8 Recordwerkloosheid

Aan de orde is het debat over het bericht dat de werkloosheid een record heeft bereikt.

De voorzitter:

Ik heet de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van harte welkom, zo ook de mensen op de publieke tribune en de mensen die op een andere manier dit debat volgen. Wij hebben spreektijden van vier minuten per fractie afgesproken.

Mevrouw Karabulut (SP):

Voorzitter. Het is crisis. De werkloosheid heeft een recordhoogte van 650.000 bereikt. De jeugdwerkloosheid is gegroeid tot bijna 16%. De economie krimpt verder. Door bezuinigingen dreigen nog tienduizenden mensen hun werk te verliezen. De koopkracht daalt. Mensen geven steeds minder uit. En wat doet het kabinet? Dat verdiept en verlengt de crisis door nog harder te bezuinigen.

Het kabinet is tot stand gekomen door een potje blufpoker. Het hangt sinds zijn oprichting aan de mem van technocraten in Brussel, maakt wel miljarden vrij om banken te redden, maar laat zijn eigen bevolking flink bloeden. Aan regeren komt het zelf eigenlijk niet toe, maar met veel hulp van buitenaf is een aantal akkoorden tot stand gekomen: het Aswoensdagakkoord, het sociaal akkoord en het zorgakkoord. Maar zelfs met het sociaal akkoord blijkt het kabinet-Rutte/Asscher op een ramp af te stevenen. Met dat akkoord was namelijk afgesproken dat extra bezuinigingen van tafel zouden zijn. Dat akkoord is gisteren door Eurocommissaris Rehn, de man die zich superpresident waant van de Europese bevolking, en door minister Dijsselbloem tot ontploffing gebracht. Volgens deze heren zou Nederland nog eens 6 miljard moeten bezuinigen. 6 miljard extra bezuinigen! Hoeveel banen gaat dat wel niet kosten?

De vakbonden spreken van een bom die onder het sociaal akkoord is geplaatst. Wat is de reactie van de minister daarop? Vanuit Groningen haastte hij zich gisteren te zeggen dat het sociaal akkoord heus als een huis staat. Ja, als een kaartenhuis dat ieder moment omver geblazen kan worden. Wat heeft de minister nog in handen? Wat doet hij tegen de werkloosheid behalve heel hard zijn adem inhouden en hopen op een wonder? Is hij echt zo naïef dat hij gelooft dat er banen komen door een jongerenambassadeur aan te stellen en door heel hard te roepen dat het zoveelste akkoord echt vertrouwen geeft? Met een mooi verhaal en een "tsjakka!" komt dat vertrouwen ook niet terug. Dat moet er komen door investeringen. Willen deze minister en minister-president Rutte vandaag zeggen dat zij de extra bezuinigingen van Eurocommissaris Rehn verwerpen? Wil de minister bevestigen dat hij zich aan de afspraken met vakbonden en werkgevers gaat houden? Anders is het slechts een kwestie van tijd voordat die bom tot ontploffing komt. Het enige wat de minister in handen heeft, het sociaal akkoord, is dan binnen een mum van tijd van tafel. Daardoor wordt zijn werk ook bemoeilijkt.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

De meningen in de Kamer over het sociaal akkoord waren wat verdeeld, maar één fractie reageerde daar heel positief op: de SP-fractie. Die zei dit sociaal akkoord te zullen steunen. Er zijn nu nieuwe feiten bij gekomen: mogelijke bezuinigingen. Gaat de SP-fractie het sociaal akkoord nog steunen op het moment dat er bij wijze van spreken nog een euro extra bezuinigd gaat worden?

Mevrouw Karabulut (SP):

Er staan zeker heel goede dingen in het sociaal akkoord. Mijn fractie kijkt naar de inhoud, zoals altijd. Wij hebben gezegd dat wij de goede onderdelen gaan steunen en dat zullen wij blijven doen. Wij zullen inhoudelijk keer op keer beoordelen of wat voorligt goed is. Alleen, dat gaat niet lukken en al die plannen kunnen niet worden uitgevoerd of leveren niets op wanneer die extra bezuinigingen alsnog op tafel komen te liggen. Die liggen nu weer op tafel. Daarmee brengt dit kabinet eigenhandig het sociaal akkoord tot ontploffing of legt het daar die bom onder, waardoor nu waarschijnlijk een en ander tot augustus wordt uitgesteld. Mevrouw Schouten zal begrijpen dat wij die extra bezuinigingen absoluut niet steunen.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Dank voor dit antwoord. Het brengt aan het licht dat er dan wel een bom onder het sociaal akkoord kan liggen, maar dat het kabinet nog steeds kan rekenen op de steun van de SP voor de maatregelen die in het sociaal akkoord staan opgenomen. Wat is het dreigement – dat is een groot woord – van de SP-fractie waard als minister Asscher achterover kan leunen aangezien hij de SP toch mee heeft?

Mevrouw Karabulut (SP):

Het gaat in stappen. Ik kan nu niet in de toekomst kijken. Ik wil mevrouw Schouten meegeven dat wij de voorstellen voortvloeiend uit het sociaal akkoord gewoon op de inhoud zullen beoordelen. Het sociaal akkoord ligt niet als geheel voor en dat zal ook niet gebeuren. Wij zijn tegen de Participatiewet zoals die er nu ligt en dat zal zo blijven. Het punt is nu echter niet of de SP al dan niet onderdelen zal steunen. Het punt is natuurlijk dat met de nieuwe bezuinigingen het hele sociaal akkoord van tafel verdwijnt. Vakbonden zullen zich immers niet gebonden voelen aan het akkoord als daar nieuwe miljardenbezuinigingen overheen komen, en je kunt geen werkgelegenheid creëren als je de economie weer compleet kapot bezuinigt.

De heer Bosma (PVV):

Ik heb van mijn zuurverdiende geld afgelopen zaterdag de krant van mijnheer Derk Sauer gekocht, omdat ik een tip kreeg over een dramatische koerswijziging van de SP. Ik hoorde mevrouw Karabulut zonet zeggen dat het sociaal akkoord een kaartenhuis is, maar ik begrijp dat de heipalen toch echt geleverd gaan worden door de SP. Ik citeer: "De partij stelt zich op zijn beurt "coöperatief" en "welwillend" op ten opzichte van minister Lodewijk Asscher". Dat klinkt alsof we gewoon een nieuwe gedoogpartner hebben.

Mevrouw Karabulut (SP):

Ik vind het jammer dat de heer Bosma nachten wakker heeft gelegen, maar ik kan hem nu uit zijn angstdromen helpen. Wij zijn altijd constructief. Wij beoordelen ieder voorstel op de inhoud. Wij zijn ontzettend blij met de flexvoorstellen van de minister, die overigens voor 95% onze eigen voorstellen zijn, waarmee bijvoorbeeld de doorgeslagen flexibilisering wordt aangepakt. Die genieten onze steun. Onderdelen die we niet goed vinden, zullen we niet steunen, maar wat nu voorligt is dat het hele akkoord eigenlijk teniet wordt gedaan door nieuwe bezuinigingen. Die nieuwe bezuinigingen en de koers van dit kabinet zullen ertoe leiden dat het sociaal akkoord de economie niet uit het slop zal trekken. Mijn partij maakt daarin heel andere keuzen. De heer Bosma zal ook weten dat zijn partij de gedoger is geweest en dat wij niet aan dat soort achterkamertjespolitiek doen.

De heer Bosma (PVV):

Dat is een pak van mijn hart. "Welwillend" en "coöperatief" klinkt echter niet meer als "Stem tegen, stem SP". Het klinkt meer een beetje als "bedrijfspoedel nieuwe stijl".

Mevrouw Karabulut (SP):

De heer Bosma kan er allerlei kwalificaties aan geven, maar ik ben niet van het slag dat alleen maar mensen tegen elkaar opzet en halve scheldwoorden gebruikt om vervolgens zelf met nul oplossingen te komen en zelfs niets voor elkaar te krijgen als het zelf aan de kloppen zit. Wij zijn ook in de richting van de heer Bosma altijd welwillend en coöperatief wanneer er goede voorstellen lagen. Dat kan de heer Bosma ons toch niet kwalijk nemen.

De voorzitter:

Gaat u verder.

Mevrouw Karabulut (SP):

Is de minister bereid om te investeren in koopkracht en banen, om op die manier wel de werkloosheid te bestrijden? Ik doel op investeringen in publieke banen en in de bouw. Wanneer komt de minister met een uitwerking van de afspraak dat in sectoren waar sprake is van hoge werkloosheid onder ouderen en jongeren en een tekort aan banen, eerder uittreden van ouderen mogelijk wordt gemaakt om direct jongeren aan het werk te helpen? Hoeveel banen gaat het Techniekpact opleveren en wat vindt de minister van het idee om de sollicitatieplicht aan te passen aan de persoonlijke omstandigheden van de sollicitant en het aantal beschikbare banen, zodat mensen niet onnodig gekweld worden en werkgevers niet te maken krijgen met honderden brieven waar toch niets mee gebeurt?

Ik rond af. Ik pleit hier voor investeringen, voor het stimuleren van de economie en voor een andere koers, die nodig is. Helaas is het enige wat dit kabinet stimuleert werkloosheid, faillissementen en wanhoop onder de bevolking. Het beleid van de regering is een subsidie op de crisis. Als ik de minister was, zou ik daar heel snel mee stoppen.

De heer Van Weyenberg (D66):

Ik heb dezelfde krant als de heer Bosma gelezen. Ik hoop dat hij er iets van heeft opgestoken. Ik las ook in de krant dat de steun van de SP voor de plannen voor flexwerk en het ontslagrecht afhing van het herinvoeren van de VUT. Heb ik dat goed begrepen?

Mevrouw Karabulut (SP):

Nee, zoals ik al eerder heb gezegd, beoordelen wij alle voorstellen afzonderlijk en op de inhoud. Wat goed is kan op onze steun rekenen, maar wat niet goed is niet. Zo is het, niet meer en niet minder.

De heer Van Weyenberg (D66):

Dank voor dat antwoord, maar ik stelde een andere vraag. Ik wil weten of er helemaal geen relatie bestaat tussen de wens van de SP om de VUT weer in te voeren – dat vind ik overigens een slecht idee – en het wetsvoorstel waarover in de krant is geschreven. Bestaat daartussen geen enkele koppeling in de opstelling van de SP?

Mevrouw Karabulut (SP):

Alles heeft met alles te maken, maar wij doen niet aan uitruilen of wat dan ook. Het betreft echt een inhoudelijke beoordeling van voorstellen die nog moeten komen.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Voorzitter. Als wij niet oppassen verwordt dit debat tussen minister Asscher en de Tweede Kamer over de steeds verder oplopende werkloosheid tot een machteloos ritueel. Iedereen maakt zich zorgen. Ook de minister erkent dat het kabinetsbeleid bijdraagt aan verlies van banen, maar hij vindt dit onvermijdelijk en zet zijn kaarten op het sociaal akkoord. Het sociaal akkoord werd mogelijk door het schrappen van bezuinigingen die, toen de inkt van dat akkoord nog nauwelijks droog was, alweer herleefden. Het betreft een akkoord waarvan de effecten op de werkgelegenheid pas op termijn zichtbaar worden.

Brussel helpt ook niet echt mee. De Commissie behandelt Nederland als een puber die niet wil deugen. Pubers Lodewijk en Mark gaan in het weekend graag de stad in. "De horeca een boost geven", noemt Mark dat. Hij heeft op school geleerd dat dit goed is voor de economie. Vader Olli stelt de grens: om 02.00 uur thuis zijn. De jongens zijn tevreden, want 02.00 uur is best wel laat. Vlak voordat ze vertrekken zegt Olli echter: 01.30 uur thuis zijn. "Dat was toch niet de afspraak?", moppert Mark. "Nee, maar als ik 01.30 uur zeg, wordt het vast 02.00 uur", zegt Olli. Zo bouw je geen gezag op, lijkt me.

De minister-president probeert de boodschap uit Brussel te relativeren. "Al sinds 1815 maken we de begroting in augustus", hoorde ik hem gisteren blijmoedig op de televisie zeggen. Maar wat goed was in 1815 is in 2013 niet automatisch ook goed, zeg ik tegen het kabinet. Ik weet natuurlijk dat Nederland zelf zich in Brussel het vuur uit de sloffen liep om voor een strikte begrotingsnorm te pleiten. Nu die strikte begrotingsnorm overal in Europa zulke dramatische gevolgen heeft, zou het van veel wijsheid en leiderschap getuigen als Nederland zich ervoor gaat inzetten dat wij van die heilloze weg terugkeren. Sterke landen, die grote overschotten op de betalingsbalans hebben en tegen extreem lage rentes kunnen lenen, landen zoals Nederland dus, moeten juist extra investeren zodat zij andere landen op sleeptouw kunnen nemen.

Kunnen we het vandaag behalve over de begrotingsnorm en de daaraan onvermijdelijk verbonden bezuinigingen misschien eens over de sociale norm en de daarbij behorende publieke taak hebben? Is het kabinet bereid, zo vraag ik de minister, om het totaal overeengekomen bezuinigingspakket nog eens tegen het licht te houden om te bezien of andere keuzes misschien tot minder vernietiging van banen leiden? Is de minister bereid om daarover met zijn collega's in gesprek te gaan? Is hij bereid om in het kabinet de sociale regie op zich te nemen, zoals zijn collega Dijsselbloem de financiële regie op zich heeft genomen? Ik stel voor dat wij de voorgenomen bezuinigingen systematisch toetsen op het werkgelegenheidseffect ervan, een nieuwe eenmalige ambtelijke heroverweging. Is de minister daar voor te vinden? Als het kabinet dan toch bezig is, moet het ook nog eens kritisch kijken naar de posten waar het wél meer geld aan uitgeeft. Ik noem bijvoorbeeld nieuw asfalt of de subsidie voor grootverbruikers van energie. Is het niet veel toekomstbestendiger om onze woningvoorraad goed te isoleren? Dat is goed voor de werkgelegenheid, goed voor de koopkracht en goed voor het milieu. Dat kun je van asfalt niet zeggen.

Mijn fractie pleit, anders dan de minister, wel voor generieke maatregelen, specifiek voor de arbeidsmarkt: deeltijd-WW, loonkostensubsidie, tijdelijke arbeidsduurverkorting en Asscherbanen misschien. Mijn fractie pleit echter ook voor maatregelen van algemenere aard. Wij deden het kabinet onlangs voorstellen voor energiebesparing en fiscale vergroening. Als je arbeid goedkoper maakt en milieu zwaarder belast, snijdt het mes aan twee kanten. Kunnen wij daar iets van het kabinet verwachten? Ik hoop het van harte. Ik wacht het antwoord van de minister met spanning af.

De heer Heerma (CDA):

Voorzitter. Vandaag voeren wij met elkaar opnieuw het debat over de economische crisis, de oplopende werkloosheid en de dringende noodzaak om een werkend antwoord te formuleren. Ook in eerdere debatten naar aanleiding van het sociaal akkoord hebben wij met elkaar gesproken over het inzetten van opleidingsfondsen en over jeugdwerkloosheid, sectorplannen en een nieuwe balans tussen vast en flex. Er is veel werk in uitvoering. Ik ben benieuwd wat het bericht van de minister over het naar voren halen van 300 miljoen in dat kader betekent. Vanochtend stond dat ook in de krant. Gaat dit gebeuren? Is dit de intentie van de minister? Waarom staat dit niet al in de Voorjaarsnota? Voornamelijk omdat de minister aangeeft dat hij dit niet als symboolgeld wil inzetten, vraag ik hem wat voor plannen er zijn om onze gezamenlijke binnenlandse koek echt te vergroten.

In de debatten die wij de afgelopen maanden gevoerd hebben, heb ik namens mijn partij herhaaldelijk mijn zorg geuit over de nivelleringsdrift van het kabinet en heb ik gezegd hoe die op gespannen voet staat met de noodzaak om werkgelegenheid te creëren, ook op de langere termijn. Gisteren werd er gepleit voor het verlagen van belastingen en voor een minder hoog tarief. Ik meen dat ook de Europese Commissie in haar oordeel over Nederland een relatie legt tussen een hoge belastingdruk en een gebrek aan het principe dat werk moet lonen. Ik wil hierop graag een reactie van de minister. Wellicht kan hij ook ingaan op het door het CDA bepleitte en onlangs door de VVD-fractievoorzitter aangehaalde systeem van vlaktaks. Graag krijg ik hierop een reactie van de minister.

Ook hebben wij in die debatten vaak met elkaar gesproken over de vraag in welke mate onze arbeidsmarkt gezinsvriendelijk is. In de debatten die nog volgen over de kinderopvang en de kindregelingen zullen wij daarop zeker terugkomen, net als op het naar Duits voorbeeld komen tot een gezinstop. Merkel leidt daarbij de zoektocht. Ook hierover heb ik een vraag in het kader van het oordeel van de Europese Commissie. Volgens mij wordt ook kritisch geoordeeld over de mogelijkheid in Nederland om arbeid en zorg te combineren. Ook wordt er vanuit de Europese Commissie een relatie gelegd met de lage participatiegraad van vrouwen. Graag krijg ik daarop een reactie van de minister.

Mevrouw Karabulut (SP):

Hoe gezinsvriendelijk is het CDA eigenlijk? De heer Heerma weet ook dat er vanuit de EU extra bezuinigingen worden opgelegd, namelijk 6 miljard. Waar staat de heer Heerma? Zegt hij dat wij dat niet moeten doen en dat wij juist ook in de gezinnen moeten investeren, zoals is afgesproken met de sociale partners? Of zegt hij dat wij die extra miljarden gaan bezuinigen om die 3% te halen, met alle gevolgen van dien voor gezinnen?

De heer Heerma (CDA):

Ik dank mevrouw Karabulut ervoor dat zij mij de kans geeft om nogmaals te benadrukken dat het CDA een gezinsvriendelijke partij is. Bij dezen. Volgens mij hebben wij in tal van debatten met elkaar gesproken over de kinderopvang en de kindregelingen. Wij zullen ook nog debatten krijgen. Ik zie niet helemaal dat de noodzaak om solide overheidsfinanciën te voeren bepalend is voor de vraag of je gezinsvriendelijk bent. Volgens mij hebben wij net met zijn allen, op de coalitie na, gevraagd om een apart debat te voeren over de 3% en Europa. Dat is helaas geblokkeerd. Over de vraag hoe het kabinet met het sociaal akkoord omgaat en of de minister-president vindt dat iedereen een koelkast moet kopen en of er dan geen probleem meer is, gaan wij nog apart praten met elkaar. Wij hebben het hier over de huidige werkloosheid. Mevrouw Karabulut heeft daarover voorstellen gedaan. Ik wil daar zo ook een voorstel over doen. Wellicht kunnen wij met elkaar bekijken of wij de vicepremier, de minister van Sociale Zaken, tot wat extra actie kunnen brengen.

Mevrouw Karabulut (SP):

Dat gaan we zeker doen. Ik vind dit echter toch iets te gemakkelijk, want 6 miljard bezuinigen betekent ook dat er nog meer komt te liggen op het bordje van diezelfde gezinnen. Het gaat ten koste van banen, het gaat ten koste van de koopkracht, men kan niet meer naar de kinderopvang omdat daar mogelijk nog meer banen zullen verdwijnen et cetera. We willen allemaal de overheidsfinanciën op orde brengen, maar gaat de heer Heerma mee in die totale waanzin van Europa en van dit kabinet, dat Europa gaat volgen en de economie helemaal kapot gaat bezuinigen, inclusief de gezinnen? Of zegt hij: nee, we bekijken wat nodig is en kijken naar investeringen in mensen en banen?

De heer Heerma (CDA):

Mevrouw Karabulut weet dat ook de CDA-fractie het afgelopen jaar herhaaldelijk voorstellen heeft gedaan om juist niet verder te bezuinigen op de kinderopvang. We zijn bij de begrotingsbehandeling samen opgetrokken, met een amendement, om dat tegen te gaan. Ik snap die koppeling dus niet. Overigens werd mevrouw Karabulut net in het debat over het sociaal akkoord, over hoe het daarmee verder moet en over de bezuinigingen door diverse collega's geïnterrumpeerd. Het antwoord van mevrouw Karabulut was toen: we zullen de voorstellen bestuderen en goede voorstellen zullen we steunen, slechte niet. Volgens mij volgde daar ook nog op: alles hangt met alles samen. Dan moet mevrouw Karabulut niet aan mij vragen of ik ergens een streep zet of niet. Ook wij zullen alles beoordelen, maar daarbij geldt wel dat de noodzaak tot solide overheidsfinanciën, de noodzaak om te bezuinigen en niet meer geld uit te geven dan we hebben, er gewoon is. Overigens hoorde ik mevrouw Karabulut die noodzaak ook onderkennen.

Ik ga verder met mijn betoog. In deze debatten hebben we het met elkaar ook heel vaak over de vraag hoe we de middelen die we hebben, moeten verdelen. Misschien ging het interruptiedebat daar deels ook wel over. We moeten in deze discussie ook de nadruk leggen op manieren om de koek te vergroten, om de Nederlandse economie te vergroten. In de afgelopen dagen is daarover op verschillende plekken gediscussieerd. Zo heeft Ton Wilthagen op een congres in Tilburg gesproken over de mogelijkheden om productie van lagelonenlanden terug te halen naar Nederland dan wel te voorkomen dat productie daarnaartoe gaat. Een niet zo goed Nederlands woord dat daarvoor wordt gebruikt, is "reshoring", als antwoord op "offshoring". Ik ben benieuwd of de minister wil toezeggen dat hij daarop zal inzetten als een mogelijkheid om de werkgelegenheid te vergroten en onze economie te vergroten. Ziet de minister ook dat er binnen de Participatiewet heel veel kansen liggen om dit te doen en dat het er daarbij om gaat om naast de dienstensector ook een maakindustrie in Nederland te hebben, te behouden en te vergroten? Ik krijg hierop graag een reactie van de minister.

We hebben vorige week met de minister een discussie gehad over Prins Dokkum en het wegtrekken van de productie daar. Schoorvoetend, onder druk van een aantal fracties van coalitie en oppositie, heeft de minister aangegeven dat hij daar wil gaan praten, maar hij benadrukte wel keer op keer dat hij geen verwachtingen wilde wekken. Maar moeten we er juist niet nog meer op gaan inzetten om de productie hier te houden en te krijgen? Ik heb het dan niet alleen over Prins Dokkum. Dat is alleen een casus.

Ik wil ook graag een reactie op de ontwikkeling om meer te kijken naar de total cost of ownership. Die ontwikkeling is in Amerika te zien; Obama is er met succes mee bezig. Ook in Duitsland wordt er volgens mij al meer op ingezet. Daarbij wordt ook gekeken naar transportkosten, de politieke instabiliteit in sommige landen, de kwaliteit van producten en de stijgende lonen. Vandaag was er nog nieuws over de stijgende lonen in China. Als bedrijven die totale kosten zien, zijn ze misschien toch bereid om de productie in Nederland te houden of naar Nederland terug te brengen. Ik krijg hierop graag een reactie van de minister.

De heer Van Weyenberg (D66):

Voorzitter. Wederom praten we met deze minister over de oplopende werkloosheid. Ik hoop dat we deze keer ten aanzien van een aantal van de eerder gedane voorstellen, wel een stapje vooruit kunnen zetten. Mensen verliezen hun werk en hun inkomen. Dat is een economisch probleem, maar bovenal een sociaal probleem. Een baan is immers meer dan een loonstrookje en de onzekerheid treft vaak niet alleen de persoon die zijn baan kwijtraakt maar ook zijn familie en naasten. "Werk, werk, werk" zou het motto van dit kabinet moeten zijn, maar helaas zien we op dit moment meer akkoorden dan banen. In het bijzonder de hoge jeugdwerkloosheid van maar liefst 16% baart ons zorgen. Jongeren groeien op met een achterstand. De hoogst opgeleide generatie uit de historie staat voor een groot deel langs de kant. Uit de jaren 80 weten wij dat het wel 20 jaar kan duren voordat jongeren die zo'n slechte start hebben, die achterstand inlopen. Slecht voor henzelf, slecht voor de economie, slecht voor de toekomst van Nederland.

Wat mij betreft doet het kabinet echt te weinig om het tij te keren. 50 miljoen als eerste stap; daarmee moeten jongeren het doen. Waarom niet dat leer-werkaanbod voor jonge werklozen?, zo vraag ik deze minister. Waarom bezuinigen in plaats van investeren in onderwijs? Waarom worden de in het regeerakkoord afgesproken hervormingen op de arbeidsmarkt nou weer uitgesteld in het sociaal akkoord? Kan de minister toezeggen dat in het verlengde van de motie van het lid Servaes van de Partij van de Arbeid, een terecht tranentrekkende motie over de aanpak van jeugdwerkloosheid met een oproep aan het kabinet om de initiatieven in Duitsland en Frankrijk ook in Nederland te steunen, wordt gegarandeerd dat elke jongere die vier maanden in de bijstand zonder baan en zonder opleiding thuiszit, een aanbod krijgt om niet achter de geraniums te zitten, maar zich te scholen of stage te lopen? Graag een reactie.

Ik maak mij in het bijzonder zorgen over jongeren met een migrantenachtergrond. 30% van die jongeren die een baan zoeken, kan die nu niet vinden. Dat is een bijna twee keer zo hoog percentage als onder allochtonen, terwijl een baan het recept is voor integratie. Ik weet dat de minister dat met mij eens is. De minister wil een integratiecontract, een participatiecontract sluiten. Het zal allemaal wel; ik wil vooral een baan, een arbeidscontract. Wat gaat de minister doen om die hoge jeugdwerkloosheid onder deze groep aan te pakken? In eerdere debatten heeft hij verwezen naar de ambassadeur jeugdwerkloosheid die aan de slag zou gaan. Wat mij betreft is het daarover nogal stil gebleven. Ik hoop dat de minister mij kan verrassen met een groot scala aan initiatieven om juist deze groep een steun in de rug te geven.

Er is 300 miljoen voor "van werk naar werk". Collega Heerma sprak er ook al over. Vanmorgen las ik in de krant dat de minister dat geld misschien wel wat eerder wil uitgeven. Op zich vind ik dat prima. Die leer-werkaanbiedingen via de gemeente zouden wat mij betreft een prima aanwending van dat geld zijn, maar er valt mij iets op. Hervormingen stelt dit kabinet uit, maar geld uitgeven kan eerder. Dat vind ik een opvallende keuze. Het blijft onduidelijk of de minister dit al geregeld heeft. Met collega Heerma vraag ik of het geregeld is dat die 300 miljoen al in dit jaar kan worden uitgegeven. Ik vraag hem nogmaals om een bevestiging dat hij, als de plannen er niet voor zorgen dat jongeren die langs de kant staan een kans krijgen, geen geld ter beschikking stelt.

Het sociaal akkoord is gesloten. De 4,3 miljard aan bezuinigingen zijn tijdelijk in een hoekje gezet. Daar praten wij even niet over en wij tekenen dat akkoord. Inmiddels horen wij dreigende taal dat het akkoord van tafel is als er meer moet worden bezuinigd. Ik vraag de minister of hij echt met sociale partners heeft afgesproken dat die 4,3 miljard van tafel is, of komt het geld gewoon terug?

Het kabinet zit er nu zeven maanden. Ik zeg met nadruk "zit", want er zijn in die tijd helaas te weinig hervormingen bij het parlement ingediend. Ik heb er om precies te zijn nog niet één gezien die de arbeidsmarkt echt moderniseert. Ook hier zou ik willen zeggen: aan het werk!

De heer Bosma (PVV):

Voorzitter. Ik hoor de heer Van Weyenberg zeggen: ik wil een baan. Als hij ooit nog eens een aanbevelingsbrief nodig heeft, ben ik altijd bereid hem te steunen! D66'ers moet je helpen doorstromen.

De heer Van Weyenberg (D66):

Ik had het over de werkloosheid onder jongeren. Ik ben buitengewoon blij met het compliment van de heer Bosma dat hij mij daar nog onder laat vallen.

De heer Bosma (PVV):

Voorzitter. Zo moeilijk is het niet om de economie aan te jagen. Belastingverlaging is het grote, centrale woord waarover we het moeten hebben. Dat kan vrij simpel, door gewoon de keuzes te maken die nodig zijn: stoppen met die rare klimaatgekte, stoppen met de massa-immigratie, geen geld meer naar de Antillen, geen geld meer naar Brussel, stoppen met die rare kunstsubsidies voor de grachtengordel en hakken in de staatsomroep. Dan houd je heel veel geld over, dat je gewoon investeert in belastingverlaging, dat de economie aanjaagt. Dan komt het allemaal wel goed.

Helaas maakt dit kabinet andere keuzes. We schijnen een huis te moeten gaan kopen dan wel een auto. Dan komt het goed. Vooralsnog is dat niet gebeurd. Mevrouw Karabulut heeft alle cijfers genoemd: ze zijn dramatisch. Vandaag kwam er een alleraardigste mededeling van het Centraal Planbureau. Dat zegt: de belastingen zijn te hoog, en dat frustreert de economie. Haal die belastingen naar beneden. Zij noemen zelf het toptarief. Hoe staat dit kabinet tegenover belastingverlaging? Veel partijen in dit huis kiezen voor hogere belastingen, waaronder hogere toptarieven, maar het CPB denkt daar anders over. Wat vindt deze minister daar nou van?

Het andere actuele nieuws: onze Hertog van Alva komt met nieuwe "aanbevelingen", zoals het in eurospeak heet. Mijnheer Rehn denkt met ons mee, waarmee we heel blij moeten zijn. Maar bij het woord "aanbevelingen", als dat uit Brussel komt, denk ik eigenlijk eerder aan die episode uit Fawlty Towers, waarin John Cleese dat elandgewei op zijn hoofd krijgt en allerlei associaties met vroeger krijgt. Hij heeft het dan over "orders that must be obeyed without questions". Ik heb sterk het gevoel dat deze aanbeveling van deze Hertog van Alva ook zo'n aanbeveling is met het mes op de keel: 6 miljard bezuinigen. In het eerste concept stond zelfs dat we 7 miljard moesten gaan bezuinigen. Gaat de Raad van Beroerten dit bevel, sorry, deze aanbeveling, uitvoeren? Want volgens mij is door dit Brusseliaanse geluid overal een bom onder gelegd. Niet alleen onder het sociaal akkoord, zoals de vakbeweging zeer terecht zegt, maar onder het woonakkoord en het zorgakkoord. Eigenlijk is alles voor niets geweest. Ga terug naar Af, en ontvang geen 200 gulden. Ik leg na afloop aan mijnheer Asscher uit wat guldens zijn.

De PVV heeft altijd bepleit om ons niet te veel aan te trekken van die 3%. We hebben gelijk gekregen, alleen de andere kant op, want we hebben nu 2,8%. Die arme mister euro, de belangrijkste man van het Noordelijk Halfrond na de Paus, oftewel Jeroen Dijsselbloem – hij als mister euro wist toch wat er gebeurde in Brussel ? – kreeg een camera voor zijn gezicht en zag er een beetje uit als een puber die betrapt was op het stelen van heel veel koekjes. Hij wist helemaal van niets. Hoe kan dat nou, mijnheer Asscher? Hoe kan mister euro nou van niks weten? Wat is hier aan de hand? Betekent die 2,8% inderdaad niets, zoals mijnheer Dijsselbloem nu zegt? Dit is hyperbelangrijk, er hangt heel veel van af, want anders gaan we heel veel bezuinigen, dan gaan we heel veel geld niet uitgeven dat we mooi hadden kunnen besteden aan belastingverlaging.

Ik zie de minister nu al zo moeilijk kijken dat ik het niet nog moeilijker voor hem zal maken.

De voorzitter:

Dat is bijzonder vriendelijk van u, mijnheer Bosma.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Voorzitter. Het debat is inderdaad al even geleden aangevraagd, maar dat wil niet zeggen dat dit geen debat van grote urgentie en grote waarde is. We hebben vorige week in een algemeen overleg met elkaar gesproken over het arbeidsmarktbeleid. Wat mij betreft, praten we elke week over werkgelegenheid als dat dan ook meer betekent dat het hier buiten de deur ook beter met al die banen gaat. Dat is vooralsnog niet het geval en dus is de urgentie erg hoog. We zien dat de werkloosheid weliswaar maar licht is gestegen – dat is wel een belangrijk signaal – maar nog veel te hoog is. Elke werkloze is er natuurlijk een te veel.

De cijfers onderstrepen het belang van het sociaal akkoord. Veel is daarover al gezegd vanmiddag, maar de urgentie van het sociaal akkoord en van het aanpakken van de daarin genoemde maatregelen worden met de dag hoger. Het is ook goed om van de minister te horen wat er nu concreet tussen werkgevers, werknemers en het kabinet wordt afgesproken om die plannen in een stroomversnelling te krijgen. We hebben dat vorige week ook al gevraagd, maar ik vraag het vandaag nog maar een keer. De minister heeft gisteren gezegd dat hij het geld naar voren trekt. Dat heb ik begrepen. Ik zou graag van hem willen weten wat dat precies betekent. Als we het geld naar voren trekken, weten we ook dat de sectorplannen, de regioplannen er eerder zullen moeten komen. Ik hoop dat de minister ons vandaag de verheugende mededeling kan doen dat er zo hard gewerkt wordt in het veld van de sociale partners dat dit ook kan, want dat betekent dat we concreet kunnen werken aan die banen. Dat is uiteindelijk waar het om gaat.

Mevrouw Karabulut (SP):

Over die sectorplannen gesproken, die gaan over 300 miljoen terwijl er nu weer extra bezuinigingen van 6 tot 7 miljard voorliggen. Op 16 augustus 2012 zei Diederik Samsom: vandaag is een triest dieptepunt met 510.000 werklozen; het recept-Rutte van eenzijdig bezuinigen is definitief failliet; het roer moet om.

We zitten nu in mei en een jaar later. Nu hebben we 650.000 werklozen en een bezuiniging van 6 miljard. Welke kant kiest de PvdA? Doorbezuinigingen omwille van de 3% om dan een sprintje trekken en dood neer te knallen, zoals ook gezegd door Diederik Samsom. Of zegt mevrouw Hamer dat zij aan de zijde van de vakbonden en de werkgevers staat om te investeren om banen te creëren?

Mevrouw Hamer (PvdA):

Ik sta aan de kant van de minister. Dat weet mevrouw Karabulut ook. Dat is de kant om nu het geld naar voren te trekken – dat lijkt me een heel goed initiatief en geluid – en om de mensen die vandaag werkloos zijn aan een baan proberen te helpen. Mevrouw Karabulut weet dat wij de discussie over de 6 miljard nog zullen voeren, maar de 300 miljoen is in ieder geval hard geld dat we nu kunnen uitgeven. Dat moeten we ook snel doen.

Mevrouw Karabulut (SP):

Ik ben dit soort trucjes eigenlijk behoorlijk beu en ik ben wat dat betreft niet de enige in het land. We kunnen hier verstoppertje spelen, kiekeboe doen en doen alsof die bezuinigingen helemaal aan de orde zijn, maar ze zijn dus wel aan de orde. De partij van mevrouw Hamer kan een keuze maken. Haar fractievoorzitter zei eerst redelijk verstandige dingen, bijvoorbeeld dat we ons niet blind moeten staren op 3%, maar vervolgens is iedereen weer in het hok teruggeduwd door de VVD. Gaat zij nou door met alleen maar dat neoliberale rechtse beleid door te voeren dat ons land naar de afgrond brengt en het aantal faillissementen en werklozen doet toenemen? Of gaat zij nu iets verstandigs betekenen voor het land en ervoor zorgen dat er geïnvesteerd wordt in banen en de economie?

Mevrouw Hamer (PvdA):

Ik wil hier vandaag helemaal geen spelletje spelen. Ik vind het een relevant debat en ik heb mevrouw Karabulut ook gesteund bij het aanvragen van het debat. Het debat zou "werk" als titel moeten hebben. We kunnen nu een begrotingsdebat dat in september moet plaatsvinden, gaan voeren maar ik zou vandaag liever het debat willen voeren dat geagendeerd is. Dat gaat over werk en over de vraag hoe we de mensen zo snel mogelijk aan een baan krijgen. Ik hoop ook op de steun van mevrouw Karabulut. Daarvoor is het sociaal akkoord gesloten. Daarvan hebben mevrouw Karabulut en haar collega Ulenbelt mij ook een hele tijd verweten dat het praatjes voor de vaak waren, maar dat akkoord ligt er nu. Ik hoop dat mevrouw Karabulut er met ons voor gaat zorgen dat het sociaal akkoord uitgevoerd kan worden, omdat het buitengewoon relevante maatregelen bevat om mensen aan het werk te helpen. Daarover moet het hier vandaag gaan.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Mevrouw Hamer zegt dat we het hier vandaag niet over bezuinigingen hebben, maar over werk. Is zij het met mij eens dat de bezuinigingen als zodanig een belangrijke factor zijn in het snel oplopen van de werkloosheid? We lezen het elke dag: de uitgaven voor de uitkeringen gaan omhoog en de belastinginkomsten vallen tegen. De bezuinigingen bijten zichzelf in de staart. Kun je eigenlijk wel een onderscheid maken tussen een debat over bezuinigingen en een debat over werkgelegenheid?

Mevrouw Hamer (PvdA):

Ik begrijp wel dat u dat onderscheid niet wilt maken. U zegt dat de uitkeringen omhooggaan, maar een van de maatregelen van het sociaal akkoord is dat er een betere bescherming van de WW blijft dan is opgenomen in het regeerakkoord. Ik vind dat een belangrijk punt. Juist in een tijd van werkloosheid mogen we blij zijn dat we de WW wat langer in stand houden. Dat lijkt mij buitengewoon relevant voor het debat van vandaag.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Mevrouw Hamer wijst de hele tijd naar het sociaal akkoord. Een onderdeel daarvan was niet voor niets dat het bezuinigingspakket van 4,3 miljard van tafel ging. Is zij het met mij eens dat het terugkomen van dat bezuinigingspakket een negatief effect heeft op de werkgelegenheid?

Mevrouw Hamer (PvdA):

Dat hangt af van de invulling van de bezuinigingen. Dat is, meen ik, ook uw pleidooi. Ik kijk er als volgt tegenaan. Het sociaal akkoord bevat maatregelen die enerzijds gaan over de sociale zekerheid zoals de WW, het ontslagrecht en de flexarbeid. Anderzijds is het een stimulering voor banen en gaat het over de sectorplannen. In de context van toen hebben de sociale partners gezegd dat zij het pakket bezuinigingen dat er toen lag niet voor hun rekening wilden nemen en is dat pakket van tafel gegaan. Volgens mij is er door niemand ooit gezegd dat er nooit meer bezuinigingen zouden komen. Dat zou een rare uitspraak zijn geweest. We hebben hier keer op keer, ook deze week weer, horen zeggen dat het pakket in september aan de orde is. Volgens mij is dat een grote uitnodiging, ook voor uw partij, voor de SP en voor de PVV om mee te denken over de invulling van de bezuinigingen. Als we elkaar daarmee blijven bezighouden en we alle andere zaken laten liggen die in het sociaal akkoord staan, zoals de werkgelegenheid, dan gaat er kostbare tijd verloren. Ik zeg niet dat u dat wilt, maar ik zeg het even over uw hoofd heen. Daarom was ik zo blij met het signaal dat de minister gisteren gaf om geld naar voren te trekken en projecten sneller te laten gaan. We weten ook dat er heel vaak geld is neergelegd voor investeringsplannen, ook door vorige kabinetten, en dat de termijn verlopen was voordat er ideeën op tafel lagen. Laten we er nu voor zorgen dat er zo snel mogelijk wordt gewerkt aan het creëren van banen, want er is een nieuw gegeven: tot nu toe was de werkgelegenheid vooral een probleem voor nieuwe toetreders, maar nu zien we dat er werkelijk in de bedrijven banen verdwijnen. We moeten er dus zo snel mogelijk voor zorgen dat die banen terugkomen.

De heer Bosma (PVV):

Dan zal mevrouw Hamer wel blij zijn met de steun van de SP.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Natuurlijk zijn wij blij met steun voor de maatregelen in het sociaal akkoord. Ik hoop dat we mevrouw Karabulut en u hier straks bij alle maatregelen over de WW, het ontslagrecht en de flexarbeid – daar was de PVV ook een voorstander van, heb ik van uw collega's begrepen – met veel enthousiasme terugzien om deze wetten goed door de Kamer te krijgen.

De heer Van Weyenberg (D66):

Ik had het in mijn eigen inbreng over de motie-Servaes, meeondertekend door D66, om nou eens met kracht de jeugdwerkloosheid in Europa te bestrijden. Mag ik uit de woorden van mevrouw Hamer opmaken dat ik op haar steun kan rekenen om jongeren die vier maanden werkloos thuis zitten een aanbod voor een stage of een opleiding te doen?

Mevrouw Hamer (PvdA):

Ik was nog maar halverwege mijn betoog. Dat weet u, want dat had ik u ook ingefluisterd: komt de jeugdwerkloosheid nog aan de orde? En u weet al dat u een ja als antwoord krijgt.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Ik wil nog even terugkomen op het sociaal akkoord. We hebben nu de twee partijen waarmee het kabinet mogelijk gaat onderhandelen, te weten D66 en het CDA, horen pleiten voor snellere hervormingen, sneller dan in het sociaal akkoord staat. Stel dat dat een eis is van deze twee partijen om mee te willen denken over bezuinigingen, staat de PvdA-fractie daarvoor dan open?

Mevrouw Hamer (PvdA):

De PvdA-fractie staat – volgens mij hebben we dat keer op keer gezegd – open voor alle afspraken die in het sociaal akkoord staan. Dat betekent ook dat ervoor gekozen is om sommige hervormingen niet nu, maar later door te voeren. Dat is juist gedaan omdat we in een crisis zitten. Ik noem bijvoorbeeld de WW. Ik denk dat we, doordat we het steeds maar over die miljarden bezuinigingen hebben, een beetje onderschatten wat het voor mensen betekent dat, als je nu werkloos bent, je nu in ieder geval gelukkig weet dat je ook nog een tweede jaar WW krijgt en zelfs, afhankelijk van de sectorafspraken, een derde jaar. Die afspraken staan voor mij als een huis.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Het feit dat het behoud van WW juist in deze tijd belangrijk is, hadden wij al eerder bedacht. De PvdA-fractie moest daar wat later achterkomen, want in het regeerakkoord is wel degelijk een verkorting van de WW-duur afgesproken, maar dat terzijde. Mijn conclusie is dan dus gerechtvaardigd dat het CDA en D66 die eis op hun buik kunnen schrijven en dat er volgens de PvdA op die punten niet onderhandeld kan worden. Dat is dan duidelijk en die partijen weten dan gelijk waar ze aan toe zijn in de onderhandelingen. Dat scheelt wellicht weer wat tijd.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Mevrouw Schouten kiest haar eigen woorden. Ik heb volgens mij in elk gevoerd debat sinds het regeerakkoord over de sociale paragraaf daaruit aangegeven dat alle maatregelen afhankelijk waren van de uitkomsten van het sociaal akkoord. Mij werd weleens verweten dat ik saai werd op dat punt en het herhalen daarvan. Dat sociaal akkoord is er, dat staat als een huis en het zal blijven staan als een huis.

Ik was gebleven bij het naar voren trekken van het geld. Wij vragen de minister of hij ons kan aangeven wanneer die sectorplannen komen. Ik zou daar ook nog een oproep bij willen doen. We hebben nu Mirjam Sterk voor de jeugdwerkloosheid op pad gestuurd, maar ik zou nog drie andere ambassadeurs willen benoemen. Ze hoeven daarvoor niet een nieuwe functie te krijgen, want die hebben ze al, maar het zou ongelofelijk helpen als ze samen op pad gaan. Dat zijn: Bernard Wientjes, Ton Heerts en Annemarie Jorritsma. Het is ongelofelijk belangrijk dat gemeenten en sociale partners nu aan de slag gaan. Ik hoor graag van de minister hoe het daarmee staat.

Er resten mij nog twee specifieke punten. Het eerste betreft de jeugdwerkloosheid. De heer Van Weyenberg sprak er al over. We hebben daar plannen voor en we hebben de groep onder leiding van Mirjam Sterk. We zien echter dat de werkloosheid onder allochtone jongeren extra oploopt. Ik heb de minister eerder al gevraagd, maar ik wil dat vandaag nog een keer doen, om extra inspanningen te plegen voor de jongeren met een niet-westerse achtergrond.

Mijn tweede specifieke punt betreft het terughalen van – ik zeg het maar even in mijn eigen woorden – werk uit het buitenland, de lagelonenlanden, of waar het elders ook maar vandaan komt en terug kan komen. De heer Heerma sprak daar al over, maar ook mijn collega John Kerstens heeft dat eerder in debatten genoemd. Dit lijkt mijn fractie heel belangrijk. Ik wil dat punt dan ook graag onderstrepen en de minister vragen wat de mogelijkheden zijn om dat te stimuleren.

Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD):

Voorzitter. Ik excuseer me voor mijn stem, want ik heb een beetje last van een keelontsteking. Ik zal toch proberen verstaanbaar te praten.

Ter voorbereiding op dit debat heb ik mijn mails nog eens doorgenomen. Ik kwam daarbij een blog tegen van een mevrouw die zij wekelijks aan alle Kamerleden, of in ieder geval aan de SZW-woordvoerders, stuurt en waarin zij haar lotgevallen vertelt vanaf het moment dat haar echtgenoot werkloos is geworden. Ik vind dat iedere week weer een aangrijpend verhaal om te lezen. Ik denk dat deze mail en het feit dat duizenden andere mensen in dezelfde situatie zitten het heel erg rechtvaardigen dat wij hierover spreken. Daarom heb ik de debataanvraag van mevrouw Karabulut van harte ondersteund.

We moeten al onze aandacht richten op het zo goed en zo snel mogelijk bestrijden van die werkloosheid. In dat kader was ik ook blij met het sociaal akkoord. Papier is echter geduldig. Daarom heb ik vorige week bij het AO Arbeidsmarktbeleid al bij de minister op spoed aangedrongen. Mevrouw Hamer had het net over drie extra ambassadeurs. Nou heb ik niet zoveel met die term, maar wel is van belang dat sociale partners hun mooie woorden nu ook kunnen gaan omzetten in daden. Ik hoop ook dat ze heel snel aan de slag gaan met de sectorplannen, en in de 35 arbeidsmarktregio's zeker ook met de regionale plannen.

De heer Van Weyenberg (D66):

Ook ik ben benieuwd naar die sectorplannen. Nou hoorde ik mevrouw Van Nieuwenhuizen zeggen dat ze heel blij is met het sociaal akkoord, omdat dat zou helpen tegen werkloosheid. In haar verkiezingsprogramma stond echter de hervorming van de WW genoemd; nu uitgesteld en afgezwakt. Ook stond er de hervorming van het ontslagrecht in; nu uitgesteld en afgezwakt. Ook de Participatiewet werd erin genoemd; nu uitgesteld. Hoe kan mevrouw Van Nieuwenhuizen na al die grote woorden over hervormen nou met droge ogen zeggen dat ze blij is met dat sociaal akkoord? Daar begrijp ik echt helemaal niets van.

Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD):

Dit is een beetje een herhaling van zetten. We hebben hier al eerder over gesproken. Ik ben hartstikke blij dat er een sociaal akkoord is. We zijn blij dat die hervormingen er komen. Het feit dat dit iets later gebeurt dan wij gepland hadden, betreuren we. Gezien de periode dat we ermee bezig zijn, is dat echter relatief. Het gaat erom dat ze er komen. Ik ben heel blij dat we die hervormingen nu ook tot stand kunnen gaan brengen, met steun van zowel werknemers als werkgevers. Dat is een belangrijke stap voorwaarts ten opzichte van het regeerakkoord.

De heer Van Weyenberg (D66):

De hervorming van het ontslagrecht heeft, geloof ik, in 2020 voor het eerst effect, en de hervorming van de WW idem dito. De Participatiewet is voor de tweede keer met een jaar vertraagd. Ik constateer dat je voor hervormingen echt niet meer bij de VVD hoeft te zijn.

Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD):

Die conclusie begrijp ik totaal niet. De heer Van Weyenberg weet ook goed hoe lang aan deze hervormingen gewerkt is. Ook weet hij dat we alle hervormingen nog dit jaar daadwerkelijk door de Kamer kunnen loodsen, met, naar ik aanneem, steun van zijn partij om dat zo snel mogelijk te doen. Ik ben daar blij mee en die zegening tel ik dan maar.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Ik heb nog een vraag voor de absolute duidelijkheid, ook richting de Kamer. Ik vroeg mevrouw Hamer net of de afspraken over hervormingen in het sociaal akkoord versneld zouden kunnen worden. Het CDA en D66 stellen dat bijvoorbeeld als eis om mee te denken over bezuinigingen. Dan ook maar die vraag aan de geachte afgevaardigde van de VVD: is het volgens de VVD mogelijk dat bepaalde hervormingen versneld uitgevoerd worden als partijen daardoor willen meedenken over bezuinigingen, zoals het CDA en D66?

Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD):

Ik wil helemaal niet in dat proces treden. Die debatten moeten allemaal nog komen. Ook de CPB-ramingen moeten nog komen. In augustus volgt dan de augustusbesluitvorming. In de aanloop ernaartoe kunnen pas echt keuzes gemaakt worden. Natuurlijk is de VVD blij met de steun die voor de hervormingen is uitsproken door de partijen zoals u ze al noemde. Ik ga er dus van uit dat die partijen voluit meewerken om deze wetgeving snel door de Tweede Kamer te krijgen. Die zegeningen tel ik.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Het is toch wel opvallend dat er nu wat minder duidelijke uitspraken komen dan van de PvdA-fractie. Die zei namelijk dat het sociaal akkoord en het tijdpad daarbij staan. Dat hoor ik de afgevaardigde van de VVD-fractie nu niet zeggen. Ik constateer dat er bij de VVD-fractie nu wel ruimte is en dus dat de afspraken in het sociaal akkoord wat dat betreft niet in beton gegoten zijn.

Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD):

Die afspraken zijn gemaakt en die staan, maar het is een akkoord van de sociale partners. Het zijn hun afspraken. We zijn natuurlijk niet een-op-een overal even blij mee, maar we staan daar gewoon voor en we wachten af hoe dit proces verder gaat verlopen. Dat geldt natuurlijk voor een heleboel zaken. De precieze uitwerking zal moeten blijken. Wij zijn blij met de afspraak dat de hervormingen nog dit jaar door de Tweede Kamer zullen gaan. Daar houden wij het kabinet aan.

De heer Van Weyenberg (D66):

Ik hoorde mevrouw Van Nieuwenhuizen zeggen dat dit afspraken zijn tussen de sociale partners, maar de laatste keer dat ik ernaar keek, stond de handtekening van het kabinet eronder en werd dit gesteund door de coalitiepartners. Dan kun je nu dus niet zeggen: we zien wel. Ik keer de vraag van collega Schouten om: kunnen partijen die de hervormingen, al dan niet in het kader van een bezuinigingspakket, naar voren willen halen, op de steun van de VVD rekenen?

Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD):

Als partijen gezamenlijk tot dat idee komen, is er natuurlijk een andere situatie, maar dat geluid heb ik nog niet gehoord. We zullen dit dus verder afwachten.

De heer Van Weyenberg (D66):

Dan constateer ik in ieder geval dat, terwijl voor de PvdA het aanpassen van het sociaal akkoord onbespreekbaar is, dit niet geldt voor de VVD. Daar neem ik kennis van.

Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD):

Bij de VVD is nooit iets in beton gegoten, maar daarvoor zijn alle partners nodig. Ik zie dat dus niet een-twee-drie gebeuren. Mocht het toch zo zijn, dan kunnen we natuurlijk over alles praten; dat is duidelijk.

De heer Bosma (PVV):

De kiezers zijn er inmiddels wel achter dat bij de VVD nooit iets in beton is gegoten. Ik vind dat trouwens geen slimme opmerking van u, maar bij het maken van het campagnefilmpje zijn wij u daar misschien dankbaar voor. Het is eigenlijk niet zo belangrijk of het sociaal akkoord staat als een huis of niet. Er ligt een knoert van een bom onder, een Brusselse bom, want er moet gewoon nog even 6 miljard of – in de conceptversie – 7 miljard bezuinigd worden. Dan is het sociaal akkoord of wat daarvan over is, eigenlijk toch al per definitie verdampt?

Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD):

Ik denk dat er bij alle partijen niets in beton is gegoten. Uw partij heeft ook andere keuzes gemaakt dan u met ons had afgesproken. Ik denk dus dat wij niet in dat soort jij-bakken moeten vervallen. Los daarvan: u zei dat er een bom is geplaatst. Volgens ons is dat niet het geval, want bij het vorige debat hierover hebben wij deze mogelijkheid al besproken. Dit geluid uit Brussel is voor ons dus geen donderslag bij heldere hemel. We hebben in de vorige debatten steeds aangegeven dat het meer kan zijn, dat het ook minder kan zijn en dat we dat afwachten. We hebben daarover afspraken gemaakt. Er komen straks nog CPB-ramingen. In augustus gaan we alle stapelingen van effecten bekijken en dan worden knopen doorgehakt.

De heer Bosma (PVV):

De geachte afgevaardigde zei dat er afspraken zijn gemaakt. Dat klopt, maar er bestaan ook andere dingen als afspraken, bijvoorbeeld zelfrespect. Nu komt er de een of andere Fin, die de baas over ons schijnt te zijn. Ik kan mij niet herinneren dat wij al onze macht aan die mijnheer hebben afgestaan. Ik heb ook nooit op hem gestemd en ik weet niet wie het is, maar hij is de baas over ons. Hij zegt: hier is een mes op je keel; 6 miljard bezuinigen; nee, niet 3%, maar 2,8%. Onze minister van Financiën – tenminste, hij denkt dat hij minister van Financiën is – weet helemaal van niets en kijkt glazig om zich heen. Ergens moet de VVD toch iets hebben van zelfrespect en moet zij toch denken: tot hier en niet verder, want dit accepteren wij niet? Is dat moment al in zicht of is dat zelfrespect ook al niet meer in beton gegoten?

Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD):

Het zelfrespect is bij de VVD volop aanwezig. We hebben door de jaren heen een heel consistente lijn gehad, gebaseerd op financiële degelijkheid. Die lijn hebben wij in alle debatten die hierover gingen, voortdurend ingenomen en dat zullen wij nu ook doen.

De heer Heerma (CDA):

Mevrouw Van Nieuwenhuizen gaf zojuist aan dat voor de VVD nooit iets in beton is gegoten met betrekking tot het sociaal akkoord en de in dat kader gemaakte afspraken. Klopt het dat in het laatste VVD-congres andere voorstellen over tijdelijke contracten op de arbeidsmarkt een meerderheid hebben gekregen? En is de VVD-fractie voornemens om naar aanleiding daarvan zelf met voorstellen te komen? Ik heb ook een andere vraag. De minister heeft vanochtend in de krant gezinspeeld op het dit jaar naar voren halen van 300 miljoen. De PvdA-fractie heeft daar in dit debat enthousiast toe opgeroepen. Wat is de mening van de VVD-fractie daarover?

Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD):

Op de eerste vraag is mijn antwoord: ja, dat klopt. Op vraag 1b is mijn antwoord: nee. Op de derde vraag is mijn antwoord: als het mogelijk is om middelen van die 300 miljoen al in 2013 op een goede manier in te zetten, dan faciliteren wij dat graag. Ik kom daar graag verderop in mijn betoog nog op terug. Wij willen ook dat die werkloosheid zo snel mogelijk wordt bestreden.

De heer Heerma (CDA):

Ik ga graag even in op uw antwoord op vraag 1b. Waarom komt de VVD niet met voorstellen op dit vlak? Dat hoeft niet in dit debat. Het kan ook op een later moment. Ik heb die 300 miljoen ook niet in een voorjaarsnota zien staan. Ik neem aan dat de VVD kritisch is. Ik heb mevrouw Van Nieuwenhuizen net in een interruptiedebat met de heer Bosma over soliditeit horen praten. Ik neem aan dat die soliditeit in beton gegoten zit.

Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD):

Zeker. Ik kom daar verderop in mijn betoog nog op terug. Dan maak ik duidelijk waar die wat mijn fractie betreft aan moet voldoen. Ik hoor graag van de minister hoe hij dat financieel gaat oplossen. Als er middelen beschikbaar zijn om die werkloosheid te bestrijden, dan moeten die op een zinnige en zuinige manier worden ingezet. Die middelen moeten wel het juiste effect hebben. Ze moeten echt werkgelegenheid opleveren, echte banen. Er moet zo zuinig mogelijk worden omgegaan met gemeenschapsgeld. Als een en ander aan die criteria voldoet en de minister kan aangeven hoe hij dat financieel precies verwerkt, dan zullen wij dat graag faciliteren. Het gaat ons erom dat de werkloosheid met kracht wordt bestreden.

De heer Klein (50PLUS):

Het is duidelijk dat de werkloosheid met kracht moet worden bestreden. Dat betekent dat er banen moeten komen. Die komen er alleen als de economie wordt versterkt en als de consumentenbestedingen toenemen. Mevrouw Van Nieuwenhuizen geeft aan dat zij de maatregelen afwacht. Ik hoor graag hoe zij de uitspraken van de toekomstige VVD-lijsttrekker voor de Europese verkiezingen beoordeelt. De heer Van Baalen zegt dat dat niet gerealiseerd wordt als de lasten van de burgers worden verzwaard. Is de VVD-fractie van de Tweede Kamer het daarmee eens?

Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD):

Dat is een adagium dat de VVD al jaren hoog houdt. Wij streven er altijd naar om de lasten voor mensen zo laag mogelijk te houden. Wij zullen daar ook nu volop op inzetten.

De heer Klein (50PLUS):

Mijn vraag was iets specifieker. Ik zei dat er een pakket komt en dat één van de oproepen van de heer Van Baalen was dat de VVD niet moet meewerken aan extra lastenverzwaringen in het komende pakket omdat dat alleen maar slecht is. Dat is wat anders dan in het algemeen zeggen dat de VVD tegen lastenverzwaring is. De heer Van Baalen zegt concreet: in het komende pakket geen extra lastenverzwaringen.

Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD):

Het heeft niet zo gek veel zin om vooruit te lopen op keuzes die wij misschien moeten gaan maken. Die debatten worden allemaal nog gevoerd. We hebben daarnet bij de regeling van werkzaamheden nog de heer Van Dijck van de partij van de heer Bosma een debat daarover horen aanvragen. We hebben vastgesteld dat er in de komende periode maar liefst vijf of zes gelegenheden zijn om daarover nog te spreken. Dat heeft pas zin wanneer wij alle relevante gegevens hebben. Ik voel er weinig voor om daarop vooruit te lopen.

Mevrouw Karabulut (SP):

Ik hoor het de VVD nog zeggen: Ruttes banenmachine, we gaan banen creëren, iedereen krijgt € 1.000. Nu zijn er 650.000 werklozen, gaan bedrijven failliet en voelt het mkb zich compleet verraden. Wat gaat de VVD nu doen? De VVD heeft het gepresteerd om in de afgelopen jaren 200 miljard opzij te zetten om banken te redden. Hoeveel miljard wil de VVD investeren in de economie zodat mensen meer koopkracht krijgen, geld gaan uitgeven en het mkb eindelijk geholpen wordt in plaats van dat het alleen maar kopje onder gaat?

Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD):

Mevrouw Karabulut verbindt conclusies aan elkaar die ik niet aan elkaar zou willen verbinden. Ik laat dat echt helemaal voor haar rekening. Wij hebben in het verleden gezien dat bij doorrekeningen van verkiezingsprogramma's tussen onze partijen een verschil zat van 500.000 banen. Kun je nagaan hoe het was geweest als dat programma was uitgevoerd. Een van de grote voordelen van de verschillende akkoorden die zijn gesloten, niet in het minst van het sociaal akkoord, is dat er rust op de arbeidsmarkt is gebracht. Er is vertrouwen geschapen. Wij hebben de overtuiging dat banen niet door de overheid worden gecreëerd maar door het bedrijfsleven. Heel belangrijk van dit sociaal akkoord is dat wij committment hebben van het bedrijfsleven om samen met gemeenten en werknemersorganisaties in die 35 arbeidsmarktregio's die regionale plannen te gaan uitwerken om echt werkgelegenheid te creëren.

Mevrouw Karabulut (SP):

"Met alle respect" zeggen ze hier dan, maar mevrouw Van Nieuwenhuizen kletst echt uit haar nek. Het is echt complete waanzin. Er is al 200 miljard opzij gezet voor de banken. Dat is ons gedicteerd vanuit Brussel. Datzelfde Brussel zegt nu "nog eens 6 miljard", terwijl werkgevers en werknemers rondom dat akkoord hebben gezegd "ho ho, niet nog een extra bezuinigingspakket, want dat maakt de economie compleet kapot". Wat doet de VVD dan, anders dan hier een beetje lopen fröbelen en zich hier een beetje verschuilen achter akkoorden? De VVD is bezig banen kapot te maken en het mkb compleet naar de vernieling te helpen. Heb nou eens het lef om niet alleen maar voor de banken te kiezen maar ook eens te investeren in mensen. Veeg die 6 miljard van tafel. Zeg eens een keer "nee" tegen die Brusselse technocraten!

Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD):

Mevrouw Karabulut vervalt een beetje in herhaling. Ik heb niet zo veel behoefte om hierop in te gaan, want zij doet alsof de hele financiële crisis in de wereld en de bankencrisis allemaal terug te voeren zijn op één persoon. Dat lijkt mij een beetje ver gaan. Natuurlijk richten wij ons vooral op mensen. En de mkb'ers en ondernemers die ik tegenkom, denken er gelukkig over het algemeen heel anders over.

Voorzitter. Ik ga graag verder met mijn betoog. Ik was gebleven bij de sectorplannen en de regionale plannen in die 35 arbeidsmarktregio's. Die kunnen tot 1 juni worden aangeleverd. Dan is het de bedoeling om direct na de zomer convenanten daarover te sluiten. Wij hebben in eerdere vergaderingen al gesproken over de criteria waar die plannen aan zouden moeten voldoen. Net werd gezegd bestedingen of uitgaven van die 300 miljoen eventueel naar voren te halen. Dan moet het echt om zinnige en zuinige uitgaven gaan. Het mag niet zo zijn dat wij maar aan willekeurige projecten gaan bijdragen om maar zo snel mogelijk middelen te kunnen besteden. Ik hoop dus dat het kabinet daar heel zorgvuldig en prudent mee om zal blijven gaan.

Ik ben erg blij dat het per regio op een verschillende manier kan worden aangevlogen, want de situatie in Zuidoost-Brabant, de brainportregio, die de bakermat is van het Techniekpact, dat onlangs naar heel het land is uitgebreid, is een heel andere situatie dan – mevrouw Karabulut had het net over de financiële sector – de arbeidsmarkt op de Amsterdamse Zuidas. Dus het is heel goed dat regionaal met werkgevers wordt gekeken hoe dat aangepakt kan worden.

Over dat Techniekpact hebben wij al vaker gesproken. Wij hebben toen ook geconstateerd dat wij er steeds beter in slagen om jongeren in het techniekonderwijs te krijgen, maar dat zij in meer dan de helft van de gevallen na het behalen van hun diploma helaas iets totaal anders gaan doen. Dan zijn wij ons geld dus op een verkeerde manier aan het investeren. De minister had toegezegd om in die kwestie te duiken. Dus kan hij ons zeggen wat daar de reden van is? Kan hij ons rapporteren over de vraag waarom veel jongeren na het behalen van een technisch diploma toch iets anders gaan doen? En wat gaan wij doen om ervoor te zorgen dat de middelen die wij daarvoor inzetten, efficiënt worden besteed?

Dat onderzoek gaf ook aan dat jongeren in de techniek blijven als zij er eenmaal in zitten. Om het in mijn eigen woorden te zeggen: once you go tech, you never go back. Laten wij daarom proberen om zo veel mogelijk mensen rechtstreeks in de techniek te krijgen, zodat wij het tekort in de technische sector gaan oplossen.

Ik zie dat mijn lampje knippert, voorzitter, dus ik laat het hier graag bij.

De heer Van Weyenberg (D66):

Ik begrijp het nog niet helemaal. Ik heb mevrouw Van Nieuwenhuizen nu eigenlijk horen zeggen: als je het maar zuinig doet, mag je die 300 miljoen al in 2013 gaan uitgeven. "Zuinig" en "uitgeven" zijn twee woorden die ik lastig met elkaar kan verbinden, maar ik heb een vraag aan mevrouw Van Nieuwenhuizen. Waar in de Voorjaarsnota staat dat daar geld voor is gereserveerd? Als er goede plannen liggen, vind ik het natuurlijk ook fantastisch, maar waar staat dat eigenlijk?

Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD):

De heer Van Weyenberg heeft misschien niet goed geluisterd, maar die vraag heb ik zonet ook bij de minister neergelegd. De heer Van Weyenberg noemt de woorden "zinnig" en "zuinig". Laat ik het in D66-termen proberen te zeggen: ik heb bedoeld dat het efficiënt en effectief moet zijn. Misschien is dat meer het taalgebruik van de heer Van Weyenberg, maar het komt ongeveer op hetzelfde neer en volgens mij is hij daar ook altijd voor.

De heer Van Weyenberg (D66):

Absoluut. Het geld moet nuttig worden besteed. Zo noem ik dat in mijn eigen woorden. Is mevrouw Van Nieuwenhuizen het met mij eens dat we ook moeten borgen dat een deel van dat geld terechtkomt bij jongeren die nu aan de kant staan en die ook een kans verdienen, en dat dit een toetssteen moet zijn voor de sectorplannen?

Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD):

Natuurlijk ben ik het ermee eens dat er ook een deel aan de jeugdwerkloosheid moet worden besteed. Volgens mij heeft de minister ook al bekendgemaakt wat de regionale verdeling is van al die middelen. Ik denk dat het nu aan de regio's is om dit heel snel op te pakken en het geld gericht in te zetten.

De heer Van Weyenberg (D66):

Excuses, voorzitter, maar nu haalt mevrouw Van Nieuwenhuizen twee zaken door elkaar. Het gaat niet om de 50 miljoen waarvan 25 miljoen over de regio's is verdeeld. Dat heb ik ook gezien. Het gaat nu om die 2 keer 300 miljoen aan sectorplannen. Die plannen moeten nog komen en daar staat als mogelijk criterium de jeugdwerkloosheid in. Ik ben heel blij dat de VVD nu heeft toegezegd dat dit dwingend in die plannen moet komen. Daar dank ik mevrouw Van Nieuwenhuizen voor. Het is een aanscherping van het kader uit het sociaal akkoord, waarin dit een optie is. Ik dank haar dus voor die steun.

Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD):

Ik denk dat geen van de 35 arbeidsmarktregio's in de positie is om te kunnen zeggen dat jeugdwerkloosheid bij hen geen probleem is. Ik ga er dus van uit dat ze allemaal met goede plannen komen, en daar hoort dan ook geld bij.

De heer Bosma (PVV):

Een klein vraagje. Het marxistische feestje in Brussel dat "Europese Unie" heet, heeft weer wat nieuws verzonnen. Mensen die uit de Europese Unie willen, krijgen vaak te horen: ja, maar dan gaat er gras groeien in de Rotterdamse haven! Dat is het grote schrikbeeld. Dan moeten we allemaal denken: laten we dan toch vooral maar onder de Brusselse knoet blijven, want dan zitten we tenminste veilig! Nu is er een Eurocommissaris, mijnheer Kallas, die nog lid is geweest van de Opperste Sovjet; om maar even aan te geven uit welke hoek de wind waait. Dit voormalige lid van de Opperste Sovjet vindt dat de transportstromen in Europa verlegd moeten worden. Die moeten weg van Noord-Europa, dus Rotterdam – daar is het zo druk – naar Zuid-Europa. Hij wil de Rotterdamse haven dus gewoon een kopje kleiner maken. Is dit misschien iets wat de VVD echt te ver vindt gaan? Is dit nu eens een idee van die Brusselse figuren waar de VVD wél boos om wordt? Vanwege die Opperste Sovjetmijnheer dreigt er namelijk straks gras te gaan groeien in de Rotterdamse haven. Dat wil de EU. Is dit een moment voor de VVD om eens een tikje eurokritisch te worden?

Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD):

We gaan nu bijna een debat voeren over infrastructuur en mobiliteit, een heel ander onderwerp. De heer Bosma haalt een voorbeeld aan waarop wij natuurlijk kritisch zullen zijn. Ik heb daar ook al reacties op gezien. Natuurlijk laten wij het niet gebeuren dat de Rotterdamse haven een kopje kleiner wordt gemaakt. Daar hoeft de heer Bosma niet bang voor te zijn.

De voorzitter:

De heer Bosma, tot slot.

De heer Bosma (PVV):

Kijk, dan hebben we toch nog een toezegging. En dat "kritisch zijn", hoe moet ik dat opvatten? Gaat mevrouw Van Nieuwenhuizen ergens iets schrijven, op een weblog bijvoorbeeld? Hoe gaat dat vorm krijgen? Wat gaat mevrouw Van Nieuwenhuizen doen? Gaat zij met een tasje zwaaien? Hoe gaat de VVD eindelijk iets doen tegen Brussel?

Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD):

Wij zijn niet van de meldpunten, zoals de heer Bosma, maar ik neem aan dat wij gewoon serieus onze inbreng zullen leveren in alle debatten waarin dat nodig is. Zo doen we dat altijd in de Kamer. Waar nodig zullen de verantwoordelijke portefeuillehouders er opinieartikelen over schrijven et cetera. We zullen het meest geëigende middel toepassen.

De heer Klein (50PLUS):

Voorzitter. Onlangs kwam ik in gesprek met Sylvie Gulikers, een 50-plusser die na 23 jaar na een reorganisatie werkloos werd. Zij heeft haar ervaringen in een boekje verwerkt. Ik wil graag een stukje uit dat boek met u delen. Ze ging naar een speeddate met uitzendbureaus om weer aan de slag te gaan. "Wat te doen? Een nog vrij jong uitziende intercedente kijkt me vriendelijk en uitnodigend aan. Ik besluit een praatje met haar te maken. "Hebt u ook vacatures voor 50-plussers?" Ze begint een verhaal over de arbeidsmarkt, over beschikbare vacatures en over het feit dat de sector waarin ik werk zoek, er slecht voor staat gezien de komende bezuinigingen. Er zijn dus geen vacatures voor me. "Ik mag het misschien niet zeggen, maar helaas speelt uw leeftijd ook een rol." "U mag gerust zeggen dat ik te oud ben voor de arbeidsmarkt en zoals het er nu uitziet, ziet het er niet goed voor me uit", vul ik haar aan. "Zo zou en mag ik het niet zeggen", probeert de intercedente nog. Ik bedank haar en knik haar vriendelijk toe. Wat nu te doen?"

Wat nu te doen, vraagt 50PLUS dan ook aan de minister. Hoeveel van de 650.000 werklozen zijn boven de 50 jaar? Hoelang zijn deze mensen werkloos en hoeveel kunnen er aan de slag? Hoeveel gaan daadwerkelijk aan de slag en hoeveel komen in de WW, de bijstand of de IOAW terecht? Kortom: hoe kunnen we de werkloosheid onder 50-plussers aanpakken?

De minister heeft vanochtend via de pers aangegeven dat hij de 300 miljoen uit het sociaal akkoord naar voren wil halen. 50PLUS vindt dat op zichzelf positief, zeker als hij zegt dat het geen symboolgeld moet zijn. Ik hoor wel graag van de minister welke doelstellingen hij vooraf stelt, om te bepalen dat het inderdaad geen symboolgeld wordt. En welk deel van het geld kunnen wij aanmerken als een extra steun voor de werkgelegenheid van 50-plussers? Wij vinden dat belangrijk om te weten, omdat wij daarmee kunnen beoordelen of het geen symboolgeld is maar een daadwerkelijke bijdrage aan de bestrijding van de werkloosheid.

De echte bestrijding van de werkloosheid is volgens 50PLUS dat de economische situatie verbetert; dat er economische groei ontstaat. Uit de cijfers van het CPB, de economische kengetallen, is eerder echter al gebleken dat de binnenlandse consumentenbestedingen achterblijven. Die moeten omhoog om het mkb te versterken. De mensen moeten hun geld niet afgeven aan de overheid, maar kunnen uitgeven aan zaken die zij goed vinden. De overheid moet daarom in de toekomst in onze ogen zeker geen extra lastenverzwaringen doorvoeren als er extra bezuinigingen nodig zijn. Extra bezuinigingen betekenen in onze ogen: minder uitgeven en geen extra belastingverhogingen. Ik krijg hierop graag een reactie van de minister. Hij moet ervoor zorgen dat het op die manier gebeurt. Dat uitgangspunt kunnen wij volgende week ondersteunen met stemming in de Tweede Kamer over een aangehouden motie.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Voorzitter. Ruim een maand geleden werd het sociaal akkoord met veel tamtam onthaald door het kabinet. Premier Rutte noemde het akkoord historisch. Wij moesten optimistisch zijn en het geld weer laten rollen. De afspraak in het sociaal akkoord om af te zien van de aangekondigde extra bezuinigingen om aan de Brusselse norm van 3% te voldoen, zou dan vast vanzelf gehaald worden. De praktijk is alleen weerbarstiger dan het droombeeld van onze premier, zo bleek deze week maar weer. Als je je baan verliest of als onzeker is of je je baan kunt behouden, is het uitgeven van geld wel het laatste waar je aan denkt.

Helaas gaat het om steeds meer mensen die zonder werk thuiszitten, 650.000 mensen in totaal. In een halfjaar tijd hebben zo'n 100.000 mensen hun baan verloren. Wij moeten dit tij keren. Wij moeten hier gezamenlijk werk van maken, parlementsbreed. Een belangrijke voorwaarde is het winnen van vertrouwen van bedrijven en burgers. Het sociaal akkoord kan hieraan een goede bijdrage leveren, zoals wij al eerder hebben aangegeven, maar de droom van premier Rutte is deze week doorgeprikt. Bezuinigingen zijn volgens Brussel nodig, zelfs nog meer dan het kabinet voorzag en oplopend tot wel meer dan 6 miljard extra.

Het sociaal akkoord kan dan volgens de minister in beton gegoten zijn of staan als een huis, volgens de bonden wordt de fundering daaronder straks weggeblazen als er extra bezuinigingen gaan plaatsvinden. Hoe ziet de minister dit? Hoe denkt hij de steun van de vakbonden te behouden als tegelijkertijd aan een Brusselse norm moet worden voldaan? Zoals wij al uit de pers vernomen hebben, hebben de fractievoorzitters van zowel de VVD als de PvdA zich hieraan gecommitteerd. Dat lijkt me een groot dilemma voor deze minister. Hoe denkt hij uit deze gordiaanse knoop te komen?

Het is tijd voor dit kabinet om echt wakker te worden. Beëindig de onzekerheid en schep duidelijkheid over de mogelijke extra bezuinigingen! Dan helpt het niet als wij debatten hierover voor ons uit blijven schuiven, zoals vanmiddag ook gebeurde. Daarnaast moet het voor bedrijven weer aantrekkelijk worden om te investeren en personeel aan te nemen. Het is zorgwekkend dat er in het eerste kwartaal van dit jaar bijna 34.000 banen verloren gingen en dat de investeringen van bedrijven fors inzakten. Mede in dat kader heeft de minister vandaag bekendgemaakt dat hij de 300 miljoen die bestemd is om mensen aan het werk te helpen, al dit jaar wil gaan uitgeven als er concrete ideeën zijn. Dat was eigenlijk ook een oproep aan de Kamer.

Ik geef de minister graag zo'n concreet idee mee. Een belangrijke motor van de economie en een bron van werkgelegenheid is het midden- en kleinbedrijf. Veel van deze bedrijven zitten echter in moeilijk vaarwater, niet in de minste plaats doordat het mkb bijna niet aan krediet kan komen. Dat bleek ook uit een monitor die onlangs door de Nederlandsche Bank is bekendgemaakt. De banken scherpen de criteria voor kredietverlening aan. Dit remt de werkgelegenheid. Kansrijke, innovatieve ideeën vanuit het mkb krijgen op die manier geen kans. Daarop doordenkend doe ik het volgende voorstel.

Net als bij de startersbeurs voor jongeren, waarmee enkele gemeenten experimenteren, zouden werklozen met een WW-uitkering voor een beperkte periode aan de slag kunnen gaan bij een bedrijf dat een plan heeft dat het graag wil ontwikkelen. De werklozen zouden hun kwaliteiten daar met behoud van hun uitkering voor een afgebakende periode kunnen inzetten. Dan kan het mes aan twee kanten snijden. Het bedrijf kan op deze manier misschien een kansrijke businesscase ontwikkelen, wat leidt tot werkgelegenheid. De werkloze kan hieraan eventueel een baan overhouden en bovendien de aansluiting bij de arbeidsmarkt behouden. Is de minister bereid om het UWV een dergelijk experiment te laten opzetten om te bekijken of dit een kansrijke optie is om in ieder geval een steentje bij te dragen aan de werkgelegenheid?

De vergadering wordt van 16.10 uur tot 16.20 uur geschorst.

Minister Asscher:

Voorzitter. Ik dank de Kamerleden voor hun inbreng en hun betoog over de hoog opgelopen werkloosheid in ons land. Wij spreken daar zeer regelmatig over. Dat moet ook, want ik vind het misschien wel het pijnlijkste gevolg van de crisis waarin wij zitten. De cijfers liegen er niet om. Op 15 mei publiceerde het Centraal Bureau voor de Statistiek de cijfers over de maand april. Toen zagen wij dat er inderdaad 650.000 personen werkloos zijn, oftewel 8,2% van de beroepsbevolking. Ja, de stijging van de werkloosheid was ten opzichte van de maanden daarvoor relatief laag. Toch zijn dit soort cijfers buitengewoon ernstig. Voor jongeren die uitstromen uit het onderwijs en geen baan kunnen vinden of voor mensen die hun baan verliezen, is de oplopende werkloosheid een heel harde werkelijkheid. Het is begrijpelijk dat zij zich zorgen maken over de toekomst, want het gaat niet alleen om inkomen, maar ook om zekerheid, zelfontplooiing, zelfvertrouwen en in sommige gevallen ook om een sociaal netwerk.

Het is wel goed, ook al zitten wij nu op een dieptepunt in de crisis, om een aantal punten te noemen die het licht aan het eind van de tunnel kunnen aankondigen. Het lijkt erop dat de economie zich wat stabiliseert. Weliswaar was er een krimp van 0,1%, maar die was een stuk kleiner dan de kwartalen ervoor, toen er 0,4% en 1% krimp was. Het Centraal Planbureau verwacht dat er in de tweede helft van 2013 stabilisatie plaatsvindt en dat er in 2014 een bescheiden economische groei komt. Wij hebben ook gezien dat het consumentenvertrouwen voor de derde opeenvolgende maand iets gestegen is. Ook dat biedt een perspectief dat wat minder somber is, namelijk dat wij blijkbaar, langzaam maar zeker, weer een klein beetje vertrouwen krijgen in de toekomst. Dat zag je ook bij de ondernemers in de industrie. Ik heb wel gezegd dat dit totaal geen reden tot juichen is, omdat het nog steeds op een heel laag niveau is en wij nog steeds met die grote werkloosheid zitten. Het laatste punt dat ik wil aanstippen, is dat wij zien dat de vraag naar uitzendwerk – dat is vaak een eerste pril teken van herstel – begint toe te nemen. Dat is ook een teken dat ondernemers langzaam maar zeker weer wat vertrouwen krijgen in de economie.

Aan de andere kant weten wij ondertussen heel goed dat de ontwikkelingen in de economie met vertraging doorwerken in de arbeidsmarkt en in de werkgelegenheid. Het Centraal Planbureau verwacht dan ook dat wij in 2013 en ook in 2014 te maken zullen hebben met een oplopende werkloosheid. Dat betekent dat het mijn absolute topprioriteit is om die werkloosheid te bestrijden. Dat geldt niet alleen voor mij, maar ook voor het kabinet als geheel. Het kabinet, werkgeversorganisaties en de vakbonden willen er alles aan doen om de trend te keren en om ervoor te zorgen dat mensen hun baan behouden en dat mensen die nu aan de kant staan zo snel mogelijk weer ergens emplooi vinden.

De heer Van Weyenberg (D66):

Ik begrijp heel goed dat de minister aangeeft dat hij wat aan verwachtingenmanagement doet. Dat lijkt mij verstandig. Naast al die lichtpuntjes heb ik wel een vraag, sinds ik de roze bril van het sociaal akkoord heb moeten opzetten van het kabinet. Staat de economie er in 2013 nu beter voor dan bij het afsluiten van het sociaal akkoord of slechter?

Minister Asscher:

Een van de dingen waar wij het nu over hebben, de werkloosheid, staat er bepaald niet beter voor. De werkloosheid is verder opgelopen. Ook al is het altijd het geval dat de werkloosheid na-ijlt, zij is sneller opgelopen dan in de verwachtingen geraamd werd. Het Centraal Planbureau had in de februari de verwachting dat wij aan het einde van het jaar op 7,75% zouden zitten, maar wij zitten nu op 8,2%. Dat is gewoon slecht nieuws voor de mensen die het betreft en ook voor de economie als geheel.

De heer Van Weyenberg (D66):

Ik dank de minister voor dat antwoord. Ik vrees dat dit de waarheid is. Dat geldt wat mij betreft dan ook voor het begrotingstekort. Wij konden het CPB verslaan, zei de premier. Ook daarover vraag ik: lijkt het tekort nu hoger of lager dan bij het sluiten van het sociaal akkoord?

Minister Asscher:

Ik ga niet vooruitlopen op de adviseurs die wij daarvoor met zijn allen hebben aangesteld en die ons op vaste tijdstippen aangeven wat zij verwachten, ook ten aanzien van het begrotingstekort. Als de heer Van Weyenberg echter bedoelt dat een hoge werkloosheid ook te voelen is in de overheidsuitgaven, heeft hij daarin natuurlijk volkomen gelijk. Ik wil echter niet speculeren over de omvang van het tekort. Dat er ook volgend jaar een tekort te verwachten is, is op zichzelf geen nieuws.

Het is een uitdaging, een ingewikkelde uitdaging, om de werkloosheid te bestrijden. Er is immers geen eenvoudige oplossing. Er is geen magische knop. Er is ook niet één pakket of één te formuleren antwoord waarmee je de werkloosheid snel fors kunt verminderen. Ook de vooraanstaande economen, de zogeheten "topeconomen", verschillen sterk van mening over de wijze waarop je de werkloosheid het beste kunt bestrijden. Daarom – dit is alvast een begin van een antwoord aan de heer Van Ojik – wil ik waken voor generieke antwoorden en voor groots klinkende poehapakketten waarmee we wel heel veel geld uitgeven maar onvoldoende effectief zijn in het bestrijden van de werkloosheid. Ik wil wel zo snel mogelijk de plannen ondersteunen die echt bijdragen aan werkbehoud, die jongeren een kans geven, die ervoor zorgen dat mensen goed worden omgeschoold, of het nu zinnig en zuinig is of effectief en efficiënt. Ik kom daar zo op terug, want er zijn vragen over gesteld. We moeten echter oppassen voor alle valse profeten die zeggen: luister nu maar naar mij, dan is de werkloosheid als sneeuw voor de zon verdwenen. Helaas is het niet zo eenvoudig. Wat we nodig hebben, is economische groei. Die kun je niet bestellen. Daar moeten we aan werken. We moeten ervoor zorgen dat de voorwaarden voor groei in ons land goed zijn en we moeten ervoor zorgen dat we mensen die nu niet aan het werk zijn, zo snel mogelijk met scholing, begeleiding en coaching weer aan het werk krijgen.

Mevrouw Karabulut (SP):

Dat recept is er inderdaad niet. Was het maar zo gemakkelijk. Dan hadden we dat natuurlijk allang met zijn allen gedaan. Inmiddels zeggen alle economen, van links tot rechts, het IMF en allerlei instanties die bepaald niet altijd mijn vrienden zijn, dat de manier waarop Europa nu bezig is, eigenlijk zelfmoord is. Als de economie zo slecht draait, moet je namelijk niet keer op keer nog meer bezuinigen. Dat hebben ook de sociale partners gezegd alvorens het sociaal akkoord te sluiten. Het extra bezuinigingspakket van 4,3 miljard dat toen in de lucht hing en vervolgens toch naar Brussel is gestuurd, moest van tafel. Nu ligt er een nog veel groter bedrag voor, namelijk 6 miljard. Eén ding kunnen we nu al zeggen: als dat niet van tafel gaat en als het kabinet zich daar niet tegen verzet en niet met een investeringspakket komt, dan zal de werkloosheid alleen maar groeien. Wat doet de minister van Sociale Zaken? Gaat hij pleiten voor werk en banen, dus investeringen? Gaat hij tegen Brussel zeggen: ho, wacht even, dit gaan we niet doen, want we zijn juist bezig met herstellen? Of kiest de minister de zijde van de technocraten, mensen die daar misschien heel gemakkelijk over kunnen beslissen maar niet de gevolgen ervaren?

Minister Asscher:

Mevrouw Karabulut stelt vragen over een aantal onderwerpen die ik straks uitgebreid wil behandelen om recht te doen aan de vragen van de Kamer. Hoe zit het met het sociaal akkoord? Hoe gaan we om met de aanbeveling van Rehn? Wat heeft die voor impact op de werkloosheid? En wat is de juiste mix tussen enerzijds investeren, stimuleren en geld uitgeven en anderzijds de noodzaak om de begroting op orde te brengen?

Ik wil eerst mijn waardering uitspreken voor het feit dat ook mevrouw Karabulut zegt dat er geen simpele oplossing is, niet maar één waarheid. We zullen in deze moeilijke tijd met elkaar in dit land moeten zoeken naar de beste antwoorden. Dat is altijd schipperen. Immers, als relatief klein land in een open economie heb je niet een knop waarmee je de wereldeconomie kunt aandraaien. We zullen ervoor moeten zorgen dat we de overheidsuitgaven in de hand houden, niet omdat dat van iemand anders moet of omdat het leuk is, maar omdat het uiteindelijk niet houdbaar is als we ieder jaar maar meer blijven uitgeven, en nog meer blijven uitgeven, zonder dat er een kans is dat je dat weer terugverdient, zonder dat daar groei tegenover staat. We zullen dus moeten schipperen. Je ziet dat ook in de partijprogramma's van de verschillende partijen: iedereen stelt voor om te bezuinigen, iedereen wil de economie verder helpen.

Het kabinet probeert, en 2013 is daarvan een goed voorbeeld, om recht te doen aan de noodzaak om het begrotingstekort terug te brengen, om zo te hervormen dat we straks als land weer beter ons brood kunnen verdienen – we moeten concurreren op hoe goed we zijn in ons werk en niet op hoe goedkoop we zijn – en om intussen, bijvoorbeeld in 2013, niet per se vast te houden aan de begrotingsdoelstellingen die we graag zouden halen maar die gewoon niet haalbaar zijn in jaren waarin het zo tegenzit. Wat zie je nu? Ook de Europese Commissie heeft formeel aangegeven dat men er begrip voor heeft dat wij in 2013 die begrotingsdoelstelling hebben losgelaten en dus hebben gedaan wat mevrouw Karabulut graag ziet, maar waartoe wij door de omstandigheden gedwongen zijn.

De voorzitter:

Mevrouw Karabulut, voordat u een vraag stelt, wil ik u vragen om uw vraag kort te houden. Een heel lange vraag nodigt uit tot een heel lang antwoord. Dan kan ik u niet de gelegenheid geven om alle vragen te stellen die u ongetwijfeld nog zult hebben, dus graag een korte vraag. Aan de minister vraag ik om dan ook een kort antwoord te geven.

Minister Asscher:

Zeker!

Mevrouw Karabulut (SP):

Zoals de minister net zei – ik bevestig hem daarin – zijn sommige zaken te complex om heel kort te benoemen, maar ik zal mijn best doen.

Er zijn in die zin twee smaken. Ofwel zeg je: wij zijn realistisch, wij kijken naar de omstandigheden, de groeiende werkloosheid, het aantal faillissementen en wij leggen nu geen bom onder dat akkoord en onder de misschien prille positieve punten die de minister ziet, maar de werkloosheid in ieder geval nog niet, om de komende jaren uit die crisis te kunnen krabbelen en vervolgens de overheidsfinanciën op orde te brengen. Of je hebt de andere kant, waarmee de EU tot nu toe vooral mee bezig is net als Rutte I, namelijk de economie kapot bezuinigen. Ik zou graag een antwoord van de minister krijgen hoe hij dat ziet.

Minister Asscher:

Dat begrijp ik goed en ik zal er kort op antwoorden. Als je zegt dat er maar twee smaken zijn, zou je bijna suggereren dat de wereld simpel in elkaar zit. In 2013 houden wij ons niet aan de begrotingsafspraken, daartoe gedwongen door de omstandigheden. In augustus maken wij een begroting voor 2014. Daarover staat het volgende in het sociaal akkoord. Na overleg met sociale partners is besloten dat het kabinet afziet van het voorgestelde pakket. Het kabinet zal aanvullende maatregelen nemen indien de MEV-raming – dat is jargon voor wat wij in augustus horen van het Centraal Planbureau met de economische voorspellingen – gegeven het saldodoel 2014 daartoe aanleiding geeft. Met andere woorden, wij hebben toen afgesproken dat het pakket van tafel gaat. Wij bekijken hoe de economie zich ontwikkelt en hoe onze belangrijkste adviseurs ons daarover raden. In augustus maken wij een begroting en moeten wij opnieuw wegen hoe wij ervoor staan. Dan moeten wij opnieuw wegen wat de voorspellingen zijn voor de begroting. Dan moeten wij bekijken welke maatregelen nodig zijn om een goede begroting op te stellen en die aan de Kamer te doen toekomen.

Er is allerlei wapentuig geciteerd dat op, onder of in het sociaal akkoord zou zijn gestoken door de heer Rehn, waarbij zijn Finse afkomst wat mij betreft niet de meest relevante toevoeging is. In het sociaal akkoord is aangegeven dat wij in de zomer een begroting maken, dat wij dan bekijken hoe de voorspellingen ervoor staan en dat het kabinet maatregelen neemt. Niet de sociale partners, niet de vakbonden, niet de werkgevers; het kabinet neemt dan maatregelen en legt die voor aan de Kamer.

Mevrouw Karabulut (SP):

Zegt de minister hiermee ook richting de EU: op dit moment kan en zal geen sprake zijn van 6 miljard tot 7 miljard extra bezuinigingen?

Minister Asscher:

Ik zeg nu niets tot de Europese Commissie. Ik spreek via u, voorzitter, met de Tweede Kamer der Staten-Generaal. Dat is mijn hoogste gezag. Ik heb kennisgenomen van de aanbevelingen van de Europese Commissie; dat hebben wij allemaal gedaan. In augustus maken wij een begroting in Nederland en dan zullen wij zien wat wij daarmee doen.

Het sociaal akkoord is uitgangspunt voor mijn werk om de werkloosheid te bestrijden. Er is natuurlijk verschil in appreciatie voor de keuzes die daarin zijn gemaakt, maar er wordt terecht vastgesteld dat wij hebben afgesproken dat wij tijdens dit hoogtepunt van de crisis, nu je met name de werkloosheid ziet, de hervormingen op de arbeidsmarkt nog niet doorvoeren. Daarna voer je die hervormingen wel door, omdat die zullen bijdragen aan een arbeidsmarkt waar Nederland in de toekomst zijn brood zal verdienen. Ik zeg tegen mevrouw Van Nieuwenhuizen met nadruk dat wij nog dit jaar wetgeving aan de Kamer voorleggen waarin wordt vastgelegd hoe die hervormingen er uitzien en dat ze doorgaan. Daarin staat ook dat de timing zodanig is dat na 2016 de hervorming van het ontslagrecht en de WW en na 2015 de hervorming van flex ten opzichte van vast zullen worden geïntroduceerd. Dat betekent dat wij de komende twee jaar volop bezig zullen zijn om die voorstellen goed uit te werken, maar ook om ervoor te zorgen dat wij de huidige crisis, de jeugdwerkloosheid, de werkloosheid onder 50-plussers, de totale werkloosheid bestrijden. Daar zijn die sectorplannen cruciaal voor, daar is de aanpak jeugdwerkloosheid belangrijk voor, daar is het 50-plussers beter in staat stellen om een baan te vinden cruciaal voor.

Ik zal straks ingaan op de vragen die over de 300 miljoen gesteld zijn, maar dit is het sociaal akkoord. Het is een bewuste afspraak, waar ik ook achter sta, om niet nu, anno 2013, 2014 die hervorming door te voeren op een moment dat de werkloosheid nog sterk oploopt, maar om wel zekerheid aan werkgevers en werknemers te geven dat die hervormingen doorgaan. Wij willen dat in samenspraak doen, met draagvlak in de samenleving. De komende twee jaar willen wij gebruiken om de huidige problemen op de arbeidsmarkt aan te pakken.

Wij hebben twee keer 300 miljoen beschikbaar gesteld voor sectorplannen. Het woord "sectorplan" klinkt al gauw technisch en vaag, maar wij willen werkgevers en werknemers in delen van het land waar het moeilijk is en in vakgebieden waar het moeilijk is, bijvoorbeeld de bouw, de metaal en de zorg, in staat stellen om met gebruik van eigen middelen en met afspraken over plekken voor jongeren, voor mensen die van hun opleiding komen, aan de slag te gaan. Het gaat om afspraken over werkervarings- en stageplaatsen voor jongeren, zo zeg ik speciaal tegen de heer Van Weyenberg. Er worden afspraken gemaakt over scholing en begeleiding van mensen voor wie nu even geen werk meer is, maar voor wie misschien in een andere sector of in een ander onderdeel van dezelfde sector wel een baan is. Al die plannen willen wij cofinancieren.

De situatie is nijpend. Voor de zomer wil ik een plan aan de Kamer voorleggen waarin precies staat welke voorwaarden wij aan de plannen stellen. Als men die plannen eerder rond heeft, gaan wij niet wachten tot oud en nieuw. Ik heb daar een potloodafspraak over gemaakt met de minister van Financiën. Er komt geen extra geld bij, maar met een kasschuif kan ik het geld eerder uitgeven. Het zal niet snel het hele bedrag van 300 miljoen zijn, want de plannen moeten concreet zijn. Daar moeten wij bijzonder kritisch en scherp op zijn. Als het lukt om ze eerder te krijgen, dan gaan wij het doen. Ik zal de Kamer dan voorstellen doen met in mijn achterhoofd dat de plannen echt moeten helpen. De jongeren moeten erop vooruitgaan. Mensen moeten erdoor aan het werk blijven. Mensen moeten erdoor begeleid worden. Werkgevers en werknemers moeten zelf laten zien dat zij erin investeren.

Ik handel hiermee denk ik in de geest van de Kamer. Terecht wordt het kabinet tot spoed gemaand: doe wat je kunt om die werkloosheid te bestrijden. Wij weten allemaal dat het kabinet geen knop heeft om aan die werkloosheid te draaien, maar wat wij kunnen, moeten wij doen. Dat gaan wij dus ook doen.

Ik ben het dus ook zeer eens met de heer Van Weyenberg als hij zegt dat er aandacht moet zijn voor de jongeren. Wij moeten verder kunnen. Wij moeten voorkomen dat er een verloren generatie ontstaat. Dat is wat mij ten diepste motiveert. Wij moeten ervoor zorgen dat jongeren de goede opleiding kiezen, dat zij in die opleiding de goede keuzes maken. Gisteren was ik de hele dag in Groningen. Daar voel je enorm het probleem van de gebrekkige aansluiting tussen wat jongeren kiezen en waar de banen zijn. De verenigde werkgevers zeggen tegen mij: het is goed dat dat Techniekpact er is, maar maak vaart, want bij de minste groei hebben wij moeite om goeie mensen te vinden. Daar ligt een kans voor de jongeren, maar ook voor mensen die elders hun werk verliezen, die vaak gewend zijn om met hun handen te werken, die met een beetje hulp een technisch vak kunnen uitoefenen. Zij moeten dan wel bereid zijn om daarvoor in te leveren en om misschien wel te verhuizen en eerst met minder salaris genoegen te nemen. Misschien moeten ze naar school om dingen bij te leren, maar dan kunnen zij wel hun brood verdienen. Dat is volgens mij wat wij moeten doen in een lastige tijd als de onze.

Zeker, de maatregelen voor de langere termijn mogen we niet uit het oog verliezen. We moeten heel scherp kijken naar wat Nederland nodig heeft om te kunnen concurreren en hoe we in de toekomst ons brood kunnen verdienen. Daarom zijn die hervormingen wel degelijk net zo belangrijk als wat we nu doen aan de huidige crisis. Daarom ben ik ongelooflijk blij dat daar nu steun voor is bij werkgevers en werknemers. We moeten veranderen, we hebben een andere arbeidsmarkt nodig, en dan niet eentje waarbij de kosten altijd omlaag gaan, want Nederland moet het niet hebben van concurrentie op zo laag mogelijk lonen. Maar wel een die draait om mensen die flexibel zijn, mensen die van werk kunnen veranderen en ook bij een snel veranderende economie in staat zijn hun brood te verdienen.

De heer Van Weyenberg (D66):

Een van de hervormingen gaat over het pensioensparen. Wij hebben net een petitie van de heer Heerts mogen ontvangen, die met gezwollen stem voor een grote groep FNV'ers zei dat het afbraakbeleid van Rutte II met de pensioenen van tafel moet. Tegelijkertijd staat de handtekening van de FNV onder het sociaal akkoord. Hoe moet ik die twee dingen met elkaar rijmen?

Minister Asscher:

Ik heb de heer Heerts de afgelopen periode best goed leren kennen in al die onderhandelingen die zogenaamd niet plaatsvonden, maar die in werkelijkheid natuurlijk heel intensief waren. Hij staat voor zijn woord en zijn handtekening. Dat wil niet zeggen – dat geldt misschien net zo goed voor u – dat hij alle onderdelen van het sociaal akkoord even mooi vindt, maar ik ben ervan overtuigd dat de FNV goed is voor haar handtekening en voor haar steun van het sociaal akkoord. Dat zijn wij ook.

De heer Van Weyenberg (D66):

Voor de goede orde: die handtekening van Ton Heerts staat eronder, niet die van mij. In dat verband lazen we dat de sociale partners de beperking van het Witteveen-kader fors terug willen schroeven, wat ze denken te betalen uit de vut-premie en de belastingvrijval daaruit. Ik kon dat niet plaatsen, de minister vast wel.

Minister Asscher:

Dat ga ik niet doen, want dan zou ik reageren op krantenberichten dan wel op petities die de heer Van Weyenberg heeft ontvangen. Daar doe ik hem niet echt een plezier mee, want we hebben nu een debat over de werkloosheid. Ik benadruk het belang van het sociaal akkoord, niet alleen voor de aanpak van de crisis op korte termijn, maar juist ook voor die langetermijnhervormingen. Ik bedoelde ook niet dat de heer Van Weyenberg zijn handtekening onder het akkoord had gezet, maar dat hij net als de vakbonden daarin goede en minder goede punten ziet. Dat hoort ook bij zo'n akkoord.

Ik noemde net als positief punt dat het uitzendwerk weer aantrekt. Dat is ook buitengewoon positief. Die flexibiliteit op onze arbeidsmarkt maakt ons sterk. Het feit dat mensen snel ergens aan de slag kunnen, kunnen uitproberen en daarna doorgroeien is een waarde van onze economie wat ons in staat stelt om, als het weer beter gaat, weer snel te groeien. Waarvan we het minder moeten hebben, is van flexbanen zonder perspectief: mensen die worden vervangen door flexkrachten, soms uit Oost-Europa. Werk dat nu door vaste krachten wordt gedaan, wordt telkens met het oog op de kosten vervangen door baantjes die nauwelijks het predicaat "flex" verdienen. Daarover hebben we heel vergaande afspraken gemaakt. Als je in Groningen gaat kijken naar wat er in de Eemshaven wel en niet goed gaat, dan motiveert dat extra om ook die voorstellen snel aan de Kamer voor te leggen. Dat kon wel eens een onderwerp zijn waar SP, PVV en D66 het over eens zijn. Het is namelijk een maatschappelijke misstand waarbij politisering niet aan de orde is. Daar moeten we nu wat aan gaan doen.

GroenLinks vroeg of we niet op een heel andere manier kunnen bezuinigen. Natuurlijk. In het AO van enige weken geleden heb ik al aangegeven dat dat debat moet worden gevoerd. De begrotingsbehandeling is daarvoor het meest voor de hand liggende moment. Maar zeker moeten we te allen tijde kijken naar de werkelijkheid en het effect van onze bezuinigingen. In die smalle marges waarin we moeten opereren moeten we de juiste keuzes maken. Dat voelt de heer Van Ojik net zo goed als ik. Ik geloof niet dat je dan moet zeggen: laten we het hele pakket nog eens doorrekenen. Dat is immers al gebeurd. We wachten nu op de nieuwe voorspelling van wat er in de economie gebeurt, maar we – misschien geldt dat niet primair voor mij, maar voor de heer Dijsselbloem – moeten met elkaar het debat hierover blijven voeren: als je al moet bezuinigen, welke bezuinigingen zou je dan moeten kiezen en wat zijn de effecten daarvan?

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Het gaat helaas niet alleen om het toekomstige pakket, want ook het huidige pakket slaat diepe gaten in de arbeidsmarkt. We lezen elke dag over – soms preventieve – ontslagen in de thuiszorg, om maar eens een voorbeeld te noemen. Als je dat allemaal bij elkaar optelt, gaat het om duizenden arbeidsplaatsen. Hetzelfde geldt voor de kinderopvang, et cetera. Zo systematisch als er is gekeken naar het effect van de bezuinigingen op de begroting, zo weinig is er gekeken naar het effect van die bezuinigingen op de werkgelegenheid. Ik heb een parallel getrokken met de collega van de minister, de minister van Financiën, die de financiële regie heeft, en ik heb de minister gevraagd om de sociale regie te nemen en om te kijken naar de werkgelegenheidseffecten van het bezuinigingspakket.

Minister Asscher:

Niet voor niets heb ik de sociale partners expliciet aangeboden om bijvoorbeeld voor de zorg een sectorplan te maken. Bijvoorbeeld in Groningen – dat voorbeeld herinner ik mij het best – is men bezorgd over de bezuinigingen, maar ook over de enorme vervangingsvraag die eraan zit te komen. De komende jaren gaan ongelooflijk veel werkers in de zorg met pensioen. Met andere woorden: we zullen moeten combineren. In de voorstellen die de heer Van Rijn aan de Kamer voorlegt, worden die bezuinigingen al enorm verzacht, zodat meer mensen aan het werk kunnen blijven. Dat kon gebeuren doordat werknemers bereid zijn om genoegen te nemen met minder loon. Dat is een prachtig voorbeeld van Nederlandse solidariteit tussen werkers in de zorg. Daar moet je het vervolgens echter niet bij laten. Het is zaak om ook daar te bekijken hoe je met sectorplannen de schaarste die straks ontstaat, kunt voorkomen en hoe je ervoor kunt zorgen dat het werk dat er is, gedaan wordt. Ook hiervoor geldt dus wat mij betreft: laten we daar niet in al te grote, algemene termen heel stoere dingen over zeggen, maar laten we bekijken hoe we mensen aan het werk kunnen houden en aan het werk kunnen krijgen.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Ik weet niet op wie of wat de minister doelt als hij zegt dat we ermee moeten ophouden om daar in zeer algemene termen stoere dingen over te zeggen. Ik heb het in ieder geval over zeer concrete situaties waarin het ook na de afzwakking van de bezuinigingen op de thuiszorg gaat om een bezuiniging van 40%. Daarbij zijn duizenden arbeidsplaatsen in het geding. Zou de minister samen met zijn collega's in het kabinet willen bekijken of een andere invulling van die bezuinigingen wellicht tot veel betere effecten op de werkgelegenheid zou kunnen leiden?

Minister Asscher:

Voor de goede orde: ik bedoelde niet om iets onaardigs te zeggen over de heer Van Ojik. Ik probeer een algemene rode draad te trekken: laten we met een enorm gevoel van urgentie geen seconde verliezen en laten we met maatwerk en gericht op de concrete banen van mensen ons beleid vormgeven. Laten we ervoor zorgen dat we daar ingrijpen waar dat iets oplevert. Wat de zorg betreft: we weten dat het helaas noodzakelijk is om de kosten terug te brengen. Eerlijk gezegd gaat het om het indammen van de enorme groei van die kosten, want zo fors brengen we de kosten niet terug. Van Rijn is bezig met een zeer ingewikkeld waagstuk en werkstuk. Daarbij speelt de werkgelegenheid wel degelijk een zeer grote rol. We proberen zeker om zo veel mogelijk mensen aan het werk te helpen – dat hoef ik hem niet te vertellen – maar we moeten de kosten ook laten afnemen. Ook dat zou je kunnen ontkennen, maar als die kosten verder blijven toenemen, weten we allemaal dat we daar weer een prijs voor moeten betalen op het punt van de sociale zekerheid, het onderwijs en andere dingen die we belangrijk vinden. Ik ben ervan overtuigd dat bij de behandeling van zijn voorstellen in de Kamer het punt van de werkgelegenheid volop terug zal komen. Ik zal daar van mijn kant, vanuit het kabinet, vanzelfsprekend ook op blijven letten.

Mevrouw Karabulut (SP):

Als die plannen doorgaan, gaan er 50.000 banen verloren. Dat zou ik de minister dus ontraden, maar ik heb eigenlijk een puntje van orde: luisteren we nu naar een algemene inleiding en komt de minister nog met een beantwoording van de afzonderlijke vragen van de afzonderlijke sprekers of is het anders?

Minister Asscher:

Vraagt u dat aan mij of aan de voorzitter?

Mevrouw Karabulut (SP):

Aan u.

Minister Asscher:

Ik probeerde hiermee te antwoorden op een concrete vraag van de heer Van Ojik.

Mevrouw Karabulut (SP):

Bent u nu de vragen van de verschillende sprekers aan het beantwoorden? Of moet ik deze vraag via de voorzitter stellen?

De voorzitter:

Natuurlijk, alles moet hier via de voorzitter. Dat is zo moeilijk voor u dat ik er altijd maar weer op moet wijzen.

Mevrouw Karabulut (SP):

Voorzitter. Ik was benieuwd naar de wijze waarop de minister zijn beantwoording doet. Komen straks alle sprekers aan bod?

De voorzitter:

Minister, kunt u aangeven of u in blokjes antwoordt of een verhaal houdt en daarin alle antwoorden hebt verwerkt?

Minister Asscher:

De laatste variant, mevrouw de voorzitter.

De voorzitter:

Mevrouw Karabulut, achteraf kunt u bepalen of al uw vragen aan de orde zijn geweest.

Minister Asscher:

Ik probeer in mijn betoog telkens aan te wijzen welke vraag van welke geachte afgevaardigde ik beantwoord. Ik reken erop dat u, voorzitter, in de gaten houdt of ik mensen tekort doe.

De voorzitter:

Men houdt dat heel goed zelf in de gaten. Daarvoor is de voorzitter gelukkig niet nodig. Gaat u verder.

Minister Asscher:

Dank u. Het is goed om aan te geven dat er voorbeelden zijn van sectoren die hiermee op een heel goede manier bezig zijn. Ik denk aan de grafische industrie, waar de teruggang in werkgelegenheid al enige tijd gaande is en waar men echt heeft gekozen voor het niet-loslaten van de werknemers. Er is niet gekozen voor de snelste en gemakkelijkste optie, die van mensen ontslaan, maar voor zoeken naar nieuw werk, voor begeleiden en voor het opleiden van mensen die helaas hun werk verliezen. Er zijn werkgeversnetwerken die kiezen voor van-werk-naar-werkopties. In West-Brabant slaagt men erin om heel grote groepen werknemers waarvan het werk op de ene plek ophoudt toch aan het werk te houden. Zij stromen niet in in de WW. Die mensen komen niet terug in de werkloosheidscijfers. Het zijn succesverhalen, die ook verteld moeten worden. Het verspreiden van die manier van werken voorkomt zeker niet alle pijn. Die aanpak heeft echter wel toekomst.

Er zijn vragen gesteld over reshoring, het vasthouden danwel terugbrengen van banen naar Nederland, bijvoorbeeld in de maakindustrie. Het betrof een vraag van de heer Heerma, ondersteund door mevrouw Hamer, en de heer Van Ojik. Mevrouw Karabulut merkt dat ik probeer om de adressanten erbij te noemen. De vraag was op welke manier de werkgelegenheid kan worden vastgehouden en kan worden teruggehaald.

De heer Van Ojik vraagt of dat met loonkostensubsidie kan worden gedaan, als generieke maatregel. Ik ben daar niet zo snel voorstander van. Wij moeten niet proberen te concurreren op loonkosten, maar op kwaliteit en toegevoegde waarde. Natuurlijk zijn de loonkosten een onderdeel van die totale mix van kosten in onze bedrijven, maar daarop moeten wij ons niet primair richten. Wij moeten zorgen voor een goed vestigingsklimaat, voor goede voorwaarden en voor een goed functionerende arbeidsmarkt.

In dat kader is het goed om te beseffen dat er een fantastische maakindustrie is en dat we iedere kans moeten grijpen om die vast te houden, te laten groeien en terug te halen. Nederland heeft op dat punt wel degelijk kansen. Ik noem Eemshaven als voorbeeld daarvan. In die haven was echt het gras aan het groeien. Nu is daar een enorme activiteit op gang gekomen. Er is meer dan 6 miljard geïnvesteerd. Er is een enorm energiecluster aan het ontstaan met wind, gascentrales en kolencentrales. Dat is natuurlijk enorm goed voor de economie. Dat is echt niet alleen werk voor hoogopgeleiden, maar voor heel veel mensen. Ik ben daarvoor. Het is ook een van de punten waarop ik optrek met minister Kamp, om te zien welke kansen er zijn en welke bijdragen de overheid daaraan kan leveren.

De heer Heerma (CDA):

De discussie over reshoring gaat verder dan alleen een generiek vestigingsklimaat. Ziet de minister dat er in andere landen, zoals Amerika en Duitsland, ook vanuit de overheid meer ingezet wordt op reshoring? Ziet hij het als opdracht om daaraan als Nederlandse regering ook meer te gaan doen en daarvoor actief beleid te gaan ontwikkelen? Ziet hij daartoe specifieke mogelijkheden in de Participatiewet?

Minister Asscher:

Zeker. Waar die mogelijkheden zijn, willen wij ze grijpen. We stellen ons goed op de hoogte van wat er in andere landen gebeurt, bijvoorbeeld hoe de Verenigde Staten zich daarin opstellen. Daar is met de schaliegasrevolutie een extra impuls om er industrie naartoe te halen. Nederland moet daar de ogen voor openhouden en bekijken wat zijn kansen zijn. Ik kan me goed voorstellen dat we daarover een keer uitgebreider komen te spreken; misschien in een debat met collega Kamp, die erg bezig is met het behoud van werkgelegenheid vanuit het vestigingsklimaat en het hier naartoe halen van investeringen.

De heer Heerma (CDA):

Ik snap vanzelfsprekend dat de minister van Economische Zaken hierin een rol heeft. Ik wil het echter vanuit de insteek van de werkgelegenheid bekijken en dus ook de koppeling met de Participatiewet erbij betrekken. Ik wil graag een reactie op de vraag of er vanuit de verantwoordelijkheid van het ministerie van Sociale Zaken kansen liggen als gevolg van de Participatiewet. Er wordt nog steeds aan die wet gewerkt. Ik wil niet pleiten voor een generieke loonkostensubsidie zoals GroenLinks dat doet, maar op kleine schaal zie je het al gebeuren.

Minister Asscher:

Zeker. Ik bied bij voorbaat mijn excuses aan, want er moet nu weer een Engels woord aan te pas komen. Niet alleen met "reshoring" maar ook bij "job carving" zijn er mogelijkheden.

De voorzitter:

Daar moet u even een definitie bij geven.

Minister Asscher:

"Job carving" zou letterlijk "baanbeeldhouwen" zijn. Dat betekent dat je op een goede manier de mogelijkheden bekijkt om werk waarvan we dachten dat het er niet meer was, toch weer hierheen te krijgen of hier te houden. Daarvan kunnen juist mensen gebruikmaken die op afstand staan van de arbeidsmarkt. En ja, dat moet wat mij betreft een van de dingen zijn waar we ons hard voor maken bij het uitwerken van de Participatiewet.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Het is misschien goed om een misverstand weg te nemen, zowel bij de minister als bij de collega van het CDA. Ik heb gepleit voor generieke maatregelen. Ik heb daarbij de mogelijkheid genoemd om loonkostensubsidies te geven; dat is in het verleden heel vaak gebeurd. Daar zijn helemaal niet zulke slechte resultaten mee geboekt, is mijn stelling. Dat het een generieke maatregel is, betekent niet dat iedereen die subsidie ook krijgt. Je kunt wel degelijk voor bepaalde groepen die het moeilijk hebben op de arbeidsmarkt werken met loonkostensubsidies. Dat is in het verleden bij de SPAK gebeurd, waardoor meer dan 60.000 mensen een baan hebben gevonden, zo blijkt uit eigen evaluaties van het ministerie.

Minister Asscher:

Ik dank de heer Van Ojik voor de opheldering van dit misverstand. Voor het instrument van de loonkostensubsidie wordt juist 470 miljoen extra aan gemeenten overgemaakt, die dat geld kunnen inzetten in het kader van de Participatiewet. Dat is bij uitstek ten behoeve van een groep die er baat bij heeft en niet op eigen kracht het minimumloon kan verdienen. Je kunt dat mogelijk maken met de op maat gesneden loonkostensubsidie. Dan kun je bepalen hoeveel loonkostensubsidie er voor iemand nodig is om in een gewoon bedrijf aan het werk te komen. Als u het daarover hebt, dan zeker! Dat is een generieke maatregel waarvoor wij kiezen. Wij hebben in het sociaal akkoord gesteld dat het een sociaal belang is om met collega's aan het werk te gaan. Het is ook een economisch belang, omdat je zo veel mogelijk mensen actief op de arbeidsmarkt wilt. Dat is de grondslag van de Participatiewet. Als gevolg van het sociaal akkoord kiezen wij ervoor om niet de loondispensatie te gebruiken, maar het instrument van de loonkostensubsidie. Dat misverstand is bij dezen tussen ons verdwenen.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Er zijn ook heel veel andere generieke maatregelen denkbaar. Ik heb er een aantal genoemd, zoals de tijdelijke arbeidsduurverkorting en deeltijd-WW. Ik heb de minister zelfs gesuggereerd om Asscherbanen te creëren. Met vergelijkbare banen van zijn voorgangers is in het verleden ervaring opgedaan. Er zijn dus heel veel mogelijkheden om generiek beleid te voeren als je daarvoor kiest.

Minister Asscher:

Mijn naam verbinden aan een project zal ons niet uit de crisis helpen, vrees ik. De enkele journalist die dacht dat mijn komst dat effect zou hebben, is er inmiddels aan gewend dat wij gewoon doorwerken. Problemen zijn niet zo eenvoudig op te lossen. Het staat de sociale partners vrij om met elkaar afspraken te maken over werktijdverkorting. In sommige sectoren gebeurt dat ook en dat vind ik prima. Bij de vraag in hoeverre wij dat met overheidsmiddelen, met belastingmiddelen, moeten cofinancieren, past echter wel enige terughoudendheid. Je moet er ontzettend mee oppassen dat het geld niet naar inactiviteit gaat, dat je geen ontslagronde van een bedrijf gaat financieren als daar geen werkgelegenheid tegenover staat. Wij moeten toch vaststellen dat wij voor een deel de rekening van die VUT hebben betaald. Die is door heel veel bedrijven gebruikt om mensen eruit te zetten. Voor die mensen was dat niet erg, want die hadden dankzij de overheid fatsoenlijke voorzieningen. Het heeft echt niet geleid tot meer werk of tot het vasthouden van werk.

Ik ben wel bereid – dat staat in de brief bij het sociaal akkoord – om in het kader van een goed plan voor een sector het bijvoorbeeld mogelijk te maken dat oudere werknemers wat minder gaan werken in ruil voor scholing en begeleiding van jongeren die wij met zijn allen aan het werk willen hebben. Dat moet wel een plan op maat zijn, dat zinnig, zuinig, effectief en efficiënt is. In dat geval kan dit soort instrumenten een rol spelen. Als je zo'n mogelijkheid voor iedereen opent, ben ik bang dat het heel veel geld kost. Ik vrees dat die mogelijkheid dan gebruikt zal worden door bedrijven die toch al van plan waren om afscheid te nemen van werknemers en die er een subsidie om afscheid te nemen in zien, zonder dat dit banen oplevert voor de mensen die die nu het hardste nodig hebben. Dus waar het echt helpt, kunnen wij dat instrument gebruiken. Dan moet het wel gaan om maatwerk op grond van een plan waarin wordt bewezen dat het banen oplevert.

Mevrouw Karabulut (SP):

Dat ben ik helemaal met de minister eens. VUT 2.0 noemen wij dat. Dat moet je gericht doen, daar waar het uittreden van een oudere direct plek vrijmaakt voor een jongere. In het sociaal akkoord dat staat dat waar daar sprake van is en waar er een goed plan is, tijdelijk ontheffing wordt verleend van de belasting van 52% die daar nu op staat. Is dat nu praktijk? Kan dat al worden uitgevoerd in de sectorplannen en, zo ja, geldt dan ook die belastingverlaging door de overheid?

Minister Asscher:

Hieraan is te zien dat wij daar geen taboes in kennen. Ik ben overigens ongelooflijk blij dat mevrouw Karabulut mijn antwoord op een vraag van de heer Van Ojik over een generieke VUT blijkt te steunen. Ik zeg dat ook om maar vast te stellen dat je in een debat soms verrassend nader tot elkaar komt. Ja, als in de sectorplannen duidelijk wordt dat het echt bijdraagt aan behoud van werkgelegenheid en dat het echt zorgt voor kansen voor jongeren, gaan wij niet bij voorbaat de fiscale boete voor mensen die eerder gedeeltelijk minder gaan werken als blokkade opwerpen. Voordat iemand zich rijk rekent, zeg ik nogmaals dat ik het wil zien in een plan waar investeringen inzitten van de bedrijven en de werknemers die leiden tot echte banen en kansen voor jongeren. In zo'n mix kan het.

Mevrouw Karabulut (SP):

Oké. Ik wil het even concreet maken. De minister zal die blokkade wegnemen als er een goed plan ligt.

Minister Asscher:

Ik hecht eraan mijn eigen samenvatting niet weer verder te laten samenvatten door een ander. Ik heb gezegd wat ik heb gezegd.

De voorzitter:

Gaat u verder, minister.

Minister Asscher:

Mevrouw Karabulut vroeg ook naar de sollicitatieplicht. Ook daar geldt dat je ervoor moet oppassen dat je niet dat belangrijke onderdeel – dat gaat niet alleen over de plicht voor het individu, maar ook over de betekenis die wij hechten aan de participatie van ouderen – zomaar opzij zet. Ik voel er niets voor om mee te gaan in het slachtoffergedoe dat iemand boven de 50 jaar niet meer hoeft te solliciteren. Dat is een volstrekt verkeerd signaal. Wij hebben die mensen keihard nodig, dus geldt voor hen ook gewoon een sollicitatieplicht. Ik kan mij wel voorstellen dat een werknemer die als onderdeel van zo'n plan, bijvoorbeeld voor de bouw, een aantal uren minder werkt, niet hoeft te solliciteren voor die paar uur. Dat is dan onderdeel van die afspraak. Nu roepen dat die sollicitatieplicht maar aan de kant moet worden gezet, is echt een volstrekt verkeerd signaal. Dat zal ons in de toekomst volgens mij alleen maar economische schade berokkenen.

De heer Klein (50PLUS):

De minister wil niet de sollicitatieplicht voor 50-plussers zomaar aan de kant schuiven. Ik kan dat wel begrijpen, maar aan de andere kant – daar gaat het veel meer om – moeten die mensen wel een kans hebben om aangenomen te worden voor werk. Daar zit natuurlijk het probleem. De vraag is hoe je ervoor kunt zorgen die 50-plusser daadwerkelijk die baan kan krijgen. Hij kan zich wel te pletter solliciteren, maar daar schiet niemand iets mee op. In tegendeel. Je krijgt het tegenovergestelde effect, namelijk dat mensen wellicht in de put belanden en uiteindelijk niet meer aan een baan komen.

Bovendien waarom zouden wij dan überhaupt nog doorgaan met de verhoging van de AOW-leeftijd? Ik vroeg mij dat net ook af, in reactie op het verhaal over fiscale mogelijkheden voor een pre-VUT-regeling. Verhoging van de AOW-leeftijd levert alleen maar op dat mensen langer aan het werk blijven, terwijl zij in feite plekken voor jongeren bezetten. Zou de minister beide punten niet moeten heroverwegen? Ten eerste denk ik aan een sollicitatieplicht met prudentie, ervoor zorgen dat die niet eeuwig doorgaat. Ten tweede denk ik aan het terugdraaien of mitigeren van de maatregelen zoals de AOW-verhoging, juist vanuit deze optiek.

Minister Asscher:

Zeker niet. Daarvoor geldt precies het antwoord dat ik net gaf. Het zou namelijk een verkeerd signaal zijn. Het zou slecht zijn voor de economie en het zou slecht zijn voor de overheidsfinanciën. Wij verhogen die pensioenleeftijd op een geleidelijke manier. Dat is ook keihard nodig voor de toekomst van Nederland, als je ziet wat de vergrijzing de komende jaren al voor ons betekent. De toename in de afgelopen jaren van de arbeidsdeelname van 60-plussers is juist een van de dingen die Nederland goed heeft gedaan. En met het sociaal akkoord hebben nu ook nog een heel nette overbruggingsregeling gecreëerd voor mensen die eerder met pensioen dachten te kunnen gaan of zijn gegaan. Het zou een volstrekt verkeerde maatregel zijn, die heel veel geld en economische activiteit kost, en die niet helpt voor de mensen die nu geen werk hebben.

Het is wel goed om te bekijken wat mensen nodig hebben. Ik zeg dit in antwoord op een vraag van de heer Klein. Het gaat niet altijd om het aantal brieven dat men schrijft, maar ook om de activiteiten die men onderneemt om een baan te vinden. Wij hebben met de decemberbrief ook weer mogelijkheden gecreëerd om juist 50-plussers weer in contact te brengen met werkgevers met werk, en ze niet te dwingen tot het schrijven van 100 sollicitatiebrieven, en zo hun kansen te vergroten door ze zich te laten presenteren aan werkgevers. Dat zijn precies de voorbeelden waarvan juist 50PLUS van de daken zou moeten schreeuwen dat zij goed zijn, want ze gaan in tegen de stigmatisering van ouderen, tegen het slachtofferschap van ouderen en ze helpen bij het vinden van een baan.

De heer Klein (50PLUS):

Van de daken schreeuwen, doe ik altijd met enige distantie. Ik vind wel dat de minister hier een punt heeft waar ik het helemaal mee eens ben: het op andere manieren invullen van de sollicitatieplicht. Je zou die ook moeten invullen door de wijze waarop mensen, 50-plussers, vrijwilligerswerk doen en arbeidservaring blijven opdoen. Ik steun de minister in dat ene onderdeel, dat het niet meer gaat over alleen het schrijven van brieven.

Mevrouw Karabulut (SP):

Ik wil even een misverstand wegnemen. Ik heb niet gepleit, en dat doe ik ook niet, om de sollicitatieplicht van tafel te halen. Iedereen die kan werken, moet, als die baan er is, die baan ook nemen. Ik pleit wel voor het introduceren van maatwerk. Wij hebben 650.000 werklozen en nog niet eens 100.000 vacatures. Er is een gigantisch tekort en er zijn mensen – ik heb het dan niet per se over ouderen – die om wat voor reden dan ook, die baan niet zullen krijgen. Het kan zijn dat in de desbetreffende sector geen banen zijn of het kan zijn dat deze mensen er niet voor gekwalificeerd zijn. Je weet dan dat de standaardprocedures van zoveel keer per week solliciteren of een brief schrijven, gewoon niet werken en frustreren. Het frustreert de werkloze en het frustreert ook de bedrijven zelf, die te kampen hebben met administratieve lasten.

De voorzitter:

U moet echt een vraag stellen.

Mevrouw Karabulut (SP):

Dat is mijn vraag aan de minister. Ik wil maatwerk introduceren, kijkend naar de kwalificaties en kijkend naar de mogelijkheden tot het vinden van een baan. Dat moet het UWV natuurlijk ook beoordelen.

Minister Asscher:

In de eerste plaats zeg ik dank aan de heer Klein voor het feit dat hij steun uitspreekt voor in ieder geval onderdelen van het beleid dat wij uitvoeren om mensen van boven de 50 jaar aan het werk te houden. In dit huis staat dat voor mij gelijk aan het van de daken schreeuwen. Meer zou ik nooit van hem verwachten.

In de tweede plaats hoor ik mevrouw Karabulut heel goed zeggen dat de sollicitatieplicht moet blijven, maar dat het UWV ruimte moet krijgen in de manier waarop zij die toepast. Die ruimte heb ik net al geschetst. Het hoeft niet altijd met brieven. Er kan meer voor gebeuren. Ik wil daar nog wel iets aan toevoegen. Bijvoorbeeld als er ruimte komt in de techniek – een onderwerp waar ik eerder met de heer Van Weyenberg over heb gesproken – moet het ook mogelijk zijn dat mensen die opleiding weer gaan volgen en zo meer kans krijgen op een baan. Je moet mensen niet dwingen zich 100% beschikbaar te houden voor de arbeidsmarkt als zij met een opleiding de kans op werk enorm vergroten. Zolang wij met elkaar vaststellen dat iedereen gewoon moet werken voor zijn geld en dat mensen zonder baan moeten solliciteren, vind ik het ook fair om het UWV ruimte te geven om die sollicitatieplicht op een goede manier in te zetten, zodat de kans op werk zo groot mogelijk is.

Mevrouw Karabulut (SP):

Daar ben ik blij mee. Betekent dit dan ook dat de standaard van één keer per week solliciteren of een brief schrijven niet per se toegepast hoeft te worden indien dat niet aantoonbaar bijdraagt aan het aan het werk krijgen van de desbetreffende sollicitant? Heeft het UVW die vrijheid?

Minister Asscher:

Voor de zekerheid herhaal ik wat ik tegen de heer Klein zei. Het UWV heeft uitvoeringsbeleid voor de invulling van de sollicitatieplicht. Het is nu al mogelijk dat het UWV vaststelt dat iemand niet vier sollicitatiebrieven per week hoeft te sturen, maar sollicitatieactiviteiten onderneemt die vormvrij zijn. Het kan gaan om een andere manier om je kans op werk te vergroten, zoals het bezoeken van een bijeenkomst waar werkgevers zich voorstellen. Wat u vraagt, kan maar wij moeten wel streng zijn in die plicht. Het verleden heeft ons helaas geleerd dat als je het te vormvrij maakt en als je te weinig eisen stelt aan mensen – de goeden natuurlijk niet te na gesproken – er ook mensen zijn die te lang inactief zijn en daardoor hun kansen op werk zien afnemen. We weten allemaal dat je zo snel mogelijk weer betaald werk moet krijgen. Er is een ander onderdeel van het sociaal akkoord dat ik heel goed vind. Sociale partners hebben ermee ingestemd dat de plicht om passende arbeid te aanvaarden al na zes maanden ingaat en dat het begrip "passende arbeid" ruimer opgevat moet worden dan tot nu toe. Dat is niet om mensen te plagen, maar om ervoor te zorgen dat mensen meteen na de klap van de werkloosheid aan de slag gaan om weer werk te vinden.

De heer Van Weyenberg (D66):

Ik sluit mij graag aan bij die oproep om de VUT niet opnieuw in te voeren. Dat lijkt mij heel verstandig. Die regeling heeft niet gewerkt en ouderen willen een baan en niet achter de geraniums zitten. De minister zei dat het in het kader van de sectorplannen wel mogelijk is dat je een paar uur minder gaat werken. Ik begrijp toch goed dat de financiering dan komt uit de van werk-naar-werktrajecten en dat er geen beroep op de WW wordt gedaan?

Minister Asscher:

De financiering komt uit het daarvoor bestemde budget. Het moet onderdeel zijn van een plan dat voldoet aan de eisen. We moeten overigens niet te veel ons repertoire herhalen. Het plan moet echt helpen. Het moet banen opleveren. Jongeren moeten ervan meeprofiteren. Het moet ook gebaseerd zijn op een echte analyse van wat er aan de hand is in de sectoren bouw, metaal, transport of zorg.

De heer Van Weyenberg (D66):

Ik vroeg expliciet of dit niet uit de WW-gelden wordt gefinancierd.

Minister Asscher:

Nee.

Ik kom bij de vraag van de heer Heerma. Hij stelt deze vraag met een zekere regelmaat en die heb ik dus ook met een zekere regelmaat beantwoord. Ik hoop dit nu niet minder geïnspireerd te doen. De heer Heerma zegt dat het kabinet door rekening te houden met mensen aan de onderkant van de arbeidsmarkt, een slecht beleid voert. Dat zou je toch niet moeten willen. Daarover verschillen wij nu eenmaal van mening. Wij zien dat in deze crisis met name mensen met lage inkomens de dupe zijn. Dat is altijd zo, omdat zij nu eenmaal minder vet hebben en omdat zij ook geraakt worden door de bezuinigingen van de overheid. Dit kabinet kiest er expliciet voor om die mensen zo veel mogelijk te ontzien. Dan is er altijd discussie mogelijk over de vraag of zij genoeg worden ontzien. Mevrouw Karabulut zal niet nalaten, ons bij die discussie te helpen. Maar het is wel een keuze en die moeten wij oprecht maken als je ziet hoe veel wij nu al van mensen vragen.

De heer Heerma (CDA):

In de kabinetsplannen wordt juist in veel gevallen het verschil tussen een uitkering en het minimumloon vergroot indachtig het adagium van werk boven uitkering. Daar ben ik het mee eens. Vervolgens, als mensen iets meer gaan verdienen, geldt het principe dat werk moet lonen minder. De marginale druk op een modaal inkomen van € 30.000 stijgt enorm. Ik zie dat op het startpunt van werk boven inkomen wordt ingezet. De minister is toch met ons van mening dat als je echt werk wilt creëren, dat werk meer moet lonen en dat die enorme marginale druk rond het modale inkomen niet wenselijk is?

Minister Asscher:

Toevoegingen zoals "echt werk" moeten helpen om het punt dat de heer Heerma eerder maakt te onderstrepen. Laten we niet vergeten dat het regeerakkoord per saldo voor meer werk zorgt. Wij doen meer aan de arbeidskorting. Wij hervormen de kindregelingen. Wij maken werk meer lonend. Dat zijn allemaal dingen die ertoe bijdragen dat er meer werk ontstaat en dat je dat in die voorspellingen ziet terugkomen. Maar daarnaast – niet daarboven en ook niet daaronder – maken wij de keuze om ervoor te zorgen dat de mensen die het het allermoeilijkst hebben, een klein beetje hulp krijgen om de moeilijke crisistijd door te komen. Dat is een bewuste keuze. Die hangt ook samen met de sociale samenhang van de samenleving. Die hangt ook samen met een Nederlandse traditie, die het CDA mede heeft vormgegeven. Je doet de werkelijkheid geweld aan als je altijd het een tegen het ander afzet in de zin van: hulp aan de een kost de baan van een ander. Dan doe je ook tekort aan een traditie die ik koester.

De heer Heerma (CDA):

Nederland heeft inderdaad allang een systeem waarin de sterkste schouders de zwaarste lasten dragen. Wij hebben een enorm progressief belastingsysteem. Dus dat vindt dit kabinet niet uit. Maar ik wil het even hebben over de werkgelegenheidscijfers. Als ik mij niet vergis, was er in de eerste versie van het regeerakkoord geen structurele groei van werkgelegenheid. Die is na aanpassing het afgelopen najaar naar aanleiding van de discussie over de inkomensafhankelijke zorgpremie veranderd in een plusje. Die is wat verbeterd. Dat is ook toen in het debat besproken, maar nog steeds scoort dit kabinet enorm veel lager op structurele werkgelegenheid dan andere partijen in hun verkiezingsprogramma's in de verkiezingstijd. Erkent de minister dat de structurelewerkgelegenheidscijfers beter zouden zijn als er minder wordt gedaan aan nivellering? Wij voeren hier hele debatten met elkaar over werkgelegenheid, maar zou dat juist in deze tijd van crisis niet wenselijk zijn?

Minister Asscher:

Mijn betoog strekt er niet toe te beweren dat het kabinet-Rutte II de uitvinder is van de solidariteit. Absoluut niet. Het is wel iets wat wij koesteren en waar mogelijk in ere houden. Ik hoop oprecht dat daar in de Kamer brede steun voor is. De heer Heerma vraagt mij: kun je niet door minder te doen voor lage inkomens meer werk creëren? Zeker, als je de modellen volgt en de uitkeringen met 10%, 20% verlaagt, dan levert dat in die modellen werk op. Dat is zo, maar dat zijn nu juist de keuzes. Wij proberen een balans te vinden tussen mensen fatsoenlijk door de crisis heen helpen aan de ene kant, en werk creëren, werken aantrekkelijk maken en mensen die aan het werk gaan belonen aan de andere kant. De hervorming van de kindregelingen, waar wij nog over komen te spreken, is er bij uitstek op gericht om het aantrekkelijk te maken om weer aan het werk te gaan. Dat moeten wij willen met elkaar, maar dat moet niet altijd ten koste gaan van de mensen met de laagste inkomens.

Mevrouw Hamer vroeg mij om specifiek aandacht te besteden aan de werkloosheid onder migrantenjongeren. Over dat onderwerp hebben wij eerder met elkaar gesproken in het kader van de jeugdwerkloosheid. Die is zeer zorgelijk. Je ziet daar de samenloop van een lage opleiding en veel schooluitval. Die leidt tot hogere jeugdwerkloosheid. Om die reden is in de aanpak van de jeugdwerkloosheid bijzondere aandacht besteed aan jongeren die er in de statistieken uitspringen. Je ziet dat de jongeren op het mbo die wij via het programma School Ex proberen te duwen naar een goede opleiding die meer kansen biedt, heel vaak jongeren zijn uit de grote stad en ook heel vaak jongeren met een migrantenachtergrond. Wij voelen niet voor het formuleren van een apart beleid voor groep X of Y, maar het urgentiegevoel dat er echt iets met de jeugdwerkloosheid aan de hand is, leidt ertoe dat wij mevrouw Sterk, onze ambassadeur jeugdwerkloosheid, expliciet de opdracht hebben gegeven om aandacht te hebben voor die groep, ervoor te zorgen dat de mentaliteit goed is en mensen zich realiseren dat je je best moet doen om een baan te vinden, maar ook om eventuele belemmeringen op te ruimen die jongeren tegen kunnen komen. Die beide opdrachten heeft de ambassadeur jeugdwerkloosheid. Daarmee kan zij bijdragen aan het terugdringen van die werkloosheid.

De heer Bosma (PVV):

Die enorme problemen op de arbeidsmarkt van allerlei immigranten en allochtonen is het rechtstreekse gevolg van ons immigratiebeleid. Wij halen bijvoorbeeld allerlei Marokkaanse bruiden naar Nederland. 90% van die Marokkaanse bruiden heeft lagere school of minder. Die zijn dus per definitie onbruikbaar voor een diensteneconomie als de onze. Nu kan de minister wel weer allerlei targetgroups en weet ik veel wat op hen loslaten, maar is het niet veel handiger om de boel gewoon eens goed op slot te zetten bij de ingang en ervoor te zorgen dat er bijvoorbeeld geen migranten meer uit moslimlanden naar Nederland komen? Dat scheelt een hoop problemen en daarmee een hoop geld.

Minister Asscher:

De jongeren die we nu helaas in de statistieken zien, zijn jongeren die hier geboren en opgegroeid zijn en geen werk kunnen vinden. Het is voor Nederland en voor die jongeren veel beter als zij dat werk wel vinden, en daar richt ik mij op. Dat staat los van het restrictieve immigratiebeleid, dat dit kabinet ook voert.

De heer Bosma (PVV):

Dat restrictieve immigratiebeleid betekent dat hier inmiddels 600.000 mensen uit Oost-Europa werken. Een paar jaar geleden waren dat er nog 100.000. Het aantal is dus in drie jaar tijd geëxplodeerd. Nu tikken we de seconden af tot 1 januari 2014, want dan gaat de arbeidsmarkt open voor mensen uit Bulgarije en Roemenië. Daar wonen in totaal 30 miljoen mensen. De inkomensverschillen tussen Bulgarije en Roemenië aan de ene kant en Nederland aan de andere kant zijn enorm, dus we zullen heel, heel, heel …

De voorzitter:

Pardon, mijnheer Bosma, maar ik heb het idee dat u uw inbreng voor het volgende debat aan het …

De heer Bosma (PVV):

Ja, dan hoeft u niet af te hameren! Ik help u een beetje. Het gaat nu over de werkloosheid, …

De voorzitter:

Ik wil graag dat we ons beperken tot dit onderwerp.

De heer Bosma (PVV):

Ja, maar het gaat over de werkloosheid! Waarom stijgt de werkloosheid? Nou, dat is omdat mijnheer Asscher de grenzen openzet. Mijnheer Asscher zet op 1 januari helemaal de grenzen open, en dan komen er wagonladingen Bulgaren en Roemenen hiernaartoe. Waarom probeert hij niet eerst de problemen op te lossen van de mensen die we hier al hebben, in plaats van nog meer probleemgevallen hiernaartoe te halen?

Minister Asscher:

Ik wil heel serieus op die vraag ingaan, al weet ik dat die mij in het volgende debat ook zal worden gesteld, omdat ik het voor een deel met de heer Bosma eens ben. Het is onwenselijk als we als gevolg van de arbeidsmigratie een concurrentie op arbeidsvoorwaarden krijgen die we niet in Nederland willen. Dat gebeurt als mensen onder het minimumloon of onder het cao-loon gaan werken en er naar allerlei instructies gezocht wordt zodat men kosten kan besparen, maar hier in werkelijkheid arbeidskrachten uit andere stukken van Europa onder de prijs werken. Dat maakt het moeilijker voor Nederlandse werkzoekenden om met eerlijke concurrentie hun brood te verdienen. Het maakt het ook moeilijker voor nette bedrijven, die gewoon volgens de regels willen handelen. Dat is ook de reden waarom ik de Kamer op 11 april, de dag van het sociaal akkoord, een aanpak schijnconstructies heb gestuurd, die heel vergaand is. Daar staat bijvoorbeeld de inleners- en opdrachtgeversaansprakelijkheid in, waarbij de opdrachtgever, vaak een multinational die een grote opdracht geeft, er zelf voor verantwoordelijk is dat niemand onder de prijs gaat werken, ook niet via een onderaannemer. Als we dat nu eens werkelijkheid maken, dan doen we er echt iets aan. Ik vind het dus zeker een onderdeel van onze aanpak van de crisis om de schijnconstructies en de oneerlijke concurrentie aan te pakken. Ook zonder dat probleem hebben we echter te maken met een oplopende jeugdwerkloosheid op alle opleidingsniveaus maar zeker op het mbo-niveau, en daar hebben we die aanpak jeugdwerkloosheid voor.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Ik kom nog even terug op het punt waar de minister was gebleven. Ik ben blij dat hij zegt dat het een aandachtspunt is van het kabinet, maar ik wil het beeld helder krijgen. Uit het debat met de heer Bosma zou namelijk het beeld kunnen ontstaan dat het allemaal gaat om allochtone jongeren met een lage opleiding. Mijn beeld is dat zeker allochtone meisjes een gigantische inhaalslag hebben gemaakt qua opleidingsniveau. Dat zeg ik ook tegen de heer Bosma. Bij die groep is opleiding dus niet per se de oorzaak, maar helaas komt die groep nu toch als eerste niet aan de bak. Klopt dat?

Minister Asscher:

Een combinatie van factoren speelt hierbij een rol. Het gaat wel degelijk om opleidingsniveau, als je over de hele linie kijkt. Het is natuurlijk waar dat er een inhaalslag is – dat is maar goed ook – maar gemiddeld is het opleidingsniveau van allochtone jongeren nog steeds lager dan dat van autochtone jongeren. De meisjes zetten echter inderdaad een goede stap vooruit. Desalniettemin zijn de werkloosheidscijfers in die groep hoger. Dat kan met twee dingen te maken hebben. Voor een deel heeft het te maken met vooroordelen. Staatssecretaris Klijnsma heeft daar een adviesaanvraag over ingediend bij de Sociaal-Economische Raad. Dat advies komt hier vanzelf terug. Voor een deel heeft het ook te maken met mentaliteit. Er zijn ook allochtonen, immigrantenjongeren, die niet met de goede mentaliteit gaan solliciteren of aan het werk gaan en dat misschien op school ook onvoldoende hebben meegekregen, en die daardoor minder kans hebben op de arbeidsmarkt. De opdracht aan de ambassadeur jeugdwerkloosheid is: verminder de jeugdwerkloosheid en bekijk expliciet waarom die groep migrantenjongeren in de statistieken aan de verkeerde kant bovenaan staat. Dat gaat over opleidingsniveau, schooluitval, vooroordelen, discriminatie en het gaat over mentaliteit.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Het is goed om dat te horen, maar ik vraag specifiek ook aandacht niet alleen voor de groep die niet wil, maar vooral ook voor de groep die wel wil en die steeds groter wordt. Mijn beeld daarvan is dat de meisjes daarin zeer vooroplopen. Wij krijgen veel berichten dat zij heel graag aan de slag willen. Ik doe graag een extra beroep op de minister dat hij aandacht aan hen schenkt.

Minister Asscher:

Zeker, je ziet dat veel van die meisjes er last van hebben dat zij hebben gekozen voor een richting in het mbo waar eigenlijk weinig werk is. Zij hebben er bij uitstek baat bij dat wij die School Ex-programma's weer hebben opgestart. Zij hebben er bij uitstek baat bij dat er weer bekeken wordt wat hun kansen zijn met hun diploma en of het zinnig is om een niveau hoger door te leren of om hun studierichting iets te verleggen naar een plek waar meer werk is. Dat vind ik een bijzonder motiverend onderdeel van het aanpakken van de jeugdwerkloosheid, want gemotiveerde, talentvolle mensen moet je juist aan het werk hebben. Je moet hen niet de frustratie laten oplopen dat het telkens maar niet lukt. Die extra aandacht is er dus van het kabinet en van de ambassadeur jeugdwerkloosheid. Die ligt ook vast in de aanpak van de jeugdwerkloosheid.

De voorzitter:

Kunt u misschien aangeven hoelang u nog bezig bent met uw antwoord?

Minister Asscher:

Het is moeilijk te voorspellen, want het heeft erg te maken met de interactie met de Kamer.

De voorzitter:

Exclusief interrupties!

Minister Asscher:

Drie minuten.

De voorzitter:

Ik stel de Kamerleden voor dat zij de minister de kans geven om zijn verhaal af te maken. Zij kunnen dan aan het einde aangeven of hij misschien iets vergeten is. Dan kunnen zij nog een vraag stellen.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Voorzitter, van mijn vragen is nog helemaal niets beantwoord. Als ik helemaal niet kan interrumperen, moet het wel een briljant betoog worden. Ik zou willen vragen of ik, als ik tussentijds een interruptie wil plegen, wat ik nog helemaal niet heb gedaan, dat toch mag doen.

De voorzitter:

Dat vind ik een redelijk verzoek. Ik neem aan dat de minister zijn betoog drie minuten lang gaat richten op de vragen van mevrouw Schouten.

Minister Asscher:

Zo is het maar net, mevrouw de voorzitter!

Mevrouw Schouten vroeg namens de ChristenUnie of mensen met behoud van hun uitkering tijdelijk aan het werk kunnen, bijvoorbeeld bij bedrijven met innovatieve ideeën. Het UWV en de gemeenten beschikken ook nu al over het instrument van de proefplaatsing. Voor het UWV is dit zelfs vastgelegd in de wet. Proefplaatsing is een re-integratie-instrument waarmee werkzoekenden hun kans op werkervaring kunnen vergroten, precies zoals mevrouw Schouten schetste. Daardoor is het ook mogelijk voor werkgevers om tijdens een aantal maanden, maximaal zes, te bekijken of de werknemer geschikt is voor de functie. Zo kunnen prachtige koppelingen ontstaan op de arbeidsmarkt, want ik ben het met mevrouw Schouten eens dat die onder de huidige omstandigheden soms niet vanzelf gebeuren.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Ik had dit antwoord verwacht. De proefplaatsing voldoet juist niet helemaal aan onze vraag. Een proefplaatsing is er namelijk alleen als je daarna ook aangeeft dat er zicht is op een daadwerkelijke plaatsing. Dat is een voorwaarde voor de proefplaatsing. Je bekijkt dan met dat bedrijf of het goed is. Ons gaat het erom dat dit juist belemmerend kan zijn voor werkgevers, omdat zij die garantie juist in deze tijden niet altijd kunnen geven. De kans erop neemt echter wel toe als zij gewoon met gemotiveerde werknemers aan de slag kunnen om dat innovatieve idee van de grond te krijgen, ook als dat in beginsel niet meteen tot een garantie moet leiden dat het tot een plaatsing leidt. Dat is het verschil met de proefplaatsing. Ik vraag de minister of hij dat ook mogelijk kan maken.

Minister Asscher:

In mijn ogen moet een werkgever geen garantie geven voor een plaatsing. Het is tenslotte een proefplaatsing. Hij kan er dus ook van afzien. Er wordt wel bekeken of er een kans is op een plaatsing. Daar hecht ik ook aan, want om mensen tot een halfjaar gesubsidieerd ergens te laten werken waar die kans er niet is, leidt alleen tot meer frustratie en inefficiënt gebruik van overheidsmiddelen. Er wordt bij voorbaat geen garantie gevraagd. Er wordt gekeken naar een reële kans. Daarop wordt echt goed getoetst. Dat lijkt mij ook terecht. Dan is het de moeite om iemand met onze publieke middelen in staat te stellen zo'n proefplaatsing te doen. Ik heb de indruk dat de opvattingen van mevrouw Schouten en mij op dit punt veel dichter bij elkaar liggen dan je zou kunnen afleiden uit dit interruptiedebat.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Kan de minister aangeven hoe vaak sprake is van een proefplaatsing? Ik heb juist de indruk dat dit instrument heel marginaal wordt gebruikt, terwijl veel werkgevers graag gemotiveerd personeel hebben. Nu zien ze soms tegen de kosten op. Dat kan in het begin een probleem zijn. Ik heb ook de indruk dat de kredietverlening niet loopt. Er is sprake van een win-winsituatie, maar dan zou ik wel graag van de minister willen weten hoe vaak dit voorkomt en of dit middel nu al fors wordt ingezet. Als dit niet het geval is, wil hij dan op dit punt meer actie ondernemen?

Minister Asscher:

Ik ben een groot voorstander van win-winsituaties. Ik moet mevrouw Schouten het antwoord schuldig blijven op de vraag hoeveel het er nu zijn. Dat weet ik simpelweg niet uit het hoofd. Ik wil het wel uitzoeken. Als er mogelijkheden zijn om er binnen het huidige instrumentarium meer gebruik van te maken of er meer bekendheid aan te geven en als dat in deze tijd kan helpen om voor meer mensen een plek te realiseren, dan ben ik daar een groot voorstander van. Met die blik zal ik de feiten opzoeken en de Kamer daar nader over berichten. Maar ik heb het antwoord nu niet paraat.

De SP vroeg hoeveel banen het Techniekpact zal opleveren. De reden voor het Techniekpact is niet zozeer dat het allemaal banen oplevert. Er zijn straks vacatures waar te weinig mensen voor zijn. Het Techniekpact kan ervoor zorgen dat onze maakindustrie, onze technische industrie kan blijven groeien en exporteren. Zo kan deze industrie zorgen voor welvaart in Nederland en dus voor werkgelegenheid. Het lost vooral de kwalitatieve en kwantitatieve mismatch op tussen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt voor technici. Ik benadruk dat het niet alleen gaat om technici met een universitaire of post-universitaire opleiding, maar ook om mbo'ers. Daar is ook heel veel werk voor in dit soort sectoren. Het is moeilijk om te zeggen hoeveel banen het oplevert. Het is echter ongelofelijk van belang voor het invullen van de vacatures die er de komende jaren zullen ontstaan en dus ook voor de groeimogelijkheden van de Nederlandse economie.

Mevrouw Karabulut (SP):

Voorzitter …

De voorzitter:

Mevrouw Karabulut, ik had met u allen afgesproken dat we de minister laten verdergaan met zijn betoog. Alleen mevrouw Schouten heeft de ruimte gekregen om nog een vraag te stellen.

Gaat u verder, minister.

Minister Asscher:

De heer Van Weyenberg kwam terug op de discussie over de instrumenten voor de bestrijding van jeugdwerkloosheid. Hij vroeg of er niet een garantie van rijkszijde zou moeten worden verstrekt. Mijn antwoord is kort, niet om de heer Van Weyenberg tekort te doen, maar vanwege het feit dat we hier al een derde keer over spreken.

De voorzitter:

Ik zie mevrouw Van Nieuwenhuizen bij de interruptiemicrofoon staan. Bij voorkeur onderbreek ik een bewindspersoon niet halverwege zijn zin. Ik laat hem dus gewoon zijn stukje afmaken. Geduld is een schone zaak in dit huis; dat geldt voor iedereen. Ik laat de minister dus even zijn verhaal afmaken, mevrouw Van Nieuwenhuizen.

Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD):

Ik had nog een vraag over het vorige punt, maar goed …

De voorzitter:

Gaat u verder, minister.

Minister Asscher:

Mevrouw de voorzitter, u merkte dat ik mijn adem al begon in te houden bij de komst van mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga. Ik zal nu toch die zin, die anders maar in de lucht blijft hangen, afmaken.

Werken en leren staat juist centraal in het specifieke regime voor jongeren in de Wet werk en bijstand. Gemeenten mogen jongeren niet links laten liggen, integendeel. Iedere jongere die recht op bijstand heeft, kan aanspraak maken op ondersteuning op maat van de gemeente. Er worden bijvoorbeeld startersbeurzen georganiseerd, niet alleen in Tilburg, maar ook in Groningen en in Almere en allerlei andere plaatsen in ons land. Er wordt gekozen voor een invulling die past bij de gemeente waar die jongeren wonen. Die gemeenten zorgen ervoor dat het aanbod er ook komt. Het is niet nodig dat wij vanuit onze positie voorschrijven hoe dat moet, als er maar wat gebeurt.

De voorzitter:

Mevrouw Van Nieuwenhuizen heeft een vraag. Omdat zij nog geen enkele vraag heeft gesteld, geef ik haar de kans.

Gaat uw gang, mevrouw Van Nieuwenhuizen.

Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD):

Precies. Daarom was ik net zo brutaal om alvast naar voren te lopen. Excuses daarvoor. Ik heb een vraag over het Techniekpact. Ik had de minister al bevraagd op dit onderwerp. Ik kom daar nog even op terug. We hebben vastgesteld dat het langzamerhand steeds meer vruchten afwerpt dat ouders en kinderen ook worden voorgelicht over de arbeidsmarktperspectieven van technische beroepen. De instroom en gelukkig ook de succesvolle uitstroom van die scholen gaat dus omhoog. Vervolgens lopen we echter tegen het probleem aan dat meer dan de helft niet direct instroomt in een technisch beroep, maar iets anders gaat doen. Heeft de minister intussen in beeld hoe het komt dat het maar voor de helft lukt? Wat gaat de minister doen om ervoor te zorgen dat we niet de helft van de investeringen in dat toch dure technische onderwijs feitelijk voor niets doen?

Minister Asscher:

U zei "kies je voor tech, dan ga je niet weg", of iets met die strekking.

Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD):

Once you go tech, you never go back.

Minister Asscher:

Ik probeerde het omwille van de voorzitter provisorisch te vertalen. Mevrouw Bussemaker heeft aangekondigd dat zij een nadere analyse maakt van het patroon dat u beschrijft. Het Techniekpact is er mede op gericht om dat patroon te doorbreken, om ervoor te zorgen dat jongeren niet alleen voor een opleiding kiezen, maar deze ook afmaken en daadwerkelijk in de techniek gaan werken. Daar moeten we het Techniekpact ook op gaan beoordelen. Bussemaker blijft goed kijken naar wat er in de praktijk gebeurt en welke factoren daarbij een rol spelen, maar u hebt helemaal gelijk: het begint met op tijd motiveren om te kiezen voor een technische opleiding, maar vervolgens moet je ervoor zorgen dat je de investering ook rendabel maakt, dat jongeren hun diploma halen en aan het werk gaan in de techniek. Daar gaat het Techniekpact voor zorgen. Bussemaker blijft het oog open houden voor wat er precies in die opleidingen wel of niet goed gaat.

Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD):

Wil de minister dan zorgen voor een goede koppeling tussen het Techniekpact en die 35 plannen in de verschillende arbeidsmarktregio's, om dat aspect daar nadrukkelijk in mee te geven, zodat zij daar in hun plannen rekening mee houden? Dan wordt het Techniekpact niet een los pact bij alle andere plannen, maar daar een-op-een in verweven en dan worden deze zorgen daarin meegenomen.

Minister Asscher:

Zeer mee eens. In het Techniekpact zelf is ruime aandacht voor jeugdwerkloosheid. We zitten nog met het probleem van te weinig bbl-plekken in de techniek. In de aanpak jeugdwerkloosheid wordt expliciet gesproken over het belang van techniek. Daar liggen natuurlijk heel grote kansen. Het is iets waar Mirjam Sterk volop mee bezig is, maar ik zal er zeker voor zorgen dat de koppeling die er is, bewaakt blijft en ook gaat werken ten behoeve van de techniek. Daarmee heb ik mijn drie minuten gebruikt, dank u wel.

De voorzitter:

Heel hartelijk dank. Mijnheer Van Weyenberg heeft nog een aanvullende vraag.

De heer Van Weyenberg (D66):

Heel kort. De minister refereerde aan een toezegging aan mij dat iemand die nu werkloos is, extra gelegenheid krijgt om zich met behoud van uitkering om te scholen naar de zorg of de techniek. Ik heb nog de vraag of daarvoor nog iets concreet in de wetgeving of anderszins moet veranderen. Of is dit per heden een uitvoeringspraktijk die gemeenten en UWV kunnen hanteren? Als er iets moet veranderen, wanneer en hoe is hij dat dan van plan?

Minister Asscher:

Ik zal dat voor de zekerheid voor de tweede termijn even precies navragen.

Mevrouw Karabulut (SP):

De minister heeft geen afstand willen nemen van de extra 6 miljard bezuinigingen die ons vanuit Europa worden opgedrongen. Misschien kan hij de volgende vraag wel beantwoorden. Voelt hij zich gebonden aan de 3%-norm?

Minister Asscher:

Ik heb als antwoord gegeven dat wij in augustus de begroting maken. Onderdeel van de afspraken van het regeerakkoord is de begrotingsdoelstelling, die moet leiden tot een tekort onder 3%. Ik heb gezegd dat ik nu niet inga op de aanbeveling van de heer Rehn, hoe belangrijk hij ook is, omdat wij juist hebben afgesproken dat we dat in augustus doen. Dan hebben wij ook de meest recente voorspellingen bij de hand.

Mevrouw Karabulut (SP):

Ik begrijp dat de minister zich wel gebonden voelt aan de 3%-norm. Ik weet wel dat de minister een rasoptimist is, maar je kunt ook vervallen in naïviteit en alles voor je uit willen schuiven, maar dat betekent gewoon dat er extra miljarden bezuinigd worden en dat daarmee wel degelijk die bom onder het sociaal akkoord ligt. Ik had graag gezien dat de minister zich gaat inzetten om die te ontmantelen en die bezuinigingen juist van tafel te krijgen.

Minister Asscher:

In het sociaal akkoord zelf staat dat het kabinet maatregelen zal nemen als in verband met de saldodoelstelling 2014 de ramingen van het Centraal Planbureau daartoe aanleiding geven. Dat is een onderdeel dat is inbegrepen in het sociaal akkoord. Dat wil niet zeggen dat de bonden of de werkgevers die bezuinigingen moeten verzinnen of goedkeuren. Het betekent dat de regering regeert. Wij hebben de afspraak gemaakt dat wij die begroting in augustus maken. Niet in maart, niet in april en ook niet nu in mei; die maken wij in augustus.

De heer Bosma (PVV):

Even over hetzelfde onderwerp, met dank aan de heer Klein: Mister Euro, onze minister van Financiën, wist helemaal niets van de nieuwe eis van Brussel van 2,8%. Dat was helemaal nieuw voor hem. Onze vicepremier, wandelde die ook in een wolk van onwetendheid, of had hij wel een lijntje met Brussel?

Minister Asscher:

Ik heb het genoegen gesmaakt om iets te vroeg hier te arriveren en ik heb begrepen dat er een specifiek debat komt over de aanbeveling en de manier waarop de minister van Financiën daartegen aankijkt. Op de dag van de aanbeveling bevond ik mij in Groningen – ik heb dat al een paar keer gezegd – en dus niet hier in Den Haag in wat voor wolk dan ook. Ik kende de aanbeveling niet voordat ik hem las.

De heer Bosma (PVV):

Dat is interessant. Nu hebben wij nieuws, voorzitter. Zelfs de vicepremier wist helemaal van niets. De vicepremier schermt nu met een debat. Ik zag hem inderdaad even zitten bij de regeling van werkzaamheden. Hij liep ook even weg. Zijn eigen partij wil dat debat helemaal niet. De Partij van de Arbeid wil wel een debat over het niet doorgaan van het onderwerp Frans bij het eindexamen, maar over een bezuiniging van 6 miljard of 7 miljard wil de PvdA niet praten. Is het niet een beetje raar dat onze vicepremier, onze eigen vicepremier, "The Great White Hope" van de Partij van de Arbeid, niet eens weet van deze nieuwe eisen van onze vrienden in Brussel? Hij weet het helemaal niet. Hoe kan dat nu bij iets dat zo structureel is, wat het leven van miljoenen mensen gaat beïnvloeden en wat miljarden euro's een andere kant op gaat sturen? Hij weet het niet! Hoe kan dat nu?

Minister Asscher:

Ik ga niet over de vraag welke debatten de Partij van de Arbeid of welke partij dan ook wel of niet steunt. Ik dien de Kroon. Net als iedere andere lezer weet ik dingen pas op het moment dat ik ze weet.

De heer Klein (50PLUS):

Ik dank de minister voor zijn beantwoording. Hij is ingegaan op concrete maatregelen voor de invulling van die 300 miljoen. Wat ik echter miste, en daar had ik een vraag over gesteld, is hoe je het specifiek meetbaar kunt maken, ook voor 50-plussers. Het gaat erom, uiteraard als er goede plannen zijn vanuit de sectoren, met een deel van dat geld 50-plussers aan de slag te krijgen.

Minister Asscher:

Mijn excuses aan de heer Klein. Ik heb die vraag inderdaad niet expliciet beantwoord. Ik wil voor de zomer de regeling voor de sectorplannen aan de Kamer voorleggen. Daar moet de Kamer de verschillende elementen in terug zien komen. Het gaat dan om de punten die ik hier al een paar keer heb herhaald: de jongeren en de jeugdigen. Het gaat ook over de vraag wat je nu doet voor de arbeidsmarktpositie van 50-plussers. Ik ben van mening dat je daarvoor niet dezelfde dingen moet doen. Een ambassadeur voor de ouderen zou in dit geval juist het verkeerde signaal zijn. Het is een heel diverse groep, met heel verschillende kansen. De werkloosheid onder 50-plussers is ook lager dan die onder andere groepen, zoals de jongeren. Maar als zij eenmaal geen werk hebben, is het moeilijk om weer aan het werk te komen. Daarop moet het toegesneden zijn. In de plannen moet zichtbaar worden hoe je aan welke groep tegemoetkomt en hoe deze plannen bijdragen aan de arbeidsparticipatie waarover wij nu zorgen hebben. Ik ga dat niet op voorhand dicteren, maar in de regeling ziet de Kamer hopelijk voldoende elementen ervan om er vertrouwen in te hebben dat het ten goede komt aan die groep. Dat zal voor de zomer aan de Kamer moeten worden voorgelegd.

Mevrouw Karabulut (SP):

Voorzitter. Dit soort debatten wordt af en toe wel heel erg surrealistisch. Wat echt speelt en wat echt op tafel ligt, blijft eigenlijk onbesproken. De minister van Sociale Zaken fietst er eigenlijk een beetje handig omheen. Er is sprake van extra nieuwe bezuinigingen van 6 miljard, die de sociale partners – in ieder geval de vakbonden – niet wilden. Zij zeggen daarvan dat dit een bom is onder het sociaal akkoord. De minister van Sociale Zaken wil daarover nu niet spreken. Tegelijkertijd neemt hij geen afstand van de normen die leiden tot die extra bezuinigingen en dan weet je al dat dit ten koste gaat van banen, heel veel banen, en inkomens. Het leidt tot nog meer faillissementen. Daarover zullen wij zeker spreken, maar ik had toch van deze minister van Sociale Zaken van PvdA-huize – en ook van mevrouw Hamer zeg ik erbij – verwacht dat zij afstand zouden nemen van dit failliete neoliberale beleid. Want dat is wat het is en dat is ook wat het ons brengt: heel veel faillissement, in heel veel opzichten.

Als er gesproken wordt over het naar voren halen van 300 miljoen om de werkloosheid te bestrijden, dan staat dat in geen verhouding tot de 6 miljard die vervolgens bezuinigd gaat worden. Dan weet je dat al die inspanningen teniet worden gedaan. Vervolgens spreekt de minister nog over een techniekpact. Als ik hem echter vraag hoe veel banen dat gaat opleveren, weet de minister dat niet of kan hij dat niet aangeven. De minister wijst naar mevrouw Sterk, maar de vraag is wel wat de jeugdambassadeur gaat doen.

Tot slot dien ik een motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het aantal werkzoekenden en het aantal openstaande vacatures uit balans is geraakt;

constaterende dat werkzoekenden de verplichting hebben om minimaal één keer per week te solliciteren;

overwegende dat keer op keer afgewezen worden voor een baan, werkzoekenden frustreert;

overwegende dat werkgevers overspoeld worden met sollicitatiebrieven;

verzoekt de regering, het tijdelijk mogelijk te maken om maatwerk te leveren als het gaat om de sollicitatieplicht voor werkzoekenden en deze sollicitatieplicht af te zwakken wanneer het niet aantoonbaar de kansen op het vinden van betaald werk vergroot en hiertoe een voorstel naar de Kamer te zenden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Karabulut en Van Ojik. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 453 (29544).

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Voorzitter. Ik dank de minister voor de uitvoerige beantwoording van onze vragen. Wat je kunt, moet je doen, zei hij. Dat is de kern van zijn betoog over de bestrijding van de werkloosheid en wie zal dat met hem oneens zijn? Wat je kunt, daarover gaat echter dit debat, en daarover zullen nog veel debatten tussen Kamer en kabinet volgen.

Ik denk dat er meer kan dan wat dit kabinet doet. Slimmer investeren, minder en anders bezuinigen, meer inzetten op generieke maatregelen voor de arbeidsmarkt als je uit het verleden weet dat dit wellicht helpt, en – ik zei het in mijn eerste termijn – verder gaan, veel verder gaan met fiscale vergroening: arbeid goedkoper maken en dat financieren uit belastingen op milieuvervuiling. Ik heb goed geluisterd naar de antwoorden van de minister op mijn vragen op dit punt. Ik denk dat het kabinet systematischer zou moeten kijken naar wat de effecten zijn van dat hele grote bezuinigingspakket dat nu in uitvoering is en de effecten van dat bezuinigingspakket op de werkloosheid en op de werkgelegenheid. We kijken daarnaar, zegt de minister, dat komt aan de orde. Mijn stelling is dat dit onvoldoende gebeurt en ik pleit voor een meer systematische toetsing. Daarvoor dien ik graag de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat bezuinigingen onvermijdelijk leiden tot het verlies van banen;

van mening dat bij het maken van beleidskeuzes de gevolgen voor de werkgelegenheid een overweging horen te zijn;

verzoekt de regering, het voorliggende bezuinigingspakket te toetsen, zodat het negatieve effect op de werkgelegenheid geminimaliseerd kan worden, en de regie hierover bij de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid te leggen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Ojik. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 454 (29544).

De heer Heerma (CDA):

Voorzitter. Ik wil de minister bedanken voor zijn beantwoording van de vragen uit de eerste termijn. Ik vermoed dat wij niet voor de laatste keer met elkaar de discussie hebben gevoerd over de marginale druk en de nivellering. Mij moet toch van het hart dat ik wat moeite heb met het feit dat deze discussie altijd geplaatst wordt in het kader van solidariteit. Heel grote groepen ontzien kan immers alleen als je daarvoor ook de rekening bij heel grote groepen neerlegt. Dat zijn de middeninkomens en dat heeft negatieve effecten op de werkgelegenheid, nog los van het feit dat ook dat met rechtvaardigheid te maken heeft. Dat moeten we zien en erkennen, en wat ons betreft moeten we daar ook wat aan doen.

De heer Bosma van de PVV heeft in eerste termijn blijk gegeven van het feit dat hij zijn klassiekers kent door Fawlty Towers aan te halen. Ik moest daarbij denken aan een arbeidsmigrant uit Zuid-Europa in die serie die de Engelse taal niet zo machtig is. Daaraan denkend had ik wat moeite met het schrijven van mijn eigen motie. Daarbij kon ik namelijk die Engelse taal, hoewel ik dat graag had gewild, niet ontwijken. Ik vraag daarvoor begrip. Wat ik in mijn motie vraag, sluit aan bij initiatieven die er in Amerika al zijn. Ik kan daar alleen naar verwijzen als ik daar die Engelse woorden bij gebruik. Mijn excuus daarvoor.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de economische crisis voortduurt en de werkloosheid steeds verder oploopt;

van mening dat het voor onze economie en werkgelegenheid kansen biedt als bedrijven hun productie in Nederland houden (het voorkomen van offshoring) en productie uit andere landen terughalen (reshoring);

overwegende dat in andere landen al successen worden geboekt als het gaat om het voorkomen van offshoring en het inzetten op reshoring;

verzoekt de regering om actief beleid te ontwikkelen op dit terrein en de "total cost of ownership" inzichtelijker te maken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Heerma en Hamer. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 455 (29544).

De heer Bosma (PVV):

Wat een schokkende motie, over bedrijven naar Nederland laten komen. Gefeliciteerd. Ik wil ook dat het elke dag mooi weer is in Nederland. Hoe wil de heer Heerma dit bereiken? Wat gaan wij concreet doen?

De heer Heerma (CDA):

Ik heb hier in eerste termijn al over gesproken. Dank voor de kans om een aantal dingen daaruit te herhalen. Ik heb gezegd dat Participatiewet mogelijkheden biedt – dat gebeurt al op kleine schaal – om in plaats van productie af te stoten naar lagelonenlanden, de productie hier te laten doen door mensen met een beperking en afstand tot de arbeidsmarkt, gebruikmakend van middelen als loonsubsidie. Dat staat in de Participatiewet. Ik heb in eerste termijn ook gesproken over de "total cost of ownership". In Amerika zie je dat bedrijven die overwegen om productie af te stoten naar lagelonenlanden de "total cost of ownership" inzichtelijk maken. Die kosten hebben te maken met risico's in die andere landen, geen politiek stabiel systeem, kosten van transport en stijgende loonkosten, bijvoorbeeld in China. Ik refereer aan nieuws daarover van vandaag. Als zij daar inzicht in hebben, overwegen zij soms ineens om die productie niet af te stoten en juist in eigen land te houden. Volgens mij kan de regering meer doen op dit terrein. Ik heb Prins Dokkum uit Friesland daarbij aangehaald. Daar vraagt deze motie om. Volgens mij moet dat de heer Bosma ook aanspreken.

De voorzitter:

Mevrouw Karabulut, korte vraag graag.

Mevrouw Karabulut (SP):

Ja, die is heel kort. Gaat dat gepaard met overheidssubsidie?

De heer Heerma (CDA):

In het kader van de Participatiewet is er discussie over loondispensatie en loonsubsidie. Daar staat ook iets over in het sociaal akkoord. Dat gaat over werk waaraan de overheid een bijdrage levert, in het kader van de Participatiewet. De discussie over reshoring gaat natuurlijk over meer dan alleen die wet. Je ziet echter nu ook al dat er bedrijven zijn die ervoor kiezen – ik ben onlangs nog in een bedrijf geweest dat glaslatten produceert – om hun productie niet te verplaatsen naar een lagelonenland, maar te werken met Wajongers of met WSW'ers.

Mevrouw Karabulut (SP):

Hoe moet ik dat dan voor mij zien? Er moeten 70.000 banen verdwijnen, want er moet fors worden bezuinigd. Vervolgens wordt een aantal bedrijven wel gesubsidieerd, onder wat soberdere arbeidsomstandigheden voor mensen met een beperking zelf, om een deel van dat werk gesubsidieerd naar Nederland te halen. Zit het zo?

De heer Heerma (CDA):

Je ziet nu al dat er een beweging gaande is, op tal van manieren, om in plaats van naar de traditionele WSW, waar mevrouw Karabulut het over heeft, te kijken naar groepsdetachering en werken bij bedrijven. Die beweging is gaande. Ik weet dat wij over die wet verschil van mening hebben. Laten wij die discussie in het kader daarvan voeren. Ik zie echter kansen – er zijn voorbeelden uit andere landen – met dat echte werk. Er wordt hier altijd een discussie gevoerd over de vraag of dat geen verdringingseffect heeft. Het voorkomt echter dat bedrijven productie naar het buitenland verplaatsen, wat volgens mij juist een vorm van verdringing is.

Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD):

Ik heb ook nog een vraag over de motie. Reshoring of herindustrialisatie komt misschien een beetje in de richting. Ik vind het een heel loffelijk streven van de heer Heerma. Wij hebben nu het NFIA dat dit onder de vlag van het ministerie van Economische Zaken natuurlijk al doet. Men is al bezig om bedrijven terug te halen, dan wel nieuwe bedrijven naar Nederland te halen. Wat verwacht de heer Heerma eigenlijk aan extra inzet? Of wat doet het NFIA van het ministerie van EZ dan niet goed?

De heer Heerma (CDA):

Ik heb hierover zojuist ook in de eerste termijn met de minister van Sociale Zaken al van gedachten gewisseld. Hij verwees ook naar de minister van Economische Zaken. Juist van het ministerie dat staat voor werkgelegenheid en waaronder de Participatiewet ook valt, verwacht ik dat er meer kan worden gedaan. Daar waar het gaat om het meer inzichtelijk maken over de total cost of ownership kan ik mij ook voorstellen dat er nauw wordt samengewerkt met Economische Zaken. Wij zien dat in andere landen, bijvoorbeeld in de VS, al meer wordt gedaan. Volgens mij kan Nederland hierop ook meer inzetten.

Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD):

Dan is dus eigenlijk de strekking vooral dat er beter moet worden samengewerkt tussen EZ en SWZ?

De heer Heerma (CDA):

Nee, dat was niet mijn antwoord.

De heer Van Weyenberg (D66):

Voorzitter. Het is een genoegen dat de heer Bosma deelneemt aan deze debatten. Het wordt er in ieder geval weer een stuk gezelliger van, merk ik.

Dit kabinet wil een aantal investeringen naar voren halen maar hervormingen zijn uitgesteld. Dat blijf ik jammer vinden. Als het lukt om die sectorplannen al eerder te maken, lijkt mij dat winst. Daar heb ik dan ook helemaal geen bewaar tegen. Het lijkt mij prachtig. Ik ben in die zin hoopvol gestemd, nu de minister zo expliciet heeft gezegd dat plannen ook echt iets aan de jeugdwerkloosheid moeten doen. Ik kijk vol verwachting uit naar het toetsingskader dat hij daarvoor heeft aangekondigd.

Ik heb ook gezien dat de VVD-fractie toch expliciet toegaf dat hervormingen ook naar voren kunnen worden gehaald er als er zo meteen weer veel maatregelen nodig zijn. Ik ben heel nieuwsgierig naar de plannen die het kabinet waarvan de VVD deel uitmaakt daarover dan zal presenteren.

Net als mevrouw Hamer lijkt het mij toch goed om de minister ook na zijn beantwoording een klein zetje in de rug te geven als het gaat om de positie van werkloze jongeren met een migrantenachtergrond. Daarom hebben wij daarover samen een motie opgesteld, die mevrouw Hamer zo dadelijk zal indienen.

Ook bij de proefplaatsingen denk ik dat nog een wereld te winnen is. Ik had zelf recent mensen van Stichting Thallo op bezoek. Het is heel interessant hoe die met een tijdelijk project jongeren een kans op ervaring kan geven, wat hen ook echt helpt om aan de slag te komen. Daarom volgt zo meteen ook een motie hierover die wij hebben meeondertekend.

Tot slot een motie van mijzelf over het leerwerkaanbod. Ik begrijp dat de minister mij niet gaat toezeggen dat hij dat wil doen maar dan hoop ik dat hij in ieder geval wil zorgen dat wij er een beter beeld van krijgen hoeveel jongeren vier maanden in de bijstand zitten werkloos thuis zitten. Daarom de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het leerwerkaanbod geen onderdeel meer is van de Wet werk en bijstand;

verzoekt de regering, te onderzoeken hoeveel jongeren in de bijstand langer dan vier maanden thuis zitten zonder dat hun een stage-, werk- of leeraanbod is gedaan en de Kamer hierover spoedig te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Weyenberg en Schouten. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 456 (29544).

De heer Bosma (PVV):

Voorzitter. Hij wist het gewoon niet. Er komen nieuwe bevelen uit Brussel en onze vicepremier weet het gewoon niet. Het is nieuws voor hem. Dit kabinet moet de grondslag van een van de meest dramatische ingrepen in de economie van televisieverslaggevers horen. De bewindslieden weten het gewoon niet! Hun bazen in Brussel geven nieuwe bevelen, maar de uitvoerders in Den Haag weten het niet. 2,8% is het nieuwe bevel en men weet het niet. Televisieverslaggevers zetten minister Dijsselbloem een camera op zijn gezicht. "Wat? 2,8%? Ik weet van niets", zegt de minister. Het gaat om miljarden! Dit gaat de levens beïnvloeden van miljoenen mensen. We gaan weet ik veel wat doen. De hypotheekrente afschaffen, of de WW gaat eraan. Ze weten het niet eens. Ze hebben gewoon geen flauw idee! 2,8% is het nieuwe bevel uit Brusselen ze moeten het van RTL Nieuws horen.

Dat is wat er aan de hand is. Dat is Nederland als een soort provincie van de Europese superstaat. Ze weten het niet en moeten het van een televisieverslaggever horen. Dat is punt één.

Mijn tweede punt is het volgende. Waar vind je dit soort socialisten? Gisteren ging mijnheer Pierre Heijnen hier vertellen dat homo's hand in hand kunnen lopen door de Schilderswijk en dat daar niets aan de hand is. Homo's worden door moslims in elkaar geslagen in de Schilderswijk. Dat is wat er aan de hand is. Nu zegt mevrouw Hamer – zij wordt daarbij nagepraat door de minister – dat meisjes van allochtone afkomst aan een inhaalslag bezig zijn op de arbeidsmarkt. Dat is niet zo. Er is geen enkel cijfer dat daarop wijst. De arbeidsparticipatie onder allochtone meisjes is dramatisch laag en het wordt alleen maar erger.

Mijn derde punt. Ik erger me kapot aan al het gejeremieer over vooroordelen en discriminatie. Die zaken zouden onze allochtone broeders ervan weerhouden om volop te participeren op de arbeidsmarkt. Dat is onzin. Hou op met dit slachtoffergedoe, mijnheer de vicepremier. Mensen zijn verantwoordelijk voor hun eigen komen naar Nederland en voor hun eigen al dan niet welvaren op de arbeidsmarkt.

In Nederland zijn op dit moment 600.000 Oost-Europeanen. Vijf jaar geleden waren het er nog maar 100.000. De werkgelegenheid groeit dus inderdaad, mijnheer de vicepremier, maar zij groeit onder Oost-Europeanen. Het jaar 2014 wordt in de Nederlandse geschiedenis het grote rampjaar, want dan komen er wagonladingen Roemenen en Bulgaren naar Nederland. In die landen wonen 30 miljoen mensen. Zij zijn dramatisch veel armer dan Nederlanders, dus zij komen allemaal hierheen. Zij komen onze mensen wegconcurreren. Dat is wat er aan de hand is. Dat is waar de minister een antwoord op zou moeten vinden. Het enige antwoord luidt: de grenzen dicht voor deze mensen.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Misschien was de heer Bosma een beetje afgeleid toen ik interrumpeerde. Ik heb niet gezegd dat meer meisjes een baan krijgen, maar ik heb gezegd dat het opleidingsniveau van allochtone meisjes omhooggaat. Ik wil de heer Bosma best de cijfers daarover aanleveren. Deze meisjes voltooien dus hogere opleidingen. Zij volgen een mbo-opleiding, maar ook vaak een hbo-opleiding of een universitaire opleiding. Meisjes die hier geboren zijn, hier een goede opleiding hebben gevolgd en die opleiding hebben afgerond, hebben recht op een baan. Ik ben eigenlijk wel benieuwd of de heer Bosma het daarmee eens is. Vindt hij dat ook de PVV daarvoor moet opkomen?

De heer Bosma (PVV):

Absoluut, absoluut, maar het begint met een einde te maken aan de massa-immigratie, die een ramp is voor Nederland. 90% van de Marokkaanse importbruiden in Nederland hebben alleen de lagere school gedaan of nog minder. Het zijn functionele analfabeten. Deze mensen zijn totaal onbruikbaar voor de Nederlandse diensteneconomie, waar wij het van moeten hebben. De Partij van de Arbeid zou daaraan eens een einde moeten maken, maar dat doet zij niet. De Partij van de Arbeid maakt het dramatisch veel erger voor de Nederlanders voor wie zij zou moeten opkomen. 90% van de Somalische mannen is werkloos. Haal dus die mensen hier gewoon niet naartoe. We zetten de deuren open voor mensen uit Afghanistan, uit Somalië. 50.000 niet-westerse allochtonen komen naar Nederland. Het is een ramp voor Nederland en het is de schuld van de Partij van de Arbeid.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Voorzitter. Ik ben blij dat ik, door de woordenstroom van de heer Bosma heen, toch heb gehoord dat hij met mij van mening is dat allochtone meisjes die een goede opleiding hebben gevolgd, aan het werk zouden moeten kunnen komen.

Ik dank de minister voor zijn antwoorden. Wij hebben lang gedebatteerd. Het ging gelukkig toch ook veel over werkgelegenheid. Ik ben blij om te horen dat de minister voornemens is om de 300 miljoen naar voren te trekken en dat hij het vertrouwen heeft dat daarvoor snel sectorale plannen zullen worden gemaakt. Daarmee moeten wij namelijk volgens mij geen dag wachten.

In mijn eerste termijn heb ik gezegd dat het niet alleen gaat om sectorale plannen. Ik noemde schertsend het drietal Heerts, Wientjes en Jorritsma. Ik deed dat zeer bewust, omdat het volgens mij van groot belang is dat én gemeenten én sociale partners nu gezamenlijk op de regionale arbeidsmarkt met sectoren samen gaan investeren en banen gaan scheppen. Daarbij is het inderdaad van belang om te kijken naar die groepen die een extra steuntje in de rug kunnen gebruiken, groepen waaronder de werkloosheid harder oploopt, vandaar de volgende motie. Ik dien deze samen met de heer Van Weyenberg in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de jeugdwerkloosheid onder allochtone jongeren ongeveer twee keer zo hoog is als onder autochtone jongeren;

constaterende dat het vinden van een stage voor allochtone jongeren lastiger is dan voor autochtone jongeren;

overwegende dat het doorlopen van een stage van groot belang is om de schooluitval te verkleinen;

overwegende dat het hebben van een afgeronde opleiding de kansen op de arbeidsmarkt aanzienlijk vergroot;

overwegende dat het kabinet met sociale partners heeft afgesproken om extra inspanningen te plegen opdat jongeren hun weg vinden naar een stage, leerwerkbaan of baan;

overwegende dat daarbij is afgesproken dat bijzondere aandacht zal worden besteed aan jongeren met een niet-westerse achtergrond, gezien het feit dat zij relatief sterk worden getroffen door de werkloosheid;

verzoekt de regering om zichtbaar extra inspanningen te plegen opdat niet-westerse allochtone jongeren hun weg vinden naar een stage, leerwerkbaan of baan,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Hamer en Van Weyenberg. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 457 (29544).

Mevrouw Hamer (PvdA):

Wij hebben veel gesproken over het sociaal akkoord. Het is belangrijk dat dit akkoord er is. Ik ben blij dat de minister aangeeft dat de afspraken staan als een huis, om het zo maar te zeggen, en dat er onder dat huis geen bom ligt. Het is belangrijk om dat te constateren na alle commotie die er even was. Ik denk dat het zaak is, dit sociaal akkoord snel uit te voeren.

Verder heb ik de motie van de heer Heerma gesteund over het terughalen van bedrijven naar Nederland.

De heer Bosma (PVV):

Dit is weer zo'n zieligheidsverhaal van de Partij van de Arbeid over allochtonen. Die zijn heel zielig. Vandaag zijn ze zielig omdat ze veel moeilijker een stageplaats kunnen vinden. Dat staat tenminste in de motie van mevrouw Hamer. Waar blijkt dat uit? Stel dat dit zo is, van wie is dat dan de schuld?

Mevrouw Hamer (PvdA):

Dat blijkt uit de gegevens van opleidingen. De Kamer heeft eerder aan mevrouw Klijnsma gevraagd om een onderzoek naar de redenen daarvan. Over het algemeen is het zeker voor degenen met een goede opleiding een groot probleem dat het simpele feit van hun achternaam een reden is om niet in aanmerking te komen voor een stage of een baan. Dat zou niet mogen voorkomen.

De heer Bosma (PVV):

Deze minister heeft toen hij wethouder van Amsterdam was, zo'n beetje de hele stad volgezet met antidiscriminatiebureautjes, waar mensen de hele dag konden klagen over het feit dat ze gediscrimineerd werden. Ik neem aan dat daar rijen allochtonen voor de deur stonden om te klagen over de gruwelijke discriminatie bij stageplaatsen.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Ik geloof dat het daar behoorlijk druk is geweest, ja.

Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD):

Voorzitter. Ik dank de minister voor zijn beantwoording. Ik heb veel enthousiasme bij hem gevoeld om heel snel aan de slag te gaan met alle plannen die er moeten komen om de werkloosheid te bestrijden. Ik vraag mij wel af hoe hij de betrokkenheid van de Kamer bij de uitwerking van al die plannen precies voor zich ziet. Hoe en wanneer wordt de Kamer betrokken bij dit proces?

Ik heb overwogen om een motie in te dienen naar aanleiding van mijn inzet op het Techniekpact, de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt. Ik zie daarvan af omdat ik het antwoord van de minister afdoende vond. Hij zei namelijk dat hij zou bewaken dat het Techniekpact goed gezwaluwstaart wordt in al die plannen van die 35 arbeidsmarktregio's. Ik ben blij met deze toezegging. Ik zal de minister daar ook aan houden. Ik neem aan dat hij in de terugkoppeling over al die plannen zal laten zien hoe een en ander is vormgegeven.

De heer Klein (50PLUS):

Voorzitter. Ik dank de minister voor de reactie op de vragen en de opmerkingen. In een evenwichtig beleid voor de bestrijding van de werkloosheid hoort ook een specifieke positie van de 50-plusser. Niet zozeer vanwege het aantal werklozen, als wel vanwege het feit dat de 50-plusser vaak veel lastiger aan de slag komt en vanwege de sociale impact die werkloosheid voor de 50-plusser heeft. Wij zijn blij met de opmerking en de reactie van de minister dat de sollicitatieplicht voor de 50-plusser niet alleen maar door brieven hoeft te worden vervuld, maar dat het ook maatwerk kan zijn. Wij kunnen daarmee goed aan de slag. De regeling voor het bedrag van 300 miljoen wachten wij af. Het is overigens een cofinancieringsregeling, dus wij gaan veel meer genereren. Wij zijn benieuwd hoe in die plannen concreet de positie van de 50-plusser naar voren zal komen.

Dit is een debat over de werkloosheid en de bestrijding ervan en over de echte aanpak van het economisch herstel. Dat zijn grote woorden, die niet in dit debat thuis horen, denk ik. Wij maken echter wel duidelijke kanttekeningen bij het beleid van dit kabinet, zeker betreffende het vermijden van lastenverzwaringen voor de burgers, omdat dat nooit een bijdrage kan leveren aan het economisch herstel. 50PLUS heeft hiervoor al een motie gereed, die wij dinsdag in stemming willen brengen. De Kamer heeft dan de mogelijkheid nog een extra zetje te geven aan het economisch herstel. Ik zie op dit moment af van het indienen van een motie.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Voorzitter. In de eerste termijn heb ik betoogd dat het wegnemen van onzekerheid een van de factoren is waardoor er weer vertrouwen kan komen in de economie en bedrijven weer kunnen overwegen te gaan investeren. Ik constateer dat dit debat wel enige helderheid heeft gegeven, bijvoorbeeld over de ideeën voor de besteding van de 300 miljoen, maar ook veel vragen heeft opgeroepen, bijvoorbeeld ten aanzien van het sociaal akkoord. Ik zie twee coalitiepartners, die elk op een andere manier tegen het sociaal akkoord aankijken. Voor de ene partner staan de afspraken, voor de andere is onderhandelen mogelijk. Dit draagt niet bij aan de duidelijkheid die in het land gewenst is om de economie weer op gang te brengen en om mensen en bedrijven te laten weten waar zij aan toe zijn. Ik roep het kabinet nogmaals op die duidelijkheid te bieden.

Daarnaast heb ik aangegeven dat economisch herstel en het scheppen van werkgelegenheid in samenwerking met het bedrijfsleven moeten plaatsvinden. In die samenwerking zit de motor en liggen de kansen om juist meer werkgelegenheid te creëren. Wij moeten er alles aan doen om creatieve mogelijkheden te benutten en ervoor te zorgen dat bedrijven kunnen doen waar zij goed in zijn, ondernemen. Ook moeten wij ervoor zorgen dat werklozen kansen krijgen hun talenten in te zetten. In dat kader dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de werkloosheid blijft oplopen en de investeringen in het midden en kleinbedrijf onder druk staan;

overwegende dat het midden- en kleinbedrijf als motor van de economie juist een grote bijdrage kan leveren aan de werkgelegenheid;

overwegende dat de inzet van werklozen in het midden- en kleinbedrijf leidt tot nuttige werkervaring en tegelijk de ontwikkeling van het midden- en kleinbedrijf een positieve impuls kan geven;

constaterende dat via proefplaatsingen werklozen tijdelijk met behoud van uitkering werkzaamheden kunnen verrichten bij een onderneming;

verzoekt de regering, in kaart te brengen hoe vaak het middel van de proefplaatsing wordt toegepast, wat de eventuele belemmeringen hierbij zijn en hoe het middel breder ingezet en onder de aandacht kan worden gebracht, bijvoorbeeld bij het midden- en kleinbedrijf,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Schouten, Heerma en Van Weyenberg. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 458 (29544).

Hiermee is er een eind gekomen aan de tweede termijn van de Kamer. De minister heeft enkele minuten nodig om zijn reactie op de ingediende moties voor te bereiden.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Voorzitter: Van Raak

Minister Asscher:

Mijnheer de voorzitter. Mevrouw Van Nieuwenhuizen vroeg op welke wijze de Kamer wordt geïnformeerd over de voortgang van het sociaal akkoord. Ik verwijs naar de planningsbrief. De wetsvoorstellen komen zo snel mogelijk naar de Kamer. Daarnaast zal ik de kwartaalrapportage van de Stichting van de Arbeid telkens naar de Kamer doorgeleiden. Dit staat nog los van alle andere onderdelen van actieve informatieplicht, zoals de reeds eerder genoemde regeling rond de 300 miljoen.

De motie-Karabulut/Van Oijk op stuk nr. 453 gaat over maatwerk rond de sollicitatieplicht. Indien ik de formulering omtrent verzwakken mag opvatten als een onderdeel van het maatwerk waarom de leden vragen, dan beschouw ik de motie als ondersteuning van staand beleid en laat ik het oordeel aan de Kamer. Als zij daarnaast iets meer willen, dus als zij iets willen afdoen aan de mogelijkheden om maatwerk te leveren, dan moet ik de motie ontraden. Ik zie mevrouw Karabulut knikken, dus ik laat het oordeel over de motie aan de Kamer.

De motie-Van Oijk op stuk nr. 454 betreft de toetsing van de gevolgen voor de werkgelegenheid van …

De voorzitter:

Mevrouw Karabulut heeft ondanks uw toezegging toch nog een vraag voor u.

Mevrouw Karabulut (SP):

Ik wil dat de minister en ik elkaar goed begrijpen. Behelst maatwerk verzwakken waar dat noodzakelijk is? Daarmee bedoel ik het verzwakken van de huidige criteria die worden gehanteerd door het UWV.

Minister Asscher:

Dan ben ik helaas streng. Ik heb ook tegen de heer Klein gezegd dat het UWV mogelijkheden heeft om maatwerk te leveren, juist als de kansen kleiner zijn. Dat kan een verzwakking van de sollicitatieplicht inhouden. Mevrouw Karabulut wil meer dan het UWV al kan. Derhalve ontraad ik de motie.

De voorzitter:

Mevrouw Karabulut, tot slot.

Mevrouw Karabulut (SP):

Het UWV turft nu wel degelijk het aantal brieven, omdat men dat moet. Volgens mij willen we hetzelfde. Dit betekent wel dat er iets moet veranderen aan de huidige regels van het UWV. Anders kan men het maatwerk niet leveren.

Minister Asscher:

Ik heb al twee keer gezegd dat het niet alleen gaat om het turven van het aantal brieven, maar dat het UWV ook nu al de mogelijkheid heeft om andere, vormvrije activiteiten te vragen van werkzoekenden. Ik ben het gewoon niet eens met het voorbeeld omdat het niet ziet op de werkelijkheid. Als ik de motie zo mag interpreteren dat de verzwakking onderdeel is van het maatwerk, dan laat ik het oordeel aan de Kamer. Als mevrouw Karabulut toch meer wil of wil afwijken van de mogelijkheden die het UWV nu heeft, ontraad ik de motie.

De voorzitter:

Ik stel voor dat de minister …

Mevrouw Karabulut (SP):

Tot slot dan, want dit is wel heel belangrijk. Ik wil het verzwakken van de sollicitatieplicht als onderdeel van het maatwerk. Dat kan nu al, maar er moet iets meer maatwerk mogelijk zijn.

De voorzitter:

Alles in deze Kamer is belangrijk.

Minister Asscher:

Ik heb echt niets meer te voegen aan het advies dat ik twee keer heb uitgesproken.

De voorzitter:

Dan kunt u verder.

Minister Asscher:

Voorzitter. In de motie-Van Oijk op stuk nr. 454 wordt de regering verzocht, het voorliggende bezuinigingspakket te toetsen. De vraag is wat wordt bedoeld met het voorliggende bezuinigingspakket. Als het gaat om het regeerakkoord, dan is dat gebeurd. Als het gaat om eventuele nieuwe maatregelen, dan laat ik het oordeel over de motie aan de Kamer. Het CPB zal de werkgelegenheidseffecten van die maatregelen doorrekenen. Als de heer Van Oijk iets anders bedoelt, zoals een raming erbij of nog een extra onderzoek of toets, dan ontraad ik de motie. Ik ga ervan uit dat de heer Van Oijk wil vastleggen dat ook mogelijke nieuwe bezuinigingsmaatregelen worden doorgelicht op de werkgelegenheidseffecten. In dat geval laat ik het oordeel aan de Kamer.

De motie-Heerma/Hamer op stuk nr. 455 gaat over reshoring total cost of ownership, jobcarving en wat dies meer zij. Ik hecht eraan om nogmaals aan te geven dat het zeker een verantwoordelijkheid van mij betreft en die van de staatssecretaris van Sociale Zaken en van de minister van Economische Zaken, die eerstverantwoordelijke is voor de Netherlands Foreign Investment Agency. Het beste wat wij kunnen doen, is zorgen voor een goed vestigingsklimaat. Dit houdt actief beleid in, waarom in deze motie gevraagd wordt. Ik beschouw deze motie als ondersteuning van bestaand beleid. Daarbij is het logisch om te kijken naar de total cost of ownership. De bedrijven zelf moeten daar iets mee doen. Het is niet aan de overheid om daarover iets voor te schrijven; dat moeten bedrijven zelf nagaan. Wij moeten niet op hun stoel gaan zitten. Dat is slecht voor de werkgelegenheid. Wij moeten bedrijven juist in staat stellen om op grond van kwaliteit de concurrentie aan te gaan. Met dit betoog en met deze inperking, die volgens mij in overeenstemming is met de bedoeling van de heer Heerma en zijn mede-indiener, laat ik de motie aan het oordeel van de Kamer.

Ik ga in op de motie-Van Weyenberg/Schouten op stuk nr. 456, waarin de regering verzocht wordt om te onderzoeken hoeveel jongeren in de bijstand langer dan vier maanden thuiszitten. Ik beschouw dit verzoek als een informatieverzoek en informatieverzoeken wil ik inwilligen. Ik laat deze motie dan ook aan het oordeel van de Kamer. Eén beperking hierbij – dit is onderdeel van verwachtingsmanagement – is dat het informatie betreft waarover de rijksoverheid niet direct kan beschikken. Ik ben hiervoor afhankelijk van de informatie die ik van de gemeenten kan krijgen. Die informatie wil ik graag voor de Kamer verzamelen en die wil ik haar graag doen toekomen. Als ik de motie zo mag uitleggen, laat ik haar aan het oordeel van de Kamer.

Ik kom bij de motie-Schouten c.s. op stuk nr. 458 over proefplaatsingen. Ik zal mevrouw Schouten in de eerste plaats het antwoord geven dat ik haar had beloofd. Er zijn circa 10.000 proefplaatsingen geweest, waarvan driekwart in de WW, 18% in de Wajong en 4% in de WIA/WGA. Het aantal neemt toe.

De voorzitter:

De minister gaat nu in op de motie op stuk nr. 458, maar hij zal ongetwijfeld ook nog ingaan op de motie op stuk nr. 457.

Minister Asscher:

Daar zal ik zeker een poging toe doen, voorzitter. Uw voorganger in persoon, maar uzelf in functie was niet scheutig met het geven van voorbereidingstijd voor mijn reactie op de moties. Dat wreekt zich nu even. Dat moet u niet zien als een verwijt, voorzitter …

De voorzitter:

Wij zullen het ermee moeten doen.

Minister Asscher:

... maar als een excuus. Met deze additionele informatie beschouw ik in ieder geval de motie over de proefplaatsingen als ondersteuning van het beleid en laat ik deze graag over aan het oordeel van de Kamer.

Tot slot kom ik dan op de motie-Hamer/Van Weyenberg op stuk nr. 457. De regering is in een bijzonder genereuze bui. Met andere woorden: wij voeren een constructief debat met elkaar over de bestrijding van de werkloosheid. Dat mag ook wel een keer gezegd worden. In eerste termijn heb ik aangegeven dat het de specifieke opdracht van de ambassadeur jeugdwerkloosheid is om aandacht te hebben voor de uitschieter in de cijfers die gevormd wordt door het aantal migrantenjongeren in de jeugdwerkloosheid. Dat is onderdeel van de aanpak van de jeugdwerkloosheid. Twee zaken spelen daarin een rol: zowel de eigen verantwoordelijkheid – dat deel van mijn antwoord heeft de heer Bosma volgens mij net even gemist – als de mogelijkheid van het bestaan van vooroordelen. Omdat dit onderdeel is van de opdracht van de ambassadeur, beschouw ik de motie als ondersteuning van beleid en laat ik haar aan het oordeel van de Kamer.

De heer Van Weyenberg (D66):

Ik dank de minister voor zijn welwillende opstelling. Er resteert nog een vraag van mij uit de eerste termijn. De minister zou daarop terugkomen in de tweede termijn. Zijn er nog wettelijke maatregelen mogelijk of nodig om ervoor te zorgen dat werklozen met behoud van uitkering kunnen worden omgeschoold naar de tekortsectoren techniek en zorg, of kon dit automatisch worden aangepast in de beleidsregels?

Minister Asscher:

Het antwoord is nee. Daarvoor bestaat geen wettelijke belemmering. Bij de beoordeling van scholing met behoud van uitkering hanteert het UWV een eigen scholingsprotocol en scholingsbeleid. Het protocol biedt ruimte om scholing met een duur van maximaal één jaar als noodzakelijk aan te merken. Het kabinet kan in het kader van een goedgekeurd sectorplan onder strikte voorwaarden de mogelijkheden voor het volgen van omscholing met behoud van uitkering naar tekortsectoren zoals de techniek verder verruimen. De kosten van die maatregel worden binnen het sectorplan gedekt – dat was een andere vraag – en komen voor cofinanciering in aanmerking.

De heer Van Weyenberg (D66):

Geldt hetzelfde voor jongeren uit de bijstand?

Minister Asscher:

Daarover gaat de gemeente, dus dat is geen vraag voor het UWV. Wij spraken over mensen die werkloos zijn geworden en met wie wij iets "ruimer" omgaan zodat zij-instroom voor hen mogelijk is. Het is aan de gemeente om te beoordelen of en in hoeverre een werkzoekende in de bijstand via zo'n opleiding aan het werk kan komen.

De heer Van Weyenberg (D66):

In de sectorplannen gaat het natuurlijk om pogingen om jongeren aan de slag te krijgen, los van hun uitkering. Daarom stelde ik de vraag. Ik maak hieruit echter op dat er een mogelijkheid is als gemeenten meewerken aan zo'n sectorplan.

Minister Asscher:

De vraag kwam oorspronkelijk voort uit de mogelijkheid van zijinstromers, mensen die in de WW zitten en misschien met iets meer scholing aan het werk kunnen komen. Daar reageerde ik op.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Ik wil even terugkomen op mijn eigen motie over de toetsing van bezuinigingen op hun effect op de werkgelegenheid. De minister vroeg mij wat ik precies bedoelde, of ik het had over de lopende bezuinigingen of de nieuwe bezuinigingen. De bedoeling van mijn motie op stuk nr. 454 was niet per se om daartussen onderscheid te maken. Wellicht moet ik de formulering van de motie aanpassen. De bedoeling van de motie is dat er systematisch wordt getoetst op het effect op de werkgelegenheid als er met nieuwe bezuinigingen een aanvang wordt gemaakt. Dat kan gaan om bezuinigingen die al zijn afgesproken of bezuinigingen die nog niet zijn afgesproken. Zo kan het negatieve effect op de werkgelegenheid geminimaliseerd worden. Dat is de bedoeling van de motie. Ik hoop dat daarmee het oordeel van de minister blijft staan.

Minister Asscher:

We hebben daar vaste momenten voor in ons wederzijds verkeer. We stellen een begroting en een voorjaarsnota op. Op deze vaste momenten rekent het Centraal Planbureau, namens ons allemaal, de effecten op de werkgelegenheid door. Daarbij gaat het in op de onderdelen van de begrotingsvoorstellen en de bezuinigingen. Volgens mij is dat precies wat u vraagt. Ook voor de nieuwe begroting 2014 zal het Centraal Planbureau zo'n doorrekening maken, met expliciete aandacht voor de werkgelegenheidseffecten. De motie blijft dus aan het oordeel van de Kamer, maar er verandert ten opzichte van de bestaande praktijk niets, zeg ik er in alle eerlijkheid bij.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik dank de minister van harte. Ik stel voor dat we dinsdag stemmen over de moties. Ik stel ook voor dat we de minister nog even vragen om hier te blijven, voor het volgende debat over de toegenomen arbeidsmigratie uit Zuid- en Oost-Europa.

Daartoe wordt besloten.

Naar boven