Aan de orde is de behandeling van:

het wetsvoorstel Wijziging van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (V) voor het jaar 2000 (wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota) (27162).

De algemene beraadslaging wordt geopend.

De heer Koenders (PvdA):

Voorzitter! Interne conflicten in de wereld vormen het grootste veiligheidsprobleem van de 21ste eeuw. Conflictpreventie is daarom een belangrijke doelstelling van het buitenlands beleid en goed conflictmanagement – als het dus eigenlijk al te laat is – is een goede tweede. Het is mede om die reden dat de PvdA-fractie tijdens de behandeling van de begroting voor Buitenlandse Zaken een motie heeft ingediend, medeondertekend door de leden Hoekema en Van Ardenne-van der Hoeven, om een vredesfonds in te stellen en om over te gaan tot een nadere definiëring van het conflictpreventiebeleid in de jaarlijkse memorie van toelichting.

Voorzitter! Deze motie is van groot belang, want in de meeste arme landen zijn er op het ogenblik interne conflicten. Zij vereisen dat men wereldwijd zijn verantwoordelijkheid neemt. Wij hebben nog vorige week met de regering moeten debatteren over de kwestie Sierra Leone, waarbij het primair gaat om de versterking van de rol van de Verenigde Naties. Daarnaast kan het noodzakelijk zijn om ook te kiezen voor regionale oplossingen, zoals Ecomog. In dat kader is het van groot belang dat direct geld beschikbaar is om dit soort operaties mogelijk te maken, en is een dollar of een gulden, uitgegeven door de Nederlandse overheid, vaak een daalder waard.

Voorzitter! Het is van belang dat dit geld snel beschikbaar is. Het is ook van belang dat wij dat vredesfonds met duidelijke regels ingevuld krijgen. De suppletore begroting is juist het moment om de extra middelen te verdelen, gezien ook de groei van het bruto nationaal product en het non-ODA-deel van HGIS, die met 69,6 mln. zal worden verhoogd.

Voorzitter! Wij hebben bij amendement gevraagd om 15 mln. voor beide doelstellingen in dit jaar. Voor volgend jaar zullen er nadere criteria gesteld moeten worden. Er zal in overleg met de regering moeten worden gesproken over de invulling van het vredesfonds. Het is belangrijk dat dit amendement wordt aangenomen en dat dit geld gebruikt kan worden, zoals in de motie staat, zowel voor bijdragen aan vredesoperaties door ontwikkelingslanden als aan formele of informele vredesdialogen. Het geld zou tevens gebruikt kunnen worden voor de voorbereiding van de memorie van toelichting, maar misschien is dat al een beetje laat en is de minister daar al ver mee gevorderd. De fractie van de Partij van de Arbeid hecht grote waarde aan de herijking en de versterking van de bijdrage van het kabinet aan conflictpreventiebeleid. Vandaar dat de motie spreekt over een specifieke toelichting op conflictpreventiebeleid bij de memorie van toelichting. In dat kader zou bij de bespreking van elementen daarvan met niet-gouvernementele organisaties en anderen dit vredesfonds een bescheiden bijdrage kunnen leveren.

Wij hebben in de Kamer een aantal debatten gevoerd over interne conflicten in Afrika en elders. Het is dan soms zeer belangrijk op korte termijn formele en informele vredesdialogen te kunnen financieren. De fractie van de Partij van de Arbeid meent dat ook de Nederlandse regering daarin actief moet opereren. In dit kader is het van belang dat dit vredesfonds nu snel tot stand komt en gevuld wordt. Vandaar dat ik een amendement heb ingediend. Het amendement zal ik, gezien mijn spreektijd, niet nader toelichten. Bovendien heeft iedereen de tekst voor zich.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Natuurlijk steunen wij het amendement van de heer Koenders. Zoals hij weet, is er ook een motie-Harrewijn aangenomen bij de behandeling van de Defensienota van dit jaar. Daarin wordt ook om verbreding van het vredesfonds gevraagd ten behoeve van de financiering van initiatieven op het gebied van conflictpreventie, -bemiddeling en civiel-militaire samenwerking. Is het dan niet verstandig de basis van het amendement-Koenders te verbreden met beide moties?

De voorzitter:

Mevrouw Karimi, er is een heel groot verschil tussen een motie en een amendement. Je kunt die niet zomaar in elkaar schuiven.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

De heer Koenders gebruikt zijn motie als basis voor zijn amendement. Ik vraag de heer Koenders met ons mee te denken over verbreding van de taken van het vredesfonds, zodat de NGO's een beroep op het fonds kunnen doen. Ik denk ook aan verbreding van...

De voorzitter:

Dat mag u straks in uw eigen spreektijd uitleggen. Deze interruptie duurt veel te lang. Mijnheer Koenders, wilt u hierop reageren?

De heer Koenders (PvdA):

Ik vind het een beetje moeilijk er een antwoord op te geven. Als er iets in de motie staat over civiel-militaire samenwerking dan is dat wel een heel breed gebied. Ik zeg niet dat het noodzakelijkerwijze uitgesloten moet worden van het vredesfonds, maar het past er ook niet meteen logischerwijze in. Ik zou daar echt even over moeten nadenken.

De heer Verhagen (CDA):

Voorzitter! De extra middelen van de suppletore begroting die beschikbaar zijn op het gebied van non-ODA voor de groei, maar nog niet zijn geoormerkt, zijn voor de CDA-fractie aanleiding geweest een amendement in te dienen voor de besteding. Ons amendement strekt ertoe een ontmijningsfonds te vormen. Daarvoor willen wij de post noodhulp verlagen met 15 mln. Wij willen het ontmijningsfonds starten met een bedrag van 30 mln. waarvoor voor het overige deel een deel van de non-ODA-groei gebruikt kan worden. Wij gebruiken dus daarvoor dezelfde systematiek als collega Koenders heeft gedaan voor de financiering van de overige 15 mln.

Ten tweede vinden wij het belangrijk om zichtbaar te maken wat wij op het gebied van ontmijning doen. Wij willen het bedrag dat daarvoor beschikbaar is verdubbelen, aangezien het ontmijnen voor tal van landen met name in postconflictsituaties van groot belang is om zich te kunnen ontwikkelen. Nederland heeft een specifieke deskundigheid op het gebied van ontmijning en wij menen dat er derhalve een uitstekende bijdrage geleverd kan worden.

Overigens staat mijn fractie sympathiek tegenover het amendement van het lid Koenders. Het is ook in lijn met eerdere uitspraken van onze fractie tijdens de begroting. Wij hebben steun uitgesproken voor de gedachte om vredesoperaties met name in Afrikaanse landen ook mogelijk te maken als de middelen ontbreken, als landen die de vredesoperatie uitvoeren niet in staat zijn om de middelen bij elkaar te brengen. Daarom staat mijn fractie sympathiek tegenover het amendement van collega Koenders.

En marge van deze Voorjaarsnota is bekend geworden dat het clean development mechanism niet als ODA mag worden gerekend en dat de regering daarom besloten heeft om die uitgaven niet langer ten laste van ontwikkelingssamenwerking te laten komen. Wij hebben in het verleden op dit punt ook een discussie gevoerd over de toerekening van de kosten van de asielzoekers. Uit de discussie in de OESO over de vraag of dit zuivere ontwikkelingshulp is of niet blijkt dat een meerderheid van de OESO-landen wel degelijk problemen heeft met de formulering die gehanteerd wordt. Daarom dien ik namens de CDA-fractie de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende, dat de OESO van oordeel is dat het clean development mechanism niet als ODA mag worden gerekend en de regering daarom heeft besloten deze uitgaven niet langer ten laste van Ontwikkelingssamenwerking te laten komen;

van oordeel, dat volgens de geldende OESO-norm, die uitgaat van de omschrijving van het begrip vluchteling uit de Geneefse conventie uit 1951, de financiering van eerstejaarsopvang asielzoekers uit DAC-landen niet als ODA gerekend mag worden en als zodanig ook niet is goedgekeurd door de OESO;

verzoekt de regering met ingang van het begrotingsjaar 2001 slechts de kosten van de eerstejaarsopvang van A-statushouders toe te rekenen aan ODA,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Verhagen en Karimi. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 7 (27162).

De heer Verhagen (CDA):

Dat is de officiële overeenstemming in het kader van de OESO-landen.

Voorzitter! Dan heb ik nog een vraag naar aanleiding van toezeggingen die de minister in het verleden heeft gedaan met het oog op de toegenomen taken van het personeel bij Nederlandse ambassades. Er is sprake van een toegenomen dienstverlening op het gebied van instroom asielzoekers en MVV. Daarnaast zijn de taken op het gebied van de zorg voor gedetineerden toegenomen. Daarom vraag ik de minister om opheldering te geven over de voorziene uitbreiding van het personeel van ambassades. Kunnen zij die nieuwe taken naar behoren vervullen? Is de uitbreiding adequaat? Met andere woorden, is er op dit moment voldoende geld beschikbaar om die extra taken naar behoren te kunnen uitvoeren? Dat vraag ik mede gelet op klachten die wij nogal eens krijgen op het gebied van de tijd waarbinnen men besluiten te horen krijgt ten aanzien van de aanvraag voor een MVV of de aanvraag van een visum. Het antwoord op die vraag is voor mij essentieel met het oog op een amendement dat ik overweeg in te dienen namens de CDA-fractie.

De heer Hoekema (D66):

Voorzitter! Ik heb een korte vraag over het amendement dat de heer Verhagen heeft ingediend. Dat heeft dus geen effect voor het noodhulpprogramma, dus wat dat betreft is het neutraal. Kan het geld ook effectief worden weggezet bij ontmijningsprogramma's? Heeft de heer Verhagen dat geverifieerd?

De heer Verhagen (CDA):

Ik begin met het laatste punt. De vraag is nog altijd groter dan het aanbod. Over het effectief wegzetten van mijnopruimingsprogramma's hoeft de heer Hoekema zich absoluut geen zorgen te maken. Er worden op dit moment op conferenties buitengewoon veel uitspraken gedaan over de noodzaak voor ontmijning, maar de middelen ontbreken.

Ten aanzien van de noodhulp heeft de heer Hoekema terecht geconstateerd dat het kostenneutraal is, omdat de verlaging van het budget noodhulp overeenkomt met het huidige bedrag dat binnen noodhulp wordt uitgegeven aan ontmijning. De verhoging wordt gefinancierd uit de non-ODA-middelen.

Ten slotte wil ik graag van de minister vernemen of het kabinet voornemens is het beleid ten aanzien van afgewezen asielzoekers en terugkeerprogramma's voort te zetten. Anders zullen wij daarop tijdens de komende begrotingsbehandeling terug moeten komen.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Voorzitter! Schuldenkwijtschelding is een van de centrale beleidsuitgangspunten van minister Herfkens. Daar zijn wij erg blij mee. In het kader van de Club van Parijs zijn die schulden geconsolideerd waarop vervolgens een schuldenkwijtscheldingsprogramma is gezet. De minister moet echter het geld daarvoor op tafel leggen, terwijl de schulden van ontwikkelingslanden het gevolg zijn van exportkredietverzekeringen die totaal niets te maken hebben met ontwikkelingssamenwerking. Wij vinden dan ook dat de kwijtschelding van met name de commerciële schulden niet ten koste mag gaan van het ODA-budget. Daarom heb ik een amendement ingediend dat ertoe strekt dat budget te verhogen met 210 mln., het bedrag dat dit jaar is uitgetrokken voor de verlichting van commerciële schulden. Ik hoor graag het commentaar van de minister hierop. Hopelijk ziet hij het amendement als een ondersteuning van zijn beleid. De dekking van het amendement kan worden gevonden in de beschikbare ruimte in het uitgavenkader.

Voorzitter! In een interruptiedebat met collega Koenders heb ik aangegeven dat er twee moties voorliggen die beide door de Kamer zijn aangenomen.

De voorzitter:

Ik bedoelde net te zeggen dat, als u vindt dat de andere motie ook omgezet moet worden, u gewoon een amendement kunt indienen.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Ik wil slechts een vraag stellen. Bij mijn weten wordt op het departement aan beide moties aandacht besteed en daarover zou ik graag iets meer van de minister willen horen voordat ik eventueel met een amendement kom. Worden de NGO's betrokken bij de invulling van het vredesfonds? Zijn er criteria op grond waarvan de Nederlandse NGO's voor het opbouwen van infrastructuur in Nederland zelf een beroep kunnen doen op het fonds? Ten slotte vraag ik of het de bedoeling is dat het vredesfonds niet wordt beperkt tot Afrika maar ook van toepassing is op gebieden als de Kaukasus en de Balkan.

De heer Hessing (VVD):

Voorzitter! Tijdens de behandeling van de begroting vorig jaar heeft mijn fracties twee moties ingediend. In de motie op stuk nr. 67 wordt gevraagd om meer aandacht voor de particuliere sector in de ontwikkelingssamenwerking. In motie op stuk nr. 68 wordt gevraagd om meer middelen voor basiseducatie. In antwoord op de schriftelijke vragen ter voorbereiding van deze bespreking zegt de regering dat het nog niet is opgenomen in de begroting. Voor de motie op stuk nr. 67 is dit nog niet gedaan, omdat de nota Economie en ontwikkeling nog moet worden besproken in de Kamer, en voor de motie-Remak nog niet, omdat eerst nog een zorgvuldige en intensieve beleidsdialoog nodig is. Ik vind beide argumenten niet erg sterk. Ik verwacht van de regering dat deze wens van de Kamer alsnog dit jaar wordt geïmplementeerd en dat daarvoor extra middelen worden aangewend. Ik kan ermee leven dat het nu bij de eerste suppletore niet is gebeurd, ik zal ook geen amendement indienen, maar ik ga er daarbij wel van uit dat een aanpassing van het budget bij de tweede suppletore plaatsvindt.

Minister Van Aartsen:

Mevrouw de voorzitter! Het amendement van de heer Koenders is de regering uiteraard zeer sympathiek. Wij hebben over dit onderwerp al verschillende malen van gedachten gewisseld in algemeen overleg. Bij de uitwerking van de gedachte van de motie-Koenders hebben wij ook de uitvoering van de motie-Harrewijn betrokken, omdat er een relatie kan worden gelegd tussen de basisgedachte van de motie-Koenders en de vraag in de motie-Harrewijn om de financiering van initiatieven op het gebied van conflictpreventie, conflictbemiddeling en civiel-militaire samenwerking. Mevrouw Karimi wees erop dat je daarvoor een aantal criteria en ook NGO's nodig hebt. Wij werken nu aan de uitwerking van deze moties. Tegen die achtergrond wil ik het amendement van de heer Koenders bespreken.

Het amendement is ons dus sympathiek, net als de moties die daarachter liggen. Het idee van een vredesfonds zal worden meegenomen bij de prioriteitentelling van de HGIS en de HGIS-middelen. Ik ben voornemens middelen vrij te maken voor een vredesfonds, maar dit is wel onderworpen aan besluitvorming in het kabinet. De ruimte voor non-ODA binnen HGIS neemt weliswaar toe in de komende periode, maar het debat in de ministerraad zal pas in juli of augustus aanstaande plaatsvinden. Er moet immers een integrale afweging worden gemaakt van de prioriteiten voor de groei binnen non-ODA-HGIS. Bij die discussie in de ministerraad zal de gedachte van het vredesfonds conform de wens van de Kamer worden betrokken. Het amendement zoals thans ingediend door de heer Koenders loopt vooruit op die besluitvorming in de raad van ministers in juli en augustus aanstaande. Om die reden moet ik aanvaarding van dit amendement ontraden.

De heer Koenders (PvdA):

Wij spreken nu over de suppletore begroting en de extra middelen. Daarom zou nu heel gemakkelijk een invulling kunnen worden gegeven aan het vredesfonds. Dit is ook wenselijk met het oog op de urgentie van de zaken die het betreft. Ik begrijp eerlijk gezegd niet waarom de minister nu zo afwijzend doet.

Minister Van Aartsen:

Zoals ik al heb aangegeven, gaat de afwijzing niet om de gedachte erachter of het intellectuele debat dat erover gevoerd zou kunnen worden, maar over het moment waarop het besluit zal moeten vallen. De regering acht het noodzakelijk om een integrale afweging ten aanzien van de uitbreiding van non-ODA-HGIS te maken. Die integrale afweging kan pas in het kabinet plaatsvinden tijdens de discussies over de rijksbegroting, waarbij ook aan de orde komt hoe over het gehele jaar met de uitbreiding van middelen voor non-ODA-HGIS zal worden omgegaan.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Aan welk bedrag dacht het ministerie toen het uitvoering gaf aan de twee moties? Was dat 15 mln., zoals de heer Koenders zegt?

Minister Van Aartsen:

Wij kennen allen de terechte opstelling van de minister van Financiën inzake het begrotings- en uitgavenbeleid. Het is niet verstandig om in de Kamer met bedragen te strooien terwijl er in de ministerraad nog over moet worden gedebatteerd. Nu gaat het om het bereiken van het doel.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Voor ons stemgedrag is van belang te weten dat de minister vanwege de koppeling tussen de twee moties zelfs het bedrag dat de heer Koenders noemt niet toereikend vindt. Dan weten wij hoe wij moeten stemmen.

Minister Van Aartsen:

Dit is een andere manier om dezelfde vraag te stellen. Hier geldt uiteraard ook hetzelfde antwoord. Het zal echt een zaak van afweging binnen het kabinet zijn. Ik zou het debat in het kabinet en mijn collega's tekortdoen wanneer ik daarop inging of een andere handelwijze zou kiezen ten aanzien van het amendement van de heer Koenders.

De heer Verhagen (CDA):

Wij bespreken vandaag de wijziging van de begroting. Er is een groter non-ODA-budget, onder andere vanwege de groei van het BNP. Ik begrijp niet waarom nog een discussie moet plaatsvinden als tegelijkertijd de door de Kamer verwoorde doelstelling door het kabinet wordt onderschreven. Ik vraag mij af waarom de minister moeilijker doet dan nodig is.

Minister Van Aartsen:

Het doel, de uitvoering van de motie, moet vooropstaan. In het kader van een goede beschouwing over de rijksbegroting en bovendien bij een goede afweging van de extra middelen, die er inderdaad zijn, kan een werkelijke discussie met de collega's volgen. Zo hoort het. Zo wordt over de rijksbegroting en het uitgavenkader gesproken. Dit lijkt mij de juiste weg. Het ligt in het verlengde van hetgeen de vorige week met de Kamer hierover is gewisseld.

De heer Koenders (PvdA):

Het is dan toch van belang om te weten wat de inzet van de minister van Buitenlandse Zaken met betrekking tot de omvang van het vredesfonds is. Ik wil daar een indicatie van hebben.

Minister Van Aartsen:

Ik gaf al aan dat het niet verstandig is om die te geven. Uiteraard zijn er gedachten en ideeën daarover, die handen en voeten moeten krijgen, zeker als wij daarbij elementen van de motie van de heer Harrewijn betrekken. Nogmaals, het past niet in een goed debat met het kabinet, een juiste afwikkeling van de voorbereiding van de rijksbegroting 2001 en een goede afweging van non-ODA-HGIS wanneer ik in dit debat met bedragen werk.

De heer Verhagen diende een amendement in over ontmijning. Ik maak daarover een technische opmerking, die overigens voor de beleidsinhoudelijke kant niet onbelangrijk is. Als wij deze weg opgaan, leidt dat tot een gebrek aan samenhang. Wij introduceren dan een verlies aan samenhang in de begroting. En zoals de Kamer weet, komt er binnen twee jaar een nieuwe indeling van de begroting, waarbij juist een poging zal worden gedaan om meer op hoofdlijnen te begroten, minder artikelen te creëren en meer samenhang in de begroting te laten zien.

Dan de beleidsmatige kant van de ontmijning. Binnen het begrotingsartikel humanitaire hulp is een voorziening getroffen van op dit moment 20 mln. De hoogte hiervan is gebaseerd op de inspanningsverplichting die Nederland is aangegaan door het ondertekenen van het verdrag van Ottawa. Nederland heeft zich vastgelegd op 100 mln., uit te geven in een periode van vijf jaar; een toezegging die diverse keren tegenover de VN is herhaald. Verhoging van dit bedrag tot 30 mln. zou voor het doel op zichzelf goed zijn, maar gelet op de ervaring van de afgelopen jaren zal het moeilijk zijn, zo'n forse verhoging goed in te zetten. Het thema humanitair ontmijnen is bovendien onlosmakelijk verbonden met het verlenen van humanitaire hulp, want het is eigenlijk direct gerelateerd aan het proces van terugkeer van ontheemden en vluchtelingen. Slachtofferhulp, medisch of anderszins, is ook altijd onderdeel van sectorale steun aan de gezondheidszorg in een gebied dat ontmijnd wordt. Ontkoppeling druist dus ook in tegen het principe dat alle behoeftigen in een gebied op basis van gelijkwaardigheid dienen te worden geholpen.

Ten slotte wat de begrotingstechniek betreft, ontmijningsactiviteiten vallen in de regel onder ODA, dus ligt het niet in de rede om 15 mln. uit het non-ODA-deel te halen. Ik moet aanneming van het amendement waarin dit wordt voorgesteld, dan ook ontraden.

Mevrouw Karimi heeft in een amendement voorgesteld, de kwijtschelding van 210 mln. aan commerciële schulden additioneel uit het ODA-budget te financieren. Ook aanneming van dit amendement moet ik ontraden, want dit zou leiden tot een rechtstreekse tegenvaller in het algemene beeld. Mijn collega van Financiën heeft verleden week gezegd dat hiervoor op basis van de huidige gegevens geen ruimte is, zo meen ik. Bovendien is het in strijd met de afspraak in het regeerakkoord over de omvang van het ODA-budget van 0,8% van het BNP. Aanvaarding van de motie van de heer Rosenmöller, die dezelfde strekking had als het amendement dat mevrouw Karimi heeft ingediend, is verleden week dan ook met dezelfde argumentatie ontraden. Ook het in de toelichting genoemde bruggetje van de heer De Graaf kan hierbij geen soelaas bieden, omdat er al zoveel claims zijn op de ruimte waarop wordt gedoeld, als die al zal ontstaan, dat het de vraag is of er nog ruimte zal zijn. Maar veel belangrijker is het dat mijn collega van Ontwikkelingssamenwerking, die uiteraard zelf dit debat voor haar rekening zou hebben genomen als zij hier had kunnen zijn, mij verzekerd heeft dat er in 2000 op de ODA-begroting voldoende ruimte is om de extra schuldverlichting waar de fractie van mevrouw Karimi op doelt, te kunnen financieren, zonder dat dit ten koste zou gaan van andere ODA-uitgaven.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

U zegt dat het nog maar de vraag is of die ruimte zal ontstaan en dat er dan toch al vele claims zullen zijn. Natuurlijk gaat het om politieke prioriteiten en...

De voorzitter:

Mevrouw Karimi, ik vind het heel vervelend om nu in te grijpen, maar de tweede termijn is bedoeld voor uw bijdrage en het antwoord van de minister. Wij kunnen daar niet de hele middag mee doorgaan.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Ik probeerde alleen...

De voorzitter:

Goed, stelt u dan voor de laatste keer nog een vraag aan de minister.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Nee, voorzitter, zo is het wel voldoende.

Minister Van Aartsen:

Voorzitter! De heer Verhagen vroeg naar de druk op de asielketen en de consulaire uitgaven binnen het departement. Hij wilde weten of de extra middelen die indertijd ter beschikking zijn gesteld – structureel 35 mln. in de Voorjaarsnota van 1999 – voldoende zijn. Is dat bedrag adequaat om het apparaat uit te breiden? Vooralsnog is dit bedrag adequaat. Op het ogenblik bestaat er een groot programma met het oog op de uitbreiding van het personeel op de diverse posten. Er zijn opleidingsprogramma's, waarvoor op dit moment, gegeven de prioriteiten, voldoende geld is. Er werd indertijd ook een forse bedrag toegevoegd aan de begroting van het departement van Buitenlandse Zaken en daarmee kunnen wij op dit moment dus uit de voeten.

De heer Hessing ging in op de moties die zijn ingediend door hemzelf en door mevrouw Remak. Een motie heeft betrekking op de notitie Economie en ontwikkeling. Die notitie wordt op dit moment afgerond en kan in het komend najaar aan de Kamer worden gezonden. Op basis van die notitie kan dan met de Kamer gedebatteerd worden, waarbij de uitvoering van de motie ter discussie zal staan. Hetzelfde geldt voor de motie van mevrouw Remak.

Met betrekking tot de vraag van de heer Verhagen over het programma voor de terugkeer van asielzoekers, kan ik zeggen dat het bedrag dat wordt toegerekend aan ODA voor opvang, ook gebruikt wordt voor de terugkeerprojecten van vluchtelingen. De daarvoor gebruikte bedragen worden nog gevoteerd, overigens na aftrek van de toerekening.

De heer Verhagen (CDA):

Voorzitter! Ik heb de minister nog niet gehoord over de motie die ik heb ingediend.

Minister Van Aartsen:

Inzake die motie is het mijn oordeel dat het wel degelijk ODA kan zijn. Dat debat heeft zich, geloof ik, in de afgelopen week ook met de minister van Financiën in deze Kamer afgespeeld. Naar ons oordeel valt het wel degelijk onder de OESO-normen, ook met de wijzigingen die wij al hebben aangebracht en die wij nog zullen aanbrengen in onze wetgeving. Daarmee geef ik al dat het dictum van de motie niet op steun van de regering kan rekenen. Ik ontraad aanvaarding van de motie.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, morgen te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

Naar boven