Aan de orde is het mondelinge vragenuur, overeenkomstig artikel 136 van het Reglement van orde.

Vragen van het lid Arib aan de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, over commerciële activiteiten van Thuiszorg Drenthe.

Mevrouw Arib (PvdA):

Mevrouw de voorzitter! Afgelopen donderdag zag ik het tv-programma Zembla waarin de Pantheon-zorggroep, een zeer grote thuiszorginstelling, werd doorgelicht. Ik ben hier erg van geschrokken, want er zou sprake zijn van een ongewenste verstrengeling van belangen, ondoorzichtige structuren en een ondoorzichtige financiële administratie. Daarbij zijn mogelijk strafbare feiten gepleegd. Van de Pantheon-zorggroep maken vier reguliere thuiszorginstellingen deel uit. Eén daarvan, Thuiszorg Drenthe, heeft nota bene in juni 1998 een tekort van 7 mln. aangekondigd en een wachtlijst voor de huishoudelijke hulp ingesteld. Er komt bij de Pantheon-zorggroep een informatief onderzoek naar mogelijk strafrechtelijke zaken. Ook de Economische controledienst en de Ziekenfonds raad gaan een onderzoek instellen. Op zichzelf is dat een goede zaak, want het is verboden om geld dat bedoeld is voor uitvoering van de AWBZ, aan te wenden voor andere doeleinden. Elke verdenking in die richting moet dus worden onderzocht, mede gelet op het feit dat thuiszorginstellingen met tekorten kampen, lange wachtlijsten hebben en een grote werkdruk kennen.

De noodzaak om zeer zorgvuldig om te gaan met publieke middelen, is en blijft aanwezig. Ik weet dat de staatssecretaris het op dat punt met mij eens is. Ik weet eveneens dat er regels zijn om een strikte scheiding aan te brengen tussen collectief en privaat geld. Naar aanleiding van deze uitzending van Zembla vraag ik mij echter het nodige af. Het is voor toegelaten thuiszorginstellingen in de praktijk kennelijk toch mogelijk om binnen de bestaande wet- en regelgeving zodanig onduidelijke organisatie- en financieringsstructuren te creëren dat het zeer moeilijk is om toezicht en controle uit te oefenen. Dat kan natuurlijk niet. Uit de uitzending bleek ook dat het accountantsrapport van de Pantheon-zorggroep over 1996 nog niet binnen is. Dit mag natuurlijk nooit zo lang duren. Wij zitten inmiddels in 1998 en er moet tijdig aan de bel worden getrokken. Ik vraag mij af waarom de toezichthoudende partijen niet tijdig aan de bel hebben getrokken. Is het gehele toezicht door de toezichthoudende instellingen überhaupt wel goed geregeld in wet- en regelgeving en in de praktijk?

Mevrouw de voorzitter! U zult begrijpen dat ik niet met al die vragen wil blijven zitten. De door mij genoemde punten vormen voor mij aanleiding om de staatssecretaris drie vragen te stellen.

Zal het onderzoek zich beperken tot de Pantheon-zorggroep of is er een uitgebreider onderzoek gepland? Ik doel hierbij op de andere aanbieders van AWBZ-zorg met commerciële activiteiten.

In 1996 heeft er een algemeen overleg over de thuiszorg plaatsgevonden. Toen werd een notitie van het Centraal orgaan tarieven gezondheidszorg besproken waarin er al voor gewaarschuwd werd dat in een aantal gevallen commerciële belangen zich hadden vervlochten met reguliere AWBZ-gefinancierde zorgverlening. Ik vraag mij af wat er sinds 1996 is gebeurd en of er op basis van die notitie concrete maatregelen zijn genomen om deze zaak te verbeteren.

Kan de staatssecretaris op zeer korte termijn een brief aan de Kamer sturen, met de huidige stand van zaken op het punt van controle en toezicht in de AWBZ-zorg. Deze brief moet het nodige inzicht opleveren. Welke instanties controleren precies wat? In welke mate slagen zij erin hun taken goed te vervullen? Inzicht in knelpunten, zowel bij de toezichthoudende instellingen alsook bij de wet- en regelgeving, en mogelijke oplossingsrichtingen zijn hierbij eveneens essentieel.

Staatssecretaris Vliegenthart:

Voorzitter! Het is buitengewoon betreurenswaardig dat er opnieuw weer incidenten naar voren zijn gekomen die een bijzonder licht werpen op de thuiszorg. Dat in een periode waarin wij eigenlijk heel druk bezig zijn met het op orde brengen van de situatie in de thuiszorg. De afgelopen jaren is daarover uitvoerig gediscussieerd. Wij worden daarin geconfronteerd met een aantal problemen, zoals terecht geschetst door mevrouw Arib. Ik noem daarbij in het bijzonder de wachtlijstproblematiek. Wij zijn bezig met een bepaald traject om die zaak op orde te brengen, waarbij wij natuurlijk proberen de kwaliteitsverbetering van de instellingen, de vergroting van de doelmatigheid, de transparantie en verbetering van het imago van een sector handen en voeten te geven. Het uitgangspunt daarbij is natuurlijk dat publieke middelen in het kader van de AWBZ aangewend moeten worden voor de collectief georganiseerde zorg, en dat geen vermenging mag plaatsvinden tussen publieke en private geldstromen. In feite maakt het voorbeeld dat onlangs op de televisie zichtbaar werd, duidelijk dat een en ander nog niet volledig transparant is. Er moet zelfs onderzoek plaatsvinden naar de vraag hoe dat in het onderhavige geval nu precies in elkaar zit.

Naar de vraag, in hoeverre datgene wat plaatsvindt bij de Pantheon-groep conform de regels is, vindt onderzoek plaats, zodat hierover op dit moment nog geen conclusies kunnen worden getrokken. Daarvoor zullen wij het onderzoek dat wordt gedaan door de Economische controledienst moeten afwachten. Maar los van de vraag of in dit individuele geval nu wel of geen strafbare feiten zijn gepleegd – daarop kunnen wij niet vooruitlopen – maakt dit geval wel duidelijk dat een aantal structurele elementen in het geding zijn die om een nadere uitwerking vragen.

In de eerste plaats is dat het toelatingsbeleid voor de instellingen. Er moeten aan de toelating van instellingen tot het uitvoeren van AWBZ-zorg voorwaarden verbonden kunnen worden, die op dit moment uitsluitend mogelijk zijn in het kader van spreiding en de behoefte bij de instellingen. Op dat vlak moeten wij verder kijken.

In de tweede plaats wordt bij de verantwoording die instellingen moeten afleggen, altijd geformuleerd dat sprake moet zijn van transparantie en een goede verantwoordingsstructuur. Instellingen leggen primair verantwoording af aan het zorgkantoor, en niet aan het departement. De AWBZ wordt namelijk uitgevoerd door de zorgkantoren in de regio. In het kader van de overeenkomsten die door het zorgkantoor met de individuele instellingen gesloten worden, moet in feite het toezicht van het zorgkantoor op de individuele instellingen plaatsvinden. In zijn totaliteit krijgt dat nog onvoldoende gestalte. Wij zoeken op dit moment dus naar mogelijkheden om dat toezicht door het zorgkantoor verder te versterken. Dit geldt overigens niet alleen voor de thuiszorg, maar voor het totaal van de voorzieningen die in het kader van de AWBZ worden aangeboden.

In de derde plaats ben je er natuurlijk niet met het toezicht van het zorgkantoor op de uitvoerende instellingen. Uiteindelijk moet het het passen binnen een totaal sluitend(e) toezichtsbeleid en -structuur. De minister heeft de Kamer in juli jongstleden een voortgangsrapportage toegestuurd over de uitvoering van de nota Toezichtbeleid, met een heel plan van aanpak ter verbetering van het toezicht in de zorgsector. Daarover is het afgelopen jaar uitvoerig met de Kamer van gedachten gewisseld. Overigens moet op dat vlak nog het nodige gebeuren. In die voortgangsrapportage wordt ingegaan op de elementen die mevrouw Arib heeft aangeduid. Ik ben er voorstander van dat het debat over het toezicht geplaatst wordt in het kader van het plan van aanpak versterking toezicht. Daarnaast ben ik van plan om op dat punt een uitvoeringstoets te vragen aan het Centraal orgaan tarieven gezondheidszorg, waarbij onderzocht wordt of in het kader van de Wet tarieven gezondheidszorg administratievoorschriften opgelegd kunnen worden aan zorgaanbieders, met name op het punt van de scheiding tussen publieke en private geldstromen. Wij allen achten het immers van groot belang dat de uitvoering van de AWBZ, een publieke wet, voldoende gewaarborgd is. De afgelopen jaren is herhaaldelijk benadrukt dat geen winst gemaakt mag worden met publieke middelen en dat er geen vermenging van belangen mag ontstaan. Ook met het oog daarop is het van belang dat een en ander transparant georganiseerd wordt.

Mevrouw Arib heeft gevraagd waarom het accountantsrapport 1996 er nog niet is. Het departement van VWS beschikt niet over dat accountantsrapport. Dat kan ook niet, want er zijn geen regels op grond waarvan men het aan het departement zou moeten overleggen. Het zorgkantoor is verantwoordelijk voor het toezicht op de naleving van de overeenkomst die gesloten is met de individuele instelling. Het zorgkantoor moet erop toezien dat die financiële verantwoording komt. Ik ga ervan uit dat dit aspect onderdeel uitmaakt van het onderzoek dat momenteel wordt gedaan en dat dit element bij de uitwerking van het plan van aanpak, waarin het toezicht in al zijn vormen en op alle niveaus aangescherpt moet worden, terug zal komen. Daarnaast ligt het in het voornemen dat de thuiszorg ondergebracht wordt in het Besluit jaarrekeningen. Dat is op dit moment niet het geval, omdat het Besluit jaarrekeningen gekoppeld is aan de Wet ziekenhuisvoorzieningen en dus alleen van toepassing is op de intramurale zorg. Bij de herordening van de toezichtstructuur zal dat beter georganiseerd moeten worden. Dan zal het Besluit jaarrekeningen ook van toepassing zijn op de thuiszorg.

Concluderend kan ik stellen dat er nog veel te doen valt aan een betere vormgeving van het toezicht. Wij gaan daar concreet mee aan de slag. Ik ben van plan om daarover de komende tijd met het COTG, de Ziekenfondsraad en het College van toezicht gesprekken te voeren. Ervaringen met verschillende constructies zullen nader onderzocht worden. Wellicht zijn er elementen te vinden die leiden tot wijziging van de wet- en regelgeving.

Tot slot ga ik nog in op de vraag of het hierbij gaat om een beperkt onderzoek of om een onderzoek dat in een breder kader geplaatst moet worden. Mijn voorgangster heeft al op 15 oktober 1997 de Economische controledienst verzocht om een toezichthoudend onderzoek in te stellen naar het functioneren van de thuiszorg en eventuele constructies die er op dat vlak zijn. De totstandkoming van dat onderzoek heeft enige vertraging opgelopen, onder andere vanwege het feit dat er problemen waren met het krijgen van menskracht. Mensen moesten opgeleid worden en er moesten meer mensen aangetrokken worden. Dat brede onderzoek gaat binnenkort van start. Het onderzoek dat gedaan moet worden naar de Pantheon-groep krijgt echter voorrang. Wellicht zullen de resultaten van het brede onderzoek leiden tot nadere wijzigingen in de regelgeving.

Mevrouw Arib (PvdA):

Mevrouw de voorzitter! Ik ben blij met de antwoorden van de staatssecretaris. Zij kondigt een aantal maatregelen aan voor de verbetering van het toezicht. Dat is belangrijk, want het gaat om schaarse middelen. Het is onze taak erop toe te zien dat die middelen op een zorgvuldige manier worden ingezet, zodat zij uiteindelijk ten goede komen aan de groep waarvoor zij bedoeld zijn.

De uitkomst van het onderzoek is ontzettend belangrijk. De Kamer moet daarop toezien. Er zijn problemen in de thuiszorg, zoals de wachtlijsten en de werkdruk. Er zijn dan ook niet voor niets extra middelen in het regeerakkoord daarvoor uitgetrokken. Dit is een goede aanleiding om extra scherp toe te zien op de verdeling van de middelen en om te beoordelen of aan allerlei voorwaarden wordt voldaan.

De staatssecretaris heeft een aantal maatregelen genoemd voor de verbetering van het toezicht. Aan welke termijn denkt zij daarbij? Ik doel met name op het onderzoek naar de handel en wandel van commerciële thuiszorginstellingen. Wanneer wordt dat verwacht? Denkt de staatssecretaris dat de genomen maatregelen afdoende zijn voor het voorkomen van incidenten zoals bij de Pantheon-zorggroep?

De voorzitter:

Ik deel de staatssecretaris nog even mee dat de vragen in eerste instantie in vijf minuten beantwoord moeten worden. Nadere vragen dienen in drie minuten beantwoord te worden.

Staatssecretaris Vliegenthart:

Voorzitter! Het is de bedoeling dat het onderzoek van de Economische controledienst aan het eind van dit jaar afgerond zal zijn. Dat ligt overigens niet in mijn handen, maar in die van de ECD. Wij hebben er allen belang bij dat die zaak grondig wordt onderzocht. Daarbij moet een onderscheid worden gemaakt. Er wordt een concrete casus onderzocht, die een vervolg kan krijgen op het moment dat de ECD het vermoeden heeft van strafbare feiten. In dat geval gaat het vervolgtraject in werking. Het recht zal dan zijn loop moeten hebben. Een ander element is het algemene onderzoek dat al onder mevrouw Terpstra in gang is gezet naar de geldstromen binnen de AWBZ, dus het scheiden van publiek en privaat, de grenzen van de compartimenten en de constructies die zijn of worden ontwikkeld. Wij moeten daarop zicht hebben om maatregelen te kunnen nemen. Dat onderzoek loopt parallel aan de concrete onderzoeken naar de Pantheon-zorggroep.

Mevrouw Arib vraagt of de genomen maatregelen afdoende zijn. Ik stel vast dat wij het toezichtbeleid in het algemeen aanscherpen. Wij proberen dat 'zorgbreed' beter op poten te zetten. Daarover is ook overleg gevoerd met de Kamer en dat zal zeker de komende tijd opnieuw plaatsvinden. Een ander element is de relatie tussen zorgkantoor en individuele instelling en de regels en voorschriften die daarbij gelden. Ik heb al gezegd dat er een uitvoeringstoets zal plaatsvinden ter beoordeling van de vraag of er nog nadere administratievoorschriften gegeven moeten worden. Daarnaast zal ik mij de komende tijd zeer intensief oriënteren bij het COTG, de Ziekenfondsraad en het CTU om te bezien of afdoende stappen zijn gezet. Iedereen heeft er groot belang bij om de AWBZ zo goed mogelijk in te richten, zodanig transparant dat wij weten dat het geld dat ter beschikking wordt gesteld ter bestrijding van de wachtlijsten, ook daar terechtkomt. Wij moeten ervoor zorgen dat mensen de zorg krijgen die zij nodig hebben. Het geld mag niet aan de strijkstok blijven hangen. Het punt heeft onze volle aandacht. Wij zullen permanent afwegen of hetgeen wij doen, het doel ook dichterbij brengt.

De heer Stellingwerf (RPF):

Voorzitter! In de NOVA-uitzending werd een onthutsend beeld geschetst van belangenverstrengeling en machtsconcentratie. De situatie in Thuiszorg Drenthe lijkt zo'n voorbeeld van kartelvorming te zijn. Twee jaar geleden heb ik een motie ingediend – die is door de Kamer aangenomen – waarin werd gevraagd daarnaar onderzoek te doen. Het duurt een jaar voordat dit onderzoek bij de Nederlandse mededingingsautoriteit is ondergebracht. Wat is volgens de staatssecretaris de stand van zaken van dit onderzoek? Valt deze casus daar ook onder? Ik pleit daar nadrukkelijk voor. Worden bij dat onderzoek bijvoorbeeld ook relaties met het ministerie betrokken? Graag krijg ik hier duidelijkheid over.

Onderkent de staatssecretaris het gevaar dat goede en echte particuliere thuiszorgorganisaties ten gevolge van dit soort voorbeelden onterecht in een kwaad daglicht worden gesteld?

Staatssecretaris Vliegenthart:

Voorzitter! Dat laatste spreekt vanzelf. Dat heeft niet alleen te maken met het feit dat goede particuliere organisaties daaronder lijden. Een van de redenen waarom iedereen zich daar zo druk over maakt, is dat het imago van de gehele thuiszorg daaronder kan lijden. Daarover ben ik het dus geheel met de heer Stellingwerf eens.

De heer Stellingwerf vraagt naar de stand van zaken rondom de uitvoering van zijn motie. Ik verwijs hiervoor naar de vijfde voortgangsrapportage, die wij over twee weken met elkaar in een algemeen overleg zullen bespreken. Het onderzoek is in feite ondergebracht in het algemene onderzoek dat door mevrouw Terpstra op 15 oktober 1997 is gestart via een opdracht aan de Economische controledienst. Dit onderzoek zou inzicht moeten geven in het antwoord op de vragen om welke zorg het gaat, welke geldstromen daarbij aan de orde zijn en welke verzekeringscompartimenten in het geding zijn. Kartelvorming is namelijk vooral een probleem als er sprake is van een vermenging van publieke en private geldstromen. Heeft een gewoon verzorgingshuis een samenwerkingsverband met een gewone thuiszorginstelling, dan vinden wij dat buitengewoon belangrijk. Het gaat er juist om dat door BV-constructies een onduidelijke situatie ontstaat. Uiteindelijk is het dan niet meer duidelijk in hoeverre de publieke middelen terechtkomen bij de collectief georganiseerde zorg dan wel, via die constructies, in private handen belanden. Het onderzoek is dus gestart en het bedoelde element wordt daarin meegenomen. Wij zullen vervolgens in het totale traject, bij het transparant maken van de sector, moeten bezien of wij de nodige maatregelen kunnen nemen om ervoor te zorgen dat de scheiding tussen publieke en private geldstromen daadwerkelijk is gewaarborgd. Ik denk hierbij ook aan administratievoorschriften. Dat zei ik al in mijn eerste antwoord.

Mevrouw Eisses-Timmerman (CDA):

Mevrouw de voorzitter! Het is goed dat er onder andere een uitgebreid strafrechtelijk onderzoek plaatsvindt. Toch kom ik even terug op de Drentse situatie.

De afgelopen twee, drie maanden hebben wij vragen gesteld. Er liggen nog aanvullende vragen. Voor de fractie van het CDA is het van belang dat mensen op tijd hulp krijgen als zij daarvoor geïndiceerd zijn. Dat is op dit moment niet geval. Er is een tekort van 7 mln. De mensen moeten wachten op hulp en de mensen die de zorg moeten verlenen, ervaren een grote werkdruk.

1. Kan de staatssecretaris aangeven wanneer wij een antwoord op onze vragen kunnen krijgen?

2. Acht de staatssecretaris een onderzoek naar de organisatie van Thuiszorg Drenthe nodig, mede gelet op de reactie die het ministerie in NRC Handelsblad van 23 juni heeft gegeven? Daarin zei het ministerie dat het verbaasd was over de tekorten die Thuiszorg Drenthe had en dat het een onderzoek zou instellen.

Staatssecretaris Vliegenthart:

In de allereerste plaats zijn er in het kader van het regeerakkoord afspraken gemaakt over extra geld voor onder andere de ouderenzorg. Wij zullen de komende week met de verschillende organisaties – de LVT, de Woonzorgfederatie en de NVVZ – meerjarenafspraken maken over de inzet van die extra gelden. Die zullen met name gericht zijn op het eerste punt van mevrouw Eisses: het wegwerken van de wachtlijsten. Het gaat er immers uiteindelijk om dat de mensen de zorg krijgen die zij nodig hebben. Het ervoor zorgdragen dat dit ook daadwerkelijk goed gebeurt, heeft een heel hoge prioriteit.

Mevrouw Eisses heeft vervolgens gevraagd om een reactie op de situatie bij Thuiszorg Drenthe. Die zaak zal inderdaad uitgezocht moeten worden. Wij weten dat er bij verschillende instellingen sprake is van wachtlijsten. Sommige instellingen hebben minder wachtlijsten, maar bij hen is sprake van rantsoenering van de zorg. Het probleem doet zich dus niet overal in dezelfde mate voor. Wij zullen echt heel goed moeten kijken naar de situatie ter plekke en naar de oorzaak van de tekorten. Uit het onderzoek dat nu verricht wordt naar de situatie bij de Pantheon-zorggroep, zal ook helder moeten worden in hoeverre daar dingen gebeurd zijn die nadere vragen oproepen en om een bestuurlijke reactie vragen, of dat er gewoon sprake is van de tekorten zoals die zich in algemene zin ook elders in het land voordoen. Ik zal de aanvullende vragen van mevrouw Eisses zo spoedig mogelijk beantwoorden. Die beantwoording vergt echter wel even een nauwkeurige bestudering.

De heer Middel (PvdA):

Mevrouw de voorzitter! Wij hebben in de vorige kabinetsperiode uitvoerig gediscussieerd over marktwerking in de thuiszorg. De toenmalige staatssecretaris mevrouw Terpstra betoonde zich een fervent voorstander daarvan, in tegenstelling tot de huidige staatssecretaris. Voorstanders van marktwerking in de thuiszorg vind je dus ook bij de Pantheon-groep en bij Thuiszorg Drenthe. Die marktwerking heeft helaas niet geleid tot meer doelgericht, doelmatig en toegankelijk werken. Immers, met name in Drenthe zijn er nog waslijsten met gezinnen en individuele personen die niet geholpen kunnen worden, omdat er geen geld, geen tijd en geen mensen beschikbaar zijn.

De Partij van de Arbeid heeft altijd gezegd dat marktwerking als instrument niet verwerpelijk is, maar dat het geen doel op zich mag worden. Is de staatssecretaris niet met de PvdA-fractie van mening dat het hoog tijd wordt om ook vanuit het kabinet de nodige relativeringen aan te brengen ten aanzien van de marktwerking? Zij zit nu in een positie dat zij dat kan doen.

Mevrouw Eisses heeft gesproken over een strafrechtelijk vooronderzoek. Daar gaan wij als Kamer niet over. Wij hebben alleen maar af te wachten wat daar gebeurt, maar wij kunnen tegelijkertijd natuurlijk wel constateren dat bestuurders volstrekt incompetent kunnen zijn zonder dat zij strafbare feiten hebben gepleegd. Zij worden dan dus niet door Justitie benaderd, maar er moet toch opgetreden worden. Mijn vraag aan de staatssecretaris is dan ook of het wel zo handig is om te wachten op alle zaken die zij heeft aangekondigd. Zijn er wellicht andere instrumenten voorhanden om incompetente bestuurders gewoon aan te pakken, in die zin dat er niet langer slachtoffers kunnen vallen door het handelen van deze incompetente bestuurders?

Voorzitter! Ik wil ten slotte een vraag stellen aan de VVD-fractie die ook een fervent voorstander van marktwerking in de thuiszorg is. Ik vraag mij naar aanleiding van dit incident en andere incidenten in het verleden af of enige nuancering en relativering ten aanzien van marktwerking niet op z'n plaats is.

Staatssecretaris Vliegenthart:

Voorzitter! Wij moeten ten aanzien van de algemene discussie over marktwerking in de thuiszorg vaststellen dat zich in de afgelopen jaren geleidelijk aan een kentering heeft voltrokken. In 1995 had iedereen nog heel hoge verwachtingen dat het met marktwerking doelmatiger, klantgerichter en beter zou gaan. Wij kregen in 1996 de eerste signalen dat zich problemen voordeden. Er is toen ook een aantal dingen door het COTG gesignaleerd, waarna wij met elkaar hebben nagedacht over de vraag of er geen nadere regels gesteld zouden moeten worden aan de introductie van marktwerking in de thuiszorg. In het jaar daarna is naar aanleiding van het voortduren van een aantal problemen gezegd dat de marktwerking in de thuiszorg in feite moest worden bevroren. Geleidelijk aan zijn wij tot de situatie gekomen dat er in de Algemene wet bijzondere ziektekosten wordt uitgegaan van een concurrentievrije uitvoering. Het gaat om vormen van zorg waarbij de markt uiteindelijk niet de meest aangewezen instrumenten oplevert. Wij hebben in de Kamer met grote regelmaat over dit proces gesproken. Geleidelijk aan is het beeld waarin wij de thuiszorg plaatsten gekanteld. In 1995 was het nog: 'marktwerking, hoezee', maar geleidelijk aan zijn onze ogen geopend voor de risico's die vastzitten aan marktwerking en wij kijken nu op een wat andere manier naar de AWBZ. Wij zullen ook in het vervolgtraject, vanuit een samenhangende visie op de manier waarop de AWBZ gestructureerd moet worden, kijken hoe wij de uitvoering van de AWBZ beter en doelmatiger kunnen laten zijn en hoe wij de samenwerking in de regio's kunnen laten versterken.

Het tweede element van de vraag van de heer Middel had betrekking op de vraag of wij iets kunnen doen aan incompetente bestuurders. Ik wijs er nogmaals op dat het zorgkantoor het contract sluit met de individuele instellingen over de uitvoering. Dat is een privaatrechtelijke overeenkomst. Men moet zoveel dingen leveren en men moet aan een aantal dingen voldoen. In feite moet het zorgkantoor toezien op een goede uitvoering van de overeenkomst die gesloten is. Je kunt vaststellen dat het in de afgelopen jaren allemaal nog weinig handen en voeten heeft gekregen en dat de discussie, die wij ook vanuit deze Kamer gestart zijn, over de manier waarop het toezicht, niet alleen op de thuiszorg, maar ook op de rest van de zorg, verbeterd en versterkt kan worden, ertoe geleid heeft dat op dat vlak een aantal maatregelen moet worden genomen, waarmee het uiteindelijk beter georganiseerd kan worden. Bij een goed toezicht horen sancties en ook instrumenten, want anders kun je wel signaleren, maar niet corrigeren. Dat is dus een duidelijk onderdeel van het beleid zoals het de komende tijd gestalte zal moeten krijgen.

Mevrouw Kant (SP):

Voorzitter! De Thuiszorg Drenthe is platzak. Huishoudelijke hulp is geschrapt. Consultatiebureaus worden gesloten in Drenthe. En toch hebben wij vorige week allemaal in Zembla kunnen zien dat het commerciële broertje van diezelfde thuiszorg zich een luxe reisje naar het Oerol-festival kan permitteren, zelfs in het bijzijn van een hoge ambtenaar van het ministerie. De SP is nooit voor de marktwerking in de thuiszorg geweest. Onze stelling was: is één keer de geest uit de fles, dan is het moeilijk om die geest er weer in te krijgen. Nu is er een hoop misgegaan en vervolgens is inderdaad de situatie rond de thuiszorg bevroren. De staatssecretaris zei het net al: 'De meningen zijn gekanteld.' Mijn vraag is dan: hoever zijn die meningen dan gekanteld? Tot mijn verbazing lees ik toch in het JOZ dat er opnieuw een fundamentele discussie komt over marktwerking in de thuiszorg. Ik wil graag de mening van de staatssecretaris daarover. Is die discussie dan nog zo nodig? Wat is haar persoonlijke mening over de marktwerking in de thuiszorg? Wat zal volgens haar de uitkomst van dat debat dan moeten zijn?

Staatssecretaris Vliegenthart:

Voorzitter! Ik dacht dat ik zojuist al gezegd had dat het uitgangspunt is dat er een concurrentievrije uitvoering van de AWBZ plaatsvindt. Dat betekent dat wij de sturingsinstrumenten op een andere manier doen dan wij een aantal jaren geleden van plan waren. In die zin moet de discussie die de afgelopen jaren gestart is – en die in feite formeel nog beëindigd moet worden – over de vormgeving van de definitieve aanspraak verpleging en verzorging die tot stand zou komen in het jaar 2001, op het moment dat de verzorgingshuizen overgaan naar de AWBZ, dan ook verder tot een afronding komen. Ik denk dat hetgeen geformuleerd staat in het JOZ in dat kader gezien moet worden.

De voorzitter:

Dan moet ik nog een verzuim goedmaken. Een deel van de vraag van de heer Middel was gericht aan de VVD-fractie. Is iemand van de VVD-fractie bereid die vraag te beantwoorden?

Mevrouw Van Blerck-Woerdman (VVD):

Het betreft de vraag over het principe van de marktwerking en met name in de thuiszorg. Marktwerking in de thuiszorg is niet de oorzaak van het probleem dat nu is ontstaan. Wat er is gebeurd, is het gevolg van het feit dat er falend toezicht in de AWBZ is geconstateerd. Ik denk dat dit moet worden aangepakt. Wat betreft marktwerking kan ik net als de heer Middel aangeven dat het voor ons geen doel op zichzelf is, maar een middel. Ik denk dat wij in de komende periode nog wel eens zullen spreken over de nodige marktprikkels in de zorg. Dat is wel nodig.

Naar boven