13 Meerjarige Strategische Plannen 2014-2017

Aan de orde is het VAO Meerjarige Strategische Plannen 2014-2017 (AO d.d. 27/03).

De voorzitter:

Ik heet de woordvoerders en de minister van harte welkom. Iedere woordvoerder heeft twee minuten voor het indienen van moties. Ik stel voor dat wij voorkomen dat wij het AO gaan overdoen. Natuurlijk kunnen de leden over de reactie van de minister op hun eigen motie vragen stellen, maar dan zou ik het graag daartoe beperken.

De heer Van Laar (PvdA):

Voorzitter. Elke dag lezen we over vrouwen die verkracht en verbrand worden, over meisjes die ontvoerd zijn, over seksueel geweld als oorlogswapen. Veel meer projecten dan nu kunnen wat de PvdA betreft een bijdrage leveren aan de bestrijding van seksueel geweld. Vaak hoeft hiervoor enkel de locatie of het thema te worden gewijzigd, wat geen afbreuk doet aan de inzet van het betreffende speerpunt.

De PvdA dient samen met het CDA een motie in om de minister te verzoeken actief te zoeken naar kansen hiervoor, dus een voedselproject in een regio waar veel mensenhandel plaatsvindt, een politietraining gericht op het verhoren van vrouwen die slachtoffer zijn van seksueel geweld en het versterken van justitie op het gebied van het vervolgen van mensenhandelaren, om enkele voorbeelden te noemen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat in de meeste partnerlanden van Nederland seksueel geweld veel voorkomt;

van oordeel dat de strijd tegen seksueel geweld geïntensiveerd moet worden;

verzoekt de regering, met de ambassades in de partnerlanden te bekijken hoe door gerichte inzet binnen de speerpunten water, voedselzekerheid en rechtsorde en veiligheid de strijd tegen seksueel geweld extra impulsen gegeven kan worden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Laar en Agnes Mulder. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 100 (33625).

De heer Van Laar (PvdA):

De PvdA is positief over de meerjarenplannen en de focus op onze speerpunten. We zijn blij met de toezegging van de minister dat in de meerjarenplannen volgend jaar meer aandacht zal worden besteed aan gender, inclusief de ontwikkelingssamenwerking en coherent beleid.

Ook bedanken we de minister voor haar toezegging dat het Accountability Fund nog enkele jaren beschikbaar blijft in landen die de status van partnerland verliezen.

De heer Sjoerdsma (D66):

Voorzitter. We spraken al enkele weken terug uitgebreid met deze minister over de meerjarige strategische plannen, de blauwdrukken waarmee ambassades besluiten hoe zij de ontwikkelingshulp optimaal inzetten in de partnerlanden waarmee Nederland samenwerkt.

In dat debat heeft de minister al een hele hoop dingen toegezegd, onder meer over Rwanda, waar de justitiesamenwerking weer wordt hervat onder duidelijke en strenge voorwaarden, tot tevredenheid van mijn fractie.

Ik wil nog één ding noemen vandaag. Ik had daarvoor een motie voorbereid, maar na het mondelinge vragenuur van vanmiddag bleek die motie eigenlijk niet meer nodig, want de heer Slob kwam hier al praten over zijn ervaringen met Zuid-Sudanese vluchtelingen. Ik vraag de minister om nog eens heel goed te kijken naar de ontwikkelingssamenwerking die wij op dit moment met Zuid-Sudan zouden willen. Dat heeft de heer Slob ook gevraagd. Kunnen wij, nu die ontwikkelingssamenwerking is bevroren, niet dat geld gebruiken voor noodhulp om de enorm nare humanitaire situatie in dat land enigszins te verlichten? Ik sluit mij graag aan bij die oproep, maar kijk dan niet alleen naar noodhulp. Kijk ook naar wat er nog mogelijk is met dat geld in termen van organisaties die aanwezig zijn en die mogelijkerwijs dat prangende conflict, die polarisatie op de een of andere manier kunnen stuiten. Dus niet alleen maar noodhulp maar ook organisaties die zich bezighouden met de grondoorzaken van het conflict dat zich op dit moment in Zuid-Sudan afspeelt. Ik hoop dat de minister daarbij snelheid betracht. Dat heeft zij vanmiddag ook toegezegd. Die snelheid is nodig. De VN noemen de situatie in Zuid-Sudan een pregenocidaire, uitermate zorgwekkende situatie. Dus elke Nederlandse bijdrage op dit moment is meer dan welkom.

Mevrouw De Caluwé (VVD):

Voorzitter. Ik heb drie moties, dus ik zal mij beperken tot het oplezen daarvan.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de ontwikkelingsactiviteiten van Nederland in Mali volgens de regering in nauwe afstemming met de fragielestatenaanpak van de EU zullen plaatsvinden;

overwegende dat de EU gemiddeld 100 miljoen euro per jaar aan ontwikkelingsgeld aan Mali besteedt, waarvan het merendeel via begrotingssteun;

overwegende dat Nederland, naast zijn bijdrage via Europa, in 2014 bijna 36 miljoen euro aan ontwikkelingsgeld aan Mali besteedt;

constaterende dat in het meerjarenplan van Nederland voor Mali slechts een enkele verwijzing naar de EU-fragielestatenaanpak wordt gemaakt, zonder dat wordt aangegeven op welke wijze het Nederlandse beleid afgestemd is met het EU-beleid en/of het beleid van individuele EU-donorlanden;

constaterende dat het meerjarenplan verder voortborduurt op de plannen die er al waren op het gebied van voedsel, SRGR en rechtsstaatontwikkeling;

overwegende dat door deze aanpak het fragielestatenbeleid voor Mali onoverzichtelijk en slecht meetbaar wordt, hetgeen de regering nu juist wilde voorkomen;

verzoekt de regering, het meerjarenplan voor Mali te herzien, waarbij de gecoördineerde fragielestatenaanpak voor Mali inzichtelijk wordt gemaakt en de afstemming van beleid met de EU en de afzonderlijke lidstaten inzichtelijk wordt weergegeven,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid De Caluwé. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 101 (33625).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de herziene Meerjarige Strategische Plannen weinig concrete, meetbare doelen bevatten die tot een meetbaar resultaat kunnen leiden;

overwegende dat de minister heeft aangegeven in de speerpuntenbrief van september aanstaande de stand van zaken met betrekking tot de MJSP's op te nemen;

overwegende dat de minister verder heeft aangegeven dat resultaten vooral worden opgenomen in het resultatenfiche;

overwegende dat resultaten pas gemeten kunnen worden wanneer er vooraf duidelijke doelen zijn gesteld;

verzoekt de regering, in de speerpuntenbrief van september aanstaande voor ieder partnerland per speerpunt ten minste één concreet en meetbaar doel op te nemen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden De Caluwé en Agnes Mulder. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 102 (33625).

Mevrouw De Caluwé (VVD):

Voorzitter. Ik zie dat mijn tijd om is. Ik heb nog één motie.

De voorzitter:

Ik kijk even naar de collega's. Ik zie dat zij u graag in de gelegenheid stellen om de motie in te dienen, mevrouw De Caluwé.

Mevrouw De Caluwé (VVD):

Hartelijk dank.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de antihomowet in Oeganda een levenslange gevangenisstraf zet puur en alleen op het feit dat iemand homoseksueel is;

overwegende dat de bevolking door deze wet verplicht wordt gesteld mensen in hun omgeving aan te geven, wanneer zij denken dat iemand homoseksueel is;

overwegende dat de Nederlandse regering van haar bijdrage aan de Oegandese ontwikkelingshulp reeds 7 miljoen euro heeft opgeschort naar aanleiding van het feit dat de eerste homoseksuelen nu voor de rechter staan vanwege hun geaardheid;

constaterende dat de regering overweegt om verdere sancties in het vooruitzicht te stellen wanneer de aangeklaagden daadwerkelijk zullen worden veroordeeld tot lange gevangenisstraffen vanwege hun geaardheid;

verzoekt de regering, nu reeds duidelijk te maken aan de Oegandese regering dat wanneer homoseksuelen vanwege hun geaardheid daadwerkelijk tot langdurige gevangenisstraffen worden veroordeeld en de wet blijft vasthouden aan de plicht voor iedere burger om homoseksuelen aan te geven, Nederland verdergaande maatregelen zal nemen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid De Caluwé. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 103 (33625).

De heer Sjoerdsma (D66):

Ik heb een korte vraag omdat dit in het debat niet uitgebreid besproken is. Aan welke verdergaande maatregelen denkt mevrouw De Caluwé dan? Welke verdergaande maatregelen zou de regering volgens haar moeten nemen?

Mevrouw De Caluwé (VVD):

Dat zouden bijvoorbeeld financiële maatregelen kunnen zijn, maar het kunnen ook andere maatregelen zijn. Dat is een beetje afhankelijk van de situatie. Ik vind het heel erg belangrijk om duidelijk te stellen dat er maatregelen zijn. Ik denk dat het ook heel goed is om daarin op te trekken met de andere landen die ook nu reeds maatregelen hebben genomen tegen Uganda.

De heer Sjoerdsma (D66):

Nog even voor de duidelijkheid: zoals ik de situatie begrijp — misschien kan de minister dat nog verduidelijken — heeft Nederland alle ontwikkelingssamenwerking die rechtstreeks met de Ugandese overheid wordt gedaan, bevroren. Welke financiële acties stelt mevrouw De Caluwé dan nog voor?

Mevrouw De Caluwé (VVD):

Tot nu toe is 7 miljoen bevroren. Dat is 7 miljoen van de 36 miljoen die wij op jaarbasis — dit jaar — geven aan Uganda. Het overige geld gaat niet rechtstreeks naar de regering, maar gaat via allerlei projecten in Uganda. Je zou moeten bekijken wat we daar nog mee kunnen doen en of we kunnen bekijken hoe we Uganda op een andere wijze wel rechtstreeks kunnen raken.

De voorzitter:

Er is een viertal moties ingediend en reeds rondgedeeld. Ik zie dat de minister meteen tot beantwoording kan overgaan.

Minister Ploumen:

Voorzitter. Excuses dat ik te laat was, maar ik had permissie van de Kamervoorzitter omdat ik hier in de hal een tentoonstelling mocht openen. Die tentoonstelling heet No Lost Generation. Ik geloof dat ministers geen reclame mogen maken, maar het initiatief is Kamerbreed ondersteund. Het zijn foto's van Syrische kinderen in het Jordaanse vluchtelingenkamp Zaatari. Buitengewoon treffend is in beeld gebracht hoe moeilijk hun situatie is.

Er liggen vier moties voor, alsmede een interventie van de heer Sjoerdsma van D66. De motie op stuk nr. 100 van de heer Van Laar gaat over seksueel geweld en bevat het verzoek om te bekijken of we met gerichte inzet ook binnen de speerpunten interventies kunnen plegen en extra impulsen kunnen geven. Ik zie dit als ondersteuning van beleid. Ik geef een paar voorbeelden waarin we dat doen, maar er zijn zeker mogelijkheden om die uit te breiden. In Ethiopië bijvoorbeeld richt onze ambassade zich op het tegengaan van schadelijke praktijken zoals kindhuwelijken en vrouwenbesnijdenis, als integraal onderdeel van seksuele en reproductieve gezondheid en rechten. Maar ook binnen de andere speerpunten zien wij mogelijkheden. Daarom zie ik deze motie als ondersteuning van beleid.

De heer Sjoerdsma maakte kort gewag van de vraag van de heer Slob over Zuid-Sudan tijdens het vragenuur. Ik wil twee boodschappen afgeven. De eerste boodschap is aan de regering van Zuid-Sudan. Zij moeten onmiddellijk uitvoering geven aan het vredesakkoord en moeten ook anderen binnen en buiten hun kring daartoe oproepen. De tweede boodschap die ik wil afgeven, is aan de burgers van Zuid-Sudan. We zullen hen niet in de steek laten.

Overigens werkten we in het kader van hulp in beperkte mate met de Zuid-Sudanese overheid. Ik zal nadrukkelijk bekijken hoe we de financiële middelen die daar vrijkomen en de middelen die vrijkomen omdat sommige programma's eenvoudigweg — dat is erg genoeg — niet uitgevoerd kunnen worden, kunnen inzetten voor noodhulp. Maar ook zal er worden geprobeerd om stap voor stap te werken aan verzoening en wederopbouw. Op dat punt versta ik de heer Sjoerdsma goed.

Er is één lichtpuntje. De Nederlandse organisatie PAX heeft kunnen bemiddelen tussen de rebellen van David Yau Yau, die zeer actief en destructief waren, en de regering van Zuid-Sudan. Er is nu officieel een akkoord getekend. Nederland heeft daar ook een financiële bijdrage aan kunnen geven. Ik denk dat dit het type activiteit is dat we blijven steunen.

Ik kom op de motie-De Caluwé op stuk nr. 101 over de herziening van het Meerjarig Strategisch Plan voor Mali. Die motie zie ik als ondersteuning van beleid. Het is overduidelijk dat de situatie in Mali enerzijds vraagt om nauwgezette afstemming met de MINUSMA. Daar werken we ook al aan. Anderzijds dienen we met een langetermijnperspectief te bekijken hoe we bijvoorbeeld de justitiesector in Mali verder kunnen versterken en of we op die manier kunnen bijdragen aan het oplossen van de grondoorzaken van het conflict tussen het noorden en het zuiden.

De motie-De Caluwé/Agnes Mulder op stuk nr. 102 gaat over het benoemen van concrete resultaten in de MJSP's. Daar ben ik natuurlijk zeer voor. Ik heb tijdens het AO al aangegeven dat wij later dit jaar in de speerpuntenbrief precies zullen beschrijven op welke manier de resultaten tot stand zijn gekomen, wat er goed is gegaan en wat er minder goed is gegaan. Natuurlijk zullen we daarin ook heel concrete resultaten benoemen, bijvoorbeeld efficiënt watergebruik en de goede consequenties daarvan voor de productiviteit per hectare. Ik zie die motie dus als ondersteuning van beleid. Ik spreek hier op een later moment graag met de Kamer over.

Mevrouw De Caluwé (VVD):

Mijn vragen betreffen de motie op stuk nr. 101 en de motie op stuk nr. 102. Als de motie op stuk nr. 101 wordt gezien als ondersteuning van beleid, mag ik dan aannemen dat we een aangepast Meerjarig Strategisch Plan voor Mali krijgen? De motie op stuk nr. 102 gaat over de doelen. Mag ik aannemen dat er per partnerland ook drie doelen in de speerpuntenbrief in september komen?

Minister Ploumen:

Dat is correct. Ik zoek even naar een goed moment om het aangepaste MJSP te sturen, als dat gereed is. Maar wellicht wordt een en ander gedaan in het kader van een bredere brief over de situatie in Mali. De speerpuntenbrief komt in september. Deze zal voldoen aan de eisen die mevrouw De Caluwé en ook ik daaraan stellen.

Ik kom op de motie-De Caluwé op stuk nr. 103 over de Ugandese antihomowet. Daarin wordt verzocht om nu reeds duidelijk te maken aan de Ugandese regering dat Nederland verdere maatregelen zal nemen als Uganda aan die wet blijft vasthouden en homoseksuelen vanwege hun geaardheid daadwerkelijk tot langdurige gevangenisstraffen worden veroordeeld. Ik zie de motie als een ondersteuning van het beleid maar ik wil er nog graag een aantal dingen bij opmerken. Nederland is op het niveau van de ambassadeur zeer actief in gesprek met de overheid van Uganda, zowel met parlementariërs als met vertegenwoordigers van de regering. Uiteraard brengen wij onze afkeer van deze wet regelmatig naar voren. Collega Timmermans en ik hebben onmiddellijk na de ondertekening van de wet door Museveni onze steun aan de justitiesector opgeschort. Dat was de enige bilaterale steun rechtstreeks aan de overheid. We willen natuurlijk niet meewerken aan de opbouw van een justitiesector die dergelijke wetten moet uitvoeren. We zullen deze boodschap doorgeven aan de regering van Uganda. Zij zal daar overigens niet door zijn verrast omdat wij ons tot nu toe al scherp hebben uitgelaten over de wet, maar wij zullen een en ander verder aanscherpen. We hopen dat wij dat niet hoeven te doen, maar als het nodig is, zullen collega Timmerman en ik ons beraden op verdere sancties. Het lijkt mij verstandig om hier te melden dat wij daarover regelmatig contact hebben met homo-organisaties wereldwijd maar ook in Uganda. We willen niet dat onze acties bijdragen aan een verdere verharding van de situatie en aan nog meer onveiligheid voor homo's maar juist bijdragen aan het laten inzien van de Ugandese overheid, en een aantal politici, dat deze wet van tafel moet.

De voorzitter:

Er is in principe afgesproken dat we alleen zouden interrumperen op de eigen moties maar gelet op de tijd en ook kijkend naar de andere leden geef ik de heer Van Dijk graag de gelegenheid voor een interruptie.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Dank, voorzitter. Ik begrijp goed wat de minister zegt in verhouding tot de motie. De wet is verwerpelijk. Daarover zijn wij het allemaal wel eens. In de motie wordt gesteld dat Nederland verdergaande maatregelen zal nemen maar de minister zegt — ik heb goed geluisterd — dat zij zich zal beraden op verdere sancties. Daar zit toch verschil tussen. Neemt zij de motie over of niet?

Minister Ploumen:

Ik zie de motie als een ondersteuning van het beleid. Laat ik heel precies formuleren. Het beraad met mezelf en de heer Timmermans zal gaan over welke sancties dan aan de orde zullen zijn en niet zozeer of wij verdergaande maatregelen zullen nemen.

De voorzitter:

Dat lijkt me een duidelijk antwoord. Daarmee zijn wij aan het eind van de beantwoording.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

De stemmingen over de moties zijn aanstaande dinsdag.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven