Vragen van het lid Kamp aan de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, over de weigering van de Universiteit van Leiden en eventuele andere onderwijsinstellingen om mee te werken aan de uitvoering van de koppelingswet.

De heer Kamp (VVD):

Mevrouw de voorzitter! Ons vreemdelingenrecht houdt in dat wij 'ja' en 'nee' moeten zeggen. 'Ja' moeten we zeggen tegen de echte vluchtelingen en 'nee' moeten we zeggen tegen de economische vluchtelingen, tegen de uitgeprocedeerden en tegen de illegalen. Als wij geen 'nee' durven zeggen, kunnen we net zo goed niets regelen en dan kunnen de vreemdelingen zelf uitmaken wie er naar Nederland komt en wie hier wil blijven. Een stapje verder is, dat we zelf gaan uitmaken wie er belasting betaalt en wie er een uitkering krijgt.

Ik denk dat wij ons moeten realiseren dat ons 'nee' dat in een aantal gevallen gezegd moet worden, geen willekeur is, maar de uitvoering van wettelijke bepalingen. Een aantal van die wettelijke bepalingen staan in de koppelingswet. Voor universiteiten staat in de koppelingswet dat volwassen vreemdelingen die onrechtmatig in Nederland verblijven niet als student ingeschreven mogen worden; een heel heldere bepaling. Het is een grote verrassing voor de VVD-fractie geweest te moeten horen dat rector magnificus Wagenaar van de Universiteit van Leiden afgelopen zaterdag in de Volkskrant liet weten dat hij geen boodschap heeft aan de uitvoering van de koppelingswet en dat hij ook niet van plan is zich daaraan te houden. Wij vinden dat een wonderlijke opvatting voor een functionaris die verbonden is aan een instelling die nog steeds onderdeel uitmaakt van de rijksoverheid en een functionaris die zelf nog steeds de ambtelijke rechtspositie heeft. Wij willen de minister van Onderwijs vier vragen stellen.

1. Deelt hij onze opvatting dat de koppelingswet ook door de Universiteit van Leiden moet worden nageleefd?

2. Is hij bereid deze opvatting nadrukkelijk onder de aandacht van de heer Wagenaar, de rector magnificus, te brengen?

3. Is hij bereid de heer Wagenaar uit te nodigen te bevestigen dat de Universiteit van Leiden geen vreemdelingen die onrechtmatig in Nederland verblijven en 18 jaar of ouder zijn, zal inschrijven als student?

4. Kan de minister aangeven hoe hij het instrumentarium beoordeelt waarover hij beschikt, om ervoor te zorgen dat onder anderen prof. Wagenaar zich houdt aan de uitvoering van de koppelingswet en kan hij in dat verband ook ingaan op de rol van de raad van toezicht en de inspectie?

Minister Hermans:

Mevrouw de voorzitter! Ik deel de opvatting dat de koppelingswet moet worden nageleefd. Ik heb de Leidse rector magnificus, de heer Wagenaar, vanmorgen ook in een gesprek laten weten dat het niet zo kan zijn dat persoonlijke opvattingen of opvattingen over de academische vrijheid kunnen betekenen dat men de wetgeving op dat punt terzijde kan zetten. Ik heb hem ook duidelijk aangegeven dat ook wat dat betreft de wet dient te worden gehandhaafd en dat diegenen die op 1 september van dit jaar voor het eerst ingeschreven zijn bij de Universiteit van Leiden – maar dat geldt uiteraard voor álle universiteiten – conform de regels van de wet moeten worden beoordeeld om vast te stellen of men voldoet aan artikel 1b van de koppelingswet.

Mij staat voldoende instrumentarium ter beschikking indien onverhoopt een universiteit zich niet houdt aan de koppelingswet. Ik zeg 'onverhoopt', omdat ik ervan uitga dat iedereen zich eraan zal houden. Ik heb een aantal mogelijkheden, onder andere via de raad van toezicht, die moet toezien op het functioneren van de universiteit en dus ook op de naleving van de wetten. Ik heb ook nog de mogelijkheid om in het kader van de WHW te praten over het stopzetten van dan wel korten op uitkeringen of voorschotten aan een universiteit, maar ik ga ervan uit dat dit absoluut niet nodig is.

De heer Kamp (VVD):

Mevrouw de voorzitter! Ik stel het op prijs dat de minister adequaat heeft gereageerd en nu al met prof. Wagenaar heeft gesproken. Ik wil hem nog twee aanvullende vragen onder de aandacht brengen.

In een persbericht dat de universiteit gisteren heeft uitgegeven, staat dat men – kennelijk toch wat geschrokken van de commotie – wel voldoende mogelijkheden ziet om binnen de kaders van de wet de eigen principes overeind te houden. Is de minister het met mij eens dat dit niet mag betekenen dat men genoeg mogelijkheden ziet om zich onder de koppelingswet uit te draaien? Alle overheden, overheidsinstellingen, semi-overheidsinstel- lingen en overheidsambtenaren hebben zich loyaal naar de letter en de geest van de wet te gedragen.

Schat de minister in dat het nodig zal zijn dat hij artikel 2.9, lid 6, van de Wet op het hoger onderwijs en het wetenschappelijk onderzoek onder de aandacht brengt van prof. Wagenaar? Daarin is namelijk bepaald dat de leden van het college van bestuur persoonlijk aansprakelijk zijn voor schade die ontstaat ten gevolge van uitgaven door de universiteit die in strijd zijn met de wet.

Minister Hermans:

Mevrouw de voorzitter! De nadere vragen van de heer Kamp geven mij de gelegenheid een nuancering aan te brengen bij de kop in de Volkskrant, die luidde: Universiteit van Leiden boycot de koppelingswet. Het woord 'boycot' is niet uit de mond van de heer Wagenaar gekomen. In het persbericht van gisteren geeft de Universiteit van Leiden aan dat ze met behoud van de academische principes de uitvoering van de wet volledig ter hand zal nemen. Ik wijs er overigens op dat het interview in de Volkskrant in feite berust op een ouder interview dat nog voor de totstandkoming van de koppelingswet tot stand is gekomen. Zaterdagmiddag is er op de radio ook nog een interview geweest waarin de nuanceringen ten aanzien van de koppen zijn aangegeven. Eigen principes, natuurlijk. De Universiteit van Leiden heeft op dat punt een zeer rijke historie. Wij hebben het hier over een door het parlement aangenomen wet. Iedereen in dit land is eraan gehouden. Het is niet de bedoeling van de Universiteit van Leiden om er onderuit te draaien.

Wat artikel 2.9, lid 6, betreft heb ik aangegeven dat sancties op dit moment niet aan de orde zijn. Voorzover mij bekend, is er geen overtreding. Mocht die er zijn, dan zal ik nagaan of het instrumentarium dat mij ter beschikking staat voldoende is. Indien nodig zal ik eventueel ingrijpen.

De heer Verhagen (CDA):

Voorzitter! Ik dank de minister voor zijn heldere antwoord. De wet moet worden nageleefd en er staat voldoende instrumentarium ter beschikking indien de instellingen zich onverhoopt niet houden aan de verplichtingen van de wet. In het vorige kabinet pleitte staatssecretaris Netelenbos voor invoering van de koppelingswet per 1 juli a.s., aangezien het onderwijsveld er klaar voor was. Het was voor het onderwijsveld van grote betekenis dat de wet per 1 juli werd ingevoerd. Indien de minister stelt dat voorzover hij weet de universiteit zich eraan heeft gehouden, zou ik graag willen horen waarop hij dat baseert. Heeft er een controle plaatsgevonden? Hij sprak over onverhoopt. Hoe kan hij zeker weten dat de betrokken universiteiten zich daaraan hebben gehouden? In tegenstelling tot wat het vorige kabinet stelde zei onder meer de KUB dat ze onvoldoende tijd had om een en ander voor te bereiden. Ik hoor hierop graag een reactie van de minister, zodat het antwoord niet gratuit is, maar ook feitelijk inhoud krijgt.

Minister Hermans:

Voorzitter! Alleen al de gedachte dat ik een gratuit antwoord zou geven. Datgene wat ik heb aan informatie en het feit dat de universiteiten zich houden aan de wetgeving in dit land, moeten voor de heer Verhagen al voldoende zijn om ervan uit te gaan dat de wet wordt nageleefd.

De voormalige staatssecretaris van Onderwijs mevrouw Netelenbos heeft aangegeven dat de wet afgelopen 1 juli zou moeten ingaan. Ik heb mij ervan vergewist dat er in april en juni voldoende informatie over de koppelingswet naar de universiteiten toe is gegaan. Ik kan mij niet voorstellen dat men in september niet gereed is voor de uitvoering van de wet. De uitvoering van de wet is overigens geen zaak van de universiteiten, maar van de aanvrager. Die moet bewijzen dat hij rechtmatig in Nederland verblijft.

Ik heb navraag gedaan bij de Katholieke Universiteit Brabant. Degenen die ik daarover heb gesproken, hebben mij geen enkele bevestiging kunnen geven van datgene wat erover in de krantenberichten is vermeld.

De heer De Wit (SP):

Mevrouw de voorzitter! De SP-fractie heeft vaak bezwaren tegen de Universiteit van Leiden op nogal wat punten, maar wij steunen deze universiteit op het punt van de uitvoering van de koppelingswet. Wij steunen ook de sociale dienst van de gemeente Leiden die wat ons betreft eveneens het goede voorbeeld geeft. Wij zouden graag zien dat dit voorbeeld in het land meer nagevolgd werd.

In juni van dit jaar heeft mevrouw Schmitz, toen nog staatssecretaris, gezegd dat er wat het hoger onderwijs betreft geen sprake kan zijn van een soort opsporingsplicht, of politietaak voor universiteiten. Ik was en ik ben het nog steeds helemaal met haar eens. Kent de minister deze opvatting van de voormalige staatssecretaris? Zo ja, dwingt hij de universiteiten niet, gelet op zijn opstelling, als een soort politieagent op te treden en opsporing in de registers te plegen?

Minister Hermans:

Voorzitter! Het overtreden van een door het parlement aangenomen wet – en daar vraagt de geachte afgevaardigde om – zou ik niet voor mijn rekening willen nemen, zelfs niet wanneer ik het niet eens zou zijn geweest met het aanvaarden van die wet. Ik ben van mening dat een door het parlement aangenomen wet uitgevoerd moet worden.

Mevrouw Schmitz heeft terecht aangegeven dat het niet aan universiteiten is om als een soort politieagent op te treden. Ik heb dit net ook al aan het adres van de heer Verhagen duidelijk gemaakt. Van universiteiten wordt gevraagd degenen die zich willen inschrijven, het bewijs te laten leveren waarmee de rechtvaardigheid van die inschrijving wordt aangegeven. Ik kan mij niet voorstellen dat dit kan worden betiteld als een soort opsporingsplicht of een politietaak.

Naar boven