Aan de orde is de behandeling van:

het wetsvoorstel Wijziging van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) voor het jaar 2000 (wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota) (27125).

De algemene beraadslaging wordt geopend.

Mevrouw Van der Hoeven (CDA):

Mevrouw de voorzitter! Wij behandelen nu de suppletore begroting van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Dit is een van de twee wijzigingsmomenten die wij in het jaar hebben om iets te veranderen in de begroting. Het andere is in het najaar. Wij moeten nu bekijken wat er op dit moment zou kunnen worden gewijzigd en waar het zich voor leent. Wij hebben een debat gevoerd over minder uitgaven in de toekomst en inkomstenmeevallers die op dit moment eigenlijk al binnen beginnen te komen. Wij hebben ook gekeken naar de ambities die het kabinet – en wij ook – heeft ten aanzien van de veiligheid.

Ik wil met dat laatste punt beginnen, want daarvoor hebben wij ook een amendement ingediend. Als je kijkt naar wat er op ons af gaat komen, bij de politie, als je ziet wat er in de convenanten is afgesproken, als je ziet dat het natuurlijke verloop binnen de politie, omdat men ouder wordt en de dienst uitgaat, tot 2005 ertoe leidt dat wij veel vacatures zullen krijgen, als je ook ziet dat de ambitie van de minister is om behoorlijk wat meer blauw op straat te krijgen, dan moet er echt iets gebeuren op het punt van het politieonderwijs. Dat is ook de reden dat wij op dat punt een amendement hebben ingediend. De inspanningen moeten er komen als het gaat om het politieonderwijs om de ambities die wij hebben, namelijk om te komen tot een uitbreiding van de politiesterkte, waar te kunnen maken. Er moet dus iets aan het politieonderwijs worden gedaan. Dat betekent dat op een aantal punten incidentele investeringen nodig zijn, bijvoorbeeld op het terrein van informatie- en communicatietechnologie, van huisvesting, maar ook van onderwijs op afstand en van beroepsvaardigheidstraining. Het gaat dan om het maken van de materialen die nodig zijn om het onderwijs op dat punt meer bij de tijd te brengen en uit te breiden. Dat is de reden dat wij een amendement hebben ingediend om de bijdrage aan het LSOP met 50 mln. te verhogen. Wij halen dat geld uit de inkomstenmeevallers van het jaar 2000.

De Kamer heeft in 1998 de motie-Wagenaar aangenomen. Die motie handelde over de financiële versterking van het project versterking brandweer en geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen. Meer dan een keer is gevraagd om hier geld bij te doen. Dat heeft niet alleen het CDA gedaan, maar dat is Kamerbreed gebeurd. Mevrouw Wagenaar en ik hebben daar zojuist nog even overleg over gehad. Wij verwachten echt van de minister een voorstel bij de Miljoenennota. Dat moet ook kunnen. Dat is de reden dat wij daar op dit moment geen amendement over indienen. Wij verwachten namelijk dat hij die motie uitvoert en wel in september bij de Miljoenennota.

Er is nog een aantal andere amendementen ingediend. Ik zal afwachten wat daarover gezegd wordt in de bijdragen van de collega's. Als er echter iets gedekt moet worden uit de extra FES-gelden of uit minder uitgaven, kunnen wij daar helaas niet mee instemmen, omdat wij vinden dat die dekking niet past binnen het uitgavenkader en het investeringskader, zoals de CDA-fractie die hier heeft neergezet. Daarom kunnen wij niet meegaan met dat soort amendementen, hoe sympathiek wij ook tegenover de inhoud daarvan staan. Ik doel hierbij bijvoorbeeld op het project huisvesting onderwijs, waarover de heer Rabbae een amendement heeft ingediend. Ik vind ook dat dat probleem moet worden opgelost, maar ik vind dat de dekking een andere had moeten zijn. Misschien kan hij daar nog iets over vertellen.

De heer Rabbae (GroenLinks):

Voorzitter! De huisvesting van het onderwijs is de afgelopen tijd redelijk verbeterd, maar hier en daar is zij nog steeds beroerd. Als je langs de scholen gaat, kun je hier en daar zien dat de schoollokalen lijken op keten voor het jeugdwerk. Daarin kun je moeilijk de hele dag aangenaam lesgeven aan kinderen. Dat komt ook voor in een grote stad zoals Rotterdam, waar ik twee weken geleden op bezoek was.

Er moet dus een impuls gegeven worden aan de verbetering van schoollokalen. Het overleg dat tot nu toe werd gevoerd tussen de Kamer en de minister van BZK en de staatssecretaris van Onderwijs heeft weinig krachtige stappen opgeleverd in de richting van een verbetering van de huisvesting van het onderwijs. Daarom stelt mijn fractie nu voor, een extra bedrag van 50 mln. voor de huisvesting van onderwijs uit te trekken.

Collega Van der Hoeven van het CDA vraagt naar de dekking hiervan. Die moet gezocht worden in de voorziene ruimte in het uitgavenkader. Zoals bekend, heeft het CPB begroot dat deze dit jaar 1,5 mld. zal bedragen. De heer Zalm sprong meteen op om dat te ontkennen, maar dat is zo langzamerhand een bekende acrobatiek van hem. Pas aan het eind van het jaar tovert hij zijn konijn uit de hoed en dan zijn er inderdaad zoveel miljarden. Vorig jaar was dat ook het geval. Hij ontkende, maar aan het eind van het jaar verdwenen wel 2,7 mld. plotseling naar de kassa. Daar hebben wij geen problemen mee, maar de huisvesting van het onderwijs kent een behoorlijke achterstand.

Mijn fractie heeft twee bronnen. De eerste is de voorziene ruimte door de onderuitputting. Deze is door het CPB voorzien en begroot op 1,5 mld. De tweede is het bruggetje van De Graaf. Ik hoef dat niet uit te leggen: dat is een kettingreactie, uitmondend in investeringen op verschillende terreinen. De huisvesting van het onderwijs valt daaronder.

Mevrouw Van der Hoeven (CDA):

Op dit moment liggen twee amendementen over hetzelfde onderwerp voor. Ik wil aan de heer Rabbae vragen of het niet mogelijk is om daar één amendement van te maken. Misschien haalt het amendement het dan ook nog wel.

De heer Rabbae (GroenLinks):

Laten wij dat proberen.

Mevrouw Van der Hoek (PvdA):

Voorzitter! De fractie van de Partij van de Arbeid heeft samen met D66 een amendement ingediend waarmee wordt beoogd aan de begrotingspost grotestedenbeleid 6 mln. toe te voegen voor de bijdrageregeling sociale integratie en veiligheid G25. Het gaat daarbij om de kwetsbare groep van de zogenaamde verkommerden en verloederden. Vorige week hebben wij daarover in een algemeen overleg al uitvoerig gesproken met minister Borst en minister Van Boxtel.

Het is duidelijk waar het hier om gaat. In de G25, de grote steden, liggen concrete plannen voor om een aantal opvangvoorzieningen, waaronder de zogenaamde time-outvoorzieningen, te realiseren voor de groep die echt tussen wal en schip valt en die niet alleen zorgen baart, maar ook vaak overlast veroorzaakt. Voor de invulling en de besteding van die 6 mln. is overleg met de minister van VWS noodzakelijk. Wij hebben ervoor gekozen om dit bij deze begrotingspost aan te kaarten, opdat wij deze invulling en uitgave snel kunnen realiseren op basis van de concrete plannen die er zijn. In feite pleiten wij dus voor een aanzet tot intensivering van het beleid. De minister heeft net als zijn collega van VWS meerdere keren gezegd dat iets aan de schrijnende problematiek moet worden gedaan. Deze 6 mln. zou ook een multipliereffect kunnen hebben, bijvoorbeeld door de gemeenten mee te laten betalen, net als op andere punten gebeurt. Ik doel daarmee ook op de verhoging van het accres van het Gemeentefonds. Als gemeenten ervoor kiezen om uit die verhoging ook een deel van het bedrag te betalen dat nodig is om die plannen in te vullen, zou dat een heel goede aanzet zijn tot medefinanciering van het bedrag van 6 mln.

Mevrouw Van der Hoeven heeft gezegd dat zij sympathiek tegenover een aantal amendementen staat, maar dat zij helaas niet met de dekking overweg kan. Ik zou het echter heel logisch vinden als de CDA-fractie dit amendement steunt. In veel eerdere debatten heeft mevrouw Van der Hoeven aangegeven dat zij zich bezorgd maakt om die groep. Het gaat met name om een aanjaageffect voor de groep waarvoor ook zij zich inzet. Uit de toelichting op het amendement blijkt dat ook de dekking heel goed is gewaarborgd en niet ten koste gaat van de begroting van minister Van Boxtel. Ik hoop daarom dat ook de CDA-fractie dit amendement zal steunen.

Mevrouw Van der Hoeven (CDA):

Ik vind het heel aardig dat ik zo word toegesproken. Laat ik vooropstellen dat er met die dekking niets mis is. Daar heb ik geen enkele vraag over en daar heb ik ook geen commentaar op, maar ik heb wel een andere vraag. Vorige week hebben wij uitvoerig met minister Van Boxtel gesproken over het grotestedenbeleid. Toen is toegezegd dat er in september een inventarisatie van al dat soort dingen zal komen. De bedoeling is dat wij dan aan de hand van het totaalbeeld zaken doen. Daarop loopt u enigszins vooruit. Waarom doet u dat?

Mevrouw Van der Hoek (PvdA):

Wij hebben dat gesteund en wij hebben dat zelf aangekaart in het algemeen overleg. Ik stel voorop dat wij heel graag meer structurele middelen voor deze doelgroep en dit doel willen. Daarop komen wij dus terug bij de begrotingsbehandeling en de algemene beschouwingen. Op dit punt zien wij een mogelijkheid om met een aanjaageffect op basis van zeer concrete plannen dit jaar al iets te kunnen doen op basis van de door de steden ingediende plannen. Wij weten dat die plannen snel kunnen worden gerealiseerd. De heer Van Boxtel heeft gezegd dat hij onorthodox, ontschot en snel wil werken. Dat betekent dat je met een aanjaageffect een aantal zaken eerder kunt realiseren, waardoor – heel concreet – mensen niet op straat zwerven en niet bij de politie in de cel terechtkomen, maar in voorzieningen waar zij kunnen worden opgevangen.

Mevrouw Van der Hoeven (CDA):

Uw antwoord is helder. U kunt zich voorstellen dat wij fractieberaad nodig hebben over de vraag of wij dit amendement zullen steunen. Ik zal daarbij uw argumentatie in ieder geval inbrengen. Ik heb nog een andere vraag. Ik heb u horen spreken over 6 mln. van het Rijk en over het feit dat er ook 6 mln. van de gemeenten bij moet komen. Daarmee geeft u dus eigenlijk aan dat de 6 mln. die door het Rijk ter beschikking kan worden gesteld, alleen ter beschikking wordt gesteld als er ook 6 mln. van de gemeenten bij komt. Daarmee past u een rare koppelsubsidie toe.

Mevrouw Van der Hoek (PvdA):

Ik heb het niet gehad over een bedrag van 6 mln. van de gemeenten. Gelet op de door ons ontvangen brieven en reacties van gemeenten, waarin zij aangeven dat zij dit punt belangrijk vinden, kan ik mij voorstellen dat zij voor een deel bijdragen. Ik kan mij herinneren dat wij dit ook hebben gedaan met de vorig jaar aangenomen motie over het algemeen maatschappelijk werk, maar ik stel dit niet als voorwaarde; het is een suggestie en ik laat het graag aan de minister over om dit in het overleg met de gemeenten aan de orde stellen.

Minister De Vries:

Voorzitter! Ik ben zelden zo haastig in besluitvorming betrokken, want tot vijf minuten geleden beschikte ik nog niet over de amendementen waarover zulke ingrijpende beslissingen moeten vallen. In de eerste plaats gaat het om het amendement van mevrouw Van der Hoeven op stuk nr. 4 dat beoogt om extra geld uit te geven aan het LSOP. Wat kan ik daar inhoudelijk van zeggen? Het LSOP maakt een veranderingsproces door en ik geloof niet dat ik op dit moment extra middelen nodig heb om tot stand te brengen wat ik voor elkaar wil krijgen. Ik moet u zeggen dat een amendement dat gefinancierd wordt uit inkomstenmeevallers van het jaar 2000 ook absoluut niet aan de randvoorwaarden voldoet van behoorlijke financiering. Dus, inhoudelijk noch uit een oogpunt van financiering zou ik de Kamer in overweging willen geven hier voor te zijn!

Mevrouw Van der Hoeven (CDA):

Voorzitter! Misschien weet de minister het niet, maar hem kennende kan ik mij nauwelijks voorstellen dat hij het niet weet. Er is natuurlijk wel degelijk het probleem van de financiering van de extra opleidingsplaatsen, van de huisvesting, van de ICT-apparatuur. Dat hebben wij gewoon nodig om de ambitie te realiseren die de minister en ik delen waar het om die agenten gaat. Dat is de inhoudelijke reden en ik kan mij niet voorstellen dat de minister die niet deelt.

Wat de dekking betreft heeft de minister geen gelijk. Maar, naar huidig inzicht bedragen die meevallers nu 11,1 mld. en die komen nu aan de lopende band binnen. Hij kan dus niet zeggen dat het geen dekking is, dat geld is er! In eerste instantie werd er 5,6 mld. ingeschat, maar de meevallers zijn groter en daar halen wij het uit.

Minister De Vries:

Ik weet niet of mevrouw Van der Hoeven het financiële beleid van dit kabinet al enige tijd volgt, maar dat maakt een scherp onderscheid tussen inkomstenmeevallers en meevallers binnen het uitgavenkader en dat heeft een belangrijke bijdrage geleverd aan het gezond maken van de nationale financiën. Ik begrijp dat het CDA daar geen boodschap aan heeft, maar ik wel. Ik ben dus absoluut niet van plan om ten behoeve van haar generositeit een systeem op het spel te zetten dat dit land de afgelopen jaren naar een veel gezondere financiële situatie heeft gebracht. Ik vind het ook erg jammer dat zij dat wil doen bij een onderwerp waarvan ik als ik er zo vanuit mijn geheugen naar kijk – er heeft mij ook geen enkel bericht bereikt dat dit punt ter discussie zou komen – kan zeggen dat de problematiek van het LSOP nu wordt bezien, dat wij daar bezig zijn met balanssanering en dat een nieuwe bekostigingsstructuur ertoe zal leiden dat de bedrijfsvoering verbeterd. Ik vind het ook absoluut niet effectief om gedurende dat proces extra gelden beschikbaar te stellen. Dat over mijn voorstellingsvermogen dat inderdaad beperkt is omdat ik mij liever baseer op kennis van zaken.

Mevrouw Van der Hoeven (CDA):

Voorzitter! Ik wil geen negatieve indruk wekken over het voorstellingsvermogen van de minister of de beperktheid daarvan, want dat is helemaal niet zo beperkt. Als ik die indruk heb gewekt, dan zou ik die heel snel willen wegnemen, want dat was zeker niet de bedoeling.

Terug naar het geld. Voorzitter! Het kabinet gebruikt die inkomstenmeevallers om het begrotingsoverschot...

De voorzitter:

Mevrouw Van der Hoeven, ik maak bij iedere suppletore begroting deze middag nu dezelfde discussie mee. Misschien moeten de fracties een beetje meer coördineren, want ik krijg bij iedere minister precies dezelfde discussie en dat verveelt mij als voorzitter zeer. U kunt het debat zo ongeveer ook wel met mij houden, want ik weet inmiddels de antwoorden wel! Maar, u weet die ook wel. Als u nog een nieuwe korte vraag heeft, dan moet u die maar stellen, maar laten wij niet iedere keer dezelfde discussie herhalen!

Mevrouw Van der Hoeven (CDA):

Ik begrijp uw opmerking en u kunt die het beste tegen mij maken. Ik kan er nog om lachen, want ik zit ook wel eens in die stoel en dan heb ik ook wel eens de neiging om zo'n opmerking te maken. Kortom, voorzitter, wij zijn het niet met elkaar eens over de aanwending van de inkomstenmeevallers en ik zal er geen vraag meer over stellen, want ik begrijp dat ze deze middag al te veel zijn gesteld.

Minister De Vries:

Mevrouw de voorzitter! Ik heb verder niets toe te voegen aan hetgeen ik zojuist al heb gezegd. Dat zou de discussie overigens alleen maar vertragen en zeker niet verbeteren.

Er zijn enkele amendementen ingediend over de omroepbijdragen uit het Gemeente- en het Provinciefonds. Hierover is eerder dit jaar uitgebreid gediscussieerd. In deze discussie heeft het kabinet aangeven wat zijn keuzes zijn. In nauw overleg met IPO en VNG is hierover afgesproken dat er een structurele extra bijdrage aan het Provinciefonds komt van 114 mln. en van 10 mln. aan het Gemeentefonds. Er is volgens mij geen goede reden om verder te gaan dan hetgeen in deze afspraken is vastgelegd. Ik wil tegelijkertijd wel opmerken dat een overboeking uit de aanvullende post algemeen zeker geen schoonheidsprijs verdient. Die post algemeen is niet bedoeld als een algemene reserve waaruit naar believen kan worden geput. Die post is weliswaar belegd met algemene uitgaven, maar dat betekent niet dat zij beschikbaar is voor eenieder die denkt iets anders te moeten doen. De inhoudelijke argumenten zijn echter voldoende gewisseld met de Kamer en ik heb dan ook geen enkele behoefte om het debat van eerder dit jaar te heropenen.

Mevrouw Ross-van Dorp heeft een amendement ingediend dat, als ik mij niet vergis, zojuist door de heer Rabbae is toegelicht. Dit amendement betreft een aantal probleemgevallen bij de huisvesting van scholen.

Mevrouw Van der Hoeven (CDA):

Er liggen twee amendementen voor over dit onderwerp. In het amendement van mevrouw Ross-van Dorp wordt om 30 mln. gevraagd en in dat van de heer Rabbae om 50 mln.

Minister De Vries:

Ik heb alleen het amendement van mevrouw Ross-van Dorp eerder onder ogen gehad. Het amendement van de heer Rabbae heb ik nu net ontvangen. Ik heb dus maar heel weinig tijd om ze te bestuderen en van een oordeel te voorzien. Het amendement van de heer Rabbae wordt gedekt via het bruggetje van De Graaf. Ik kan daar niets mee, want dat bruggetje staat niet op mijn begroting. Het amendement van mevrouw Ross-van Dorp is van geen enkele dekking voorzien en is dan ook ondeugdelijk. Als ik iets meer tijd had gehad, had ik misschien een meer inhoudelijk oordeel kunnen geven. Dat is echter onmogelijk en ik kan dus niet meer doen dan zeggen dat ik de geste waardeer en dat ik de Kamer ontraad om in het vervolg op deze manier amendementen in te dienen. Het is namelijk niet goed om een amendement van geen of van een "non-dekking" te voorzien.

De heer Rabbae (GroenLinks):

Op de begroting van de minister mag dan het bruggetje van De Graaf niet zijn vermeld, het maakt wel deel uit van het regeerakkoord. De heer De Vries is een loyale uitvoerder van dit akkoord en hij moet dus op de hoogte zijn van dit bruggetje.

Minister De Vries:

Ik ken het begrip wel, maar het staat niet op mijn begroting. De heer Rabbae moet een dekking aangeven. Bovendien staat in het regeerakkoord bij het bruggetje van De Graaf niet vermeld dat het geld is ter dekking van. Ik raad de heer Rabbae dus sterk aan naar een solide dekking te zoeken en niet te refereren aan het bruggetje van De Graaf.

De heer Rabbae (GroenLinks):

Ik verwijs naar het regeerakkoord en ik neem aan dat...

Minister De Vries:

Dat mag zo zijn, maar wij spreken nu wel over een begroting. Het moet toch duidelijk zijn dat het regeerakkoord geen begroting is. Het regeerakkoord bevat maatregelen die leiden tot voorstellen van de regering voor wetgeving en begrotingen.

De heer Rabbae (GroenLinks):

Voorzitter! Ik wacht de stemmingen af.

Mevrouw Van der Hoeven (CDA):

Voorzitter! Ik heb nog een tweetal opmerkingen. De eerste gaat over het amendement dat is ingediend en besproken bij de behandeling van de suppletore begroting van Onderwijs. Ik kan mij voorstellen dat dit bij de minister als een verrassing overkomt.

In eerste termijn heb ik gevraagd naar de uitvoering van de motie-Wagenaar over het project versterking brandweer. Deze motie is in 1998 door de Kamer aangenomen. Verschillende keren is al toegezegd dat de motie zou worden uitgevoerd, maar de uitvoering laat nog steeds op zich wachten. Eigenlijk vragen wij de minister daarover in de Miljoenennota voorstellen te doen, dus niet nu, maar in september.

Minister De Vries:

Als ik het goed heb, is het de bedoeling dat wij bij de Miljoenennota op dit punt met extra maatregelen komen. Het is nu dus te vroeg om te zeggen wat die precies inhouden, want de derde dinsdag heeft natuurlijk z'n eigen heiligheid.

Minister Van Boxtel:

Voorzitter! Het amendement van mevrouw Van der Hoek en mevrouw Ravestein ligt in het verlengde van het algemeen overleg van de vorige week. In mijn geheugen gravend, sluit ik dichter aan bij datgene wat mevrouw Van der Hoeven als vraag naar voren bracht. Wij gaan dus in kaart brengen hoe wij de extra 35 mln. die wij hebben vrijgemaakt voor 24-uursopvang voor thuis- en daklozen, zo goed mogelijk terecht kunnen laten komen. Zoals bekend, gaat de helft via VWS en de andere helft via het grotestedenbeleid in de vorm van de regeling sociale integratie en veiligheid. Nu wordt de op zichzelf sympathieke gedachte geopperd om er nog een schepje bij te doen, maar voor de dekking wil mevrouw Van der Hoek putten uit de aanvullende post algemeen. Net zomin als in de begroting van collega De Vries het bruggetje van De Graaf is opgenomen, is in mijn begroting de aanvullende post algemeen opgenomen. Wij hebben het over de suppletore begroting van BZK. Ik kan alleen al om puur formele redenen niet zeggen: geweldig, dat gaan we doen. In de korte tijd waarin ik hoorde dat dit amendement eraan kwam, heb ik niet kunnen ontdekken of de post algemeen niet al volledig belegd is. Daar zou ik Financiën naar moeten vragen. Belangrijker vind ik, dat wij nu de spelregels volgen om de 35 mln. extra voor de 24-uursopvang goed te beleggen en te gebruiken. In kaart moet worden gebracht hoe dat ongeveer gebeurt. Ik zou eerder zeggen dat dan bij een volgende begroting kan worden bezien of er nog meer nodig is. Hoewel ik het doel sympathiek vind, kan ik op dit moment niet zeggen dat ik deze handelwijze correct vind.

Mevrouw Van der Hoek (PvdA):

Voorzitter! Van de 35 mln. zit een deel al in projecten. Is de minister het niet met mij eens dat 35 mln. niet voldoende is? Hij heeft zelf veel contact met steden gehad en wij hebben veel brieven van steden gekregen, waaruit heel duidelijk blijkt dat de steden in de concrete planvorming geen mogelijkheid hebben voor time-outvoorzieningen. Het geld moet inderdaad bij het ministerie van Financiën vandaan komen. De financiële woordvoerders zullen er ook nog wel over praten. Ik hoop dat bij de minister wel de wens leeft om met name voor die doelgroep zo snel mogelijk iets te realiseren. Zou dat kunnen, dan kan daarmee beter dit jaar worden begonnen, dan dat er tot volgend jaar mee wordt gewacht.

Minister Van Boxtel:

Voorzitter! Ik doe geen onrecht aan de groep waarover wij het hebben, als ik zeg dat die laatste opmerking voor ieder beleidsonderwerp geldt. Ieder geconcentreerd probleem kan het best vandaag met bakken nieuw geld worden opgelost.

Collega Borst en ik hebben 35 mln. extra voor elkaar gekregen voor de 24-uursopvang. De oude projecten liepen af. Dat geld zou gewoon verdwijnen. Wij hebben gezegd: wij doen er 35 mln. bij aan nieuw geld. Het is aan de gemeenten om af te wegen of ze goedlopende projecten die aflopen voortzetten of er een nieuwe invulling aan geven. Niets is mij liever dan dat wij binnen enkele jaren kunnen zeggen: wij zien een ommekeer in de tendens van dak- en thuislozen, verkommerden en verloederden. Niets is prettiger voor henzelf, voor het straatbeeld en voor het gevoel van veiligheid, dat iedereen zijn plek kan vinden. Daar hebben wij geen misverstand over. Dat is ook de reden waarom wij die 35 mln. hebben vrijgemaakt. Nu zegt u: dat is mooi en ik doe er 6 mln. bij in uw begroting; die haal ik bij een collega van u weg. Ik ga daar niet over en het past ook niet bij de spelregels. Ik kan dan niet anders dan zeggen dat het een sympathiek gebaar is maar dat ik een en ander niet in ontvangst kan nemen omdat dit niet overeenkomt met wat wij hebben afgesproken. Ik voeg mij daarmee in het koor van velen die mij vandaag zijn voorgegaan. Dit zal de voorzitter al vaak gehoord hebben. Nogmaals, het is een mooi doel maar helaas kan ik niet van harte zeggen: doe maar.

Mevrouw Van der Hoeven (CDA):

Die aanvullende post algemeen moet dus komen van het ministerie van Financiën?

Minister Van Boxtel:

Die staat in de Voorjaarsnota maar niet op de begroting van BZK. Ik heb geen aanvullende post algemeen en volgens mij heeft collega De Vries die ook niet. Anders zou dat geld allang zijn uitgegeven ten behoeve van de bekende vraagstukken die wij allemaal graag opgelost zien.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, morgen te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

Naar boven