laat het oordeel over de motie aan de Kamer.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 924 krijgt oordeel Kamer.

Minister Grapperhaus:

De motie op stuk nr. 925 is van de leden Kuzu en Azarkan. Die ontraad ik.

De motie op stuk nr. 926 is de motie over die monitor. Die motie ontraad ik eveneens. Als toelichting wil ik nog even aangeven dat ik vanmorgen ...

De voorzitter:

Misschien hoeft u dat niet eens te doen, want de heer Kuzu heeft de moties wel ingediend, maar is nu niet in de zaal om naar uw antwoorden te luisteren. U mag uw oordeel dus toelichten, maar het hoeft niet.

Minister Grapperhaus:

Ik heb vanmorgen aangekondigd dat ik in het voorjaar ook hierover een brief zal sturen.

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Ik hoor wel graag het oordeel, voorzitter.

De voorzitter:

Het oordeel heeft de minister gegeven.

Minister Grapperhaus:

Ik ontraad de motie.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 926 wordt ontraden. Maar u hebt absoluut recht op een toelichting bij dat oordeel.

Mevrouw Kuiken (PvdA):

De heer Kuzu is nu niet in de zaal, maar ik heb er zelf ook wel behoefte aan om een toelichting te horen.

De voorzitter:

O, kijk eens, daar is de heer Kuzu.

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Nu is hij wel in de zaal. Het kan soms gebeuren dat er wat anders is. Maar ik zou wel graag horen waarom de minister de motie ontraadt.

De voorzitter:

Ja.

Minister Grapperhaus:

Ik heb vanmorgen in het AO Politie aangekondigd dat ik in het vroege voorjaar kom met een uitgebreid stuk over de verdere aanpak van alles met betrekking tot diversiteit. Daar wordt ook dit onderwerp onder begrepen.

De voorzitter:

De heer Kuzu wil een vraag stellen. Over welke motie gaat uw vraag?

De heer Kuzu (DENK):

Over de moties over diversiteit. Ik ga ze toch in stemming brengen, want ik weet niet of de minister heeft gevraagd om ze aan te houden, of ze misschien heeft ontraden.

Minister Grapperhaus:

Ik heb niet gevraagd om ze aan te houden.

De voorzitter:

De moties op stuk nrs. 925 en 926 zijn ontraden.

De heer Kuzu (DENK):

Helder. Maar we horen wel heel vaak van deze minister dat hij in de toekomst, in het voorjaar, in het najaar, in de zomer, in de winter erop gaat terugkomen. Maar het duurt gewoon veel te lang. Het duurt gewoon veel te lang. Waarom moet dit nou zo lang duren? Hoe verklaart de minister dat? Waarom kan hij niet nu alvast een aantal dingen in gang gaan zetten? Waarom moeten we per se wachten tot het voorjaar?

Minister Grapperhaus:

Ik betwist dat het veel te lang duurt. Ik zorg ervoor dat ik mij aan de termijnen houd. En als dat een keer niet gebeurt, dan schrijf ik uw Kamer daar ook over. Ik heb al gezegd dat ik in het vroege voorjaar in een breed verband met een uitvoerig stuk kom waarin al deze aspecten van diversiteit in samenhang worden bezien en aan de orde komen.

De motie op stuk nr. 927 over artificiële intelligentie ontraad ik. Vanmorgen heb ik dat wat uitvoeriger toegelicht. Er zijn op dit moment gewoon een aantal toepassingen van artificiële intelligentie die zowel de burger als de politie enorm veel verder helpen. Daarbij is ook echt goed gelet op privacy en andere aspecten. Ik denk dat we dat nu niet allemaal stil moeten gaan leggen.

De motie op stuk nr. 928, over een groep klokkenluiders, ontraad ik. Het kan niet zo zijn dat ik in gesprek ga treden met mensen die nou juist in het kader van hun klachten anoniem moeten kunnen blijven en daarop moeten kunnen vertrouwen.

De voorzitter:

De moties op de stuk nrs. 927 en 928 worden ontraden.

Minister Grapperhaus:

De motie op stuk nr. 929 gaat over het stroomstootwapen. Die laat ik over aan het oordeel van de Kamer.

De motie op stuk nr. 930 gaat over de vraag hoe we die kennis beter kunnen borgen. Ik zou de indieners willen vragen om die motie aan te houden totdat we inderdaad die brief aan uw Kamer hebben doen bezorgen. Dan kan de motie misschien zelfs nog nader worden ingevuld, of misschien ...

De voorzitter:

Ik kijk naar de indiener. Mevrouw Den Boer, bent u bereid om deze motie aan te houden?

Mevrouw Den Boer (D66):

Ik twijfel nog een beetje, maar ik zou de minister willen vragen of hij dan een oordeel over deze motie, of in ieder geval over de intentie van deze motie, zou willen meenemen in de brief die hij heeft toegezegd over diversiteit en inclusie.

Minister Grapperhaus:

Ja, zonder meer.

De voorzitter:

Dus u houdt de motie op stuk nr. 930 aan?

Mevrouw Den Boer (D66):

Ja, dan houd ik haar vooralsnog aan.

De voorzitter:

Op verzoek van mevrouw Den Boer stel ik voor haar motie (29628, nr. 930) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Daarmee zijn we aan het einde gekomen van dit VAO. O nee, nog niet, want mevrouw Helder heeft nog een vraag die onbeantwoord is gebleven. De minister.

Minister Grapperhaus:

Voorzitter, excuus, via u aan mevrouw Helder. Ik wil benadrukken dat ik, zoals ik vanmorgen heb gezegd, alle opties wil meenemen in het stuk dat in het eerste kwartaal 2020 komt, en dus ook het punt dat vanmorgen door mevrouw Helder is ingebracht en vanavond nog eens is gezegd. Ik zeg uitdrukkelijk toe dat dat in het plan besproken wordt.

De voorzitter:

Dank u wel. O, er wordt gerend naar de interruptiemicrofoon. De heer Van Raak.

De heer Van Raak (SP):

Ik ga mijn motie op stuk nr. 922 aanhouden.

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Van Raak stel ik voor zijn motie (29628, nr. 922) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Dank u wel.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik kijk naar het volgende VAO. Dat is Georganiseerde criminaliteit. Daar hebben wij bijna dezelfde woordvoerders voor nodig. Als ik het goed zie, zijn die woordvoerders ook al aanwezig, dus dan kunnen we over enkele ogenblikken door.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven