Aan de orde is het spoeddebat over het uitstellen van de behandeling van de Wet anticumulatie Ziektewet en Werkloosheidswet (32464).

Mevrouw Vermeij (PvdA):

Voorzitter. Vanochtend vroeg kregen wij een brief van de minister waarin hij schrijft dat hij meer tijd nodig heeft om te reageren op de brieven van de Landelijke Cliëntenraad en de FNV. Ik zie in de banken een batterij aan ambtenaren zitten. De brieven zijn al dagen oud. Ik weet dat in de tas van de minister al lang een reactie zit op de brieven van de Landelijke Cliëntenraad en de FNV over dit wetsvoorstel, maar dat wij die niet krijgen, omdat wij hier het debat niet mogen voeren. Ik verneem graag van de PVV wat zij vindt van deze wet, die de rechten op de WW van zieke mensen ernstig beknot en dus ook in strijd is met het gesloten coalitieakkoord.

In plaats van orde op zaken te stellen bij het UWV – waar ken ik die verkiezingsleuze van? Die kwam rechtreeks bij de VVD vandaan – neemt de minister in deze wet rechten af van zieke werknemers. Dit is onrechtvaardig en onterecht, terwijl alle onderzoeken aantonen dat het UWV werkelijk geen poot uitsteekt naar zieke vangnetters om hen te helpen. Er moet dus eerst orde op zaken gesteld worden bij het UWV, in plaats van rechten af te nemen van zieke vangnetters.

De wet die wij vandaag zouden behandelen, heeft consequenties voor de begroting van volgend jaar. Mijn fractie zal er geen traan om laten als deze wet niet doorgaat, maar het is de verantwoordelijkheid van de minister om nu aan te geven – wij gaan vandaag immers stemmen over de begroting van Sociale Zaken en Werkgelegenheid – wat hier de consequenties van zijn.

De heer Ulenbelt (SP):

Voorzitter. Soms gebeurt er een wonder. Wij hadden het bijna meegemaakt dat wij vanaf nu geen zieke werklozen meer hebben. Dat gebeurt echter in ieder geval vandaag niet.

De brieven van Landelijke Cliëntenraad en FNV zijn heel eenvoudig. Het is heel verontrustend dat de minister op eenvoudige brieven geen antwoord kan geven. Wat in de brieven wordt voorgerekend, is precies wat de wet zal doen; daar is geen woord Spaans bij. De PVV is de partij die met open vizier wil strijden. Zij is kennelijk tegen deze wet. Laat de PVV dat dan zeggen in dit debat, in plaats van in de Haagse achterkamertjes te gaan dealen om een wet waar zij tegen is hier niet te behandelen. Dat verwachten wij niet van de PVV.

De minister weet inmiddels wie voor en tegen de wet is. Ik weet dat in elk geval wel. Daarom verzoek ik de minister – dat zou het goede nieuws zijn van vandaag – om deze wet nog tijdens dit spoeddebat in te trekken.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Voorzitter. D66 wil graag de WW hervormen. Wij willen een hogere WW-uitkering, maar een kortere WW-periode. Als de minister de WW dus wil hervormen, vindt hij mij aan zijn zijde. Hij heeft nu echter een sluiproute bedacht. Hij wil de einddatum van het recht op WW-uitkering opschuiven met de duur van ziekte van de werkloze. Dat is niet eerlijk en ook niet netjes. Het is niet eerlijk omdat het verschil tussen insiders en outsiders nog groter wordt en het is niet netjes omdat het gewoon een platte bezuiniging is.

Ik heb twee vragen aan de minister. Nu de PVV heeft gevraagd om uitstel van de behandeling van het wetsvoorstel en de coalitie dat heeft gesteund, kan er van uitstel alleen maar afstel komen. Ik wil van de minister weten hoe hij het gat in zijn begroting wil dichten en welke voorstellen hij heeft. Ten slotte krijg ik graag vandaag nog een reactie op de brieven van de FNV en de LCR.

De heer Klaver (GroenLinks):

Voorzitter. De Wet anticumulatie Ziektewet en WW is een slechte wet. Zij maakt de verschillen tussen insiders en outsiders groter. In dat opzicht begrijp ik best dat de PVV uitstel van het debat wilde, want ik zou er ook mee in mijn maag zitten als ik door een coalitie- of gedoogakkoord gedwongen zou worden om ervoor te stemmen.

De verschillen tussen insiders en outsiders zijn al groot. Mensen met een flexibel contract kunnen nauwelijks pensioen opbouwen, hebben slechte toegang tot scholing en hebben ook slechte secundaire arbeidsvoorwaarden. In deze tijd van het jaar zijn er maar weinigen die een kerstpakket tegemoet kunnen zien. Dit kabinet maakt de verschillen groter. Ik was graag vandaag daarover met het kabinet en met de coalitiepartijen in debat gegaan, maar die mogelijkheid is ons helaas ontnomen. Dat is een grote teleurstelling.

Je kunt veel van de PVV zeggen – ik ben het niet altijd met haar eens, zeker niet als het aankomt op culturele thema's of de wijze waarop zij het over de islam heeft – maar de PVV heeft geprobeerd de politiek te veranderen door met open vizier te strijden. Zij heeft gezegd dat achterkamertjes taboe zijn, maar wat gebeurt er nu? Er wordt door de PVV tijd gekocht om in achterkamertjes te kunnen regelen hoe zij uit deze onmogelijke situatie kan komen. Er zou niets gebeuren aan de WW, maar het gebeurt nu toch.

Minister Kamp:

Voorzitter. Ik hoef niet voor de PVV te spreken. Dat kan de heer Van den Besselaar zelf doen.

Van mijn kant is er geen conflict met de PVV. Er wordt goed samengewerkt door de partijen die het gedoog- en regeerakkoord hebben gesloten. De afgelopen twee maanden zijn daarvan het bewijs. Ik was ook klaar om het wetsvoorstel dat voor vandaag geagendeerd was, te behandelen. Wat mij betreft is er geen conflict dat moet worden opgelost. Wij zijn ook bereid om de afspraken over de WW na te komen. Je kunt over de precieze inhoud van die afspraken discussiëren. Dat hadden wij vandaag kunnen doen. Dat kan wat mij betreft ook in januari.

Ik had graag gezien dat dit wetsvoorstel per 1 januari 2011 van kracht was geworden. Dan hadden wij gebruik kunnen maken van de positieve resultaten van dit wetsvoorstel bij de activering van mensen. U hebt geprobeerd, voorzitter, dit wetsvoorstel zo spoedig mogelijk op de agenda te krijgen. U is dat gelukt met ingang van vandaag. Dat houdt wel in dat het wetsvoorstel deze week en volgende week niet meer behandeld zal worden in de Eerste Kamer en dat het wetsvoorstel niet per 1 januari aanstaande van kracht kan worden.

Dat heeft de volgende gevolgen. Wij hadden de opbrengst van de anticumulatie Ziektewet en WW op onze begroting geboekt ingaande 1 juli en de opbrengsten van de andere twee maatregelen in de wet geboekt ingaande 1 januari aanstaande. De grote opbrengst zit in de anticumulatie Ziektewet en WW. De andere twee maatregelen zouden in het eerste halfjaar van 2011 een opbrengst hebben gegenereerd van 3 mln. Nu deze wet niet tijdig, niet op 1 januari, van kracht kan zijn, is de volgende datum waarop zij van kracht kan worden, 1 juli. Ik mis dus het eerste halfjaar en dat is een schadepost voor mijn begroting van 3 mln. Dat feit ligt er.

Mevrouw Vermeij zei dat ik al dagen over brieven beschik waarop ik even snel met een antwoord kan komen. Misschien is het goed om dit even iets anders neer te zetten. Het is vandaag 16 december, zoals wij allen weten. De brief van de FNV is per mail op 14 december op mijn ministerie gekomen. De brief van de Landelijke Cliëntenraad is aan de Kamer gericht en gisteren om kwart over zes 's avonds bij ons naar voren gebracht. Als ik brieven door de Tweede Kamer onder mijn aandacht gebracht krijg, moet daar een behoorlijk antwoord op komen. Dat antwoord moet worden geschreven. De leidinggevenden moeten van mening zijn dat het aan mij voorgelegd kan worden. Vervolgens moet ik het accorderen. Ik heb voor zulke brieven een behoorlijke tijd nodig. De Kamer vraagt mij om dergelijke brieven. Ik moet de kwaliteit leveren die de Kamer van mij verwacht. Ik schud niet zomaar even een brief uit mijn mouw, zeker niet als wij van 's morgens acht tot 's avonds twaalf en soms nog later bezet zijn in deze drukke weken. Deze weken zijn niet alleen voor de Kamerleden druk, maar ook voor de bewindslieden. Ik heb dus geen brief in mijn tas zitten die ik er even uit zou kunnen halen.

Het zou niet netjes zijn om nu inhoudelijk op het wetsvoorstel in te gaan. Dat is niet aan de orde, maar ik wil wel iets terug zeggen op datgene wat enkele woordvoerders naar voren hebben gebracht. Ik ben niet van mening dat de voorstellen voor anticumulatie Ziektewet en WW een onaanvaardbare of onredelijke aantasting zouden zijn van socialezekerheidsrechten. Als je recht hebt op een WW-uitkering die maximaal drie jaar duurt en je wordt in die periode ziek, dan vind ik het niet voor de hand liggen dat die WW-periode van drie jaar nog eens opgeschoven wordt. Het is heel redelijk om in die drie jaar voor een WW-uitkering in aanmerking te komen. Aan het eind van die drie jaar houdt die WW-uitkering op. Ik vind dat een heel redelijk voorstel, dat ik met veel plezier nu of bij een volgende keer in de Kamer zal verdedigen. Op het voorstel van de heer Ulenbelt om de wet in te trekken, zal ik dus niet ingaan.

Ik hoop dat ik hiermee alle vragen naar tevredenheid heb beantwoord.

Mevrouw Vermeij (PvdA):

De minister zegt dat hij deze wet heel graag per 1 januari had laten ingaan. Vervolgens stuurt hij ons vanochtend een uitstelbriefje, waarvan hij de consequenties wel kan raden. Het is achter de schermen bedisseld. Gisteravond om zes uur is er een verzoek van de coalitie uitgegaan, vanochtend volgt een uitstelbriefje. Als de minister dat graag had gewild, had hij die reactie natuurlijk makkelijk kunnen geven. Het is natuurlijk de grootst mogelijke onzin om te melden dat er niet snel een reactie kan worden gegeven. Ik kan er wel op reageren. In mijn bijdrage aan het debat had ik die al verwerkt. Ik heb een aantal uitgewerkte casussen van de uitwerking van de wet, bijvoorbeeld voor een willekeurige bouwvakker die onder een tijdelijk contract van de steiger valt. Dat kan de minister, dat kunnen zijn ambtenaren ook. Wij krijgen hier dagelijks 's avonds laat brieven die wij de volgende ochtend behandelen. Dus dit is werkelijk de grootst mogelijke nonsens.

Minister Kamp:

Ik doe dat niet. Als ik 's avonds om kwart over zes een brief van de Kamer met casuïstiek krijg, schud ik niet zomaar een brief uit mijn mouw. Ik ga dat bestuderen, ik ga bekijken of die casuïstiek wel het goede beeld geeft, ik ga daar mogelijk andere casuïstiek tegenover zetten, ik ga daar conclusies uit trekken. Dat wil ik op de manier doen die mij bevalt en die ik voor mijn verantwoording kan nemen. Als er een brief van mij naar de Kamer gaat, is niemand anders dan ik daar verantwoordelijk voor. Ik bepaal dus ook of het mogelijk is om die brief wel of niet te sturen.

Voorzitter. Ik heb geen kritiek op u of de Tweede Kamer. U doet uw best om alles wat er op u afkomt, op een zorgvuldige manier te behandelen, maar als de wet vandaag behandeld was en als er vandaag over was gestemd, zou hij volgende week niet in de Eerste Kamer zijn behandeld. De wet zou dus niet op 1 januari van kracht worden. Als een wet niet op 1 januari van kracht wordt, is de volgende datum 1 juli. Zo ligt het nu eenmaal. Ik had de wet graag een maand geleden behandeld gehad, maar ik heb er begrip voor dat dat niet kon. Ik heb aangegeven wat de totale schade is die ik op dit moment kan overzien als gevolg van het niet op 1 januari ingaan van de wet. Die schade schat ik op dit moment op 3 mln.

De voorzitter:

Op 29 november kregen wij van de minister de laatste informatie. Veel eerder behandelen konden wij dus niet. Dit zeg ik omdat ik trots ben op mijn organisatie.

Minister Kamp:

Daarom is het goed, mevrouw de Voorzitter, dat ik niet in de verwijtende sfeer tot u gesproken heb.

Mevrouw Vermeij (PvdA):

De situatie is anders, want deze wet zou vandaag zijn afgestemd. En dan had de minister een groot gat in zijn begroting gehad. Hij geeft aan dat hij nu óók een gat in zijn begroting heeft. Hoe neemt hij zijn verantwoordelijkheid om dit op te lossen, hoe neemt de coalitie die verantwoordelijkheid? Dat is niet aan ons, dat is de verantwoordelijkheid die de minister heeft. Hij heeft te maken met de meerderheden in dit huis. De heer Van den Besselaar komt niet naar de microfoon – dat begrijpen wij allemaal wel – want dan moet hij zeggen dat hij tegen de wet is. Hoe neemt deze minister nu zijn verantwoordelijkheid? Hij laat het gewoon maar lopen en doet niets.

Minister Kamp:

Het is moeilijk mijzelf te motiveren als ik hier naar de Kamer ga en ervan uitga dat de wetten worden afgestemd. Ik ben toch samen met de Kamer de wetgever? Ik doe voorstellen en praat daarover met de Kamer. Ik kom met argumenten en de Kamer komt met argumenten. Ik sta open voor de argumenten van de Kamer en hoop dat de Kamer openstaat voor mijn argumenten. Ik heb het zelfvertrouwen te denken dat ik de Kamer kan overtuigen. Dat zelfvertrouwen en die inschatting heb ik ook wat dit wetsvoorstel betreft. Ik heb helemaal niet het idee dat ik na een discussie met de heer Van den Besselaar te horen krijg dat het niet doorgaat. In de weken dat ik met hem heb gewerkt, heb ik gemerkt dat hij voor argumenten openstaat. Als de discussie nu wordt gevoerd vind ik dat prima, maar januari vind ik ook goed.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

De minister is nieuw en daarom wil ik begrip opbrengen voor het feit dat hij meer tijd nodig heeft voor de casuïstiek en voor de brieven de FNV, maar hij kent wel de regels van de begroting. Er is een gat van 3 mln. Wij stemmen vandaag over de begroting en ik wil nu weten hoe de minister die 3 mln. gaat dekken. Het is ook niet zeker of de wet per 1 juli 2011 in werking kan treden. Hij heeft dan een gat van 57 mln. Ik wil graag de alternatieven weten. Voor dat laatste mag de minister overigens iets meer tijd nemen.

Minister Kamp:

Zo kunnen wij wel doorgaan. Mevrouw Koşer Kaya zegt iets over het afstemmen van de wet en mevrouw Vermeij kan iets zeggen over de korting op de AOW-partnertoeslag die in de Tweede Kamer is aangenomen, maar misschien niet in de Eerste Kamer wordt aangenomen. Zij kunnen zich afvragen wat daaraan gedaan kan worden en hoe ik dit ga dekken. Zo moeten wij het niet doen. Wij moeten hier ordentelijk met onze begroting omgaan en die willen wij graag uitvoeren zoals die aan de Kamer is voorgelegd. Een gat van 3 mln. is vervelend en wij zullen proberen dat probleem op te lossen.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

De minister heeft inderdaad meer problemen: de AOW-toeslag en de AOW-partnertoeslag die hoogstwaarschijnlijk niet door de Eerste Kamer komen. Hij wil ze erdoorheen jassen. Het is de beslissing van dit kabinet geweest al die wetten op een ondeugdelijke manier naar de Kamer te sturen. Ze zijn juridisch niet goed onderbouwd. De regel is wel dat de begroting goed sluitend moet zijn. De minister kan mij nu niet zeggen dat wij het ordentelijk moeten doen, maar vervolgens niet aangeven hoe het gat in de begroting kan worden gedekt. Ik wil vandaag echt van de minister weten welke alternatieven hij heeft. Ik moet mijn fractie straks daarover kunnen informeren en adviseren.

Minister Kamp:

Mevrouw Koşer Kaya spreekt over ondeugdelijke wetsvoorstellen en over een niet goed onderbouwd voorstel en zelfs over een wet die erdoorheen wordt gejast. Zo doen wij dat niet. Wij maken een wetsvoorstel, dat in de ministerraad wordt beoordeeld. Vervolgens geeft de Raad van State advies. Wij wegen dat advies en kijken opnieuw in de ministerraad wat wij ermee gaan doen. Wat de Kamer uiteindelijk wordt voorgelegd, is deugdelijk en goed onderbouwd. De manier waarop het voorstel wordt afgehandeld, bepaalt de Kamer zelf. Wij zijn daarvoor beschikbaar. Ik sta hier om het wetsvoorstel te behandelen en bij een andere gelegenheid sta ik hier ook om een voorstel te behandelen. Als er wijzigingen komen, ben ik weer beschikbaar. De Kamer mag mij aanspreken op deugdelijkheid en onderbouwing. Het erdoorheen jassen is niet aan mij, maar aan de Kamer.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Ik concludeer dat de minister vandaag geen alternatief biedt voor het gat van 3 mln. dat nu al is ontstaan. Dat betekent dat ik mijn fractie hierover moet adviseren, tenzij de minister vandaag nog met een antwoord komt.

De heer Huizing (VVD):

Ik verbaas mij een beetje over alle speltheorieën die hier rondgaan. Wat er ook gebeurt vandaag, wij vinden een gat in de begroting van 3 mln. Wanneer denkt de minister met een alternatief te komen?

Minister Kamp:

Ik zal dat bij een aantal gelegenheden moeten doen. Er zijn natuurlijk voortdurend dingen gaande in mijn begroting, die zoals bekend enkele tientallen miljarden omvat. Als er een nieuwe voorspelling over de werkloosheid is, heeft dat onmiddellijk effect op de ramingen van de WW en de bijstand. Er zijn dus voortdurend allerlei mutaties gaande. De Kamer heeft daar regelingen voor. Als er een begroting is, kom ik met informatie, en hetzelfde geldt voor Voorjaarsnota en Najaarsnota. Zo hebben we allerlei gelegenheden. Als er een wetsvoorstel wordt behandeld, kom ik ook weer met informatie. Voor vandaag ligt alle informatie over het huidige wetsvoorstel bij de Kamer. Als naar ik hoop dit wetsvoorstel in januari wordt behandeld, zal ik de nieuwe dan beschikbare informatie, bijvoorbeeld als gevolg van tijdverlies, naar voren brengen. Maar ik denk dat we dat gewoon ordentelijk op de logische momenten moeten doen.

De heer Ulenbelt (SP):

In mijn bijdrage had ik aan de PVV gevraagd wat die partij ervan vindt. Ik hoop dat ik alsnog een reactie krijg, in een openbaar debat. De casuïstiek die door de LCR wordt genoemd, is toch gewoon zoals de wet zal uitwerken? Daar is toch geen woord Spaans bij? Waarom gaat de minister niet in op mijn verzoek om de wet in te trekken? De achtergrond is dat de PVV niet aan de WW wil komen. Wilders heeft daar altijd voor gestaan, en Van den Besselaar volgt hem nu. Er is dus een politiek probleem. Dan zou het de minister sieren om het wetsvoorstel in te trekken. Waarom gaat hij daar überhaupt niet op in? Dit is geen probleem van het niet antwoorden op informatie, dit is een politiek probleem. Daar moet de minister op ingaan, en hij moet de conclusie trekken dat het wetsvoorstel wordt ingetrokken.

Minister Kamp:

Ik ben naar de Kamer gekomen om het wetsvoorstel te behandelen. Ik ben niet naar de Kamer gekomen om het wetsvoorstel in te trekken. Dit is de gelegenheid voor een inhoudelijke inbreng van de fracties. Komt het er vandaag niet van, dan zal ik bij een andere gelegenheid op de inhoudelijke inbreng reageren. Ik heb op dit moment geen aanleiding om het wetsvoorstel in te trekken, integendeel.

De heer Ulenbelt (SP):

Als ik tijdens het debat aan de minister had gevraagd of de casuïstiek van de LCR klopt, had hij daarop toch antwoord moeten geven? Dan kan hij dat antwoord nu ook geven. Nogmaals, komt de vertegenwoordiger van de PVV nog vertellen wat hij van dit wetsvoorstel vindt?

Minister Kamp:

Er komen altijd heel veel brieven vlak voor de behandeling van een wetsvoorstel. Dat zijn brieven. Maar zodra er een brief door de Kamer naar mij toe wordt gestuurd met de vraag om daarop te reageren, reageer ik daarop op de manier waarvan ik denk dat die adequaat is. Als er een brief komt over casuïstiek, wil ik die eens goed bekijken. Ik wil daarbij ook het realistisch gehalte van die voorbeelden bestuderen, en kijken of daaruit geen verkeerd beeld naar voren komt, of het niet verstandig is daar andere voorbeelden tegenover te zetten en om een beoordeling van het geheel te geven. Daar wil ik gewoon een behoorlijke brief over maken, waar ik mijn handtekening onder kan zetten en die ik naar de Kamer kan sturen. Als ik 's avonds om kwart over zes een brief krijg, terwijl ik die dag tot twaalf uur 's nachts aan het werk ben, en de volgende dag hier in de Kamer moet zijn, kan ik op dat moment niet hier in de Kamer die brief uit mijn tas schudden. Dat lukt niet.

De heer Van den Besselaar (PVV):

Een kort antwoord aan de heer Ulenbelt. Hij heeft waarschijnlijk vanmorgen niet goed geluisterd, toen ik om het uitstel vroeg. Ik heb aangegeven dat ik voor mijn oordeelsvorming in ieder geval de antwoorden nodig heb op de beide brieven.

De heer Klaver (GroenLinks):

Gisterenavond reed ik langs het Kamergebouw en zag hoe transparant het is. Het vervult me met trots dat we hier staan. Dit is de plek waar we met elkaar argumenten uitwisselen en tot de beste besluiten komen. Ik vind het jammer dat de heer Van den Besselaar zijn termijn in het spoeddebat niet heeft gebruikt, maar dat is tot daar aan toe. Ziet hij dit wetsvoorstel als een aantasting van de WW?

De heer Van den Besselaar (PVV):

Het lijkt wel of de heer Klaver niet goed kan luisteren. Ik heb net aan de heer Ulenbelt aangegeven wat mijn overwegingen zijn om uitstel te vragen. Ik geef dat ook aan de heer Klaver mee.

De heer Klaver (GroenLinks):

Ook ik heb geen reactie van de minister gehad op de brieven die zijn gestuurd, en ook ik heb mijn oordeel kunnen vormen. Heeft de heer Van den Besselaar nu echt een brief van de minister nodig alvorens hij een eigen oordeel kan vormen over deze wet? Volgens mij is mijn vraag duidelijk: is dit een aantasting van de huidige WW?

De heer Van den Besselaar (PVV):

Voor de laatste keer: ik heb aangegeven waarom ik nog geen oordeel kan vormen. Daar houd ik het bij.

De voorzitter:

We komen niet verder. Ik dank de minister voor de antwoorden. Ik denk niet dat er behoefte is aan een tweede termijn. Ik zie dat daar wel behoefte aan is.

Mevrouw Vermeij (PvdA):

Voorzitter. Ik dank de minister voor zijn antwoorden, maar dat neemt niet weg dat ik met mijn fractie verder in beraad ga over hoe nu verder te gaan met de begroting van Sociale Zaken, omdat er voor 1 januari al een gat in zit en de minister niet aangeeft hoe hij dat gaat oplossen.

Ten slotte dien ik een motie in met daarbij het dringende verzoek aan de leden van de PVV-fractie om die te lezen en tot een positief oordeel erover te komen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat flexwerkers dezelfde rechten hebben op uitkeringsduur en hoogte in de sociale zekerheid als werknemers met een vast contract;

roept de regering op, de gelijkwaardige behandeling van flexwerkers in de ZW en de WW in stand te houden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Vermeij, Klaver, Koşer Kaya en Ulenbelt. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 8(32464).

De heer Ulenbelt (SP):

Voorzitter. Gezien de situatie denk ik dat het verstandig is dat de minister een politieke conclusie trekt. Daarom heb ik de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het voorliggende wetsvoorstel rechtsongelijkheid veroorzaakt tussen werknemers met een vast contract en werknemers met een flexibel contract;

verzoekt de regering, het wetsvoorstel Anticumulatie Ziektewet en Werkloosheidswet (32464) in te trekken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Ulenbelt, Klaver en Vermeij. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 9(32464).

De heer Ulenbelt (SP):

In reactie op deze motie zal de minister ongetwijfeld zeggen: Ulenbelt, je hebt geen dekking. Mijn voorstel als dekking zou zijn een minimale verhoging van de Ziektewetpremie met waarschijnlijk een cijfer op een derde of vierde plek achter de komma.

Minister Kamp:

Mevrouw de voorzitter. In de motie van mevrouw Vermeij staat dat flexwerkers dezelfde rechten op uitkeringsduur en hoogte in de sociale zekerheid hebben als werknemers met een vast contract. Ik denk dat daar nog wel het nodige over te zeggen is. Flexwerkers hebben per definitie niet dezelfde rechten als werknemers met een vast contract. Het is nu eenmaal het wezen van flexwerken dat je andere rechten hebt en dat je flexibeler bent. De conclusie in de motie dat er een gelijkwaardige behandeling moet komen van flexwerkers in de Ziektewet en in de WW, loopt, dunkt mij, vooruit op de behandeling van het wetsvoorstel. Dat lijkt mij niet verstandig. Daarom moet ik deze motie ontraden.

In zijn motie verzoekt de heer Ulenbelt de regering om het wetsvoorstel anticumulatie Ziektewet en Werkloosheidswet in te trekken. Ik heb al gezegd dat ik daar niet toe bereid ben. Om die reden ontraad ik ook die motie.

De heer Ulenbelt (SP):

Ik heb een suggestie voor de dekking gegeven. Acht u die deugdelijk?

Minister Kamp:

Ik kan talloze oplossingen bedenken voor een gat van 3 mln. op de begroting van Sociale Zaken als je het op de manier van de heer Ulenbelt doet. Iedere keer bekijkt hij op welke manier de werkgevers betalen en wil hij ze hier en daar wat meer laten betalen. Zo zou je het kunnen doen, maar het kabinet heeft afspraken gemaakt over de lastendruk. Dat is onze lijn en daaraan willen we ons houden. Als er een gat valt in de begroting, zoeken we uit wat de oorzaak daarvan is en bekijken we of we het in dezelfde sfeer kunnen dekken.

De heer Ulenbelt (SP):

Dan stel ik tot mijn grote vreugde vast dat mijn partij een deugdelijke dekking heeft geboden.

De heer Van Hijum (CDA):

Ik wijs erop dat dit echt in strijd is met de scheiding tussen uitgaven en inkomsten.

De heer Klaver (GroenLinks):

Ik heb nog een heel korte vraag. De minister zei zojuist dat flexwerkers andere rechten hebben dan mensen met een vast contract. Welke rechten zijn dat dan zoal?

Minister Kamp:

Ik neem aan dat de heer Klaver dat weet. Hij heeft de nodige achtergrondkennis. Hij weet dat er andere rechten voortvloeien uit een vast contract dan uit een tijdelijk contract. Mensen kiezen daar soms bewust voor omdat ze het prettig vinden. Soms accepteren mensen zo'n contract en een positie als flexwerker ook omdat ze hopen later door te zullen groeien naar een vast contract. Ik kan de heer Klaver wel een college geven over iets wat hij allang weet, maar dat lijkt me geen goed gebruik van de tijd die mij in dit huis ter beschikking wordt gesteld.

De heer Klaver (GroenLinks):

Ik kijk altijd uit naar een college van de minister, maar dat is inderdaad niet nodig. Wat de minister zojuist tegen mij zei, weet ik inderdaad. Ik heb een heel specifieke vraag gesteld: over welke rechten heeft de minister het? Volgens mij hebben flexwerkers heel veel andere mogelijkheden, maar zeker niet meer rechten of andere rechten dan mensen met een vast contract. Daar zit juist het probleem. Dat moeten we proberen op te lossen. Ik heb dat in mijn eerste termijn ook aangegeven. We zouden de kloof tussen de rechten van flexwerkers en mensen met een vast contract moeten dichten. Vandaar mijn vraag: welke rechten hebben flexwerkers?

Minister Kamp:

Als je flexwerker bent en een contract voor twee maanden hebt, heb je het recht om gedurende die twee maanden je werk te doen. Na die twee maanden is het afgelopen. Als je een vast contract hebt, heb je na die twee maanden het recht om toch te blijven werken. Een flexwerker werkt per definitie op basis van tijdelijke overeenkomsten en heeft dus de rechten die uit tijdelijke overeenkomsten voortvloeien. Iemand met een vast contract heeft de rechten die uit een vast contract voortvloeien. Die rechten zijn natuurlijk verschillend.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

De stemming over de moties zal plaatsvinden voor de stemmingen over de begroting van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

De vergadering wordt van 11.15 uur tot 14.00 uur geschorst.

De voorzitter:

Ingekomen zijn twee beschikkingen van de voorzitters van de Eerste en Tweede Kamer der Staten-Generaal inzake aanwijzing van de leden Arib en Albayrak tot plaatsvervangend lid in de parlementaire vergadering van de Raad van Europa en inzake de aanwijzing van de leden Van Bochove en Knops tot lid in de Raadgevende Interparlementaire Beneluxraad.

Op de tafel van de Griffier ligt een lijst van ingekomen stukken. Op die lijst staan voorstellen voor de behandeling van deze stukken. Als voor het einde van de vergadering daartegen geen bezwaar is gemaakt, neem ik aan dat daarmee wordt ingestemd.

Dames en heren, ik verzoek u allen uw plaatsen in te nemen, want aan de orde is het afscheid van mevrouw Bijleveld-Schouten, van Ank. Ingekomen is de volgende brief.

"Geachte voorzitter, beste Gerdi.

Bijna tien jaar geleden schreef ik mijn eerste afscheidsbrief aan de toenmalige voorzitter van de Tweede Kamer, Jeltje van Nieuwenhoven. Ik was per 1 januari 2001 benoemd tot burgemeester van de gemeente Hof van Twente en ik nam toen afscheid van uw Kamer. Nu ben ik per 1 januari 2011 benoemd tot commissaris van de Koningin in de provincie Overijssel en dat is voor mij de reden om weer afscheid van uw Kamer te nemen.

Ik schreef in 2001 dat ik niet van lange toespraken en brieven hield en dat geldt ook nu nog. Een zin wil ik wel herhalen: 'Ik hoop dat u aan mij heeft kunnen zien dat ik mijn werk onder u altijd met veel plezier heb gedaan, zelfs in de soms voor mijn fractie zeer moeilijke tijden ben ik mijn enthousiasme voor ons vak nooit kwijtgeraakt, hoe lastig het soms ook was.' Hoe actueel kan een zin na tien jaar nog zijn.

Ik bedank iedereen waarmee ik heb samengewerkt zeer hartelijk. Vanzelfsprekend wil ik ook nu alle ondersteunende diensten hartelijk danken. Ik wens u allen in persoonlijke en politieke zin alle goeds toe.

Een hartelijke groet,

Ank Bijleveld-Schouten."

(applaus)

De voorzitter:

We kunnen het geen maidenafscheid meer noemen, maar het is toch met bloemen.

Geachte mevrouw Bijleveld, u verlaat de Kamer met ingang van 1 januari aanstaande in verband met uw benoeming tot commissaris van de Koningin in Overijssel. De provincie waar uw hart ligt! Dat blijkt wel uit uw loopbaan.

U begon uw politieke carrière in Overijssel als lid van de gemeenteraad van Enschede. Maar na iets meer dan een halfjaar stapte u al over naar de landelijke politiek. Op 16 november 1989 kwam u voor het eerst in de Tweede Kamer. Toen – 27 jaar oud – was u het jongste lid van de Kamer. U bleef vervolgens ruim elf jaar lid van de Tweede Kamer, tot 16 januari 2001. Want Overijssel bleef kriebelen. U keerde terug naar die provincie als burgemeester van de toen nieuwe gemeente Hof van Twente.

Maar opnieuw maakte u de overstap naar Den Haag. Op 22 februari 2007 werd u staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Na de verkiezingen eerder dit jaar werd u op 17 juni opnieuw beëdigd als lid van deze Kamer voor uw partij, het CDA.

Als u straks de Kamer verlaat, bent u 4279 dagen Tweede Kamerlid geweest. Voor de iets minder snelle hoofdrekenaars: dat is elf jaar en achteneenhalve maand. Daarmee behoorde u tot de kopgroep van ervaren leden. Voeg daar ruim drie jaar en tien maanden staatssecretariaat bij en het mag duidelijk zijn: Overijssel krijgt een nieuwe, jonge, politiek zeer ervaren commissaris, maar de Kamer verliest een deel van haar geheugen!

In de afgelopen periode hebt u bijgedragen aan de selectie van onderwerpen voor de toekomst- en onderzoeksagenda van de Tweede Kamer voor 2011. U hebt met een delegatie uit de commissie voor de Rijksuitgaven de banden aangehaald met het college van de Algemene Rekenkamer over aangelegenheden die de beide Colleges van Staat bezighouden. U hebt zich ook met verve geworpen op de beleidsterreinen cultuur en media. Tijdens een van de laatste debatten op dat beleidsterrein sprak u over "het op actieve manier verleiden tot fusies tussen de omroepen". Over dat "verleiden" bent u overigens niet echt in detail getreden.

Als staatssecretaris hebt u vele uren in deze Kamer doorgebracht voor de debatten over de vernieuwing van de staatkundige structuur van ons Koninkrijk, een onderwerp waar u zich zeer bij betrokken voelde. Het ging immers om de toekomst van mensen. De voltooiing van dit proces op 10-10-10 – u was toen tevens Kamerlid – heeft u ongetwijfeld een grote mate van voldoening gegeven.

Mevrouw Bijleveld, beste Ank, uit uw hele carrière blijkt hoe u op heikele beleidsterreinen zeer strategisch kunt opereren. Als dat wordt gecombineerd met een kordate en een innemende persoonlijkheid komt men tot een typering van een goede politica, een gedegen bestuurder en een fijne collega.

Ank, we gaan je zeer missen! Dank je wel!

(applaus)

Naar boven