Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2015-2016 | nr. 55, item 5 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2015-2016 | nr. 55, item 5 |
Vragen van het lid Karabulut aan de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de grote verschillen tussen gemeenten in hulp aan arme kinderen.
Mevrouw Karabulut (SP):
Voorzitter. "Ieder kind heeft recht op een levensstandaard die voldoende is voor zijn of haar lichamelijke, geestelijke, intellectuele, zedelijke en maatschappelijke ontwikkeling." Dat staat in artikel 27 van het Kinderrechtenverdrag. Ouders hebben de eerste verantwoordelijkheid om hiervoor te zorgen, maar de Staat moet ouders hierin ondersteunen. Kinderen hebben wel recht op een armoedevrij leven, maar krijgen dat lang niet altijd. Sinds het begin van de crisis kwamen er in Nederland meer dan 100.000 kinderen die in armoede leven bij. Nu leven in Nederland 423.000 kinderen in armoede. Is er voldoende eten in huis? Staat de verwarming aan? Is er goede kleding? Dat zijn vragen die heel veel kinderen die in armoede omstandigheden leven, zich stellen. Ze schamen zich om vriendjes mee naar huis te nemen, want ze willen hun thuissituatie niet laten zien. Ze gaan niet naar verjaardagen, want ze kunnen geen cadeautjes kopen. Het zijn echt geen zielige kinderen, maar de omstandigheden maken dat zij minder hebben en zich dus minder kunnen ontwikkelen dan andere kinderen met dezelfde talenten. Het kan zelfs betekenen dat kinderen geen eten of geen kleding hebben of dat de verwarming niet aangaat.
Dit is het gevolg van alle neoliberale bezuinigingspolitiek van de afgelopen jaren. De ongelijkheid groeit enorm en wij zien dus ook de kinderarmoede groeien. Maar weet u wat het ergste van alles is? Door het beleid van deze staatssecretaris maakt het voor de hulp die je krijgt, uit in welke gemeente je woont. Zo bleek uit een onderzoek van Binnenlands Bestuur afgelopen week dat een gezin in Schiedam kan rekenen op vier keer zoveel ondersteuning als een gezin in de Noordoostpolder. Ik kan dit niet uitleggen. Kan de staatssecretaris wel aan die gezinnen in de Noordoostpolder uitleggen dat ze in armoede moeten leven en dat ze vier keer zoveel minder hulp krijgen?
Staatssecretaris Klijnsma:
Voorzitter. Allereerst mijn verontschuldigingen dat ik zo binnen kom rennen, want ik had niet gedacht dat uw Kamer hedenmiddag zo voortvarend te werk zou gaan.
Dit is inderdaad een heel belangrijk punt van aandacht. Met mevrouw Karabulut ben ik van mening dat kinderen hier in Nederland niet in armoede moeten opgroeien en dat je er alles aan moet doen om dat te voorkomen. Vanuit het kabinet hebben wij dat ook gedaan en zijn wij dat ook aan het doen, want voor alle kinderen in Nederland en hun ouders geldt natuurlijk dat de kinderbijslag, het kindgebonden budget, de kinderopvangtoeslag en de inkomensafhankelijke combinatiekorting omhoog zijn gegaan. Dat betekent dat gezinnen met lage inkomens er op jaarbasis gemiddeld €1.000 op vooruitgaan.
Mevrouw Karabulut vraagt echter meer, en dat is ook terecht. Niet alleen de rijksoverheid is doende om te helpen, maar ook van de gemeenten moet en mag je dat verwachten. Wij hebben als Rijk de gemeenten daartoe ook geholpen. Wij hebben daar middelen voor beschikbaar gesteld, de 100 miljoen aan armoedemiddelen. Wij helpen de gemeenten ook door de kindpakketten te laten zien. De Kinderombudsman is daar nauw bij betrokken. Wij zien gelukkig dat steeds meer gemeenten de kindpakketten daadwerkelijk gaan gebruiken. Wij blijven die promoten, maar ik moet ook in alle eerlijkheid zeggen dat het bij onze gedecentraliseerde eenheidsstaat hoort dat wij op rijksniveau voor alle Nederlanders precies dezelfde regels entameren, maar dat het op gemeentelijk niveau kan voorkomen dat gemeenten en gemeenteraden andere hulpmiddelen neerleggen. Dat gebeurt ook met de kindpakketten.
Het kabinet is van mening dat dat op zichzelf goed is, want in je gemeente kun je het beste bekijken wat mensen nodig hebben. Het kan dus best zijn dat mensen en kinderen in de gemeente Schiedam weer andere dingen nodig hebben dan in de gemeente Noordoostpolder, maar de basis is gelijk en wat een kind anderszins nog kan bekomen vanuit de gemeente is natuurlijk aan de gemeente zelf.
Mevrouw Karabulut (SP):
Dit kabinet en het voorgaande kabinet-Rutte hebben 50 miljard bezuinigingen op hun naam staan. Ik vind het iedere keer weer storend wanneer de staatssecretaris dat gegeven, waardoor die ongelijkheid en armoede groeit, wegvaagt. Dat is één. Het zou haar sieren als ze dat eens een keer erkent.
Ten tweede hoor ik de staatssecretaris gewoon tegen dat gezin in Noordoostpolder zeggen: "ja, u hebt nu eenmaal minder zwemmen, minder kleding en minder eten nodig dan dat andere gezin; dat is nu eenmaal aan uw gemeente; u zoekt het maar uit; dat u een beetje honger lijdt, is nu eenmaal zo in de gedecentraliseerde eenheidsstaat." Gaat de staatssecretaris ervoor zorgen dat conform het advies van de Kinderombudsman alle gemeenten in Nederland een minimaal kindpakket invoeren met de benodigdheden om mee te kunnen doen, om te kunnen eten, om fatsoenlijke kleding te kunnen kopen, om te kunnen zwemmen en om een beetje van cultuur te kunnen genieten, kortom om kind te kunnen zijn? Gaat zij dat doen?
Staatssecretaris Klijnsma:
Sterker nog, dat ben ik al aan het doen. Niet alleen promoot ik het kindpakket in alle gemeenten, ook op basis van de moties die mevrouw Karabulut hier heeft ingediend. Een van die moties is de motie-Yücel. Maar de Kamer heeft ook een amendement aangenomen van de leden Van Dekken en Yücel, die ons gevraagd hebben om 5 miljoen euro beschikbaar te stellen om meer kinderen uit gezinnen met een laag inkomen de kans te geven om mee te doen aan sportactiviteiten. Wij hebben de Stichting Leergeld, het Jeugsportfonds en het Jeugdcultuurfonds extra middelen verstrekt. Er is sowieso structureel extra geld beschikbaar voor de Sportimpuls, die ik net noemde. Kortom, daar hebben wij heel veel aan gedaan en dat blijven wij doen, want met mevrouw Karabulut ben ook ik van mening dat wij kinderen overal in Nederland verder moeten helpen.
Als laatste heb ik de Kinderombudsman verzocht om vervolgonderzoek te laten doen naar het terugdringen van armoede onder kinderen, want hij heeft een heel waardevol onderzoek uitgevoerd in 2013. Daar is het kindpakket uit voortgevloeid. Ik wil heel graag weten van de Kinderombudsman of dat nu echt zoden aan de dijk zet. Daarom heb ik dit vervolgonderzoek gevraagd.
Mevrouw Karabulut (SP):
Snapt de staatssecretaris dat mensen hier doodmoe van worden en dat het gerucht rondgaat dat "Klijnsmaniseren" een methode is om om de hete brij heen te draaien en vooral niks te regelen? Dit verhaal heb ik vorig jaar namelijk ook van de staatssecretaris gehoord. Toen zou zij ook gaan praten en promoten, maar mensen hebben geen behoefte aan promotie of een pr-verhaal. Mensen hebben behoefte aan inzet. De staatssecretaris had het eigenlijk al moeten regelen, maar haar inzet moet zijn dat zij op zijn minst garandeert dat het kindpakket er komt in álle gemeenten, zodat er geen verschillen meer zijn. Dat zou zij aan de mensen moeten toezeggen. De middelen die er zijn, zijn volstrekt onvoldoende, maar die moeten worden geoormerkt.
Ik heb nog een andere suggestie voor de staatssecretaris waarop ik graag een reactie krijg. Zij kan bijvoorbeeld 1% extra belasting vragen aan miljonairs, aan mensen die een vermogen hebben van meer dan een miljoen. Daar halen wij 4 miljard euro mee op. Dan kunnen wij de kinderarmoede in Nederland oplossen. Is dat geen sympathiek idee?
Staatssecretaris Klijnsma:
Ik ben net mijn verhaal begonnen met te vertellen dat gezinnen met een laag inkomen er dankzij het kabinetsbeleid in 2016 en ook daarna in ieder geval €1.000 op vooruitgaan. Ik vind dat voorwaar niet weinig. Dat is één.
Ten tweede heb ik ook verteld dat wij dat kindpakket allemaal heel erg waardevol vinden. Wij nemen gemeenten bloedserieus in de zin van de promotie van het kindpakket. Ik zie ook dat steeds meer gemeenten dat kindpakket echt gebruiken. Daar ben ik blij om, want het tegengaan van armoede onder kinderen is hartstikke essentieel. Ik heb onze medebestuurders in gemeenten behoorlijk hoog. Ik weet ook dat er SP-wethouders zijn die heel goed meedenken en ook mee-acteren. Die medebestuurders doen er alles aan om armoede onder kinderen te tackelen. Zij hebben hun verantwoordelijkheden en ik heb mijn verantwoordelijkheid. Dit is absoluut geen pr-verhaal, ik sta hier gewoon voor en wij doen dingen.
Mevrouw Karabulut (SP):
Ik ben hartstikke trots op onze wethouders in Amsterdam, Heerlen en Oude Pekela die door de Ombudsman als voorbeeld worden genoemd, maar ik schaam mij kapot dat ik drie of vier andere gemeenten moet noemen waarin kinderen minder hebben. Daar zou de staatssecretaris zich druk om moeten maken in plaats van hier onwaarheden te vertellen, namelijk dat alle mensen er €1.000 op vooruit zijn gegaan. Gaat u toch alstublieft wat vaker met de mensen praten!
De voorzitter:
Dank u wel. Ik geef het woord aan mevrouw Koşer Kaya.
Mevrouw Koşer Kaya (D66):
Ik denk dat de staatssecretaris het erg jammer vindt dat zij ons amendement van destijds niet heeft gesteund om meer geld uit te trekken voor kinderen in armoede. Mijn vraag is echter anders. Bij drie decentralisaties werken gemeenten samen, bijvoorbeeld in Zuid-Holland. Negen of tien gemeenten werken in dat kader samen. Is het geen idee om samen met de wethouders en de VNG om de tafel te zitten en na te gaan of de voorzieningen rondom kinderen een beetje gelijkgetrokken kunnen worden, in ieder geval op het niveau van de samenwerkende gemeenten?
Staatssecretaris Klijnsma:
Gelukkig gebeurt dat al. Ik zit heel regelmatig met de VNG en met tal van wethouders aan tafel. Die zijn zeker in regionaal verband doende om zaken te synchroniseren. Ik vind het echter ook belangrijk dat de VNG gaat staan voor het bestrijden van armoede onder kinderen. Ik zie dat de VNG meer en meer, ook op haar website en anderszins, de kindpakketten promoot, en dat is een groot goed.
De heer Kuzu (Groep Kuzu/Öztürk):
De staatssecretaris en wij delen de opvatting dat armoede onder kinderen bestreden moet worden; daarover geen enkel misverstand. Ik deel ook de frustraties van mevrouw Karabulut, want wij staan hier al jaren bij de interruptiemicrofoon of achter het spreekgestoelte om het onderwerp aan te kaarten. De staatssecretaris sprak net over haar verantwoordelijkheid als staatssecretaris om die ambitie bij gemeenten verder te bewerkstelligen. Uit verschillende onderzoeken blijkt echter keer op keer dat de ene gemeente veel meer doet dan de andere en dat die verschillen inmiddels groot zijn geworden. Is het geen tijd om onconventionele maatregelen te nemen, zodat wij wat verder kunnen komen met betrekking tot onze gezamenlijke doelstelling, namelijk het bestrijden van armoede onder kinderen? Alstublieft, staatssecretaris, kom niet aan met verhalen dat de kinderbijslag omhoog is et cetera, et cetera. Ik vraag u om antwoord te geven op deze vraag.
Staatssecretaris Klijnsma:
In de belastingplannen — de heer Kuzu kent ze ook — hebben wij al bij uitstek gekeken naar gezinnen met kleine portemonnees. Ik heb net een aantal voorbeelden gegeven. Die gezinnen gaan er echt behoorlijk op vooruit dit jaar, en daar ben ik echt blij mee. Wat dat betreft kan ik de heer Kuzu geruststellen. Dat neemt niet weg dat wij ten aanzien van kinderen moeten blijven onderstrepen dat ook vanuit de gemeenten inspanningen aan de orde dienen te zijn.
De heer Kuzu (Groep Kuzu/Öztürk):
Het gaat niet om de maatregelen die op landelijk niveau worden genomen. Het gaat om het volgende feit. De staatssecretaris heeft extra middelen gereserveerd en die via het Gemeentefonds aan gemeenten beschikbaar gesteld om deze ambitie verder te brengen. Nu blijkt dat sommige gemeenten er meer aan doen dan andere gemeenten. Ik heb het niet over de verantwoordelijkheden die wij op rijksniveau met elkaar hebben, wij hebben het over de verantwoordelijkheid op gemeentelijk niveau. Wij hebben de mogelijkheid om met elkaar vast te stellen dat de middelen geoormerkt moeten worden, zodat ze worden besteed aan het doel dat de staatssecretaris net aangaf. Is het dan geen tijd om te zeggen: ja, dat gaan wij nu eindelijk doen, zodat alle gemeenten, alle inwoners, alle kinderen onder de armoedegrens worden geholpen?
Staatssecretaris Klijnsma:
Dit pleidooi wordt hier niet voor het eerst gehouden. Ik zeg steevast terug dat ik echt vertrouwen heb in onze lokale bestuurders, ook de gemeenteraadsleden, niet alleen de wethouders. Ik vind dus dat gemeenteraadsleden, ook als ze dit debat weer volgen, drommelsgoed moeten nadenken over de vraag: hoe worden onze middelen nou besteed en voorgesteld door het college van B en W? Het zou echt een heel goed idee zijn als die gemeenteraadsleden bij de volgende begrotingsbehandeling echt met stip kijken naar de kinderen in hun stad of in hun dorp. Ik weet dat dat ook gebeurt. Ik vind het dus fijn dat de Kamer wederom over dit onderwerp wil praten zodat we ook naar alle gemeenten in Nederland uitstralen dat we dit nog eens neerzetten.
Mevrouw Yücel (PvdA):
Ik vind dat gemeenten hun zorgplicht verwaarlozen wanneer zij te weinig of helemaal niet aan armoedebestrijding doen, zeker als het gaat om kinderen. Ik wil de staatssecretaris daarom vragen om ons een overzicht te geven van de gemeenten die het betreft. Welke gemeenten hebben weinig of geen beleid op het gebied van armoedebestrijding? Kan de staatssecretaris onderzoek doen naar een systeem om alarm te slaan? Met andere woorden: waar kunnen burgers terecht als gemeenten hun sociale rechten niet waarborgen?
Staatssecretaris Klijnsma:
Laat ik met dat laatste punt beginnen. Dat hebben we natuurlijk ook gezien bij de Kinderombudsman, bij de Nationale ombudsman en bij alle gemeentelijke ombudsmannen. Burgers weten het ombudswezen — als ik me zo mag uitdrukken — heel goed te vinden. Dat is ook prima, want dat komt bij ons en bij gemeentebestuurders terecht. Dat is echt een goede spiegel die wordt voorgehouden. Laat ik dat in deze promotie voor het instituut ombudsman dus nog eens meegeven.
Mevrouw Yücel vraagt om een overzicht over armoedebestrijding door gemeenten. We komen binnenkort met de evaluatie van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening, zoals met de Kamer is gedeeld. Daar zal dit natuurlijk ook een rol bij spelen. Daarna gaan we de kosten-batenanalyse nog helder en inzichtelijk maken. Dit hoort daar dus ook bij.
De heer Ulenbelt (SP):
De staatssecretaris spreekt een beetje als een stuurman op een stuurloos schip. Ze ziet het overal fout gaan — ze zegt dat ook met zoveel woorden — maar ze laat het gewoon fout gaan. Ze heeft het over de schutting gekieperd naar de gemeenten en nu er verschillen ontstaan roept ze: doe wat, doe wat, doe wat! Mijn vraag aan de staatssecretaris is: is het nu doelbewust beleid geweest om verschillen te laten ontstaan per gemeente en zo nee, waarom trekt de staatssecretaris dan niet zelf de teugels aan zodat armoe in alle gemeenten gelijk wordt bestreden?
Staatssecretaris Klijnsma:
We hebben allemaal, dus Rijk en gemeenten, de plicht, zou ik bijna willen zeggen, om heel goed te kijken naar alle kinderen in ons land. Van de kant van het Rijk doen we echt heel veel om gezinnen met kinderen verder voorwaarts te helpen. Gemeenten hebben ook de plicht om kinderen verder te helpen. Ik zou bijna zeggen: adel verplicht. Het zou natuurlijk heel raar zijn als je gemeentebestuurders allemaal precies hetzelfde zou laten doen op dat punt. We hebben dit debat natuurlijk al heel vaak gevoerd. Als je taken en bevoegdheden bij gemeentebestuurders neerlegt, betekent dat per definitie dat de ene gemeente daar net iets anders mee omgaat dan de andere. Dat hoeft op zichzelf helemaal niet verkeerd te zijn want de situatie is in Amsterdam natuurlijk anders dan in Wassenaar, zoals ook staat in het artikel waar mevrouw Karabulut net aan refereerde. Kortom, op zichzelf is dat helemaal niet verkeerd, als we er maar voor zorgen dat de basis van onze sociale infrastructuur gelijk is en die is gelijk.
Mevrouw Nijkerken-de Haan (VVD):
De VVD-fractie heeft eigenlijk maar één vraag: heeft de staatssecretaris concrete signalen dat het gewenste maatwerk in gemeenten niet geleverd wordt? En als zij die signalen heeft ontvangen, heeft zij dan contact opgenomen met die gemeenten om daar even met de wethouder te spreken over de vraag hoe hij daarmee omgaat?
Staatssecretaris Klijnsma:
Alle colleges van B en W en alle wethouders van Sociale Zaken en Werkgelegenheid die ik heb gesproken, van allerlei signatuur, hebben op hun netvlies dat er rond de armoedebestrijding natuurlijk het een en ander dient te gaan geschieden. Ik heb er nog nooit één gesproken die willens en wetens zei: nou, ik dacht het even niet en ik doe er helemaal niets aan! Ik kan dus tegen mevrouw Nijkerken zeggen dat dat het punt niet is. Het is gewoon iets wat bij decentralisaties hoort. Het is ook aan college's van B en W en aan gemeenteraden bij hun controle om echt nauwgezet te kijken of het voldoende is en of het adequaat is. Ik denk dat die twee aangelegenheden echt in gemeenteraden thuishoren. Nogmaals, ik benut ook dit debat om dat nogmaals te onderstrepen.
De voorzitter:
Dank u wel. Hiermee zijn we aan het einde van dit mondelinge vragenuur gekomen. Ik schors de vergadering tot 15.00 uur. Daarna zal collega Ton Elias de stemmingen en de regeling van werkzaamheden doen, omdat ik namens de Kamer in het kader van het EU-voorzitterschap een andere verplichting heb. Ik wens jullie straks dus veel succes.
De vergadering wordt van 14.56 uur tot 15.02 uur geschorst.
Voorzitter: Elias
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20152016-55-5.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.