Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2011-2012 | nr. 78, item 3 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2011-2012 | nr. 78, item 3 |
Aan de orde is de behandeling van:
- het wetsvoorstel Wijziging van de Wet werk en bijstand, de Wet sociale werkvoorziening, de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten en enige andere wetten gericht op bevordering deelname aan de arbeidsmarkt voor mensen met arbeidsvermogen en harmonisatie van deze regelingen (Invoeringswet Wet werken naar vermogen) (33161).
(Zie wetgevingsoverleggen van 18 april 2012.)
De voorzitter:
Beste collega's. Over de Invoeringswet Werken naar vermogen hebt u, als ik het goed begrepen heb, inmiddels zestien tot zeventien uur gesproken, met staatssecretaris De Krom erbij. Het is mij bekend dat het een onderwerp is dat gevoelig ligt, maar ik verzoek u toch om u zo veel mogelijk te houden aan de spreektijd die u zelf voor dit debat hebt aangevraagd. Korter mag natuurlijk ook. U kunt ook moties indienen, want dit is de plenaire afronding in één termijn. Het is wetgeving. Formeel mag u elkaar onbeperkt in de rede vallen, maar ik vraag toch enige terughoudendheid. Dát er verschillen van standpunten zijn, weten we – die zijn er in de Kamer – maar enige terughoudend lijkt mij toch wel handig. Ik zal dan ook zo vrij zijn er een beetje op te letten of er voortdurend herhalingen zijn.
De algemene beraadslaging wordt geopend.
Mevrouw Hamer (PvdA):
Voorzitter. We hebben inderdaad van de week, zoals u het zo-even zo treffend zei, spreektijden opgegeven, maar ik vertel u en daarmee ook aan anderen dat wij in dit geval echt letterlijk met de staatssecretaris naar bed zijn gegaan en ook weer opgestaan zijn. Hij was de laatste man die we zagen gisterenavond en hij was vanochtend ook weer een van de eersten. Maar we hebben weinig tussentijd gehad om alles wat er gisterenavond gezegd is precies tot ons te laten doordringen, behalve dan in onze dromen. En ik moet zeggen: dat was een onrustige droom die we vannacht hadden. Eigenlijk is het nog triester. Toen ik vanochtend achter mijn bureau zat, werd ik gebeld door Erwin van der Lem, een man uit Den Haag die buitengewoon geëmotioneerd was en die mij gisteren al had gemaild naar aanleiding van het debat waarnaar hij had zitten kijken en waarin hij de staatssecretaris had horen zeggen dat de mensen met vaste contracten niet worden ontslagen. Erwin wordt nu ontslagen. Ik kijk de staatssecretaris aan en ik hoop dat hij mij ook aan wil kijken: Erwin werkt al 25 jaar bij de SW in Den Haag. Dat is geen tijdelijk contract. Erwin heeft mij gevraagd of de staatssecretaris naar zijn verhaal wil luisteren en naar dat van 150 van zijn collega's die gewoon een vast contract hebben; acht afdelingen gaan daar dicht. Hij zei: de staatssecretaris liegt. Zo wil ik het vandaag niet zeggen, maar het is wel de emotie die bij de mensen leeft. En ik had Erwin niet gevraagd om mij te bellen, maar ik moet zeggen dat het gesprek mij diep en diep heeft geraakt. Iemand die 25 jaar lang zo ongelofelijk gemotiveerd bezig is en nu gewoon thuis moet gaan zitten.
Er is nog een tweede iets wat ik mij heb afgevraagd en daarbij wil ik eigenlijk ook dat de staatssecretaris mij aankijkt. De afgelopen twee dagen hebben we uitermate lang gedebatteerd. Maandag van tien tot tien en gisteren van vier tot halfelf. Dat doen we met de bedoeling om te kijken of we ergens samen kunnen komen – daarbij moet ik mevrouw Ortega-Martijn een buitengewoon groot compliment geven, want zij heeft elke punt en komma die er te vinden is in deze wet aan de staatsecretaris voorgelegd – maar de antwoorden van de staatssecretaris komen maar op drie letters neer; bij alles wat de Kamer voorstelt zegt hij "nee" of "ik zie het wel" of "doet u maar ooit een voorstel" of "het komt wel". Ik wil graag vandaag van de staatssecretaris weten of het serieus zaak is dat wij hier met zijn allen die wet beter maken. Is dat niet het geval, dan kunnen wij dit schrappen op de agenda van morgen en zo een heleboel tijd besparen, want dan hoeft het gewoon niet.
De Partij van de Arbeid is begonnen met te zeggen dat wij veel voorstellen willen doen om te bekijken of wij de wet kunnen verbeteren. Dat is ook nodig. De staatssecretaris begon zijn eerste termijn met een zeer bevlogen betoog. Hij wil dat er geen etiketten meer op deze mensen, arbeidsgehandicapten, worden geplakt. Hij zei "geen etiketten meer". Het wetsvoorstel heet dan ook werken naar vermogen. Na de uitleg van de staatssecretaris en het lezen van het wetsvoorstel en alle regelingen die wij er in de afgelopen dagen nog omheen hebben gehoord, kunnen we echter niet anders dan concluderen dat deze wet eigenlijk "een stempel naar vermogen" zou moeten heten. De stempels "10% loonwaarde", "20% loonwaarde" en "30% loonwaarde" worden op de mensen gedrukt. Dat is goedkoper; dan kun je voor een gulden meer doen, was de redenering van de minister. Er is echter niet bij verteld wat het betekent dat mensen onder het minimumloon moeten werken en dat er een procedure is waarin het soms jaren zal duren voordat mensen überhaupt aan de slag komen, als ze al aan de slag komen.
Wij hopen nog steeds dat we de kritiek kunnen omzetten in daadwerkelijke voorstellen. Dat is vandaag ook mijn inzet in de tweede termijn. Ik hoop dat de Kamer mij daarin steunt en dat we samen kunnen optrekken. De PVV is heel helder. Zij zegt: over twee jaar gaan we monitoren en tot die tijd doen we het hiermee. De VVD is er ook helder over. Op een aantal punten na, zegt de VVD ook: wij gaan het zo doen. Mijn ogen zijn echter op mevrouw Sterk gericht. Zij heeft over vele dingen gezegd: daar kom ik nog mee. De staatssecretaris heeft gisteren gezegd dat hij het allemaal zal afwachten. Ik kreeg niet de indruk dat hij erg enthousiast was. Wie weet kunnen wij hier toch een Kamermeerderheid voor elkaar krijgen. Ik heb niet het idee dat het van het kabinet komt. Ik kijk richting het CDA of er toch nog wat te doen is.
Wij steunen de doelstelling van dit wetsvoorstel. Dat heb ik van de week aan het begin gezegd. Het is namelijk het allerbelangrijkste dat mensen aan het werk komen en aan het werk kunnen blijven, ook met een arbeidshandicap. Erwin gaf mij daar vanochtend weer het voorbeeld van. Mensen hebben daar namelijk recht op. Zij willen hun bijdrage leveren aan de samenleving en zij willen serieus genomen worden. Daarom wilde ook de Partij van de Arbeid al in 2008 een nieuwe regeling realiseren, die gedecentraliseerd is naar de gemeenten. Ik heb het al eerder gezegd. Alleen de VVD was toen enthousiast. De rest vond het maar een raar idee dat een en ander naar de gemeenten moest. Ik dank de VVD daarvoor. Wij zijn het er zeer mee eens dat het gedecentraliseerd moet worden en zo dicht mogelijk bij de mensen zelf georganiseerd moet worden. Dan gaat het echter om de randvoorwaarden, de middelen en het respect waarmee je de uitvoering opzet. Dan gaat het erom dat mensen inderdaad in die banen terecht kunnen komen en daarin ook hun eigenwaarde kunnen behouden en dat werken loont. Dat moet namelijk eveneens blijven gelden, ook voor mensen met een arbeidshandicap.
Ik kom dan op mijn kritiekpunten. Er ligt onder dit wetsvoorstel namelijk een bezuinigingsoperatie van in ieder geval 1,8 mld. Ik heb oprecht het gevoel gekregen dat het er meer om gaat die 1,8 mld. te bezuinigen dan om de mensen aan het werk te krijgen. Dat hoeft niet, want er zijn heel makkelijke manieren om die 1,8 mld. en die banen op een andere manier te verwerven. Uiteindelijk kan dat, als we het maar willen met elkaar. Bij "met elkaar" horen ook de werkgevers. Tegelijkertijd is het grootste kritiekpunt van de Partij van de Arbeid bij dit wetsvoorstel dat er werkelijk niets wordt gedaan en niets wordt gevraagd aan werkgevers. Er zijn geen verplichtende afspraken, zelfs geen sturende afspraken. Er is alleen een middel als loondispensatie, waarvan de werkgevers nota bene zelf zeggen dat ze het eigenlijk moreel verwerpelijk vinden. Bovendien blijkt uit de pilots dat loondispensatie niet werkt.
Om die reden hebben wij twee amendementen ingediend. Dat is een beetje ongebruikelijk; ik heb het al gezegd. Het zijn twee amendementen die ieder op hun eigen wijze laten zien hoe je de werkgevers wel daartoe kunt verplichten. Het ene amendement bevat het standaardidee van een quotum met een boete en het andere amendement bevat het idee van een fonds met een premieheffing met een beloning voor werkgevers en een vrijstelling als zij de mensen in dienst nemen. De staatssecretaris heeft steeds gezegd dat hij de quota niks vindt. Nou, dan doen we het op een andere manier. Maar ook daartegen zei de staatssecretaris van de week gewoon "nee". Hij had het voorstel volgens mij nog niet eens gezien. Hij weet ook niet wat de werkgevers daar zelf over hebben gezegd. Dat maakt het debatteren wel heel erg moeilijk, want nog voordat wij maandagochtend aan de behandeling van dit wetsvoorstel begonnen, lag dat amendement er al.
Zonder een garantie op deze banen of een verplichting om deze te realiseren, is de wet " stempel naar vermogen" echt op drijfzand gebouwd. Wij weten namelijk helemaal niet of die banen er komen, en als de banen er niet komen, zal simpelweg een bezuiniging volgen. En dat is precies wat de vertegenwoordiger van het CPB ons tijdens de hoorzitting heeft voorgelegd. Hij zei dat er helemaal geen probleem is omdat uiteindelijk de uitkeringen gewoon omlaag gaan. Dat is immers wat er gaat gebeuren als de gemeenten hun verplichtingen niet na kunnen komen omdat de banen er niet zijn. Dan blijft er minder geld over en uiteindelijk worden de uitkeringen verlaagd. Ik heb dit in de eerste termijn aan de staatssecretaris voorgelegd, maar hij heeft daar geen antwoord op willen geven. Het zou hem sieren als hij dat wel deed.
De staatssecretaris heeft in een algemeen overleg ook gezegd dat hij zou vertrekken als de banen er niet komen. Ik ben nog steeds benieuwd wanneer dat gaat gebeuren. Welk quotum kunnen wij dan in ieder geval met de staatssecretaris afspreken? Dat was nogal een uitspraak en ik zou niet weten welke garantie hij ziet voor het realiseren van die banen. Wij hebben gezien dat de 5000 leerstageplaatsen waar de staatssecretaris afspraken over heeft gemaakt, zeer "dun" zijn. Gisteren hebben wij allemaal vier boeken van de vakbeweging ontvangen; volgens mij heeft de staatssecretaris die ook gekregen. Uit die boeken blijkt dat de bedrijven in elk geval niet weten dat er afspraken zijn gemaakt.
De banen zijn ons belangrijkste kritiekpunt, maar er is nog een tweede belangrijk punt. Wij weten dat arbeidsgehandicapten in de praktijk begeleiding nodig hebben. Wij weten ook dat werkgevers "ontzorgd" willen worden. Daarvoor is geld nodig en dat geld is er nu niet. De gemeenten hebben dat op alle mogelijke manieren duidelijk gemaakt. Daarom moeten wij zorgen voor die begeleiding. Wij kunnen ook een prikkel inbouwen: als de gemeenten ervoor zorgen dat de mensen een plek krijgen, mogen zij een deel van de opbrengst daarvan een aantal jaren houden. Die opbrengst kunnen zij dan inzetten voor begeleiding of voor het aan het werk helpen van andere mensen. Ook daarvoor hebben wij een amendement ingediend, maar ook daarop heb ik geen reactie van de staatssecretaris gekregen.
Mijn derde en volgende punt hangt hiermee samen omdat wij deze wet ook inbrengen in de Wet werk en bijstand (WWB). Daarbij hebben wij net de huishoudtoets ingevoerd. En welk beeld schetst de Volkskrant vandaag? Iedereen die daar in Nederland mee te maken heeft, voelt zich zo ongeveer verplicht om met schijnconstructies te gaan werken. Dat levert uiteindelijk op dat er helemaal niet de opbrengst is die het kabinet wil, dat er nog meer administratieve lasten zijn, dat we nog meer naar fraudebestrijding moeten kijken en dat er nog meer mensen in de problemen komen. Het lijkt mij dat dit heel makkelijk is op te lossen door gewoon te doen wat wij al bij de WWB hebben voorgesteld, namelijk om de hele huishoudtoets te schrappen of in ieder geval voor deze groep.
Over de loondispensatie hebben we het gisteravond ook buitengewoon uitvoerig gehad. Er zijn principiële redenen om het niet te willen, maar er zijn ook praktische redenen om het niet te willen. Een daarvan is dat uit de pilots niet blijkt dat er meer mensen aan het werk komen met loondispensatie dan met loonsubsidie. De pilots moesten daarvoor een oplossing bieden, maar dat doen ze dus niet. Er komen niet meer mensen in dienst. Werkgevers hebben gezegd dat zij het eigenlijk moreel verwerpelijk vinden. Werknemers geven aan dat zij het niet willen. De meeste gemeenten doen het liever op een andere manier. Er is een buitengewoon bureaucratisch gedrocht ontstaan met een toegangstoets, waarvan ik diep in mijn hart denk dat deze erin is gezet om iemand een cadeautje te geven omdat hij deze eruit mag slopen. Ik kan mij werkelijk niet voorstellen dat deze toegangstoets serieus is bedoeld, met zoveel bureaucratische rompslomp. Ik kan mij niet voorstellen dat dit door een liberaal is verzonnen. Wij stellen voor om de hele loondispensatie te schrappen. Mevrouw Karabulut heeft daarvoor een amendement ingediend, dat wij van harte zullen ondersteunen, zoals zij ook een aantal van onze amendementen zal ondersteunen, heb ik begrepen.
Zoals ik al zei, gaan de gemeenten de regelingen uitvoeren, maar hun budget wordt met 1,8 mld. gekort. Veel succes, gemeenten, met deze onmogelijke taak. De staatssecretaris zei in zijn verdediging de hele tijd dat de gemeenten dat geweldig vinden. Marco Florijn uit Rotterdam en Rinda den Besten uit Utrecht zouden het geweldig vinden. Ik hoop dat de staatssecretaris twittert, dan kan hij lezen hoe geweldig zij dit allemaal vinden en welke grote problemen er in hun grote gemeente, maar ook in al die andere gemeenten, ontstaan.
Tot zover de kritiek, maar daar willen wij niet in blijven steken. Daarom leggen wij in allerlei amendementen ons plan voor: Kansen geven, kansen grijpen, waarin wij wel werken met een verplichting voor werkgevers. Ik heb al gezegd dat wij daar twee vormen voor geven. Wij werken wel met loonkostensubsidie. Wij belonen de mensen wel met een fatsoenlijk salaris en wij zorgen er vooral voor dat mensen de goede begeleiding krijgen.
Ik heb in eerste termijn aan de staatssecretaris gevraagd of hij een reactie wilde geven op wat Bert de Vries heeft gezegd. Dat heb ik natuurlijk niet zomaar gevraagd, maar omdat de heer De Vries het rapport Werken naar vermogen heeft geschreven en als voorzitter van de commissie fundamentele herbezinning Wsw in 2008 bijzondere voorstellen heeft gedaan. De heer De Vries is nogal mistroostig, om het mild te zeggen, over dit hele wetsvoorstel. Ik zou graag een echte reactie van de staatssecretaris willen horen. Wat vindt hij van de uitspraak van de heer De Vries dat de WSW een sterfhuisconstructie is geworden? Waarom is hij daar niet serieus op ingegaan? Dan hoef ik niet weer een heel verhaal over hoe geweldig het is om een cultuurverandering in gang te zetten, maar ik wil een serieus antwoord op de argumenten die de heer De Vries gebruikt.
Zoals ik al zei: het begint met banen, vandaar ons voorstel om ervoor te zorgen dat die banen er komen. De staatssecretaris zegt dat er in juni een top komt, maar als het aan hem ligt, is het wetsvoorstel dan al aangenomen, dus dan zijn de kaders helder. Hij gaat mij toch niet zeggen dat hij pas in juni afspraken wil maken over die banen waarop de wet is gebaseerd? Wat gaat hij voor die tijd precies doen?
Ik heb al gezegd dat ik namens mijn fractie een amendement heb ingediend dat ziet op een heel simpel systeem. Wij vragen een premie aan de werkgevers. De opbrengst wordt in een fonds gestort. Daarmee kunnen banen en begeleiding worden gecreëerd. Als werkgevers zelf of gezamenlijk banen willen aanbieden, krijgen zij ontheffing van die premie. Dat is helemaal niet bureaucratisch, zoals de staatssecretaris zei. Als hij de belastingwetgeving een beetje volgt, weet hij dat op dit moment al in de belasting wordt gewerkt aan zo'n loonsompremie. Zo'n systeem is dus heel gemakkelijk in te voeren. Hij weet ook dat arbeidsgehandicapten al worden geregistreerd, Dat is dus ook niet ingewikkeld.
Dit systeem heeft het grote voordeel dat als mensen in een bedrijf werken, niemand weet of zij degenen zijn die zorgen voor de premievrijstelling. Mensen hebben dan geen stempel van 10% loonwaarde, 20% loonwaarde, 30% loonwaarde of 40% loonwaarde als een sticker op hun voorhoofd. Zij doen gewoon mee. De werkgever heeft daarbij voordeel en als hij dat niet wil, betaalt hij aan de algemene pot. Dan neemt hij op die manier zijn verantwoordelijkheid.
Er werd nogal schamper gedaan over het Duitse systeem, maar daar komen de mensen wel met behulp van dit systeem aan de slag. Ik zou er dus maar iets minder schamper over doen, want de werkloosheid loopt in Nederland hoger op dan in Duitsland.
Ik heb nog een ander voorstel gedaan voor het quotum. Dat is ook een goed systeem, maar ik laat het aan de staatssecretaris om te kiezen. Ik wil laten zien dat mijn fractie wil samenwerken, maar dan moet hij natuurlijk wel iets kiezen en niet alleen maar nee zeggen zoals hij gisteren deed.
Over de bestaande WW'ers bestaat een groot verschil van mening. De staatssecretaris blijft maar zeggen dat er op dit moment alleen mensen met een tijdelijk contract uitgaan. Ik hoop dat hij serieus wil ingaan op het gesprek met mensen die al veel langer bij de bedrijven zitten. Zij werken daar echt geen 25 jaar op een tijdelijk contract. Toch moeten zij er nu uit. Ik hoop ook dat hij die mensen een serieuze oplossing wil bieden, want dat gebeurt nu niet.
Het lukt alleen als er voldoende begeleiding komt. Daarom is het belangrijk dat gemeenten het geld daarvoor kunnen bestemmen. Ik heb een amendement voorgesteld dat beoogt dat de gemeenten geld kunnen behouden, maar ik ben wel realistisch. Ik zie dat er tot nu toe een Kamermeerderheid is voor loondispensatie. Het amendement gaat dan ook uit van loondispensatie en overigens de inzet van andere instrumenten, want anders kunnen de gemeenten dat geld niet houden. Ik voeg hier echter wel aan toe dat de Partij van de Arbeid principieel afstand neemt van loondispensatie. Dit is alleen een manier om deze wet te verbeteren. Als dit amendement wordt aangenomen, en dat is heel belangrijk, wil dat nog niet zeggen dat mijn fractie deze wet een succes vindt. Zij wil echter alle gaatjes gebruiken om het voor de gemeenten beter te maken.
De heer Azmani (VVD):
Wij hebben hierover al eerder gesproken, maar ik wil dit nu helder krijgen. De Partij van de Arbeid heeft bij monde van mevrouw Klijnsma de Tijdelijke wet loondispensatie aan de Kamer voorgelegd. De fractie heeft die wet ook verdedigd. Waarom neemt mevrouw Hamer dan nu afstand van het instrument loondispensatie? Welke nieuwe feiten en omstandigheden hebben tot deze draai van 180 graden geleid?
Mevrouw Hamer (PvdA):
Er is geen sprake van een draai van 180 graden. Ik heb al gemerkt dat de heer Azmani de stukken soms wat selectief leest. Dit hebben wij al eerder gewisseld toen wij spraken over het CPB. Hij kan er natuurlijk ook niets aan doen als het CPB een verkeerde partij noemt, maar hij kan wel de goede stukken lezen.
De Partij van de Arbeid is nooit voorstander geweest van loondispensatie. Hans Spekman heeft dit aan alle kanten duidelijk gemaakt; mevrouw Sterk en de heer Van Hijum waren daarbij. Ook mevrouw Ortega was bij al die overleggen waarin dit tot stand is gekomen. Uiteindelijk is een compromis gesloten, zo gaat dat immers in de politiek. Dat compromis behelsde dat met pilots zou worden gewerkt waarna zou worden bezien of dit systeem beter werkt dan een loonsubsidie. En wat zien we nu? Het werkt niet beter. Onze principiële bezwaren blijven dus bestaan en worden nu door praktische argumenten ondersteund. Daarom staat de Partij van de Arbeid vanaf nu voluit voor de mening die zij altijd al had, namelijk dat loondispensatie niet het goede middel is.
De heer Azmani (VVD):
Volgens mij heeft de heer Spekman in dat debat gezegd dat de Partij van de Arbeid bereid was haar stokpaardje terzijde te leggen, om zo een stok tussen de deur te krijgen bij werkgevers. Ik constateer dat de pilot loondispensatie gewoon nog loopt tot het einde van het jaar. Op grond waarvan concludeert u al vrij snel dat loondispensatie toch niet het juiste instrument is en dat u vol wil gaan voor loonkostensubsidie?
Mevrouw Hamer (PvdA):
Het siert de heer Spekman en mijn partij dat zij altijd bereid zijn zich te laten overtuigen door het tegendeel. Niemand heeft namelijk de waarheid in pacht. We hebben wel altijd het principiële bezwaar genoemd dat mensen onder het minimumloon werken. Als u Hans Spekman een beetje kent – u hebt een tijd met hem gewerkt – weet u dat hij daartegen is. We hebben een en ander echter een kans willen geven. Ik heb gezegd dat het een politiek compromis was. Zo gaat het soms.
We hebben echter het gelijk aan onze kant. We hoeven niet nog langer te wachten. We zien dat de mensen niet aan de slag komen met loondispensatie. U zat naast mij tijdens de hoorzitting. U hebt de werkgevers horen zeggen dat ze helemaal niet zitten te wachten op de mogelijkheid om onder het minimumloon uit te betalen. U hebt de werkgevers horen zeggen dat ze die hele loondispensatie met de toegangstoets, de bureaucratie en de stempels helemaal niet willen en dat ze in loonkostensubsidie een prima middel hebben. Welk bewijs hebt u nog nodig? Ik keer de vraag om. Wanneer gaan de ogen van de VVD open? Zo veel mensen hebben ons dit verteld. Wanneer stapt u af van uw principiële stokpaardje? Er is namelijk maar één stokpaardje: mensen onder het minimumloon te laten werken, omdat dit op de korte termijn goedkoper lijkt. Op de lange termijn is goedkoop echter duurkoop. De mensen komen namelijk niet aan het werk. Dan hebben ze een uitkering nodig en dat kost de samenleving uiteindelijk veel meer geld.
De voorzitter:
De heer Azmani, nog een keer kort. In het vervolg graag korte vragen en korte antwoorden.
De heer Azmani (VVD):
Ik zal mijn best doen. Ik concludeer dat de deur even op een kier wordt gezet, maar vervolgens trekt de Partij van de Arbeid de deur weer heel snel dicht, zonder te kijken naar datgene wat een en ander met zich meebrengt en zonder de pilot daadwerkelijk een kans te geven. Dat vind ik heel zonde. Met loondispensatie kunnen we namelijk veel meer mensen helpen dan met loonkostensubsidie.
Mevrouw Hamer (PvdA):
Ik constateer dat de Partij van de Arbeid een open mind heeft en een realistische blik, maar dat de VVD blind is en niet wil zien dat de loondispensatiepilots nu niet werken. Bovendien is in het wetsvoorstel een nog veel groter bureaucratisch gedrocht gecreëerd, dat nog veel meer stempels drukt op mensen. Het levert verder niets op, ook geen besparing. Uiteindelijk zullen de mensen helemaal niet aan het werk komen en dat kost de samenleving alleen maar geld. Daarom zeg ik tegen de heer Azmani: zet die donkere bril af, kijk naar de werkelijkheid en zie wat er gebeurt. Dit was natuurlijk beeldend bedoeld, want ik weet niet of de heer Azmani een bril heeft of contactlenzen of wat dan ook. Hij snapt wat ik bedoel.
Ik was gebleven bij de begeleiding. We hebben een amendement ingediend om ervoor te zorgen dat de gemeenten meer middelen kunnen behouden om meer mensen langer te kunnen begeleiden. In het amendement is een prikkel opgenomen voor de gemeenten om hun best te doen. Volgens de staatssecretaris hebben ze die namelijk heel hard nodig. Daarom bouwen we die prikkel in, maar wel met voldoende middelen.
Eigenlijk heb ik alles wat ik wilde zeggen over de loondispensatie al gezegd in mijn antwoord aan de heer Azmani. Dat gedeelte kan ik dus in mijn tekst overslaan. Dat scheelt weer tijd.
Dan kom ik bij de huishoudtoets. Wij hebben al eerder, bij de behandeling van de WWB, gezegd dat wij denken dat deze toets absoluut niet zal werken. Ik heb allemaal schrijnende voorbeelden gegeven. Deze zal ik vandaag niet herhalen. Ik hoop wel dat de staatssecretaris die goed tot zich laat doordringen, want het zijn echt heel trieste situaties. De kranten van vandaag laten overigens ook zien dat de samenleving hierdoor alleen maar nog meer verruwt en verhardt, zonder dat het iets oplost. Vandaar ook mijn amendementen. Een en ander geldt ook voor de toename van de armoede die het gevolg zal zijn van dit wetsvoorstel en de WWB. Dat is de reden dat ik ook amendementen op deze wet heb ingediend, amendementen die met name gericht zijn op verbetering van de positie van kinderen.
Gisteren hebben wij uitvoerig gedebatteerd over de samenhang met de Wmo en de AWBZ. Die samenhang biedt gemeenten namelijk een uitgelezen kans om daadwerkelijk beleid te voeren. Het moet dan natuurlijk wel op elkaar worden afgestemd. Verder zal bij de arbeidsmarktwetgeving, de Wmo en de AWBZ van gelijke beginselen uitgegaan moeten worden. Vandaar ook dat ik het compensatiebeginsel zo belangrijk vind. Ik heb hiervoor een amendement ingediend, een amendement dat zo dadelijk rondgedeeld zal worden. De staatssecretaris zei gisteren dat hij hierover nog eens goed moest nadenken, maar dat duurt echt te lang. Het heeft echt haast en bovendien kan het ook. Ik durf dat te zeggen, omdat ik dit amendement door allerlei deskundigen heb laten toetsen. Ik hoop dan ook dat dit amendement op zijn warme steun kan rekenen.
Voorzitter. Ik heb mijn amendementen toegelicht en dat betekent dat ik verder kan gaan met mijn moties. Ik sprak al over de gemeenten en de problemen waarin zij terecht dreigen te komen. Gisteravond hebben wij hierover gediscussieerd naar aanleiding van een e-mail van de VNG. De staatssecretaris heeft daarop gereageerd. Ik heb het vanochtend vroeg – met dank aan de stenografen – nog eens nagelezen in het verslag. De staatssecretaris zei steeds: maar de gemeenten willen niet efficiënt werken. Iedereen die het memo heeft gelezen, kan het echter niet ontgaan zijn dat de gemeenten schrijven dat ze wel efficiënt willen werken, maar dat ze een gigantisch probleem hebben.
Dat probleem bestaat eruit dat de manier waarop de wet is opgebouwd, ertoe leidt dat juist die mensen overblijven die de minste verdiencapaciteit hebben. Die mensen zijn minder productief en dat levert weer meer op. Dat is op zichzelf dus een kostenverhoging. Daarbij wijst de VNG terecht ook op de lastenverzwaringen die de komende tijd op de gemeenten afkomen. De mensen die onder de cao vallen, worden ouder en dus duurder. Er vallen meer mensen onder de pensioenregeling en ook daaraan kunnen wij niets doen. De kosten stijgen dus ieder jaar. De percentages worden in het memo genoemd. Eerlijk gezegd vind ik de reactie van de staatssecretaris met het oog op al die cijfers niet echt overtuigend. Hij kan namelijk niet weerleggen dat de kosten stijgen, ook al doen de gemeenten er alles aan om efficiënter te werken.
Daarom lijkt het mij goed dat de gemeenten voldoende armslag krijgen. Dat kan ook. Minister Donner wist altijd heel knap geld tevoorschijn te toveren dat eigenlijk van iemand anders was. Dat heeft hij dit keer ook gedaan. Hij heeft namelijk 100 mln. voor de gemeenten uit zijn hoge hoed getoverd, maar dat was wel geld dat al van de gemeenten was. Hij presenteerde dat geld toch doodleuk als een cadeau! Dat geld is nu helemaal een fopspeen, want door een beslissing van de staatssecretaris moet het nu ook nog eens een paar jaar op de plank blijven liggen. Dit is natuurlijk te gek voor woorden en het lijkt mij dan ook een goede zaak dat dit geld onmiddellijk naar de gemeenten gaat. Daartoe dien ik de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat gemeenten geconfronteerd worden met een teruglopende vergoeding per SW-plek enerzijds en anderzijds met doorlopende werkgeverslasten voor de mensen met een WSW-dienstverband;
overwegende dat die teruglopende rijkssubsidie nu al tot tekorten leidt bij gemeenten en dat die tekorten ten koste gaan van de participatiemogelijkheden van de resterende doelgroep binnen de Wet werken naar vermogen;
overwegende dat de middelen die door het kabinet gereserveerd zijn, de zogenaamde RUD-middelen, die structureel 100 mln. bedragen, afkomstig zijn van gemeenten;
verzoekt de regering, deze 100 mln. aan structurele middelen aan gemeenten ter beschikking te stellen en bij de verdeling rekening te houden met de omvang van het zittende WSW-bestand,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Hamer, Ortega-Martijn en Koşer Kaya. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 47 (33161).
Mevrouw Hamer (PvdA):
Mevrouw Ortega-Martijn heeft mij gisteren laten weten dat ze graag mee wil tekenen. Ook mevrouw Koşer Kaya heeft mij dit laten weten. Misschien wil de voorzitter zo vriendelijk zijn dit er nog even onder te zetten?
De voorzitter:
Ik kijk even of er geknikt wordt. Wordt de indiening van deze motie voldoende ondersteund? Dat is het geval. Ik begrijp dat het in ieder geval de bedoeling is van mevrouw Ortega-Martijn dat ze mee tekent.
Mevrouw Hamer (PvdA):
Ja. En mevrouw Koşer Kaya staat achter in de zaal te zwaaien.
De voorzitter:
Dat is dus duidelijk de bedoeling. Dan maakt de motie aldus met drie handtekeningen deel uit van de beraadslaging.
Mevrouw Hamer (PvdA):
Dan een motie die hier ook mee te maken heeft. Deze motie gaat over de verdeling van de middelen. In de hoorzitting maar ook op andere momenten hebben we kunnen horen dat de regionale problematiek, met name in Groningen en Limburg maar ook op andere plekken, een grote rol speelt en daar wil mijn fractie aandacht voor vragen en oplossingen voor horen. Daarom dien ik de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het aantal SW-medewerkers niet evenredig over de gemeenten is verdeeld;
constaterende dat er in de regio's waar een bovengemiddeld aantal SW-medewerkers werkzaam is ook een verslechterde arbeidsmarkt voor jongeren en ouderen bestaat ten opzichte van het landelijk gemiddelde;
overwegende dat gemeenten in deze regio's een extra zware opgave hebben als het gaat over het aan het werk helpen van mensen en uitzicht bieden op volwaardige participatie;
overwegende dat de herstructureringsfaciliteit een tijdelijke faciliteit is waar bovendien alle gemeenten aanspraak op kunnen maken;
verzoekt de regering, extra aandacht te schenken aan deze regionale problematiek en de Kamer te informeren over oplossingsrichtingen voor deze extra zware opgave op de regionale arbeidsmarkt,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Hamer. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 48 (33161).
Mevrouw Hamer (PvdA):
Dan een laatste motie die gaat over de compensatieplicht en het compensatiebeginsel. Ik heb hier al een amendement over ingediend. Omdat ik er niet zeker van ben dat het amendement wordt aangenomen en ik toch graag wil dat hier iets mee gebeurt, dien ik hierover ook een motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat in de Wet maatschappelijke ondersteuning via de compensatieplicht is bepaald dat gemeenten ter compensatie van de beperkingen van burgers voorzieningen treffen die het burgers mogelijk maken om te participeren, waarbij de gemeenten vrij zijn in hoe zij daar invulling aangeven;
overwegende dat een compensatiebeginsel in de Wet werken naar vermogen gemeenten en burgers houvast kan bieden in het aanbieden van re-integratievoorzieningen, hulpmiddelen en begeleiding en tegelijkertijd ruimte laat voor maatwerk;
overwegende dat mensen met een beperking gebaat zijn bij een integrale benadering van hun participatievraag op alle levensgebieden, wat kan leiden tot de gewenste samenhang, doelmatigheid en individueel maatwerk;
van oordeel dat het daarom gewenst is om het compensatiebeginsel integraal toe te passen voor alle levensgebieden, waaronder arbeid, welzijn, (jeugd)zorg, onderwijs, schuldhulpverlening en justitie;
verzoekt de regering, te onderzoeken of het compensatiebeginsel een plaats kan krijgen in de Wet werken naar vermogen en hierover de Kamer te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Hamer. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 49 (33161).
Mevrouw Hamer (PvdA):
Ik zeg erbij dat er nog een amendement komt waardoor dit wordt geregeld. Natuurlijk hebben wij een voorkeur voor het amendement, maar gezien het tijdstip en de volgorde van de behandeling dien ik vast deze motie in.
Voorzitter. Tot slot de positie van de PvdA na twee dagen debatteren ten opzichte van de Wet werken naar vermogen. Ik denk dat de staatssecretaris en de anderen er ook recht op hebben dit te weten. Ik heb in het begin al gezegd dat ik er niet zeker van ben waar de staatssecretaris op uit is. Wil hij gewoon dit wetsvoorstel door de Kamer slepen met 76 of 78 stemmen? Misschien is dit op de achterbank ook al geregeld, dat weet ik niet. In ieder geval heb ik niet de indruk dat de staatssecretaris erop uit is meer dan die beperkte meerderheid binnen te halen. De PvdA staat zeer achter het doel van de Wet werken naar vermogen, maar niet achter het doel van de wet "stempel naar vermogen". Wij willen echt die wijziging van de wet "stempel naar vermogen", wat dit wetsvoorstel nu is, naar de Wet werken naar vermogen meemaken. Ik ben er helemaal niet zeker van dat dat de komende 24 uur die we nog hebben, gaat gebeuren. In dat geval zal de PvdA-fractie niet voor het wetsvoorstel stemmen. Ik wil nu op deze woensdag de staatssecretaris een laatste kans geven werkelijk serieus op onze voorstellen in te gaan. Daarom zei ik ook dat ik wil dat de staatssecretaris ons aankijkt, mede door wat we vanochtend weer meemaakten. Ik doel op het telefoontje van Erwin. Uiteindelijk gaat het hier niet om ons maar om de mensen die recht hebben op werk. Het gaat juist om mensen met een arbeidshandicap, die het soms al zo hebben moeten verduren in het leven. Zij hebben recht op een baan en op onze steun, maar ook op een goede wetgeving die rekening houdt met hun talenten en die geen stempels opdrukt. Ik hoop dat het nog gaat gebeuren.
De heer Azmani (VVD):
Voorzitter. Ik heb mijn betoog ingedeeld in vier blokjes. Ten eerste de inleiding, ten tweede de stimulans naar werk en ten derde instrumenten, bureaucratie en integrale aanpak. Ten slotte lees ik mijn moties voor en kom ik tot een korte afronding.
Ook de hoogste berg bedwing je niet met kleine stapjes. Het is een grote drempel die wij over moeten. Slechts 5% van de mensen stroomt vanuit de sociale werkvoorziening door naar een reguliere baan. In de Wajong, waarvan op dit moment 217.000 mensen gebruikmaken, zit drie kwart thuis. Bij slechts 4,2% van de werkgevers is iemand met een arbeidsbeperking aan de slag. Deze cijfers zijn hard maar ook duidelijk.
In mijn ogen kun je twee dingen doen als je wordt geconfronteerd met deze kille werkelijkheid, mogelijk zelfs drie. Je kunt het opgeven, je kunt omkeren of berusten in de huidige situatie. Of je durft de stap wel te zetten, een stap in de richting van een sociale, inclusieve samenleving. Het zijn moeilijke woorden voor eigenlijk iets heel simpels. Het moet in Nederland normaal worden dat dat leuke vriendje of vriendinnetje, die gezellige klasgenoot of die fijne collega iemand is met een beperking. Deze regering durft de keuze te maken. De Wet werken naar vermogen die wij vandaag, gisteren en maandag – eigenlijk al sinds het aantreden van het kabinet – bespreken, is die eerste stap naar een maatschappij waarin wij ons niet blindstaren op die ene beperking maar vooral oog hebben voor de vele talenten.
Ook een arbeidsgehandicapte tiener wil niets liever dan een normale bijbaan en zijn eigen geld verdienen. Tijdens een bezoek aan een school in het speciaal onderwijs hoorde ik het verhaal van een jongen. Deze jongen had een baan gevonden bij een supermarkt. Wat voor velen een bijbaantje is, is voor deze jongen echter zo veel meer. Een aantal keer per week gaat hij van zijn huis naar zijn werk in de supermarkt; haren gekamd, nagels geknipt en veters gestrikt, zaken die erbij horen. Een ding maakte dit verhaal voor mij echt bijzonder. Vanaf het ogenblik dat hij van huis vertrekt tot op het moment dat hij thuiskomt, heeft deze jongen zijn werkvest aan. Het mogen dragen van het werkvest betekent voor hem niet alleen dat hij werk heeft. Hij is ook trots op zijn plek bij de supermarkt omdat hij hetzelfde werk mag doen als zijn leeftijdsgenootjes. Hij hoort erbij. Nog te weinig jongeren met een beperking krijgen deze kans.
Een werknemer wil kunnen doorgroeien in zijn werk. Op een sociale werkplaats in het zuiden des lands ontmoette ik een man die werkzaam is aan het einde van een assemblagelijn. Aan deze lijn wordt vanaf het begin tot aan het einde stap voor stap een internationaal product opgebouwd. Het mooie aan de assemblage was dat de stappen in de lijn opbouwend en stimulerend waren: steeds een stukje moeilijker, steeds een stukje intensiever. De man die ik sprak, zat aan het einde van de assemblage en voerde de laatste en belangrijkste stap uit in het proces: de veiligheidscheck. Ook hij was aan het begin begonnen en hij had zich langzaam ontwikkeld tot het einde van de lijn. Hier zat hij echter al een tijdje. Ik vroeg hem of hij het werk leuk vond. Zijn collega's en het hebben van werk vond hij leuk, maar het werk zelf vond hij al een tijdje niet meer uitdagend en motiverend. Zijn plek is echter aan het einde van de assemblagelijn. Waar kan hij heen? Hier heeft een regeling die goed bedoeld was, een negatieve uitwerking. Naar buiten kan deze man niet. Hij zou zijn rechten verliezen en er in inkomen op achteruitgaan, terwijl er voor hem uitdagingen, kansen en mogelijkheden liggen te wachten. Onbedoeld houdt de regeling hem gevangen. Dit vind ik jammer, dit vind ik zonde en dit vind ik niet sociaal.
Ook in mijn inbreng van afgelopen maandag heb ik een aantal voorbeelden aangehaald van mensen uit mijn directe omgeving. Zo sprak ik over Marijke en Jeroen. Jeroen werkt bij de Karwei en Marijke doet een master journalistiek. Zij hebben de fuikwerking van regelingen weten te trotseren en kiezen voor een eigen kans, een eigen toekomst. Maar ook heb ik aandacht gevraagd voor Saskia, die nog wel gevangen zit in een regeling waarbij zij bij meer werken erop achteruit gaat. Ik zie dat zij hier vandaag ook aanwezig is. Het is een regeling die niet participatie centraal stelt, maar een uitkering. Met de Wet werken naar vermogen is het voor mensen met een beperking weer mogelijk om hun eigen talenten te laten zien. Wij schrijven mensen niet af en houden ze niet klein. Wij kijken naar wat mensen wel kunnen, in plaats van naar wat ze niet kunnen.
Ik dank de staatssecretaris voor zijn bevlogen optreden en zijn beantwoording in eerste termijn. De staatssecretaris heeft in zijn inbreng nogmaals benadrukt wat met dit wetsvoorstel wordt beoogd. Met dit wetsvoorstel worden de regelingen weer teruggebracht tot hun oorspronkelijke doel: de bijstand als tijdelijk vangnet op weg naar werk, de Wajong voor wie volledig en duurzaam geen arbeidsmogelijkheden heeft en de sociale werkvoorziening voor wie uitsluitend in een beschutte omgeving kan functioneren.
Ik kom nu bij het blokje "stimulans naar werk". Dit wetsvoorstel geeft mensen de kans om aan de slag te gaan bij reguliere werkgevers. Meer mensen kunnen meedoen, omdat wij naar de talenten van mensen kijken en niet alleen meer naar hun beperkingen. De VVD-fractie vindt daarom dat met dit wetsvoorstel een grote stap vooruit wordt gezet. Op een aantal punten is het volgens de VVD-fractie mogelijk om die stap nog iets beter te zetten. Zo is het voor mensen die op dit moment in de oude Wajong zitten, waarin de uitkering centraal staat, nog niet mogelijk om de stap te zetten naar de nieuwe Wajong, waarin werken centraal staat. De VVD wil deze mogelijkheid introduceren voor eenieder die nu in de oude Wajong zit, graag meer wil werken, maar door de regels van de oude Wajong wordt belemmerd. Dit moet volgens de VVD mogelijk worden gemaakt. Als iemand zelf wil, wie is de overheid dan om deze persoon tegen te houden? Ik zal daarom samen met de heer Dijkgraaf een motie indienen, waarmee ik het mogelijk wil maken dat mensen uit de oude Wajong vrijwillig naar de nieuwe Wajong kunnen overstappen, zoals ook Saskia zou kunnen doen.
In dit wetsvoorstel draait het om maatwerk en staat het individu weer centraal. Per persoon zal worden bezien hoe hij of zij zo goed en snel mogelijk naar werk kan woorden begeleid.
Mevrouw Koşer Kaya (D66):
Ik wil even terugkomen op de slappe-hap-motie. Het kan namelijk al. Wat is de meerwaarde van de motie die de heer Azmani wil indienen met de heer Dijkgraaf, om te bereiken dat mensen die in de oude situatie zitten, ook onder de nieuwe regels kunnen vallen? Kan de heer Azmani mij dat uitleggen?
De heer Azmani (VVD):
Tot mijn treurnis moet ik constateren dat mevrouw Koşer Kaya het kennelijk een slap verhaal vindt, terwijl dit nu juist een verhaal is waarbij het om mensen gaat. Mensen worden nu belemmerd door een regeling waarin een uitkering centraal staat. Het gaat ons om een regeling waarin participatie weer voorop staat. Maar ik wil mevrouw Koşer Kaya wel uitleggen wat er moet gebeuren. De staatssecretaris heeft dat in zijn eerste termijn ook al aangegeven. In artikel 8:10 van de Wet Wajong-nieuw is een mogelijkheid opgenomen, dat klopt inderdaad. Maar er is nog wel wat voor nodig, namelijk een algemene maatregel van bestuur. Ik wil dat de Kamer de uitspraak doet dat wij die mogelijkheid ook openen. In het verleden hebben wij ervoor gekozen om die mogelijkheid niet te openen, maar vandaag moeten wij aan al die mensen die vastzitten, die openheid geven. Daar gaat het om, en dat is absoluut geen slap verhaal.
Mevrouw Koşer Kaya (D66):
Luisteren is soms heel moeilijk. Ik heb het niet over uw verhaal, maar over uw motie. Daarin wordt gevraagd om iets wat al kan. Als er obstakels zijn, zal de staatssecretaris die wegnemen. Dat hebben wij gisteren uitgebreid besproken en de staatssecretaris heeft dat toegezegd. Wat voegt uw motie hieraan toe, behalve dan dat u niet nakomt wat in uw verkiezingsprogramma staat?
De heer Azmani (VVD):
Met alle respect voor mevrouw Koşer Kaya, maar als zij goed geluisterd heeft, weet zij dat de staatssecretaris heeft aangegeven dat hij bereid is om dit te doen als er een Kameruitspraak is. Daarom dien ik een motie in. Ik ga ervan uit dat mevrouw Koşer Kaya die gewoon mee ondersteunt. Zij wil die mogelijkheid toch ook bieden aan die mensen, of niet?
Mevrouw Koşer Kaya (D66):
Oh, dat is het dus! De coalitiegenoten – het zijn er nu vier – mogen af en toe een mooie motie indienen, waar al een toezegging op komt.
De heer Azmani (VVD):
Met alle respect, maar als er een Kameruitspraak nodig is om de staatssecretaris ertoe te bewegen om met een algemene maatregel van bestuur te komen, doe ik dat heel graag. Ik doe dat niet voor mijzelf. Het is ook niet mijn voorstel; dat hebt u afgelopen maandag in het AD kunnen lezen. Ik heb mijn oor te luisteren gelegd en ik hoor van mensen dat zij vastzitten in die regeling. Ik wil mensen een kans bieden.
Voorzitter. In dit wetsvoorstel draait het dus om maatwerk en staat het individu weer centraal. Per persoon zal worden bekeken hoe hij of zij zo goed en snel mogelijk naar werk kan worden begeleid. Dit is een cruciaal punt in deze wet. Daarom is het zonde om te moeten constateren dat in de Wet werk en bijstand nog een grote groep buitenspel staat. In het verleden zijn grote groepen mensen ontheven van de arbeidsplicht, terwijl er niet naar persoonlijke kenmerken is gekeken. Het individu was ondergeschikt aan de groep. Dit is zonde. Daarom zal ik ook de motie waar de heer De Jong mee zal komen ondersteunen.
Niet alleen voor individuen moet het aantrekkelijk zijn om aan het werk te gaan, ook gemeenten dienen de juiste prikkels te krijgen om mensen naar werk te begeleiden. Op lokaal niveau zetten wij die prikkels de goede kant op, maar ook op landelijk, macroniveau moeten de juiste stimulansen aanwezig zijn voor de gemeente om aan de slag te gaan met de mensen in de Wet werken naar vermogen.
Deze prikkels kunnen wat de VVD betreft nog wat scherper, zodat gemeenten die succesvol beleid voeren hiervan ook meerjarig kunnen profiteren en gemeenten die dit nalaten dat ook zullen voelen. Ook in dit licht ben ik blij dat de staatssecretaris zo voortvarend aan de slag is met het ontwikkelen van een benchmark, zodat best practices ook tussen gemeenten kunnen worden gedeeld.
Daarnaast heb ik aandacht gevraagd voor de werkgevers. In plaats van de no risk-policy een no worries-policy. Ik verzoek de staatssecretaris om erop toe te zien dat de opschaling van gemeenten naar 30 arbeidsregio's voorspoedig verloopt. Bijvoorbeeld een vaste set aan voorwaarden en afspraken is binnen een regio dringend gewenst. In de memorie van toelichting wordt aangegeven dat per saldo de lastendruk voor de werkgevers door deze wet niet hoger zal worden. Graag zie ik dat de staatssecretaris ook dit nauwlettend volgt, juist vanwege het feit dat dit de kansrijkheid bevordert. Graag krijg ik hierop ook een toezegging van de staatssecretaris.
Een vraag die nog niet door de staatssecretaris is beantwoord, maar die wel is gesteld, is in hoeverre werkgevers, dan wel de private markt, ook toegang kunnen krijgen tot een landelijk digitaal werkzoekendenbestand. Graag zie ik een reactie in tweede termijn tegemoet.
Dan kom ik bij het derde blokje. Met deze wet reiken wij de gemeenten een aantal instrumenten aan waarmee zij werkgevers tegemoet kunnen treden bij het aannemen van mensen vanuit de Wet werken naar vermogen. Naast het veelbesproken instrument van loondispensatie bieden wij werkgevers onder andere ook de no risk-polis, de premiekorting, werkplekaanpassingen en een job coach-voorziening. Maar proefplaatsingen, detacheringen en het instrument behoren ook tot de middelen die gemeenten kunnen gebruiken in de werkgeversaanpak. De VVD is dan ook blij met de verankering van deze gereedschapskisten in de wet.
Voorzitter. U kent de VVD ook als partij die altijd scherp is wanneer de overheid nieuwe instrumenten en regelingen in het leven roept op het gevaar van bureaucratie dat hierbij op de loer ligt. In de eerste termijn van de Kamer is er veel aandacht gevraagd voor de toegangstoets en de loonwaardebepaling.
Mevrouw Hamer (PvdA):
De heer Azmani heeft het over job coaches en allerlei leuke dingen, maar waarvan moeten de gemeenten dat betalen?
De heer Azmani (VVD):
Van het ene en ongedeelde re-integratiebudget dat zij krijgen.
Mevrouw Hamer (PvdA):
De heer Azmani weet net als wij allemaal dat de gemeenten de komende tijd zodanig worden gekort dat zij daar helemaal geen geld voor overhouden. Hoe moeten zij dat dan gaan doen?
De heer Azmani (VVD):
Wij kunnen die discussie weer met elkaar aangaan. Volgens mij is er 2,6 mld. – dat is veel geld – dat jaarlijks naar de gemeenten gaat en waarvan de verwachting is dat er 800 mln. kan worden besteed voor re-integratie. Mevrouw Hamer kent de VVD ook als een partij die inzet op een selectieve toepassing van re-integratiemiddelen, omdat wij nogal twijfelen aan de effectiviteit van de re-integratie.
Mevrouw Hamer (PvdA):
Ja, dat is mij zeer bekend, maar ik neem aan dat de heer Azmani ook bekend is met her feit dat er minstens 1,8 mld. wordt bezuinigd. Dan blijft er toch echt geen geld meer over om leuke dingen voor de mensen te doen?
De heer Azmani (VVD):
Dan moet ik constateren dat er nog altijd 800 mln. over is om wel mensen een plek te kunnen bieden, dus volgens mij blijven wij in deze discussie ronddraaien.
De heer Klaver (GroenLinks):
Ik laat mij zo graag overtuigen door goede argumenten. De heer Azmani en de staatssecretaris geven aan dat met het beschikbare budget, dat er nog is, mensen die nu in de Wajong of in de bijstand zitten naar werk kunnen worden begeleid. Dat kan door de kosten naar beneden te brengen voor de WSW. Het zou kunnen door het geld dat een WSW''er opbrengt omhoog te brengen. Nu levert één WSW'er ongeveer € 10.200 op. Hoeveel zou dat bedrag omhoog kunnen volgens de heer Azmani? Als wij dat weten, kunnen wij een realistische inschatting maken van de stijging van de opbrengst.
De heer Azmani (VVD):
Ook hierover hebben wij in de afgelopen tijd behoorlijk lang gedebatteerd. Het ligt eraan van welke bedragen je uitgaat. € 10.500 is op dit moment de gemiddelde opbrengst. Bij sommige SW-bedrijven haalt men € 6000 op de loonwaarde en bij sommige andere bedrijven € 16.000. Er valt dus nog veel te doen. Als je verschillende SW-bedrijven in het land bezoekt, wordt je duidelijk dat er enorme verschillen zijn. Ik neem aan dat de heer Klaver deze bedrijven ook heeft bezocht. Ik heb vragen gesteld over deze verschillen en die vragen zijn beantwoord. Hoeveel mensen ben je bereid te plaatsen en een kans te geven bij een reguliere werkgever middels detachering en middels begeleid werken? Ook daarin zijn enorme verschillen te constateren. Bij sommige SW-bedrijven is dit 1% tot 2%, bij sommige andere SW-bedrijven is dit 70% tot 80%. Op dat vlak valt dus nog veel te winnen en te halen.
De heer Klaver (GroenLinks):
De VVD is altijd zo concreet. Waarom is zij dat juist op dit punt nu niet? Ik ken de verschillen in het land ook. Daarom vraag ik hoeveel de productiviteit gemiddeld zou kunnen stijgen. Dat geeft een indruk. Op grond daarvan is op macroniveau te bepalen of de taakstelling realistisch is die het kabinet oplegt. De VVD-fractie zegt altijd dat zij goed op de begroting let, de belangen van de economie goed in het oog houdt en veel met cijfers heeft. Waarom kan men nu niet kwantificeren wat de gemiddelde stijging van de loonwaarde zou kunnen zijn?
De heer Azmani (VVD):
Ik zal dan toch maar het rekensommetje noemen. De gemiddelde loonkosten zijn € 27.500. Met 5,5 budget daaroverheen kom je uit op € 31.000. Als je daar € 10.000 loonwaarde van aftrekt, kom je uit op € 21.000. Daarmee kom je precies uit op wat er aan rijksbijdrage wordt gegeven. Het gaat dus niet om een volledige subsidiëring. Ik zei al dat er bedrijven zijn die daar met € 16.000 ruim boven zitten. Ik zou dus zeggen: contracteer die bedrijven. Wat zijn de best practices? Leer van elkaar en kijk over de schutting heen. Daartoe heb ik in het kader van de benchmark altijd opgeroepen. Als dat gebeurt, zullen deze mensen weer een plek kunnen krijgen in de reguliere samenleving. Uiteindelijk gaat het immers om deze mensen.
De heer Klaver (GroenLinks):
Dit is een heel snelle optelsom. De kosten zijn overigens ruim € 22.000, maar dat terzijde. De gemiddelden die de heer Azmani noemt, hebben ook te maken met de regionale verschillen. In bijvoorbeeld Oost-Groningen en Zuid-Limburg zijn veel moeilijker hogere loonwaarden te realiseren dan elders. Ik stelde een heel eenvoudige vraag. Kan de heer Azmani zeggen wat de gemiddelde opbrengst kan zijn van één WSW'er? Dat kan de VVD niet zeggen en dat kan het kabinet niet zeggen. Daarom kunnen wij maar moeilijk inschatten op macroniveau of dit een realistische taakstelling is. Dat maakt goed wetgeven erg lastig.
De heer Azmani (VVD):
Met die conclusie ben ik het helemaal niet eens. € 10.500 is inderdaad het gemiddelde. Uit mijn rekensom bleek al dat dit gemakkelijk haalbaar is met de rijksbijdrage en de gemeentelijke bijdrage die daarbij zou moeten komen. Ik wijs op bedrijven die ver over dit bedrag komen. Ik zal niet ontkennen dat in Noordoost-Groningen en Zuid-Limburg sprake is van een andere situatie op de arbeidsmarkt. Toch moeten ook daar de nodige hervormingen kunnen worden doorgevoerd.
De VVD is dus blij met de verankering. De VVD is ook een partij die altijd scherp toeziet op te veel bureaucratie. In de eerste termijn van de Kamer heb ik veel aandacht gevraagd voor de toegangstoets en de loonwaardebepaling. Het instrument lijkt door overregulering en de uitgebreide bezwaar- en beroepsmogelijkheden bijna onhanteerbaar te worden. Daarom zal ik met mevrouw Sterk en de heer De Jong amendementen indienen waarmee wij die bureaucratie willen tegengaan. Ook de heer Dijkgraaf is bereid geweest om amendementen in te dienen. Hij heeft zelf één belangrijk amendement.
De voorzitter:
Mevrouw Koşer Kaya wil nogmaals interrumperen. Ik vraag de leden nogmaals om enige zelfbeperking. Wij vervallen echt in herhaling. De Kamer spreekt nu al bijna twintig uur over dit onderwerp.
De heer Azmani (VVD):
Wij voeren steeds dezelfde debatjes, voorzitter.
De voorzitter:
Dat weet ik. Mevrouw Koşer Kaya heeft het woord.
Mevrouw Koşer Kaya (D66):
Voorzitter, ik zal mijn best doen. Dit is overigens mijn tweede interruptie.
Wij spraken over de bureaucratie. Ik zag zojuist een amendement langskomen van de heer Dijkgraaf, mevrouw Sterk en de heer De Jong over de toegangstoets. Weken geleden heb ik eenzelfde soort amendement ingediend. Kan de heer Azmani uitleggen wat precies het verschil tussen deze amendementen is?
De heer Azmani (VVD):
Dat kan ik uitleggen. Ik vind het van belang dat er geen oneigenlijk gebruik wordt gemaakt van het instrument loondispensatie en van de toegangstoets. De staatssecretaris heeft al toegelicht wat de waarborgen in dat kader zijn. Het is van belang dat er een haakje in de wet komt waarmee we het vertrouwen geven aan de gemeenten om deze toets af te schaffen. Als er echter oneigenlijk gebruik van wordt gemaakt, wat inhoudt dat mensen via loondispensatie onder het wettelijk minimumloon gaan werken terwijl zij wel in staat zijn om boven het wettelijk minimumloon te werken, kunnen we ervoor kiezen om de toegangstoets alsnog in te voeren. Dat is het verschil met het amendement van mevrouw Koşer Kaya. Met haar amendement wordt de toegangstoets volledig afgeschaft en met dat van de heer Dijkgraaf, mijzelf en twee andere leden wordt geregeld dat dit haakje erin zit.
Mevrouw Koşer Kaya (D66):
De toegangstoets fietst de VVD samen met de drie andere coalitiepartijen in de wet als blijkt dat van verdringing sprake is, maar verder is het amendement precies hetzelfde. Ik meende dat de VVD enorm voorstander is van het intellectueel eigendom; zij vindt dat daar niet aan voorbijgegaan kan worden. Klopt dat?
De heer Azmani (VVD):
Mevrouw Koşer Kaya stelt dezelfde vraag. Stel dat wij samen met haar dat amendement indienen en dat het wordt aangenomen. Zou zij dan voor dit wetsvoorstel stemmen? Zij wil nog veel meer, maar zou de D66 het wetsvoorstel steunen als dit amendement wordt aangenomen?
Mevrouw Koşer Kaya (D66):
Vanaf het begin zijn wij heel helder geweest. Daarom heb ik ook allerlei amendementen ingediend. We hebben het wetsvoorstel vanaf het begin niet afgeschoten, omdat wij ook die ene regeling aan de onderkant willen. Het punt is dat we twee dagen lang over mijn amendement hebben gesproken, wat volgens mij toch ook tot de heer Azmani is doorgedrongen, maar dat er kennelijk liever toneel wordt gespeeld dan dat er wordt gesproken met een collega die op hetzelfde punt een amendement heeft ingediend. Kennelijk verkiezen de vier coalitiegenoten toneelspelen boven het serieus nemen van amendementen van andere leden.
De heer Azmani (VVD):
Mevrouw Koşer Kaya is degene die toneelspeelt. Zij weet donders goed dat ons amendement er anders uit ziet dan dat van haar. Mevrouw Koşer Kaya heeft afgelopen weekend de media opgezocht op een cruciaal punt, namelijk met de boodschap dat haar voorstel ingaat tegen de afspraken in het regeerakkoord. Daarmee geeft zij al haar kaarten weg dat zij het wetsvoorstel niet zal gaan steunen. Werkelijk waar, dat is pas het toneelspel van D66.
Mevrouw Hamer (PvdA):
Ik zou graag willen aansluiten bij de vraag van mevrouw Koşer Kaya, want mij is het verhaal eerlijk gezegd ook niet helder. Ik heb in het weekend niemand opgezocht, dus volgens mij heb ik ook nog geen kaarten verspeeld. Ik vind het trouwens heel raar, zeg ik via de voorzitter, dat je geen voorstellen mag doen, omdat als je voorstellen doet die niet welgevallig zijn, er kennelijk toch niet meer naar wordt gekeken. Ik wil graag weten wat het verschil is tussen de amendementen. Ik moet straks ergens over stemmen, maar ik zou even niet weten waarover.
De heer Azmani (VVD):
Dit amendement is van de heer Dijkgraaf. Deze vraag kan ook aan hem worden doorgespeeld. Als ik antwoord geef op deze vraag, herhaal ik wat ik tegen mevrouw Koşer Kaya heb gezegd.
Mevrouw Hamer (PvdA):
Ik stel het op prijs als u dat herhaalt, want ik kon uit uw eerste antwoord echt niet opmaken wat het verschil is.
De heer Azmani (VVD):
Heel kort. Met het amendement komt een haakje in de wet. Dat is voor mij heel erg belangrijk, want net als u wil ik niet dat mensen met loondispensatie onder het wettelijk minimumloon betaald krijgen als zij wel in staat zijn om het minimumloon zelfstandig te verdienen. Dat haakje is van groot belang om in eerste instantie het vertrouwen te geven aan de gemeenten. Als er oneigenlijk gebruik van blijkt te worden gemaakt, kunnen we alsnog de toegangstoets instellen.
Mevrouw Hamer (PvdA):
Dat is toch precies dezelfde intentie als die van mevrouw Koşer Kaya? Wat is het verschil dan? Ik begrijp het werkelijk niet. Wij kunnen nu zien dat er een nieuwe coalitie is. In mijn termijn zei ik dat ik dacht dat het cadeautje naar mevrouw Sterk ging, maar blijkbaar moet het naar de heer Dijkgraaf. Mevrouw Koşer Kaya heeft echt precies hetzelfde amendement ingediend, met hetzelfde haakje.
De voorzitter:
Kan mevrouw Sterk hierop misschien enig licht werpen?
Mevrouw Sterk (CDA):
Is de heer Azmani het met mij eens dat in het amendement van mevrouw Koşer Kaya alleen de onafhankelijke derde wordt afgeschaft en niet de toegangstoets?
De heer Azmani (VVD):
Dat klopt. Dat is ook een verschil. Het verschil is dus niet alleen gelegen in het haakje, maar ook in het afschaffen van de toegangstoets. Laten wij deze discussie verder met de indieners voeren. Het betreft immers een amendement dat door de heer Dijkgraaf is ingediend. Het is ook een kwestie van wat de vragensteller wil horen. Ik wijs op de verschillen, maar wat wil mevrouw Hamer horen?
Mevrouw Hamer (PvdA):
Ik wil hier op een serieuze manier debatteren, zonder koehandel in amendementen. Mevrouw Koşer Kaya heeft de afgelopen dagen volstrekt helder gemaakt wat haar bedoeling is. Als er al een amendement ligt en als je daarin een punt of komma wilt veranderen, ga je naar de indiener van het amendement toe en vraag je of je die punt of komma mag veranderen. Als je een ander amendement indient, lijkt het mij dat er een principieel verschil moet zijn. Ik moet echter constateren dat er helemaal geen verschil is en dat het erom gaat wiens naam als eerste onder het amendement staat; dat is een beetje een kinderachtig spel.
De voorzitter:
Wil de eerste indiener van het amendement, de heer Dijkgraaf, hierop reageren?
De heer Dijkgraaf (SGP):
Nu mijn naam zo regelmatig genoemd wordt, leek het mij wel aardig om naar de interruptiemicrofoon te lopen. Ik zal straks ook op het spreekgestoelte staan en dan komen wij hierop ongetwijfeld nog terug.
Ik kan nu alvast zeggen dat er twee heel essentiële verschillen zijn tussen mijn amendement en dat van mevrouw Koşer Kaya. In dit parlement is het gebruikelijk dat er bij heel belangrijke zaken verschillende amendementen naar verschillende smaken liggen. Het eerste verschil is: wat doe je als blijkt dat er misbruik is? Dat staat niet in het amendement van mevrouw Koşer Kaya. Het tweede verschil is: mevrouw Koşer Kaya schaft met haar amendement de toegangstoets niet af. Het enige wat zij afschaft, is de verplichting dat het door een onafhankelijke derde moet gebeuren. Met mijn amendement wil ik de toegangstoets helemaal afschaffen. Dat is cruciaal. Mijn amendement gaat dus veel verder dan dat van mevrouw Koşer Kaya. Het is geen copy-paste; het is een totaal ander amendement.
Mevrouw Hamer (PvdA):
Voorzitter, dank u dat u ons de ruimte voor deze discussie geeft, want het is een cruciaal element.
Mijnheer Dijkgraaf, als ik op een stoel zou zitten, zou ik er nu van afvallen. Toen het amendement van mevrouw Koşer Kaya in eerste termijn werd besproken, hebt u haar er geen enkele vraag over gesteld. Ik heb haar bedoeling wel besproken. Het is in dit huis toch normaal dat je je aansluit bij een amendement of dat je een subamendement maakt? Je moet op zijn minst de discussie met elkaar zoeken. Ik vind dit echt spijkers op laag water zoeken. Ik constateer dat u precies dezelfde bedoeling hebt als mevrouw Koşer Kaya. Wij hebben een andere positie, want wij willen de loondispensatie eruit. Als ik iets zou willen veranderen aan de loondispensatie, zou ik op grond van deze toelichting werkelijk niet weten voor welk amendement ik zou moeten kiezen.
De voorzitter:
Mijnheer Dijkgraaf, u mag nog één keer reageren. In uw eigen termijn kunt u er uitgebreid op ingaan.
De heer Dijkgraaf (SGP):
Voorzitter, dank u voor het bieden van deze ruimte, want het is een belangrijk onderdeel van het debat.
Ik snap hier helemaal niets van. Ik zit nu twee jaar in de Kamer en ben gewend dat er verschillende amendementen zijn. Ik houd er niet van om copy-paste op een amendement toe te passen, maar dit is compleet verschillend. Mevrouw Koşer Kaya schaft in haar amendement niet de hele toegangstoets af. Dat staat niet in haar amendement; het gaat alleen over de onafhankelijke derde. Bovendien zit het haakje er niet in. Mijn amendement gaat veel verder. Het is heel gebruikelijk in dit parlement dat er verschillende amendementen worden ingediend. Dan moeten wij kiezen tussen de verschillende amendementen. Dat vind ik prima.
De voorzitter:
Ik stel voor dat de heer Dijkgraaf hierop in zijn eigen bijdrage verder ingaat, dan kan iedereen nu even rustig alle amendementen lezen.
Mevrouw Karabulut (SP):
Ik heb een vraag los van het gedoe hier. Ik begrijp dat de VVD nu nog veel meer mensen onder het minimumloon aan het werk wil zetten. Geldt voor de heer Azmani het principe dat je van werk ook moet kunnen leven?
De heer Azmani (VVD):
Ja. Daarom hebben we ook een sociaal minimum in dit land.
Mevrouw Karabulut (SP):
Maar welk minimum hebben we voor werk? Daarvoor hebben we het wettelijk minimumloon. Wat rechtvaardigt nu dat je mensen die naar vermogen werken met een beperking en straks nog veel meer uitkeringsgerechtigden, onder het minimumloon aan het werk zet? Is dat omdat de VVD voorstander is van het loslaten van het wettelijk minimumloon en dit ook gewoon een gemakkelijke doelwit is, in de zin van: we drukken dit er doorheen en jaren later zien we de consequenties wel? Is dat de reden dat u dit onzalige plan wilt invoeren?
De heer Azmani (VVD):
Met alle respect, het gaat erom dat we meer mensen kunnen helpen om een plek te verwerven in de samenleving. Ik ben begonnen te zeggen dat wij streven naar een inclusieve samenleving. Dat betekent ook dat mensen tijdelijk op basis van hun vermogen een salaris krijgen. Dat kan onder het wettelijk minimumloon zijn. Die mensen hebben we; die zitten soms jaren in de bijstand terwijl ze geen kans krijgen om de stap te kunnen zetten naar regulier werk. Ik zeg ook tegen mevrouw Karabulut dat het niet oneindig is. Op een gegeven moment gaat het ook naar het wettelijk minimumloon. Mijn streven is altijd dat werken moet lonen. In dit geval is het ook zo dat het loont; men krijgt meer dan een uitkering en meer dan het sociaal minimum.
Mevrouw Karabulut (SP):
Werk moet lonen. Blijkbaar moet werk alleen maar lonen voor de heer Azmani en de zijnen, zeg ik erbij.
De heer Azmani (VVD):
Dat is verwerpelijk.
Mevrouw Karabulut (SP):
Wat de heer Azmani doet is verwerpelijk. Het is inderdaad het juiste woord. Het is heel verwerpelijk dat de VVD zo ver gaat dat ze loondiscriminatie wil invoeren door het wettelijk minimumloon voor mensen met een beperking los te laten. En dan durft de heer Azmani het nog te hebben over een inclusieve samenleving? De woorden van de heer Azmani zijn hol en leeg. Zijn woorden over een inclusieve samenleving en zijn woorden dat werken moet lonen gelden alleen maar voor één groep; voor de andere groep die toch al gediscrimineerd wordt, introduceert hij nu andere wettelijke maatregelen. Ik vind het ontzettend teleurstellend, maar zelfs voor een liberaal zal dit op de langere termijn heel slecht uitwerken. Als mensen armer worden, worden ze namelijk ook zieker. Dan raken ze ook werkloos en dat is ook niet goed voor de werkgelegenheid.
De voorzitter:
Ik heb nu het gevoel dat u aan uw tweede termijn bezig bent. Dus de heer Azmani gaat nu verder.
De heer Azmani (VVD):
Ik wil er nog wel kort op reageren, want dit zijn zulke zware woorden van mevrouw Karabulut. Het is eigenlijk heel oneigenlijk wat zij doet. Het is gewoon een feit dat wij proberen zo veel mogelijk mensen de stap te kunnen laten zetten naar de arbeidsmarkt, zodat mensen weer hun eigenwaarde terug kunnen krijgen en ze het gevoel krijgen dat ze tot meer in staat zijn dan ze in eerste instantie van zichzelf denken. Dat is wat we doen. Het alternatief is uitkeringen. Dan wil ik mevrouw Karabulut toch wel heel graag wijzen op haar eigen verkiezingsprogramma en de effecten die dat heeft voor het aantal uitkeringen in Nederland.
De voorzitter:
De heer Azmani gaat nu gewoon verder met zijn betoog. Dit is een herhaling van zetten.
Mevrouw Karabulut (SP):
Maar dit is een nieuw punt.
De voorzitter:
De heer Azmani gaat verder.
De heer Azmani (VVD):
Voorzitter. Ik wil de staatssecretaris er in ieder geval voor bedanken dat hij in zijn eerste termijn niet alleen aan mij maar ook aan mijn gewaardeerde collega van de ChristenUnie, mevrouw Ortega-Martijn, heeft toegezegd bereid te zijn om met de VNG ondernemerschap van mensen met een beperking te bevorderen en de belemmeringen hiervoor te inventariseren. De wet gaat in mijn ogen nog te veel uit van een loondienst terwijl ondernemerschap juist ook een oplossing voor sommigen kan zijn om weer mee te doen in deze samenleving.
Dan kom ik op mijn vierde blokje, de integrale aanpak. In mijn eerste termijn heb ik uitgebreid stilgestaan bij de decentralisatie en de integrale aanpak. De gemeente is de overheid die het dichtst bij de burgers staat. Voor de VVD is het daarom logisch dat de uitvoering van deze wet bij de gemeenten komt te liggen. Zij komen als eerste in contact met de werkzoekenden en hebben zicht op de mogelijkheden binnen de regionale arbeidsmarkt. Daarnaast zorg deze wet voor het weghalen van de schotten tussen regelingen. Binnen de doelgroep van de Wet werken naar vermogen wordt het budget geheel samengevoegd en wordt het per persoon toegepast. Maar waarom hier ophouden? We moeten niet in een tunnelvisie op de eigen SZW-portefeuille blijven hangen, maar ook aandacht besteden aan de brede samenhang tussen bijvoorbeeld de begeleiding van de AWBZ, de Wmo, de jeugdzorg, maar ook welzijn, schuldhulpverlening, onderwijs en justitie. Op verschillende momenten in de Kamer bespreken waarschijnlijk verschillende woordvoerders met zeker verschillende bewindspersonen de afzonderlijke maatregelen. Het zou zonde zijn als wij dit in de weg laten staan van een integrale en brede aanpak. Bij de integrale aanpak denk ik bijvoorbeeld aan het terugbrengen van het aantal loketten. Zorg ervoor dat één persoon niet vijf loketten af moet waar hij telkens zijn verhaal moet doen. Waarom kan het niet op één plek door één persoon, bijvoorbeeld aan de keukentafel? Deze manier van denken kan gemeenten meer kans bieden op een succesvolle uitvoering van het beleid, maar die kan nog belangrijker zijn voor de mensen zelf. Ze worden dan niet langer van het kastje naar de muur gestuurd. Ik vraag de staatssecretaris naar de mogelijkheden om die integrale benadering te onderzoeken. Met die integrale benadering moeten mensen worden geholpen met eventuele problemen. Met die benadering worden mensen bovendien gestimuleerd om te participeren en zelf regie te nemen. Ik zal hierover samen met collega Sterk een motie indienen.
In de Wmo zijn al goede ervaringen opgedaan met de compensatieplicht, die indertijd op initiatief van mijn partijgenote Anouchka van Miltenburg is ingevoerd. Vooruitlopend op een mogelijke integrale benadering dien ik eveneens samen met mevrouw Sterk een motie in waarin we de regering verzoeken om een pilot uit te voeren waarmee ervaring wordt opgedaan met een integraal "keukentafelgesprek". Daarin kunnen zowel de maatschappelijke ondersteuning als de ondersteuning naar arbeid worden besproken.
Ik dien de volgende moties in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat in de nieuwe Wajong het vinden en behouden van werk centraal staan en dat deze wet een meer activerend karakter heeft dan de oude Wajong;
overwegende dat iemand die (meer) wil en kan gaan werken, niet moet worden belemmerd en dus de mogelijkheid moet worden geboden om vrijwillig over te stappen van de oude naar de nieuwe Wajong;
constaterende dat de Wajong reeds de mogelijkheid bevat om bij Algemene Maatregel van Bestuur een vrijwillige overstap naar de nieuwe Wajong mogelijk te maken, maar dat daar vooralsnog geen gebruik van wordt gemaakt;
verzoekt de regering om een Algemene Maatregel van Bestuur te treffen die een vrijwillige overstap van de oude Wajong naar de nieuwe Wajong mogelijk maakt,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Azmani en Dijkgraaf. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 50 (33161).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat een integrale benadering van mensen met een beperking voor zowel maatschappelijke participatie als arbeidsparticipatie de effectiviteit van de ondersteuning door gemeenten ten goede zal komen en sociaal wenselijk is voor mensen die afhankelijk zijn van deze hulp;
overwegende dat de compensatieplicht in de Wmo gemeenten de mogelijkheid biedt om maatwerk te leveren om de zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie van mensen met een beperking te vergroten;
verzoekt de regering, te kijken naar mogelijkheden om de systematiek van de Wmo en die van de WWNV naar elkaar toe te laten groeien met inbegrip van de compensatieplicht, met als doel een integrale benadering van participatieproblemen van burgers op lokaal niveau en daarbij ook andere gedecentraliseerde beleidsterreinen te betrekken,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Azmani en Sterk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 51 (33161).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat zowel in de Wmo als in de WWNV participatie van mensen centraal staat en dat een integrale benadering van maatschappelijke participatie en arbeidsparticipatie door gemeenten in het belang is van mensen die afhankelijk zijn van ondersteuning;
overwegende dat er in het kader van de Wmo goede ervaringen zijn opgedaan met het zogenoemde "keukentafelgesprek" in het kader van het project De Kanteling en dat er door de verschillende decentralisaties steeds meer mogelijkheden komen voor een integrale aanpak op lokaal niveau;
constaterende dat gemeenten reeds de mogelijkheid hebben om maatschappelijke ondersteuning en arbeidsparticipatie integraal te benaderen, maar dat dit niet wettelijk is verankerd;
verzoekt de regering om een pilot uit te voeren waarin ervaring wordt opgedaan met een integraal "keukentafelgesprek" Wmo-WWNV, waarin zowel de maatschappelijke ondersteuning als de ondersteuning bij arbeidstoeleiding wordt besproken, met als doel te bezien of verankering van een integrale aanpak middels een "keukentafelgesprek" nodig en wenselijk is,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Azmani en Sterk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 52 (33161).
De heer Azmani (VVD):
Tot slot bedank ik alle ambtenaren die in de afgelopen weken hard hebben gewerkt aan de beantwoording van de vele vragen die ook mijn fractie heeft gesteld over dit wetsvoorstel. Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid wordt terecht "het ministerie van werk" genoemd. Hiernaast wil ik in het bijzonder alle mensen bedanken die mij hebben geschreven en die ik heb gesproken tijdens werkbezoeken of andere bijeenkomsten.
De komende jaren zal de top van de berg nog ver weg lijken, maar als wij af en toe achterom kijken, zullen wij zien wat wij met deze wet hebben bereikt.
Mevrouw Hamer (PvdA):
Ik heb nog een vraag over een amendement waarvan de heer Azmani de tweede ondertekenaar is. Ik vraag mij af wat precies met dat amendement wordt beoogd. Naar mijn gevoel geeft het amendement wel erg goed weer dat dit wetsvoorstel beantwoordt aan de nieuw titel die wij ervoor hebben bedacht, namelijk de wet stempel naar vermogen. Uit dit amendement blijkt namelijk dat de loonwaarde, als die eenmaal is vastgesteld, voor altijd zal zijn vastgesteld en wel zonder dat de betrokkenen daar zelf nog enige invloed op hebben. Ik neem aan dat ik dit amendement, met als eerste ondertekenaar de heer De Jong, zo moet lezen?
De heer Azmani (VVD):
Nee, absoluut niet. Als mevrouw Hamer het zo leest, is verwarring ontstaan. Het amendement is erop gericht om het aan de gemeenten over te laten met welke frequentie zij de loonwaarde bepalen. Nu is in de wet verankerd dat de gemeenten elke drie jaar de loonwaarde moeten bepalen. Door dit amendement krijgen de gemeenten de ruimte om dat zelf te bepalen. Dat laat overigens onverlet dat iemand nog steeds het recht heeft om een beroep te doen op de mogelijkheid om een nieuwe loonwaarde te laten bepalen.
Mevrouw Hamer (PvdA):
Dan wil ik wel graag weten waar dat recht dan uit blijkt, want dat mis ik in dit amendement. Ik begrijp wat de bedoeling is: zo min mogelijk bureaucratie en een maximale benutting van de loondispensatie. Met dit amendement wordt het stempel – daar ben ik toch al tegen, maar goed, dat staat daar nog los van – wel heel hard en voor altijd en eeuwig op het voorhoofd gedrukt. Het wordt er zo ongeveer ingebrand.
De heer Azmani (VVD):
Ingebrand? Mevrouw Hamer gebruikt nu woorden waarvan ik mij echt wil distantiëren. Dat vind ik echt niet betamelijk. De Partij van de Arbeid kiest ervoor om ook in de nieuwe plannen een arbeidsongeschiktheidsregeling of een arbeidsgehandicaptenregeling te handhaven. Als mensen gebruikmaken van die regeling, krijgen zij dus nog steeds het stigma "ik ben arbeidsgehandicapt". Met deze wet beogen wij juist van dit stempel af te komen. Dat doen wij niet door te kijken naar wat mensen niet kunnen, maar door te kijken naar wat mensen wel kunnen. De heer De Jong is de indiener van het amendement. Mevrouw Hamer kan vragen over het amendement ook aan hem stellen. Anders ontstaat zo meteen misschien eenzelfde discussie als die over het amendement van de heer Dijkgraaf. Ik maak duidelijk dat met het amendement wordt beoogd om de gemeenten de vrijheid te geven, zodat zij niet beperkt worden tot het vaste moment dat is vastgelegd in de wet. Door het amendement krijgen zij de ruimte om de loonwaarde te bepalen wanneer dat in het belang is van degene om wie het gaat en van de gemeente zelf. Mevrouw Hamer, heb nu ook eens vertrouwen in de gemeenteraad en in het college van burgemeester en wethouders, in de lokale democratie.
Mevrouw Hamer (PvdA):
Dat laatste lijkt mij een raar verwijt, want ik was de eerste die in 2008 met het plan kwam om deze regeling te decentraliseren naar de gemeente. Dat verwijt kan mij dus niet worden gemaakt.
De heer Azmani is een liberaal, maar de heer De Jong van de PVV meen ik niet. Ik vraag de heer Azmani als liberaal wat hiervan nu werkelijk de bedoeling is. Hij verspreekt zich namelijk steeds. Hij heeft het steeds over de wet arbeidongeschiktheid, maar wij hebben het hier over mensen met een arbeidshandicap. Er is helemaal geen reden waarom mensen niet trots zouden mogen zijn. Mijn regeling gaat over arbeidsgehandicapten en niet over arbeidsongeschikten. Dat is een totaal andere regeling, zoals u weet, dus ik vind dit een rare verspreking, die eigenlijk misselijk is voor de mensen om wie het gaat. Die mensen zijn niet arbeidsongeschikt, maar arbeidsgehandicapt. Zij hebben een talent. Soms kun je dat ook aan mensen zien. Het is toch helemaal niet erg dat je een arbeidshandicap hebt? Dat moeten we juist waarderen. Wat u nu doet, is een stempel opplakken hoeveel loonwaarde zij nog hebben en u wilt dat stempel nog blijvend opplakken ook. Waar staat dan in het amendement dat mensen ertegen in verweer kunnen komen en dat mensen kunnen groeien in hun werk?
De voorzitter:
De heer Azmani antwoordt even kort en daarna schors ik om praktische redenen even voor twee minuten. Daarna heeft mevrouw Karabulut als eerste het woord en daarna de heer De Jong.
De heer Azmani (VVD):
Wat moet ik erop zeggen? Mevrouw Hamer heeft het over brandmerken en daar heb ik op gereageerd. We hebben hier juist een regeling waarbij we kijken naar wat mensen wel kunnen in plaats van wat zij niet kunnen. Het amendement is helder en duidelijk. We gaan niet voorgoed het instrument loondispensatie toepassen op mensen, maar uiteindelijk zullen mensen ook het wettelijk minimumloon verdienen. Het amendement regelt dat we de gemeenten het vertrouwen geven zodat zij de vrijheid krijgen om dit instrument op de goede manier toe te passen. Het Rijk moet niet gaan regelen op welk moment dat instrument moet worden toegepast. Dat moet mevrouw Hamer, als een van de aanstichters van deze decentralisatie, ook tevredenstellen.
De voorzitter:
Ik schors op verzoek van de staatssecretaris voor twee minuten en daarna heeft mevrouw Karabulut het woord en dan de heer De Jong.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
Mevrouw Karabulut (SP):
Voorzitter. De heer Azmani wil nu gemakkelijker loondiscriminatie toepassen om een grotere groep onder het minimumloon te laten verdienen. Zijn redenering daarbij is dat er dan meer mensen vanuit de uitkering aan een baan komen. Het gaat alles bij elkaar om ongeveer een half miljoen mensen, waarvoor gemeenten straks verantwoordelijk worden. Kan de heer Azmani mij vertellen hoeveel mensen vanuit een uitkering naar een baan gaan uitstromen?
De heer Azmani (VVD):
Dat is net als nu met de Wet werk en bijstand. Het Rijk kan niet aangeven hoeveel mensen uit de bijstand uitstromen naar regulier werk.
Mevrouw Karabulut (SP):
Dit is een beetje erg gek. De heer Azmani zegt dat mensen minder moeten verdienen en dat zij voor een prikje moeten worden weggegeven aan en weggezet bij werkgevers. Dan komen zij wel aan een baan en uit de uitkering. Nu vraag ik aan de heer Azmani hoeveel mensen dan aan een baan en uit de uitkering komen. Of hij beantwoordt die vraag, of hij weet het niet. Dat kan betekenen dat mensen gewoon een uitkering blijven behouden, maar dan nog een beetje armer worden.
De heer Azmani (VVD):
Mevrouw Karabulut heeft al een antwoord gekregen op die vraag. Wat kan zij toezeggen aan al die mensen die nu een bijstandsuitkering hebben?
De voorzitter:
Er is geen gelegenheid voor tegenvragen. Probeert u de vragen van mevrouw Karabulut te beantwoorden.
De heer Azmani (VVD):
Dan geef ik hetzelfde antwoord. Niet de overheid creëert de banen in ons land, dat doen de bedrijven. De overheid kan niet zeggen: wij gaan 100.00, 200.000 of 300.000 banen regelen. Wij moeten ervoor zorgen dat de werkgevers zodanig worden ontzorgd dat de economie weer groeit en er meer banen ontstaan. Met deze wet komt er in ieder geval een gereedschapskist waardoor het aantrekkelijker wordt om mensen met een handicap weer een plaats te geven in de reguliere samenleving en het weer normaal is dat je naaste collega iemand is met een beperking.
Mevrouw Karabulut (SP):
Dit is toch volstrekt onverantwoorde politiek. Werkgevers zeggen dat zij de banen niet hebben, dat de instrumenten te ingewikkeld zijn en dat het hen om andere dingen gaat. Van de mensen met een beperking die nu een baan hebben, worden 60.000 plaatsen in de sociale werkvoorziening geschrapt, ook als zij een beetje fatsoenlijk contract hebben. Dit alles om de gok te nemen dat een aantal van hen misschien in armoedebaantjes belandt. Maar zelfs dat weet de heer Azmani niet. Ik wijs hem erop dat mensen hierdoor niet uit de uitkeringsituatie zullen komen. Zij zullen misschien af en toe een klein beetje aan de slag komen om vervolgens weer in de uitkering te belanden. De werkgevers hebben geen banen, de heer Azmani heeft geen doelstelling en dit kabinet staat met lege handen. Het enige wat hier gebeurt, is dat de verplichtingen voor mensen met een beperking worden aangescherpt. Zij worden gediscrimineerd door middel van loondiscriminatie en in een uitzichtloze positie gebracht. Dit moet de heer Azmani toch niet willen op deze manier?
De voorzitter:
Dit lijkt bijna een tweede termijn. Ik vraag u om hierop te letten. Zo herhaalt u de discussie die al zestien uur heeft geduurd. De heer Azmani reageert nog één keer.
Mevrouw Karabulut (SP):
Ik zal deze discussie keer op keer op keer blijven herhalen.
De voorzitter:
Dat is uw goed recht, maar ik wijs erop dat de voorzitter het recht heeft om op een gegeven moment te zeggen dat het voldoende is geweest. De heer Azmani reageert nog één keer.
De heer Azmani (VVD):
Ik zal keer op keer herhalen dat noch de overheid, noch de Kamer ervoor kan zorgen dat mensen een plek op de arbeidsmarkt krijgen. Wij kunnen alleen het veld zodanig organiseren, dat werkgevers zich bereid zullen tonen om mensen een plek te bieden. Mevrouw Karabulut pleit min of meer voor stilstand, maar in de huidige situatie hebben al 217.000 mensen een Wajonguitkering. Als wij daaraan nu niets doen, zitten wij in 2040 met een groot sociaal drama. Dat is het nu eigenlijk al. Dan zullen er 400.000 jongeren in de Wajong zitten. Ik kies ervoor dat mensen een plek krijgen in de samenleving met behulp van het instrument loondispensatie. Mevrouw Karabulut kiest ervoor om meer uitkeringen te verstrekken. De consequentie van het verkiezingsprogramma van haar partij is dat er 2,3 mld. extra aan uitkeringen wordt uitgekeerd. Als dat de politiek van mevrouw Karabulut is, dan wens ik haar veel succes.
Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie):
Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor de beantwoording van de vele vragen die ik heb gesteld. In eerste termijn heb ik hem gevraagd die vragen duidelijk te beantwoorden en ermee rekening te houden dat ik bepaalde vragen wederom stel omdat ik niet tevreden was over zijn eerdere antwoorden. Toch kreeg ik diezelfde standaardantwoorden terug. Zo werd verwezen naar de memorie van toelichting of de nota naar aanleiding van het verslag.
Op een aantal punten heb ik toch meer duidelijkheid gekregen. De staatssecretaris heeft enkele toezeggingen gedaan die alle min of meer gericht zijn op het bespreekbaar maken van een aantal cruciale zaken met de VNG en/of grote landelijke bedrijven, waaronder het ondernemerschap en de mogelijkheid om de arbeidsmatige dagbesteding open te laten voor nuggers. Daarvoor mijn dank.
De fractie van de ChristenUnie staat geen samenleving voor waarin mensen als zielig worden weggezet. Het tegenovergestelde is het geval. Wij willen dat de talenten van mensen verder ontwikkeld en optimaal benut worden. Wij geloven in de kracht van mensen en proberen die kracht zo veel mogelijk uit te dragen. Groot was dan ook mijn verbazing over de toon van de staatssecretaris in het wetgevingsoverleg alsof wij bezig waren mensen in een hoekje te plaatsen. Ik werp dat verre van mij. De staatssecretaris heeft een samenlevingsvisie gebaseerd op bepaalde idealen en overtuigingen. Die heeft mijn fractie ook. In het politieke debat is het de norm om elkaar daarin te respecteren en te bekijken of er een consensus kan worden bereikt over heikele punten. Op deze manier ben ik maandag het debat ingegaan. De staatssecretaris zet in op de eigen verantwoordelijkheid van mensen. Dat doet mijn fractie ook. Er is echter één verschil: wij erkennen dat er in onze samenleving mensen zijn die een maximale verantwoordelijkheid willen nemen maar extra ondersteuning nodig hebben van de samenleving. Wij vinden dat deze mensen ondersteuning moeten krijgen om zelfredzaam te worden. Zo kunnen ze deelnemen aan het maatschappelijk verkeer.
In het wetsvoorstel wordt die mogelijkheid geboden. Doordat bepaalde voorwaarden echter ontbreken, vreest mijn fractie dat sommige mensen tussen wal en schip vallen. Mijn fractie heeft geprobeerd om al deze voorwaarden ter discussie te stellen. Ontzorg de werkgever, maar spreek hem ook aan op zijn verantwoordelijkheden. Bied gemeenten beleidsruimte om met minder middelen slimmer te werken. Stuur aan op zelfredzaamheid en zelfstandigheid, vooral van de doelgroep met een ondersteuningsvraag.
Ook vandaag wil ik hierop doorgaan. Daarom heb ik een actieplan opgesteld met enkele voorstellen en ideeën. Enkele van die voorstellen zijn al kort aan de orde gekomen gedurende het wetgevingsoverleg. Het was de bedoeling dat ik het plan toen zou indienen, maar helaas was het niet op tijd gereed. Daarom wil ik het plan nu via de voorzitter aanbieden aan de staatssecretaris. Ik verwacht een reactie op de voorstellen.
Net als de staatssecretaris willen wij heel graag dat zo veel mogelijk mensen aan het werk gaan. De staatssecretaris zegt dat het een hele klus zal worden, mede door de bezuinigingen. Dat geloof ik best en daar lopen wij ook niet voor weg. Feit is wel dat de verantwoordelijkheid voor de gevolgen van een politieke keuze genomen moet worden. Mijn fractie is in afwachting van het plan van aanpak voor de monitoring. Hierdoor zullen wij meer duidelijkheid krijgen over de mogelijke gevolgen.Er is sprake van een verschil in visie tussen de VNG en de staatssecretaris. Het is nog niet gelukt om deze twee partijen nader tot elkaar te brengen in het debat. De staatssecretaris reageerde met een pertinent nee op een vraag van mij of het bedrag van 100 mln. in 2013 al ingezet kan worden bij knelpunten. Ik ben wel blij dat er wordt ingezet op samenhang tussen de verschillende decentralisaties en het elimineren van de financiële schotten. Ook ben ik blij dat de staatssecretaris ervoor openstaat om te kijken naar het compensatiebeginsel. Ik had daarvoor een motie voorbereid, maar de heer Azmani heeft daarover ook al een motie ingediend. Gisteren las ik in Binnenlands Bestuur dat de VNG inzet op mogelijkheden om gemeenten in de uitvoering verschillende taken slim te laten combineren. De VNG heeft een bundel van acht factsheets gepubliceerd over de samenhang tussen decentralisaties om gemeenten te wijzen op de mogelijkheden om de uitvoering van deze taken slim te combineren. Dat geeft hoop. Echter, het probleem met de bezuinigingen op de WSW is hierdoor nog niet opgelost. De herstructureringsplannen moeten daarop meer zicht bieden. Is de staatssecretaris bereid om klip-en-klaar uit te spreken dat hij ervan verzekerd is dat het allemaal goed komt en dat hij in de toekomst zijn verantwoordelijkheid daarvoor zal nemen? Hoeveel mensen wil de staatssecretaris aan het werk helpen? Er wordt op een goede manier ingezet op ontzorgen van werkgevers, maar dat is niet genoeg, want er zullen ook harde afdwingbare afspraken met de werkgevers moeten worden gemaakt. Wat is de ambitie van de staatssecretaris op dit punt?
Een ander punt is de positie van de niet-uitkeringsgerechtigde, de zogenaamde nuggers. De staatssecretaris heeft gezegd dat de gemeenten op basis van de verordeningsplicht evenwichtig aandacht moeten schenken aan de verschillende groepen, dus ook aan de nuggers. Ook de groep mensen met een meervoudige handicap of een psychiatrische aandoening dienen aandacht te krijgen. Deze mensen zijn namelijk aangewezen op structurele en dure trajecten. Deze mensen mogen echt niet buiten de boot vallen! Gaat de staatssecretaris monitoren of er sprake is van evenwichtige aandacht? Een en ander geldt ook voor mensen die met een SW-indicatie op de lijst staan. De staatssecretaris zegt dat gemeenten niets in de weg staat om deze groep een passende tussenoplossing aan te bieden. Wordt dit ook gemonitord?
Ik wil alsnog helderheid over een punt dat ik in het wetgevingsoverleg naar voren heb gebracht. Ik meende de staatssecretaris correct te hebben verstaan, maar uit een gesprek met een collega bleek mij dat zijn boodschap bij sommigen anders is overgekomen. Vandaar dat ik mijn vraag herhaal. Momenteel zijn er werknemers in de WSW van wie het contract van rechtswege is beëindigd. Die contracten worden bovendien niet verlengd. Deze mensen hebben na mei 2011 geen baan meer in een SW-bedrijf. Worden deze ex-werknemers herkeurd volgens het strengere schattingsbesluit? Is het mogelijk dat zij hun SW-indicatie verliezen? Graag een helder antwoord. Ik heb verder ook gevraagd of het UWV het verzoek van een cliënt om zijn specialist te betrekken bij de herkeuring moet honoreren. De staatssecretaris zegt dat het UWV altijd een deskundige kan uitnodigen voor het onderzoek, indien het UWV dat nodig acht. Dat weet ik natuurlijk ook wel! En dat was mijn vraag dan ook niet. Ik wil namelijk dat het UWV het verzoek altijd honoreert. Graag een toezegging.
De staatssecretaris heeft toegezegd dat hij met de Stichting van de Arbeid de stand van zaken rond pensioenopbouw via de pro rata-systematiek bij deeltijdwerk gaat bespreken. Voor mijn fractie moet het helder zijn dat mensen met loondispensatie pensioen kunnen opbouwen. Dit mag niet overgelaten worden aan de willekeur van de pensioenfondsen! Is de staatssecretaris bereid toe te zeggen dat hij het zelf zal regelen, indien de pensioenfondsen voor 1 januari 2013 verstek hebben laten gaan? Ook vraag ik de staatssecretaris om in zijn gesprek met de Stichting van de Arbeid het probleem aan de orde te stellen dat mensen met een ondersteuningsvraag gemiddeld een tien jaar kortere levensverwachting hebben. Ik vraag daarnaar met het oog op de hoge premie.
Er liggen nog twee heikele punten voor mijn fractie: de loondispensatie en de gevolgen van de huishoudinkomenstoets voor mensen met een ondersteuningsvraag. Deze mensen dreigen namelijk overal buiten te vallen. Mijn fractie heeft ingestemd met de pilot met loondispensatie. Wij deden dat in de overtuiging dat er mogelijkheden geschapen moeten worden om mensen met een ondersteuningsvraag aan het werk te helpen. Ik heb mijn inbrengen over dit onderwerp nog eens nagelezen, omdat de staatssecretaris iedere keer maar weer verwijst naar het feit dat de vorige regering hiermee is begonnen. Ja, dat klopt. Die is begonnen met een pilot; een pilot die wij zouden evalueren om vervolgens te beslissen of het instrument definitief ingevoerd kan worden. De pilot is echter nog niet afgerond en nu wordt het instrument al definitief ingevoerd. Dat is tegen de afspraken die door de toenmalige coalitie zijn gemaakt. Loondispensatie is een instrument om in te zetten op de ontwikkeling van de arbeidsmogelijkheden van mensen. Dan moet wel duidelijk zijn of het instrument effectief is en het gerechtvaardigd is dat mensen jarenlang onder het wettelijk minimumloon werken. Het instrument moet ook zijn gericht op maatwerk. Nu wordt bijvoorbeeld standaard uitgegaan van zeven en negen jaar. Ik hoor graag van de staatssecretaris of hij van plan is op basis van de eindresultaten van de pilot alsnog te kiezen voor meer mogelijkheden voor maatwerk. Ik wil hier graag een toezegging op horen. Voor nu wil mijn fractie dat de perioden van zeven en negen jaar worden ingekort.
Ik vraag de staatssecretaris nogmaals een soort hardheidsclausule in te bouwen in de huishoudinkomenstoets voor de groep burgers met een ondersteuningsvraag, die zonder uitzicht thuis komen te zitten. Deze mensen zullen financieel helemaal afhankelijk worden van hun ouders, terwijl de ChristenUnie juist wil dat ze zelfredzaam worden. Ziet de staatssecretaris mogelijkheden gemeenten toch enige ruimte te bieden om in schrijnende gevallen een inkomensondersteuning te geven? Ik vraag de staatssecretaris hierop te reageren. Ik overweeg nog met een amendement te komen op dit onderwerp.
Voorzitter. Ik dien nu mijn moties in die voor zichzelf spreken.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat er zowel verschillende definities van loonwaarde als verschillende methodieken voor het meten van loonwaarde worden toegepast;
overwegende dat het bestaan van verschillende definities van loonwaarde en methodieken voor het meten van loonwaarde leidt tot andere uitkomsten in vergelijkbare gevallen;
van mening dat op grond van de rechtsgelijkheid vergelijkbare gevallen op gelijke wijze moeten worden beoordeeld;
verzoekt de regering, zorg te dragen voor het tot stand komen van een uniforme definitie van het begrip "loonwaarde" en een eenduidige methodiek voor het meten van de loonwaarde,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Ortega-Martijn. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 53 (33161).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de Wajong wordt beperkt tot mensen die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt zijn en de WSW tot mensen met een indicatie "beschut werk" zodat er een grotere groep een beroep zal doen op de Wet werken naar vermogen;
constaterende dat de groei van deze groep een evenredige groei van de uitvoeringskosten van gemeenten veroorzaakt;
overwegende dat het kabinet heeft aangekondigd om een extra bedrag toe te voegen aan het budget voor de uitvoeringskosten van gemeenten dat in 2015 zal zijn opgelopen tot 27 mln.;
van mening dat deze intensivering onvoldoende rekening houdt met de ontwikkeling van het bestand binnen de Wet werken naar vermogen;
verzoekt de regering om aan te geven hoe de omvang van de doelgroep van de Wet werken naar vermogen zich in de komende jaren ontwikkelt en om de vergoeding voor de uitvoeringskosten richting de gemeenten hierop te baseren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Ortega-Martijn. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 54 (33161).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de arbeidsparticipatie van mensen met een arbeidsbeperking achterblijft;
overwegende dat de Wet werken naar vermogen tot doel heeft om de arbeidsparticipatie van mensen met een arbeidsbeperking te vergroten, maar dat concrete afspraken hierover ontbreken;
van mening dat iedereen naar vermogen moet kunnen participeren op de arbeidsmarkt;
verzoekt de regering om met sociale partners concrete afspraken te maken over de participatie van mensen met een arbeidsbeperking en zorg te dragen voor het naleven van deze afspraken,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Ortega-Martijn. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 55 (33161).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de besparingen die gemeenten boeken wanneer iemand met loondispensatie aan de slag gaat, via de vaststelling van het macrobudget na een jaar in zijn geheel terugvloeien naar het Rijk;
constaterende dat het instrument loondispensatie binnen de Wet werken naar vermogen een belangrijk instrument vormt om mensen die niet zelfstandig het wettelijk minimumloon kunnen verdienen, aan het werk te helpen;
overwegende dat duurzame begeleiding noodzakelijk is om te voorkomen dat iemand terugvalt in de uitkering en daarmee de besparing vervalt;
van mening dat de inzet moet zijn om zo veel mogelijk mensen duurzaam aan het werk te helpen;
verzoekt de regering, bij de vaststelling van het macrobudget een aanzienlijk deel van de bespaarde uitkeringslasten meerjarig bij gemeenten te laten ten behoeve van de begeleiding van deze groep;
verzoekt de regering voorts om dit in overleg met de gemeenten uit te werken in de systematiek voor het macrobudget en deze systematiek per ingangsdatum van de nieuwe Wet werken naar vermogen in te laten gaan,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Ortega-Martijn. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 56 (33161).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de huishoudinkomenstoets in de Wet werken naar vermogen leidt tot het ontstaan van een groep mensen met een arbeidsbeperking die niet-uitkeringsgerechtigd zijn;
overwegende dat de financiële prikkels voor gemeenten om ondersteunende voorzieningen beschikbaar te stellen aan niet-uitkeringsgerechtigden hierdoor beperkt zijn;
overwegende dat ondersteunende voorzieningen van groot belang zijn om de kansen van mensen met een beperking op de arbeidsmarkt te vergroten;
van mening dat het onwenselijk is als er een groep mensen met een arbeidsbeperking door een gebrek aan ondersteuning niet aan het werk komt;
verzoekt de regering om de ondersteuning van gemeenten aan mensen met een arbeidsbeperking die door de huishoudinkomenstoets buiten de Wet werken naar vermogen vallen, te monitoren en in overleg met gemeenten aanvullende maatregelen te nemen om de arbeidsparticipatie van deze groep te bevorderen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Ortega-Martijn. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 57 (33161).
Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie):
Voorzitter. Het zijn heel veel moties. Zoals ik heb gezegd, staat mijn fractie heel welwillend ten opzichte van het wetsvoorstel. Er zijn echter toch nog wat angels die zij er graag uit wil hebben. Daarnaast krijg ik straks graag een reactie van de staatssecretaris op mijn amendement op stuk nr. 20 over de mantelzorg. Mijn fractie vindt de manier waarop het nu in de wet is geregeld, toch te stringent. Als mensen zelf mantelzorg geven, levert dat eigenlijk altijd baten op voor de staatskas. Ik vraag de staatssecretaris dus om hier goed naar te kijken.
Met mevrouw Koşer Kaya heb ik een amendement over de studieregeling. Tot gisteren had ik niet het gevoel dat de staatssecretaris begreep wat wij eigenlijk willen zeggen met dit amendement en met de studieregeling. Het gaat erom dat mensen met een ondersteuningsvraag sowieso langer doen over hun studie. Zij hebben bijna geen mogelijkheden om bij te verdienen maar hebben wel meer kosten dan mensen zonder een ondersteuningsvraag. Het enige wat wij vragen is of het mogelijk is om toch een bepaalde vorm van inkomensondersteuning voor deze groep te behouden, naast de studiefinanciering. Daarnaast heb ik in een actieplan een ander idee geopperd, namelijk om dan maar te komen met een aparte beurs voor deze categorie. Ik hoor hier graag wat over van de staatssecretaris.
Tot slot gelooft de ChristenUnie in een inclusieve samenleving waaraan iedereen kan meedoen. Zij staat dan ook achter de doelstelling van dit wetsvoorstel, maar heeft toch haar twijfels. Mijn fractie heeft zich bij de behandeling van het wetsvoorstel welwillend opgesteld om mee te denken over mogelijke oplossingen. Ook zal mijn fractie haar eigen maatschappelijke verantwoordelijkheid nemen om meer jongeren met een ondersteuningsvraag te koppelen aan een werkgever. Daartoe zullen wij samen met andere partijen, onder andere CNV Jongeren, in juni een actie opzetten voor het project De Realisten. Want over wie hebben wij het eigenlijk? Wij hebben het over mensen die graag willen werken en talent hebben. Zij willen dat hun talent wordt ontwikkeld. Maar zij zijn ook heel realistisch over de mogelijkheden die er zijn. Ik roep mijn collega's op om het ook te gaan doen. Mevrouw Hamer heeft het ook al gedaan. Wij hebben onze sociale netwerken. Ook in onze achterban zijn er werkgevers. Laten wij onze maatschappelijke verantwoordelijkheid nemen. Wij hebben niet alleen een politieke verantwoordelijkheid, maar ook een maatschappelijke verantwoordelijkheid. Alleen wanneer de totale samenleving haar verantwoordelijkheid neemt, zal het lukken om al dit kostbare talent te ontwikkelen en te benutten.
Daarom richt ik ten slotte het woord tot al die mensen die ik de laatste drie à vier jaar heb leren kennen, door persoonlijke mails, door persoonlijke contacten en door op werkbezoek te gaan. Ik heb hen leren kennen als mensen die graag willen. Zij weten wat de mogelijkheden zijn. Zij weten ook wat hun beperkingen zijn, maar zij willen werken. Eerlijk gezegd kan het hun soms ook niet schelen wat zij betaald krijgen. Zij willen gewoon werken. Maar op een gegeven moment moeten zij trots zijn op wat zij kunnen opbrengen. Op den duur moet het dus wel gekoppeld zijn aan een goed salaris. Dat is heel belangrijk. Ik moet denken aan al die jongeren die zo graag willen werken. Ik noem het voorbeeld van één jongere, die ik al vier jaar volg, namelijk Gideon. In de Bijbel betekent Gideon "held". Hij is voor mij een held. Hij is al vier jaar bezig om naar werk te zoeken. Hij is al vier jaar bezig in al die re-integratietrajecten. Hij heeft ontdekt dat hij een gave heeft. Hij kan een computer helemaal uit elkaar halen en weer in elkaar zetten. Hij heeft daarom geprobeerd om bij allerlei organisaties onder de aandacht te brengen dat hij erachter is gekomen dat hij dit kan: geef mij de mogelijkheid om dit te doen! Hij wordt echter iedere keer geconfronteerd met het feit dat hij geen diploma heeft. Dat maakt mij boos, omdat hij zo graag wil. Hij heeft wel een gave, maar niet het diploma. Voor dergelijke mensen wil ik pleiten en een lans breken. Zij zijn mijn helden. Zij zijn het die inspireren. Daarom wens ik de staatssecretaris veel wijsheid toe voor dit wetsvoorstel. Het gaat om heel kostbare mensen in onze samenleving.
Mevrouw Koşer Kaya (D66):
Voorzitter. Geen hervorming van de arbeidsmarkt. Geen hervorming van de WW. Tot 2020 stilstand op het terrein van de AAW. Hier rust een taboe op. Er heerst zelfs binnen deze bezuiniging een nieuw taboe, namelijk het huidige bestand van werknemers in sociale werkplaatsen. Naar deze groep wordt niet gekeken, terwijl 50% met begeleiding naar een reguliere werkgever kan en dat ook heel graag wil. Omdat het niet kan, blijft er te weinig geld over voor de nieuwe arbeidsgehandicapten. Voor deze groep is er bijna geen plek meer in sociale werkplaatsen. Het aantal nieuwe plaatsen daalt zelfs met tweederde. Dit zou geen probleem zijn, als zij terecht konden op de arbeidsmarkt. Maar daarvoor is wel begeleiding nodig en hulp bij het passend maken van banen. Ook daarvoor blijft er helaas onvoldoende budget over. De VNG verwacht dat 201 gemeenten hun hele budget voor re-integratie in 2015 kwijt zullen zijn aan de WSW. Sterker nog, deze gemeenten zullen gezamenlijk 45 mln. moeten bijleggen. Er blijft daar dus niets over voor ondersteuning bij de zoektocht naar werk.
Dit wetsvoorstel zorgt voor een onrechtvaardige verdeling waardoor het doel van de Wet werken naar vermogen in gevaar komt. Doordat er te weinig geld is voor ondersteuning zal het aantal werklozen juist toenemen. Dit blijkt ook uit de berekening van het CPB, dat schrijft dat dit plan "per saldo tot een afname van de werkgelegenheid leidt".
De centrale vraag is dan ook of het wel of niet lukt om meer mensen aan het werk te krijgen. Het antwoord daarop is gelijk aan het antwoord op de vraag of dit een hervorming of een bezuiniging is. Ik heb een groot aantal amendementen ingediend, allemaal serieuze voorstellen om het wetsvoorstel te verbeteren. Want wij zijn voor een hervorming, voor één regeling aan de onderkant van de samenleving, zodat mensen niet van het kastje naar de muur worden gestuurd en echt worden geholpen. Maar de manier waarop dit wetsvoorstel is vormgegeven geeft hervormen een slechte naam.
In het vervolg ga ik in op een aantal punten: het huidige WSW-bestand, de studieregeling, de toegangstoets, verdere ontschotting en het aanbod aan vacatures. Ik begin met de begeleiding. In mijn inleiding ging ik al in op de tweedeling. Ik heb daarom een amendement ingediend dat gemeenten de vrijheid geeft om het huidige WSW-bestand individueel te herkeuren, dus niet de groep, en dat geld te gebruiken voor de begeleiding naar werk. Het is namelijk niet uit te leggen dat mensen aan de ene kant onnodig in een sociale werkplaats zitten, terwijl er aan de andere kant te weinig geld beschikbaar is voor de begeleiding naar werk. Wil de staatssecretaris op mijn amendement reageren?
Ook is er nog 400 mln. voor het herstructureringsfonds en 100 mln. uit de RUD-middelen. Ziet de staatssecretaris hier geen enkele ruimte voor een budget voor ondersteuning? Mevrouw Hamer heeft hierover een motie ingediend die ik mede heb ondertekend.
Dan de studieregeling. De inzet op studie en scholing zou veel groter moeten zijn. Mensen doen daarmee namelijk kennis op voor het leven, maar een diploma is meer dan kennis. Het is ook een bewijs tegenover werkgevers dat je gemotiveerd bent en iets in je mars hebt. Juist het laatste is belangrijk voor arbeidsgehandicapten. Werkgevers twijfelen daar helaas te vaak aan. Als zij zien dat het gelukt is om een mooi diploma te behalen, geloven zij sneller dat het lukt om ook die vacatures in te vullen. Deze groep heeft wel extra ondersteuning nodig. De kans op een baan is later kleiner, het risico op een hoge studielening is voor sommigen te groot. Ook is het moeilijk voor deze groep om studie en een bijbaan te combineren. Wij moeten deze groep dus over de drempel zien te krijgen. Hierover heb ik ook een amendement ingediend. De heer Klaver en mevrouw Ortega hebben dat meeondertekend.
De staatssecretaris zei hierover gisteren dat deze mensen ontheffing van de langstudeerboete kunnen krijgen, maar waar het mij om gaat is dat zij een extra stimulans verdienen. Is de staatssecretaris het met mij eens dat die extra stimulans hard nodig is? Hoe denkt hij in dat verband over mijn amendement? Of wil hij een alternatief plan presenteren om scholing te stimuleren?
Dan het ontschotten. Gemeenten gaan verantwoordelijkheid dragen voor delen van de AWBZ, de Wmo, de Wet werken naar vermogen en de jeugdzorg. Deze regelingen samen kennen veel overlap, terwijl het vaak om dezelfde mensen gaat. Het was dus goed nieuws dat de staatssecretaris zei dat verdere stroomlijning en samenvoeging de stip op de horizon is. Als wij die stip op de horizon ooit willen bereiken, moeten wij echter wel een routekaart hebben. Daarom vraag ik de minister om de routekaart te maken. Ik snap dat hij niet morgen de stip op de horizon kan bereiken, want wij zitten middenin een transitie. Het is daarom onverstandig om nu al alle regelingen samen te voegen. Wel moeten wij bezien welke stappen wij op termijn kunnen zetten. Ik doel specifiek op het ontschotten van de AWBZ, de Wet werken naar vermogen, de Wmo en de jeugdzorg. Dat is belangrijk. Daarom dien ik de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat gemeenten verantwoordelijk worden of zijn voor de WWNV, begeleiding vanuit de AWBZ, de Wmo en de jeugdzorg;
overwegende dat er overlap zit in deze regelingen en mensen soms een beroep doen op meerdere regelingen tegelijk;
van mening dat gemeenten door ontschotting van de financiering meer mogelijkheden krijgen om dwarsverbanden te leggen en het geld efficiënt te besteden;
verzoekt de regering om de mogelijkheden voor verdere ontschotting van de financiering van de WWNV, de AWBZ, de Wmo en de jeugdzorg in kaart te brengen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Koşer Kaya. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 59 (33161).
Mevrouw Koşer Kaya (D66):
Ik kom op de toegangstoets. Gemeenten moeten een derde instantie een toegangstoets laten uitvoeren, zeker als zij voor iemand loondispensatie willen gebruiken. Dit is onnodig, bureaucratisch en kostbaar. De argumenten daarvoor heb ik gisteren genoemd en staan ook uitgebreid beschreven in het amendement dat ik hierop heb ingediend. Dit amendement heeft veel bijval gekregen vanuit de VNG, maar ook vanuit de Kamer. De staatssecretaris had het gisteren over voorstellen vanuit de Kamer die hij met belangstelling tegemoet zag. Ik begrijp nu dat dit een signaal was voor de vier coalitiepartners. Inmiddels ligt er op dit punt een amendement dat bijna vergelijkbaar is met dat van mij.
Gisteren heeft de staatssecretaris ook gesproken over de cliëntenraden.
De heer Dijkgraaf (SGP):
Ik kom nog even terug op het amendement. Laten wij constateren dat mevrouw Koşer Kaya ons amendement opvat als bijna vergelijkbaar met dat van haar. Wij hebben een andere mening. Daarover zouden wij een welles-nietesspelletje kunnen spelen. Als mevrouw Koşer Kaya vindt dat het amendement van mij en drie andere woordvoerders in de Kamer eigenlijk gewoon is wat zij bedoelt, dan nodig ik haar hierbij uit om de twee amendementen samen te voegen en gezamenlijk één amendement in te dienen. Wij zijn alleen gericht op de inhoud. Wij dachten oprecht dat wij een volstrekt ander amendement in zouden dienen. Als mevrouw Koşer Kaya de amendementen echter samen wil voegen, dan vind ik dat prima.
Mevrouw Koşer Kaya (D66):
Wij hebben hierover gisteren uitgebreid gesproken. Ook heb ik uitgebreid uit de doeken gedaan wat de bedoeling is van mijn amendement. Ik heb geen enkele vraag van de vier coalitiepartners gekregen. Een maand geleden is mijn amendement ingediend. Zegt de heer Dijkgraaf nu: mooi amendement hebt u liggen, misschien is het op een onderdeel net iets anders? Als dat zo is, zou ik hem nu precies dezelfde vraag kunnen stellen als hij nu aan mij stelt. Ik zou hem dan kunnen zeggen: mijnheer Dijkgraaf, er is al een mooi amendement ingediend en u en andere woordvoerders kunnen zich erbij aansluiten. Ik deel dit amendement graag met anderen.
De heer Dijkgraaf (SGP):
Wij hebben twee inhoudelijke bezwaren tegen het amendement van mevrouw Koşer Kaya. Dat amendement zullen wij dus niet steunen. Op grond van die twee inhoudelijke bezwaren hebben wij een alternatief ontwikkeld. Ik steek nogmaals mijn hand uit naar mevrouw Koşer Kaya. Als zij zegt dat wij het inhoudelijk eens zijn en dit eigenlijk haar bedoeling was, laat haar dan meedoen met ons amendement. Dat vind ik prima. Op die manier hebben wij gewoon een amendement dat gezamenlijk wordt gedragen. Laten wij het met zijn allen doen. Dat lijkt mij uitstekend. Het gaat tenslotte om de inhoud.
Mevrouw Koşer Kaya (D66):
Ik heb zojuist nog eens bij Bureau Wetgeving nagevraagd of juist is wat de heer Dijkgraaf daarnet zei. Mij werd gezegd dat als je de derde eruit schrapt, het precies overeenkomt met wat naar voren wordt gebracht in het amendement van de heer Dijkgraaf en anderen. Ik zie in het amendement van de heer Dijkgraaf geen wezenlijke wijziging of verandering, maar goed, ik bied hem een uitgestoken hand. Ik heb het amendement ingediend en hij kan het medeondertekenen.
De voorzitter:
De heer Dijkgraaf biedt een uitgestoken hand en mevrouw Koşer Kaya biedt een uitgestoken hand. Ik geef de heer Dijkgraaf nog gelegenheid voor één interruptie, waarop mevrouw Koşer Kaya dan nog kan reageren. Ik stel voor dat u eens met elkaar om de tafel gaat.
De heer Dijkgraaf (SGP):
Onze mening is heel duidelijk. Het amendement van mevrouw Koşer Kaya schiet op twee punten tekort. Het haakje staat er sowieso niet in. Er is niet geregeld wat er bij misbruik moet gebeuren. In ons amendement is dat wel geregeld. Dat is voor ons cruciaal omdat dit een grote zorg is, zoals de staatssecretaris gisteren heeft aangegeven. Het is de vraag of dit wel goed gaat. Dat moet je dus in de wet regelen. Nogmaals: als mevrouw Koşer Kaya wil meedoen aan het ingediende amendement, hebben wij gezamenlijk een prachtig, breed gedragen amendement. Daar moet het toch om gaan?
Mevrouw Koşer Kaya (D66):
Dat had ik de heer Dijkgraaf gisteren graag horen zeggen, maar dat heb ik toen niet gehoord. Het haakje dat de heer Dijkgraaf noemt, stelt op zich helemaal niets voor. Ik heb er net niet op gereageerd, maar dat zal ik nu met alle plezier doen. Als wij zien dat de toets, die wij allebei uit het wetsvoorstel willen hebben, niet werkt, kun je het er altijd nog in fietsen. Ik begrijp dus werkelijk waar niet wat de meerwaarde van het amendement van de heer Dijkgraaf is.
De voorzitter:
Ik stel voor dat u later eens met elkander gaat praten.
De heer Dijkgraaf (SGP):
Ik heb een punt van orde betreffende de duiding; daarna houd ik gelijk mijn mond. Gisteren hebben wij helemaal niet met elkaar gedebatteerd. Wij debatteerden gisteren met de staatssecretaris, die onze vragen beantwoordde. Wij hadden een debat met de staatssecretaris. Wij wilden eerst een reactie van de staatssecretaris op dit soort onderwerpen.
Mevrouw Koşer Kaya (D66):
In de Kamer is het gebruikelijk dat wij, als wij moties of amendementen indienen, elkaar daarop bevragen. Dit onderwerp is maandag en dinsdag al aan de orde geweest. Ik begrijp dat het achtste gebod de heer Dijkgraaf nu te binnen schiet.
De voorzitter:
Ik stel voor dat u hierover later met elkaar spreekt. Dit gespreksonderwerp beschouw ik voor nu als afgerond.
De heer Klaver (GroenLinks):
Ik heb hierover nog een concrete vraag. Ik ben medeondertekenaar van dit amendement en ik maak mij zorgen als ik de heer Dijkgraaf hoor spreken, dus ik wil graag gerustgesteld worden. Klopt het dat mevrouw Koşer Kaya zojuist een wijziging heeft ingediend, waarin in de toelichting duidelijk is opgenomen dat de werking van het amendement is dat de hele toegangstoets verdwijnt?
Mevrouw Koşer Kaya (D66):
Zoals ik net al aangaf, heeft Bureau Wetgeving gezegd dat dit de feitelijke situatie was in het amendement zoals wij dat hadden ingediend. Ter verduidelijking heb ik er nog een zinnetje aan toegevoegd.
De voorzitter:
Voordat wij allerlei adviserende diensten bij de debatten betrekken, stel ik voor dat u met elkaar in gesprek gaat over de vraag hoe dit verder zou kunnen lopen. Het debat wordt morgen pas voortgezet met de reactie van de staatssecretaris.
Mevrouw Koşer Kaya (D66):
Van het begin af aan was heel duidelijk wat wij met de toegangstoets wilden.
Ik kom op de cliëntenraden. Gisteren heeft de staatssecretaris gesproken over het belang van de cliëntenraden, maar helaas bleven concrete maatregelen uit. Daarom heb ik eerder een amendement ingediend om de rol van de cliëntenraden te verstevigen. Zij krijgen de volgende extra rechten en bevoegdheden. Zij moeten de besluiten over verordeningen en beleid tijdig ontvangen en daarover advies kunnen uitbrengen. Zij moeten voldoende ondersteuning krijgen. Zij moeten advies aan derden kunnen vragen. Tot slot moeten zij de mogelijkheid krijgen om met andere cliëntenraden samen te werken. Voor de checks-and-balances is het immers buitengewoon belangrijk dat de cliëntenraden versterkt worden. Graag krijg ik een reactie van de staatssecretaris op mijn amendement.
Ik heb nog een tweede punt over de cliëntenraden waarop ik gisteren geen antwoord heb gehoord. Er zijn nu cliëntenraden in verschillende vergelijkbare domeinen: de WWNV, de Wmo et cetera. Deze versnippering doet de inspraak van mensen geen goed. Ook voor de overheid is het onhandig omdat de adviezen niet in samenhang worden gegeven. Daarom dien ik de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat er verschillende cliëntenraden bestaan binnen domeinen als de Wet werken naar vermogen en de Wmo;
overwegende dat er mogelijkheden zijn om te komen tot meer samenhang of het samenvoegen van deze cliëntenraden;
van mening dat het integreren van de verschillende cliëntenraden leidt tot een sterkere positie van cliënten en hun de mogelijkheid biedt om meer samenhangende adviezen te geven;
verzoekt de regering, de Kamer te informeren over de mogelijkheden van een participatiewet waarin de positie en de wettelijke bevoegdheden van de diverse participatieraden binnen het domein van sociale zekerheid integraal zijn geregeld,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Koşer Kaya. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 60 (33161).
Ik wijs mevrouw Koşer Kaya erop dat zij inmiddels wel door de door haar opgegeven spreektijd heen is.
Mevrouw Koşer Kaya (D66):
Ik begrijp het, maar dit is heel belangrijk. Ik wil het dan ook graag even afmaken.
Tot slot de vacatures. Er is voldoende werk maar er zijn te weinig passende vacatures. Daarom kunnen veel arbeidsgehandicapten geen baan vinden. Zij willen dolgraag werken maar er zijn te weinig geschikte vacatures. Gisteren sprak de staatssecretaris over de werkgevers. Dat blokje was in mijn ogen toch wel vrij kort. Ook valt het mij op dat er almaar afspraken met VNO-NCW zijn gemaakt. De staatssecretaris krijgt 5000 banen, de PvdA 10.000. Ik hoop dat ik straks nog meer krijg, want dat zou helpen. Maar in alle ernst: ik vraag mij echt af wat deze afspraken waard zijn. De afspraken zijn gemaakt met de koepel en niet met de individuele werkgevers. En die laatsten moeten de banen leveren. Kan de staatssecretaris de Kamer informeren over het aantal banen dat is geleverd?
Dan nog twee andere punten over het creëren van passende banen. Ten eerste de afspraken over mensen met afstand tot de arbeidsmarkt en cao's. Er is een motie van mijn hand aangenomen die vraagt dat hierover in alle cao's afspraken worden gemaakt. Als dat niet gebeurt, moet we ze niet meer verplicht opleggen. In 2011 waren hierover slechts in 45 van de 100 cao's afspraken gemaakt. Wanneer gaat de staatssecretaris daar iets aan doen? Op welke datum moet de dekking 100% zijn?
Ten tweede de sociale paragraaf van werkgevers. Het zou goed zijn als de werkgevers in hun sociale paragraaf rapporteren over het aantal mensen met afstand tot de arbeidsmarkt dat ze in dienst hebben. Wat mij betreft moet daarbij het "comply or explain"-principe gelden. Leg het als bedrijf uit als je geen mensen met afstand tot de arbeidsmarkt in dienst hebt. Daarom dien ik de volgende en laatste motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat er op dit moment onvoldoende passende banen zijn voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt;
van mening dat werkgevers hier wel een belangrijke rol in hebben en dat een cultuuromslag noodzakelijk is;
van mening dat het aandacht besteden aan het personeelsbeleid met betrekking tot mensen met afstand tot de arbeidsmarkt kan bijdragen aan bewustwording en daarmee een cultuuromslag;
verzoekt de regering om er bij de Stichting van de Arbeid voor te pleiten dat bedrijven hierover gaan rapporteren in de sociale paragraaf van hun jaarverslag;
verzoekt de regering tevens om over te gaan tot wetgeving als in 2014 blijkt dat er bedrijven zijn die hier nog steeds niet over rapporteren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Koşer Kaya. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 61 (33161).
Mevrouw Koşer Kaya (D66):
Voorzitter. Dan ten slotte mijn conclusie. Ik heb vandaag een gesprek op de nieuwe school van mijn zoontje. En hij had een opdracht gekregen om te schrijven over zijn hobby's, over zijn vrienden en over wat hij leuk vindt. Toen ik thuiskwam en las wat hij had opgeschreven, trof mij het volgende. Op de vraag "wat zijn je hobby's en hoeveel tijd besteed je eraan?", schreef hij: "Mijn hobby's zijn toneel, voetbal, tekenen en dingen met mijn vrienden doen. Ik besteed er per week zeven-en-een-half uur aan, soms meer. Mijn voorbeeld is Stephen Hawking".
Voorzitter. Stephen Hawking heeft een zware handicap. Hij kan niet lopen en bewegen. Toch doet hij volop mee in de samenleving. Sterker nog, deze man speelt een leidende rol in de exacte wetenschappen. Zo indrukwekkend dat zelfs een elfjarig jongetje dat is opgevallen. Wij willen alle jonggehandicapten de kansen bieden die zij verdienen. Wij willen dat ze voorbeelden mogen zijn voor alle anderen. Dat hebben wij voor ogen. Een flinke verbeterslag is dus nodig bij dit wetsvoorstel. Ik hoop dat mijn amendementen worden omarmd.
De heer De Jong (PVV):
Voorzitter. Vandaag bespreken we in tweede termijn de nieuwe Wet werken naar vermogen, waarmee de Wajong, de Wet sociale werkvoorziening en de Wet werk en bijstand worden samengevoegd tot één regeling. Wij hebben eerder over de WWNV gesproken tijdens de behandeling van de hoofdlijnennotitie, het dertigledendebat over de situatie bij sociale werkplaatsen en deze week tijdens het wetgevingsoverleg, waarbij wij nu al zo'n twintig uur in debat zijn geweest. Vandaag hebben wij ook in de plenaire zaal nog wat uurtjes tegoed.
Het is goed dat de Kamer ruim in de gelegenheid is dit wetsvoorstel uitvoerig te bespreken. Het gaat hier namelijk om een wet die grote invloed heeft op grote groepen mensen in de samenleving. In dit kader bedank ik de staatssecretaris en zijn team, net zoals de heer Azmani zojuist heeft gedaan, hartelijk voor de beantwoording van de vele, vele vragen die door de Kamer zijn gesteld.
Deze wet moet, zoals ik dat ook noemde tijdens het wetgevingsoverleg, ervoor zorgen dat meer mensen gaan participeren, dat budgetten die mensen een steuntje in de rug kunnen bieden, gerichter en effectiever worden ingezet en dat in deze economisch moeilijke tijd kosten worden bespaard. Kortom, deze wet moet ervoor zorgen dat onze sociale zekerheid, juist in het belang van de mensen zelf, ook voor de toekomst houdbaar blijft.
Dit kabinet, met gedoogsteun van de PVV, streeft naar een sociale zekerheid waarmee enerzijds mensen een goed en betrouwbaar vangnet wordt geboden wanneer dit nodig is, en waarmee anderzijds mensen worden aangesproken op de eigen verantwoordelijkheid wanneer zij op eigen benen kunnen staan. Dit kabinet streeft naar een sociale zekerheid waarbij degenen die het moeten opbrengen, erop kunnen rekenen dat hulp en ondersteuning terechtkomen bij degenen die echt niet zonder kunnen. Het gaat er bij dit wetsvoorstel om dat we mensen de kans geven die ze verdienen, dat we weer een solide vangnet krijgen, dat niet uitgaat van wat mensen niet kunnen, maar juist uitgaat van wat mensen wel kunnen. Dit moet het fundament van de solidariteit intact houden. Zoals ook in de memorie van toelichting staat, is dit alles in het belang van het gevoel van eigenwaarde, zelfvertrouwen, het zelfoplossend vermogen en de weerbaarheid van de samenleving als geheel. Kortom, het is in het belang van de mensen zelf.
Zoals ik ook tijdens de afgelopen debatten heb gezegd, vraagt deze wet veel van mensen. Daar loopt de PVV-fractie zeker niet voor weg. Wij zijn echter van mening dat we ook niet mogen wegkijken van elementen in de sociale zekerheid die de houdbaarheid aantasten. We kunnen niet de kop in het zand steken en doen alsof er niets aan de hand is. Op dit moment zitten er namelijk 211.000 mensen in de Wajong. Als we niets doen, zijn we op weg naar 400.000 in 2040. Dan zijn er dus 400.000 jonge mensen die bekendstaan als jonggehandicapt, terwijl ze in veel gevallen nog heel wat in hun mars hebben. Om de Wajong beschikbaar te houden voor de toekomst en de jongeren de kans te geven zonder onnodige stempels verder te gaan, moeten we ervoor zorgen dat we de instroom weer beter gaan richten op degenen voor wie de Wajong eigenlijk bedoeld is: de volledig duurzaam arbeidsongeschikte jongeren. De groep gedeeltelijk arbeidsongeschikten zal middels loondispensatie worden begeleid naar regulier werk, want juist door deze jonge mensen de kans te bieden op de reguliere arbeidsmarkt aan de slag te gaan, zorgen wij beter voor ze.
Mevrouw Karabulut (SP):
Dat is mooi, want daar gaat precies mijn punt over. Ik ben het met de heer De Jong eens dat heel veel jongeren met een beperking veel te weinig kansen hebben en dat het triester is dat ze nu niet in hun eigen inkomen kunnen voorzien, sterker nog, geen werk kunnen vinden. Deze groep, die voor een deel kan werken, wordt overgeheveld naar de gemeenten. Het is dus niet zo dat ze daarmee uit de uitkering zijn. Zoals de heer De Jong het zich voorstelt, wordt aan hen een lagere uitkering gegeven. Hij plaatst ze in een ander hokje. Hoeveel banen gaat dat opleveren? Wat is zijn doelstelling? Om welk percentage van de 150.000 jongeren die nu heel graag willen werken, gaat het bijvoorbeeld?
De heer De Jong (PVV):
De doelstelling is natuurlijk om zo veel mogelijk mensen uit die groep aan de slag te helpen. In de voorgaande debatten heb ik al gezegd dat wij daar iedereen in dit land voor nodig hebben. Daar hebben wij de Wajongers zelf voor nodig, maar ook de gemeenten en zeker de werkgevers. In het afgelopen jaar heeft de staatssecretaris ook in de debatten gezegd dat het onmogelijk is om hier te zeggen hoeveel banen hierdoor zullen worden gecreëerd. Dat heeft hij ook gisteren veelvuldig gezegd. De banen moeten tot stand komen door de goede samenwerking tussen gemeenten, werkgevers en de mensen om wie het gaat, de WWNV'ers. Ons doel en het doel van dit wetsvoorstel is juist om zo veel mogelijk mensen aan de slag te helpen. Elementen die daaraan in de weg staan, worden daarom weggenomen. Er is een mooie gereedschapskist met daarin allemaal re-integratietools die daarvoor kunnen worden gebruikt. Dat moet ervoor gaan zorgen dat het beeld dat wij de afgelopen jaren konden zien, in positieve zin verandert.
Mevrouw Karabulut (SP):
Dit is jammer. Dit is namelijk wensdenken. Dat is mooi, maar ik ga ervan uit dat een wetsvoorstel ook moet werken en iemand naar werk toe leiden is gewoon geen doelstelling van dit voorstel. Stel dat de jongeren aan de slag gaan nadat zij een bijstandsuitkering hebben gehad. Waarom kiest de PVV-fractie ervoor dat aan deze jongeren jarenlang minder dan het minimumloon mag worden betaald?
De heer De Jong (PVV):
De PVV-fractie kiest ervoor om zo veel mogelijk mensen aan de slag te helpen. In al die jaren dat de PVV-fractie in deze Kamer is, heeft zij begrepen dat werkgevers en gemeenten ontzettend graag de juiste instrumenten in handen hebben. Een van die instrumenten hierbij kan loondispensatie zijn. Dat neemt niet weg dat een gemeente die graag de loonkostensubsidie als instrument wil gebruiken, niets in de weg staat om dat te doen.
Het doel van dit kabinet en van dit wetsvoorstel is niet dat aan mensen jarenlang minder dan het wettelijk minimumloon wordt betaald. Het doel is om zo veel mogelijk mensen een kans te bieden om aan de slag te gaan op de reguliere arbeidsmarkt. In deze systematiek groei je naar je verdiencapaciteit. Je groeit naar een beter inkomen. Je groeit naar een betere horizon. Een tijdelijke loondispensatie kun je daarvoor gebruiken. Dat is het doel.
Mevrouw Karabulut (SP):
Nog even iets concreter. Ik heb het wetsvoorstel heel goed nageplozen. De gemeenten hebben niet de mogelijkheid om het loon voor alleenstaanden eerder dan na zeven jaar aan te vullen tot 100% wettelijk minimumloon. Steunt u mijn voorstel om gemeenten die mogelijkheid wel te geven? Er zijn sociale gemeenten, zoals Heerlen. Heerlen is verkozen tot de sociaalste gemeente en ik ben er trots op dat wij daar wethouders hebben. Die sociale gemeenten kunnen er dan voor kiezen om na één jaar of direct als een jongere met vermogen werkt, een aanvulling te geven tot 100% WML. Steunt u dat dan op zijn minst?
De heer De Jong (PVV):
Nogmaals, het is heel belangrijk om te benadrukken dat het doel van dit wetsvoorstel niet is om mensen jarenlang onder het minimumloon te betalen, maar het is wel mogelijk om mensen met loondispensatie aan de slag te helpen bij reguliere werkgevers. Er kan ook een keuze worden gemaakt om daarvoor loonkostensubsidie te gebruiken, het is maar net welke keuze de gemeente maakt. De Kamer heeft verschillende voorstellen gedaan, die ik heb gezien, en er zijn er nog een paar binnengekomen. Ik neem al die zaken serieus. Wellicht komen er nog voorstellen van andere fracties om iets te doen aan die termijn. Er is een amendement ingediend om iets te doen aan de duur van de dispensatie waarmee iemand aan de slag kan gaan. Dat vinden wij een belangrijk amendement en dat is ook door ons ondertekend.
Mevrouw Karabulut (SP):
Ik heb geen antwoord gekregen op mijn vraag. Of is dit gewoon "nee", maar wil de heer De Jong dat niet uitspreken? Is hij het met mij eens dat gemeenten de mogelijkheid moeten krijgen om eerder aan te vullen tot 100% WML dan na zeven jaar, of wat het straks ook gaat worden? Ja of nee, alstublieft.
De heer De Jong (PVV):
Er is nu al een mogelijkheid om mensen met loonkostensubsidie aan de slag te helpen. Dat kan al en mevrouw Sterk heeft een amendement ingediend over de duur van de loondispensatie. Dat hebben wij medeondertekend. Dat is ons verhaal.
Mevrouw Hamer (PvdA):
De heer De Jong zegt een paar keer dat het de bedoeling is om banen te creëren, maar wat gaat hij doen als die banen er niet komen? Er is wel een bezuiniging bij dit wetsvoorstel. Het uitgangspunt is dat er 70.000 banen bij moeten komen, wil je op termijn de boel glad laten lopen. Wat gaat de heer De Jong doen als die 70.000 banen er niet komen?
De heer De Jong (PVV):
Ik heb gisteren en maandag in het wetgevingsoverleg gezegd dat het voor mijn partij ontzettend belangrijk is om te blijven monitoren hoe het met deze wet gaat. Daarover heb ik ook een motie klaarliggen. Er ligt nu een wetsvoorstel met een mooie gereedschapskist, met allemaal re-integratie-tools, om ook de werkgever over de streep te helpen. Ik geef de partijen gelijk dat daar nog een wereld te winnen is. Dat is Kamerbreed aangegeven en dat vindt de PVV-fractie ook. De staatssecretaris heeft gezegd dat hij het land ingaat en met werkgevers blijft praten, zodat er 5000 banen komen. Hij zal zorgen voor mogelijkheden om allerlei loketten in het land te openen, zodat het makkelijker en aantrekkelijker is voor werkgevers om mensen aan te nemen. Door deze elementen wordt ervoor gezorgd dat er uiteindelijk meer mensen aan de slag komen. Wij kiezen niet op voorhand voor een heel negatieve instelling, zoals andere partijen doen, maar wij kiezen voor een kritische instelling en wij zullen er serieus naar blijven kijken. Ons doel is: zo veel mogelijk mensen aan de slag.
Mevrouw Hamer (PvdA):
Net als ik is de heer De Jong twee dagen bij de hoorzitting geweest. Daar hebben wij kunnen horen dat er niet veel garanties zijn, ook met die mooie gereedschapskist, waar hij de hele tijd mee rondloopt, dat die banen er komen. Het gaat er helemaal niet om te sombermansen, maar het kabinet boekt wel een bezuiniging in van 1,8 mld. Wat gaat de PVV-fractie doen als bij de eerste monitoring over twee jaar blijkt dat die banen er niet komen? Worden de uitkeringen verlaagd, wordt het budget verhoogd, wordt de regeling aangepast? Dat is mijn vraag, want het lijkt mij dat wij er recht op hebben om dat te weten.
De heer De Jong (PVV):
Met deze wet wordt aangegeven dat er serieus iets wordt gedaan met de signalen die het afgelopen jaar vanuit de werkgevers zijn gekomen. Een van die elementen was dat het de werkgevers helemaal niet bekend is welke mogelijkheden zij allemaal hebben. Ook was niet bekend hoe het precies zit met de loondispensatie. Werkgevers zeiden: dat is allemaal veel te ingewikkeld, we begrijpen er helemaal niets van, kan het worden uitgelegd en worden versimpeld? Dat is allemaal door dit kabinet in dit wetsvoorstel naar voren gebracht.
Ook na vandaag, na morgen en na volgende week kunnen we niet op onze lauweren rusten. We kunnen niet met onze armen over elkaar achterover leunen, doen alsof het allemaal goed is en de gemeenten en de werkgevers het maar laten uitzoeken. De PVV-fractie zegt: blijf nu in de gaten houden hoe het met de wet gaat. De doelstelling van deze wet is om zo veel mogelijk mensen aan de slag te krijgen. Daar staan we ook volledig achter. Het zou kunnen dat er zaken zijn die niet met deze wet worden beoogd en die negatief uitpakken. Dat is wat ons met name triggert, bijvoorbeeld als het gaat over de WSW of anderszins. Ik ga er overigens niet van uit dat dit zo is, maar het zou kunnen. You'll never know! Dan moet er op dat moment een monitor liggen. Dan moeten we naar de Kamer kunnen en dan moeten we daarover kunnen spreken.
Mevrouw Hamer (PvdA):
Ik krijg steeds hele betogen over dingen die ik niet vraag. Ik ben er overigens niet van overtuigd dat morgen alle werkgevers de wet gaan lezen en dat er daardoor banen komen. Maar goed, dat terzijde! Mijn vraag was: wat gaat de PVV-fractie doen als het niet werkt? Ik zal de vraag anders stellen. Krijgen wij hier vandaag van de PVV een garantie dat er dan niet alsnog aan de positie van de bestaande WSW'ers gekomen wordt? Krijgen wij de garantie dat niet alsnog aan de uitkeringen gekomen wordt? Krijgen wij de garantie dat er dan niet nog verder bezuinigd wordt, omdat het bedrag dan niet wordt binnengehaald? Dat is natuurlijk mijn vraag. Wat gaat de PVV doen als die beoogde banen er niet komen? Ik verzoek de heer De Jong om nu eens een eerlijk antwoord te geven.
De heer De Jong (PVV):
De vraag is of de PVV-fractie denkt dat met deze wet, met het effectiever en gerichter inzetten van re-integratietools, de besparingen waar zij haar handtekening onder heeft gezet, worden gehaald en dat tegelijkertijd mensen extra snel, beter en duurzamer aan de slag worden geholpen bij reguliere werkgevers. Na al die debatten, na de spoeddebatten, na het debat over de hoofdlijnennotitie, na het debat van vandaag, gisteren en eergisteren, met het gereedschapskistje dat er nu ligt, met alle waarborgen die deze staatssecretaris naar voren heeft gebracht en met een aantal moties en amendementen, waarvan ik er één zelf heb ingediend, zeggen wij: dat moeten we gaan doen.
Voorzitter. Ik vervolg mijn betoog. De sociale werkplaatsen blijven bestaan en de huidige WSW'ers behouden hun rechten en plichten. Wij willen echter de nieuwe instroom naar de WSW-plekken beter richten op die groep waarvoor de sociale werkplaats is bedoeld, en wel de WSW'ers met de indicatie "beschutte werkplek", juist om de sociale werkplekken ook voor de toekomst te kunnen behouden.
Ook het laatste vangnet moeten we beter beschermen voor de toekomst. Uit cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek blijkt dat van de circa 355.000 mensen in de bijstand, ongeveer 40% langer dan vijf jaar en 20% langer dan tien jaar in de bijstand zit. Dit gaat in tegen het principe dat bijstand in beginsel tijdelijk is. Ook als we kijken naar de samenstelling, zien we dat de bijstand onder druk staat. Zo had eind 2010 12% van de niet-westerse allochtonen een bijstandsuitkering. Dat is zes keer vaker dan bij autochtonen. Daarnaast blijkt dat van de totale populatie 30% een ontheffing heeft van de arbeidsplicht. Wij willen meer inzicht hoe dit toch allemaal kan. Daarom dien ik de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat 30% van de mensen in de bijstand een ontheffing van de arbeidsplicht heeft;
overwegende dat van de circa 355.000 mensen in de bijstand circa 40% langer dan vijf jaar en circa 20% langer dan tien jaar van dit laatste vangnet gebruik maakt;
voorts overwegende dat het laatste vangnet alleen bij diegenen terecht moet komen die deze echt nodig hebben waardoor het noodzakelijke draagvlak onder het stelsel van sociale zekerheid stand zal houden;
verzoekt de regering, inzicht te verschaffen in de wijze waarop gemeenten invulling geven aan de bevoegdheid om mensen tijdelijk te ontheffen van de arbeidsplicht in de WWB en daarbij in ieder geval na te gaan of bepaalde groepen automatisch, zonder aanvraag, een dergelijke ontheffing of vrijstelling krijgen en de Kamer over de uitkomsten te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden De Jong en Azmani. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 62 (33161).
De heer De Jong (PVV):
Ik heb al gezegd dat de PVV-fractie er groot belang aan hecht dat mensen de kans krijgen om op de reguliere arbeidsmarkt aan de slag te gaan. Daarbij mag geen concurrentie ontstaan door bijvoorbeeld MOE-landers. Daarom stel ik de volgende motie voor.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het van groot maatschappelijk belang is dat de WWNV-populatie volop de kans krijgt om beschikbare vacatures in te vullen;
overwegende dat in de afgelopen jaren vele duizenden werknemers afkomstig uit onder andere Midden- en Oost-Europese landen vacatures hebben ingevuld;
verzoekt de regering om bij de monitoring en evaluatie van de WWNV nadrukkelijk mee te nemen of en in hoeverre WWNV'ers, die vooral zijn aangewezen op de onderkant van de arbeidsmarkt, hier door anderen worden verdrongen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden De Jong, Sterk, Azmani en Dijkgraaf. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 63 (33161).
De heer De Jong (PVV):
Ik heb al gezegd dat de PVV-fractie er groot belang aan hecht dat de implementatie van deze wet nauwkeurig wordt gevolgd. De Kamer moet zicht blijven houden op de uitvoering en effecten ervan. Daarom stel ik de volgende motie voor.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het van belang is dat na de invoering van de WWNV de effecten van de WWNV worden gevolgd;
verzoekt de regering om een evaluatie vier jaar na invoering van de WWNV en daarbij in te gaan op de gevolgen en ervaringen van alle betrokkenen, in het bijzonder van werkgevers, degenen die onder de WWNV vallen, de gemeenten en UWV,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden De Jong en Sterk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 64 (33161).
De vergadering wordt van 12.50 uur tot 13.30 uur geschorst.
Voorzitter: Bosma
De voorzitter:
Op de tafel van de Griffier ligt een lijst van ingekomen stukken. Op die lijst staan voorstellen voor de behandeling van deze stukken. Als voor het einde van de vergadering daartegen geen bezwaar is gemaakt, neem ik aan dat daarmee wordt ingestemd.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20112012-78-3.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.