Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

Op verzoek van de staatssecretaris stel ik voor, de stemmingen in verband met de Rijksoctrooiwet een week uit te stellen (punt 15 en 16 van de agenda). De Kamer heeft daarover een brief ontvangen.

Ik stel voor, donderdag a.s. te stemmen over:

  • - Wijziging van de Opiumwet.

Ik stel voor dinsdag a.s. te stemmen over de moties PKB Mainportontwikkeling Rotterdam, te weten:

  • - de motie-Feenstra c.s. over de rol van het Rijk (24691, nr. 35);

  • - de motie-Klein Molekamp c.s. over alternatieven van Albrandswaard (24691, nr. 36);

  • - de gewijzigde motie-Buijs c.s. over een schaderegeling voor de visserijsector (24691, nr. 44);

  • - de motie-Ravestein c.s. over ontsluiting voor de binnenvaart (24691, nr. 39);

  • - de motie-Van der Steenhoven/Van Bommel over 750 ha extra natuur (24691, nr. 40);

  • - de motie-Van der Steenhoven over gevolgen voor de Noordzeekust en de Waddenzee (24691, nr. 41);

  • - de motie-Van Bommel/Van der Steenhoven over samenwerking tussen Antwerpen en Rotterdam (24691, nr. 42);

  • - de motie-Klein Molekamp c.s. over de omvang van het zeereservaat (24691, nr. 43).

Op verzoek van de fractie van de VVD stel ik voor, de stemmingen over de wetsvoorstellen Spoorwegwet (27482) en Concessiewet (27216) (punten 3, 4 en 5) uit te stellen tot aanstaande dinsdag.

Op verzoek van de fractie van de PvdA stel ik voor, de stemmingen over het wetsvoorstel Richtlijn arbeidsovereenkomsten (27661) één week uit te stellen (punt 14 van de agenda).

Overeenkomstig de voorstellen van de voorzitter wordt besloten

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Kant.

Mevrouw Kant (SP):

VoorzitterVoorzitter. Ik wil u vragen om het verslag van het algemeen overleg inzake orgaandonaties op de agenda te zetten. Dat algemeen overleg is al wat langer geleden gehouden. Ik heb gewacht op een collega van mij die dit op de agenda zou plaatsen, maar die heeft dat niet gedaan. Ik hecht er echter aan dat dit alsnog op de Kameragenda komt. Het heeft overigens geen haast.

De voorzitter:

Ik zal de Kamer daar later een voorstel over doen.

Het woord is aan de heer Crone.

De heer Crone (PvdA):

Ik wil verzoeken tot het houden van een interpellatie over de donderdag door de minister van Economische Zaken goedgekeurde privatisering van het gasbedrijf Obragas. Ik heb daarover met collega's gesproken, die mijn verzoek steunen. Wij willen de minister vragen waarom zij dit heeft gedaan en of zij het nog kan terugdraaien. Verder willen wij haar vragen de Kamer de volle ruimte te geven om het parlementaire debat over wetsontwerpen terzake af te ronden.

De voorzitter:

De heer Crone zegt dat hij dit verzoek mede namens collega's doet. Wensen die daarover nog het woord te voeren?

De heer Van Walsem (D66):

Ik heb geen bezwaar tegen deze interpellatie, zolang deze alleen gaat over de verkoop van Obragas en verder nergens over.

De voorzitter:

Ik heb begrepen dat de heer Crone dat bedoelde. De Kamer moet er rekening mee houden dat deze interpellatie vanavond plaats zal moeten vinden, aangezien er de rest van de week geen ruimte meer is. Het zou aansluitend aan de VAO's kunnen plaatsvinden. De heer Crone moet wel zo snel mogelijk zijn vragen indienen.

De heer Crone (PvdA):

Direct na de stemmingen zal ik de vragen opstellen, waarna ik ze aan u zal overhandigen.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Van der Knaap.

De heer Van der Knaap (CDA):

Voorzitter. Enkele weken geleden heb ik de minister-president gevraagd of hij de Kamer wilde informeren over alle zegeningen van Paars. Wij hadden begrepen dat daarnaar binnen het kabinet een onderzoek bezig was. Vorige week hebben wij inderdaad een reactie van de minister-president gekregen. Bovendien is het resultaat van het bedoelde onderzoek te downloaden bij de RVD. Wij hebben het bekeken en menen dat er op een aantal onderwerpen wel wat valt af te dingen. Wij zouden graag bepaalde zaken in het juiste perspectief willen plaatsen. Vandaar dat wij graag met de minister-president willen debatteren over al die zegeningen van Paars.

De voorzitter:

Ik zal in dit verband later een voorstel doen. Ik neem aan dat het wel de volgende week zal worden.

De heer Van der Knaap (CDA):

Prima.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Hermann.

Mevrouw Hermann (GroenLinks):

Voorzitter. Het wetsvoorstel exploitatie zorginstellingen is aangemeld voor plenaire behandeling, maar wij zijn nog niet in het bezit van de tweede tranche van de vervolguitvoeringstoets van het College bouw ziekenhuisvoorzieningen inzake de spreiding van de ziekenhuiszorg. Mede namens de fracties van VVD en CDA vraagt de fractie van GroenLinks of de regering deze toets zo snel mogelijk aan de Kamer wil doen toekomen. Wij vinden het voor de meningsvorming belangrijk daarover te beschikken vóór het wetsvoorstel wordt besproken.

Mevrouw Giskes (D66):

Voorzitter. Voorzover wij kunnen nagaan, was al het vorige jaar bekend dat resultaten van het onderzoek waarop mevrouw Hermann doelt, pas in juli 2002 beschikbaar zouden komen. Dat is nooit een reden geweest om dit wetsvoorstel niet te behandelen. Wij zouden er dan ook niet vóór zijn om nu ineens tot uitstel over te gaan.

Mevrouw Hermann (GroenLinks):

Ik meen dat mevrouw Giskes zich vergist, voorzitter. Immers, in de eerste tranche van de uitvoeringstoets staat dat verwacht wordt dat in het eerste kwartaal van 2002 de tweede tranche kan worden uitgebracht, en dat blijkt vertraagd te zijn.

Mevrouw Giskes (D66):

Ik kan dit nu bevestigen noch ontkennen, maar dit wetsvoorstel staat al heel lang op de agenda. In de commissie hebben wij het ook bestempeld als gereed voor plenaire behandeling. Ik zie geen redenen om op het laatste moment weer van die behandeling af te zien.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Voorzitter. Inderdaad is in de commissie uitvoerig over dit wetsvoorstel gesproken. Zelf heb ik de indruk dat het door mevrouw Hermann gevraagde niet absoluut nodig is om tot plenaire behandeling over te gaan. Ik zal mij niet tegen inwilliging van haar verzoek verzetten, maar wat ons betreft zou dit wetsvoorstel zonder meer op de agenda voor de plenaire vergadering kunnen worden geplaatst.

De voorzitter:

Hoe denkt mevrouw Hermann om te gaan met de motie die zij in dit verband heeft ingediend?

Mevrouw Hermann (GroenLinks):

Dat hangt af van datgene wat u nu beslist.

De voorzitter:

Neen. Ik heb u uitgelegd dat u een motie niet aan het adres van de minister kunt richten. Het is de Kamer die daarover nu moet beslissen. U geeft mede namens de fracties van VVD en CDA aan dat u op bepaalde informatie wilt wachten vóór er met de plenaire behandeling van het wetsvoorstel kan worden begonnen. Op dit moment kunnen wij slechts vaststellen dat u om die informatie vraagt. Ik neem aan dat de meerderheid van de Kamer het wat dit betreft met u eens is.

Mevrouw Hermann (GroenLinks):

Inderdaad, dat is het geval. Precies zoals u het nu aangeeft, is het verwoord in het dictum van de motie.

De voorzitter:

Ik heb getracht, u uit te leggen dat dat dictum niet kán. Wanneer nu wordt besloten om de bedoelde informatie te vragen, wordt de motie van de agenda afgevoerd.

Mevrouw Hermann (GroenLinks):

Dat is inderdaad mijn voornemen.

De voorzitter:

Dan hebben wij dat afgesproken.

Mevrouw Arib (PvdA):

Voorzitter. Ik onderstreep dat deze kwestie uitvoerig aan de orde is geweest tijdens een procedurevergadering. Vervolgens werd door een meerderheid besloten om het wetsvoorstel wél te behandelen.

De voorzitter:

Dat kan best zo zijn, maar als iemand later blijkt te twijfelen aan de juistheid van zo'n besluit en daarop bij de regeling terugkomt door namens een meerderheid om nadere informatie te vragen, moet daarmee rekening worden gehouden. Zo werkt het.

Mevrouw Arib (PvdA):

Dat is toch geen reden voor uitstel?

De voorzitter:

Mevrouw Arib, als een meerderheid van de Kamer iets bepaalt, dan gaat het zo. Zo werkt dat in een democratie, daar kun je verder weinig aan doen. Later, bij een procedurevergadering wanneer de stukken binnengekomen zijn, moet je daar dan weer op terugkomen.

Mevrouw Giskes (D66):

Ik probeer even mee te tellen. Het gaat om de fracties van VVD, CDA en GroenLinks. Dat is net een meerderheid, maar dat hangt er nog van af.

De voorzitter:

In een democratie is de meerderheid de helft plus één. Wij hebben afgesproken dat de informatie die mevrouw Hermann wil, naar de Kamer wordt gestuurd. Als de informatie bij de vaste commissie is aangekomen, kan die beoordelen hoe zij ermee omgaat. Tot dat moment is het wetsvoorstel 27659 van de agenda afgevoerd. Zo is de procedure.

Het woord is aan de heer Dittrich.

De heer Dittrich (D66):

Voorzitter. In november 2001 heeft de Kamer een motie aanvaard waarin de regering werd gevraagd haar een notitie toe te sturen. Daarin diende de regering aan te geven op welke wijze de grondwettelijke vrijheden van godsdienst en meningsuiting beleefd kunnen worden zonder mensen vanwege hun homoseksuele geaardheid te beledigen. Daarbij moet volgens de motie de relevante jurisprudentie worden betrokken. Het is nu april en de motie is nog niet uitgevoerd. Inmiddels hebben wij wel kennisgenomen van de uitspraak van de rechter in de zaak tegen de Rotterdamse imam, waarover deze kwestie gaat. Ik verzoek de regering om uiterlijk volgende week de door de Kamer verlangde notitie aan haar toe te sturen.

De heer Rehwinkel (PvdA):

Wij hebben er natuurlijk mee te maken dat het hoger beroep in de zaak nog moet afkomen. Ik vind bovendien dat er aanleiding is om ook aan de hand van een aantal andere gelegenheden die verhouding in kaart te brengen. Dit is dus een aanvullend verzoek. De notitie moet niet specifiek over deze zaak gaan, maar meer in het algemeen, en wel binnen de tijdslimiet die de heer Dittrich heeft genoemd.

De heer Dittrich (D66):

Het debat in het kader van de justitiebegroting ging ook over allerlei andere aspecten en niet alleen over deze ene zaak.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is wederom aan de heer Dittrich.

De heer Dittrich (D66):

Op 18 april a.s. is er een algemeen overleg over de politie. Mijn collega Scheltema en ik hebben schriftelijke vragen gesteld over de opheffing van de kunst- en antiekafdeling bij het Korps landelijke politiediensten. Kan de regering die vóór 18 april beantwoorden? Dan kunnen wij de antwoorden betrekken bij het algemeen overleg.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Wagenaar.

Mevrouw Wagenaar (PvdA):

Voorzitter. Vorige week donderdag heeft er een algemeen overleg over de UMTS-veiling plaatsgevonden. Namens de fracties van VVD, CDA, GroenLinks en D66 verzoek ik u om het verslag van het algemeen overleg nog deze week op de plenaire agenda te zetten. Eén onderwerp heeft enige urgentie in de afwikkeling. Ik kan dit uitvoerig toelichten als dat moet, maar nu ik de uitdrukking op uw gezicht zie, doe ik dat maar niet.

De voorzitter:

Ik doe mijn best, maar gezien de agenda van deze week wordt het heel moeilijk. Misschien kan het vanavond, want dat lijkt mij de enige mogelijkheid. Ik zal de Kamer daarover later een voorstel doen.

Het woord is aan mevrouw Barth.

Mevrouw Barth (PvdA):

Voorzitter. Afgelopen zaterdag maakte NRC-Handelsblad melding van het voornemen van de ministers Zalm en Hermans om bedrijven te gaan betrekken bij het wegwerken van het lokalentekort in het basisonderwijs en voortgezet onderwijs. Mijn fractie ontvangt graag een nadere toelichting op dat voornemen. Wij ontvangen de toelichting graag voor het weekend, omdat wij aanstaande maandag de feitelijke vragen over de voorjaarsnota moeten indienen. Mijn fractie zou graag de antwoorden op onze vragen over dit voornemen bij de behandeling van de voorjaarsnota betrekken.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Santi.

De heer Santi (PvdA):

Mevrouw de voorzitter. Mijn fractie verzoekt de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid om een brief met daarin een uitleg over het volgende. Het gaat over de brief van de minister-president van Marokko aan onze minister-president, waarin de bereidheid is uitgesproken een verdrag af te sluiten met Nederland vóór 1 juli; het betreft het socialezekerheidsverdrag. Daarnaast zouden wij willen dat de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in de brief ook aangeeft of hij vertrouwen heeft in de bereidheid van de minister-president om tot een verdrag te komen.

De voorzitter:

Wanneer wilt u de brief hebben, mijnheer Santi?

De heer Santi (PvdA):

Graag vanavond nog, want morgen is de behandeling van het wetsvoorstel.

De heer Wilders (VVD):

Wij hebben precies dezelfde vraag gesteld in het verslag bij het wetsvoorstel en die vraag is vorige week vrijdag beantwoord. Ik zie derhalve niet in waarom wij nog een brief zouden moeten vragen.

De heer Stroeken (CDA):

Ik ben diezelfde mening toegedaan. In ieder geval mag de brief niet de behandeling frustreren die morgen plaatsvindt.

De heer Santi (PvdA):

Ik heb niet gevraagd om uitstel van de behandeling. Ik vraag juist om een brief met het oog op een goed debat morgen. Ik vraag een nadere toelichting, want de beantwoording in de nota naar aanleiding van het verslag is niet afdoende.

De voorzitter:

Ik begrijp van de heer Wilders dat de vraag al gesteld is; ik kan dat op dit moment niet beantwoorden. U wilt er echter graag een brief over hebben van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mijnheer Santi, als ik u goed begrijp.

De heer Wilders (VVD):

Ik heb datzelfde gevraagd en toen heeft de regering geantwoord dat brieven tussen ministers-presidenten niet naar de Kamer worden gezonden. Dat was een vervelend antwoord, maar het was wel een antwoord.

De voorzitter:

Ik denk dat de heer Santi bedoelt te zeggen: voordat ik er mondeling op terugkom, wil ik de regering nog een keer de kans geven om de brief te sturen. Eigenlijk versterkt hij dus uw vraag. Zullen wij het zo opvatten? Ik zie dat u knikt.

Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Van Bommel.

De heer Van Bommel (SP):

Voorzitter. Ik heb in de procedurevergadering voorgesteld om een debat te houden over de situatie in het Midden-Oosten, over Israël en Palestina. Er is besloten om dit onderwerp toe te voegen aan de behandeling van de Algemene Raad die donderdag aan de orde is. Het algemeen overleg daarover is daartoe verlengd. Omdat dit na de regeling van werkzaamheden is, wil ik u nu vast vragen om donderdag tijd in te ruimen voor een debat naar aanleiding van een verslag van dit algemeen overleg, zodat er een motie ingediend kan worden over dat onderwerp. Het algemeen overleg is nu gepland voor aanstaande donderdag, van 14.00 uur tot 16.30 uur.

De voorzitter:

Als het daarna moet, zal pas donderdagavond dit VAO kunnen plaatsvinden. Wat u dan bedoelt, is dat alle Kamerleden moeten blijven om eventueel nog over een motie te stemmen?

De heer Van Bommel (SP):

Ja, dat lijkt mij wel. Het is een spoedeisende kwestie en ik denk dat dit dan ook die donderdag geregeld zou moeten worden. Ik had een voorkeur voor een plenair debat, maar omdat daar geen meerderheid voor te vinden was, ben ik akkoord gegaan met een verlenging van het algemeen overleg over de Algemene Raad. Om toch de motie in te kunnen dienen, is dus een VAO op donderdag nodig.

De voorzitter:

Dat begrijp ik heel goed. Heeft de procedurevergadering overwogen om een spoed-algemeen overleg te houden, vandaag of morgen, zodat er donderdag tussen de middag gestemd zou kunnen worden?

De heer Van Bommel (SP):

Daar is over gesproken, maar in verband met het verschijnen, morgen, van het Srebrenicarapport heeft men niet daartoe willen besluiten.

De voorzitter:

Dat is een overweging.

De heer Weisglas (VVD):

Wat ik zo vreemd vind – dat zeg ik uitdrukkelijk als fractiesecretaris en niet als woordvoerder over hetzelfde onderwerp – is dat de heer Van Bommel kennelijk nu al volledig uitsluit dat tijdens het algemeen overleg van de kant van de regering dingen naar voren worden gebracht, waardoor het niet nodig is om een motie in te dienen.

De voorzitter:

Dat is nu heel moeilijk af te wegen, zelfs voor mij. Ik begrijp dat u dit zegt, maar wij kunnen thans noch het een, noch het ander uitsluiten. Dat helpt dus niet.

De heer Van Bommel (SP):

Ik wil het wel toelichten. Er zijn sinds het vorige overleg hierover, sinds de interpellatie van vorige week, door regeringspartijen dusdanige uitspraken gedaan dat een nadere uitspraak van de Kamer op een aantal onderdelen gewenst is, bijvoorbeeld met betrekking tot diplomatieke stappen of een militair embargo.

De heer Van Middelkoop (ChristenUnie):

Mevrouw de voorzitter. Ik wilde zeggen dat ik de motie of de moties van de heer Van Bommel nu ongeveer wel kan schrijven; daar gaat het niet om. Maar anders dan de heer Weisglas vraag ik mij af of het echt nodig is om daar donderdag over te stemmen; dat lijkt mij uw grootste probleem.

De voorzitter:

Het is niet mijn probleem.

De heer Van Middelkoop (ChristenUnie):

Van ons allen.

De voorzitter:

Het zal dan zeker op een later tijdstip zijn op donderdagavond dat er gestemd moet worden en ik weet hoe de Kamer daarover denkt. Dat is mijn punt. Wij zouden de heer Van Bommel kunnen vragen of hij uitsluit dat wij op dinsdag over een eventueel in te dienen motie stemmen.

De heer Van Bommel (SP):

Ik wil best terugvallen op mijn oorspronkelijke voorkeur om daarover op zo kort mogelijke termijn een debat te hebben. Het lijkt mij inderdaad bezwaarlijk om tot volgende week te wachten met stemming daarover, zeker wanneer het gaat om diplomatieke stappen. Er zijn door grote regeringspartijen signalen afgegeven. Ik denk dat wij daarover op zo kort mogelijke termijn van gedachten moeten wisselen met de regering. Het zou mijn voorkeur hebben daarover nog vanavond een debat te hebben.

De heer Hoekema (D66):

Op dit punt wil ik de heer Van Bommel wel bijvallen. Er vindt maandag een vergadering plaats van de ministers van Buitenlandse Zaken van de EU. Het eventueel indienen van moties en het stemmen daarover dient vóór dat moment plaats te vinden.

De voorzitter:

Dat lijkt mij een nuttige toevoeging.

Ik stel mij voor, de Kamer een nader voorstel te doen over een tijdstip van een VAO op het moment dat het AO gehouden is. De heer Van Bommel was zeer correct om aan te geven dat dit AO pas donderdagmiddag plaats zal vinden, zodat wij daarmee rekening kunnen houden bij de agenda van donderdag. Iedereen heeft dat nu gehoord.

Het woord is aan de heer Hindriks.

De heer Hindriks (PvdA):

Voorzitter. Ik wil een VAO aanvragen over het rapport van de Algemene Rekenkamer in het kader van de ondernemende samenleving. Het desbetreffende AO is vorige week gehouden.

De voorzitter:

Heeft dat haast, mijnheer Hindriks?

De heer Hindriks (PvdA):

Nee, wat mij betreft hebben wij genoeg avondvergaderingen. Ik vind het geen probleem als het volgende week kan.

De voorzitter:

Ik zal de Kamer daarover later een voorstel doen.

Naar boven