Noot 1 (zie blz. 4741)
Initiatiefwetsvoorstel Hillen (Kamerstuk nr. 28 056)
Budgettaire consequenties/dekking van het wetsvoorstel
In een nieuwe kabinetsperiode wordt een nieuw budgettair kader opgesteld.
Basispad is weliswaar uitgangspunt, maar de werkwijze van minister Zalm
bij de formatie van 1998 laat zien dat hieraan flink gesleuteld mag worden.
Daarom:
In de raming van de reële uitgaven voor de periode 2003–2006
is geen rekening gehouden met productiviteitsstijging in de collectieve sector.
Er zal in werkelijkheid sprake zijn van een productiviteitsstijging die
vergelijkbaar zal zijn met die in andere dienstensectoren.
Het CPB raamt een (structurele) stijging van de arbeidsproduktiviteit
in de marktsector voor de komende periode van 1,9% per jaar.
Een voorzichtige raming van de produktiviteitsgroei bij de Rijksoverheid
van 0,7% per jaar zou betekenen dat er in 2003 175 miljoen euro ruimte ontstaat
oplopend tot 700 miljoen euro in 2006.
(De overheid is namelijk een arbeidsintensief «bedrijf», waar
opleiding, ervaring, automatisering een belangrijke rol spelen. Het CPB heeft
onlangs een publicatie uitgebracht waarin geconcludeerd werd dat ICT de komende
jaren een belangrijke bijdrage aan verhoging van de arbeidsproduktiviteit
zal geven.)
Deze ruimte is dus beschikbaar in de ramingen voor de volgende kabinetsperiode.
Daarnaast ligt het ziekteverzuim bij de Rijksoverheid gemiddeld hoger
dan de marktsector.
Taakstellend is een vermindering van het ziekteverzuim met 0,5% zeker
mogelijk: In 2003 25 miljoen euro, oplopend tot in 2006 100 miljoen euro.
Binnen bovenstaande, nog niet belegde posten is dus voldoende ruimte om
vanaf de datum van ingang van het voorliggende wetsvoorstel, 1 januari 2003,
voor dekking zorg te dragen.
Noot 2 (zie blz. 4744)
Tabel 1. Overzicht verdeling voordeel over de inkomens
(aantallen x 1 000, bedragen in mln euros)
Inkomen | 65-min | 65+ alleenst | 65+ gehuwd | Totaal |
---|
Van | Tot | Aantal | Bedrag | Aantal | Bedrag | Aantal | Bedrag | Aantal | Bedrag |
| 0 | 5,8 | 0,6 | 0,4 | 0,0 | 0,4 | 0,0 | 8,2 | 0,9 |
0 | 5000 | 9,5 | 1,0 | 1,2 | 0,0 | 0,7 | 0,0 | 13,5 | 1,5 |
5000 | 10000 | 15,7 | 3,2 | 14,7 | 1,7 | 36,5 | 5,6 | 65,9 | 10,6 |
10000 | 20000 | 61,4 | 19,6 | 91,8 | 17,8 | 63,7 | 12,3 | 217,0 | 49,8 |
20000 | 40000 | 190,6 | 69,5 | 40,8 | 16,7 | 55,9 | 22,4 | 287,7 | 108,6 |
40000 | 60000 | 63,0 | 31,2 | 9,6 | 7,5 | 15,8 | 12,6 | 88,5 | 51,2 |
60000 | 80000 | 16,2 | 10,8 | 1,7 | 1,9 | 5,8 | 6,2 | 23,8 | 19,0 |
80000 | 100000 | 6,1 | 4,4 | 0,3 | 0,5 | 2,3 | 2,5 | 8,6 | 7,4 |
100000 | | 6,7 | 6,6 | 0,3 | 0,6 | 1,9 | 2,7 | 9,0 | 9,9 |
Totaal | | 374,9 | 146,9 | 160,7 | 46,8 | 182,0 | 64,4 | 722,0 | 258,8 |
In bovenstaande tabel worden de voordelen als gevolgd van het maximeren
van het eigenwoningforfait op de hypotheekrenteaftrek gepresenteerd. Hieruit
blijkt dat er in totaal ruim 0,7 mln belastingplichtigen voordeel ondervinden
van deze variant. Hiervan is circa 47% ouder dan 65 jaar. Het totale voordeel
bedraagt naar verwachting circa € 0,3 mld. (43% hiervan komt terecht
bij de 65-plussers). Uit de tabel blijkt verder dat ruim 0,3 mln belastingplichtigen
een inkomen op of rond het minimum hebben. Zij ontvangen circa 25% van het
voordeel (€ 65 mln).