33 Vreemdelingen- en asielbeleid

Aan de orde is het VAO Vreemdelingen- en asielbeleid (AO d.d. 04/02). 

De voorzitter:

Ik heet de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van harte welkom. De leden hebben een spreektijd van twee minuten, inclusief het indienen van eventuele moties. 

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Voorzitter. De ChristenUnie zal de motie van de heer Sjoerdsma over het oprekken van de beslistermijn naar vijftien maanden van harte ondersteunen en medeondertekenen, want het lijkt ons een heel slechte zaak om mensen nog langer in onzekerheid te laten. 

Ik heb drie moties. De eerste gaat over de situatie in Bagdad zelf, waarover het ambtsbericht heel duidelijk is. De situatie is verslechterd ten opzichte van de keer daarvoor. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat het ambtsbericht concludeert dat de meeste burgerslachtoffers in Irak in de provincie Bagdad zijn gevallen, ten minste 1.586 doden en 4.138 gewonden binnen een gemeten periode van amper vijf maanden; 

constaterende dat de stad Bagdad van dit burgergeweld niet is uitgezonderd; 

verzoekt de regering, in lijn met het ambtsbericht de stad Bagdad eveneens aan te wijzen als 15c-gebied en het uitzettingsbeleid daarop aan te passen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Voordewind, Sjoerdsma, Voortman en Gesthuizen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 2134 (19637). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat er volgens een schatting van Europol circa 10.000 minderjarige asielkinderen in Europa zijn verdwenen en dat hierbij hoogstwaarschijnlijk criminele netwerken betrokken zijn; 

verzoekt de regering, in het kader van het EU-voorzitterschap de hoogste prioriteit te geven aan de bescherming van kinderrechten en in overleg met andere lidstaten tot een gezamenlijk actieplan te komen om de vermiste kinderen op te sporen en te beschermen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Voordewind. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 2135 (19637). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat uit het WODC-onderzoek blijkt dat een overgrote meerderheid van de Ranov-vergunninghouders zich Nederlander voelt en wil naturaliseren, maar dit onder meer vanwege tegenwerking van het land van herkomst onmogelijk wordt gemaakt; 

overwegende dat inmiddels om dezelfde reden is overgegaan tot versoepeling van het beleid voor etnische Armeniërs uit Azerbeidzjan; 

verzoekt de regering, dezelfde versoepeling toe te passen op de resterende groep Ranov-vergunninghouders indien de vooruitzichten voor deze groep om te naturaliseren vóór 1 juli aanstaande niet zijn verbeterd, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Voordewind. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 2136 (19637). 

De heer Sjoerdsma (D66):

Voorzitter. Iedere dag dat asielzoekers in ons land zijn maar niet aan de slag kunnen met werk en taal, is een vergooide dag. Daarom is het zeer zorgelijk dat de beslistermijn van de asielprocedures nu maandenlang wordt opgerekt. Begrijp ik het goed dat de beslistermijn nu in totaal zelfs vijftien maanden kan beslaan? Komt dat bovenop de gemiddelde wachttijd van ongeveer acht maanden voorafgaand aan de procedure? Voor hoeveel mensen denkt de staatssecretaris dat deze verlengde termijn zal gelden? Welke extra capaciteit is bij de IND nodig om gewoon binnen de termijn van zes maanden te blijven? 

Het is cruciaal dat asielzoekers zo snel mogelijk aan het werk kunnen of de taal kunnen leren. Hoe staat het met de uitvoering van mijn motie over taalonderwijs? Komt er nog een brief over de uitvoering van die motie over taalonderwijs in de noodopvang? Eenzelfde vraag heb ik over een andere motie van mijn fractie, de motie van collega Pechtold over het bij de startregistratie vaststellen waar mensen vandaan komen om zo snel mogelijk te bepalen of zij hier wel of geen asiel kunnen krijgen. Komt er ook nog een brief over de uitvoering van die motie? 

Mijn fractie vindt de vertraging en de langdurige procedures zorgelijk. Daarom dien ik de volgende motie in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat de regering besloten heeft om de wettelijke beslistermijn voor asielprocedures te verlengen naar maximaal vijftien maanden vanwege de verhoogde instroom; 

overwegende dat een dergelijke lange asielprocedure voor zowel de asielzoeker als de samenleving onwenselijk is; 

verzoekt de regering, de asielprocedure binnen de termijn van zes maanden af te handelen en daartoe extra capaciteit voor de IND vrij te maken, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Sjoerdsma, Gesthuizen, Voordewind en Voortman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 2137 (19637). 

De heer Azmani (VVD):

Voorzitter. Ik zal geen moties indienen, maar terugblikken op het algemeen overleg. Ik ben in ieder geval blij met de toezegging van de staatssecretaris om in maart terug te komen op een in deze Kamer aangenomen motie over de omgang met asielzoekers die criminele feiten plegen of discrimineren in asielzoekerscentra en het apart zetten van de dader in plaats van het slachtoffer. 

Ik dank de staatssecretaris omdat hij gaat kijken naar het verder aanscherpen van het beleid om beleidsvergunningen van vreemdelingen te ontzeggen dan wel in te trekken vanwege criminele feiten. Ik dank hem ook omdat hij gaat kijken naar de verruiming van de bewezenverklaring in plaats van een veroordeling op basis van een strafbaar feit. 

Na ommekomst van het algemeen overleg hebben we een brief van de staatssecretaris gekregen. Ik dank de staatssecretaris ervoor dat hij een serie landen op de lijst van veilige landen heeft gezet, waaronder Ghana, India, Jamaica, Mongolië, Senegal en Marokko. Dat lijstje komt me wel bekend voor. Het lijkt op wat is ingebracht tijdens de begrotingsbehandelingen. De staatssecretaris heeft al aangekondigd om Turkije, Algerije en Tunesië in de volgende tranche mee te nemen. Op welke termijn kan de Kamer dat verwachten? 

We hebben het ook met de staatssecretaris over Eritrea gehad, maar dat onderwerp zal naar alle waarschijnlijkheid op een andere manier plenair behandeld worden. Er is brede steun in de Kamer voor een debat met de minister van Buitenlandse Zaken over de lange arm van Eritrea en hoe ver die reikt in Nederland. 

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Voorzitter. Ik dien de volgende moties in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat naar schatting van de Kinderombudsman afgelopen jaar 20.000 vluchtelingenkinderen in Europa zijn verdwenen; 

overwegende dat overheden een beschermingsplicht hebben jegens kinderen die verder strekt dan de beschermingsplicht ten aanzien van volwassenen; 

verzoekt de regering, haar positie als voorzitter van de Raad van de EU aan te wenden om in Europees verband tot afspraken te komen over het tegengaan van het verdwijnen van vluchtelingenkinderen binnen Europa en het voorkomen van kinderprostitutie, kinderarbeid en het plaatsen van kinderen in de cel in het bijzonder, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Voortman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 2138 (19637). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat leegstaande gebouwen onder beheer van het Rijksvastgoedbedrijf waar mogelijk moeten worden ingezet voor de opvang van asielzoekers en huisvesting van statushouders zolang er tekorten zijn; 

constaterende dat onduidelijkheid is ontstaan over de beweegredenen om de leegstaande Prinses Julianakazerne in Den Haag niet in gebruik te nemen voor deze doeleinden; 

overwegende dat de schijn dat de belangen van omwonende bestuurders bij een besluit tot ingebruikname van de Prinses Julianakazerne zwaarder wegen dan de belangen van andere omwonenden vermeden dient te worden; 

verzoekt de regering, in overleg met het COA en de gemeente Den Haag te komen tot een bestemming voor de Prinses Julianakazerne die een bijdrage levert aan de opvang van asielzoekers of huisvesting van statushouders, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Voortman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 2139 (19637). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

van mening dat de Kamer kennis dient te kunnen nemen van de ambtelijk vastgestelde meerjarige productieprognose in de asielketen om de regering te kunnen controleren op haar besluitvorming en beleidsvoornemens; 

verzoekt de regering, de Kamer jaarlijks te informeren over de ambtelijk vastgestelde meerjarige productieprognose voor de asielketen in het volgende jaar bij ommekomst hiervan, en indien de regering afwijkt van de ambtelijk vastgestelde productieprognose dit te motiveren, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Voortman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 2140 (19637). 

Mevrouw Keijzer (CDA):

Voorzitter. Ik heb een motie over terugkeer. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat uitgeprocedeerde asielzoekers terug dienen te keren naar het land van herkomst; 

overwegende dat circa 50% van het aantal uitgeprocedeerde asielzoekers "zelfstandig zonder toezicht" de afgelopen jaren is vertrokken; 

verzoekt de regering, maatregelen te treffen om het percentage asielzoekers dat onder toezicht vertrekt (zowel zelfstandig als gedwongen vertrek) te verhogen; 

verzoekt de regering tevens, evenals de instroomcijfers, de vertrekcijfers van de Dienst Terugkeer en Vertrek wekelijks te publiceren, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Keijzer. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 2141 (19637). 

Mevrouw Keijzer (CDA):

Al maanden probeert de CDA-fractie de regering ertoe te bewegen om realistisch te zijn over cijfers. Dat is tot op heden niet gelukt. Als er dan maatregelen van het kabinet komen, dan is dat bijvoorbeeld het verlengen van de beslistermijn. Daar zitten grote nadelen aan. Het CDA heeft eerder voorstellen gedaan voor hoe je kunt komen tot snellere besluiten. Daarom dien ik de volgende motie in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat de staatssecretaris heeft besloten de maximale beslistermijn voor asielaanvragen te verlengen met negen maanden; 

overwegende dat het dus maximaal vijftien maanden kan duren voordat de IND een beslissing neemt over een asielaanvraag en een dergelijke lange duur ongewenst is; 

overwegende dat bijvoorbeeld met het invoeren van een ontheemdenstatus al veel sneller een beslissing kan volgen over de asielaanvraag in plaats van het huidige soms maandenlange onderzoek door de IND; 

verzoekt de regering, dienovereenkomstig passende maatregelen te nemen teneinde zo spoedig te beslissen op ingediende asielaanvragen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Keijzer. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 2142 (19637). 

De heer Azmani (VVD):

Waarom denkt mevrouw Keijzer dat een ontheemdenstatus met zich meebrengt dat mensen geen asielaanvraag gaan indienen? Daardoor moeten ze vervolgens toch lang wachten in de procedure, omdat het een sterker recht is. Ik zie dus niet in dat dit een oplossing is voor het probleem dat gesteld wordt. 

Mevrouw Keijzer (CDA):

Volgens mij is het dat wel, want dan kun je ervoor zorgen dat mensen in één grote bups beoordeeld worden en een status krijgen. Vervolgens kun je ervoor zorgen dat ze niet hoeven te wachten met alle onzekerheid die daarbij hoort. Komt er dan alsnog een andere asielvraag — daar heeft de heer Azmani gelijk in — dan hoeft die geen prioriteit te hebben. 

De heer Azmani (VVD):

Ik heb de ontheemdenstatus altijd al een bijzonder fenomeen gevonden, omdat het verblijfsrecht dat mensen nu krijgen op titel van asiel, ook een tijdelijk verblijfsrecht is. Dit is ook een tijdelijk verblijfsrecht, dus het is het beestje een andere naam geven. Ik zie nog steeds niet in waarom het toekennen van de ontheemdenstatus zal leiden tot kortere procedures, want de asielaanvraag is een sterker recht. Iedereen gaat voor de vluchtelingentitel. Ik zie dus niet in dat dit een oplossing is. Ik krijg graag nog een keer een reactie daarop. 

Mevrouw Keijzer (CDA):

De staatssecretaris komt zelf met zogenaamd sporenbeleid, waarin hij verschillende categorieën vluchtelingen en asielzoekers op verschillende manieren behandelt. Met het invoeren van de ontheemdenstatus kun je een grote groep in één keer beoordelen, zonder individueel onderzoek, dat nu noodzakelijk is. Volgens de CDA-fractie, die dat al een hele tijd geleden heeft voorgesteld, kan dat nu helpen. De staatssecretaris, overigens gesteund door de VVD-fractie, heeft eerder nee gezegd tegen het voorstel van het CDA om de ontheemdenstatus in te voeren. Wij vinden dat jammer, want nu is de nood blijkbaar zo hoog dat wij naar termijnen moeten van vijftien maanden. Het kan anders en het moet anders. Vandaar de motie van de CDA-fractie. 

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Ik wil mij aansluiten bij de vraag die de heer Azmani neerlegde. Is het de bedoeling van de CDA-fractie om tegen mensen te zeggen dat zij niet aan de asielprocedure die wij nu kennen mógen beginnen? 

Mevrouw Keijzer (CDA):

Volgens mij kan dat juridisch niet. Mensen kunnen gewoon een ander verzoek indienen, maar in overeenstemming met het beleid dat de staatssecretaris zelf voert, het zogenaamde sporenbeleid, kun je daarvan zeggen: gezien de gigantische hoeveelheid aanvragen gaat dat nu niet voor. Wij kunnen hier wel spreken over de ideale situatie, maar als er volgend jaar, ik bedoel dit jaar — het is al februari 2016 — wel 93.600 aanvragen zijn of misschien wel 114.000, dan houdt het beleid zoals het nu gevoerd wordt geen stand. Er zal dus wat moeten gebeuren. Het CDA stelt al sinds november 2014 voor om een ontheemdenstatus in te voeren. Misschien zijn er nog andere mogelijkheden. Daarom staat er ook een zin in over dienovereenkomstige voorstellen. Het gaat dan om voorstellen die tot doel hebben om die toch bijna idiote termijn van vijftien maanden naar beneden te brengen. Ik hoop op steun. 

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Ik heb alle waardering voor het feit dat de CDA-fractie op zoek is naar een manier om ervoor te zorgen dat we niet met een te lange procedure van vijftien maanden of misschien zelfs nog wel langer, worden opgezadeld, maar over wat mevrouw Keijzer nu eigenlijk inhoudelijk bedoelt, tast ik echt in het duister. Bedoelt ze dat we moeten overgaan tot een categoriaal beleid? Zij had het immers over "de hele bups in één keer". Of zegt zij eigenlijk toch: het mag juridisch gezien niet, maar we gaan mensen toch verbieden om een asielprocedure te starten? Of zegt zij eigenlijk — dat kan ik mij nog het beste voorstellen — dat zij hoopt dat mensen zullen afzien van het starten van een asielprocedure als zij een ontheemdenstatus krijgen? 

Mevrouw Keijzer (CDA):

Dit is echt heel bijzonder want de ontheemdenstatus is niet iets wat de CDA-fractie bedacht heeft; het is gewoon een Europese richtlijn die geïmplementeerd is in de Nederlandse wetgeving. Ik zou dus zeggen: lees het even en dan weet u precies wat we bedoelen. 

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Nou, dat ga ik meteen doen. 

Mevrouw Keijzer (CDA):

Het is eigenlijk heel simpel. Ik heb net ook geprobeerd om dienovereenkomstig antwoord te geven op de vragen. 

Ik wil nog kort ingaan op twee punten. Volgens mijn analyse geldt de wet dwangsom op overschrijdingen van termijnen. Ik wil graag weten of dat klopt en zo ja, of dat heeft geleid tot het verstrekken van heel veel dwangsommen op te laat genomen beslissingen. Als dat zo is, is er dan reden om deze wet aan te passen, gezien de aantallen die naar ons land toekomen? 

We hebben veel incidenten gezien bij de vluchtelingenopvang. Denk aan geweld, bedreiging en zedendelicten. Ik ben eigenlijk wel heel erg benieuwd tot hoeveel aangiftes, vervolgingen en misschien zelfs al veroordelingen dat heeft geleid. Ik vraag dat omdat de Kamer steun heeft gegeven aan een CDA-motie waarin staat dat deze mensen hun aanspraak op een verblijfstitel verliezen als dit gebeurt. 

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Voorzitter. Ik dien een lange motie in maar zij behoeft slechts een heel korte inleiding. We hebben tijdens het algemeen overleg gesproken over het zojuist ook al door mevrouw Keijzer genoemde vijfsporenbeleid. Het lijkt mij op zich een goede zaak. De staatssecretaris heeft er volgens mij goed over nagedacht. Ik zie daar ook wel de meerwaarde van in, maar ik heb tijdens het algemeen overleg al kenbaar gemaakt dat ik me op één punt wel zorgen maak en daarover gaat deze motie. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat in het aangekondigde vijfsporenbeleid asielzoekers met een kansrijk geachte aanvraag bij inwilliging van die aanvraag geen aanspraak meer kunnen maken op de gefinancierde rechtsbijstand, ongeacht hun financiële positie; 

overwegende dat het ontbreken van adequate rechtshulp er in de praktijk toe kan leiden dat asielzoekers van wie de aanvraag in eerste instantie wordt ingewilligd, fouten, onvolkomenheden of misverstanden in het verslag van een gehoor niet tijdig opmerken; 

overwegende dat dat in eventuele vervolgprocedures, bijvoorbeeld bij gezinshereniging, problemen kan opleveren indien de dan verstrekte informatie niet lijkt te stroken met de informatie in het eerdere gehoor in kwestie; 

voorts overwegende dat de staatssecretaris bij herhaling heeft aangegeven dat de aangekondigde maatregel niet zal leiden tot een verslechtering van de rechtspositie van kansrijke asielzoekers; 

verzoekt de regering, in de beleidsregels op te nemen dat fouten, onvolkomenheden of misverstanden die in eerste instantie onopgemerkt blijven omdat een aanvrager een verblijfsvergunning kreeg maar niet de mogelijkheid had om zich daarbij te laten begeleiden door een advocaat, niet in een later stadium aan die aanvrager zullen worden tegengeworpen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Gesthuizen en Sjoerdsma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 2143 (19637). 

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Voorzitter. Ik heb geen moties maar wel twee overgebleven vragen. Mijn eerste punt betreft de naturalisatieverzoeken. Naturalisatie is enorm belangrijk, zoals ik tijdens het debat al heb onderstreept. De staatssecretaris zei in zijn eigen woorden dat hij ervan overtuigd is dat het aantal naturalisatieverzoeken en ook het aantal inwilligingen daarvan de komende tijd nog omhoog zal gaan. Hij zei ook: wellicht is het goed als ik mijn informatievoorziening beter ga maken. Hoe gaat de staatssecretaris dat concreet vormgeven? Komt er bijvoorbeeld een spreekuur? Op welke wijze gaat die informatievoorziening plaatsvinden zodat we vanaf nu tot 1 juli wanneer de volgende monitoring komt, een duidelijke verbetering op dit punt gaan zien? 

Het tweede punt, een blijvend punt, betreft het contact tussen het COA en de burgemeesters. De staatssecretaris heeft al toegezegd dat hij weer met de burgemeesters om tafel zal gaan. Dat lijkt me goed. Nog steeds krijg ik dagelijks klachten en zorgen binnen, ook van burgemeesters, over hoe het gaat met het tot stand komen van huisvesting. Dat kan gaan over financiering, over terugtrekken op het laatste moment of over analyses die alleen maar zouden zijn gericht op grootschaligheid. Waar mogelijk geef ik het door, maar het lijkt me goed dat in het gesprek tussen burgemeesters en staatssecretaris helder wordt hoe we praktische belemmeringen kunnen wegnemen, zodat we vluchtelingen op een goede en nette manier kunnen opvangen. 

De heer Van Klaveren (Groep Bontes/Van Klaveren):

Voorzitter. Ik heb één motie. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat de eventuele komst van een asielzoekerscentrum naar een gemeente voor veel onrust en onduidelijkheid kan zorgen; 

overwegende dat burgers zich niet altijd gehoord voelen bij de beslissing om een asielzoekerscentrum in de gemeente te plaatsen; 

overwegende dat het actief betrekken van de burger bij besluitvorming omtrent de plaatsing van asielzoekerscentra in gemeenten onrust kan voorkomen en duidelijkheid schept ten aanzien van het draagvlak; 

verzoekt de regering, gemeenten op te roepen, alvorens zij de definitieve beslissing nemen om een asielzoekerscentrum te plaatsen, eerst de bevolking te raadplegen middels een referendum, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Klaveren. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 2144 (19637). 

De voorzitter:

De heer Fritsma ziet af van het voeren van het woord. 

Ik schors de vergadering vijf minuten, zodat de staatssecretaris de moties kan ordenen en nog enige ruggespraak kan houden, voor zover nodig. 

De vergadering wordt van 17.43 uur tot 17.48 uur geschorst. 

Staatssecretaris Dijkhoff:

Voorzitter. Ik begin met een aantal vragen. De heer Sjoerdsma vroeg of de verlenging van de termijn naar vijftien maanden opgeteld moest worden bij die acht. Dat is niet het geval. Het probleem is dat ik zes maanden had. Ik hoor de heer Sjoerdsma zuchten, maar hij vroeg ernaar. Hij hoeft ze niet bij elkaar op te tellen. Doordat ik een termijn van zes maanden had met een wachttijd van acht maanden, ging ik al standaard over de gestelde termijn heen, voordat ik aan de procedure begon. Dat was het probleem. De aankondiging van de verlenging van zes naar vijftien maanden is niet bedoeld om procedures langer te laten duren. In de praktijk was de wachttijd acht maanden en werd daarna pas de procedure gestart. Mevrouw Keijzer vroeg naar de dwangsommen, maar dat soort complicaties wil ik juist voorkomen. Daar is die verlenging voor. Ik ga dus niet in iedere zaak negen maanden extra de tijd nemen. Ik geef het wettelijk kader van vijftien maanden, om het daarbinnen zo snel mogelijk te doen. Als ik de termijn echter op zes laat staan met een wachttijd van acht maanden, loop ik het risico dat eerst iedereen een procedure start, waardoor het nog langer gaat duren. Op deze manier voorkomen we die complicatie. 

Mevrouw Keijzer (CDA):

Ik vermoedde al dat dat erachter zat, maar mijn vraag was niet of het klopt. Mijn vraag was of er nu al dwangsommen worden opgelegd, doordat er te laat beslist is. Is dat al gebeurd? Als de staatssecretaris het antwoord nu niet heeft, vraag ik hem om de Kamer hierover schriftelijk te informeren. Is het misschien verstandig om de wet op dat onderdeel aan te passen? Gewoon, vooruitkijkend naar de toekomst en vanwege de hoeveelheid mensen die verwacht wordt en de consequenties die dat kan hebben. Volgens mij is dit eind 2012 gewijzigd. Voor 2012 was de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen niet van toepassing, maar daarna wel. 

Staatssecretaris Dijkhoff:

Ik weet niet uit mijn hoofd of we al moeten uitkeren. Ik zal dat de Kamer laten weten. Ik hoop niet dat we mensen nu op ideeën brengen. In de wet die ik nu kan hanteren, zit de regeling om de termijn van zes naar vijftien maanden te verlengen om dit soort situaties te voorkomen. Daarmee kan ik uit de voeten. Als we boven de vijftien dreigen uit te komen, hebben we heel andere problemen. Ik denk dat dit veroorzaakt zou worden door een instroom die we gewoon moeten zien te voorkomen. Los van de procedures kunnen we dat immers op andere vlakken niet aan. Het huidige wettelijke kader maakt de verlenging van zes naar vijftien maanden mogelijk om dit te voorkomen. Daarmee kun je het risico van de dwangsom in onredelijke gevallen door de hoge toestroom omzeilen. In theorie is het met een heel lage instroom ook mogelijk dat we de boel verstieren en de termijn laten oplopen. Dan is het niet gek om een stok achter de deur te hebben. Ik vind het juridisch kader prima werken op deze manier. Ik heb immers zelf de mogelijkheid om de dwangsommen niet te laten komen door de termijn op te rekken. 

Mevrouw Keijzer (CDA):

... 

De voorzitter:

Als u iets wilt zeggen, zult u de microfoon moeten gebruiken. 

Mevrouw Keijzer (CDA):

Aan het begin zei de staatssecretaris dat hij de Kamer wil informeren hoe het ervoor staat. Als dat zo is, wacht ik dat af. 

De voorzitter:

Meestal vraagt u er dan een datum bij. 

Mevrouw Keijzer (CDA):

Dan hebt u helemaal niets meer te doen. Dat vind ik ook weer zoiets. 

De voorzitter:

Wat voor datum had de staatssecretaris in gedachte? 

Staatssecretaris Dijkhoff:

Dat hangt af van de inhoud van het antwoord. Dat weet ik dus niet. Ik heb nu liever wat ruimte en dan komt de bezweringsformule in maart. 

De voorzitter:

Zolang er niemand naar de interruptiemicrofoon springt, komt u ermee weg. Gaat u verder. 

Staatssecretaris Dijkhoff:

De heer Sjoerdsma heeft gevraagd naar de taalopvang. Daar wordt nu aan gewerkt. Ik krijg een briefje aangereikt waarop staat dat het in maart komt. In de praktijk zitten er nog de nodige haken en ogen aan. Ondertussen zijn we al druk bezig met vrijwilligers en materialen, maar de heer Sjoerdsma heeft recht op een uitvoerig antwoord. Ik hoop dat we die haken en ogen dan opgelost hebben en dat ik de heer Sjoerdsma tevreden kan stellen. 

Taalanalyse bij de identiteit is een onderdeel van de asielprocedure. Ik heb er geen aparte brief over gestuurd, omdat ik de motie zo begreep dat het niet alleen leuk was om te weten, maar dat het meteen moest leiden tot versnelde procedures voor mensen van wie je hoort dat ze uit een veilig land komen. Daarvoor heb ik het sporenbeleid ingesteld. Op die manier voeren wij dat uit. 

De heer Sjoerdsma (D66):

Dank dat die brief er komt. Op 3 maart is het AO Integratie. Ik weet niet of die brief voor dat AO kan komen? Dat wordt lastig, zie ik als ik naar de staatssecretaris kijk. Het zou wel handig zijn. 

Ik heb nog een vraag over de vijftien maanden. De staatssecretaris zegt nu: dat is al de acht maanden noodopvang, en daarbovenop komt dan nog zes maanden procedure. Maar in zijn brief staat toch echt dat er een beslistermijn voor asielaanvragen is van zes maanden. Die aanvraag komt pas na de acht maanden. Ik zoek dus even naar hoe de staatssecretaris het precies bedoelt in deze brief. 

Staatssecretaris Dijkhoff:

Nee, was het maar zo'n feest dat na de wachttijd de teller begint te lopen. De teller begint bij registratie te lopen. Dus waar je dan ook zit te wachten, in de noodopvang of in het azc, vanaf het moment dat je binnen bent en in het systeem zit, begint de teller te lopen. Daarom nam die wachttijd al de hele wettelijke beslistermijn in beslag. 

Mevrouw Kuiken heeft een vraag gesteld over betere informatievoorziening over de Ranov. Ik heb naar aanleiding van het afgelopen AO waarin dit door mevrouw Kuiken is gevraagd, met de IND overlegd. De IND stelt op dit moment een plan van aanpak op om de informatievoorziening via de telefoon, de website van VluchtelingenWerk en eventuele andere belangenorganisaties te vergroten. Daar zijn we dus meteen mee aan de slag gegaan. 

De heer Azmani vroeg wanneer de volgende tranche van veilige landen is te verwachten. Nu bijt ik mezelf een beetje in de staart, want ook dat is in maart. Ik wil het zo snel mogelijk doen, maar er ligt een landenrapport onder. En net als bijvoorbeeld bij het landenbeleid is afstemming nodig met de collega's van Buitenlandse Zaken. Vervolgens moeten wij daarvan een analyse geven, zoals ik ook met de Kamer gewisseld heb. We zijn immers niet zomaar geïnteresseerd in hoe het met die landen zit, maar we willen ook echt een onderbouwing kunnen geven om ze op die lijst te zetten. Dat is de reden waarom we deze exercitie doen, en niet uit nieuwsgierigheid. 

Ik ga nu in op de moties. De motie-Voordewind c.s. op stuk nr. 2134, over Bagdad, ontraad ik. We hebben hierover in het AO ook gewisseld. Natuurlijk is het daar niet altijd heel veilig, maar 15c vereist echt meer, ook kijkend naar de jurisprudentie over de aard en het niveau van het geweld en het aantal ontheemden. Ik sluit natuurlijk niet uit dat iemand uit Bagdad bescherming krijgt, maar ik vind het niet nodig om dat categoriaal op grond van 15c te doen. Daarin worden we ook gesterkt door het beleid van andere landen en de uitspraak van het Britse Upper Tribunal. 

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Even ter opheldering: we hadden een moratorium en we hebben een ambtsbericht gekregen. Ik heb daaruit vier elementen gehaald specifiek over Bagdad, waaruit blijkt dat de situatie echt verslechtert. Ook de presentie van ISIS in Bagdad is slechter geworden. Er is sektarisch geweld en noem maar op. Waarop baseert de staatssecretaris dus dat er een verbetering is in de situatie in Bagdad? Ik haal dat niet uit zijn eigen ambtsbericht. 

Staatssecretaris Dijkhoff:

Ik heb ook niet gezegd dat die verbeterd is. Ik heb dat zonet niet genoemd, dus ik weet niet waar de vraag precies vandaan komt. 

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Het is de conclusie van het ontraden van deze motie. U zegt dat de situatie zodanig is dat mensen teruggestuurd kunnen worden, terwijl we een moratorium op Bagdad hadden. 

Staatssecretaris Dijkhoff:

Nee, mijn oordeel over de motie betekent dat we individueel zullen kijken naar iedereen uit Bagdad die asiel aanvraagt, en dat niet categorisch doen op grond van 15c. Dat is de conclusie; dat is het beleid. Dat moratorium was er vanwege de onduidelijkheid en die is nu opgehelderd. 

De tweede motie van de heer Voordewind, op stuk nr. 2135, moet ik ook ontraden. Wij hebben contact gehad met Europol over het bericht over de 10.000 vermiste kinderen. Volgens de motie zou ik op grond van dat bericht beleid moeten voeren, maar Europol heeft ons aangegeven dat het niet om een officieel bericht van Europol ging. Er lag dus niks onder. Ik kan het dus niet toespitsen. Dat is wel jammer, want het bericht is een eigen leven gaan leiden en het aantal is hier in Nederland weer verdubbeld. Het is niet uit de lucht gegrepen, maar er ligt ook geen analyse onder. Wij nemen het probleem wel serieus en hebben ook een grensoverschrijdende aanpak in samenwerking met andere lidstaten. Het heeft bijvoorbeeld de aandacht in het kader van EMPACT, het Europolproject over mensensmokkel. We zullen dat blijven doen. 

De derde motie van de heer Voordewind op stuk nr. 2136 gaat over Ranov. Ik ontraad ook deze motie, omdat de deadline de indruk wekt dat ik beleid zou gaan veranderen. De motie is ook deels overbodig, ook vanwege de criteria, omdat we individueel maatwerk hebben. Als wij constateren dat er per land een stelselmatig probleem is, bijvoorbeeld met de autoriteiten, is dat natuurlijk reden om de discussie weer te voeren, mits wij er concrete aanwijzingen voor hebben. Als ik nu generiek zeg dat ik op 1 juni beleid ga veranderen, wekt dat valse verwachtingen. Dat zou ik niet willen. Het kan nu al, als in een individueel geval blijkt dat het tot onoverkomelijke problemen leidt, ook voor landen die niet genoemd zijn. 

Ik ga over op de motie op stuk nr. 2137 van de heer Sjoerdsma. We hebben net inhoudelijk gesproken over de termijnen. Ik ontraad ook deze motie. Het is een soort verzekeringspolis. Het besluit dat ik vorige week heb bedacht is niet dat ik alle procedures langer ga laten lopen. De optie voor meer IND-capaciteit legt een groot financieel beslag en zorgt ervoor dat de verhouding tussen ervaren medewerkers en nieuwe medewerkers uit het lood raakt. Het zal op de korte termijn juist leiden tot een verlenging van de wachttijd, omdat ik IND-medewerkers nieuwe mensen moet laten inwerken. Daardoor kunnen zij zelf geen beslissingen meer nemen en besliswerk doen. Het kabinet vindt een structureel, langjarige en nog hogere instroom niet wenselijk. Wij willen dat op een andere manier oplossen. 

De heer Sjoerdsma (D66):

Het hangt samen met een vraag die ik stelde in mijn eerste termijn: welk percentage van de asielzoekers moet nu binnen de asielaanvraagprocedure langer wachten dan de gestelde zes maanden? 

Staatssecretaris Dijkhoff:

Dat is lastig te zeggen. Toen je hier voor het eerst binnenkwam hadden we het principe "first come, first served". Met het sporenbeleid verandert dat. Een asielzoeker die afkomstig is uit Albanië hoeft minder lang te wachten op zijn afwijzing, dan een asielzoeker uit Syrië moet wachten op zijn toelating, om maar even voorbij te gaan aan alle nuances. Met het sporenbeleid zullen we daar verschillen in zien. Het geeft ons ook de mogelijkheid om de opvang te ontlasten door mensen die helemaal geen recht hebben op opvang daar niet maandenlang in te laten zitten. De precieze aantallen hangen natuurlijk af van de instroom die we hebben. 

De heer Sjoerdsma (D66):

Daarover zegt deze staatssecretaris: wij vinden een dermate hoge instroom niet wenselijk op langere termijn. Van harte tot uw dienst, want dat vindt eigenlijk niemand wenselijk. Niemand wil vluchtelingen, want die mensen vluchten voor geweld en voor oorlog. Stel dat deze instroom blijft aanhouden, zou het dan niet verstandig zijn om daarop te anticiperen en ervoor te zorgen dat de capaciteit zodanig is dat we zeker weten dat we de beslistermijn wel kunnen terugbrengen naar zes maanden? Mijns inziens is dat zo. 

Staatssecretaris Dijkhoff:

Wij hebben hier vorige week ook over van gedachten gewisseld. Toen heeft de premier gezegd dat het kabinet het heel verstandig vindt om alvast mentaal te anticiperen op het moment dat instroomscenario's van 93.000 niet voorkomen worden door de maatregelen die wij nu nemen met Turkije. Daar zit wel een anticipatie in, namelijk het nemen van maatregelen waardoor de huidige capaciteit rijmt met de instroom. Wij moeten echter niet oneindig capaciteit bijplussen. Zoals ik in dat debat ook aangaf, kan het bij de IND allemaal wel, maar bij de opvang wordt het toch al snel een spreadsheetwerkelijkheid die voorbijgaat aan de realiteit en de problemen die er dan zouden ontstaan bij het vinden en kunnen organiseren van voldoende opvang. 

Nu kom ik op de motie-Voortman op stuk nr. 2138 over een actieplan voor de kinderen. Dit hangt eigenlijk samen met wat ik net zei, aangevuld met het feit dat de Europese Commissie zelf heeft aangekondigd het bestaande actieplan voor alleenstaande minderjarige vreemdelingen dat van 2010 tot 2014 liep, te evalueren en hierover te rapporteren. Daarbij zullen wij de vraag opnemen in welke vorm daar een vervolg aan gegeven moet worden. Daarom ontraad ik de motie waarin mevrouw Voortman verzoekt om voorafgaand aan de evaluatie een nieuw plan in werking te stellen. 

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Ik kan deze motie aanhouden. Ik ben wel benieuwd of de staatssecretaris weet wanneer die evaluatie er zal zijn. 

Staatssecretaris Dijkhoff:

Hier staat "dit jaar", maar dat is lang. Daar zou ik op moeten terugkomen. Ik moet even aan de Commissie vragen voor wanneer zij dat gepland heeft. 

De voorzitter:

Op verzoek van mevrouw Voortman stel ik voor, haar motie (19637, nr. 2138) aan te houden. 

Daartoe wordt besloten. 

Staatssecretaris Dijkhoff:

De motie op stuk nr. 2139 van mevrouw Voortman gaat over de Prinses Julianakazerne. Ik vind dat een beetje lastig, want ik heb duidelijk aangegeven — volgens mij heeft minister Blok dat inmiddels ook gedaan — dat er geen enkele sprake van is dat dit relevant is. Maar dan zou het andersom ook niet relevant moeten zijn. Nu zouden wij daar om die reden wel iets moeten doen. Daarnaast is het zo dat het pand niet van ons is. Het pand staat, althans zo geloof ik, inmiddels te koop. Er is een biedboek. Geïnteresseerden voor de verkoop kunnen zich melden. Ik kan dat niet doorkruisen door nu in een keer te zeggen dat ik het pand inpik en daar iets ga doen. Dat is een eigenstandig traject. Ik wil ook niet in de Kamer over alle afzonderlijke lokale mogelijkheden discussies voeren of moties krijgen. Ik ontraad deze motie dus. 

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Ik zou dat inderdaad normaliter ook niet willen, maar nu wijst de gemeente naar het Rijksvastgoedbedrijf en dat wijst weer naar de gemeente. Op deze manier blijven we bezig. Dat vind ik gewoon zonde, want dit pand is van het Rijk en staat gewoon leeg. Vandaar dat ik met deze motie ben gekomen. 

Staatssecretaris Dijkhoff:

Als een pand van het Rijk leeg staat, kan ik er ook niet zomaar over beschikken. Wat ons betreft, is er geen probleem. De gemeente heeft de keuze gemaakt om met ons samen te werken in een ander pand. Dat is ook prima en we gebruiken het pand met alle plezier. Ik snap dat dit beeld werd opgeroepen, maar ik weet echt niet waar iedereen woont en de wijken van Den Haag zijn mij ook niet zo bekend. Mij maakt het allemaal niet uit. Het hoort niet uit te maken en het maakt ook niet uit. Met deze motie zou het echter wel uitmaken, maar dan de andere kant op. Ik zou het een raar signaal vinden als we allemaal van mening zijn dat het geen factor hoort te zijn. Nogmaals, praktisch gezien kunnen we een bod doen, maar dan mag ik nog niet met zo'n pand doen wat ik wil. Dan zullen we toch overleg moeten hebben met de gemeente. Uiteindelijk is de opvang op een andere plek vorm gegeven. 

De motie op stuk nr. 2140 van mevrouw Voortman over de prognose moet ik eveneens ontraden, want daarmee zou er iets van gemaakt worden wat het niet is. Het is een ambtelijk instrument, het is operationeel en we gebruiken het ook als input voor de politieke besluitvorming, maar we maken het nu meer dan het is. We maken het voorspellender dan het is en dan het waar kan maken. Het zou een instrument worden voor het verkeer hier in de Kamer, terwijl het niet aan de eisen voldoet die er dan aan gesteld moeten worden. Nogmaals, het is geen CPB, met alle respect voor wat er gemaakt wordt. De input genereren we namelijk ook niet zelf; het zijn ramingen van anderen. 

Wat betreft de motie op stuk nr. 2141 van mevrouw Keijzer merk ik op dat we maandelijks de asylum trends op de website van de IND publiceren. Volgens mij geven we ook maandelijks de vertrekcijfers. Dat zou ik niet wekelijks willen doen. We zijn de wekelijkse instroom gaan communiceren, omdat dit een meerwaarde had als sturingselement en het van betekenis was voor de lokale overheden voor het regelen van de opvang. Ik zie er niet zo veel toegevoegde waarde in om nu ook de vertrekcijfers op die manier te verstrekken. 

In haar motie op stuk nr. 2142 spreekt mevrouw Keijzer over de ontheemdenstatus. Ik kon dat niet helemaal plaatsen, want van oudsher werd de mensen een tijdelijke verblijfstatus verleend, waarmee ze wel rechten kregen. Het is een echte status en dus moet je individueel toetsen. Dan kom je eigenlijk uit op wat we al doen, dat wil zeggen een snelle procedure. De procedure is niet langzamer; er is een wachttijd. Dat probleem kun je met de ontheemdenstatus ook niet oplossen, want ook daarvoor moeten de mensen individueel gehoord worden. Als ze van de ontheemdenstatus iets zouden maken waarmee de mensen gerust gesteld konden worden dat zij echt wel aan de beurt komen in de asielprocedure, maar dat het een tijdje duurt en dat zij ondertussen onderdak en eten krijgen, dan zou het niet meer zijn dan een labeltje plakken op iets wat we al doen. We vangen de mensen namelijk al op, maar ze moeten wachten op de procedure. Ik kan het dus niet zo goed plaatsen. De vergunning is voor vijf jaar en ik zie geen meerwaarde in het optuigen van een nieuw juridisch stelsel. Ik ontraad deze motie dan ook. 

De motie op stuk nr. 2143 van mevrouw Gesthuizen en de heer Sjoerdsma vind ik een prettige, behulpzame en handzame samenvatting van onze gedachten hierover tijdens het AO. Ik beschouw deze motie als een ondersteuning van wat ik anders in beleid had moeten maken. Ik zou het oordeel daarover dan ook aan de Kamer willen laten, want die zorgvuldigheid is er. Het kan alleen leiden tot inwilliging als je spoor 3 uit moet en dan mag wat daarvoor is gezegd niet tegengeworpen kunnen worden. Ik zou de motie wel zo willen interpreteren dat een uitzondering wordt gemaakt in het geval de openbare orde of 1F aan de orde is. Anders kom ik in de situatie dat ik dingen weet die dermate zwaar zijn, maar die ik niet meer kan tegenwerpen. Ik zie mevrouw Gesthuizen knikken. 

De voorzitter:

Ja, maar ik zag eerst de heer Azmani aan de microfoon staan. Zullen we eerst mevrouw Gesthuizen het woord geven? 

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Ik kan prima leven met die uitleg van de staatssecretaris. 

De heer Azmani (VVD):

Als dit geformaliseerd wordt in beleidsregels, wil ik de staatssecretaris wel meegeven dat ik namens mijn partij, de VVD, vind dat het niet om volstrekt evidente tegenstrijdigheden kan gaan die gepareerd worden in vervolgprocedures, bijvoorbeeld bij een intrekking. Als het gaat om omissies kan ik mij voorstellen dat je wat rekkelijker bent, als er in eerste instantie geen gemachtigde bij aanwezig is. Maar als het gaat om tegenstrijdigheden, bijvoorbeeld over de vrees voor vervolging of over de herkomst et cetera, dan hoop ik toch niet dat in de beleidsregels wordt opgemerkt dat het in die gevallen dan maar tegengeworpen gaat worden, want dan wordt het wel heel makkelijk om alles te corrigeren. 

Staatssecretaris Dijkhoff:

Even voor de goede orde, we hebben het hier niet over de standaardprocedure, maar over de situatie waarin de IND heeft beoordeeld dat deze zo evident tot inwilliging zal leiden dat er niet eens meer rechtshulp nodig is, zodat er heel snel een inwilliging zal zijn. Als daar iemand in zit bij wie toch vraagtekens rijzen, dan leidt dat tot een evaluatie over die persoon. Dat is een inschattingsfout. Het kan heel goed zijn dat het van tevoren anders lijkt dan het is. Maar dan moet spoor 3 ook zo snel mogelijk stopgezet worden. Dan moet je niet eerst doorpraten, want dan gaan er toch vragen rijzen. Dan moet je toch echt die zorgvuldigheid in acht nemen. Ik zou ook niet willen dat ik spoor 3 te lang aanhoud en dan iemand afwijs, want dan gaan we meteen nat voor een rechter. 

Spoor 3 is voor evidente inwilligingen. Die knop zet je aan op het moment dat het echt moet. Dan moet je voorselectie heel stevig zijn. Eigenlijk is dit een foutje, want dan is er iemand in dat spoor geraakt terwijl er toch vraagtekens rijzen. Dan moet je zo snel mogelijk terug naar de start en de procedure opnieuw beginnen in het reguliere spoor, met rechtsbijstand. Er moet sowieso niet veel gezegd zijn, want op het moment dat er twijfel rijst, moet je stoppen. Die ene zin die je dan nog gehoord hebt voor die twijfel, kun je hebben bij gevallen van openbare orde of 1F. Om duidelijk te maken dat dit spoor niet een verkapte manier is om een standaardprocedure te vervangen, vind ik wel dat je dan echt opnieuw moet beginnen en niet gebruik kunt maken van die paar zinnen die je nog gehoord hebt, tenzij het echt 1F of openbare orde is. Dan moet je die vragen gewoon weer stellen, dan begint de procedure opnieuw. Dan doet de IND zijn werk, dus dan moet die informatie alsnog boven tafel komen, maar dan wel op de normale manier, met de waarborgen en de rechter. 

De motie-Van Klaveren op stuk nr. 2144 ontraad ik ook. Het kan, maar het is echt aan de lokale overheid. De decentrale overheid, de gemeente, bepaalt zelf hoe het contact met de inwoners is. Er zijn gemeenteraden die het instrument van een referendum daarvoor geïnstalleerd hebben. Of ze daar gebruik van maken, is een andere vraag. Dat vind ik echt iets voor de lokale democratie. 

Mevrouw Keijzer (CDA):

Ik wil nog een vraag stellen over het oordeel van de staatssecretaris over de motie op stuk nr. 2140 van mevrouw Voortman. De staatssecretaris zei dat het ambtelijke stukken zijn en dat de Kamer die niet allemaal moet willen hebben. Hier is wel iets bijzonders aan de hand. Hier informeert de regering de Kamer dat er 58.000 asielzoekers zijn. Vervolgens blijkt dat er verschillende rekenmodellen zijn, waarbij het gewogen gemiddelde volgens de ambtenaren 93.600 is, terwijl alle onzekerheden niet zomaar kunnen leiden tot een lager getal. Kunnen wij erop rekenen dat de staatssecretaris open en eerlijk communiceert over cijfers en dat wij dit niet nog een keer op deze manier meemaken? 

Staatssecretaris Dijkhoff:

Er zitten wel een paar veronderstellingen in. Het kabinet heeft niet gezegd dat er 58.000 zouden komen. Dat is een voorspellende gave die ik niet bezit. Het is geen natuurfenomeen dat je kunt voorspellen en waarbij je lijdzaam moet toezien tot het gebeurt. Die ramingen worden ook bijgesteld. We kunnen wel cijfers communiceren, maar die kunnen tussendoor ook nog veranderen. Als morgen een maatregel wordt genomen of als er morgen een afspraak met Turkije wordt gemaakt, kun je al je raamwerk opnieuw doen. Dat is best moeilijk, want dan zijn er nog geen internationale ramingen. Daarbij komt dat die ramingen altijd gelden bij ongewijzigd beleid. Het kabinet kan na het zien van die ramingen besluiten om zich politiek te committeren dat het een en ander niet gaat doen en dus maar beleid gaan voeren om die cijfers naar beneden te brengen. Open en eerlijk communiceren over cijfers is echter niet hetzelfde als het de wereld in strooien van cijfers die niet gaan uitkomen en in die zin niks zeggen. Zo'n instrument is het niet. Het is geen CPB. Het is geen rekenmodel. Je kunt ook niet zien welke raming je krijgt als je maatregel x of y neemt. Dat kan ik er ook niet in gooien. Die feedback kan ik er dus ook niet aan geven. Het meet mijn beleid of mijn beleidsvoornemens niet. 

Mevrouw Keijzer (CDA):

Was het dan niet beter geweest als de regering had gezegd dat het gewogen gemiddelde 93.600 is, maar dat zij, omdat zij allerlei voorstellen doet, uitgaat van een ander getal? Dan kun je namelijk een reële discussie hebben met de regering. Mijn fractie vraagt zich in ieder geval af of de uitspraken van de regering over cijfers en instroom nog wel kloppen, zeker gezien het verleden, waarin aanvankelijk werd gerekend met een aantal van 26.000 asielzoekers. Daarom heb ik deze vraag gesteld. Het is ook een beetje lastig voor de CDA-fractie om deze motie dan te wegen. Gaat de staatssecretaris dit in de toekomst op een andere manier doen? 

Staatssecretaris Dijkhoff:

Dat cijfer ontstaat bij ons niet uit het niets. Wij hebben dat uit allerlei ramingen. Mevrouw Keijzer heeft mij bij de begrotingsbehandeling ook bevraagd op de ramingen van de internationale organisaties die er sowieso al zijn en de scenario's met 90.000. Wij hebben hierover dus ook van gedachten gewisseld. Die ramingen hebben we volgens mij besproken voor wat ze waard zijn, namelijk als momentopname van internationale organisaties. Deze maken een inschatting op grond van geopolitieke ontwikkelingen en maken een verdeelsleutel voor de wijze waarop het de afgelopen jaren over Europa ging. Ik kan die organisaties echter niet bellen om te vragen of het aantal minder wordt als ik een bepaalde maatregel neem. De cijfers beginnen nu een soort stelligheid te krijgen. Als we die echt hanteren, biedt dat een schijnzekerheid. Je kunt niet de discussie voeren die je met het CPB wel kunt voeren. Daaraan kan ik vragen: als ik deze maatregel neem, kunt u dan voor mij uitrekenen wat er gebeurt? Dat gaat met deze modellen niet. Dat is de grote handicap die je zult hebben bij elk getal dat je communiceert. 

De beraadslaging wordt gesloten. 

De voorzitter:

Ik dank de staatssecretaris voor zijn antwoorden. Ik stel voor om bij de eerste gelegenheid na het reces over de ingediende moties te stemmen. 

De vergadering wordt van 18.14 uur tot 19.02 uur geschorst. 

Voorzitter: Knops

Naar boven