Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1999-2000 | nr. 92, pagina 5989-5997 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1999-2000 | nr. 92, pagina 5989-5997 |
Aan de orde is de behandeling van:
het wetsvoorstel Wijziging van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2000 (wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota) (27110).
De algemene beraadslaging wordt geopend.
De voorzitter:
Bij de behandeling van dit onderwerp zal ik geen interrupties toestaan. Anders halen wij het niet. Wij kunnen ook schorsen voor de dinerpauze. Het is het een of het ander. De Kamer kan een keuze maken. Wij doen de minister er geen dienst mee als wij dat niet doen. Mijn beslissing is dat wij het debat zonder interrupties voeren. U bent er immers om te debatteren met de minister.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Uiteraard, maar zeker op het gebied van de zorg zijn door de coalitiepartners vorige week zeer aanzienlijke verwachtingen gewekt. Het is daarom raadzaam met de woordvoerders van de coalitiepartijen van gedachten te wisselen over hetgeen zij vandaag van die verwachtingen willen waarmaken.
De heer Oudkerk (PvdA):
Het hoeven geen lange interrupties te zijn. Als u korte interrupties toestaat, zal het debat echt niet lang uitlopen. Na de dinerpauze zijn wij weer anderhalf uur verder. Ik stel daarom voor, korte interrupties toe te staan. Ik meen dat u anders net iets te streng bent.
De voorzitter:
Oké, ik heb afgetast wat u wilt. Wij zullen zien waar het schip al dan niet strandt. Dan volg ik het systeem van mevrouw Van Nieuwenhoven: de spreker maakt zijn inbreng af; wil men een korte interruptie plegen, dan kan dat na de inbreng. De spreker wordt dus niet onderbroken. Ik houd u aan de opgegeven spreektijden.
Mevrouw Van Gent (GroenLinks):
Voorzitter! VWS is een belangrijk onderwerp. U sprak net over het schip dat al dan niet strandt. Wij willen het vanavond nogmaals hebben over het schip met geld dat binnenkomt. Steeds weer zoeken wij naar de politieke wil van de Kamer om de financiële ruimte die er is – dat die ruimte er is, wordt ook erkend – in te zetten voor knelpunten, zeker op het terrein van VWS. Het gaat daarbij toch om het welzijn van mensen, arbeidsvoorwaarden en arbeidsomstandigheden. Dat moeten wij in ons welvarend land toch op een goede manier kunnen doorvertalen.
Allereerst wil ik een pleidooi houden voor een bescheiden bedrag voor een heel goed doel: de oprichting van de nationale jeugdraad. Het ministerie heeft het initiatief dat de jongerenparticipatie moet versterken, al ondersteund, maar wij hebben begrepen dat er na de zomer geen geld meer is om dit initiatief op een juiste manier uit te bouwen. Voor de feitelijke oprichting is dit jaar nog 0,5 mln. nodig.
De fractie van GroenLinks heeft overigens op alle punten die ik nu noem, amendementen ingediend. Die heeft de Kamer ook kunnen zien.
Voor de maatschappelijke opvang is in onze ogen een extra impuls nodig van 10 mln. De huidige opvang schiet tekort, met name voor de zwerfjongeren. Het aantal plaatsen in sociale pensions moet worden uitgebreid, evenals de begeleiding van deze kwetsbare groep jongeren. Ik heb begrepen dat bij het grotestedenbeleid een amendement is ingediend door Van der Hoek en Ravestein. Zij spreken daarin over verkommerden en verloederden. Met dit amendement wil ik speciaal aandacht vragen voor de soms nijpende situatie van de zwerfjongeren.
Voor het verbeteren van de arbeidsvoorwaarden voor verplegenden en verzorgenden en voor het financieren van de CAO jeugdzorg is samen een bedrag nodig van 300 mln. Om de sector aantrekkelijk te maken en te houden, is een extra impuls in de zorgsector noodzakelijk. Daar hebben wij ook een amendement over ingediend.
Om de wachtlijsten voor de tussenschoolse en buitenschoolse opvang op te lossen, is een bedrag van 50 mln. nodig als acute impuls. Bij de kaderwet kinderopvang moeten wij natuurlijk de andere knelpunten op dit terrein regelen.
In onze ogen is een extra investering nodig van 50 mln. voor de broodnodige verkleining van de groepsgrootte in de gehandicaptenzorg. Nu is er één leid(st)er op tien gehandicapten. Wij willen uiteindelijk naar een situatie waarin deze verhouding één op zes is en wij willen daar nu al een begin mee maken.
Er is ook geld nodig voor een verantwoord ambulancebeleid. Wij hebben een amendement ingediend om 10 mln. extra uit te trekken om de ingezette reorganisatie een extra impuls te geven. De werkdruk voor verpleegkundigen is veel te hoog. Dat wordt vrij breed door de Kamer onderkend.
Ondanks de verlaging van het aantal bevallingen per jaar – dan doel ik niet op het aantal baby's, maar op de werkdruk van de verloskundigen – is een extra financiële impuls van 25 mln. nodig om het vak op een verantwoorde manier te kunnen uitoefenen.
Tot slot is 35 mln. extra nodig voor het wegwerken van wachtlijsten in de ziekenhuizen. Uit een recent onderzoek van het Platform wachttijden blijkt dat de wachtlijsten niet korter, maar langer zijn geworden. Dat is heel erg schrijnend.
Voor de duidelijkheid geef ik ook aan hoe de fractie van GroenLinks deze amendementen wil dekken, want dat is in deze Kamer altijd uitermate belangrijk. Wij zouden de dekking willen vinden in het overschot in het FES, dat voor andere uitgavenprioriteiten kan worden ingezet. Voor de helderheid: wij geven met onze amendementen 480,5 mln. uit, terwijl het overschot in het FES nu al 1,5 mld. bedraagt.
De heer Oudkerk (PvdA):
Voorzitter! De OESO heeft laatst nog eens gezegd dat de Nederlandse gezondheidszorg zeer veel goede kanten kent en eigenlijk slechts twee grote minpunten: de wachtlijsten – in de woorden van de minister: de wachttijden – en de werkdruk; er is een toenemende personeelsdemotivatie en er zijn afknapproblemen. Kortom: er is het een en ander aan de hand. Daarom is het goed dat het kabinet extra investeert in zorg. Bij de behandeling van de Voorjaarsnota is een motie ingediend om meer te investeren in de ziekenhuiszorg en in de wachttijden en wachtlijsten. De minister heeft vanochtend niet onbelangrijke toezeggingen gedaan over het opleiden van meer specialisten en over de mogelijkheden om de wachttijden en wachtlijsten daadwerkelijk aan te pakken.
Wij hebben van onze premier en vice-premier mogen horen dat zij de bereidheid hebben om in de zomer na te gaan waar dit jaar nog financiële ruimte is die alsnog in 2000 kan worden ingezet. Je zou dus kunnen zeggen dat het wel goed komt, maar door het debat over de Voorjaarsnota met mijn collega's Melkert en Crone weet de minister inmiddels dat de PvdA-fractie van mening is dat een aantal zaken nu – en wel pronto – geregeld moeten worden. Daarom vinden wij dat de rijksbijdrage aan de volksgezondheid op dit moment moet worden verhoogd met 100 mln.; straks zal blijken dat ik samen met mijn collega Lambrechts van de D66-fractie daarover een amendement heb neergelegd.
Die 100 mln. moet wat ons betreft voornamelijk worden besteed aan het opleiden van meer huisartsen, verloskundigen, de kwaliteit en de werkdruk van de gehandicaptenzorg, de ambulancebereikbaarheid, 46 mln. als voorschot op de uitvoering van de motie-Melkert over de arbeidsmarkt in het algemeen, de functiewaardering, oogartsen en de sociale hulphonden, die voor 3 mln. op de lat staan. Waarom op dit moment? Ten aanzien van een aantal zaken kun je wel weer twee, drie of vier maanden wachten, maar de nieuwe opleiding voor huisartsen begint bijvoorbeeld in september; op dit moment kun je het bedrag voor de werkdruk in de gehandicaptenzorg makkelijk wegzetten; op dit moment zijn er acute problemen in de ambulancezorgverlening; die 5 mln. is waarschijnlijk niet genoeg voor alles en voor de komende jaren, maar op dit moment kun je dat wegzetten. Met andere woorden: wij vinden het verantwoord en noodzakelijk om op dit moment te investeren in de door mij genoemde zorgpunten.
Mevrouw Kant (SP):
Voorzitter! Ik heb hier drie dingen bij de hand. Ik heb het amendement waarover de heer Oudkerk sprak en waarin 100 mln. extra wordt gevraagd. Ik heb hier de tekst van de heer Crone van vorige week en ik heb de tekst van de heer Melkert van vorige week. De heer Crone heeft niet alle bedragen in de Kamer genoemd, maar het komt erop neer dat hij 300 à 400 mln. extra voor de zorg heeft gevraagd. De heer Melkert heeft gezegd: Het lijstje van de heer Crone is ook mijn lijstje en daarover kunt u volgende week van de PvdA-fractie voorstellen verwachten.
Maar zie, slechts eenderde daarvan komt vandaag terug. Wat kunnen wij nog met de woorden van de PvdA-fractie? Bij hoog en bij laag is vorige week gezegd: u kunt van ons voorstellen verwachten over dat wat wij hier brengen. Maar het gaat nu om slechts eenderde.
De heer Oudkerk (PvdA):
Mevrouw Kant, ik denk dat u het verkeerd ziet en ik zal u uitleggen waarom dat volgens mij zo is.
Het lijstje van de heer Melkert, van de heer Crone en van mij of van wie hier ook staat om het te verdedigen, blijft klip en klaar staan. Alleen, er zijn verschillende momenten. Anders dan misschien in uw partij gebruikelijk is, nemen wij zowel de woorden van de premier als van de vice-premier serieus. Zij hebben gezegd dat zij deze zomer nog willen bekijken of er ruimte is – en naar onze overtuiging is die ruimte er – om in september het tweede stuk van het lijstje van Crone en Melkert te financieren, om uw woorden te gebruiken. Zoals u weet, is er ook nog een Najaarsnota. Ik denk dat u het geld dat u in één keer wilt hebben niet kunt wegzetten, terwijl dit geld de komende maanden wel weggezet kan worden. Dat lijstje is er en daar doe ik niets aan af.
Mevrouw Kant (SP):
Voorzitter! Het is misschien wat naïef, maar ik dacht echt de heer Melkert vorige week op zijn woord te kunnen geloven. Hij heeft letterlijk gezegd: deze voorstellen zullen volgende week bij de suppletore begroting terugkeren. Het ging toen over het bedrag dat ik net noemde en niet over het amendementje dat er nu ligt.
De heer Oudkerk (PvdA):
Dat bedrag wordt wel gehaald, alleen de manier waarop wij dat willen bereiken, verschilt van die van u. Ik kan er niets aan veranderen. Ik geloof dat dat lijstje vervolmaakt wordt met het amendement dat u in uw handen heeft en waarvan ik net een samenvatting heb gegeven, samen met datgene waarvan het kabinet heeft gezegd dat het in de zomer wil bekijken of daar ruimte voor is. Ik zou bijna zeggen: wij spreken elkaar hierover wel op 31 december. U kunt ons wel degelijk aan de woorden van de heer Melkert en de heer Crone houden.
Mevrouw Kant (SP):
Daar lijkt het niet op. Ik heb de heer Melkert hier vorige week, toen hij erop werd aangesproken, horen zeggen: natuurlijk sta ik hier als een kerel en een echte kerel houdt zijn woord. Ik moet constateren dat dat niet gebeurd is.
De heer Oudkerk (PvdA):
Volgens mij is de heer Melkert wel een echte kerel, maar dat terzijde. Er ligt nu een amendement van D66 en de PvdA waarin wij zeggen dat wij nú 100 mln. willen toevoegen aan het uitgavenbedrag. Dat is bestemd voor de acute noden in de zorg. Ik neem niet aan dat de Socialistische Partij daartegen is. Ik neem zelfs aan dat zij daarvoor is. Ik denk dat wij ook duidelijk hebben gemaakt, dat wij meer willen en dat dit niet genoeg is. Met andere woorden, er zal wat ons betreft meer moeten gebeuren en er zál ook meer gebeuren.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Voorzitter! Omdat de heer Oudkerk net zo vriendelijk was om de motie van mijn collega Hermann te verdedigen, zal ik vriendelijk blijven, maar dit vraagt toch echt om een reactie.
De Partij van de Arbeid heeft vorige week niet alleen luid en duidelijk voor heel Nederland hoorbaar 1,5 mld. willen uitgeven, nog dit jaar te regelen bij de Voorjaarsnota, de Partij van de Arbeid heeft ook bij monde van de heer Crone verklaard dat er veel meer ruimte is. En dat is gisteren herhaald door de heer Melkert. Ik neem aan dat de halfwaardetijd van zijn opmerkingen niet zo snel is gestegen. Zij verklaarden dat er veel meer ruimte is dan de heer Oudkerk in zijn amendement aangeeft. Hij financiert het intern, maar er is ruimte binnen de begroting. Er zullen meevallers zijn. Er is door het Centraal planbureau berekend dat er 1 à 1,5 mld. onderuitputting is. En dan is er ook nog het FES-bruggetje van De Graaf. Er is geld. Als de heer Oudkerk wacht tot in het najaar, dan gebeurt precies hetzelfde als vorig jaar. Dan moeten wij bij de voorlopige rekening achteraf constateren dat er bijna 3 mld. op de plank is blijven liggen, wat wij hadden kunnen uitgeven als de Kamer de politieke wil daartoe had uitgesproken. Het moment voor die uitspraak is vandaag, niet volgende week of in het najaar, want dan zijn we te laat. Het is nu of nooit.
De heer Oudkerk (PvdA):
Wij verschillen dus van mening. Ik zeg: het is nu en het is straks en het is daarna nog een keer. Dat is het verschil tussen GroenLinks en ons. Ik heb inmiddels uw persbericht gelezen over het amendement van D66 en de PvdA en de andere amendementen die bij andere suppletore begrotingen zijn ingediend. Wij hebben daar een andere mening over en wij geven anders dan u het kabinet graag de ruimte om deze zomer, dus niet het najaar, na te gaan waar er nog financiële ruimte is en naar onze overtuiging is die er voor die prioriteiten die wij via de heren Crone en Melkert in de debatten hebben aangegeven.
De heer Vendrik (SP):
U geeft het kabinet helemaal niet de ruimte om nog eens uit te gaan vinden of er nog financiële ruimte is op de begroting. Dat was nu juist het punt van de heer Melkert de afgelopen week in het debat. De Kamer, zoals hij zei in een interruptie richting de heer De Hoop Scheffer, moet bepalen of de ruimte die het kabinet voorziet, de 5,6 mld. van Zalm, inderdaad een adequate becijfering is. Melkert zei, wij vallen hem volledig bij, dat er meer ruimte is. Het is dan aan de Kamer nu en bij dit soort debatten om die met amendementen te claimen. U kunt dan niet terugtreden en zeggen dat het aan het kabinet is! Het was uw fractievoorzitter die zei dat wij als Kamer het moeten claimen.
De heer Oudkerk (PvdA):
Ik blijf erbij dat het wel degelijk boter bij de vis is!
Mevrouw Dankers (CDA):
Dat boter bij de vis snap ik niet. Ik hoef niet te herhalen wat anderen al hebben gezegd over wat zijn collega's hebben gezegd.
Hij sprak over de zomer en spreekt hij daarmee ook het vertrouwen uit dat het kabinet het wel naar de zin van de PvdA-fractie zal regelen en hoeveel geld denkt hij dat er bij de behandeling van de Najaarsnota nog zodanig kan worden weggezet dat het niet alsnog een begrotingsoverschot wordt?
De heer Oudkerk (PvdA):
Het gaat u en mij erom dat de noden die er op dit moment nog in de zorg zijn en die gedeeltelijk gelukkig ook al door het kabinet worden opgelost omdat er is bijgeplust – ook dat weet u net zo goed als ik – successievelijk en adequaat worden opgelost. Daar gaat het in ieder geval de PvdA-fractie om. Het gaat u geloof ik meer om de techniek waarmee dat gebeurt, het gaat mij erom dat het gebeurt.
Mevrouw Dankers (CDA):
Voorzitter! Ik moet dus constateren dat de heer Oudkerk weigert te zeggen wat de PvdA denkt te kunnen wegzetten bij de Najaarsnota, waarvan akte. En dat betekent dus dat de PvdA-fractie het weer laat bij woorden in plaats van bij daden.
De heer Oudkerk (PvdA):
Wij zullen morgenmiddag wel weten wie het hier bij woorden laat en wie hier de daden verricht. Als de CDA-fractie dit amendement van D66 en PvdA niet steunt, dan weet het land verdraaid goed waar de CDA-fractie staat, namelijk gewoon opportunistische oppositie in plaats van opkomen voor de zorg!
Mevrouw Dankers (CDA):
Ik vind het niet nodig om op dit soort opmerkingen te reageren.
Mevrouw Van Blerck-Woerdman (VVD):
Voorzitter! De voorstellen die de heer Oudkerk namens de PvdA in zijn amendement heeft opgenomen zijn structureel. Is zijn dekking ook structureel?
De heer Oudkerk (PvdA):
De dekking wordt gevonden uit driemaal 100 mln. van het zogenaamde PPS-potje, de publiek-private samenwerking, in 2000, 2001 en 2002. Bij de onderhandelingen over een nieuw regeerakkoord, die zullen in 2002 sowieso plaatsvinden, tussen welke partijen dan ook, kunnen wij het structureel maken. In die zin heb ik geen enkele twijfel!
De voorzitter:
Voordat ik het woord aan mevrouw Kant geef, zou ik de heer Oudkerk in overweging willen geven om als hij het stenogram naleest, het woord waarop mevrouw Dankers niet wilde reageren te corrigeren!
De heer Oudkerk (PvdA):
Voorzitter! Ik wil dat nu ook wel doen, maar ik weet niet precies op welk woord u doelt. Wellicht trok ik wat fel van leer, maar politiek heeft af en toe ook wat emoties nodig en soms gebruik je dan woorden waarvan je nog dezelfde avond denkt dat je ze beter niet had kunnen gebruiken, maar ik zal er in ieder geval naar kijken!
Mevrouw Kant (SP):
Voorzitter! Jarenlang is het kabinet doof geweest voor partijen in en buiten de Kamer die pleiten voor bijstelling van het budget voor zorg. Het kabinet had andere prioriteiten. De gedachte was: hiermee kunnen wij het doen; wij houden het schip wel op koers. Jarenlang zijn er moties door de oppositie ingediend die door de laatste twee kabinetten zijn afgeraden.
De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport liet vorige week in Vrij Nederland optekenen dat zij, toen zij aan haar ambtsperiode begon, dacht: ik zie wel waar het schip strandt. Dat is een wel heel mooi uitgangspunt voor een minister die verantwoordelijk is voor de volksgezondheid! Inmiddels is het wel duidelijk dat het schip helemaal niet meer op koers ligt en eigenlijk al gestrand is. Ik noem een aantal overbekende problemen: in de ouderen- en de gehandicaptenzorg ontvangen heel veel mensen geen of onvoldoende zorg; de wachtlijsten in de ziekenhuizen groeien, terwijl ze zouden moeten afnemen; er sterven mensen die op een wachtlijst staan; er wordt bevolkingsonderzoek gedaan naar borstkanker, maar de vrouwen met een opgespoorde tumor moeten zes weken op een behandeling wachten; ambulances rijden door het land met patiënten die ze niet kwijt kunnen; verloskundigen zijn gedwongen hun praktijk te sluiten; huisartsen zijn een soort schadebemiddelaars geworden en verpleegkundigen spitsroedelopers.
Door de jarenlange onderwaardering hebben de werkers in de zorg het gevoel er alleen voor te staan. Dit is een schets van de situatie waar het regeringsbeleid toe heeft geleid, de situatie waar wij nu allemaal mee te maken hebben. Nu de miljarden voor het oprapen liggen, erkennen de Paarse partijen opeens ook dat er ernstige problemen zijn in de zorg en knelpunten die om snelle oplossingen vragen. De geboden oplossingen zijn echter nog steeds onvoldoende. Er is wel extra geld, maar de knelpunten kunnen er niet echt mee worden opgelost en minister Zalm houdt desondanks de hand op de knip.
Voorzitter! Het leek er vorige week echt even op dat de Partij van de Arbeid de stoute schoenen zou aantrekken. Wat zij deden, leek allemaal heel erg dapper, maar het stapje dat zij met deze schoenen hebben gezet, is echt heel klein. Eigenlijk kun je wel zeggen dat zij de stoute schoenen inmiddels al weer hebben uitgetrokken en iedereen weet dat dat soms heel onfris ruikt.
De grote woorden van eerst de heer Crone en later de heer Melkert blijken grotendeels loze woorden. Het is al met al heel ernstig, want de beloftes die vorige week zijn gedaan voor de gezondheidszorg, zijn vandaag voor slechts een derde ingelost. Ik heb nauwkeurig nagelezen wat er door de PvdA allemaal is beloofd en ik moet constateren dat er een flink gat zit tussen wat er vorige week door de PvdA-fractie is aangekondigd en waar wij het vandaag mee moeten doen. Natuurlijk steunen wij de voorstellen van de heer Oudkerk om meer geld ter beschikking te stellen, maar dat kan niet verhelen dat er vorige week iets heel anders is beloofd en dat wat de heer Oudkerk nu vraagt, lang niet voldoende is. De Partij van de Arbeid kan haar naam maar beter veranderen in "partij van de aftocht".
Voorzitter! De inspectie heeft in haar jaarverslag geconstateerd dat de schaarste aan personeel een bedreiging vormt voor de kwaliteit van de gezondheidszorg. Het is haast onvermijdelijk dat de patiënt hier uiteindelijk de dupe van wordt. Van alle kanten hoor ik dat een betere betaling een van de belangrijkste voorwaarden is om mensen in de zorg te houden. Ik hoor dat geluid overal, maar helaas niet in de Kamer. De vakbonden hebben goede voorstellen gedaan om het functiewaarderingssysteem zo aan te passen dat een betere concurrentie met gelijke functies in de marktsector mogelijk wordt. Hetzelfde geldt voor de lonen van verpleegsters in opleiding: ook die zullen moeten worden verhoogd om de instroom te vergroten. Laten wij daar nu eens extra ruimte voor creëren, want de plannen daarvoor kunnen onmiddellijk worden uitgevoerd. Ik zeg dat in het bijzonder tegen de Partij van de Arbeid, want zij lijkt te overzien dat het geld daadwerkelijk weggezet kan worden door mensen meer salaris te betalen. Als naast die verbeterde beloning ook nog eens zorg wordt gedragen voor een modern personeelsbeleid, beschikken wij op korte termijn misschien zelfs over voldoende personeel om de extra middelen voor de zorg daadwerkelijk in te zetten. Misschien kan er dan nog veel meer extra geld worden ingezet. Dat is ook nodig, want in deze kabinetsperiode moeten de wachtlijsten eindelijk weggewerkt worden. Op het punt van de arbeidsvoorwaarden hebben wij een amendement ingediend en ik hoor daarop graag de reactie van de minister.
Behalve bij verplegenden en verzorgenden dreigt er ook een tekort bij huisartsen en verloskundigen. Je kunt zelfs wel stellen dat dit tekort er al is. Dat blijkt namelijk uit het feit dat steeds meer huisartsen vanwege de hoge werkdruk dreigen te stoppen met hun avond- en weekenddiensten. Verder zien wij allemaal dat er steeds meer verloskundigenpraktijken sluiten vanwege de te hoge werkdruk, de ondermaatse beloning en het tekort aan verloskundigen. Wij moeten hiervoor niet morgen maar al vandaag een oplossing bieden en ook hier kan geld gelijk helpen. Ik hoor graag de reactie van de minister op het amendement dat wij op dit punt hebben ingediend.
Voorzitter! Het nijpende probleem bij de kinder-IC heb ik de afgelopen jaren meermaals aan de orde gesteld. Het tekort aan deze IC-plaatsen moet nu echt worden opgelost. Dat is de reden dat ik op dit punt een amendement heb ingediend. Een en ander geldt ook voor de extra ruimte die moet worden gecreëerd voor genees- en hulpmiddelen.
Tot slot ga ik kort in op het geld dat voor de thuiszorg en de gehandicaptenzorg naar voren is gehaald. Is het mogelijk om ook het geld voor de jeugdzorg naar voren te halen? Ik hoop dat dit mogelijk is, want het zou een kwalijke zaak zijn als ook de jeugdzorg met de staatsschuld zou moeten concurreren.
Mevrouw Dankers (CDA):
Voorzitter! Het resultaat van de Voorjaarsbrief zorg en de Voorjaarsnota is datgene waarmee wij vandaag bezig zijn. Ik geloof dat de persen van het Bureau wetgeving het aantal amendementen niet kan bijbenen. Dat is het resultaat wanneer het kabinet gestrengheid wil uitstralen in de richting van de Kamer op het moment dat hier de Voorjaarsnota wordt neergelegd, terwijl de cijfers over te verwachten meevallers, zowel aan de inkomsten- als aan de uitgavenzijde, alleen maar blijven oplopen.
Toen het persbericht kwam van het departement van VWS, waaruit bleek dat nog dit jaar 1,25 mld. in het kader van de Voorjaarsnota extra zou worden uitgegeven voor de volksgezondheid, vroeg ik mij direct af waar het addendum voor de caresectoren was. Immers, de helft van het geld verdween al in het medicijnendossier; daar valt niets meer uit te halen. Als dan de premier ook nog eens zegt dat hij niet uitsluit dat er later nog extra uitgavenmeevallers optreden, wordt gewoon gecreëerd datgene wat heden gebeurt.
De fractie van het CDA heeft besloten om haar eigen beleid, gebaseerd op een sober financieel beheer van 's Rijks kas, te volgen. Dat beleid is het vorige jaar uitgezet in de zogenaamde 75-25-norm waar het gaat om inkomstenmeevallers bij begrotingsoverschotten. Op die manier willen wij met de materie omgaan. Wij zijn heel terughoudend gebleven en dat is ook de reden waarom wij met onze amendementen niet zo hoog uitkomen als de fracties van GroenLinks en de SP. Wij komen op 500 mln. uit, te verdelen over de prioriteiten die wij al langer stellen: zorg, onderwijs en veiligheid. Dat is ook de reden waarom ons amendement bestaat uit het ophogen van de rijksbijdragen voor het Algemeen fonds bijzondere ziektekosten; 200 mln. extra wordt dit jaar ingezet in de sfeer van de persoonsgebonden budgetten. Wij hebben ervoor gekozen dit op dit moment te doen, omdat het in onze ogen te laat is als je het op een later moment doet. Wij kunnen de lopende begroting op twee momenten veranderen – tenzij men tussendoor zeer ingewikkelde initiatiefwetgeving bedenkt – namelijk bij de Voorjaarsnota of bij de Najaarsnota. Welnu, bij de Najaarsnota is het in onze ogen vrijwel niet meer te doen.
Voorzitter! Wat er gebeurd is, vind ik uitermate teleurstellend. Het afgelopen halfjaar hebben wij kunnen zien dat de heer Melkert als fractievoorzitter van de PvdA alleen maar trachtte te kopiëren datgene wat Bolkestein zo handig kon doen in het kader van het bewerken van de publieke opinie via de media, op weg naar besluitvorming in deze Kamer. Daarom onthoud ik mij op dit moment maar van een reactie op het amendement dat de fractie van de PvdA heeft ingediend. Wij hebben in elk geval gekozen voor de persoonsgebonden budgetten omdat wij vanaf het begin hebben gezegd dat dit voor ons de toets vormt om het kabinet op af te rekenen. Tot op heden hebben wij alleen maar nog langere wachtlijsten gezien. Persoonsgebonden budgetten vormen ons inziens het meest effectieve middel om de wachtlijsten te verkorten.
De heer Oudkerk (PvdA):
U geeft geen reactie op het amendement van onze fractie. Blijkbaar kan ik u daartoe niet verleiden, maar het is toch heel interessant om te vernemen hoe de fractie van het CDA daarop reageert.
Mevrouw Dankers (CDA):
Dat is de vraag. Er liggen heel interessante amendementen maar het afgelopen jaar, bij de behandeling van de begroting, lagen er amendementen en moties van oppositiepartijen waarvan wij de inhoud een paar weken later aantroffen in teksten van de PvdA. Wij weten nog niet waarvoor wij zullen kiezen: de eerste indieners omdat zij hun verhalen op tafel hebben gelegd of een latere kopie van dezelfde zaken.
Mevrouw Lambrechts (D66):
Het doet mij deugd, voorzitter, dat ik vandaag op twee beleidsterreinen het woord kan voeren bij de suppletore begroting; beleidsterreinen die beide tot de prioriteit van beleid gerekend mogen worden: onderwijs en zorg.
Ook hier kan ik zeggen dat ik blij ben dat er sprake is van een forse extra investering op de zorg: 800 mln., dat is niet niks. Next best op het onderwijs na. Ik stel ook vast dat minister Hermans van Onderwijs daarvoor toch de nodige lof van de Kamer oogstte en ik stel met leedwezen vast dat niet hetzelfde geldt voor de minister van Volksgezondheid.
Voorzitter! Ondanks de 800 mln. zijn de knelpunten in de zorg zó groot dat wij de ruimte optimaal willen benutten om er een schepje bovenop te doen bij die zaken waarvan wij denken dat zij geen uitstel kunnen lijden. Wij hebben dan ook samen met de PvdA een amendement ingediend om aan de ergste noden op dat terrein verlichting te bieden. Dat betreft het amendement-Lambrechts/Oudkerk op stuk nr. 18. In dat amendement vragen wij al voor dit jaar een extra investering op een arbeidsmarktknelpuntenbudget – ik zeg het in mijn eigen woorden – in de zorgsector. Iets dergelijks kennen wij ook in het onderwijs. Het gaat daarbij om 8 mln. extra voor de opleiding van huisartsen. Het gaat ons overigens niet om het opengooien van de hele numerus fixus. Ik ben bang dat de opleidingscapaciteit dat niet aankan, maar een uitbreiding is natuurlijk wel mogelijk. Verder 3 mln. extra voor districtplatforms voor verloskundigen. Dan 35 mln. voor de werkdruk in de gehandicaptenzorg. Weliswaar wordt er veel geïnvesteerd in de aanpak van de wachtlijsten, maar dat betekent relatief nog weinig voor de werkdruk in die hele sector omdat het met wachtlijsten in de eerste plaats gaat om capaciteitsuitbreiding voor extra cliënten en niet voor de werkdruk in die sector als geheel.
Vervolgens 5 mln. voor de bereikbaarheid met ambulances en 3 mln. voor de socialehulphonden; een klein bedrag overigens voor een zeer goed doel. Wij soebatten nu al anderhalf jaar met elkaar over de vraag wie dat moet betalen en van wiens budget dat af zou moeten. Wij geven de voorkeur aan een regeling analoog aan die voor de blindengeleidegehonden, gefinancierd door de AWBZ en uitgevoerd door het College van zorgverzekeraars. Dat biedt de meeste rechtszekerheid voor degenen die er gebruik van gaan maken.
Voorzitter! Wij financieren dat uit de 100 mln. voor de publiek-private samenwerking. Daarmee is in ieder geval voor die onderdelen die incidenteel zijn de financiering geregeld en voor die onderdelen die structureel zijn, zou dat voor drie jaar moeten lukken zoals de heer Oudkerk reeds aangaf.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Uw fractievoorzitter, de heer De Graaf, heeft de afgelopen dagen bij verschillende gelegenheden gewag gemaakt van het naar hem genoemde bruggetje. Wie over dat bruggetje zou willen wandelen, die heeft óf 1,5 mld. te besteden óf, als wij daarvan het bereikbaarheidsoffensief afhalen, 600 mln. Dat valt jaarlijks vrij binnen het FES.
Nu valt het mij zo tegen, mevrouw Lambrechts, dat ik, waar D66 bij monde van de heer De Graaf voortdurend gepreludeerd heeft op het gebruiken van die 600 mln. voor dit jaar, daarvan in uw amendement niets terug zie en dat kennelijk de behoefte aan uw kant om het op een andere manier te financieren ertoe geleid heeft dat u maar 100 mln. extra wegzet in de zorg terwijl de knelpunten aldaar dit jaar toch minimaal 0,5 mld. kosten. Waarom wandelt u niet een keer over dat bruggetje van uw eigen fractievoorzitter?
Mevrouw Lambrechts (D66):
Het valt mij op dat uw toon nu wat milder is dan daarnet. Dat heeft er ongetwijfeld mee te maken dat de verwachtingen die door ons gewekt zijn niet sky high zijn geweest. Weliswaar hebben wij een verschil van mening over de vraag of er wel of niet extra financiële ruimte te besteden zou zijn. Juist daarom hebben wij gekozen voor een hele veilige financiering, een financiering die er gewoon is. Zelfs als wij het met de regering niet eens worden over wat u noemt het bruggetje van De Graaf, dan nog mag dit amendement voor dit jaar als gedekt beschouwd worden. Dat is wel zo'n veilig gevoel.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Dat suggereert dat het bruggetje van De Graaf u en ons allemaal een onveilig gevoel zou bezorgen. Het zijn niet onze woorden. Het is uw fractievoorzitter die heeft gezegd: het bruggetje van De Graaf kan nu dit jaar worden benut, in ieder geval voor een bedrag oplopend tot 600 mln. Mijn vraag is, waar het amendement blijft dat de uitgaven regelt die dit jaar met dat bedrag zouden kunnen worden gerealiseerd.
Mevrouw Lambrechts (D66):
Ik daag u uit om in de tekst aan te geven dat wij verwachtingen hebben gewekt dat wij bij de suppletore begroting meer dan 100 mln. in de zorg zullen investeren. Ik zeg u wel toe dat er morgen in derde termijn verder zal worden gesproken over het financieel beleid en over de financiële ruimte die er al dan niet kan en moet zijn.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Dus in het vervolg moeten wij elke indicatie van een fractievoorzitter van D66 dat er wellicht ruimte is, niet zien als een wens om extra uitgaven te doen, maar als een los gedachtespinsel dat op geen enkele manier een vervolg krijgt in de volgende debatten. Wat de heer De Graaf de afgelopen dagen heeft gezegd, is eigenlijk op geen enkele manier te beschouwen als een opmaat voor het debat van vandaag.
Mevrouw Lambrechts (D66):
U kunt misschien 100 mln. helemaal niks vinden, maar ik vind het nog steeds een fors bedrag.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Ik heb het over 600 mln. Dat ligt er; dat kunt u besteden.
Mevrouw Lambrechts (D66):
Ik daag u uit om aan te geven dat wij ooit hebben gezegd nu 600 mln. in de zorg te willen investeren. Op de lange termijn zal 600 mln. overigens niet genoeg zijn, maar op dit moment is dit een solide dekking voor de voorstellen die wij hier doen. Ik vind het erg gratuit en goedkoop om nu dit nummer te maken.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Nu wordt de wereld helemaal omgedraaid. Uw fractievoorzitter heeft de afgelopen week gezegd dat er ruimte is binnen het uitgavenkader en dat je die creëert met het bruggetje van De Graaf. Dat betreft een bedrag van 600 mln. Als u een hardere toon op prijs stelt, bij deze. Dat zijn de woorden van uw fractievoorzitter, niet van mij, niet van GroenLinks en niet van Paul Rosenmöller; het zijn úw woorden. Dat betekent dat ook de D66-fractie daaraan de verwachting heeft gekoppeld dat het geld beschikbaar komt voor extra uitgaven: zorg, onderwijs, milieu, natuur, etc. Er zijn verwachtingen gewekt, maar die lost u niet in. Dan moet u mij niet beschuldigen van goedkope opmerkingen. Het gaat erom dat u geen gevolg geeft aan datgene wat uw fractievoorzitter de afgelopen dagen zo mooi in de grondverf heeft gezet. U maakt zijn karwei niet af. Dat is buitengewoon teleurstellend.
Mevrouw Lambrechts (D66):
Ik heb vandaag op twee dossiers het woord gevoerd. In beide dossiers worden voorstellen gedaan om forse bedragen extra te investeren. In dit dossier kiezen wij voor dit jaar voor een solide dekking. Ik daag u uit om te zeggen dat die 200 mln. waarover ik vandaag het woord heb gevoerd – ik heb het nog niet over andere beleidsterreinen – niets waard zou zijn. Als u dat daadwerkelijk vindt, moet u vooral tegenstemmen, maar ik zou dat jammer vinden voor de goede doelen die hiermee worden gedekt.
De heer Van der Vlies (SGP):
Voorzitter! Over de goede doelen is geen verschil van opvatting tussen mevrouw Lambrechts en mij. Zij doet voorstellen terzake van de werkdruk gehandicaptenzorg, zo vat ik kort samen; het gaat om 35 mln. Het zal haar niet zijn ontgaan dat ik vorige week bij de Voorjaarsnota ook een voorstel daarover heb gedaan. Ik heb de dekking gevonden in, kort aangeduid, de onderuitputting werkgelegenheidsgelden SZW. Is mevrouw Lambrechts daarvoor of daartegen? Zij doet nu een eigen voorstel. Betekent het dat zij mijn voorstel afwijst? Hoogstwaarschijnlijk gaat haar dekking onderuit in de visie van het kabinet.
Mevrouw Lambrechts (D66):
Dat het in dit lijstje staat, betekent dat het doel ook door ons als zeer waardevol wordt beschouwd. Er moet echt iets gebeuren aan de werkdruk in de gehandicaptenzorg. Het is in deze dekking meegenomen, maar dat is een veilige dekking. Ik wil daarmee niet zeggen dat uw dekking dat niet is; ik kan dat niet helemaal beoordelen. Wij hebben ervoor gekozen om het op deze manier op te nemen. Daarmee geef ik echter geen waardeoordeel over uw dekking, want dat bevindt zich op dit moment buiten mijn zicht.
De heer Van der Vlies (SGP):
Verondersteld dat de dekking die u aangeeft door het kabinet zou worden bestreden, dan zou u aandacht hebben voor mijn lijn. Mag ik het zo samenvatten?
Mevrouw Lambrechts (D66):
Ik weet niet of uw lijn niet door het kabinet is bestreden. Ik heb het oordeel daarover niet gehoord.
De heer Van der Vlies (SGP):
Het is niet bestreden.
Mevrouw Lambrechts (D66):
Dan zullen wij er op dat moment opnieuw over moeten spreken, maar vooralsnog ga ik ervan uit dat wij een heel solide dekking aangeven.
Minister Borst-Eilers:
Voorzitter! Ik wil graag een paar opmerkingen vooraf maken over de techniek die vandaag aan de orde is bij deze amendementen. Misschien is het een goed begin om mevrouw Kant te citeren, die sprak over een schip met geld. In de zienswijze van het kabinet is er op dit moment geen enkele extra uitgavenruimte voor het jaar 2000. Naar verwachting zal er voor 2001 waarschijnlijk wel enige extra uitgavenruimte ontstaan. Maar goed, wij hebben het vandaag niet over 2001, maar over de begroting voor 2000. Er is geen schip met geld; wij zien het althans niet. Er is dus een probleem, want van de voorgestelde dingen gaat mijn hart sneller kloppen.
Wij moeten ons aan de spelregels houden. In het algemeen is de regel dat ik op geen van de amendementen positief kan reageren wanneer geen dekking binnen de aan de orde zijnde begroting wordt aangegeven, maar deze buiten de begroting wordt gezocht, bijvoorbeeld in het bruggetje van De Graaf, in het FES of in PPS-constructies, de aanvullende post algemeen. Het minste wat moet gebeuren, is in het kabinet kijken of mijn collega's met de voorgestelde dekking kunnen leven.
Er is nog een ander probleem. In ten minste één amendement wordt gesproken van het verhogen van de rijksbijdrage aan het ziekenfonds. Vervolgens worden daarvoor doelen genoemd die betrekking hebben op de AWBZ. Ik wil niet te veel zeuren over de techniek, maar voordat de Kamer over dit soort amendementen gaat stemmen, moet zij naar dit soort aspecten kijken. Ambtenaren van mijn ministerie zijn graag bereid om de leden technisch te ondersteunen.
Nogmaals, de doelen zijn goed, maar het geld is niet zichtbaar. Ik moet de amendementen dus om technische redenen ontraden. Als een amendement wordt aangenomen, zal het kabinet daar later dit jaar op terugkomen. Mochten wij in de loop van het jaar ruimte zien, dan kunnen wij natuurlijk de inpasbaarheid van de amendementen alsnog bezien. De Kamer hoeft dus niet alle hoop te laten varen, maar vandaag kan ik haar geen erkenning voor haar amendementen geven.
Namens de fractie van GroenLinks is een groot aantal amendementen voorgesteld. Het kabinet heeft al besloten de verloskundigenpraktijken van 150 naar 120 te verkleinen. Over een verlaging naar 90 wordt overleg gevoerd. Nader bericht hierover is toegezegd.
De ambulancezorg is voor 2000 in goede banen geleid. Ik ben van plan om extra ruimte te zoeken voor 2001 en volgende jaren, omdat ik weet dat uit het onderzoek, waarover wij eind dit jaar meer zullen weten, zal blijken dat er nog knelpunten zijn.
Het verhogen van het budget voor ziekenhuiszorg met 35 mln. is ook een goed doel, maar over de dekking kan ik geen positief bericht geven. Het moet nader in het kabinet worden besproken. Wellicht kan het morgen aan de orde worden gesteld in het debat met de minister van Financiën.
Verder wordt voorgesteld 250 mln. extra ter beschikking te stellen voor de salarissen van verplegenden en verzorgenden. Daar heb ik twee opmerkingen bij. Uit alle onderzoek blijkt dat daar niet het grote knelpunt zit, maar in de secundaire arbeidsvoorwaarden. Bovendien krijgt het een uitstraling naar de collectieve sector; het blijft dus niet bij 250 mln. Wij kennen de overheidsbijdrage voor arbeidsvoorwaarden in de collectieve sector. Als wij de salarissen voor verpleegkundigen en verzorgenden flink verhogen, spreekt het vanzelf dat de anderen zullen willen volgen en dat je dan geen goed verhaal hebt om dat tegen te houden. Nogmaals, wij moeten alles doen aan de secundaire arbeidsvoorwaarden voor dat personeel; daarover hebben wij vanochtend en vanmiddag ook al gesproken. Ik denk echter niet primair aan salarisverhoging als ik het in die sector weer wat aantrekkelijker wil maken.
Is het voorstel inzake het jeugdbeleid voor de tussenschoolse en buitenschoolse opvang ook bij de OCW-begroting ingediend? Er zijn namelijk twee ministeries die daarover gaan. De staatssecretarissen Vliegenthart en Adelmund hebben samen 50 mln. voor dit beleid beschikbaar. De vraag is ook hoeveel geld je daar in korte tijd kunt wegzetten.
Ook bij de financiering van de CAO jeugdzorg is de systematiek van die overheidsbijdrage, de OVA, aan de orde. De ontwerp-CAO ging boven die OVA uit. Als men dat wil, dan moet men dat zelf als werkgevers financieren. Het kan niet zo zijn dat men boven de OVA een CAO afsluit en dat wij dat dan gaan aanvullen. Dat klinkt wel sympathiek, maar het gevolg zou zijn dat dan alle CAO's in de zorg zouden worden afgesloten boven het niveau van de overheidsbijdrage in de verwachting dat de regering dat dan wel zal aanvullen. Dan is het hele systeem van die OVA foetsie. Dat moeten wij niet hebben.
Verder kwam de verkleining van de groepsgrootte in de gehandicaptenzorg aan de orde. Door uitbreiding van de dagbesteding en door financiering al naargelang de zorgzwaarte ontstaat er minder werkdruk. De vraag is of wij naast die maatregelen ook nog geld moeten besteden om de groepsgrootte te verkleinen en dus meer mensen aan te trekken. Vind je die mensen wel? Er is in de gehandicaptenzorg al zoveel geïnvesteerd, dat staatssecretaris Vliegenthart en ik de vraag stellen of je tientallen miljoenen extra nog wel kunt wegzetten of uitgeven.
Op 3 juli is er een gesprek met het platform dat het plan inzake de nationale jeugdraad komt aanbieden. Dan pas wil staatssecretaris Vliegenthart daarover haar mening geven. Dit voorstel was dus misschien wat voorbarig. Dit bedrag, 0,5 mln., was overigens het kleinste uit de grote lijst.
Ten slotte kom ik op de 10 mln. voor de maatschappelijke opvang. Ik volsta met te zeggen dat dit ook een goed doel is, maar ik kan namens het kabinet de dekking niet als adequaat typeren. Vandaar dat ik om die reden het geheel blijf ontraden. Ik hoop dat u begrijpt dat er een verschil is tussen het oordeel over de inhoud en over de techniek.
De leden Lambrechts en Oudkerk hebben een amendement ingediend, waarin een paar dingen zitten die op de AWBZ slaan. Met een extra bijdrage aan het ziekenfonds zou je er niet uitkomen. Met een andere woordkeuze zou dat probleem misschien kunnen worden opgelost. Hier is ook sprake van de PPS-dekking. Dat moet in het kabinet worden besproken. Misschien dat minister Zalm morgen kan zeggen of dat een adequate dekking is. De dekking komt echter niet uit mijn begroting, dus ik kan daar ook geen positieve reactie op geven.
Mevrouw Kant schilderde een karikatuur van de zorg. Anders gezegd: ik vond haar betoog toch te demagogisch. Zo'n betoog in de trant van "de wachtlijsten, die groeien maar" is, denk ik, niet erg stimulerend voor de mensen die in de gezondheidszorg werken, die toch allemaal wel hun best doen. Mevrouw Kant heeft vanochtend ook echt niet goed geluisterd. Toen heb ik gezegd dat bij alle ingrepen waarop wij beleid hebben gezet, de wachttijden voor de patiënt stevig teruglopen. Ik vond de inleiding van mevrouw Kant dus ongenuanceerd. Mevrouw Kant kwam met een amendement op stuk nr. 13, waarin het gaat om een substantiële verbetering van de arbeidsvoorwaarden. Ik kan herhalen wat ik zo-even al zei: ik wil het vooral zoeken in de secundaire arbeidsvoorwaarden, en ik ben bezorgd over de uitstraling van een directe loonverhoging van in dit geval 1,5%. In het amendement op stuk nr. 14 gaat het om de dienstenregeling huisartsen. Ik heb al gezegd dat dat wat mij betreft kan. In heel veel regio's lukt dat zelfs zonder dat het extra geld kost, want huisartsen hebben in hun tarief al een zekere vergoeding. Als men er om lokale redenen niet uitkomt, en de zorgverzekeraar dat uit zijn eigen budget niet kan financieren, moeten zij aan de bel trekken. Wij schatten in dat het daarbij om een veel kleiner bedrag zal gaan dan om 100 mln.; dat ligt eerder in de orde van grootte van 20 mln. Hetzelfde geldt voor de verloskundigen: als je het al verstandig zou vinden om die normpraktijk te verlagen naar 90, dan heb je daarvoor minder dan 100 mln. nodig. Het onderwerp is in de bedragen dus wat royaal "bedaan".
Op stuk nr. 15 heeft mevrouw Kant een volgend amendement ingediend. Wij hebben nu reële ramingen voor de uitgavengroei. Wij zien op beide dossiers dat die uitgavengroei afremt: hulpmiddelen 2% vorig jaar, wat een aanzienlijke trendbreuk is, en geneesmiddelen eerste kwartaal 7,2%, wat er ook goed uitziet. Dat neemt overigens niet weg dat er nog heel dure nieuwe geneesmiddelen aankomen, die ik graag in het pakket wil opnemen, op indicatie, zeg ik tegen de heer Oudkerk. Nogmaals, een sympathiek doel, waarvoor het bedrag misschien hoger is dan echt nodig zou zijn, maar ook hier blijf ik alles ontraden vanwege de dekkingsproblematiek. Op het terrein van een adequaat transportsysteem, IC-bedden en verpleegkundigen en specialisten kunnen we veel doen binnen de bestaande mogelijkheden, volgens de systematiek die ik vanmorgen heb uitgelegd.
Mevrouw Dankers dekt het uit de inkomstenmeevallers. Die zien wij dus nog niet, maar wie weet wat wij straks nog zien. Zij wil persoonlijke budgetten uitbreiden. Dat doel is natuurlijk prima, hoe meer hoe beter, maar het is toch een kwestie van eerst het geld hebben en het dan uitgeven. De omgekeerde weg kan ik helaas niet met haar bewandelen.
De heer Vendrik (GroenLinks):
De minister sprak zojuist over de amendementen van de GroenLinks-fractie, waarvan haar hart soms sneller gaat kloppen, zij het dat zij niet bevoegd is zich uit te spreken over de aanvaardbaarheid in verband met de dekking. Mag ik haar woorden zo uitleggen dat zij de amendementen op inhoudelijke gronden sympathiek vindt, maar dat wij morgen met de minister-president en de minister van Financiën moeten uitmaken of deze amendementen vanuit dekkingsperspectief aanvaardbaar zijn?
Minister Borst-Eilers:
Ik denk dat dat wel ongeveer een juiste interpretatie is. Ik vind het prettig dat u mij nogmaals de gelegenheid geeft te zeggen dat ik in ieder geval zeer erkentelijk ben dat de Kamer zo breed, ondanks de extra uitgavenruimte die de zorgsector heeft gekregen, terecht inziet dat er nog knelpunten zijn. Ik zou niets liever willen dan al die knelpunten zo snel mogelijk oplossen, maar wij moeten natuurlijk wel werken volgens een behoorlijke budgetdiscipline. Wij hebben uitgavenkaders afgesproken in het regeerakkoord. Als die omhoog kunnen omdat er werkelijk nieuwe mogelijkheden komen, ben ik de eerste die daarbij staat te juichen, en de eerste die erom vraagt al die heerlijkheden in mijn beleid te mogen inzetten. Voor 2000 is er op dit moment geen extra uitgavenruimte.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Vorig jaar bleek bij de voorlopige rekening dat in 1999 voor 2,7 mln. aan onderuitputting is opgetreden. Heeft u nooit gedacht: wat zonde? Dat geld hadden we kunnen besteden als we eerder wisten dat die onderuitputting eraan zat te komen. Wat hadden we daar niet allemaal voor kunnen doen!
Minister Borst-Eilers:
Onderuitputting is nooit de bedoeling. De bedoeling van onze begrotingen is dat wij daarin beleidsvoornemens, vergezeld van geldbedragen neerleggen en dat wij ons allemaal tot het uiterste inspannen om dat geld ook aan die doelen uit te geven. Een onderuitputting is dus eigenlijk een treurige zaak. In mijn eigen begroting loopt die onderuitputting gelukkig terug. In de premiegefinancierde sector ligt dat natuurlijk anders. Daar zijn het de zorgverzekeraars die al of niet van onderuitputting spreken. Het is echter te ingewikkeld om die situatie nu te beoordelen. Onderuitputting is niet nodig als de beleidsdoelen goed zijn geformuleerd. Wij hebben gezegd dat als wij in augustus of september nieuwe inzichten hebben en als er amendementen zouden zijn aangenomen door de Kamer, wij op dat moment bezien in hoeverre wij de machtiging om dat geld uit te geven ook kunnen realiseren.
Mevrouw Dankers (CDA):
Gaan wij nu niet hetzelfde meemaken als het afgelopen jaar, namelijk dat de vernieuwde inzichten er al in juli waren, maar wij ze pas later krijgen? Die inzichten van het "nu niet zien" betekenen soms "morgen wel". Verder zei de minister: gaat u morgen nog even in gesprek met minister Zalm. Ik kan mij dat indenken, als het gaat om de totale saldering van alles wat met betrekking tot de Voorjaarsnota in de Kamer is besproken. Zij heeft echter van een aantal amendementen gezegd dat zij daar zeer sympathiek tegenover staat en dat zij ze om technische redenen afwijst. Wil zij zich in het kabinet sterk maken voor dit punt of laat zij het aan de Kamer over?
Minister Borst-Eilers:
Daar waar nog noden in de zorg zijn, wil ik die als minister van Volksgezondheid graag oplossen. Ik heb echter ook van enkele amendementen gezegd dat ik de bedragen die daar door de Kamer voor worden ingeschat soms wat aan de hoge kant vind. Zuinigheid blijft toch een goede Nederlandse eigenschap. Knelpunten oplossen in de zorg is echter iets waar ik voor sta en waar ik voor ga.
Als het gaat om het morgen praten met minister Zalm, kan ik zeggen dat het niet zo simpel ligt. Als het gaat om het FES, denk ik in de eerste plaats aan de minister van Economische Zaken. Eigenlijk denk ik bij beide dekkingen aan het kabinet in zijn totaliteit. Wij zullen in het kabinet moeten bespreken of een deel van die dekkingen adequaat is of niet. Op dit moment zien wij zelf geen extra uitgavenruimte in dit jaar. De dekking die nog het meest volgens de regels is – ik wil daarmee niet zeggen dat ik die adequaat vind, want daar kan alleen het kabinet in zijn geheel over oordelen – betreft die post van 100 mln. voor PPS, waarvan de Kamer kan vinden dat er een hogere prioriteit is dan die PPS. Dan moeten wij echter eerst de gelegenheid krijgen daar in het kabinet met elkaar over te spreken. Vervolgens kunnen wij dan aan de Kamer zeggen hoe wij daarover denken. Wij hebben namelijk niet voor niets die 100 mln. voor PPS uitgetrokken. Wij vinden dat een belangrijke prioriteit.
Mevrouw Dankers (CDA):
Ik begrijp het niet helemaal. Wij delen de goede doelen, maar hoe moeten wij dan uw verzoek opvatten om morgen in gesprek te gaan met de minister van Financiën?
Minister Borst-Eilers:
Er zijn vandaag meer amendementen ingediend, bij andere suppletore begrotingen, waarin wordt gezegd dat uit de nieuwe uitgavenruimte van dit jaar bepaalde dingen moeten worden betaald. Ik denk dat minister Zalm het op prijs zou stellen om u uit te leggen hoe hij die uitgavenruimte in 2000 ziet. De huidige inzet van het kabinet is op dit moment nul. Mocht zich op een later moment toch iets voordoen, waardoor een deel van die amendementen inpasbaar wordt, dan zullen wij daar serieus naar kijken.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Voorzitter! Heb ik goed begrepen dat de minister de Kamer de aanbeveling doet om nu een aantal amendementen aan te nemen om de knelpunten in de zorg, die de minister als eerste signaleert, te lijf te gaan en daarmee wat extra budgettaire ruimte te creëren om als het ware in de startblokken te staan zodra het kabinet die ruimte gevonden heeft in de loop van de zomer? Mag ik het zo samenvatten?
Minister Borst-Eilers:
Ik heb zelf ook een lijstje met prioriteiten en ik zal, zodra die extra budgettaire ruimte er is, mij onmiddellijk melden om geld uit te geven. Dus als er voor volgend jaar extra uitgavenruimte is, heb ik een prioriteitenlijst die voor een deel correspondeert met wat in de amendementen staat. Ik heb in ieder geval de aanmoediging van de Kamer niet nodig om wat ik de belangrijkste knelpunten in de zorg vind op te lossen zodra er geld beschikbaar is.
De algemene beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Ik stel voor, morgen te stemmen.
Daartoe wordt besloten.
De voorzitter:
Met dank aan de Stenografische dienst en andere medewerkers schors ik de vergadering voor de dinerpauze.
De vergadering wordt van 20.35 uur tot 21.40 uur geschorst.
De voorzitter:
Alvorens door te gaan met de agenda, deel ik de Kamer mede dat de sprekers bij het wetsvoorstel inzake ouderschapsverlof (27079) zich van de sprekerslijst hebben teruggetrokken. Daarmee is het een hamerstuk geworden, waarover morgen zal worden gestemd.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-19992000-5989-5997.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.