Noot 1 (zie blz. 6140)
Interpellatievragen van het lid Hirsi Ali (VVD) aan de minister voor Vreemdelingenzaken
en Integratie inzake vrouwen en kinderen die in Marokko door hun man/vader
tegen hun wil worden achtergelaten.
1
Welke adequate maatregelen wil de regering treffen om het tegen hun zin
achterlaten van vrouwen en kinderen in Marokko te bestrijden en in de toekomst
te voorkomen?1
2
In hoeveel gevallen is er goed overleg met de Marokkaanse autoriteiten
met betrekking tot de achtergelaten slachtoffers? Wat is het concrete resultaat
van deze overleggen? Hoe kan de Nederlandse regering ervoor zorgen dat het
proces van terugkeer wordt versneld? Wat is voor u een acceptabele termijn
van terugkeer?
3
Wat is het doel van het nader overleg waarover u in uw antwoord op voornoemde
schriftelijke vragen rept namelijk: «Over de in het artikel gesignaleerde
problematiek zal met het oog op de oplossing van bestaande en toekomstige
gevallen, en met het oog op preventie, nader overleg worden gevoerd»?
4
Bent u bereid in het kader van preventie voorlichting te geven (of in
opdracht van u de Marokkaanse Zelforganisaties met overheidssubsidies) aan
de doelgroep die de grootste kans loopt slachtoffer te worden van dumping?
5
Deelt u de mening dat het onder valse voorwendselen lokken van vrouwen
en kinderen naar Marokko en het feit dat eenmaal aldaar – soms met geweld –
hun reisdocumenten worden ingenomen, voldoende gronden opleveren voor het
openbaar ministerie om de betrokken mannen wederrechtelijke vrijheidsberoving2, dwang, diefstal of verduistering van staatseigendom ten laste te
leggen? Zo ja, welke acties heeft het OM tot nu toe ondernomen?
1 Aanhangsel Handelingen nr. 2179, vergaderjaar 2003–2004.
2 Wetboek van Strafrecht artikel 282.