Vragen van het lid Brinkman aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de vijf projecten aangaande controle in het openbaar vervoer.

De heer Brinkman (PVV):

Voorzitter. Als er iets niet goed gaat, is de Kamer er als de kippen bij om dat kenbaar te maken. Maar als er iets wel goed gaat, moet dat ook gezegd worden.

Mijn politiehart begon echt sneller te kloppen bij de beelden van RTL Nieuws van afgelopen zaterdag over de undercover politie die in Rotterdam het openbaar vervoer veiliger maakt. Prachtige beelden van een zero tolerance-agent die assistentie aan controleurs verleende waar het nodig was. Er kan er maar één de baas zijn op straat en dat liet de Rotterdamse politie duidelijk zien: dat is de politie, ook zonder uniform. Zitten is zitten en blijven staan is blijven staan, en zo hoort het. De PVV-aanpak, zou ik zeggen.

De politie in Rotterdam zet dus extra politieagenten in, ook in burger, dus onherkenbaar, in het openbaar vervoer. De resultaten zijn niet alleen hoopgevend, maar gewoon geweldig: binnen vier maanden bijna een halvering van het aantal overlastmeldingen!

Ik heb echter nog een aantal vragen. Is dit project doorbesproken in de lijn met het Openbaar Ministerie? Heeft dit ook geleid tot richtlijnen – verzwaarde richtlijnen, zou ik zeggen – voor aangehouden verdachten? Het lijkt mij dat bij een dergelijke actie personen ook zwaarder gestraft moeten worden. Gebeurt dit ook? De resultaten van vijf andere steden zijn ook bemoedigend. Kunnen we deze zero tolerance-aanpak niet samen met Justitie uitsmeren over het hele land? Aangehouden verdachten van deze aanpak moeten snelrecht krijgen, meteen gestraft worden en bij gevangenisstraf meteen het gevang in. Is de minister het daarmee eens? Wordt bij deze actie gecontroleerd op recidivisten van zwartrijden? Is bij constatering van recidive een openbaarvervoerverbod geen optie? Zou geweld tegen geüniformeerd personeel in het algemeen geen topprioriteit van de Nederlandse politie moeten zijn? Ten slotte, kan de minister iets vertellen over de etniciteit van de daders van geweld en overlast in het openbaar vervoer? Hoe denkt de minister deze geconstateerde verschillen op te kunnen lossen?

Minister Hirsch Ballin:

Voorzitter. Uit het recente bericht waar de heer Brinkman naar verwijst, blijkt dat er van alle kanten waardering is voor de inzet van politieagenten in de bus, de tram en de metro. Die heeft inderdaad geleid tot meer veiligheid in het Rotterdamse openbaar vervoer. Dat is een gezamenlijke conclusie van de politie en van het Rotterdamse vervoerbedrijf RET.

Er zijn de afgelopen maanden veel meer herkenbare, maar ook vooral juist onherkenbare agenten ingezet, en dat heeft goed gewerkt. Natuurlijk hebben wij zorg over de toeneming van de gewelddadige incidenten. Dat is precies de reden waarom het programma Veilige Publieke Taak een van de onderdelen van het kabinetsbeleid is geweest, en wat mij betreft blijft en de komende jaren zal blijven. Het omvat onder andere een zwaardere bestraffing van degenen die geweld plegen tegen vervullers van de publieke taak, zoals politieagenten en controleurs in het openbaar vervoer. Ik heb in overleggen met uw Kamer aangegeven wat de resultaten zijn, dat het Openbaar Ministerie daadwerkelijk zwaardere straffen eist. Dat is dus een bevestigend antwoord op de vraag van de heer Brinkman. Dat beleid, optreden tegen geweldplegers die het werk ter vervulling van de publieke taak bemoeilijken, is ook onderdeel van het beleid van het OM. Ik reken op een goede voortzetting daarvan. Daar komt bij dat er, naast de pilot in Rotterdam, ook in enkele andere regio's pilots zijn uitgevoerd. Daarvan vindt nu een evaluatie plaats. Ik verwacht dat wij de Kamer na de zomer het rapport daarover kunnen doen toekomen.

De heer Brinkman vroeg ten slotte naar een uitsplitsing van categorieën verdachten en daders. Die gegevens zal hij van mij niet kunnen krijgen. Wie er ook geweld pleegt tegen functionarissen met een publieke taak, en overigens ook tegen anderen, verdient gelijkelijk te worden bestraft.

De heer Brinkman (PVV):

Een van de dingen die ik van mijn oud-collega's altijd terugkrijg, is dat verdachten worden aangehouden, het Openbaar Ministerie een straf vaststelt en mensen worden berecht of niet, maar dat de geüniformeerde personeelsleden nooit iets te horen krijgen over de uiteindelijke bestraffing van de daders. Ik wil graag weten wat de minister daarvan vindt en of hij daar iets aan wil doen.

Feit blijft ook dat de rechter niet altijd straffen oplegt. Sterker nog: hij legt die straffen bijna nooit op. Zou de minister daar eens op kunnen ingaan? Misschien kan de minister wat betreft geüniformeerd personeel ook meer gaan nadenken over het idee van in ieder geval de PVV van minimumstraffen.

Dan mijn vraag over etniciteit. Ik weet dat dit het antwoord van de minister is. Maar is de minister het, constaterende dat etniciteit wel degelijk een heel groot probleem is, omdat mensen met een bepaalde etniciteit veelvuldig dader zijn, met mij eens dat je om een goede aanpak te creëren wel naar etniciteit zou moeten kijken?

Minister Hirsch Ballin:

Ik begin met het laatste punt van de heer Brinkman. Daarover bestaat een duidelijk verschil van inzicht. Ik vind dat bij iedere verdachte en bij iedere dader moet worden bekeken wat er met betrokkene aan de hand is. Welke gedragsproblemen doen zich bij hem voor? Dat is niet iets wat je moet verbinden met etniciteit, herkomst of afkomst van mensen, op de manier die de heer Brinkman bij deze en andere gelegenheden beoefent. Gisteren sprak een van de leden van de Kamer, VVD-fractievoorzitter Rutte, bij de uitvaart van mijn geëerde ambtsvoorganger de heer Dijkstal. Laat ik voor één keer de heer Rutte citeren, die daar de heer Dijkstal citeerde: het heeft geen zin en het is verkeerd om onderscheid te maken naar groepen; je moet kijken naar wat er met personen aan de hand is. Die woorden zijn mij uit het hart gegrepen. De aanpak zal dus een dadergerichte aanpak zijn, een op de persoon gerichte aanpak. Die zal ook ten grondslag liggen aan de manier waarop we optreden tegen dit geweld tegen mensen, dat de vervulling van publieke taken aantast. Dat dit optreden ferm en krachtig gebeurt, heb ik de afgelopen jaren bij alle gelegenheden in de Kamer uitgesproken. Ik heb de heer Brinkman en de leden van de vaste commissie voor Justitie ook bij eerdere gelegenheden bediend met cijfers die betrekking hebben op de gevolgen die het OM heeft verbonden aan ons beleid. In het overgrote deel van de zaken worden de zwaardere straffen ook daadwerkelijk geëist.

De heer Çörüz (CDA):

Ik heb een vraag aan collega Brinkman. Rekent hij de agenten in de undercoveractie waar hij zo laaiend over is, en ik overigens ook, tot blauw op straat?

De heer Brinkman (PVV):

Daar hebben we het vaker over gehad. Jazeker, dat is wel degelijk blauw op straat.

De voorzitter:

Ik neem aan dat de minister, of iemand anders, blijft voor de stemmingen. Meestal is het de laatste bewindspersoon.

Minister Hirsch Ballin:

Ja. Ik moet wel om 15.45 uur in de Eerste Kamer zijn.

De voorzitter:

We gaan ons best doen. Dat gaan we redden.

Ik deel aan de Kamer mee dat de volgende leden zich hebben afgemeld:

Teeven en Vermeij.

Deze mededeling wordt voor kennisgeving aangenomen.

De voorzitter:

Op de tafel van de Griffier ligt een lijst van ingekomen stukken. Op die lijst staan voorstellen voor de behandeling van deze stukken. Als voor het einde van de vergadering daartegen geen bezwaar is gemaakt, neem ik aan dat daarmee wordt ingestemd.

Naar boven