Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 16 december 2010 over diverse onderwerpen op het gebied van de woningmarkt.

De heer Monasch (PvdA):

Voorzitter. We zouden aanvankelijk een motie indienen om de minister te vragen, ons te helpen zoeken naar de uitgestoken hand van minister-president Rutte, maar daar zien we toch nog maar even van af. Vandaar de volgende motie over de EU-invordering van staatssteun aan woningcorporaties.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat zich grote problemen voordoen bij de implementatie van de EC-richtlijn die corporaties verplicht om minimaal 90% van de corporatiewoningen onder de huurtoeslaggrens van € 648 per maand bij nieuwe verhuur toe te wijzen aan huishoudens met een inkomen tot € 33.000;

constaterende dat het onder anderen voor onderwijzers, verpleegsters en politiemensen in de huidige woningmarkt van veel steden niet meer mogelijk is om een sociale huurwoning te betrekken;

overwegende dat het voor de lage en middeninkomens ook niet of nauwelijks meer mogelijk is om een huis te kopen door de strengere regels voor de verstrekking van hypotheken;

overwegende dat er geen duidelijk implementatieplan voor de invoering van deze regeling ligt;

overwegende dat veel corporaties nog niet aan deze nieuwe toewijzingsnorm kunnen voldoen;

overwegende dat het kabinet volgend jaar met een eigen woonvisie komt;

verzoekt de regering om bij de Europese Commissie te bedingen om de invoering van de EU-beschikking met een jaar uit te stellen en om die tijd te gebruiken om een zorgvuldige invoering van de Europese regelgeving te bewerkstelligen en deze te betrekken bij de nadere bepaling van haar woonvisie,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Monasch en Voortman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 58(27562).

De heer Verhoeven (D66):

Voorzitter. Het is kerstregime en daarom dien ik meteen de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat per 1 januari 2011 corporaties 90% van de huurwoningen moeten toewijzen aan huishoudens met een inkomen lager dan € 33.000;

constaterende dat de groep huishoudens met inkomens tussen € 33.000 en € 43.000 hierdoor tussen wal en schip kan vallen;

constaterende dat gemeenten, corporaties en kabinet elk op hun eigen manier naar deze maatregel en de mogelijke uitvoering ervan kijken;

van mening dat deze uiteenlopende opvattingen niet ten koste mogen gaan van de huurders, maar dat dit wel dreigt te gebeuren;

verzoekt de regering, in overleg met corporaties en gemeenten een helder uitvoeringsplan op te stellen, zodat zo veel mogelijk schrijnende gevallen worden voorkomen en dat de 10% vrije toewijzingsruimte van woningcorporaties optimaal wordt benut,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Verhoeven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 59(27562).

Minister Donner:

Voorzitter. We hebben nu inderdaad al meerdere malen gesproken over de uitvoering van de beschikking van de Europese Unie, waarover eerder de moties van de heer Van Bochove zijn aangenomen. Inmiddels heb ik ter uitvoering daarvan in Brussel overleg gevoerd. Er is ook zeker begrip en ruimte voor om met de knelpunten die zich voordoen bij de uitvoering om te gaan. Ik kom daar straks op terug. Eerst wil ik de motie van de heer Monasch behandelen. Het verzoek dat daarin gedaan wordt, berust op een aantal verkeerde overwegingen, onder andere dat er geen implementatieplan zou liggen. Ik heb hem erop gewezen dat dat er wel is en dat het aan de verschillende corporaties is gezonden. Ik moet eigenlijk vaststellen dat de motie zoals die nu geformuleerd is, uitgevoerd is. De afspraken die minister Van der Laan met Brussel heeft gemaakt, hebben namelijk geleid tot een beschikking die inhield dat we die per 1 januari 2010 hadden moeten uitvoeren. Ik heb alleen bij ministeriële regeling besloten dat de regeling per 1 januari 2011 wordt ingevoerd. Ik kan dus constateren dat de motie van de heer Monasch is uitgevoerd. Als we het daarover eens zijn, kan ik de motie zien als ondersteuning van het beleid.

De heer Monasch (PvdA):

Dat is leuk geprobeerd van de minister, maar het probleem is wat de minister kennelijk nog niet in de annalen heeft meegenomen, namelijk dat zijn voorganger, de heer Middelkoop, al een halfjaar lang is opgeroepen om iets aan deze problemen te doen. Zijn voorganger heeft dat keer op keer geweigerd en het steeds uitgesteld. Daarom staan wij deze discussie hier vandaag de dag nog steeds met elkaar te voeren. Ik zou het heel prettig vinden als de minister deze motie uitvoerde. Hij heeft er een jaar de tijd voor. De afgelopen tijd hebben het departement en de minister er niets aan gedaan. De oproep is om er nu wel iets aan te doen.

Minister Donner:

Daarmee constateer ik wat de oorzaak geweest is: de beschikking had per 1 januari 2010 moeten zijn uitgevoerd, maar zij wordt per 1 januari 2011 uitgevoerd. De motie van de heer Monasch is dus uitgevoerd. Overigens doet hij verder aan geschiedvervalsing, want dat ik vrij snel een beslissing kon nemen, was te danken aan het feit dat de heer Van Middelkoop de zaak had voorbereid om uit te voeren. Hij had daartoe de wil, maar hij meende dat dat niet juist was in het stadium waarin het kabinet op dat moment verkeerde. Het beeld dat mijn voorganger, de heer Van Middelkoop, dit niet wil uitvoeren, klopt niet. Mijn beide voorgangers, de heer Van der Laan en de heer Van Middelkoop, waren het geheel eens met dit besluit en meenden dat het uitgevoerd moest worden. Als u meent dat ik weer naar Brussel moet gaan en moet verzoeken om de uitvoering met nog een jaar uit te stellen als deze motie wordt aangenomen, moet ik u antwoorden wat ik vanmiddag al heb gedaan, namelijk dat de Commissie zal zeggen: wij zullen uw verzoek daartoe in welwillende overweging nemen, in die zin dat dit een nieuwe steunmaatregel is en dat we eerst de eis stellen dat u het vorige besluit hebt uitgevoerd. Dan zal geconstateerd worden dat dat niet het geval is. Bovendien zal dat ertoe leiden dat we minder ruimte hebben om de genoemde knelpunten weg te nemen. Vanuit het oogpunt van de genoemde problematiek, moet ik de Kamer ten stelligste ontraden, voor deze motie te stemmen omdat die de ruimte daartoe zou beperken.

Ik kom op de motie van de heer Verhoeven over een uitvoeringsplan waarover we, naar ik meen, vanmiddag gesproken hebben. Ik heb hem juist gezegd dat ik al in overleg ben met verschillende partijen en dat ik voor 1 januari nadere overleggen zal voeren over de implementatie van de beschikking. In de motie staat dat er eerst een uitvoeringsplan moet komen voordat tot uitvoering wordt overgegaan. De discussie over de herfinanciering – dat is de problematiek die het meest acuut is per 1 januari – en de vragen waar zich de knelpunten voordoen en waar de ruimte zit, is al goed opgeschoten. Verder zijn de vragen aan de orde die de heer Verhoeven stelde over de tekortschietende woningruimte, waar die problemen zich voordoen en op welke wijze die kunnen worden aangepakt. Ik probeer juist de voorzieningen te treffen die nodig zijn om de problemen in de mate waarin die zich eventueel voordoen, op te lossen en om ervoor te zorgen dat het departement een website inricht om de vragen te beantwoorden die daarover naar boven kunnen komen. Op die website kan het departement ook aangeven waar men te rade moet gaan als er knelpunten zijn. Om die reden zou ik die motie als ondersteuning van beleid willen beschouwen, als die in geval van een strikte uitleg geen belemmering voor het beleid was.

De heer Verhoeven (D66):

Ik dank de minister voor zijn reactie. Hij heeft gelijk: we hebben al over die motie gesproken. Hij is bezig met het voeren van die gesprekken en hij zal de knelpunten inventariseren. Als de minister de knelpunten inventariseert en die op een rij zet, zonder dat hij een uitvoeringsplan maakt, ben ik daarmee tevreden. Dan kan ik bij dezen mijn motie intrekken. Ik kan de minister dan datgene laten doen wat hij zojuist heeft geschetst.

De voorzitter:

Aangezien de motie-Verhoeven (27562, nr. 59) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van behandeling meer uit.

De beraadslaging wordt gesloten.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

Ik zou volgens de agenda op dit moment het VAO over de Milieuraad aan de orde moeten stellen, maar het AO daarover is op dit moment nog gaande. Men bespreekt nu of er überhaupt behoefte is aan het houden van een VAO over dit onderwerp. Daarom gaan wij om 17.45 uur door met het VAO over WWB-onderwerpen.

De vergadering wordt van 17.31 uur tot 17.45 uur geschorst.

Naar boven