11 Vmbo

Aan de orde is het VAO Vmbo (AO d.d. 16/04).

De voorzitter:

Ik heet de staatssecretaris en de woordvoerders van harte welkom. Wij hebben een druk programma vanavond. Daarom wil ik graag met de woordvoerders afspreken dat zij zich strikt aan hun twee minuten spreektijd houden, niet het debat opnieuw gaan doen en bij de beantwoording van de moties door het kabinet alleen vragen stellen over hun eigen moties. Als wij dat doen, dan komen wij met elkaar op een goede manier deze avond door.

Mevrouw Jadnanansing (PvdA):

Mevrouw de voorzitter. Ik heb gehoord wat u hebt gezegd: houd het kort en krachtig. Wij hebben een goed debat gevoerd met elkaar over het vmbo, over de denkende doeners. Ik heb een tweetal moties. De eerste luidt als volgt.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

opmerkende dat docenten die een pabo-opleiding hebben afgerond en al enige tijd werkzaam zijn in het onderwijs vaak over goede pedagogische en didactische vaardigheden beschikken;

constaterende dat zij niet bevoegd zijn om les te geven in de vmbo-onderbouw, omdat zij niet beschikken over de benodigde vakkennis;

van mening dat deze docenten op basis van hun ervaring en pedagogische en didactische vaardigheden wel van nadrukkelijke meerwaarde kunnen zijn in de onderbouw van het vmbo, zoals ook door het onderwijsveld wordt benadrukt;

verzoekt de regering om in nauw overleg met de vo-sector te komen tot een aanbod van verkorte bijscholing voor docenten die de pabo hebben afgerond en over enige mate van werkervaring beschikken, om hun zo de mogelijkheid te bieden om als bevoegd docent in het vmbo te gaan werken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Jadnanansing en Van Meenen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 44 (30079).

Mevrouw Jadnanansing (PvdA):

Dan heb ik nog een tweede motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de loopbaanoriëntatie- en begeleiding (LOB) in het voortgezet onderwijs niet altijd van afdoende niveau is;

voorts constaterende dat het vmbo jongeren gericht opleidt voor een specifiek domein en jongeren daarmee al tijdens deze opleiding actief dienen te worden gewezen op het arbeidsmarktperspectief van het betreffende domein en de hieraan gerelateerde vervolgopleidingen;

van mening dat goede LOB daarmee essentieel is voor jongeren om zich goed voor te bereiden op hun toekomst en inzicht te geven in hun arbeidsmarktkansen;

constaterende dat de Inspectie van het Onderwijs in het onderwijsjaarverslag 2012-2013 geen beeld schetst van de kwaliteit van de LOB in het voortgezet onderwijs terwijl dit voor het mbo wel het geval is;

verzoekt de regering om de Inspectie van het Onderwijs tijdens haar bezoeken nadrukkelijk aandacht te laten besteden aan de kwaliteit van de LOB op scholen en om in het onderwijsverslag 2014-2015 over de kwaliteit van de LOB in het voortgezet onderwijs te rapporteren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Jadnanansing en Straus. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 45 (30079).

Wij zouden nu doorgaan met de heer Klaver, maar die zie ik nu niet. Dan gaan wij door naar de heer Van Meenen. Ah! Daar is de heer Klaver. Keurig op tijd. Ga uw gang.

De heer Klaver (GroenLinks):

Voorzitter. Wij hebben een AO gehad over het vmbo. Het is goed om daarover te spreken. Daarin is het ook veel gegaan over de mogelijkheid om te kunnen stapelen. Ik was op zich blij met het antwoord van de staatssecretaris waarin hij zei: ik ga toch nog een keer in gesprek met de sector; ik ga toch nog eens bekijken welke belemmeringen er nu zijn na de afspraken die er zijn gemaakt om te kunnen doorstromen. Maar ik heb in het AO al aangegeven dat ik het belangrijk vind dat wij een stok achter de deur houden en dat wij als Kamer laten zien dat wij het belangrijk vinden dat er geen enkele belemmering is om door te stromen en dat er niet allerlei extra eisen worden gelegd boven op het vmbo-diploma. Daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat scholen voor havo nu aanvullende eisen mogen stellen aan instromers die in het bezit zijn van een diploma van het vmbo-tl of -gl, zoals een gemiddeld eindcijfer en een positief decaanadvies;

overwegende dat in Nederland het eindniveau centraal wordt bepaald en je naar het havo moet kunnen als je een vmbo-diploma hebt;

overwegende dat zowel de vmbo-school als de havo-school een leerling moet adviseren over de overgang, maar dat de beslissing aan leerlingen en ouders zelf moet zijn;

verzoekt de regering om jongeren met een vmbo-tl- of -gl-diploma het recht te geven door te stromen naar havo 4,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Klaver. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 46 (30079).

De heer Van Meenen ziet af van verdere inbreng van moties. De heer Beertema eveneens. Dan is het woord aan mevrouw Straus.

Mevrouw Straus (VVD):

Voorzitter. Tijdens het AO hebben wij uitvoerig gesproken over de manier waarop we het vmbo verder kunnen verbeteren. Een sterk vmbo is voor Nederland cruciaal. Als we willen dat we in Nederland meer werk maken van vakmensen met gouden handjes, dan moet de basis hiervoor in het vmbo liggen. De staatssecretaris was dat met ons eens. Hij heeft hierover ook een aantal toezeggingen gedaan.

Een punt dat in het AO niet aan de orde is geweest, is via het onderwijsverslag bekend geworden: de inspectie gaat het toezicht op de afname van de examens van het vmbo intensiveren, onder andere omdat slechts een kwart van de examinatoren in het vmbo zich houdt aan de voorschriften over het afnemen van examens. De VVD heeft al vaker gevraagd om ook docenten uit het vervolgonderwijs en, voor zover het beroepsonderwijs betreft, ook mensen uit de praktijk in te zetten bij de examinering. Immers, een goede en betrouwbare examenpraktijk is essentieel voor het vertrouwen dat de samenleving, de vervolgopleidingen en het bedrijfsleven hebben in de behaalde examenresultaten van kandidaten.

Als we serieus werk willen maken van de kwaliteit van het beroepsonderwijs in Nederland, is het wat de VVD betreft onvoorstelbaar dat de afnamepraktijk van examens in het vmbo niet verbetert. Ik vraag de staatssecretaris hoe hij aankijkt tegen de cijfers uit het onderwijsverslag. Wat wil hij hieraan gaan doen?

De heer Jasper van Dijk (SP):

Voorzitter. We hebben een algemeen overleg gevoerd over het vmbo. Daarin heb ik aangegeven dat ik het zeer van belang vind om hierover door te praten. De motie die ik hierna indien, geeft hiertoe een aanzet. Ik hoop dan ook op ondersteuning.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat vmbo-leerlingen recht hebben op het allerbeste onderwijs;

constaterende:

  • -dat het Nederlandse onderwijs een vroege selectie kent door de splitsing tussen enerzijds vmbo en anderzijds havo/vwo;

  • -dat examens in het vmbo niet gelden als startkwalificatie;

  • -dat de overgang tussen vmbo en mbo gepaard gaat met veel schooluitval;

  • -dat de mogelijkheden tot het "stapelen" van opleidingen niet altijd optimaal zijn;

van mening dat bovenstaande problemen een integraal antwoord verdienen;

verzoekt de regering, uiterlijk 1 september met een visie te komen op het vmbo, waarbij wordt ingegaan op genoemde zaken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Jasper van Dijk en Jadnanansing. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 47 (30079).

Hiermee zijn we gekomen aan het einde van de eerste termijn van de Kamer. Er zijn vier moties ingediend. De staatssecretaris heeft aangegeven dat hij meteen kan antwoorden. De laatste motie moet nog zijn kant opkomen, maar misschien kan hij alvast beginnen. Desnoods schorsen we het debat eventjes in afwachting van de laatste motie.

Staatssecretaris Dekker:

Voorzitter. Ik had al enige voorkennis over moties die eraan zaten te komen, dus ik denk dat ik wel kan antwoorden.

Het is goed dat we in de commissie hebben gesproken over het vmbo. Het kan niet vaak genoeg gezegd worden, dit gaat om het niveau binnen het voortgezet onderwijs waar meer dan de helft van onze leerlingen naartoe gaat, en dat niveau moet goed zijn, van basisberoepsniveau tot gtl. Ik denk dat wij het daarover eens zijn. Misschien mag ik een tegenvoorstel doen. Mag ik de motie zo interpreteren dat ik de brief die ik sowieso voor de zomer zou sturen over de nieuwe beroepsgerichte programma's, aanvul zodat die niet alleen gaat over de examenprogramma's, maar ook over de vraag hoe die zich verhouden tot het grotere geheel? Dan wordt het niet een visiebrief met enorme vergezichten, maar dan kunnen we misschien wel iets integraler over de kwestie praten dan alleen over de examenprogramma's. Als ik de heer Van Dijk en mevrouw Jadnanansing op dit punt zie knikken, denk ik dat we iets te pakken hebben wat ook voor de zomer haalbaar is.

De heer Jasper van Dijk (SP):

De motie is helder. Ik hoop natuurlijk dat de staatssecretaris bereid is om echt serieus in te gaan op de daarin genoemde punten. Als hij dat kan bevestigen, ga ik akkoord met zijn voorstel. Het is natuurlijk aan de Kamer om dan verder te praten over de brief die de staatssecretaris ons zal sturen.

Staatssecretaris Dekker:

Ik heb er geen probleem mee om ook die punten daarin terug te laten keren.

De voorzitter:

De staatssecretaris zegt dus toe om die punten op te nemen in zijn brief. Wordt de motie nu ingetrokken of wordt zij gewoon in stemming gebracht? Ik constateer dat de motie in stemming zal worden gebracht. We gaan door met de overige moties.

Staatssecretaris Dekker:

Ik kom bij de motie van de heer Klaver. We hebben een goed debat gehad over het recht om van het vmbo door te gaan naar het havo. Dat recht is er nu niet. Dat recht bestaat overigens nergens in het voortgezet onderwijs. Er is bijvoorbeeld ook geen recht om van het havo naar het vwo door te stromen of om te stapelen. Sterker nog: er bestaat ook niet zoiets als een algeheel recht om met een bepaald schooladvies op een niveau binnen te komen. Tegelijkertijd zie ik het door de heer Klaver aangeduide punt natuurlijk maar al te goed. Zoals de motie er nu ligt, zou ik die strikt gezien moeten ontraden. Tegelijkertijd denk ik dat wij allebei een punt hebben: wij willen niet dat iets stapelen in de weg staat of dat scholen, misschien vanwege doorstroomcijfers of statistieken, zeggen: laten we dat met die leerling maar niet doen. Kan ik de heer Klaver ertoe verleiden om deze motie aan te houden? Dan is het echt een stok achter de deur. Dan neem ik deze vraag van de heer Klaver in de aanloop naar het einde van het jaar mee bij de evaluatie van de nu geldende toelatingscode, waarin dit geen plicht is maar waarin sprake is van bepaalde afspraken. Dan komen we daar begin 2015, dus over iets meer dan een halfjaar, uitvoeriger op terug. Dan zijn we ook beter geïnformeerd voor het voeren van dat debat. Ik beloof de heer Klaver dat ik dit punt ook helder onder de aandacht zal brengen bij de VO-raad en daarbij stevig zal doorvragen: in hoeverre is dit nu echt een probleem? Ik zeg daar meteen bij dat ik ook wel een bepaald begrip heb voor het feit dat scholen in het voortgezet onderwijs proberen om leerlingen een zo passend mogelijk advies te geven. Niet voor alle leerlingen die vanuit het vmbo naar het havo zouden willen, is dat even passend. We moeten er ook op letten dat dit straks niet tot een enorme uitval leidt. Dat gezegd hebbende, verzoek ik de heer Klaver om de motie aan te houden.

De heer Klaver (GroenLinks):

Ik heb zelf gezegd dat er een stok achter de deur moet zijn. Ik ben zeer bereid om de motie aan te houden, maar ik vind dat het iets te ver vooruit wordt geschoven als we alleen gaan kijken naar de evaluatie die eraan zit te komen. Ik zou op dit punt graag al wat eerder actie van de staatssecretaris willen zien, zodat we hier al wat eerder, bijvoorbeeld aan het eind van dit schooljaar of aan het begin van het nieuwe schooljaar, inzicht in krijgen: waar zitten de obstakels voor de doorstroming? Als de staatssecretaris dat toezegt, ben ik nog meer bereid om de motie aan te houden.

De voorzitter:

Volgens mij kan ik ieder geval constateren dat de motie wordt aangehouden, maar ik geef de staatssecretaris graag het woord om daarop te reageren.

Staatssecretaris Dekker:

Ik wil de heer Klaver graag zo spoedig mogelijk en zo veel mogelijk tegemoetkomen, maar het eind van het schooljaar nadert heel snel. Ik moet ook gewoon reëel zijn: als je hier zinnige dingen over wilt zeggen, kost het even tijd om die op te halen. Die evaluatie gaat in het najaar lopen. Als de heer Klaver wil weten hoe zijn zorg precies uitpakt, is het van wezenlijk belang om dat aan de voorkant van die evaluatie mee te nemen in plaats van dat we aan de achterkant constateren dat de vraag niet is gesteld en dat we straks in januari een verslag in de Kamer hebben liggen dat geen antwoord geeft op de vragen van de heer Klaver. Ik ga dus niet zitten wachten tot over een halfjaar. Ik ga deze zomer ook echt wat doen om ervoor te zorgen dat het aandachtspunt van de heer Klaver wordt meegenomen in de evaluatie. Ik denk alleen niet dat het reëel is om toe te zeggen dat er voor de zomer nog iets komt; dat vraagt ook echt even wat tijd.

De voorzitter:

Ik zie aan de heer Klaver dat hij bereid is om na deze toezegging de motie inderdaad aan te houden, maar hij wil dat graag zelf nog een keer uitdrukkelijk zeggen. Ga uw gang, mijnheer Klaver.

De heer Klaver (GroenLinks):

Ja, dat klopt.

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Klaver stel ik voor, zijn motie (30079, nr. 46) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De heer Van Meenen (D66):

Toch wil ik daar nog iets over zeggen. De staatssecretaris gaat in gesprek over deze boven de markt hangende …

De voorzitter:

Maar dan ga ik u afkappen, want we hebben afgesproken dat we alleen op onze eigen moties interrumperen. De motie is aangehouden, dus u hebt nog alle tijd om uw vraag op een andere manier nog een keer aan de staatssecretaris voor te leggen. De staatssecretaris gaat verder. We krijgen nog een oordeel over de moties op de stukken nrs. 44 en 45.

Staatssecretaris Dekker:

Ik zal dat doen in die volgorde. De motie op stuk nr. 44 van mevrouw Jadnanansing gaat over verkorte trajecten. We kennen allemaal het vraagstuk van pabodocenten die in wezen onbevoegd zijn, maar wel een nuttige rol kunnen vervullen in het vmbo-onderwijs. Tegelijkertijd hecht ik er bijzonder aan dat de vakinhoudelijke kennis, die in het voortgezet onderwijs toch weer anders is dan in het basisonderwijs, goed op orde is. Je kunt van deze leraren vaak niet vragen om weer van voren af aan te beginnen, dus dat vraagt om versnelde trajecten, om zijinstroomtrajecten. Ik kan mij vinden in het voorstel van mevrouw Jadnanansing en zeg de Kamer toe om daar bij de voortgangsrapportage van de lerarenagenda in oktober op terug te komen. Ik kan deze motie als ondersteuning van beleid zien en ik kan het oordeel daarover aan de Kamer laten.

Datzelfde geldt voor de motie op stuk nr. 45. Ik maak daarbij nog twee kanttekeningen. De inspectie neemt loopbaanbegeleiding voor leerlingen nu risicogestuurd mee. Als er niets aan de hand is op een school, gaat de inspectie niet nog eens extra inzoomen op loopbaanbegeleiding. Ik denk dat dit op zich goed is, omdat we allemaal ook willen dat de administratieve druk en de toezichtsdruk voor scholen een beetje binnen de perken blijven. Wel doen we eens in de zoveel tijd bepaalde themaonderzoeken. We nemen dan een bepaald thema nog eens even onder de loep. Voor het mbo was dat vorig jaar het geval voor de LOB, waardoor die dit jaar in het jaarverslag zat, in de staat van het onderwijs. Ik zal de inspectie vragen om dat komend schooljaar, want dit schooljaar is bijna achter de rug, te doen voor het vmbo, zodat zij daar in het verslag over 2014-2015 ook wat uitgebreider op kan terugkomen. Dat duurt dus nog wel even. Ook deze motie vind ik dus acceptabel. Ik laat het oordeel aan de Kamer.

Rest nog de vraag van mevrouw Straus hoe ik aankijk tegen de procedures en de afnamecondities van het centraal schriftelijk examen, en met name het praktische examen, in het vmbo. Die moeten gewoon op orde zijn. We zien dat dit nu niet het geval is. Over de bevindingen in de staat van het onderwijs vindt op dit moment een gesprek plaats met de onderwijsinstellingen, dat er met name op is gericht dat het gewoon beter moet. Ik zeg de Kamer toe dat zij daarover deze zomer een rapport ontvangt, voorzien van de afspraken met het onderwijs gericht op de verbetering van de afnamecondities.

De voorzitter:

Mevrouw Straus heeft nog een korte vraag voor u.

Mevrouw Straus (VVD):

Dank voor deze laatste toezegging. Dat was precies wat ik hoopte: dat de staatssecretaris er al mee aan de slag was. Ik ben dus blij om te horen dat dit zo is en zie uit naar het rapport, dat hopelijk veel verbeterpunten en verbeteringen zal bevatten.

Ik heb nog één vraag naar aanleiding van het antwoord van de staatssecretaris op de motie van mevrouw Jadnanansing en mijzelf. Die vraag betreft de LOB. Wat niet als zodanig in de motie staat maar wat wij wel heel belangrijk vinden, is dat ook bekeken wordt in hoeverre het bedrijfsleven betrokken is bij LOB-activiteiten. Is het mogelijk om die rol op een of andere manier mee te nemen in dat themaonderzoek van de inspectie?

Staatssecretaris Dekker:

Een themaonderzoek is altijd vrij breed, dus het lijkt mij geen punt om ook hiernaar te kijken.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Stemmingen over de moties vinden aanstaande dinsdag plaats.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven