8 Wet op het financieel toezicht

Aan de orde is de behandeling van:

  • - het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op het financieel toezicht, de Wet giraal effectenverkeer en het Burgerlijk Wetboek naar aanleiding van het advies van de Monitoring Commissie Corporate Governance Code van 30 mei 2007 (32014).

De voorzitter:

Vanavond zal alleen de eerste termijn van de Kamer worden afgehandeld.

De algemene beraadslaging wordt geopend.

De heer Groot (PvdA):

Voorzitter. Het is al laat, dus ik zal mijn inbreng enigszins beperkt proberen te houden. Toch heb ik wel wat te zeggen.

Nederland is de afgelopen jaren ruw ontwaakt uit de droom dat deregulering, privatisering en meer macht voor de aandeelhouders per definitie en automatisch zouden leiden tot meer welvaart voor iedereen. Het Rijnlandse stakeholdersmodel, dat rekening hield met alle belanghebbenden bij de onderneming en dat decennialang de tegenstelling tussen werkgevers en werknemers overbrugde, werd bij het grofvuil gezet. De aandeelhouder was aan zet. Meer aandeelhoudersmacht zou die luie ondernemingsbesturen wel eens disciplineren en het old boys network openbreken. We zagen superdividenden hun intrede doen, die het kapitaal van ondernemingen deden wegsmelten onder het motto "eigen vermogen is een hangmat, veel schuld is een zweep".

De activistische aandeelhouders en agressieve hedgefondsen hebben een ontwrichtende invloed gehad op gerenommeerde ondernemingen als ABN AMRO, Stork, de HEMA en een hele stoet andere bedrijven. Gelukkig waait de wind nu de andere kant op. Het wetsvoorstel dat vandaag voorligt, is daar een voorbeeld van, al stel ik wel vast dat het heel lang heeft geduurd voordat het in behandeling komt, want het is al door het vorige kabinet ingediend.

Een belangrijk punt in deze nieuwe wet is dat de grens waarbij aandeelhouders een belang openbaar moeten maken, wordt verlaagd van 5% naar 3%. Die wijziging kan de Partij van de Arbeid voluit steunen. Ook steunen we de gedachte in het wetsvoorstel dat de onderneming ruimere mogelijkheden moet krijgen om zijn aandeelhouders te kunnen identificeren.

Op onderdelen is het wetsvoorstel ook voor kritiek vatbaar. Het kabinet wil dat minderheidsaandeelhouders voortaan als zij een belang nemen, zich meteen uitspreken over de vraag of zij de strategie van een onderneming al dan niet steunen. Mijn fractie begrijpt op zichzelf de gedachte hierachter. Deze gedachte kwam van de Monitoring Commissie Corporate Governance Code zelf en is door het kabinet gevolgd. Door op de hoogte te zijn van de mening van de aandeelhouders weet de ondernemingsleiding zich hetzij gesteund, hetzij gewaarschuwd dat er mogelijk vijandige bedoelingen in het spel zijn. In dit geval plaveien goede bedoelingen de weg naar de hel. Tot dat inzicht is de Monitoring Commissie Corporate Governance Code ook gekomen, nadat het wetsontwerp al was voorbereid. Ons lijkt de verplichte strategiemelding bij nader inzien principieel onjuist. Zij werkt in de praktijk averechts. De verplichte strategiemelding is principieel onjuist, omdat de wetgever hiermee impliciet erkent dat de aandeelhouders zeggenschap hebben over de ondernemingsstrategie. Dit geeft aandeelhouders onbedoeld een breekijzer om zich te bemoeien met de strategie. Het is echter het ondernemingsbestuur dat de strategie bepaalt, in het belang van alle stakeholders, en dus niet alleen in het belang van de aandeelhouders.

Daarnaast zijn er praktische bezwaren. Aandeelhouders die akkoord gaan met de strategie, kunnen daar later moeilijk op terugkomen. Om te voorkomen dat zij hun handen binden, zullen minderheidsaandeelhouders worden verleid om zich tegen de strategie te keren, terwijl ze daar in feite niet tegen zijn. Dat leidt tot verkeerde beeldvorming en onnodig polariseren. Ook kan verplichte strategiemelding ertoe leiden dat grote beleggers ervan weerhouden worden om een flink belang in een onderneming op te bouwen. Ik heb daarom een amendement ingediend, samen met de VVD. Daarmee willen wij de verplichte strategiemelding schrappen. Ik weet dat we daarmee een groot deel van de polder een plezier doen, niet alleen de monitoringcommissie zelf, maar ook werkgeversorganisatie VNO-NCW en de vertegenwoordigers van de aandeelhouders. Mijn vraag aan de minister is of hij het oordeel over dit amendement aan de Kamer wil laten.

De Partij van de Arbeid juicht het toe dat in dit wetsvoorstel het ondernemingsbestuur beter kan identificeren wie de aandeelhouders zijn. Ook hier schiet de regelgeving echter een tikkeltje door. De naamloze vennootschap is ooit opgericht om kapitaal bij elkaar te sprokkelen van kleine beleggers die geen andere doelstelling hebben dan beleggen. Dat de onderneming straks ook de bakker om de hoek moet identificeren als aandeelhouder, is niet nuttig. Het is ook niet wenselijk uit het oogpunt van privacy. Wij steunen daarom het amendement dat zal worden ingediend om de identificatieplicht op een pragmatische manier te beperken.

Het agenderingsrecht van aandeelhouders is een dilemma. Aan de ene kant heeft mijn fractie er geen behoefte aan dat agressieve partijen met een klein aandelenbelang de boel zomaar op stelten kunnen komen zetten bij een onderneming. Aan de andere kant moet je kleine aandeelhouders niet de mond willen snoeren. In de praktijk is het al moeilijk genoeg om iets op de agenda te krijgen. Vaak gaat het om legitieme onderwerpen zoals het beloningsbeleid of maatschappelijk verantwoord ondernemen. Ik heb in dit verband een amendement gezien van het CDA, dat aan veel van deze problemen het hoofd biedt. Dat zullen we met warme en in beginsel positieve gedachten beoordelen.

De heer Van Vliet (PVV):

Ik hoop dat de heer Groot ook mijn amendement op dit punt heeft gezien.

De heer Groot (PvdA):

Dat heb ik eerlijk gezegd nog niet gezien, maar ik ga het onmiddellijk bestuderen. Het was een drukke dag. Ik heb dus niet alles in de peiling gehad. Misschien kan de heer Van Vliet het amendement aan mij overhandigen. Dan kan ik er wellicht in tweede termijn op terugkomen.

De voorzitter:

Ik kan bevestigen dat het een drukke dag was.

Ik geef het woord aan de heer Irrgang van de fractie van de SP.

De heer Irrgang (SP):

Voorzitter. De grondslag van het wetsvoorstel dat we vanavond bespreken, is een advies van de Monitoring Commissie Corporate Governance uit 2007. Volgens mij is er ergens in het vergaderjaar 2008–2009 een wetsvoorstel over ingediend. Ergens tussen dat moment en 2012 heb ik mij ingeschreven voor twaalf minuten spreektijd, maar ik hoop dat ik het een stuk korter kan houden!

In het wetsvoorstel zitten twee punten die met elkaar samenhangen. Dat zijn de verlaging van de meldingsplicht naar 3% in combinatie met de verhoging van het belang van het agenderingsrecht naar 3%. Dat is een goede combinatie, omdat die het mogelijk maakt dat de ondernemingsleiding weet wie er überhaupt allemaal agenderingsrecht heeft. Dat is tot nu toe niet het geval. We hebben in het verleden gezien dat agressieve activistische aandeelhouders met niet altijd goede bedoelingen het agenderingsrecht – ik wijs op TCI bij ABN AMRO – kunnen gebruiken dan wel misbruiken – het hangt ervan af hoe je het wilt duiden – om de balans binnen de onderneming tussen de verschillende belanghebbenden, meer dan alleen de aandeelhouders, te verstoren. Wij steunen dus de verhoging van het agenderingsrecht. Wij steunen dus niet het amendement van de heer Van Vliet. Het is op zich wel interessant dat de PVV het argument gebruikt dat allerlei milieuorganisatie en dergelijke – Greenpeace werd geloof ik genoemd – dan niets meer kunnen agenderen. Ik zie Greenpeace nog niet zo snel een belang nemen van 1% of meer in grote Nederlandse ondernemingen of andere niet-gouvernementele organisaties met een maatschappelijke agenda, maar misschien kan de heer Van Vliet dat even toelichten.

De voorzitter:

U hebt de heer Van Vliet geprikkeld.

De heer Van Vliet (PVV):

Voorzitter. Ik zal het kort houden. Mijn amendement is heel simpel en overzichtelijk. Ik zal het straks nog toelichten, maar Greenpeace komt er echt niet in voor.

De heer Irrgang (SP):

Maar aan wie vindt u het dan wel belangrijk om dat recht te geven?

De heer Van Vliet (PVV):

Omwille van de tijd zal ik het niet nu maar in mijn termijn verder toelichten. Ik hoop dat de heer Irrgang dan goed luistert.

De voorzitter:

De heer Irrgang zal zeker luisteren.

De heer Irrgang (SP):

Ik luister altijd heel goed naar de heer Van Vliet. Ik neem in ieder geval aan, maar dat zal ik dan straks horen, dat het hem er niet om te doen is, activistische aandeelhouders, hedgefondsen en roofdierkapitalisten extra machtsmiddelen te geven. Zo ken ik de heer Van Vliet in ieder geval niet.

Mevrouw Blanksma heeft op stuk nr. 26 een amendement ingediend, dat ik inmiddels heb meeondertekend, dat beoogt om transparantie te geven over het economisch belang wanneer een partij de drempel overschrijdt van 3% voor het agenderingsrecht. Daarbij speelt mee dat je juridisch wel een belang kunt hebben van meer dan 3%, maar dat je daarnaast ook een netto shortpositie kunt hebben en een economisch belang, waardoor je feitelijk helemaal geen belang hebt. Dit amendement zorgt ervoor dat daarover in elk geval transparantie ontstaat. Als je het agenderingsrecht hebt en gebruikt, weten de onderneming en andere belanghebbenden wat de werkelijke economische belangen zijn van een partij als die afwijken van het juridisch belang.

De heer Groot vertegenwoordigt met zijn amendement op stuk nr. 24, gelet op de ondertekening, een meerderheid van de Kamer die wil dat de intentiemelding in het wetsvoorstel er weer uit wordt gehaald. Ik geloof dat inmiddels niemand meer voorstander is van die melding. Het aantal voorstanders was al niet al te groot. Er werd destijds ook gesproken over het beperken van de macht van aandeelhouders, maar de melding van intenties is nu niet direct een beperking van die macht. Er zijn ook een groot aantal bezwaren tegen, die de heer Groot heeft genoemd en die ik dus niet hoef te herhalen. De SP-fractie heeft sympathie voor het amendement. Ik neem aan dat de minister er ook een constructief oordeel over zal geven.

Ik heb nog één vraag over het wetsvoorstel zoals het er in ieder geval nu nog uitziet. De minister stelt dat een onjuiste melding van intenties op zichzelf in de regel niet zal kwalificeren als marktmisbruik. De verwachting is, zo stelt hij, dat in de praktijk veelal bijkomende omstandigheden nodig zullen zijn alvorens er sprake zal zijn van marktmisbruik. Daarbij wordt het voorbeeld genoemd van het verspreiden van valse berichten omtrent het vertrek van een topman. Wij vinden dat het in omloop brengen van valse geruchten op zichzelf al voldoende moet zijn om te spreken van marktmisbruik. Daar heb je volgens ons geen intentiemelding voor nodig. Ook op dat punt zien wij de toegevoegde waarde van een intentiemelding niet. Op dit moment zijn wij daar zeker niet van overtuigd.

Het amendement-Schaart c.s. op stuk nr. 25 gaat over de identificatie van aandeelhouders. De SP-fractie is daar een groot voorstander van. Een onderneming weet dan in ieder geval wie haar aandeelhouders zijn. Dat is van belang; dat is gebleken. Wij zien één bezwaar. Er worden verschillende punten genoemd. In het amendement zoals het nu is vormgegeven, wordt de onderneming eigenlijk verplicht om andere aandeelhouders te informeren over een verzoek van aandeelhouders. Het bezwaar dat mijn fractie hierin ziet, is dat dit een versterking van de positie van aandeelhouders is. De onderneming moet dan namelijk bepaalde wensen van een aandeelhouder of meerdere aandeelhouders verspreiden onder andere aandeelhouders. Dat hoeft zich niet altijd goed te verhouden tot het ondernemingsbelang. Ik zie dat het amendement op een meerderheid kan rekenen, dus ik ben niet echt in de positie om mijn collega's op dat punt iets te vragen, maar ik zie dit wel als een bezwaar. Misschien kan de minister bekijken of dat voor hem ook een bezwaar is.

De heer Van Vliet (PVV):

Voorzitter. Ik dank de minister voor de aanpak van deze wettelijke regeling. De PVV vindt dit een goed wetsvoorstel. We steunen de regering dan ook op hoofdlijnen waar zij het advies van de Monitoring Commissie Corporate Governance Code wil volgen. We zullen de amendementen van de collega's met interesse aanschouwen. Ik zal die amendementen voorzien van een passend stemadvies aan mijn fractie. Dat zal, en dat is misschien niet verrassend, hoofdzakelijk een positief stemadvies zijn. Ik hoop dus ook op de welwillendheid van de collega's ten aanzien van mijn amendement, het amendement-Van Vliet op stuk nr. 20. Dat zeg ik natuurlijk vooral tegen collega Irrgang, die hopelijk heel goed luistert, zoals hij zojuist heeft beloofd.

Het amendement regelt dat de drempel voor het agenderingsrecht juist niet omhooggaat. Ik dank de heer Irrgang nogmaals voor zijn toevoegingen, want ik ben misschien nog niet duidelijk genoeg geweest. Heel belangrijk is de toelichting hierbij. Ik zeg dan ook bij dezen toe dat ik de toelichting morgen meteen ga uitbreiden en verduidelijken. Want waar gaat het mijn fractie om? Het gaat ons om de Shells van deze wereld, waarin ook een heleboel Henken en Ingrids om de hoek een paar aandeeltjes hebben. Wij willen dat zo veel mogelijk mensen het recht hebben om te agenderen wat zij willen agenderen. En dan gaat het natuurlijk vooral om de beloning van de bestuurders en de verkwanseling van geld in de ondernemingen. Dit is juist – ik durf het bijna niet te zeggen – een beetje een linksig amendement, maar het is oprecht en gemeend. Ik wil al die kleine luitjes die ook zo'n aandeeltje hebben een stem geven. Dat is mijn intentie en ik ga dit echt aan die toelichting toevoegen. Ik hoop dat ik de heer Irrgang en alle anderen in deze mooie Kamer over de streep kan trekken.

De heer Irrgang (SP):

Ik weet niet welke kleine luiden de heer Van Vliet in gedachten heeft, maar ik ken niet veel kleine luiden die meer dan 1% of meer dan 50 mln. in Shell bezitten. De koningin heeft het misschien, daar wordt wel eens over gespeculeerd, maar volgens mij moeten we het niet zoeken bij de bewoners van de Vinex-wijk, die de fractie van de heer Van Vliet nog wel eens in het achterhoofd heeft.

De heer Van Vliet (PVV):

Het gaat natuurlijk niet alleen om Shell. Ik noemde dat als voorbeeld omdat Shell een grote naamsbekendheid heeft en symbool staat voor de grote kolos die alles wel eens even regelt en overal overheen walst. Dat brengt me wel bij de kern van de zaak. Het gaat mij erom dat die grote kolossen geen vrijbrief krijgen om over alles en iedereen heen te walsen. Ook kleine aandeelhouders moeten hun stem kunnen laten horen in deze vennootschappen. Ik geef toe dat het uiteindelijk niet zo heel belangrijk is wie de aandeelhouder is. Al is het Greenpeace of het verbond van slagerijen op de hoek; dat maakt mij niet uit. Zij hebben allemaal het recht om hun stem te laten horen. Wij zijn de Partij voor de Vrijheid. Dat trek ik door in het ondernemingsrecht en specifiek in deze nv's.

De heer Irrgang (SP):

Ik hoop dat de heer Van Vliet nog eens nadenkt over de vraag of de vrijheid die de Partij voor de Vrijheid kennelijk graag wil, ook niet misbruikt kan worden door activistische aandeelhouders. We hebben daar in het verleden voorbeelden van gezien. Doorgaans zijn het geen kleine luiden die in dit soort ondernemingen een belang van meer dan 1% of meer dan 50 mln. hebben.

De heer Van Vliet (PVV):

Als je 1% of 2% hebt, zul je in zo'n grote moloch uiteindelijk niet zo heel veel invloed uitoefenen. Die activistische aandeelhouders zijn de lelijke vissen die door de mazen van het net gaan. Dat zie je echter ook in de rechtspraak. Je beschermt verdachten ondanks het feit dat er afschuwelijke figuren tussen zitten met afschuwelijke daden op hun kerfstok. Ook zij hebben recht op een verdediging door een goede advocaat. Hier is grosso modo hetzelfde aan de hand. Er gaan misschien wat lelijke vissen door de mazen van het net, maar het gaat mij erom dat iedereen het recht heeft zijn stem te laten horen in zo'n grote moloch. Ik ga de toelichting in ieder geval aanpassen en ik hoop dat ik de Kamer heb kunnen overtuigen.

De heer Koolmees (D66):

Voorzitter. Het is goed dat we dit wetsvoorstel eindelijk bespreken. Het gaat over maatregelen rondom activistisch aandeelhouderschap. Ook mijn fractie vindt een constructieve dialoog tussen aandeelhouders en de onderneming goed, want dat komt het functioneren van het bedrijf ten goede. Ik heb nog wel drie onderwerpen waar ik over wil praten: de strategie- of intentiemelding, de identificatieplicht en de agenderingsdrempel.

Ik begin met de strategie- of intentiemelding. Ik kan me aansluiten bij de heren Groot en Irrgang. Mijn fractie zet ook grote vraagtekens bij het nut van zo'n melding. Een negatieve vink wordt een automatische vink, want je moet per definitie aangeven dat je het er niet mee eens bent, omdat je later anders misschien het recht van spreken verliest. Ik kan me ook aansluiten bij het amendement dat is ingediend.

Wij zijn op zich voorstander van de identificatieplicht, want die draagt bij aan een betere verstandhouding en een goede dialoog tussen de aandeelhouders en de ondernemingen. Wij hebben wel vragen over de privacy. In het wetsvoorstel is niet gekozen voor een opt-out. Het College bescherming persoonsgegevens vraagt hier aandacht voor. De minister zegt dat dit afbreuk doet aan de effectiviteit van het voorstel. Dat is echter alleen zo als aandeelhouders zich in groten getale niet bekendmaken en gebruik maken van de opt-out. Verwacht de minister in veel gevallen een opt-out? Zo ja, waar baseert hij dat op? Graag krijg ik daarop in de eerste termijn van de minister een reactie. Mevrouw Schaart heeft op dit punt een amendement ingediend. Ik ben benieuwd naar de reactie van de minister op dit amendement.

Tot slot kom ik op de agenderingsdrempel. Het wetsvoorstel heeft als doel om de dialoog tussen de aandeelhouders en de ondernemer te verbeteren, maar een dialoog is altijd tweerichtingsverkeer. De drempel voor het agenderingsrecht wordt in het wetsvoorstel verhoogd van 1% naar 3%. De vraag is in hoeverre deze maatregel bijdraagt aan het doel van het wetsvoorstel. Kan de minister dit toelichten? D66 vindt het recht om te agenderen essentieel en een drempel van 3% is wel hoog. Ik vind het amendement van de heer Van Vliet daarom wel interessant, niet vanwege de argumentatie van 1% in Shell, maar wel vanuit de gedachte dat de aandeelhouders betrokken kunnen zijn. Daar staat tegenover dat de aandeelhouder volledige opheldering geeft over zijn financiële positie. Mijn excuses, ik haal twee amendementen door elkaar. Eerst had mevrouw Blanksma een ander amendement ingediend dat breder was dan dat van de heer Van Vliet. Ondertussen is dat amendement weer ingetrokken. Nu gaan dus twee dingen door elkaar lopen. Ik ben benieuwd naar de reactie van de minister op het amendement van de heer Van Vliet.

Als de minister toch vasthoudt aan de 3%-norm, is er misschien nog een andere mogelijkheid. Het agenderingsrecht van 3% is immers vooral bij grote bedrijven een probleem. Weinig aandeelhouders komen bij grote ondernemingen boven deze drempel uit. Misschien is er een mogelijkheid om de drempel te differentiëren: 1% voor grote bedrijven, 3% voor middelgrote bedrijven, 5% voor kleine bedrijven. Reageert de minister nu al? Nee, dat is niet het geval. Hoe kijkt de minister hier tegenaan? Ik ben zeer benieuwd naar zijn reactie.

Mevrouw Blanksma-van den Heuvel (CDA):

Voorzitter. Voor ons ligt een wetsvoorstel dat zowel de Wet financieel toezicht aanpast, als de Wet giraal effectenverkeer evenals het Burgerlijk Wetboek. De basis voor deze wijziging is het advies van de commissie-Frijns, de Monitoring Commissie Corporate Governance Code. De meeste adviezen van de commissie-Frijns zijn in deze wet overgenomen, zoals de adviezen over de relatie tussen de vennootschap en de aandeelhouders. Deze adviezen dateren eigenlijk uit 2007, van ver voor de crisis dus. Het doel van het wetsvoorstel is het versterken van het Nederlandse systeem voor een goed ondernemersbestuur, de Corporate Governance Code. Er wordt beoogd om het Nederlandse vestigingsklimaat zowel nationaal als internationaal aantrekkelijk te houden en te maken. In die zin steunt de fractie van het CDA de intentie van dit wetsvoorstel en van deze wijzigingen.

Allereerst ga ik even in op de visie van het CDA over corporate governance. Voor mijn fractie is een duurzame relatie tussen alle stakeholders van een onderneming het uitgangspunt: het bestuur, de raad van toezicht, de aandeelhouders, de klanten, de afnemers en de samenleving. Een duurzame relatie tussen deze spelers is voor het CDA de kern van het Rijnlands model. Winstbejag op de korte termijn wijst de CDA-fractie af. Nederland is met zijn open economie bij uitstek een internationale speler. Er is in de afgelopen decennia wet- en regelgeving rond vennootschappen en overnames gewijzigd. Er zijn veel beschermingsconstructies geslecht. Daarna namen overnames en fusies toe. Deze liberaliseringstendens is volgens het CDA doorgeschoten. De financiële en juridische macht van aandeelhouders heeft zich volgens ons dan ook te veel gericht op de aandeelhouderswaarde. Tegelijkertijd is de globalisering ook de realiteit geworden voor de financiële markten. Wereldwijd opererende private-equityfondsen en hedgefunds hebben een slag geslagen met ongekende en ongewilde gevolgen. Het voorbeeld daarvan is het bij iedereen bekende DCI.

Aandeelhoudersactivisme is niet in het belang van de continuïteit van de onderneming op lange termijn. Het voorliggende wetsvoorstel dient de langetermijnbelangen dan ook wat meer te borgen. Zo gaat de drempel voor de meldingsplicht omlaag van 5% naar 3%. Ook komt er een betere identificatieplicht voor de aandeelhouders. Wat het CDA betreft zijn dit nuttige verbeteringen. Wij plaatsen daar wel enkele kanttekeningen bij en hebben enkele wijzigingsvoorstellen.

Wij vragen ons echt af hoeveel toegevoegde waarde de openbaarmaking van de intenties van de aandeelhouders heeft. De voorgestelde strategiemelding wordt noch door de Monitoring Commissie Corporate Governance Code, noch door de marktpartijen gesteund. Verplichte meldingen geven geen enkele garantie ervoor dat er een oprecht beeld wordt gegeven van de visie van de aandeelhouder op de strategie. Het ter discussie stellen van bijvoorbeeld een bedrijfsstrategie kan in een vroegtijdig stadium zelfs schadelijk zijn voor de onderneming. Een ander argument om hier niet mee in te stemmen, is de internationale context. Nederland neemt hiermee internationaal een uitzonderingspositie in. Dat lijkt ons niet wenselijk. Ik dien hierover een amendement in met de leden Groot en Schaart.

Door het voorstel om het agenderingsrecht van 1% naar 3% te verhogen, wordt het moeilijker om onderwerpen te agenderen. Dit onderwerp is op de agenda gekomen tegen de achtergrond van de gebeurtenissen rondom TCI destijds, het begin van de perikelen rondom ABN AMRO. Toch is voor ons niet helemaal duidelijk of deze verhoging echt noodzakelijk is. Er zijn immers maar weinig onderwerpen met een bindende stemming. Voor ons is vooral transparantie van groot belang, evenals een open communicatie tussen het bestuur en de aandeelhouders. Ook de niet-megagrote aandeelhouders moeten mee kunnen praten in de onderneming. Dat hoort bij een volwassen onderneming. Is een drempel van 3% dus echt noodzakelijk? Ik zou daarover graag een toelichting van de minister krijgen alvorens ik een definitieve uitspraak doe over het amendement dat de heer Van Vliet vandaag heeft ingediend.

De commissie-Frijns heeft het fenomeen van "empty voting" als aandachtspunt genoemd. In het wetsvoorstel komt het echter niet terug. Er is op de financiële markten veelvuldig sprake van "securities lending" met het oogmerk stemrecht te verkrijgen. Het CDA heeft altijd bepleit dat er helderheid moet ontstaan over de identiteit van de economisch en juridisch gerechtigden op aandelen. Mijn fractie is teleurgesteld dat dit niet is geregeld in dit wetsvoorstel. Als de kredietcrisis iets duidelijk heeft gemaakt, is het wel dat zeggenschap zo veel mogelijk dient te sporen met het financieel belang. Zeker op internationaal niveau is dit een punt dat nog moet worden opgepakt. Ik dien vandaag een amendement in waarmee geregeld wordt dat de aandeelhouder, als hij iets op de agenda zet bij de algemene aandeelhoudersvergadering, in ieder geval kenbaar kan maken wat het economische belang is, zowel long als short, in de onderneming. Hiermee is voor iedere aandeelhouder duidelijk wat de drijfveer is van het agenderingsrecht. Daarmee wordt "empty voting" voor een klein deel aangepakt; het is een eerste stap in de goede richting. Ik dien dit amendement samen met de heer Irrgang en de heer Groot in.

Er komt een wettelijke identificatieplicht voor aandeelhouders; hun identiteit moet bekend zijn. Hoewel deze niet openbaar wordt, komt er toch een einde aan de anonimiteit. Begrijp ik het goed dat niet kan worden voorkomen dat buitenlandse aandeelhouders hier uiteindelijk toch niet aan mee hoeven te werken met een beroep op hun nationaal recht? Zo ja, kan dit dan leiden tot een ongelijke behandeling van de aandeelhouders? Graag krijg ik een toelichting van de minister.

De identificatieplicht zoals die nu is vormgegeven, brengt heel veel administratieve lasten met zich mee. Wij zijn er dan ook erg voor om deze plicht effectiever te maken en minder belastend voor het bedrijfsleven. Daarom dien ik samen met mevrouw Schaart en de heer Groot een amendement in om dat te regelen. Het past de oorspronkelijke identificatieplicht op zeven punten aan. Ik neem aan dat collega Schaart, de eerste indiener van dit amendement, in haar inbreng verder zal toelichten wat deze zeven aanpassingen inhouden.

Tot slot een punt dat voor het CDA altijd van belang is als het over de corporate governance gaat: het loyaliteitsaandeel. Het CDA waardeert aandeelhouders die zich voor langere tijd aan een vennootschap willen binden. Daarom is het wenselijk dat de rechtspraak erkende mogelijkheden biedt om zulke aandeelhouders te belonen met voorrechten, zoals een loyaliteitsdividend, meervoudig stemrecht of een flexibel stemrecht. Bij de begrotingsbehandeling in 2010 heeft het CDA hierover al een motie ingediend. Ook de commissie-De Wit heeft hierover aanbevelingen gedaan. Hoe staat het met de uitvoering daarvan? Is de minister bereid om dit voorstel handen en voeten te geven voor de toekomst?

De heer Braakhuis (GroenLinks):

Voorzitter. Volgens mij was het in mei 2007 dat de Monitoring Commissie Corporate Governance Code haar advies heeft gepubliceerd. Ik ben blij dat wij het er na vijf jaar eindelijk over kunnen hebben. Ik merk wel dat het kabinet consistent is in het tempo, want het Catshuisberaad gaat ongeveer in hetzelfde tempo. Wij hebben er even op moeten wachten. Ik ben oprecht blij dat wij er nu eindelijk mee bezig zijn, want er staan aanbevelingen in die wat mij betreft best iets sneller geïmplementeerd hadden mogen worden.

Al jaren is bekend dat activistisch aandeelhouderschap en het daarmee gepaard gaande streven naar kortetermijnbelangen en -koerswinsten onze economie zeer veel schade toebrengen. Het almaar tevredenstellen van aandeelhouders leidt veelvuldig tot het aangaan van risicovolle financieringsstructuren waarvan de gevolgen ons niet in de laatste plaats pijnlijk duidelijk zijn geworden tijdens de financiële crisis. De Angelsaksische invloed heeft ertoe geleid dat bedrijven een te nauwe focus hebben ontwikkeld, die enkel gericht is op winstgevendheid. GroenLinks is echter van mening dat bedrijven – dat is ook vanuit de aard van hun economische meerwaarde – meer functies hebben, die ook maatschappelijk relevant zijn. Economische taken van een onderneming zijn het creëren van werkgelegenheid, het verspreiden van kennis en het doen aan innovatie. Het wordt tijd dat bedrijven zich veel meer bewust worden van deze maatschappelijke functies. Daarom vindt GroenLinks het belangrijk dat tegenwicht geboden wordt aan de macht van aandeelhouders. GroenLinks ziet de voorgestelde wetswijziging dan ook als een stap in de goede richting om de kortetermijngerichtheid van aandeelhouders en soms ook bestuurders te beteugelen. Wij hebben er nog wel een paar kanttekeningen bij. Ik ga eerst in op een paar van de voorgestelde wetswijzigingen.

Allereerst wordt door het verlagen van de drempel naar 3% van het melden van zeggenschap in beursondernemingen sneller duidelijk voor bestuurders wie de aandeelhouders of grootaandeelhouders zijn. Daarom steunen wij deze maatregel vanuit het oogpunt van verbeterde transparantie en communicatie tussen bestuur en aandeelhouders. Dat is natuurlijk precies wat het wetsvoorstel beoogt te bereiken. Hierbij is een afweging gemaakt tussen de toenemende administratieve lasten bij het verder verlagen van de grens en de effectiviteit van het verder verlagen van de grens. Mijn vraag aan de minister is of 3% dan de optimale grens is. Kan hij nog even toelichten waarop de keuze voor deze grens van 3% is gebaseerd?

Ook het verplichten van beursgenoteerde ondernemingen om hun strategie op de website te publiceren vergroot uiteraard de transparantie en kan rekenen op de steun van mijn fractie. Wij zijn wel van mening dat deze transparantie niet alleen hiertoe moet worden beperkt. De monitoringcommissie heeft aanbevolen de zogenaamde "change of control clausules" openbaar te maken. Wij zijn het er zeer hartgrondig mee eens; wij zijn er zelfs enthousiast over. Het moet te allen tijde duidelijk en bekend zijn welke belangen bestuurders hebben bij het doen slagen van een openbaar bod of andere transacties. Als de bieder de bestuurders een beloning in het vooruitzicht heeft gesteld, kan het niet zo zijn dat de aandeelhouders hiervan niet op de hoogte worden gesteld. Zij varen namelijk in belangrijke mate ook op het oordeel van het bestuur. De vraag aan de minister is uiteraard waarom zo'n belangrijke aanwijzing als deze buiten de wet is gehouden. Ik teken hierbij wel aan dat wij het maandag in een ander commissieverband zullen hebben over de clawback. Daarbij komt dit natuurlijk ook aan de orde, maar dat is een andere minister. Ook van deze minister hoor ik graag wat hij hiervan vindt.

Door dit wetsvoorstel zullen aandeelhouders met een zeggenschap van 3% verplicht worden, aan te geven of zij voor of tegen de gepubliceerde bedrijfsstrategie zijn. Hoewel GroenLinks de gedachte achter dit voorstel steunt, betere communicatie tussen bestuur en aandeelhouders, is het de vraag in hoeverre deze voorgestelde maatregel daadwerkelijk effectief is. Immers, zoals de Raad van State ook al heeft gezegd, bestaat het risico dat aandeelhouders altijd nee zullen zeggen, zodat zij de optie in de toekomst openhouden om hun onvrede over het gevoerde beleid te kunnen uiten. En wat als dit gebeurt? De bekendheid dat een groot deel van de aandeelhouders tegen een bepaalde strategie is, kan natuurlijk weer negatieve gevolgen hebben voor de koersontwikkeling van de onderneming. Wat gaat de minister dan doen om dit risico te ondervangen? Sterker nog, je zou zelfs van dit gegeven gebruik dan wel misbruik kunnen maken. Het is eigenlijk heel goed mogelijk dat dit risico ondervangen wordt door de markt zelf. Aandeelhouders zullen een negatieve koersontwikkeling willen voorkomen en huiverig zijn. Desalniettemin blijft het de vraag wat de daadwerkelijke effectiviteit van de maatregel is. Graag hoor ik van de minister hoe hij dit risico denkt te kunnen voorkomen.

Ik kom op het verhogen van de drempel van het toepassen van het agenderingsrecht naar 3%. Het is een goede maatregel om de macht van de aandeelhouders in te perken. Biedt het voorstel voldoende bescherming? Graag hoor ik van de minister op welke wijze het wetsvoorstel daadwerkelijk voorkomt dat partijen als hedgefondsen zullen samenwerken om aan de benodigde 3% te komen en dan alsnog vrij gemakkelijk gebruik kunnen maken van het agenderingsrecht.

De heer Van Vliet (PVV):

Er zijn oneindig veel meer soorten aandeelhouders dan hedgefondsen en dat soort afschuwelijke instellingen. Laten wij al die andere aandeelhouders een kans gunnen. Is de heer Braakhuis dat met mij eens?

De heer Braakhuis (GroenLinks):

Zeker, maar daar gaat het ook helemaal niet om. Sterker nog, niet alle hedgefondsen zijn vervelend. Het gaat mij om de sprinkhanen daaronder. Met het verhogen van het agenderingsrecht naar 3% wil je natuurlijk bereiken dat het alleen die 3% is en niet meer. Het samenwerken van meerdere partijen om gezamenlijk die 3% te halen is onwenselijk. Meestal gaat het juist om die partijen die er misbruik van maken, zoals hedgefondsen.

De heer Van Vliet (PVV):

De goeden moeten bij GroenLinks onder de kwaden lijden. Dat vind ik jammer. Ik vraag de heer Braakhuis om na te denken over de vele, fijne, goedbedoelende aandeelhouders.

De heer Braakhuis (GroenLinks):

Wij hebben het vandaag ook over de bankenbelasting gehad. Ook daar moeten de goeden onder de kwaden lijden. Ik herinner de heer Van Vliet eraan dat heel veel maatregelen die wij hier nemen, gebaseerd zijn op het voorkomen van ellende. Vaak gaat het dan om kleine groepen die het voor de meerderheid verpesten. Het is niet anders. Het was vroeger in de klas al zo.

Ik kom op "empty voting". Ook dat is een manier waarop er tussen partijen samengewerkt wordt om iets te bereiken wat wij mogelijk niet willen. Zoals de monitoringcommissie aangeraden heeft, moet het zeggenschapsbelang in overeenstemming zijn met het financiële belang. GroenLinks onderschrijft dit volledig. Daarom moet zo snel mogelijk een oplossing worden gevonden om "empty voting" en "security lending" tegen te gaan. De maatregelen en een goede dialoog tussen bestuur en aandeelhouders kunnen dit vermoedelijk niet borgen. Daarom is het duidelijk dat de oplossing in internationaal verband gezocht moet worden. Ik begrijp dat motief, maar dan hoor ik wel graag wat de stand van zaken op dit terrein is. Op welke wijze zal de minister dit onderwerp oppakken? Mevrouw Blanksma heeft al gezegd dat zij dit ook een heel belangrijk punt vindt. Voordat wij er daadwerkelijk met wetgeving op kunnen ingaan, moet een internationaal speelveld hierop worden ontgonnen. Daar moet voortgang in worden geboekt. Het punt staat sinds 2007 op de agenda. Hopelijk wordt het snel ter hand genomen.

In een ander verband hebben wij gesproken over de raden van commissarissen. Ook dat is corporate governance. Is de minister bereid om met mij te verkennen of de raden van commissarissen kunnen worden uitgebreid met een commissie die namens de onderneming verantwoordelijkheid neemt voor en zich bezighoudt met maatschappelijke verbondenheid? Dat heeft ook grote invloed op de key performance indicators, die voor de raden van bestuur worden opgesteld. Daarmee is er rond die maatschappelijke verbondenheid een top-downproces in zo'n onderneming. De minister zelf gaf toen aan dat hij daarover best wilde gaan praten met de SER, om te laten onderzoeken in hoeverre het verplicht stellen van een dergelijke commissie in de raad van commissarissen mogelijk is en hierover aan de Kamer te rapporteren. Ik overweeg hierover uiteraard een motie in te dienen, maar liever krijg ik van de minister de toezegging dat hij daadwerkelijk over zal gaan tot overleg met de SER om te onderzoeken of het kabinet met een voorstel zal komen om een dergelijke commissie in te stellen binnen de raden van commissarissen, in ieder geval als mutatie op de code-Tabaksblat.

Een deel van de voorgestelde wetswijzigingen kan rekenen op de steun van GroenLinks. In aanvulling daarop, en samenvattend, ziet GroenLinks graag het beperken van empty voting, het openbaar maken van de change-of-controlclausules en de plicht voor de raden van commissarissen om een commissie maatschappelijke verbondenheid in te stellen om de kortetermijngerichtheid van beursgenoteerde bedrijven verder in te dammen, tegemoet. Hierbij rekenen wij op de minister.

Mevrouw Schaart (VVD):

Voorzitter. Ik feliciteer de minister met het heuglijke feit dat hij ondanks zijn drukke werkzaamheden van vandaag tussen alle debatten door ook nog kans heeft gezien om te zijn geridderd tot ridder in de orde van de Limburgse asperges, een grote eer. Het verplicht de minister om dit jaar vijf kilo asperges tot zich te nemen. Daar wens ik hem alle succes bij. Mij is vorig jaar die eer te beurt gevallen. Ik heb dat ervaren als een heel leuk iets, als een warm bad. Hartstikke leuk dat de minister dit ook gaat doen. Gefeliciteerd.

Maar nu ter zake. Vanavond bespreken we het wetsvoorstel naar aanleiding van het advies van de monitoringcommissie Corporate Governance Code van 30 mei 2007. Dit wetsvoorstel heeft als doel om de dialoog tussen het bestuur van de vennootschap en de aandeelhouders te bevorderen. Maar vindt de minister dat ook geen verantwoordelijkheid van het bedrijfsleven zelf? De VVD ziet eigenlijk niet in, waarom hier een taak voor de overheid is weggelegd. Alle vennootschappen zijn namelijk al verplicht door de minister om de bepalingen uit de Corporate Governance Code, die is aangepast naar aanleiding van het rapport van de commissie-Frijns, op te volgen. De code bevat, net zoals het wetsvoorstel, spelregels om processen tussen bestuur, commissarissen en aandeelhouders zorgvuldig te laten verlopen. De code functioneert op basis van het "comply or explain"-principe. De code is dus niet vrijblijvend, en extra wet- en regelgeving is wat de VVD betreft overbodig. Bedrijven hebben de code inmiddels ook verwerkt in hun statuten. Waarom ziet de minister zich dan toch genoodzaakt, met extra wet- en regelgeving te komen om de communicatie tussen aandeelhouders en vennootschappen te bevorderen?

Het rapport van de monitoringcommissie Corporate Governance 2011 waarschuwt voor de politieke neiging om maatschappelijk gevoelige onderwerpen uit de code te halen en in wetten te verankeren, ofte wel cherry picking. Dit blijft een punt van zorg voor de VVD. Als naleving langere tijd slecht blijft, is het begrijpelijk dat wetgeving in beeld komt als laatste instrument. De VVD constateert echter dat de wetgever ten aanzien van een aantal bepalingen de naleving van de code niet heeft afgewacht, maar al zeer snel met voorstellen is gekomen om deze bepalingen in de wet op te nemen.

Met het succes van de code in het achterhoofd was het beter geweest om de naleving van nieuwe codebepalingen via zelfregulering meer tijd te gunnen. Erkent de minister het risico van selectief shoppen van onderwerpen uit de code met als doel deze te vertalen naar wetgeving en deelt hij de opvatting van de VVD dat dit een onwenselijk ontwikkeling is? Waarom heeft de minister ervoor gekozen om specifiek deze onderwerpen uit de code te halen en in wetgeving om te zetten?

De VVD vindt het bevorderen van de dialoog tussen vennootschap en aandeelhouder een verantwoordelijkheid van het bedrijfsleven zelf. Desondanks bevat het wetsvoorstel enkele elementen die het vestigingsklimaat voor het bedrijfsleven in Nederland wel degelijk verbeteren, zoals de identificatieplicht van aandeelhouders. Ik heb op dit onderdeel een amendement voorbereid met collega Groot en anderen om de verplichte identificatie van aandeelhouders nog net wat strakker te regelen. Ik zal niet op alle zeven punten ingegaan, want ik mag aannemen dat ze nagenoeg bekend zijn. Toch wil ik graag wat zeggen tegen de heer Irrgang. Hij is bang dat de positie van de aandeelhouder wordt versterkt door dit amendement. Ik denk dat dit niet het geval is, want het gaat erom dat bestaande agendapunten door aandeelhouders kunnen worden medegedeeld. Dat is geen extra recht. Het in kennis stellen van andere aandeelhouders over de mening van de betreffende aandeelhouder is een al bestaande mogelijkheid; het verandert niets aan de huidige praktijk. Ik vond de opmerking van de heer Irrgang wel zo interessant dat ik die verder wil bekijken, zodat ook de SP-fractie dit amendement kan steunen. Wellicht komen we zo tot iets. Dit is in ieder geval mijn eerste reactie op de argumenten van de heer Irrgang.

Waarom hebben we ervoor gekozen om met dit amendement te komen? We vinden het belangrijk dat het voor beursgenoteerde ondernemingen mogelijk wordt om de identiteit van aandeelhouders te achterhalen. Door deze regeling is het voor bedrijven uit Nederland en ook uit het buitenland straks interessanter om zich te noteren aan de Amsterdamse beurs. Momenteel kiezen bedrijven in veel gevallen toch voor Londen of Parijs, omdat in het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk de mogelijkheid al wel bestaat om op te vragen welke partijen in het bezit van aandelen zijn. Met dit amendement wil de VVD-fractie voorkomen dat de regeling onevenredige administratieve lasten voor kleine aandeelhouders met zich brengt. De VVD-fractie stelt daarom voor om de identificatieplicht te richten op investeerders die 0,5% of meer van het geplaatste kapitaal aanhouden. Hierdoor blijft het mogelijk om de belangrijkste investeerders te identificeren.

Ik wil ook nog iets zeggen in reactie op wat de heer Koolmees zei over privacy. Ook de Raad van State heeft mogelijke bezwaren geuit. Daarom hebben we het amendement zo aangepast dat we als grens 0,5% of meer van het geplaatste kapitaal aanhouden. Met deze identificatieregeling wordt de inbreuk op de persoonlijke levenssfeer zo veel mogelijk beperkt.

We willen verder dat de frequentie van de identificatieverzoeken wordt gekoppeld aan het moment waarop de algemene vergadering van aandeelhouders, de ava, plaatsvindt. Zo kan de vennootschap over de gegevens beschikken wanneer ze deze nodig heeft en wordt misbruik van de regeling voorkomen.

Op dit punt worden uitgevende instellingen met dit wetsvoorstel verplicht om informatie per post te laten versturen. De VVD-fractie vindt dat niet meer van deze tijd. Het plaatsen van de door de investeerders aangeleverde informatie op de website van de uitgevende instelling zou voldoende moeten zijn. Dit heeft bovendien als voordeel dat de informatie na het verzoek sneller aan de overige investeerders ter beschikking staat. Ik krijg graag de toezegging van de minister dat hij dit alsnog in het wetsvoorstel opneemt. Anders overweeg ik om op dit punt een motie in te dienen.

Op andere onderdelen van het wetsvoorstellen laat de invulling te wensen over, bijvoorbeeld voor wat betreft de verplichting voor de aandeelhouders om hun intentie openbaar te maken en de verplichting voor vennootschappen om hun strategie kenbaar te maken op hun website. Zoals door andere collega's al is gezegd, is er een door de heer Groot en mij voorbereid amendement gekomen, waarvoor volgens mij Kamerbrede steun bestaat. Hoewel de VVD-fractie zich kan vinden in het standpunt dat grootaandeelhouders hun intenties openbaar dienen te maken om zo meer inzicht te verschaffen in hun activiteiten en toekomstverwachtingen, levert de uitwerking daarvan toch nog wel een aantal complicaties op. Anderen hebben het ook al gezegd: door de meldingsplicht te vereenvoudigen middels alleen een ja/neemelding plaatsen we ons juist internationaal in een uitzonderingspositie. Dat is voor ons ongewenst, omdat circa 80% van de aandelen in Nederlandse beursvennootschappen in handen van buitenlandse investeerders is. Dit zal ongetwijfeld een negatieve invloed hebben op de concurrentiepositie van Nederlandse bedrijven. De VVD is, zoals bekend, voor een gelijk speelveld. Nederland zou zich dan ook moeten conformeren aan onze belangrijkste handelspartners. Bovendien bestaat bij deze vorm van melding het risico dat aandeelhouders uitsluitend om juridische redenen aangeven de strategie van een onderneming niet te steunen. Dat is niet bevorderlijk voor het functioneren van een onderneming. De ja/neemelding is in deze vorm een lege huls. Daarop krijgen ook wij graag een reactie van de minister.

De VVD-fractie wil ook af van de verplichting voor bedrijven om hun strategie kenbaar te maken op hun website. Ons praktisch bezwaar daartegen is dat de strategie van een vennootschap simpelweg niet in een alinea kan worden samengevat. De strategie is uitgebreid en nauw verweven met diverse bedrijfsaspecten, zoals marktstrategie, concurrentie en producten. Vervolgens bestaat het grote risico dat een vennootschap een strategie van algemene aard zal publiceren. Daarnaast bestaat tegen deze verplichting het bezwaar dat de administratieve lasten voor het bedrijfsleven flink zullen toenemen, zoals de CDA-fractie ook al heeft gezegd. Ook daarop krijg ik graag een reactie van de minister.

De VVD-fractie vindt de dialoog tussen aandeelhouders en vennootschap een taak voor het bedrijfsleven zelf. Wel bevat het wetsvoorstel enkele elementen die de VVD-fractie wel degelijk ondersteunt, omdat zij een positieve invloed zullen hebben op ons vestigingsklimaat.

De algemene beraadslaging wordt geschorst.

De voorzitter:

We zijn gekomen aan het eind van de eerste termijn van de zijde van de Kamer. We gaan een andere keer verder met dit wetsvoorstel, eerst de reactie van de minister en dan de tweede termijn. Deze vergadering heb ik vanochtend om 10.15 uur geopend en ik kan haar nu ook weer sluiten, met dank aan de minister.

Sluiting 22.42 uur.

Naar boven