Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 27 juni 2000 over etherfrequenties.

De heer Nicolaï (VVD):

Voorzitter! Wij hebben gisteren uitvoerig gesproken over de etherfrequentieverdeling. Ik haal er één punt uit naar voren, dat voor ons de reden was om dit debat over het verslag van het algemeen overleg aan te vragen.

Het gaat om inhoudelijk een van de belangrijkste punten, de diversiteit in de radio-ether. Wij hebben er veel over uitgewisseld, namelijk dat de diversiteit voor een belangrijk deel wordt gegarandeerd door de publieke omroep en dat wij voor het veilingdeel hopen op de marktwerking. Wij zijn ervan overtuigd dat het voor het laatste bevorderlijk kan zijn dat het voor een eigenaar mogelijk is twee zenders te hebben. Die ene eigenaar zal nooit zichzelf beconcurreren, dus dan zijn er in ieder geval twee verschillende formats. Daarom roepen wij de regering met de volgende motie ertoe op deze mogelijkheid te creëren.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat de kans op diversiteit van het radioaanbod in de ether bij de komende frequentieveiling vergroot kan worden door niet uit te sluiten dat een bieder meer dan één zender krijgt;

overwegende, dat om het risico van een dominante positie te voorkomen, aan deze mogelijkheid beperkingen moeten worden gesteld;

verzoekt de regering ten behoeve van de komende veiling op grond van artikel 82f, lid 3, Mediawet juncto artikel 53c, lid 2, Mediabesluit bij ministeriële regeling deze mogelijkheid te creëren en daarbij als voorwaarden te hanteren een maximum van twee zenders en maximaal 25% marktaandeel,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Nicolaï en Bakker. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 45 (24095).

De heer Atsma (CDA):

Doelt de heer Nicolaï op een maximum van 25% per zender of voor beide zenders in totaal? Dit wordt mij uit de motie niet helemaal duidelijk.

Is het niet verstandiger, met deze uitspraak te wachten totdat de Kamer een oordeel heeft gevormd over de machtsconcentratie in de media in het algemeen? Daar praten wij begin september over. De heer Nicolaï bekijkt het nu wel heel smal.

De heer Nicolaï (VVD):

Die 25% geldt voor beide zenders. Het gaat dus om een wel of niet dominante positie met het totaal.

Op de tweede vraag is het antwoord: nee, het is zeker niet verstandiger om het uit te stellen. Wij hebben het juist nog voor het reces gepland omdat wij nu politieke duidelijkheid moeten hebben. Op grond hiervan kunnen de veilingvoorbereidingen worden getroffen. Het zou wel mooi zijn als wij het konden uitspreken in het overleg waarop de heer Atsma doelt, maar dat is te laat.

Mevrouw Van Zuijlen (PvdA):

Voorzitter! Ik zal mij beperken tot de gisteren aangekondigde motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat voor de ontwikkeling van digitale ethertelevisie en digitale etherradio industriepolitieke maatregelen nodig zijn;

overwegende, dat de door de Kamer gewenste voorwaarden die voor DVB-T nodig zijn om zich tot een concurrent van de kabel te ontwikkelen, in onvoldoende mate aan de veiling kunnen worden verbonden;

overwegende, dat de door de Kamer gewenste koppeling tussen T-DAB en FM-frequenties die noodzakelijk is voor de voorspoedige ontwikkeling van digitale radio, niet door het kabinet wordt uitgevoerd;

overwegende, dat snelheid bij de uitgifte van etherfrequenties geboden is omdat andere infrastructuren zich ook in een snel tempo ontwikkelen en op korte termijn competitie voor de kabel nodig is;

verzoekt het kabinet direct na de zomer voor de verdeling van T-DAB en DVB-T in plaats van een veiling de vergelijkende toets toe te passen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Zuijlen. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 44 (24095).

Mevrouw Van Zuijlen (PvdA):

De staatssecretaris heeft gisteren haar zorgen uitgesproken over de interferentieproblemen die met de kabel ontstaan. Ik heb van verschillende kanten, met name van Nozema, begrepen dat dit nogal meevalt. Ik zou de staatssecretaris willen verzoeken, als zij toch nog een zorg heeft, dit zo snel mogelijk te onderzoeken, omdat ik eerlijk gezegd het vermoeden heb dat hier sprake is van een stevige lobby van de kant van de kabelexploitanten, die er belang bij hebben dat de uitgifte van DVB-T wordt uitgesteld. Geen koudwatervrees derhalve, maar een beetje lef is wat ik vraag.

De heer Nicolaï (VVD):

De zorgen begrijp ik, maar er was toch juist toegezegd door het kabinet dat er na het reces daarover bericht aan de Kamer zou komen? Ik begrijp dus niet zo goed dat u daar nu opeens al een conclusie wilt trekken, terwijl wij daar, zo dacht ik, na het reces – daar was namelijk nog wel tijd voor in dit dossier – over zouden gaan spreken.

Mevrouw Van Zuijlen (PvdA):

Ik ben heel verbaasd dat ú zegt dat daar tijd voor was in dit dossier. Wij hebben als Kamer gevraagd om een veiling vóór de zomer. We zijn dus al veel te laat en de berichten die ik nu krijg, wijzen erop dat op het ministerie de veiling gepland wordt aan het eind van dit jaar. Ik ben daar echt erg ongerust over.

De heer Atsma (CDA):

Mevrouw de voorzitter! De CDA-fractie heeft een tweetal moties, maar op voorhand zou ik kort iets willen zeggen over de motie die is ingediend door de heer Nicolaï. Een van onze overwegingen om die motie op voorhand niet te steunen, is dat je buitengewoon moeilijk op dit moment kunt definiëren wat een sector is en wat een dominante positie is. Dan wijs ik op de enorme vertakkingen, zoals dit ook door anderen is verwoord; ook de commissie-Jessurun gaat erop in. Daarom nogmaals mijn advies aan hem om de komende dag eens heel diep na te denken over de suggestie het pas in september te bespreken, temeer omdat, voorzover ik het kan inschatten, de veilingbrief pas in november aan de orde zal zijn; dat horen wij althans uit het veld. In dat kader heb ik, met het oog op de veilingbrief en de plannen die voorliggen, een tweetal moties. De eerste motie luidt als volgt.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende, dat de herplanning van etherfrequenties per 1 september 2001 moet leiden tot het beter benutten van de beschikbare frequentieruimte;

van mening, dat de publieke landelijke, regionale en lokale omroep moet kunnen uitgaan van een optimale dekking en kwalitatief hoogwaardige, storingsvrije ontvangst;

constaterende, dat de regering heeft toegezegd dat de publieke omroep gecompenseerd wordt voor eventueel noodzakelijke investeringen om een optimaal bereik en ontvangst te garanderen;

verzoekt de regering vóór 1 januari 2002 de nieuwe frequentie-indeling op dekking, kwaliteit en investeringen te evalueren en de Kamer daarover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Atsma. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 46 (24095).

De heer Atsma (CDA):

Voorzitter! De tweede motie die ik zou willen indienen, heeft betrekking op de discussie die wij gisteren hebben gevoerd over het wel of niet vergoeden van de zogenaamde goodwill.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat de regering voornemens is etherfrequenties te veilen;

overwegende, dat de prijs die hiervoor wordt betaald, is opgebouwd uit een prijs voor de grondstof en een meerprijs voor de goodwill;

van mening, dat bij een veiling van etherfrequenties compensatie moet worden geboden aan marktpartijen die geïnvesteerd hebben in hun naamsbekendheid in relatie tot de eigen frequentie;

verzoekt de regering in overleg met betrokken marktpartijen een goodwillregeling te treffen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Atsma. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 47 (24095).

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Voorzitter! Ik moet de heer Van der Steenhoven verontschuldigen, want deze moest aanwezig zijn bij het overleg over de Betuwelijn. Mij is de eer te beurt gevallen hem te mogen vervangen.

Voorzitter! In oprichting is een nieuwe publieke multiculturele radiozender. Hiervoor was tot nu toe geen landelijke ruimte, maar nu komt de middengolfzender op Radio 5 vrij. De regering heeft steeds betoogd dat deze zender voor de commercie niet zo interessant is. Naar ons idee zou de nieuwe multiculturele zender hier prima een plaats kunnen vinden. Ik zou de staatssecretaris eraan willen herinneren dat hij dit in een eerder overleg over media en het minderheden beleid ook heeft betoogd. Hierover wil ik graag een motie indienen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat er op initiatief van de NPS een publieke multiculturele jongerenradiozender in oprichting is;

overwegende, dat de regering zich daar in het AO over media en minderhedenbeleid (7 oktober 1999) zeer positief over heeft uitgelaten en er met nadruk op heeft gewezen dat het een zender met een breed publieksbereik moet zijn en ook toegezegd heeft bij het zerobasebesluit te kijken of bijvoorbeeld de 747 AM ervoor valt vrij te maken;

constaterende, dat dit niet opgenomen is in het zerobasebesluit;

tevens constaterende, dat de commerciële interesse voor AM-frequenties gering is;

verzoekt de regering de vrijkomende AM-frequenties van Radio 5 ter beschikking te stellen voor het bovengenoemde publieke initiatief,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Halsema. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 48 (24095).

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Voorzitter! Ik heb nog een tweede motie en omwille van de tijd zal ik afzien van een toelichting, ondanks het feit dat ik er graag uren over had uitgeweid.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterend, dat aan Delta Radio duidelijk is aangegeven dat er voor 1 juli 2000 uitgezonden dient te worden op 171 Kh om de machtiging voor deze frequentie te behouden;

van mening, dat de ontwikkeling van een zendmast in de Noordzee door Delta Radio ten behoeve van uitzending op 171 Kh in zee en op land, omstreden is;

verzoekt de regering, indien Delta Radio niet heeft voldaan aan de eis om de frequentie voor 1 juli 2000 in gebruik te nemen, geen onomkeerbare stappen te nemen ten aanzien van het gebruik van deze frequentie en de Kamer hierover te berichten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Halsema. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 49 (24095).

De heer Bakker (D66):

Voorzitter! Wij hebben gisteren zeer uitvoerig over de goodwillproblematiek gesproken en vast moeten stellen dat de staatssecretaris eigenlijk voor het eerst vele argumenten heeft gegeven voor haar stelling dat het punt niet aan de orde is. Partijen denken daar weer heel anders over. Nu kan het natuurlijk zijn dat dit in de komende maanden leidt tot juridische conflicten, maar daar is niemand bij gebaat. Het zou de zaak alleen maar ophouden.

Enerzijds vind ik dat de planning van de door het kabinet voorgenomen veiling van etherfrequenties ongestoord doorgang moet vinden, maar anderzijds ben ik er ook nog niet helemaal van overtuigd dat alle mogelijkheden zijn uitgeput om in overleg met en tussen partijen te bezien of een oplossing mogelijk is. Als dat het geval is, zijn we natuurlijk een stuk verder. Als de staatssecretaris deze vraag negatief beantwoordt, komt de vraag aan de orde of zij bereid is om alsnog te proberen dat te doen zonder hier een uitspraak te kunnen doen over wel of geen goodwill. Dat is ook niet aan ons om te beoordelen, maar dat zal uiteindelijk in het economische "recht" moeten worden beslist. Overleg hoort daar in dit mooie polderland aan vooraf te gaan.

Staatssecretaris Van der Ploeg:

Voorzitter! Ik dank de leden voor hun inbreng. Mevrouw Halsema heeft gevraagd of de beschikbare frequentie van Radio 5 ingezet kan worden voor de multiculturele jongerenradiozender van NPS. Het antwoord daarop is "neen". Ik zou aanvaarding van de motie ook ten sterkste afraden, alleen al omdat een van de overwegingen niet klopt. In een eerder overleg met de Tweede Kamer heb ik mij zelfs een zeer groot tegenstander van zo'n nationale multiculturele radiozuil getoond. Wij hebben vier zenders in de grote steden.

De heer Nicolaï heeft een motie over de diversiteit ingediend. Hij pleit ervoor om toe te staan dat een partij twee zenders mag "doen" en maximaal 50% marktaandeel mag hebben. Met deze motie heb ik een aantal problemen. De geldigheid van de overweging dat de kans op diversiteit van het radioaanbod vergroot kan worden door niet uit te sluiten dat één bieder meer kans krijgt, betwist de regering. Ik denk in dit verband aan de eigen argumentatie van de Kamer, dat juist de taak van de publieke omroep zou zijn te voorzien in aanbod voor speciale doelgroepen, bijvoorbeeld met een klassieke zender. Waarom dan voor het bedrijfsleven de mogelijkheid gecreëerd om twee zenders in één hand te hebben? De argumentatie van de regering is nu juist dat dat vaak om strategische redenen gebeurt. Er is hier niet sprake van filantropie van de markt. De reden om een tweede zender te beheren zou juist kunnen zijn andere concurrenten buiten de markt te houden. De regering is daarom van mening dat aanneming van de motie van de heer Nicolaï nieuwkomers minder kansen zou bieden. Dat zou in strijd zijn met het advies van de commissie mediaconcentraties. Het zou bovendien in strijd zijn met de praktijk die nu bij wet is geregeld. In tegenstelling tot wat in een van de overwegingen staat, zou de motie kunnen leiden tot minder diversiteit.

Er is ook nog een praktisch bezwaar. Er staat: verzoekt de regering maximaal 25% marktaandeel, enzovoorts. Niet duidelijk wordt hoe het marktaandeel wordt gemeten. Terwijl je van tevoren dit criterium zou aangeven, weet je niet hoe groot qua luisteraars het marktaandeel is. Je zou dan met een proxy moeten werken en misschien moeten uitgaan van het potentieel aan luisterbereik. Dat is echter weer niet hetzelfde als het marktaandeel. Er is dus een probleem met de interpretatie van de motie.

Ik refereer nu ook aan de argumentatie die in het overleg is gewisseld en wijs erop dat het gaat om een markt waar schaarste heerst. Er is bovendien maar een beperkt aantal pakketten en de ruimte wordt niet erg veel groter. Het aantal pakketten gaat van zeven naar acht. Een ervan is voor nieuws. De pakketten worden allemaal veel groter dan voorheen. Dat was ook een van de wensen van de Kamer. Dit betekent dat de schaarste van die grote pakketten des te groter is. Daarom moet de overheid proberen bij de verdeling van de frequenties niet bij voorbaat de veroorzaker te zijn van machtsconcentraties en achteraf de NMA maar te laten toetsen. Daarom raden wij aanneming van deze motie af.

De heer Nicolaï (VVD):

Voorzitter! Eén opmerking...

De voorzitter:

Maar dit is gisteren toch al aan de orde geweest?

De heer Nicolaï (VVD):

Het aspect dat ik nu aan de orde ga stellen niet.

De voorzitter:

Dat zou ik in uw geval ook zeggen.

De heer Nicolaï (VVD):

Maar het is zo. Dat kunt u controleren.

De voorzitter:

Dat zal ik dan ook zeker doen.

De heer Nicolaï (VVD):

Voorzitter! De staatssecretaris schetst een paar problemen. Op één punt kan ik hem tegemoetkomen. Dat betreft die 25%. Dat percentage zou interpretatieruimte bieden. Laat de staatssecretaris die ruimte dan nemen. Dan is voor het kabinet het bezwaar in ieder geval weer kleiner.

Staatssecretaris Van der Ploeg:

Voorzitter! Ik zal die ruimte zeker nemen, als deze motie wordt aangenomen. Dit kan er wel toe leiden dat niet geheel wordt gehandeld volgens uw bedoelingen. We zullen dit nog bestuderen.

Op de motie van mevrouw Van Zuijlen zal staatssecretaris De Vries reageren. Deze motie betreft een koppeling. Het voornaamste punt is dat wij juist het digitale aspect een quick start willen geven. Nogmaals, de concrete reactie op de motie laat ik over aan de verantwoordelijke bewindspersoon, mevrouw De Vries.

Staatssecretaris J.M. de Vries:

Voorzitter! Allereerst wil ik dan iets zeggen over de motie van mevrouw Van Zuijlen over digitale televisie en digitale radio. Gisteren heb ik al begrip getoond voor de ergernis – en nu druk ik het netjes uit – bij de Kamer over het langzame verloop van de behandeling van deze dossiers. De behandeling lijdt onder veel tegenslagen. Ik heb aangegeven dat ik nu een probleem voor de interferentie zie. Ik meen dat mevrouw Van Zuijlen niet dezelfde inschatting maakt als ik. Ik voel mij, ongeacht de manier waarop deze nieuwe techniek in de markt gezet wordt, ervoor verantwoordelijk dat toepassing ervan kansrijk wordt gemaakt en dat die niet wordt verstoord door verkeerde publiciteit, verkeerde regelgeving of door een business case die weinig kans van slagen heeft doordat men te weinig vermogen zou mogen gebruiken. Het is mij veel waard met een second opinion dat goed uit te zoeken. Ik heb toegezegd direct na de zomer met een dergelijk onderzoek te komen.

Ik zeg toe dat ik digitalisering nog eens goed zal bezien, ook in het licht van de concurrentie van andere infrastructuren. Op voorhand ben ik niet van plan mijn beleid te wijzigen, maar ik ben zeker bereid hierover na de zomer een discussie met de Kamer te voeren.

In zijn eerste motie vraagt de heer Atsma om per 1 januari 2002 een overzicht te geven van de frequentie-implementatie voor de publieke omroep, nationaal, regionaal en lokaal. Voorzitter! Ik moet voldoen aan de wettelijke eisen inzake de doorgifteplicht met 100% dekking en een goed luisterbereik met betrekking tot de publieke omroep. Ik vind de motie overbodig, want ik heb gisteren al toegezegd dat dit in orde komt. Ik heb het ook maar in orde te maken. Ik kan echter moeilijk bezwaar tegen de motie aantekenen. Ik zal de Kamer per 1 januari 2002 dat overzicht verstrekken.

De voorzitter:

Wij hebben de goede gewoonte dat overbodige moties worden ingetrokken. Wellicht wil de heer Atsma daarover nadenken en ons eventueel daarover voor morgen inlichten.

Staatssecretaris J.M. de Vries:

Voorzitter! Ik heb gisteren al aangegeven dat de vergunning voor Delta Radio klaar ligt. Na tekening ervan kan Delta Radio gaan bouwen. Men was afhankelijk van de internationale coördinatie. Een en ander duurde veel langer dan alle betrokkenen wensten. Deze procedure is niet gericht op de huidige situatie waarin de ether op vele manieren intensief gebruikt wordt. Wij zijn op tijd om te voldoen aan de termijn van 1 juli. Ik heb trouwens juridisch geen enkel argument om hiertegen bezwaar te maken.

Ik zal niet alle argumenten van gisteren ten aanzien van de goodwillregeling herhalen. De heer Atsma gaat ervan uit dat zo'n regeling getroffen moet worden. De heer Bakker vraagt mij dit nader te bezien. Voorzitter! Ik ben geen rechtbank of advocaat. Mijn beleid valt binnen de kaders van de geldende wettelijke regelgeving. Ik heb de afweging te maken of mijn handelingen in het algemeen belang dusdanig bezwarend zijn voor een enkeling dat er iets tegenover moet staan. Vervolgens komt de afweging aan de orde of een en ander zodanig vorm krijgt dat alle partijen ermee kunnen leven.

Ten aanzien van de frequenties hebben wij langdurig en op allerlei wijzen met de partijen samengewerkt. Wij hebben altijd gezegd: wij doen dit ten behoeve van u, ten behoeve van de markt. Er kan zeker niet gezegd worden dat de regering hierover geen overleg voert met betrokkenen. Hiermee worden echter juridische verschillen van inzicht niet voorkomen. Wij hebben zeer zorgvuldig afgewogen of het beleid dat wij in het algemeen belang in de Kamer zijn overeengekomen – meer ruimte voor de commerciële omroep, kansen voor nieuwkomers en dergelijke – moet leiden tot een goodwillregeling of een andere compensatie voor bestaande partijen. Wij zijn tot de conclusie gekomen dat dit niet nodig is, maar het is het goed recht van betrokkenen om daar anders over te denken.

Ik neem aan dat de Kamer dezelfde brief heeft gekregen als ik. Daarin is een lijst van arresten opgenomen ten aanzien van Europese regelgeving en dergelijke. Ik wil niet verzeilen in een juridische argumentatie, want ik ben daar niet voor opgeleid. Ik heb mij echter goed laten informeren. Er is gecheckt of er kans is dat ik "nat" kan gaan. Die kans is er absoluut niet. Wij moeten het hier over de hoofdzaken hebben. De Kamer mag mij erop aanspreken dat ik rekening houd met rechten en plichten. Zij mag mij daaraan houden. Dat is ook de reden dat ik bijvoorbeeld bij een DVBT business case de verantwoordelijkheid neem om na te gaan of een nieuwe partij in problemen wordt gebracht. Ik ben in dit geval overtuigd van mijn zaak. Er is geen case. Compensatie zou tot strategisch gedrag kunnen leiden. Stel dat ik zeg dat er een vorm van compensatie geboden zal worden, in welke vorm dan ook, en een partij geeft eerst aan kavel 1 te willen hebben, de allermooiste. Vervolgens geeft deze partij aan dat het toch niet zo hoog hoeft. Zij is tevreden met kavel 4, waarbij het verschil "gecasht" wordt.

De etherfrequentie wordt opengesteld voor iedereen. Ook de Kamer heeft brieven ontvangen van partijen die vragen om voortgang omdat zij al zo lang in de wachtkamer zitten. Bij de goodwillregeling zou dat niet mogelijk zijn. Een en ander leidt ook tot allerlei prijsstellingen en gedrag. Ik ben ervan overtuigd dat goodwill of een vorm van schadevergoeding geen hout snijdt en dat ik, als partijen daarvan wel overtuigd zijn, de gang naar de rechter met vertrouwen tegemoetzie. Het is een juridisch argument waar ik, als staatssecretaris, verder niet op inga. Ik doe dat wel op verkaveling en de techniek die daarbij wordt toegepast. Ik doe dat met alle liefde, want ik doe dat voor anderen. Maar ik ga niet in op een juridisch argument, want dat betreft een ander terrein.

De voorzitter:

Ik mag toch aannemen dat dit gisteren in het overleg is behandeld. Wij hadden anders hier gelijk tweeminutendebatjes van kunnen maken.

De heer Bakker (D66):

Met name dit punt stond nog open.

Ik begrijp dat de staatssecretaris liever naar de rechter gaat dan nader te overleggen. Welke consequenties heeft een juridische procedure voor de voortgang van het proces?

Staatssecretaris J.M. de Vries:

Dat weet ik niet, want ik ben geen rechter. U vraagt om een goodwillvergoeding en niet om een vorm van recht op de eigen frequentie. In mijn ogen heeft dat voor de veiling geen consequenties, hoogstens na afloop daarvan. Misschien komen alle partijen wel geheel tevreden terecht waar zij willen. Wij weten dat maart volgend jaar. Voor de veiling zijn er dus geen consequenties. Pas achteraf kan bepaald worden of partijen om welke reden dan ook benadeeld zijn en hoe dat komt. In mijn ogen is er geen aanleiding om daarvoor bang te zijn. Een rechter kan dat pas nagaan als de afloop bekend is. Kwaadaardig gesteld, kan iemand liever in de zon willen zitten. Hij laat een mooie frequentie achter, casht zijn goodwill en vertrekt. Zo mag dat niet gaan.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, morgen over de moties te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

Naar boven