Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg van heden over het Midden-Oosten.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Voorzitter. Wij pleiten al langer voor een wapenembargo tegen Israël, bijvoorbeeld in EU-verband. Dat is helaas tot nu toe niet gelukt. Op dit moment heeft de Nederlandse regering een eigen wapenexportbeleid. Volgens de criteria van het wapenexportbeleid zouden er op dit moment geen wapens naar Israël kunnen worden geëxporteerd, omdat het gaat om een spanningsgebied en omdat Israël mensenrechten en internationale humanitaire rechten stelselmatig schendt in de Palestijnse gebieden.

Hetzelfde restrictieve exportbeleid geldt ook ten aanzien van vergunningplichtige doorvoer van strategische goederen. Alleen wapens en strategische goederen die uit andere NAVO- en/of EU-landen naar Israël via Schiphol of Rotterdam worden geëxporteerd, zijn niet vergunningsplichtig. Dat is volgens mijn fractie een grote tekortkoming van het huidige wapenexportbeleid. Nederland faciliteert, met andere woorden, op dit moment de wapenleveranties uit bijvoorbeeld de Verenigde Staten naar Israël door een heel makkelijke doorvoer naar Israël mogelijk te maken. Wij vinden deze praktijk zeer ongewenst en inconsequent; daarom wil ik de volgende motie aan de Kamer voorleggen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat doorvoer van strategische goederen komend uit bevriende (partner)landen en van NAVO-bondgenoten niet vergunningplichtig is;

constaterende dat hiermee de mogelijkheid van doorvoer van strategische goederen Kariminaar Israël via Nederlands grondgebied nog steeds openstaat;

van mening dat deze situatie in overeenstemming met het huidige wapenexportbeleid naar Israël niet wenselijk is;

verzoekt de regering, over te gaan tot het instellen van de ad hoc vergunningplicht voor alle (snelle en langzame) doorvoer van strategische goederen uit alle landen met eindbestemming Israël,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Karimi en Van Bommel. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 51(23432).

De heer Hoekema (D66):

Ik deel de mening van mevrouw Karimi dat het van belang is dat geen wapens vanuit Nederland en bij voorkeur ook niet doorgeleverd vanuit Nederland naar Israël gaan. Ik heb echter een vraag over de praktische gevolgen van de motie. Moeten wij aan landen die normaal gesproken partnerlanden zijn in de Unie, Australië, NAVO-bondgenoten, Zwitserland, Japan en Nieuw-Zeeland gaan vragen de doelstellingen van het Nederlandse wapenexportbeleid te onderschrijven? Mevrouw Karimi noemde export via Nederland vanuit de Verenigde Staten. Bedoelt zij dat dit moet gelden voor alle landen? Vervalt de uitzondering die wij nu maken voor partnerlanden?

Zou het voorts niet veel effectiever zijn om het met de landen van de Europese Unie en andere partnerlanden inhoudelijk eens te worden dat er geen wapens meer naar Israël mogen gaan? Dan pakken wij het probleem bij de bron aan.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Het gaat om een consequent wapenexportbeleid ten aanzien van een spanningsgebied, Israël. Nederland heeft daarvoor een wapenexportbeleid, dat volgens de brief van de minister ook geldt voor het vergunningspichtige deel van de doorvoer van wapens naar Israël. Wij weten dat de Verenigde Staten de grootste wapenleverancier aan Israël zijn. De uitzondering die geldt is er op dit moment alleen voor Israël.

Naast deze maatregelen moet ook gebeuren wat de heer Hoekema vervolgens vroeg. Het is niet of-of maar en-en. Wij hebben de motie van de heer Hoekema gesteund. Wij hadden eerder een motie over een wapenembargo ingediend die de heer Hoekema niet heeft gesteund. Wij zien dat het op het ogenblik niet lukt om in de EU tot overeenstemming te komen. Volgens mijn fractie heeft de Nederlandse regering een eigen verantwoordelijkheid. Wij weten dat Schiphol en Rotterdam grote doorvoerhavens zijn voor wapenleveranties naar Israël. Wij moeten onze eigen verantwoordelijkheid nemen en de doorvoer zoveel mogelijk minimaliseren.

De heer Koenders (PvdA):

Wij zijn het gauw eens over de inzet voor een wapenembargo, maar de stemming in de Kamer heeft anders uitgewezen.

De voorzitter:

Dat is wel het geval als er een stemming is geweest.

De heer Koenders (PvdA):

Ik meen dat een wapenembargo niet doorgaat. Anders moet ik de minister alsnog vragen of ik het verkeerd heb gezien.

De voorzitter:

Ik dacht als voorzitter even dat u twijfelde aan de uitslag van een stemming.

De heer Koenders (PvdA):

Nee, ik zou niet durven.

1. Waarom meent mevrouw Karimi niet dat op basis van een wapenembargo een ad hoc vergunningplicht kan worden ingesteld?

2. Er zou een wetswijziging nodig zijn. Waarom stelt zij die niet voor?

3. Waarom noemt mevrouw Karimi alleen Israël en niet de Palestijnse autoriteit, zoals wij gisteren hebben gedaan in een motie?

4. Is de motie bedoeld voor een tijdelijke maatregel, totdat Israël zich aan de VN-resoluties houdt? Of gaat het er simpelweg om toch maar weer met een motie te komen, omdat dit gisteren helaas niet is gelukt?

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Met u zou ik graag willen dat er een wapenembargo kwam, mijnheer Koenders. Dat is er echter nog niet en daarom blijven wij ons ervoor inzetten dat er geen wapen geleverd wordt aan deze spanningsgebieden.

U zegt dat mijn motie een wetswijziging vereist. Dat hoorde ik ook van de minister. Als de motie wordt aangenomen, moet aan zo'n wetswijziging gewerkt gaan worden. Volgens mijn informatie is er echter geen wetswijziging vereist.

Dan wilt u de toevoeging "voor Palestijnse gebieden". Ik kan mij echt niet voorstellen dat er op dit moment via Nederlands grondgebied wapens naar de Palestijnse gebieden gaan. Dat zou echt nieuwe informatie zijn. Als u daarover beschikt, zou ik graag weten door wie via Schiphol of Rotterdam wapens naar de Palestijnse gebieden gestuurd worden. Ik denk dat het praktisch onmogelijk is dat er officieel via Nederlands grondgebied wapens naar Palestijnse gebieden getransporteerd worden. Als dat uw probleem zou oplossen, ben ik natuurlijk graag beleid de Palestijnse gebieden aan de motie toe te voegen.

Ten slotte merk ik op dat een wapenembargo altijd tijdelijk is. Ik hoop dat ik daarmee uw bezwaren tegen de motie heb weggenomen, mijnheer Koenders.

De heer Verhagen (CDA):

Het bevreemdt mij dat mevrouw Karimi de minister niet oproept om stappen te zetten in de richting van Syrië en Iran. Deze landen leveren immers duidelijk wapens aan bijvoorbeeld Hezbollah, Hamas en Jihad.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Dat is een heel goed punt, dat wil ik ook ondersteunen. Op dit moment heb ik het echter over Israël en de officiële wapenleveranties via Nederlands grondgebied. Ik kan mij niet voorstellen dat er bijvoorbeeld door Amerika wapens geleverd worden aan Syrië en Iran en dat deze landen die wapens doorsturen naar Palestijnse gebieden. Wij moeten natuurlijk wel van een reële situatie uitgaan. Ik ben het met u eens, mijnheer Verhagen, dat ook Iran en Syrië onder druk moeten worden gezet om daar geen wapens te leveren. Dat kan echter niet door middel van Nederlands doorvoerbeleid. Dat is niet aan de orde.

De heer Verhagen (CDA):

U dient een motie in, mevrouw Karimi, die zich specifiek richt op het element van levering van wapens ten aanzien van Israël. In de toelichting doet u alsof de zorg uitgaat naar het hele gebied, alsof u zich ook zorgen maakt over levering van wapens aan de Palestijnen en aan terroristische organisaties in het zuiden van Libanon, maar in de motie wordt daaraan absoluut geen aandacht geschonken. Als u werkelijk ervoor wilt zorgen dat er geen wapens in die regio komen, vraag ik mij af waarom u zich beperkt tot een eenzijdige stap die geen bijdrage zal leveren aan het beëindigen van wapenbezit door terroristische organisaties.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Ik wil niet alle AO's herhalen die wij hierover gehad hebben, mijnheer Verhagen. U en ik weten heel goed hoe wij tegen het conflict aankijken en waar wij de verantwoordelijkheid leggen. Ik heb tegen de heer Koenders gezegd dat ik bereid ben aan de motie de Palestijnse gebieden toe te voegen als dat zijn bezwaren tegen de motie wegneemt, hoewel ik eigenlijk vind dat het hier geen materiële betekenis heeft. Ik ben er namelijk van overtuigd dat via Schiphol of Rotterdam officieel geen wapens doorgevoerd worden naar Palestijnse gebieden.

De heer Van Bommel (SP):

Voorzitter. Wij hebben vanochtend uitgebreid kunnen debatteren over de kwestie die het Midden-Oosten en ook de Europese regio buitengewoon bezighoudt. Daarbij zijn verschillende aspecten wederom aan de orde geweest. Ik zal ze hier niet herhalen. U weet dat de SP een groot voorstander is van het invoeren van economische sancties. Ook het voorstel van PvdA-fractievoorzitter Melkert om diplomatieke stappen te ondernemen, het terugroepen van de ambassadeur, heeft onze steun. Wij vinden het jammer dat dit voorstel later niet is herhaald in de Kamer.

Uit de ondertekening van de motie van GroenLinks heeft u kunnen opmaken dat wij het punt van de wapendoorvoer ondersteunen. Wij zijn van mening dat er geen wetswijziging voor nodig is, maar dat het op korte termijn tot een ander beleid kan komen.

Wat de wapenexport betreft, heb ik in het algemeen overleg vandaag zelf nog een punt gemaakt. Nederland levert een bijdrage via leverantie aan de Verenigde Staten van onderdelen voor de Apache-helikopter en de F-16. Beide worden door Israël ingezet bij de strijd tegen wat men noemt terrorisme in de Palestijnse gebieden, waarbij mensenrechten en de Geneefse Conventie worden geschonden. Op grond daarvan willen wij graag dat leveranties aan de VS voor die productie worden gestaakt en dat er geen vergunningen meer voor worden afgegeven. Daartoe wil ik de Kamer een motie voorleggen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de bezetting door het Israëlische leger van Palestijnse steden aanhoudt en dat daarbij in Amerika geproduceerde Apache-helikopters en F-16's worden ingezet;

constaterende dat Israël en de Palestijnse gebieden moeten worden aangemerkt als een spanningsgebied;

constaterende dat Israël onlangs in Amerika negen Apache Longbow-helikopters en 52 stuks F-16 heeft besteld en dat het Nederlandse bedrijfsleven daarvoor onderdelen produceert en exporteert;

verzoekt de regering, vanaf heden geen vergunning meer te verlenen voor export van onderdelen voor de Apache Longbow-helikopter en de F-16 naar Amerika, tot het moment dat er duurzame vrede en stabiliteit in Israël en de Palestijnse gebieden is bereikt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Bommel en Karimi. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 52(23432).

Minister Van Aartsen:

Voorzitter. Gelet op de tijd lijkt het mij goed dat ik meteen naar het hart ga van de motie op stuk nr. 51 van mevrouw Karimi. Ik meen dat wij een onderscheid moeten maken tussen het wapenexportbeleid dat de Nederlandse regering voert, uiteraard rekening houdend met de verplichtingen in unieverband – wij hebben gesproken over de "code of conduct" – en de doorvoer. Bij doorvoer treden Nederlands-buitenlandse afwegingen minder op de voorgrond dan bij directe export. Daarom is in de nieuwe doorvoerregeling een uitzondering van de algemene vergunningsplicht bij langzame doorvoer voorzien voor de lidstaten van de Europese Unie – mevrouw Karimi heeft de reeks landen opgesomd – de NAVO-bondgenoten, Australië, Nieuw-Zeeland, Japan en Zwitserland. Zij beschikken immers zelf over een effectief exportcontrolesysteem. Het is niet wenselijk en politiek ook niet goed, indien Nederland de wapenexporttoets van deze landen overdoet. Daar zijn ook de veertien partners uit de Europese Unie bij. Dit is indertijd gewisseld met uw Kamer. Het blijkt ook uit de memorie van toelichting bij de wet. Toen wij de nieuwe doorvoerregeling troffen, hebben wij dit principe in alle helderheid aangegeven. Bij de behandeling van die nieuwe doorvoerregeling heeft de Kamer zich niet uitgesproken tegen dit principe. Bij snelle doorvoer is er in wezen nog minder sprake van betrokkenheid van Nederland. Meer dan bij langzame doorvoer geldt bij snelle doorvoer dat het niet wenselijk is om de wapenexportcontroletoets van de genoemde partnerlanden, EU-landen en de andere die een effectief exportcontrolesysteem hebben, nog een keer over te doen. Bij een eventuele controle van snelle doorvoer afkomstig uit deze landen wordt altijd getoetst op de deugdelijkheid van de papieren, op omleidingsrisico's en vooral op internationale embargo's. Dat is in lijn met datgene wat met de Kamer is gewisseld bij de behandeling van de nieuwe doorvoerregeling die vanaf begin dit jaar voor ons land geldt.

De voorzitter:

Ik zie nu een reeks leden bij de interruptiemicrofoon, terwijl het gaat om een debat naar aanleiding van het verslag van een algemeen overleg. Zeker in drukke tijden zijn dit soort debatten bedoeld om moties in te dienen. Ik geef elke interrumpant gelegenheid voor één korte interruptie.

De heer Van Bommel (SP):

Ik stel de minister slechts één vraag. Die vraag is noch in de brief, noch in het AO beantwoord. Gaat het de Nederlandse regering om een vraagstuk van efficiency, om een principe of om de praktische kwestie dat men andere landen niet voor de voeten wil lopen, omdat daar de sfeer van wantrouwen uit zou spreken.

Minister Van Aartsen:

Het gaat om deugdelijkheid en rechtszekerheid. In onze relaties met deze landen hebben wij een bepaalde systematiek afgesproken, een systematiek die wij hebben opgezet bij de nieuwe doorvoerregeling, die door de Kamer is geaccepteerd. Uit een oogpunt van rechtszekerheid en uit een oogpunt van omgang met landen die een gedegen en goede wapenexporttoets toepassen, zou het onjuist zijn als Nederland bij langzame of bij snelle doorvoer die toets nog weer eens overdoet.

De heer Hoekema (D66):

Welke landen van de groep waar het om gaat, EU, NAVO, Australië, Japan en Nieuw-Zeeland, stemmen materieel in met het Nederlandse beleid, dat op dit ogenblik geen levering aan Israël plaatsvindt?

Minister Van Aartsen:

Ten aanzien van de EU-lidstaten weet ik precies hoe de kaart ligt, want daar hebben wij tien dagen geleden een heldere afspraak over gemaakt, namelijk dat wij vanaf het moment dat wij erover gesproken hebben allen de "code of conduct" zullen toepassen. Voordien was dat, tot onze diepe spijt, niet het geval. Hoe het exact ligt met deze andere landen kan ik op dit moment niet zeggen. Deze landen hebben een effectieve wapenexporttoets. Mevrouw Karimi wil toe naar een internationaal wapenembargo tegen Israël.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Wat is de materiële betekenis van een effectieve wapenexporttoets als het onderliggende wapenexportbeleid verschilt van het Nederlandse wapenexportbeleid? De VS leveren nog steeds ruimhartig wapens. Wat is dan de betekenis van die toets?

Minister Van Aartsen:

Ik vind belangrijk wat de Nederlandse regering doet en wat de Europese Unie doet. Dat beleid kunnen wij ook in de richting van andere landen uitstralen. Dat staat buiten kijf. Ik vind het echter van even groot belang dat wij ons houden aan rechtsregels en afspraken die wij in internationaal verband hebben. Ik heb dus in wezen een principieel bezwaar, namelijk dat wij in onze rechtsregels niet het principe van extraterritoriale wetgeving kennen. Die zouden wij hiermee eigenlijk invoeren, althans op dit punt. Bij de behandeling van de nieuwe doorvoerregeling hebben wij evenwel afgesproken, zie de memorie van toelichting, om dat niet te doen. Ik heb daarnaast nog een heel praktisch bezwaar. Stel dat Nederland dit zou doen, dan verhindert niets dat men gaat naar landen waarvan mevrouw Karimi de indruk heeft dat zij niet zo'n goede wapenexporttoets hebben. Dan kan men naar Antwerpen, Le Havre of welke andere haven in Europa dan ook gaan. Je moet je dus afvragen wat de praktische betekenis is van een dergelijke maatregel. Nederland is evenwel, dat moet mevrouw Karimi accepteren, transitoland. Om de redenen die ik heb genoemd, wil ik aanvaarding van de motie-Karimi dan ook ontraden.

De motie van de heer Van Bommel begrijp ik in zoverre niet dat ook hierin weer de rechtszekerheid en de wijze waarop wij met onze partners omgaan, aan de orde zijn. Als wij niet willen, zoals expliciet een paar keer aan de orde is geweest, dat de F-16 wordt gebruikt in het kader van de maatregelen die de Israëlische regering helaas heeft genomen tegen de Palestijnse gebieden in Gaza en Westbank, dan is de te volgen weg – de president van de Verenigde Staten heeft dit een paar maal gedaan – dat aan de Israëlische regering duidelijk wordt gemaakt dat inzet van dit materiaal niet de aangewezen weg is. De weg die in de motie wordt genoemd, is een weg die de Nederlandse regering niet wil gaan. Ik moet dus ook de aanvaarding van deze motie ontraden.

De heer Van Bommel (SP):

De minister toont onbegrip voor de inzet van deze motie. Het gaat hier uitdrukkelijk om een bemoeilijking, een tegengaan of, zo men wil, een verbod van export van onderdelen van wapens die als eindbestemming een spanningsgebied hebben. "Eindbestemming" is een van de aspecten van het wapenexportbeleid van Nederland. Als de Nederlandse regering er wetenschap van heeft dat er onderdelen worden geëxporteerd naar landen die verkopen met een eindbestemming Israël dan is het volgens mij in de geest van het wapenexportbeleid dat de Nederlandse regering daar geen vergunning voor geeft.

Minister Van Aartsen:

Dit is de verantwoordelijkheid van de regering van de Verenigde Staten en niet die van de Nederlandse regering.

De heer Verhagen (CDA):

Gelet op het buitengewoon heldere betoog van de minister en het feit dat met name in de tweede motie getwijfeld wordt aan de integriteit van de Amerikanen op dit punt, vraag ik mij af waarom de minister de moties ontraadt en niet onaanvaardbaar verklaart.

Minister Van Aartsen:

Ik denk dat de praktijk die wij hier in deze Kamer hebben bij moties van deze aard, ook naar aanleiding van een debat zoals wij dat hebben gevoerd, er niet toe leidt dat de regering een onaanvaardbaar uitspreekt. Gezien de positie waarin de regering verkeert, zou dat ook niet zo logisch zijn. Het advies van de regering om beide moties niet te aanvaarden, is volgens mij ook helder genoeg.

De heer Verhagen (CDA):

De minister maakt mij toch niet wijs dat, indien de Kamer de motie van de heer Van Bommel en mevrouw Karimi zou aanvaarden, hij er ook maar over zou peinzen om haar uit te voeren?

Minister Van Aartsen:

Sinds gisteren heb ik alle vertrouwen in de wijze waarop deze Kamer over deze moties zal stemmen.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, morgen aan het einde van de vergadering over de moties te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

Naar boven