15 Biotechnologie

Aan de orde is de behandeling van:

  • - het verslag van een algemeen overleg over biotechnologie (27428, nr. 189).

De beraadslaging wordt geopend.

Mevrouw Dijksma (PvdA):

Voorzitter. Dit VAO is al een tijd geleden aangevraagd. Inmiddels is het onderwerp waarover ik een motie wilde indienen al in de Europese Raad aan de orde gekomen. Ik wil mijn spreektijd daarom graag voorbij laten gaan. Misschien heb ik straks nog wel een vraag over een andere motie die ingediend gaat worden.

De heer Van Gerven (SP):

Voorzitter. Ik zal een aantal moties indienen waarvan de inhoud voor zich spreekt.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat volledige kwekersvrijstelling in het belang is van de Nederlandse veredelingssector en het innovatieve vermogen ten goede komt;

verzoekt de regering, zich in Europa stevig in te zetten voor een weloverwogen herziening van de bio-octrooirichtlijn 98/94/EG met het opnemen van een volledige kwekersvrijstelling zodat genetisch materiaal van planten beschikbaar blijft voor verdere veredeling en vermarkting;

verzoekt de regering tevens, aansluiting te zoeken met Duitsland en andere landen waar eveneens een groot draagvlak voor het volledige kwekersrecht bestaat,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Gerven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 190 (27428).

Mevrouw Dijksma (PvdA):

Volgens mij heeft de staatssecretaris dit toegezegd. Welke reden heeft de heer Van Gerven om deze motie in te dienen?

De heer Van Gerven (SP):

Naar mijn mening heeft de staatssecretaris het niet zo scherp verwoord toegezegd als in de motie; vandaar de motie. Bovendien lag er nog een toezegging dat er zou worden ingegaan op een beperkte kwekersvrijstelling en de route die het kabinet daarbij zou bewandelen, maar die toezegging is naar mijn mening niet nagekomen, tenminste, dat heb ik niet gezien. Daarom heb ik gemeend die motie in te moeten dienen en door de Kamer te laten bekrachtigen.

Mevrouw Dijksma (PvdA):

Daarmee brengt u mij wel in de problemen, want ik had mijn fractie al helemaal blij gemaakt met de toezegging van de staatssecretaris dat hij zich in Europa, in aansluiting op Duitsland, sterk zou maken voor de volledige vrijstelling van het kwekersrecht. U suggereert nu toch dat dit niet gaat gebeuren; dat is dan wel jammer.

De heer Van Gerven (SP):

Wij zullen horen wat de staatssecretaris hierop te melden heeft.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er bij vier van de vijftien EFSA-bestuursleden sprake is van belangenverstrengeling;

constaterende dat het rapport "European Food Safety Authority: A playing field for the biotech industry" van de Duitse onderzoeksorganisatie Testbiotech, dubbele petten en beïnvloeding van de beoordelingsinstantie EFSA door de belanghebbende bedrijven constateert;

verzoekt de regering, in Europa te pleiten tegen belangenverstrengeling, dubbele petten en draaideurconstructies in de EFSA en voorstellen te doen om belangenverstrengeling, dubbele petten en draaideurconstructies te verbieden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Gerven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 191 (27428).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering, in Europa te pleiten voor opname van directe en indirecte milieueffecten van genetisch gemodificeerde organismen (ggo's) in de indicatieve lijst met sociaaleconomische criteria voor een eventuele landelijke vrijstelling van toelating van het betreffende ggo-gewas,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Gerven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 192 (27428).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de Nederlandse regering om in Europa een positieve grondhouding aan te nemen jegens vrijstellingsverzoeken van lidstaten, zoals nu Oostenrijk, betreffende toelating van genetisch gemodificeerde gewassen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Gerven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 193 (27428).

De heer Van Gerven (SP):

De Kamer, gehoord de beraadslaging, verzoekt de regering, de consultatieprocessen en beïnvloedingstrajecten rondom kwekersrecht en octrooirecht op een controleerbare en openbare manier vorm te geven ...

Nee, deze motie dien ik niet in. Ik las haar per abuis voor.

De voorzitter:

Daarin ondersteun ik u.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter. Enkele moties van de SP-fractie spreken ons wel aan. De PvdD heeft een aanvullende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het voor de voedselzekerheid van groot belang is dat alle genen en genetische eigenschappen vrij beschikbaar zijn;

constaterende dat patenten op genen en genetische eigenschappen dit belang doorkruisen;

verzoekt de regering, zich in te spannen om het patenteren van genen en genetische eigenschappen onmogelijk te maken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 194 (27428).

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Voorzitter. De fractie van de ChristenUnie kijkt met redelijke tevredenheid terug op het algemeen overleg van 18 mei. De staatssecretaris heeft toegezegd dat een uitgebreide kwekersvrijstelling gewenst is. De staatssecretaris sprak van de wenselijkheid van een "uitgebreide kwekersvrijstelling". Ik ga ervan uit dat hij hiermee hetzelfde bedoelt als de "volledige kwekersvrijstelling". Klopt die aanname? Zo nee, waarin zit het verschil? Dit was voor mij in elk geval wel reden om de motie van de heer Van Gerven mede te ondertekenen.

Verder zei de staatssecretaris dat de vrijstelling gewenst is "onder de voorwaarde dat andere belangen die gediend worden in het octrooirecht, belangen van de sectoren chemie en farmacie, niet geschaad worden". Er is altijd wel iemand die vindt dat zijn of haar belangen zijn geschaad. Kan de staatssecretaris toelichten wat hij hiermee precies bedoelde? Ik hoop dat de staatssecretaris toezegt om bij de weging van belangen niet alleen naar de sectoren chemie en farmacie te kijken, maar ook naar de belangen van de zaadveredelingsbedrijven in het mkb en de maatschappelijke belangen. Graag een reactie op dit punt.

Het is van economisch, ecologisch en maatschappelijk belang dat in deze sector geen monopolisering optreedt. Wij hebben het niet alleen over schaalvergroting van bedrijven maar ook over monopolisering van kennis en innovaties, over de verschraling van het aanbod van het uitgangsmateriaal en over de toenemende afhankelijkheid van primaire producenten van veredelingsbedrijven, die doorgaans ver van lokale omstandigheden afstaan.

De marktwerking in deze sector leidt tot een dominantie van enkele efficiënte gewassen. In dagblad Trouw las ik in februari dat bijna 70% van het voedselaanbod in de Verenigde Staten afkomstig is van vier gewassen. Mij beangstigt het idee dat dit kennelijk ongemerkt steeds verder gaat en dat we daar nauwelijks zicht op hebben. Daarom vraag ik de staatssecretaris om uit te zoeken hoe dat in Nederland zit en met voorstellen te komen om monopolisering tegen te gaan. Daartoe dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat de genetische basis van onze voedselproductie een publiek goed is en dat voldoende genetische variatie een publiek belang is;

constaterende dat de toenemende machtsconcentratie van grote veredelingsbedrijven leidt tot een ongewenste afname in het aantal veredelingsbedrijven en een grotere afhankelijkheid van boeren van deze veredelingsbedrijven;

van mening dat, zoals benadrukt in diverse studies van onder andere de Wageningen University & Research Centre (WUR), een sterkere koppeling tussen lokale landbouwsystemen en veredelingsprocessen belangrijk is voor een gezonde veredelingssector en landbouw;

verzoekt de regering, onderzoek te verrichten naar de mate, vormen en mogelijke maatschappelijke gevolgen van verdere monopolisering in de Nederlandse veredelingssector en de Kamer hierover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Wiegman-van Meppelen Scheppink en Dijkgraaf. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 195 (27428).

De heer Dijkgraaf (SGP):

Voorzitter. Ik dien de volgende motie in over genetisch gemodificeerde gewassen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Europese Commissie, het Europees Parlement en de lidstaten van mening verschillen over de ruimte voor individuele lidstaten om de toelating van de teelt van genetisch gemodificeerde gewassen op eigen grondgebied te beperken en Nederland hierin het voortouw heeft genomen;

overwegende dat wetenschappelijk onderzoek laat zien dat resistentieontwikkeling en negatieve effecten op de biodiversiteit reële dreigingen van de teelt van gg-gewassen zijn en dat dit afhankelijk is van lokale landbouwsystemen;

overwegende dat de Kamer via de motie-Wiegman-van Meppelen Scheppink/Van Velzen (27428, nr. 123) de regering gevraagd heeft om eisen te formuleren voor de plaats van gentechnologie in de verduurzaming van de landbouw;

van mening dat individuele lidstaten voldoende ruimte moeten krijgen om een eigen afweging te maken bij de toelating van de teelt van gg-gewassen;

verzoekt de regering, zich actief in te zetten voor het opnemen van milieucriteria, zoals resistentieontwikkeling en gevolgen voor de biodiversiteit, in de lijst met criteria die lidstaten mogen hanteren bij de nationale toelating van de teelt van gg-gewassen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Dijkgraaf en Wiegman-van Meppelen Scheppink. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 196 (27428).

De heer Van Bemmel (PVV):

Voorzitter. Ons bereiken geluiden dat er vooruitgang wordt geboekt in het overleg tussen de stakeholders in de sector en de maatschappelijke organisaties, maar dat men er nog niet helemaal uit is. Toch vinden wij dat wij in overleg zouden kunnen gaan om te bekijken hoe zij tot een oplossing kunnen komen. Daartoe dienen wij de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de aangenomen motie-Jacobi vraagt om het initiatief te nemen tot een dialoog met de stakeholders in de sector en maatschappelijke organisaties, om te komen tot een gedragscode waarin ook afspraken gemaakt kunnen worden over hoe om te gaan met (te) breed verleende octrooien en de Tweede Kamer hierover binnen een jaar te rapporteren;

constaterende dat die dialoog aan het einde van de zomer van 2010 onder voorzitterschap van Plantum vorm heeft gekregen in een werkgroep met ambtenaren van het ministerie als toehoorders;

constaterende dat de werkgroep voortgang boekt, maar nog niet tot een resultaat is gekomen waarin alle betrokken partijen zich kunnen vinden;

overwegende dat de resultaten van de dialoog afgewacht moeten worden, voordat er verstrekkende besluiten worden genomen;

verzoekt de regering, op zeer korte termijn in overleg te treden met de werkgroep om helderheid te verschaffen over de status en voortgang van de lopende dialoog en in het komende jaar een traject in te zetten met als doel om tot een door de sector gedragen oplossing te komen;

verzoekt de regering voorts, in samenspraak met andere stakeholders te onderzoeken wat de haalbaarheid en de wenselijkheid zijn van en de mogelijke alternatieven zijn voor het invoeren van een uitgebreide kwekersvrijstelling op Europees niveau,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Bemmel. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 197 (27428).

Mevrouw Dijksma (PvdA):

Wat wordt de einddatum van die werkgroep? Sint-juttemis?

De heer Van Bemmel (PVV):

Ik heb de regering gevraagd om in overleg te treden. Wij krijgen berichten dat er vooruitgang wordt geboekt. Ik heb een vergelijkbaar debat over de postmarkt gedaan, waar ook een ei is gelegd dat goed bleek te zijn. Bij mij is het glas halfvol, dus ik denk dat het goed gaat komen.

Mevrouw Dijksma (PvdA):

Fijn dat de heer Van Bemmel zoveel vertrouwen heeft in de sector. Ik ben benieuwd of hij dat bij bijvoorbeeld de cultuurbezuinigingen ook zou hebben, maar dat terzijde. Deze sector is al meer dan een jaar bezig. Eigenlijk kun je vaststellen dat de discussie alleen maar tot meer gedoe heeft geleid: mensen die uit de organisatie zijn gestopt, in plaats van dat men nader tot elkaar is gekomen. Waarom zou het nu wel lukken?

De heer Van Bemmel (PVV):

We praten over augustus 2010, dus nog geen jaar geleden. Wij horen positieve geluiden. Wij willen ook niet tot sint-juttemis wachten, dat begrijpt u ook. Maar als de sector er zelf uit kan komen, zou dat onze voorkeur hebben. De overheid moet de sector niet te snel reguleren.

De heer Ormel (CDA):

Voorzitter. Wij hebben een goed algemeen overleg gehad met de beide bewindslieden. Maar toch wensen wij twee moties in te dienen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat in de tweede helft van 2011 een beperkte kwekersvrijstelling wordt geïntroduceerd omgeven met afspraken ten aanzien van licenties;

overwegende dat vanuit het oogpunt van voedselzekerheid monopolisering tegengegaan dient te worden en dat daarom een uitgebreide kwekersvrijstelling gewenst is onder de voorwaarde dat andere belangen die gediend worden in het octrooirecht niet onaanvaardbaar geschaad worden;

overwegende dat onderzocht wordt hoe met draagvlak van andere EU-lidstaten de uitgebreide kwekersvrijstelling in de Europese bio-octrooirichtlijn geïntroduceerd kan worden;

overwegende dat een regelmatig overleg gewenst is met alle direct belanghebbenden met betrekking tot kwekers- en octrooirecht onder leiding van een onafhankelijke voorzitter;

verzoekt de regering, te bewerkstelligen dat een onafhankelijke voorzitter wordt aangezocht die met alle direct belanghebbenden met betrekking tot kwekers- en octrooirecht dit overleg vormgeeft,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Ormel, Wiegman-van Meppelen Scheppink en Dijkgraaf. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 198 (27428).

De heer Ormel (CDA):

Voorzitter. De tweede motie heeft betrekking op een brief die wij onlangs ontvingen over de inzet van Nederland in Europa, ten aanzien van een Hongaars voorstel. Daarover hebben wij nadrukkelijk gesproken in het algemeen overleg. Wij zijn van mening dat het subsidiariteitsbeginsel per lidstaat noodzakelijk is, en wij maken ons wat zorgen als we in Nederland naar de provincie Friesland kijken. In het akkoord voor GS van Friesland staat dat Friesland eigenlijk genetisch-gemodificeerdvrij wil zijn. Ik ben benieuwd hoe de staatssecretaris daarover denkt, en wil daarover de volgende motie indienen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat lidstaten van de Europese Unie vanuit het subsidiariteitsbeginsel de mogelijkheid dienen te verkrijgen om de teelt van genetisch gemodificeerde gewassen op hun eigen grondgebied te beperken;

constaterende dat dit alleen geldt voor genetisch gemodificeerde gewassen waarvoor een Europese toelating is verkregen en dat deze gewassen veilig zijn voor mens, dier en milieu;

constaterende dat Nederland overweegt een Hongaars voorstel te steunen waarin een beperking of verbod van de teelt van genetisch gemodificeerde gewassen nader is uitgewerkt;

verzoekt de regering, te pleiten voor een Europese onderbouwingsprocedure voor een proportionele uitzonderingsmogelijkheid die per genetisch gewas voor het gehele grondgebied van een lidstaat dient te worden aangevraagd,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ormel. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 199 (27428).

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Staatssecretaris Bleker:

Voorzitter. De motie op stuk nr. 190, refererend aan de interruptie van mevrouw Dijksma, is ondersteuning van beleid. Wij gaan dat doen. Wij hebben het over een volledige vrijstelling van alle materiaal voor kwekers en veredelaars. Wij willen dat in Europees verband realiseren, waarbij wij het belang goed afwegen ten opzichte van de belangen van de chemie en een aantal andere sectoren.

De motie op stuk nr. 194 ligt ook op mijn bordje. Ik ontraad het aannemen van deze motie, want het zou de ontwikkelingen tegenhouden. Het bedrijfsleven is gebaat bij innovaties en zou op deze manier worden geblokkeerd.

De motie op stuk nr. 195 zie ik eveneens als ondersteuning van beleid. Ik neem het mee in mijn inzet voor een in Europees verband te regelen volledige kwekersvrijstelling. Dat is een motie van mevrouw Wiegman en van de heer Dijkgraaf.

De motie op stuk nr. 197 is ondersteuning van beleid en wordt meegenomen in de consultaties van belanghebbenden en brancheverenigingen.

De motie op stuk nr. 198, een motie van de heer Ormel, mevrouw Wiegman en de heer Dijkgraaf zie ik eveneens als ondersteuning van beleid. Die sluit trouwens aan bij de motie die ik hieraan voorafgaand van advies heb voorzien.

De overige moties vallen onder de verantwoordelijkheid van de heer Atsma.

Staatssecretaris Atsma:

Voorzitter. De resterende moties zal ik van een reactie voorzien. De motie op stuk nr. 191 van de SP-fractie raakt de discussie over de belangenverstrengeling binnen de EFSA. Ik zou dat overigens breder willen zien, want het gaat bij belangenverstrengeling niet alleen om deze organisatie; het is meer in algemene zin. Ik kan niet anders dan dit als ondersteuning van beleid zien en ik ben het er zeer mee eens. Wij hebben eerder gezegd dat wij belangenverstrengeling waar mogelijk willen tegengaan.

De heer Van Gerven heeft een motie ingediend op stuk nr. 192.

De heer Ormel (CDA):

Ik begrijp dat de staatssecretaris zich in alle haast richt op het dictum. In het begin van de motie staat dat geconstateerd wordt dat bij vier van de vijftien EFSA-bestuursleden sprake is van belangenverstrengeling. Is de regering het daarmee eens?

Staatssecretaris Atsma:

Ik heb al eerder gezegd, ook in het algemeen overleg, dat dat wat ons betreft niet aan de orde hoeft te zijn. We hebben er zelf geen onderzoek naar gedaan, maar ook intern is er nogal wat onderzoek geweest. Ik richt mij sec op het dictum van deze motie. Wij zijn het natuurlijk eens met de uitspraak dat je belangenverstrengeling waar mogelijk moet tegengaan. Het is niet aan ons om van afstand een oordeel te vellen. Als u zou suggereren dat we de overweging die erin staat, moeten onderschrijven, zeg ik nee. Ik heb in het overleg al aangegeven dat ik die conclusie niet kan onderschrijven, maar van het dictum kan ik niet anders zeggen dat we het daar natuurlijk volstrekt mee eens zijn. Zo heb ik ook de heer Van Gerven verstaan; wat dat betreft kan de motie zo worden geduid. Volgens mij gaat het de heer Van Gerven niet om de overweging, maar vooral om het dictum. Als de overweging ook leidend zou zijn in deze motie, zouden we er natuurlijk afstand van moeten nemen, omdat wij dat niet kunnen beoordelen, noch daar enig signaal van hebben gekregen dat wij kunnen onderbouwen. Ik deel echter de opvatting dat het iets te kort door de bocht zou zijn om de overweging als vaststaand aan te merken. Ik had dat eigenlijk ook moeten zeggen, maar ik ben afgegaan op het dictum omdat wij daarover in het algemeen overleg uitvoerig over hebben gesproken. De duiding is zoals ik het zeg. Ik hoop dat de heer Van Gerven het daarmee eens kan zijn. Anders hoor ik het wel.

De heer Ormel (CDA):

Ik vind het sportief – zo kennen we de staatssecretaris – dat hij dit toegeeft, maar de regering geeft wel een oordeel over een gehele motie. Ik zou de staatssecretaris toch willen verzoeken, gelet op wat in de rest van de motie staat, de motie op z'n minst aan het oordeel van de Kamer over te laten. Als de staatssecretaris zegt dat de motie ondersteuning van beleid is, constateert de Nederlandse regering immers dat bij vier van de vijftien EFSA-bestuursleden sprake is van belangenverstrengeling.

De voorzitter:

Ik geef eerst het woord aan de heer Van Gerven, want misschien heeft hij de oplossing.

De heer Van Gerven (SP):

Dat zullen we maar doen, want dat lijkt mij wijs. De CDA-fractie gaat dan vast deze motie steunen. Ik haal de eerste overweging eruit en dan kan iedereen ermee instemmen. Het doel onderschrijft iedereen en dan hoeven we niet te discussiëren over een van de overwegingen. Ik zal de motie dus in die zin wijzigen.

Staatssecretaris Atsma:

In de motie op stuk nr. 192 roept de heer Van Gerven ertoe op om de milieueffecten op te nemen in de indicatieve lijst met sociaaleconomische criteria. Ik heb in het algemeen overleg al aangegeven dat dit alleen kan als er sprake is van nieuwe gegevens. In dit geval is er volgens mij sprake van dubbel werk. Wij gaan het werk van de EFSA niet overdoen. Ik moet deze motie dus ontraden, omdat zij overbodig is.

De motie op stuk nr. 193 van de heer Van Gerven raakt de positie van Oostenrijk. De heer Van Gerven verzoekt de Nederlandse regering in deze motie om in Europa een positieve grondhouding in te nemen jegens de vrijstellingsverzoeken van lidstaten zoals Oostenrijk. In beginsel zijn wij natuurlijk positief, maar ook in dit geval geldt dat vrijwaringen alleen aan de orde kunnen zijn als er sprake is van risico's. Zo algemeen geformuleerd kunnen wij niet met deze motie uit de voeten. Dat hebben wij ook al heel nadrukkelijk gewisseld in het algemeen overleg. Ik moet deze motie dus op grond van dat gegeven ontraden.

De heer Van Gerven (SP):

Ik begrijp het standpunt van de staatssecretaris niet en krijg daarom graag nog een toelichting. Wij vragen alleen om het recht van Oostenrijk te respecteren, natuurlijk ervan uitgaande dat Oostenrijk zich aan de wettelijke mogelijkheden houdt die Europa ons geeft.

Staatssecretaris Atsma:

Als er een beoordeling is geweest in EFSA-verband en als Oostenrijk op grond daarvan "nee" zegt terwijl de EFSA "ja" zegt, moet ik "nee" zeggen. Als er sprake is van nieuwe risico's die nog niet zijn onderkend, kun je daar wél in meegaan. Daarom zei ik dat de nu gekozen formulering te kort door de bocht is. Op grond daarvan moet ik de motie ontraden.

In de motie op stuk nr. 196 van de fracties van de SGP en de ChristenUnie wordt de regering verzocht om zich actief in te zetten voor het opnemen van milieucriteria zoals resistentieontwikkeling en gevolgen voor de biodiversiteit. Ook hierbij geldt dat er, kijkend naar wat de EFSA doet, sprake zou kunnen zijn van dubbel werk. Ik heb al eerder aangegeven dat wij daar niet voor voelen. Vandaar dat ik ook deze motie op grond van dat gegeven moet ontraden.

De heer Ormel heeft in de motie op stuk nr. 199 gevraagd om een Europese onderbouwing te bevorderen om uitzonderingsposities te creëren. Ik heb in het algemeen overleg al aangegeven dat uitzonderingsposities per staat in principe mogelijk zijn. Daar zijn wij voor. In die zin zullen wij hier met een positieve grondhouding naar kijken, met name omdat die positieve onderbouwing voor uitzonderingen per staat is geduid. De houding ten aanzien van deze motie is dus positief. Ik zie haar als ondersteuning van het beleid.

In het verlengde daarvan stelde de heer Ormel een vraag naar een mij niet helemaal onbekende provincie, Friesland, die in het collegeprogramma heeft opgenomen lokaal of regionaal over te willen gaan tot het uitsluiten van ggo-gewassen. In algemene zin is het zo dat er geen teelten plaatsvinden. In die zin kan men zeggen dat het prematuur is. Meer principieel gezien, is het verstandig om juist hier ook de lidstaatbenadering aan te houden en niet te kiezen voor een regionale of lokale benadering. Ik zou op de vraag van de heer Ormel willen antwoorden dat ik ertegen ben dat per regio, provincie of gemeente een eigenstandig beleid op dit gebied wordt gevoerd.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

De moties brengen wij volgende week dinsdag in stemming.

Naar boven