8 Medische preventie

Aan de orde is het VAO Medische preventie (AO d.d. 18/04).

De voorzitter:

De staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport blijft zitten, dus ik heet hem wederom welkom. Ook heet ik de leden welkom. Ik heb de indruk dat de meeste leden aanwezig zijn, in ieder geval de eerste spreker. Aan de orde is dus het VAO Medische preventie. Mag ik de heer Renkema als eerste het woord geven voor zijn inbreng, namens de fractie van GroenLinks. Gaat uw gang!

De heer Renkema (GroenLinks):

Voorzitter, dank u wel. Ik denk dat we terug kunnen kijken op een goed overleg, waarin het behoorlijk veel is gegaan over vaccinaties en vaccinatiebeleid. Daar gaat mijn motie niet over. Ik zal mijn motie voorlezen op het terrein van seksuele keuzes van jongeren.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat meisjes vaak te maken hebben met een negatieve attitude jegens, en reacties op, hun seksuele gedrag;

constaterende dat jongens vaak worden geprezen voor hetzelfde seksuele gedrag, terwijl meisjes hiervoor veroordeeld worden;

constaterende dat er 1 miljoen euro vrijgemaakt wordt voor een in 2019 te starten brede campagne omtrent veilig en plezierig vrijen conform de motie Ellemeet c.s.;

verzoekt de regering om bij die campagne:

  • -expliciet aandacht te besteden aan de vrijheid van eenieder rondom seksuele voorkeur en seksueel gedrag;

  • -het veroordelen van andermans seksuele keuzes tegen te gaan,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Renkema, Özütok, Ploumen, Van den Hul, Diertens en Bergkamp.

Zij krijgt nr. 377 (32793).

Er is een vraag van mevrouw Kuik.

Mevrouw Kuik (CDA):

GroenLinks heeft eerder al een motie ingediend over een campagne. De staatssecretaris heeft ook al duidelijk aangegeven dat dat breed wordt uitgelegd. Is dit niet een overbodige motie?

De heer Renkema (GroenLinks):

Wat mij betreft niet. Overigens was de toelichting van de staatssecretaris tijdens het AO helderder dan in de voorbereiding. Het zat enigszins verstopt in het zevenpuntenplan om ongewenste zwangerschappen tegen te gaan. Het is helder, expliciet geworden dat er een andere, brede en positieve campagne komt. Wij, en de medeondertekenaars ook, vinden het belangrijk dat het dan niet alleen gaat over veilig vrijen maar ook over de attitude ten aanzien van seksualiteit en de keuzes die jongeren daarin maken.

De voorzitter:

Afrondend, mevrouw Kuik.

Mevrouw Kuik (CDA):

Zo zijn er natuurlijk nog heel veel meer punten die nu niet genoemd worden. Ik denk aan sexting: hoe gaan jongeren om met het delen van intieme filmpjes? Zo zijn er toch heel veel meer punten die daarin terug moeten komen? Dan is dit toch een beetje gek?

De heer Renkema (GroenLinks):

Volgens mij is dit onderwerp nu juist iets wat ook hoort bij die attitude van jongeren. Dat zou daar dus zeker een plek in kunnen krijgen.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik nu graag mevrouw Ploumen het woord. Zij spreekt namens de fractie van de Partij van de Arbeid. Gaat uw gang.

Mevrouw Ploumen (PvdA):

Voorzitter. In het debat hebben we over een aantal zaken gesproken, onder andere over vaccinaties. Ik zal een voorstel van de heer Veldman daaromtrent steunen. Dat zal hij zelf toelichten. Ik wil de staatssecretaris van harte danken voor het feit dat hij het deltaplan tegen Lyme informeel in ontvangst heeft willen nemen. Ik wil hem ook zeer danken voor de toezegging aan collega Dik-Faber om voor de zomer met een brief met een reactie op dat plan te komen. Dat betekent vooral heel veel voor patiënten, zou ik hem willen meegeven. Dus nogmaals dank.

Voorzitter. Ik ben medeondertekenaar van het voorstel dat collega Renkema heeft gedaan. Het is ontzettend belangrijk dat meisjes die veroordeeld worden voor hetzelfde seksuele gedrag waar jongens voor gecomplimenteerd worden, een steun in de rug voelen. De zogenaamde slutshaming heeft heel veel meiden beschadigd en het is heel goed dat jonge vrouwen als Milou Deelen dat ook kenbaar hebben gemaakt. Dat is best moeilijk, want wij vinden het al ongemakkelijk om het woord "slutshaming" hier zo te zeggen. Stel je voor dat je 20 bent en er op de radio en tv over moet praten dat het jou is overkomen, omdat jij zin had om met best veel jongens naar bed te gaan — of niet; dat is ook goed. Ik vind dus dat we met elkaar dat ongemak moeten bestrijden. Dat doen we door erover te praten, zeg ik ook in de richting van collega Kuik, en met elkaar af te spreken hoe we jonge vrouwen en mannen daarin kunnen steunen. Daarom is zo'n voorstel juist heel goed om het voornemen van de staatssecretaris te onderstrepen.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik nu graag het woord aan mevrouw Kuik. Zij spreekt namens de fractie van het CDA. Gaat uw gang.

Mevrouw Kuik (CDA):

Dank, voorzitter. 93% van de stappers heeft na het stappen een piep in de oren. Dat betekent gehoorschade die blijvend is. Daarom dienen wij twee moties in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat er sinds 2014 een convenant preventie gehoorschade van kracht is, waarin maatregelen op het gebied van geluidslimitering, geluidsmeting en gehoorbescherming zijn opgenomen;

constaterende dat echter lang niet alle openbare locaties met versterkte muziek onder dit convenant vallen, waaronder clubs, discotheken en cafés, maar ook diverse evenementen, festivals en poppodia;

van mening dat hierdoor de effectiviteit van het convenant in het voorkomen van gehoorschade ondergraven wordt;

verzoekt de regering in kaart te brengen welke sectoren niet zijn aangehaakt bij het convenant preventie gehoorschade en zich er actief voor in te zetten dat deze sectoren hun verantwoordelijkheid nemen door zich bij het convenant aan te sluiten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Kuik en Dik-Faber. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 378 (32793).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat blijvende gehoorschade bij jongeren een groeiend probleem is;

constaterende dat gehoorschade bij jongeren veelal te voorkomen is, onder andere door maximale geluidsniveaus af te spreken in openbare locaties met versterkte muziek;

constaterende dat er een vrijwillig convenant preventie gehoorschade is, maar dat niet alle openbare locaties met versterkte muziek hierbij zijn aangesloten;

constaterende dat in het buitenland, waaronder Vlaanderen, Duitsland en Zwitserland, grenswaarden voor geluidsniveaus in officiële regelgeving zijn vastgesteld;

verzoekt de regering om te onderzoeken hoe wetgeving op het gebied van maximumgeluidsnormen en het toezicht op de naleving hiervan er in Nederland uit zouden kunnen zien, en de Kamer hierover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Kuik en Dik-Faber. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 379 (32793).

Ik dank u zeer. Dan geef ik nu graag het woord aan de heer Veldman. Hij spreekt namens de fractie van de VVD. Gaat uw gang.

De heer Veldman (VVD):

Voorzitter. Ik moet mij verontschuldigen, omdat mijn stembanden een beetje aangetast zijn door de gevolgen van hooikoorts. Het goede nieuws voor mij is dat hooikoorts een stuk onschuldiger is dan de infectieziektes waar we het vorige week in het algemeen overleg over gehad hebben, infectieziektes waarbij we eigenlijk maar één keer per jaar een update krijgen over de vaccinatiegraad. Daarom de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het infectierisico van verschillende ziektes stijgt als gevolg van een daling van de vaccinatiegraad de afgelopen jaren;

constaterende dat het vanuit het oogpunt van volksgezondheid noodzakelijk is om een zo hoog mogelijke vaccinatiegraad te bereiken;

constaterende dat er maar één keer per jaar, in juni, cijfers beschikbaar komen over de vaccinatiegraad;

overwegende dat een beter en frequenter inzicht in de ontwikkeling van de vaccinatiegraad door het jaar heen gewenst is, juist ter voorkoming van ongericht ingrijpen met extra maatregelen;

verzoekt de regering vaker dan eenmaal per jaar inzicht te verschaffen in de ontwikkeling van de vaccinatiegraad,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Veldman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 380 (32793).

De heer Veldman (VVD):

Voorzitter. In februari hebben we ook gesproken over vaccineren. Een meerderheid van de Kamer heeft de staatssecretaris toen opgeroepen om snel onderzoek te doen naar aanvullende maatregelen. De staatssecretaris heeft vervolgens aan de Kamer laten weten dat hij daar anderhalf jaar over wil doen. Dat vind ik wat aan de lange kant. Als Thomas Jefferson in 1776 in staat was om binnen één maand de Onafhankelijkheidsverklaring te schrijven, dan moet deze staatssecretaris in staat zijn om dat onderzoek sneller op te leveren. Daarom de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Tweede Kamer de regering bij motie (32793, nr. 359) verzocht heeft "de mogelijke varianten die bijdragen aan het verhogen van de vaccinatiegraad te onderzoeken op effectiviteit en wenselijkheid, zodat bij een verdere daling van de vaccinatiegraad snel tot besluitvorming kan worden overgegaan";

constaterende dat de verantwoordelijke staatssecretaris de Kamer heeft laten weten dit onderzoek pas in het voorjaar van 2020 te willen opleveren;

overwegende dat bij een verdere daling van de vaccinatiegraad nut en noodzaak van aanvullende maatregelen tijdig in beeld moeten zijn;

verzoekt de regering het gevraagde onderzoek naar aanvullende maatregelen nog dit najaar op te leveren, voorzien van een appreciatie van de regering, zodat als nodig de Kamer nog eind dit jaar daar het debat over kan voeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Veldman, Hijink, Geleijnse en Ploumen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 381 (32793).

Dit roept een vraag op bij mevrouw Diertens van D66. Gaat uw gang.

Mevrouw Diertens (D66):

In het debat kwam heel duidelijk naar voren dat zorgvuldigheid hier belangrijk is en dat daar de tijd blijkbaar voor nodig was. Maar ik vraag me dan wel af waarom de VVD de initiatiefwet die wij hebben voorgelegd, op basis van dezelfde argumenten uitstelt. Daar zit volgens mij een soort paradox in. Daar wil ik heel graag een antwoord op.

De heer Veldman (VVD):

Die paradox zie ik niet. Mijn fractie heeft inderdaad ten aanzien van het initiatiefwetsvoorstel van D66 gezegd: laten we nou wachten totdat het onderzoek dat daarvoor bedoeld was, opgeleverd is. Dat wordt eind mei, begin juni opgeleverd. Dan kunnen we ook het debat voeren over de initiatiefwet. Mijn oproep nu aan de staatssecretaris is om het onderzoek waartoe we in februari met elkaar, volgens mij inclusief de D66-fractie, hebben opgeroepen, wat sneller naar de Kamer te sturen, wat sneller uit te voeren. Volgens mij kan dat ook sneller. Het hoeft echt niet anderhalf jaar te duren. We vragen met regelmaat onderzoeken aan het kabinet en met regelmaat is het kabinet ook in staat om fatsoenlijke onderzoeken binnen een afzienbare tijd op te leveren.

De voorzitter:

Afrondend, mevrouw Diertens.

Mevrouw Diertens (D66):

Ook wij willen graag tempo maken, ook met deze initiatiefwet. U zegt: er zijn meerdere maatregelen nodig. Wij zijn ook voor het versnellen van onderzoeken die nodig zijn, maar ik vraag me dan wel af of die zorgvuldigheid dan nog geborgd is. Dat lijkt me al een goede vraag om mee te nemen bij de beoordeling van de motie.

De heer Veldman (VVD):

Het is goed om te horen dat ook mevrouw Diertens aangeeft dat enige snelheid bij de onderzoeken gewenst is. Ik zie dus graag haar steun tegemoet bij de stemming over de motie.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik geef graag het woord aan de heer Hijink. Hij spreekt namens de fractie van de SP. Gaat uw gang.

De heer Hijink (SP):

Het spreekgestoelte moet ongeveer een halve kilometer omlaag, voorzitter.

Ik dien twee moties in naar aanleiding van het debat dat wij hebben gevoerd. De ene gaat over meningokokken B, waarover we het uitgebreid hebben gehad in het debat. Ik begin met de andere, die gaat over preventie en het eigen risico.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat preventieve zorg veel gezondheidswinst kan opleveren, daardoor veel leed kan besparen en kan leiden tot lagere zorgkosten op de langere termijn;

constaterende dat veel preventieve zorg onder het eigen risico valt, bijvoorbeeld vervolgonderzoek na een bevolkingsonderzoek, waardoor een financiële drempel wordt opgeworpen om hieraan deel te nemen;

constaterende dat preventieve maatregelen om mensen aan te moedigen te stoppen met roken wel buiten het eigen risico worden gehouden;

van mening dat inconsistentie op dit punt ongewenst is en dat financiële drempels bij preventieve zorg een ontmoediging zijn, terwijl juist een stimulans bedoeld wordt;

verzoekt de regering alle vormen van preventieve zorg buiten het eigen risico te laten vallen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Hijink. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 382 (32793).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat sinds 2018 jonge kinderen tegen verschillende varianten van de meningokokkenziekte worden ingeënt binnen het Rijksvaccinatieprogramma, maar dat dit niet geldt voor meningokokken variant B omdat de Gezondheidsraad heeft geadviseerd de vaccinatie tegen meningokokken B niet op te nemen in het Rijksvaccinatieprogramma;

constaterende dat vele experts tot een heroverweging van dit besluit door de Gezondheidsraad hebben opgeroepen omdat vaccinatie levens van jonge kinderen kan redden;

constaterende dat sommige andere Europese landen, zoals Ierland, Italië en het Verenigd Koninkrijk, wel alle jonge kinderen tegen meningokokken type B vaccineren;

verzoekt de regering de Gezondheidsraad te vragen zijn besluit om de vaccinatie tegen meningokokken B niet op te nemen in het Rijksvaccinatieprogramma, te heroverwegen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Hijink. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 383 (32793).

Dank u wel. We zijn aan het eind gekomen van de beraadslaging over medische preventie. Ik schors de vergadering drie minuten, zodat de staatssecretaris zich kan voorbereiden om een oordeel over de moties te geven.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

Ik geef graag de staatssecretaris het woord om de gestelde vragen te beantwoorden en een oordeel te geven over de ingediende moties. Het woord is aan de staatssecretaris.

Staatssecretaris Blokhuis:

Dank u wel, voorzitter. Volgens mij zijn er zes moties ingediend.

De voorzitter:

Zeven.

Staatssecretaris Blokhuis:

Dan ga ik straks even improviseren. Er is een motie op stuk nr. 377 ingediend door de heer Renkema en ook anderen over de campagne die wij van plan zijn uit te rollen. Wij hebben daar eerder een gesprek over gehad, ook bij het begrotingsdebat met uw collega Ellemeet. Ik snap de intentie heel goed, ik benader ook de positieve aspecten van seksualiteit en het is niet alleen nee zeggen en grenzen aangeven. Dat is ook heel belangrijk, want juist als je het hebt over iets als slutshaming; dat ben ik volstrekt eens met mevrouw Ploumen, dan moeten we daar paal en perk aan stellen. Daar moeten we in de campagne volop aandacht aan besteden. Er was een motie van GroenLinks om dit te doen waar ik al een heleboel impliciet in zie, en nu komt er weer een motie overheen. Ik vraag me dan wel af of u niet een beetje overvraagt; dat vraag ik aan de Kamerleden. Dat heeft betrekking op één onderdeel van het dictum. Slutshaming zit in het tweede deel van het dictum, de veroordeling van andermans seksuele keuzes. Seksueel gedrag zit in het eerste onderdeel, dat gaat over grensoverschrijdend gedrag waar we grenzen aan moeten geven. Dat kan ik allemaal in de campagne vatten, die ooit is opgezet vanuit de gedachte om onbedoelde zwangerschap tegen te gaan. Die willen we positiever framen; dat wil ik van harte honoreren. Ik zit met één ding, namelijk het punt uit het dictum waar staat "vrijheid van eenieder rondom seksuele voorkeur". Ik vraag me af of we daarmee de focus van de campagne niet te breed maken. Ik wil daar het volgende nog bij zeggen. U weet dat ik vanuit VWS mij inspan voor de belangen van bijvoorbeeld de lhbti-doelgroep. Dat doet OCW ook vanuit zijn verantwoordelijkheid. Maar om dit element bij deze campagne te betrekken, vind ik wat overvragen. In navolging van mevrouw Kuik zeg ik dan: ben je nu niet te veel met hagel aan het schieten en wordt het nu niet te breed? Ik wil heel veel punten volop honoreren, maar dit vind ik te veel de focus verbreden, uitgaand van een initiële bedoeling om onbedoelde zwangerschappen onder de aandacht te brengen.

De voorzitter:

Ik geef nog even de gelegenheid aan de heer Renkema. Gaat uw gang.

De heer Renkema (GroenLinks):

Ik weet niet of wij bij die initiële insteek dezelfde herinnering hebben aan die motie. Begrijp ik nu dat de staatssecretaris zegt dat hij oordeel Kamer geeft als de woorden "seksuele voorkeur" uit het dictum gaan?

Staatssecretaris Blokhuis:

Ja, ik had er wat minder sympathieke bewoordingen aan gekoppeld, maar inderdaad, als die passage wordt geschrapt blijft de focus op wat wij met z'n allen willen. Volgens mij is dat ook volstrekt in lijn met wat de indieners willen. Dan is de motie wat mij betreft oordeel Kamer.

De heer Renkema (GroenLinks):

Mag ik dan met mijn collega's die dit mede hebben ingediend even overleggen en er later op terugkomen?

De voorzitter:

Dat mag. Ik kijk even naar de staatssecretaris: wat is het oordeel als de motie niet gewijzigd wordt?

Staatssecretaris Blokhuis:

In deze vorm is het ontraden.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 378.

Staatssecretaris Blokhuis:

Voorzitter. De moties op de stukken nrs. 378 en 379 van mevrouw Kuik en Dik-Faber gaan over gehoorschade. De eerste is een sympathieke motie, waarin gevraagd wordt de sectoren in beeld te brengen die nog niet zijn aangehaakt en die eigenlijk ook heel voor de hand liggend zijn. Dat is ook een wens van mij. Zo had ik met Koninklijke Horeca contacten en die lopen nog. Dus van harte ondersteuning. Ik zou hierbij zelfs het oordeel willen overnemen, of op z'n minst oordeel Kamer geven. Het is heel sympathiek.

De voorzitter:

U neemt deze motie over? Dan moet ik de leden vragen of daar bezwaar tegen is. Is er bezwaar tegen als de motie op stuk nr. 378 wordt overgenomen door de staatssecretaris? Dat is niet aan de hand.

De motie-Kuik/Dik-Faber (32793, nr. 378) is overgenomen.

Staatssecretaris Blokhuis:

De motie op stuk nr. 379 gaat ook over gehoorschade en heeft betrekking op het convenant waarin sprake is van maximale geluidsniveaus. Mevrouw Kuik en mevrouw Dik-Faber vragen of we niet moeten zoeken naar wetgeving om een bovengrens aan te geven, waarbij zij verwijzen naar het buitenland. Het convenant is net in werking getreden en ik wil dat wel eerbiedigen. Ik neem aan dat de Kamer mij dat niet kwalijk neemt. Ik wil het convenant eerbiedigen. Het heeft een werkingsduur van vier jaar en ik wil de convenantpartijen serieus nemen en niet schofferen. Tegelijkertijd snap ik de wens heel goed, zeker in het licht van wat er in het buitenland gebeurt. Ik wil met inachtneming van het eerbiedigen van het bestaande convenant dit onderzoek met alle liefde doen en kijken wat de wettelijke mogelijkheden zijn, naast het convenant of eventueel daarop volgend. Ik laat het dan oordeel Kamer.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 379: oordeel Kamer. Een vraag van de heer Veldman.

De heer Veldman (VVD):

Ik snap de overweging die de staatssecretaris maakt en ik deel met hem dat we het convenant dat er is, eerst moeten uitvoeren. Maar dit loopt vier jaar, zoals hij zelf zegt. Hoe ziet de staatssecretaris dat voor zich? Doet hij nu onderzoek naar wat er aanvullend aan wetgeving mogelijk is om dit vervolgens drie jaar op de plank te leggen en dan wel verder te zien? Hoe moet ik dit zien?

Staatssecretaris Blokhuis:

Dat vind ik een terechte vraag. Stel je voor dat in de Kamer bij een volgend preventiedebat de wens gaat leven dat we toch iets moeten doen met wettelijke bovengrenzen van geluidsniveaus. Ik stel me voor dat ik dan met convenantpartijen in gesprek ga zonder dat ik de garantie geef dat dat convenant wordt opengebroken. We hebben er dan een gesprek over en zitten niet in een hele statische setting. Wel blijft dan mijn opmerking staan: met inachtneming van het feit dat dat convenant er is. In een bizarre situatie is het denkbaar dat we over een jaar of anderhalf jaar, want zo lang doe ik over een onderzoek, dat in beeld hebben en het dan een paar jaar op de plank blijft liggen als we dat convenant eerbiedigen en niet daarnaast ook nog wetgeving willen. Laten we afspreken dat we de Kamer daar ruimhartig over informeren en kijken hoe we dat zien naast het bestaande convenant.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 379: oordeel Kamer. Gaat u naar de motie op stuk nr. 380.

Staatssecretaris Blokhuis:

De heer Veldman heeft twee moties ingediend. In de eerste plaats — dat is ook geen verrassing, want hij heeft dat aangekondigd in het algemeen overleg — wil hij vaker dan een keer per jaar inzicht hebben in de ontwikkeling van de vaccinatiegraad. Ik heb bij VWS een paar colleges gekregen hoe ingewikkeld het is om de vaccinatiegraad heel nauwkeurig per cohort in beeld te brengen. Daar liggen hele ingewikkelde berekeningen per geboortejaar aan ten grondslag. Als we veel tussentijdse rapportages doen, komen er veel fluctuaties en krijgen we een onzuiver beeld, omdat je dan maar een deel van een geboortecohort in beeld brengt. Je gaat dan onvergelijkbare dingen met elkaar vergelijken. Tegelijkertijd snap ik de wens om vaker de actuele stand van zaken in beeld te brengen. Ik doe de Kamer daarom het aanbod om niet alleen in juni — er komt komende juni een tussenstand — maar ook in januari cijfers te geven. Dat is dan een prognose op basis van trends die RIVM signaleert van ongevaccineerden. Het omgekeerde is dan ook gelijk waar; je ziet hoeveel mensen gevaccineerd zijn. Wat mij betreft is het prima denkbaar dat we twee keer per jaar een tussenstand geven, ook in januari dus, maar dit is dan wel een andersoortige tussenstand dan die van juni. In die zin wil ik tegemoet komen aan de Kamer en oordeel Kamer geven aan deze motie.

De voorzitter:

Dank u wel. Met die uitleg geeft u oordeel Kamer. Ik kijk of de indiener daarmee akkoord is. Dat is het geval. De motie op stuk nr. 380 krijgt met de toelichting van de staatssecretaris oordeel Kamer. Dan de motie op stuk nr. 381.

Staatssecretaris Blokhuis:

Die gaat over de duur van onderzoeken. Daarover heeft de heer Veldman in het algemeen overleg gezegd dat deze een tandje sneller kan en verzocht dit aan het einde van dit jaar te doen. Ik wil proberen elkaar met een uitgestoken hand tegemoet te komen. Ik snap dat de heer Veldman zegt dat hij anderhalf jaar veel te lang vindt. Het is in februari gevraagd, het wordt pas voorjaar 2020 en als het een beetje tegenzit wordt het juli. Ik heb in het algemeen overleg benadrukt dat ik een zorgvuldig onderzoek wil, zoals mevrouw Diertens terecht aanhaalt, en niet een quickscan. Misschien kunnen we elkaar onderweg vinden als ik beloof dat ik dat onderzoek in het eerste kwartaal van 2020 oplever. U krijgt dan een gedegen onderzoek. Als de heer Veldman persisteert in eind 2019, wil ik die motie ontraden.

De voorzitter:

Dan kijk ik even naar de indiener van de motie, de heer Veldman.

De heer Veldman (VVD):

Ik zal met een aantal medeondertekenaars in overleg gaan, maar zelf heb ik het idee dat deze staatssecretaris in staat moet zijn om een onderzoek als dit binnen een jaar uit te voeren. Veel wetenschappers geven hierover aan: goh, als je bij de Wereldgezondheidsorganisatie gaat kijken, zijn er al heel veel cijfers en mogelijkheden in beeld, dus we beginnen niet op nul. Ik ga even met een aantal collega's in overleg.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan constateer ik dat de motie op stuk nr. 381 in de huidige vorm het oordeel ontraden krijgt. Dank u wel. Dan de motie op stuk nr. 382 van de heer Hijink.

Staatssecretaris Blokhuis:

Ik had per ongeluk twee moties van de heer Hijink ineengeschoven, maar het zijn de moties op stuk nr. 382 en stuk nr. 383 van de heer Hijink. In de eerste motie wordt de regering verzocht om alle vormen van preventieve zorg buiten het eigen risico te laten vallen. We hebben daarover ook in het algemeen overleg gedebatteerd en toen heb ik aangegeven dat in het regeerakkoord heel duidelijk staat omschreven dat dit eigen risico blijft. Ik ben als lid van dit kabinet gebonden aan het regeerakkoord, dus ik ontraad deze motie.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 382 wordt ontraden.

Staatssecretaris Blokhuis:

Met de motie op stuk nr. 383 verzoekt de heer Hijink de regering om de Gezondheidsraad te vragen om zijn advies inzake de vaccinatie tegen meningokokken B in heroverweging te nemen. Ook daar hebben we uitvoerig over gedebatteerd. Ik wil deze motie ook ontraden, niet vanuit onwil, maar vanuit de lijn die ik ook tijdens het AO heb aangehouden. Wij vinden het logisch dat we nadrukkelijk de vinger aan de pols houden. Als blijkt dat er een toename is, dan gaan we gelijk escaleren. Ik vind wel dat juist de kracht van ons Rijksvaccinatieprogramma is dat we adviezen van de Gezondheidsraad serieus nemen. Dat wil ik overeind houden. Ik heb vertrouwen in die adviezen. Nieuwe wetenschappelijke informatie of groeiende cijfers kunnen leiden tot een nieuw advies. Zoals ik al gezegd heb in het AO, wil ik niet wachten met nieuwe stappen totdat er drie jaar voorbij zijn; dat kan ook eerder. Ik beloof de Kamer dus dat ik zeer nadrukkelijk de vinger aan de pols houd en zeker niet uitsluit dat we veel eerder opnieuw een advies aan de Gezondheidsraad vragen. In dat licht bezien ontraad ik deze motie.

De voorzitter:

Dank u wel. De motie op stuk nr. 383 wordt ontraden. Ik zie allereerst de heer Renkema naar de microfoon komen. Dat gaat waarschijnlijk over de motie op stuk nr. 377. Gaat u uw gang.

De heer Renkema (GroenLinks):

Na overleg met de medeondertekenaars heb ik besloten deze motie aan te houden.

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Renkema stel ik voor zijn motie (32793, nr. 377) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Ik geef graag het woord aan de heer Veldman. Dat gaat naar alle waarschijnlijkheid over de motie op stuk nr. 381. Gaat u uw gang.

De heer Veldman (VVD):

Dat klopt, voorzitter. Na overleg met enkele medeondertekenaars, hebben wij besloten vast te houden aan datgene wat er staat. Wij denken dat de staatssecretaris in staat moet zijn om eind dit jaar een fatsoenlijk rapport op te leveren.

De voorzitter:

Daarmee behoudt de motie op stuk nr. 381 het oordeel ontraden. Hiermee zijn we aan het einde van de beraadslagingen over het VAO Medische preventie gekomen.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Over de ingediende moties zullen wij dinsdag na het reces stemmen. Dat betekent dat er op 14 mei gestemd gaat worden. Ik zie de heer Veldman.

De heer Veldman (VVD):

Ik zou het verzoek willen doen om morgen te stemmen over de moties die vandaag zijn ingediend. Daarom was het verzoek ook om deze week nog het VAO te houden. Als wij de staatssecretaris namelijk oproepen om snelheid te maken met een onderzoek, moeten wij als Kamer ook snel zijn in het nemen van een besluit over die oproep.

De voorzitter:

Ik zou bijna zeggen dat dat een inkoppertje is, maar ik moet formeel aan de leden vragen of er bezwaar is om morgen ook hierover te stemmen. Dat is niet het geval. Ik zal dat doorgeleiden naar de Voorzitter. Daarmee komen wij dus aan het einde van dit VAO.

De vergadering wordt van 19.00 uur tot 19.56 uur geschorst.

Voorzitter: Arib

Naar boven