13 Landbouw- en Visserijraad

Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 22 juni 2011 over de Landbouw- en Visserijraad.

De voorzitter:

Het AO is net afgelopen. Ik heet welkom de staatssecretaris van Landbouw.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter. Ik wil twee moties indienen. Dat moet helaas nu en er moet morgen over gestemd worden, want dinsdag spreekt de staatssecretaris met zijn Europese collega's over bijvoorbeeld het visserijakkoord met Marokko. Daar deugt niets van en Nederland heeft de doorslaggevende stem. Vandaar de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat uit de evaluatie van het visserijakkoord met Marokko blijkt dat het akkoord de lokale bevolking niets oplevert en Europa meer geld kost dan het opbrengt;

constaterende dat meer dan 100 VN-resoluties en het Internationaal Gerechtshof het recht op zelfbeschikking aan het Sahrawi volk toekennen en daardoor het recht op soevereiniteit over de natuurlijke rijkdommen van de Westelijke Sahara;

constaterende dat het grootste deel van de Europese vloot desondanks vist in de wateren van de Westelijke Sahara, waarmee de soevereiniteit van dit volk wordt geschonden;

overwegende dat andere Noord-Europese landen zoals Zweden, Denemarken, Frankrijk, Finland en het Verenigd Koninkrijk daarom al eerder tegen verlenging van het protocol stemden en dat Nederland hier een doorslaggevende stem heeft;

verzoekt de regering, niet in te stemmen met het verlengen van het visserijprotocol tussen de EU en Marokko,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Ouwehand, Jacobi en Van Gerven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 496 (21501-32).

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter. Dan een bijzondere motie. Het is dan ook een bijzondere dag.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in het regeerakkoord is vastgelegd dat de regering inzet op verbetering van het dierenwelzijn in Europees verband;

overwegende dat het Dierenwelzijnsactieplan van de EU op dit moment wordt herzien;

constaterende dat in de huidige Nederlandse inzet een aantal eerdere toezeggingen aan de Kamer, zoals onder meer verwoord in de Nota Dierenwelzijn, niet terugkomt;

verzoekt de regering, een grotere ambitie aan de dag te leggen voor het EU Dierenwelzijnsactieplan en binnen twee weken een nieuwe inzet te formuleren waarin in elk geval de eerder gemaakte afspraken met de Kamer zijn opgenomen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Ouwehand en Koopmans. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 497 (21501-32).

Mevrouw Jacobi (PvdA):

Voorzitter. Ik kan heel kort zijn. Er ligt nog een motie van mij, de heer Grashoff van GroenLinks en de heer Van Gerven van de SP. Die motie bepleit om de belangen van vooral de kleine, lokale vissers van de West-Afrikaanse kust in de Stille Oceaan zwaar mee te laten wegen bij het nieuwe visserijbeleid. Ik had deze motie na 29 juni in stemming willen brengen. Maar omdat tijdens de komende Landbouwraad al over het gemeenschappelijk visserijbeleid wordt gesproken en specifiek over het contract, wil ik deze motie graag morgen in stemming brengen.

De voorzitter:

Het gaat om de gewijzigde motie-Jacobi c.s. (29675, nr. 116). Wij zullen deze op de stemmingslijst opvoeren.

De heer Koopmans (CDA):

Voorzitter. Allereerst een motie over de suppletieregeling voor tuinders, als steun in de rug van de staatssecretaris in zijn gesprekken en onderhandelingen in Brussel.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat door de uitbraak van de EHEC-bacterie komkommers, tomaten, paprika en andere groenten geheel ten onrechte in diskrediet zijn gebracht;

overwegende dat Nederlandse telers van deze producten grote schade hebben geleden;

overwegende dat de Europese Commissie via een opkoopregeling een gedeeltelijke vergoeding geeft aan telers die hun producten groen hebben geoogst, niet hebben geoogst en/of hebben laten vernietigen;

overwegende dat die opkoopregeling telers die tegen een extreem lage prijs hun producten hebben verkocht geen enkele vergoeding geeft;

overwegende dat het zeer onredelijk is dat telers die zich hebben ingespannen om ten minste nog een zeer lage prijs voor hun producten te ontvangen daarvoor nu worden gestraft in plaats van beloond;

roept de regering op om tijdens de Landbouwraad van 28 juni 2011 een aanvullende EU-vergoeding te bewerkstelligen voor telers die hun producten tegen lage prijzen hebben verkocht,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Koopmans en Snijder-Hazelhoff. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 498 (21501-32).

De heer Koopmans (CDA):

In het AO dat we zojuist hebben gehad, heeft staatssecretaris Bleker op vragen van verschillende fracties over de vlasteelt geantwoord dat hij in oktober met een brief zou komen. Op dat moment was ik daar tevreden mee. We zijn er echter intussen achter gekomen dat we voor 1 augustus 2011 eigenlijk al een aanmelding moeten doen als we een andere invulling van artikel 68 willen krijgen. Ik dien daarom de volgende motie in, die medeondertekend is – bijzondere combinaties zijn vandaag niet vreemd – door de heer Van Gerven.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de Europese verordening betreffende steunverlening aan landbouwers (Verordening (EG) nr. 73/2009) het belang onderstreept van de bescherming van biodiversiteit, het tegengaan van klimaatverandering en het bevorderen van innovatie;

van mening dat artikel 68, lid 1, onderdeel a5, ruimte biedt om steun te verlenen aan de landbouwers die op deze punten een prestatie leveren zoals teelt van kleine gewassen zoals vlas, vezelhennep, brandnetels en miscanthus;

constaterende dat voor 1 augustus 2011 de wijze van invulling van artikel 68 voor de jaren 2012/2013 aan de Europese Commissie gemeld gaat worden;

verzoekt de regering, de voornoemde casus uit te werken en aan te geven op welke juridische gronden deze invulling wel of niet zou kunnen en de Kamer daar voor 15 juli 2011 over te berichten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Koopmans en Van Gerven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 499 (21501-32).

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Staatssecretaris Bleker:

Voorzitter. De eerste motie, van mevrouw Ouwehand, mevrouw Jacobi en de heer Van Gerven, gaat over het niet verlengen van het visserijprotocol tussen de Europese Unie en Marokko. Ik ontraad die motie. Waarom? Wij hebben van het rapport kennisgenomen waarop de indieners zich baseren. Dat rapport is inderdaad kritisch over dit type akkoorden. Er staat letterlijk in dat er nog veel moet gebeuren om aan de doelstellingen te voldoen. Het rapport geeft echter ook aan dat een aantal dingen, hoe beperkt ook, wel van de grond is gekomen. De vraag is of wij niks moeten doen en de zaak moeten laten klappen, of de zaak met een jaar moeten verlengen en de kans moeten geven om substantiële verbeteringen aan te brengen voor een mogelijk nieuw akkoord. De regering kiest voor de laatste variant. Daarom ontraden wij de motie. Een jaar verlengen dus, werken aan betere akkoorden en de zaak de kans geven om verder te ontwikkelen. Als wij "nee" zeggen, is dat niet meer mogelijk.

De tweede motie, van de heer Koopmans en mevrouw Ouwehand, verzoekt ons om de inzet die eerder is geformuleerd door mijn ambtsvoorgangster ook mee te nemen bij onze inzet richting het Europees actieplan voor dierenwelzijn. Dat gaan wij doen. Wat ons betreft is daar geen nieuwe brief voor nodig. Wij hebben in de eerder gestuurde brief onze prioriteiten aangegeven. De eerdergenoemde inzet van mijn ambtsvoorgangster zal mee worden genomen.

De derde motie is die over de suppletieregeling. Ik zie die als ondersteuning van beleid, met dien verstande dat het begrensd wordt door de financiële mogelijkheden binnen het gemeenschappelijk landbouwbeleid van Europa en de spelregels die daarvoor gelden. Het kost extra geld, behoorlijk wat. Wij moeten daarvoor de ruimte vinden binnen de lopende begroting over 2011 voor het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Onder die conditie zie ik de motie als ondersteuning van beleid.

De vierde motie? Dat gaan wij doen.

De vijfde motie gaat over de kleine vissers uit derde landen. Ik wil de motie van mevrouw Jacobi zo lezen dat kleinere vissers meer tot hun recht moeten komen bij partnerschapsovereenkomsten tussen derde landen en de Europese Unie en daarbij meer moeten worden betrokken. Als ik de motie op die manier mag lezen, zie ik die als ondersteuning van beleid.

Mevrouw Jacobi (PvdA):

De staatssecretaris heeft de motie helemaal goed begrepen!

De heer Koopmans (CDA):

Nu de staatssecretaris de vierde motie overneemt, trekken wij die in.

De voorzitter:

Aangezien de motie-Koopmans/Van Gerven (21501-32, nr. 499) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.

De heer Houwers (VVD):

Een korte vraag aan de staatssecretaris over de tweede motie. Hij begrenst daarbij de extra inzet tot wat zijn voorgangster ook wilde. Heb ik dat goed begrepen? Is dat de begrenzing van de toezegging? Er wordt immers de indruk gewekt dat de staatssecretaris er opnieuw over na moet denken en nog meer dingen moet doen. Ik kijk ook even naar mevrouw Ouwehand of ik goed begrijp dat sprake is van een verschil.

Staatssecretaris Bleker:

Ik neem de inzet die eerder is geformuleerd door mijn ambtsvoorgangster mee. Ik heb de prioriteiten eerder in de brief aangegeven. Ook de overige punten neem ik dus mee in de besprekingen op weg naar een Europees actieplan voor dierenwelzijn. Ik hoef er eigenlijk nauwelijks extra over na te denken. Dat is ook weleens relaxed! Ik zie de motie dus als ondersteuning van beleid.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

De overgebleven moties zullen wij morgen in stemming brengen.

Naar boven