Aan de orde zijn:

de algemene financiële beschouwingen naar aanleiding van de Miljoenennota voor 1999 (26200), en de behandeling van:

het wetsvoorstel Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het ministerie van Financiën (IXB) voor het jaar 1999 (26200 IXB);

het wetsvoorstel Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van de Nationale Schuld (IXA) voor het jaar 1999 (26200 IXA).

De (algemene) beraadslaging wordt geopend.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Balkenende die zijn maidenspeech zal houden.

De heer Balkenende (CDA):

Voorzitter! Op grond van uw mededeling op de parlementaire dag zal ik alles in het werk stellen om u niet aan te spreken met mevrouw de voorzitter. Ik houd het dus gewoon op voorzitter.

Alle leden van deze Kamer hebben van een uitgever het verzoek gekregen een topvijf samen te stellen van de meest getalenteerde, invloedrijke politici van deze eeuw. Zeker na de debatten rondom de regeringsverklaring en de Miljoenennota overweeg ik sterk de naam van dr. Willem Drees sr. te noemen. En ik zal u uitleggen waarom. Jelle Zijlstra, minister onder Drees, later premier en vervolgens president van De Nederlandsche Bank, had en heeft een enorme bewondering voor deze premier van PvdA-huize. Zijlstra wijst erop dat Willem Drees het vermogen had klip en klaar te zeggen waar het op stond en herinnert zich de volgende gevleugelde uitspraak van Drees: 'Niet alles kan, en zeker niet tegelijk!'.

Wie vandaag de dag de overheidsfinanciën volgt, krijgt soms de indruk dat wél alles kan. Neem de verkiezingsprogramma's van de Paarse partijen voor de verkiezingen: én lastenverlichting én extra uitgaven én reductie van het financieringstekort. Kan dat allemaal? De rekening werd kloppend gemaakt door genoegen te nemen met hogere financieringstekorten in de jaren tussen 1998 en 2002 en met een aanmerkelijk hogere staatsschuld dan in de plannen van het CDA. Wat zou Drees sr. van een dergelijke financiering hebben gevonden? Ook tijdens de kabinetsformatie ging het creatieve rekenwerk door. De meest bijtende kritiek kwam misschien wel van Flip de Kam – ook PvdA – in zijn NRC-column 'De zestiende minister'. De financiële ruimte die de regering nodig heeft om alle extra uitgaven te kunnen bekostigen, wordt bijeen gesprokkeld met inverdieneffecten en boterzachte bezuinigingen. De slotsom van De Kam: 'Met de zegen van Plandirecteur Don heeft het kabinet zich deze zomer aan de eigen haren uit het moeras van de overheidsfinanciën getrokken.'

Voorzitter! Sinds deze zomer is er heel veel gebeurd. Terwijl de financieel-economische wolken zich begonnen samen te pakken, kwam er een regeerakkoord tot stand met hoge verwachtingen van de groei, ideeën over meevallers en vooral veel nieuwe uitgaven. Het debat over de regeringsverklaring stond wat betreft de Paarse partijen in het teken van gekrakeel over de vraag wat te doen als er geen financieringstekort meer zal zijn. Wel, die discussie heeft inmiddels elke relevantie verloren. Het is triest te moeten constateren dat momenteel zo ongeveer alle signalen op rood staan: afnemend vertrouwen in de grillige economie, teruglopende winstontwikkeling, een minder uitbundige groei van de werkgelegenheid en oplopende financieringstekorten. Bovendien zijn er veel onzekerheden: de beurskoersen, de olieprijzen (met alle gevolgen voor de aardgasopbrengsten), de introductie van de euro, het vertrouwen in de EMU en de steeds duurder wordende millenniumproblematiek. IMF, UNCTAD, Alan Greenspan, Shell, Philips, ING, Robeco, Hoogovens en – daar is hij weer – Van Wijnbergen, zij allen wijzen op een duidelijke afvlakking van de groei. Er vallen termen als 'recessie' of zelfs 'nulgroei'. Wereldwijd worden initiatieven genomen om crisisverschijnselen tegen te gaan: Clinton stelt een topconferentie voor, Frankrijk wil zo nodig het kapitaalverkeer aan banden leggen en minister Zalm wil dat Nederland nadrukkelijk een rol speelt. Is dat trouwens niet een eerste verantwoordelijkheid van de Europese Centrale Bank en/of de Europese Unie?

We moeten elkaar geen crisis aanpraten, maar wel dient de snelle opstapeling van problemen onder ogen te worden gezien. Het gaat immers om een houdbaar begrotingsbeleid. Het kabinet-Kok had moeite om een motto te verzinnen voor deze periode. Uiteindelijk werd het 'weerbaarheid en stabiliteit'. Deze Kamer moet toetsen of het beleid werkelijk weerbaar en stabiel is. Voor die toetsing is alle aanleiding. In financieel opzicht bestaat er een forse spanning tussen een sterk expansief uitgavenbeleid, zeker volgend jaar, en de in hoog tempo oplopende financieel-economische spanningen. Te midden van alle financiële turbulentie mag één uiterst belangrijk ander aspect niet worden vergeten. En dat is de relatie tussen de overheidsfinanciën en de visie op de toekomst en kwaliteit van de samenleving. Namens de CDA-fractie zal ik eerst stilstaan bij de financiële beleidsvisie van het Paarse kabinet en daarna bij onze eigen financieel-economische oriëntatie.

Als we het hebben over het regeerakkoord en de Miljoenennota 1999 doet zich iets heel typisch voor. In deze vergaderzaal horen we van de regering dat de begroting wel een stootje kan hebben, omdat er zo behoedzaam is geraamd. Maar buiten dit huis klinken geheel andere geluiden. Vanuit de Europese Commissie komt het verwijt dat het kabinet de gunstige conjuncturele ontwikkeling niet gebruikt om het financieringstekort terug te dringen. De Raad van State wijst op de risico's van de forse uitgavenstijging in 1999, 'frontloading', en wil dat er meer gebeurt aan verdere terugdringing van het financieringstekort. Oud-Shell-topman Herkströter verwijt het kabinet dat het bij de opstelling van de begroting onvoldoende rekening houdt met de ontwikkelingen buiten Nederland. Een reeks economen bekritiseert het kabinetsbeleid. De aanduiding van het kabinet als 'het strijkje op de Titanic' was misschien wel de bitterste uitlating. Trouwens zelfs in het hol van de leeuw – ik bedoel natuurlijk het ministerie van Financiën – wees de Groningse econoom Kuipers tijdens een recente studiemiddag op de manco's in het kabinetsbeleid: het onvoldoende inbouwen van buffers tegen een oplopend financieringstekort, te veel lastenverlichting in een tijd van hoogconjunctuur en risicovolle aannames ten aanzien van de contractloonstijging. Nu krijgt elke regering kritiek – het is nu eenmaal niet mogelijk het iedereen naar de zin te maken – maar de weerstand neemt inmiddels toch wel grote vormen aan. En zouden al die critici van het kabinet dan ongelijk hebben? De CDA-fractie betwijfelt dat.

De Miljoenennota 1999 kan niet los worden gezien van het in de afgelopen jaren gevoerde beleid. Er is door verstandige afspraken van Kok I aan het begin van de vorige kabinetsperiode en de zeer gunstige economische ontwikkeling veel bereikt. Chapeau! Dat geldt zeker voor de bewindslieden van Financiën. Maar gelet op de sombere vooruitzichten dringt zich nu wel de volgende politieke hamvraag op. Was het beleid in de afgelopen jaren goed genoeg? Het antwoord van de CDA-fractie op die vraag is: nee. Er zijn, naast alle overschrijdingen, drie fundamentele tekortkomingen. Het financieringstekort is in de economische hoogconjunctuur onvoldoende teruggebracht. Sterker: zelfs nu de economie nog goed draait, stijgt het tekort. Het kabinet heeft de oplossing van de problematiek van de tekorten van de sociale fondsen, ondanks alle waarschuwingen, te lang voor zich uitgeschoven. De Paarse coalitie heeft tijdens de hoogconjunctuur veel meer lastenverlichting gegeven dan strikt genomen nodig was. De middelen zijn te zeer verjubeld. Kritiek van de CDA-fractie, onder anderen door De Hoop Scheffer tijdens de algemene politieke beschouwingen vorig jaar, en de waarschuwingen van mijn voorganger Terpstra zijn in de wind geslagen. We gaan nu de rekening betalen voor een niet optimaal financieel-economisch beleid in de vorige kabinetsperiode, te beginnen met de lastenverzwaring in 1999. Kok I heeft niet genoeg bijgedragen aan een weerbaar en stabiel financieel-economisch beleid.

Genoeg over het verleden. Bieden het regeerakkoord en de Miljoenennota 1999 dan wel een solide basis voor een weerbaar en stabiel beleid? Het merkwaardige is dat zo kort na de vaststelling van het regeerakkoord er kennelijk allerlei reparaties en aanvullingen nodig zijn. Wat hebben we gezien? Het kabinet zag zich genoodzaakt de niet realistische loonraming van 1,5% per jaar bij te stellen; de Miljoenennota noemt andere getallen. Geen misverstand, ook het CDA acht een gematigde loonkostenontwikkeling essentieel. Maar dat is iets anders dan evident fout ramen om zodoende meer financiële ruimte te suggereren. Komen de lonen hoger uit, dan is het risico levensgroot dat geld voor wenselijk geachte intensiveringen wegspoelt. Het kabinet roept nu de sociale partners op de looneisen fors te matigen, gelet op de economische ontwikkeling. Is het niet merkwaardig dat minister Jorritsma vorige week economen nog opriep niet langer te somberen, terwijl het kabinet in de richting van sociale partners nu juist wijst op de ernst van de economische situatie? Is het niet typisch dat wij op die manier geen goede inschatting krijgen van hoe het kabinet nu echt denkt over de economische ontwikkeling? Waarom wordt de verantwoordelijkheid wel bij de sociale partners gelegd, terwijl er wat betreft de begroting 1999 kennelijk niets aan de hand is? Of neemt de minister afstand van de ambtelijke notitie van het departement van Sociale Zaken?

Verder is er de nieuwe formule dat uitgavenmeevallers in eerste instantie zullen worden gereserveerd voor compensatie van ruilvoetverliezen zoals hogere loon- en uitkeringskosten. Ten slotte is er de formule dat inkomstentegenvallers mogen leiden tot een hoger financieringstekort en lastenverzwaring. Al deze aanvullingen versterken niet het beeld van een solide regeerakkoord. Even terzijde: het woord 'solide' horen wij naar mijn taxatie de laatste tijd in VVD-kring aanmerkelijk minder vaak noemen dan destijds door de VVD-onderhandelaar Bolkestein.

Evenmin solide ogen de onderlinge meningsverschillen die de Paarse partijen bij de algemene politieke beschouwingen tentoonspreidden. De PvdA'er Melkert zet de aanval in op de Zalmnorm door een koppeling voor te stellen tussen meevallers aan de inkomsten- en de uitgavenkant. PvdA, D66 en VVD zijn verdeeld over de inkomstentegenvallersformule en over aanwending van meevallers in de uitgavensfeer. De formule in de Miljoenennota over het reserveren van die meevallers was helder – ook het CDA kon zich hierin vinden – totdat premier Kok opmerkte dat het bij die formule niet gaat om 'oppotten', maar om een 'afweegmoment'. Zo wordt een heldere formule wazig. Hoe definieert de minister de formule?

'Weerbaarheid en stabiliteit'. Het klinkt goed, maar dekt deze vlag de lading? Laten wij enkele beleidsvelden nagaan. Ik begin met de hypotheekrenteaftrek. Voortdurend slaagt de PvdA erin op dit punt onrust te zaaien. De fakkel van de heer Van der Ploeg is nu overgenomen door de heer Van Zijl. Ook D66 vraagt nu weer om een onderzoek. Steeds moet premier Kok de zaak rechtbreien, maar met een stabiele en betrouwbare uitstraling van het beleid heeft het weinig te maken. Wat gebeurt er eigenlijk als Kok II er niet meer is?

Dan kom ik bij de lastenverlichting. Voor de verkiezingen riepen de Paarse partijen om het hardst dat lastenverlichting zo essentieel was. En wat zien wij na de verkiezingen? De kiezer wordt getrakteerd op een nettolastenverzwaring van 1,5 mld. Het is verleidelijk de term 'kiezersbedrog' te gebruiken. Maar dat is niet het enige. In 1998, het verkiezingsjaar, geeft het kabinet 5 mld. lastenverlichting, volgend jaar komt dus de lastenverzwaring, in 2000 niets, in 2001 – je zou zeggen: de verkiezingen komen er weer aan – volgt de lastenverlichting van 4,6 mld. en in 2002 weer niets. Wat dit jojobeleid met stabiliteit te maken heeft, is mijn fractie een raadsel.

Dan heeft het kabinet het erover dat 'de solide formules van de vorige kabinetsperiode opnieuw worden gebruikt'. Zeker, ook deze periode is sprake van een vast uitgavenkader, maar de extra uitgaven liggen de komende jaren wel op een veel hoger niveau dan in de vorige periode. Er is een knip gekomen in de Zalmnorm. Het CPB signaleert terecht dat het huidige regeerakkoord duidelijk andere accenten legt dan het vorige. De intensiveringen overtreffen nu de ombuigingen, terwijl dat in de vorige periode omgekeerd lag. De lastenverlichting is nu lager dan in de vorige periode. Er is niet veel voor nodig of Kok II wordt het spiegelbeeld van Kok I: tóén behoedzame ramingen en een gunstige economische ontwikkeling, nú een uitbundig uitgavenbeleid bij een steeds sterker tegenvallende economische groei. Geen wonder dat er kwalificaties van het kabinetsbeleid komen zoals 'een riskante gok'.

Er is veel meer over de financiële kaders voor 1999 te zeggen. Als alles meezit, komt Kok II er mogelijk uit, maar er hoeft weinig te gebeuren of er ontstaan problemen. Hoe zal het perspectief zijn na 1999? Niemand weet dat. Er is grote onzekerheid en de vraag rijst of de MEV onverkort kan worden gehandhaafd. Hopelijk gaat het goed, maar wij mogen daar niet op voorhand van uitgaan en ons zeker niet rijk rekenen. Toch trekken het regeerakkoord en de Miljoenennota een wissel op de toekomst. Dat geldt voor de hardheid van de ombuigingen, of het nu om grote zaken gaat zoals de EU-afdrachten, of kleinere zoals de opbrengsten van de afschaffing van taxfreeshops. De prijs van het onvoldoende op orde brengen van zaken nu, zal later betaald moeten worden. Als wij met het oog op de toekomst van de EMU, maar ook gelet op de vergrijzing iets nodig hebben, is het wel een gezond financieel beleid. Het AOW-spaarfonds werkt immers alleen als de overheidsschuldpositie houdbaar is. Het staat heel helder beschreven op pagina 25 van de Miljoenennota. Het tekort moet omlaag. Maar is het beleid ook voldoende doordrongen van die notie? In feite wordt de verdere reductie van het financieringstekort afhankelijk gesteld van financiële meevallers. Is dat weerbaar en solide?

Voorzitter! Naar aanleiding van de financiële kaders van de Paarse coalitie moest ik denken aan het volgende citaat: 'Het is goed je te prepareren op wat er mis kan gaan en er niet zonder meer op te vertrouwen dat alles vanzelf goed komt. Dat is in ieder geval de les van de jaren zestig en zeventig.' Een prima boodschap, voorzitter; het zijn de slotwoorden van de inaugurele oratie 'Mythen, paradoxen en taboes in de economische politiek' van onze minister van Financiën, toen hij in 1990 bijzonder hoogleraar werd aan de Vrije Universiteit. Maar, zo voeg ik aan het citaat toe, wordt die les ook in het beleid van Kok II ter harte genomen? Is de knip in de Zalmnorm niet een veeg teken? Het zou, maar dat terzijde, overigens wel erg aardig zijn van de minister te vernemen welke mythen, paradoxen en taboes het Paarse financieel-economische beleid beheersen. Wellicht gaat die vraag te ver.

Voorzitter! Tot zover enkele kanttekeningen bij het motorblok van Paars en de financiële beleidskeuzes. Wat stelt het CDA daar tegenover? Wat is onze eigen visie? Namens mijn fractie zal ik die visie belichten aan de hand van drie thema's: de duurzaamheid in het financieel-economische beleid, een socialer inkomensbeleid en de relatie tussen de openbare financiën en een verantwoordelijke samenleving.

Eerst richt ik mij op de duurzaamheid. Met het oog op de toekomst dient duurzaamheid het parool te zijn bij de overheidsfinanciën. Om die reden behoort het debat, ook vandaag, te gaan over de uitgangspunten van het financiële beleid. Naar de mening van mijn fractie is financiële duurzaamheid het meest gebaat bij de volgende uitgangspunten:

  • - meer accent op terugdringing van het financieringstekort, zeker wanneer het economisch nog voor de wind gaat;

  • - een goede balans tussen intensiveringen en ombuigingen, ook wat betreft het tempo van beide;

  • - inverdieneffecten moet men niet op voorhand inboeken als dekkingsmiddel voor voorgenomen beleid; het geld mag pas worden besteed als het ook werkelijk is verdiend;

  • - een meer realistische inschatting van de loonontwikkeling en je niet rijk rekenen met irreële aannames;

  • - een evenwichtiger visie ten aanzien van lastenverlichting en meer gerichte inzet van middelen om de participatie van kwetsbare groepen te bevorderen en mensen in financiële achterstandsposities waar nodig te ondersteunen;

  • - belastinguitgaven meer dan nu betrekken bij het financiële overheidsbeleid. Ik voeg hieraan toe dat het door het kabinet geleverde overzicht in bijlage 5 van de Miljoenennota daartoe een uitstekend vertrekpunt biedt.

Voorzitter! Wanneer langs deze lijnen beleid wordt gevoerd, ontstaat een perspectief van financiële duurzaamheid en meer stabiliteit. Zaken kunnen eerder op orde worden gebracht. Er is nog een ander belangrijk voordeel: hoe gezonder de overheidsfinanciën, hoe ruimer de mogelijkheden om eventuele extra ruimte niet alleen aan te wenden voor tekortreductie en staatsschuldproblematiek of lastenverlichting, maar ook voor noodzakelijk geachte beleidsintensiveringen. De visie op de uitgangspunten van het financiële beleid gaat aan de getallen en de keuzes vooraf.

Vervolgens ga ik in op het tweede punt, het inkomensbeleid. Het is een onderwerp dat iedere Nederlander bezighoudt. Neem de loonstrookjesproblematiek die samenhangt met de PEMBA-maatregelen. Sinds ik lid ben geworden van de CDA-fractie en belast ben met de inkomensproblematiek, word ik – het geldt stellig ook voor de andere fracties – bestookt met brieven van met name ouderen over koopkrachtzaken. Zij zeggen niets te merken van koopkrachtverbetering. Het is goed om ons niet aan die waarnemingen te onttrekken. Aan dergelijke signalen mag niet worden voorbijgegaan.

Voorzitter! Inkomensontwikkeling en inkomensverhoudingen zeggen veel over de kwaliteit van de samenleving. Nu zijn we hier – laten we eerlijk zijn – soms op een merkwaardige manier bezig. Wij hebben het over inkomensplaatjes: minimum, modaal, twee- of driemaal het minimum enz., maar voor mensen is de realiteit vaak anders. De koopkracht van mensen is afhankelijk van veel meer factoren: een- of meerverdienerschap, wel of geen kinderen, wel of geen extra lasten. De politiek heeft de verantwoordelijkheid voor faire inkomensverhoudingen. We kennen de koppeling volgens de WKA-systematiek. Overigens, de knip in de eerste schijf is geen koppeling-plus, maar gewoon een generieke fiscale compensatie voor de lastenverzwaring in het volgende jaar.

Verder is er het beleid dat werken meer lonend maakt dan het ontvangen van een uitkering. De Raad van State uit op dit punt kritiek en onderstreept dat het vergroten van de afstand tussen loon en uitkering in de vorm van een verhoging van het arbeidskostenforfait voor velen met een uitkering niet heeft gewerkt. Tegelijkertijd kan hieraan de vraag worden verbonden hoe vergroting via de fiscale weg van de afstand tussen werkenden en niet-werkenden uitpakt voor mensen die niet kunnen werken, met name de AOW'ers. Wat doet het kabinet hieraan? Een belangrijke politieke vraag is of de koppeling genoeg is. Mijn fractie vindt van niet. Een generieke verhoging van alle uitkeringen is echter een duur instrument en waarschijnlijk is het ook niet erg effectief, maar dat mag de zorg voor faire inkomensverhoudingen niet wegnemen. Wij maken ons zorgen over de positie van mensen en huishoudens in kwetsbare posities die oplopen tegen meer dan gemiddelde kosten in de sfeer van gezondheid, kinderen al dan niet studerend, en wonen. Het plan 'De moeite waard' biedt concrete voorstellen voor lastenmaximering. Tijdens de afzonderlijke begrotingsbehandelingen zullen wij nader op dit plan terugkomen. De PvdA heeft te kennen gegeven dat zij de discussie over dit plan wil aangaan en wij hopen dat ook andere fracties in dat spoor zullen treden. In de samenleving neemt trouwens het draagvlak voor onze ideeën toe. Ik verwijs naar de ondersteuning van de FNV. Ik merk al dat er instemming is bij de fractie van D66 om de discussie aan te gaan.

De voorzitter:

U krijgt geen interrupties, maar dan moet u ze ook niet uitlokken.

De heer Balkenende (CDA):

Voorzitter! U heeft volkomen gelijk.

Voorzitter! Ik kom nu bij de positie van de middeninkomens, de groep waar de meeste politieke partijen veel aandacht voor hebben gevraagd bij de laatste verkiezingen. Die middeninkomens dreigen in het kader van de fiscale hervorming duidelijk achter te blijven bij andere inkomensgroepen. Het CDA heeft daarop gewezen. Nu zeiden premier Kok en PvdA-fractievoorzitter Melkert dat ook zij iets aan deze problematiek wilden doen, maar zij stelden eventuele oplossingen afhankelijk van budgettaire meevallers. Nu het met die meevallers waarschijnlijk minder hard zal gaan dan enkele weken geleden werd verondersteld, is er alle aanleiding om opnieuw aandacht te vragen voor deze groepen. Bij de behandeling van het fiscale plan zal het CDA hierop terugkomen. Ik wil nog een enkel woord tot slot zeggen over de lastenverzwaring in 1999. Garandeert het kabinet dat alle groepen voor deze maatregel compensatie ontvangen?

Voorzitter! Ik kom bij het derde en laatste punt: de betekenis van de openbare financiën voor een verantwoordelijke samenleving. Als wij spreken over financiën, gaat het vaak over inkomsten, uitgaven, plussen en minnen. Maar achter die plussen en minnen gaan steeds politiek-maatschappelijke keuzes schuil. Als de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid – ik geef een volstrekt willekeurig voorbeeld – over zijn ministerie opmerkt 'dit is geen departement dat Victory Boogie Woogie's koopt; wij concentreren ons niet op de uitbundige kant van de samenleving', dan wekt hij ten minste de indruk een ander accent in het beleid te willen leggen dan de minister van Financiën. Zo is het met zoveel keuzes. Financiën hebben daarom alles te maken met een visie op de verhouding tussen overheid, markt, maatschappelijke organisaties en burgers. Bij herhaling heeft het CDA het staatdenken versus marktdenken van de Paarse coalitie bekritiseerd. De exclusieve oriëntatie op herstel van het primaat van de politiek en versterking van marktwerking en concurrentie is te eenzijdig. Er is reden om werk te maken van een nieuw thema. Ik doel daarbij op het versterken van het probleemoplossend vermogen van de samenleving. De overheid zou, veel meer dan nu het geval is, moeten uitstralen dat zij waarde hecht aan de oplossingen die mensen en hun verbanden zelf kunnen vinden. Begrippen als gemeenschapszin en gemeenschapsdenken doen het tegenwoordig goed in Haagse kringen, maar wordt er ook een concrete beleidsmatige vertaling aan gegeven? Het CDA zou graag een beleidsprogramma zien waarin niet alleen marktwerking en deregulering tot norm worden verheven, maar waarin ook nadrukkelijk ruimte wordt geboden voor maatschappelijke verantwoordelijkheid en zelfregulering. Betrokkenheid op de samenleving moet, waar mogelijk, worden gestimuleerd. Het is een algemeen beleidsperspectief maar het raakt ook direct de overheidsfinanciën. Ik noem enkele voorbeelden.

Het kabinet verwacht dat op het gebied van de sociale zekerheid veel kan worden bewerkstelligd door de centra voor werk en inkomen, maar is het niet veel logischer aansluiting te zoeken bij de opvattingen van de Stichting van de arbeid en de SER? Waarom zou het kabinet voorbijgaan aan het draagvlak voor zijn beleid?

Wij moeten ons voorbereiden op zwaarder weer, maar dat ontslaat ons niet van de plicht om in financieel opzicht te zoeken naar nieuwe oplossingen voor financiering van de infrastructuur. Er is ook nu alle aanleiding om meer werk te maken van publiek-private samenwerkingsvormen met oog voor de specifieke invalshoek van het bedrijfsleven.

Juist nu de overheid minder waarborgen biedt op sociaal terrein, zullen mensen zekerheden voor zichzelf moeten creëren. De overheid behoort dan een betrouwbare partner te zijn. Daarbij past niet het laten voortbestaan van onzekerheid over de fiscale behandeling van bijvoorbeeld lijfrentes. Evenmin voelen wij iets voor het aantasten van de eigen beleidsruimte van collectiviteiten. Hierbij denk ik aan sociale partners en pensioenen. Inzet voor anderen moet worden gefacilieerd. Daarom mag niet getornd worden aan de giftenaftrek en moet er een ruimere vrijstelling voor vrijwilligerswerk komen.

Convenanten zijn een belangrijk instrument. In de sfeer van verpakkingen en energie is al bewezen dat hiermee veel gerealiseerd kan worden. Dat moet echter ook op andere terreinen kunnen. Als de Nederlandse mededingingsautoriteit de zeggenschap over omroepgegevens aan de omroepverenigingen wil onttrekken, omdat er sprake zou zijn van machtsmisbruik in het vrije economische verkeer, dan roept dat de vraag op of marktoverwegingen al het andere moeten overheersen. Waarom zou marktwerking op cultureel terrein moeten prevaleren boven de vrije organisatie van mensen in medialand?

Wat ontwikkelingssamenwerking betreft, is het essentieel dat er veel contacten bestaan tussen niet-gouvernementele organisaties. Door de overheidsfinanciën te koppelen aan deze thema's, wordt het perspectief van een betekenisvolle civil society versterkt. Hier ligt, wat mijn fractie betreft, een geweldige uitdaging. Het is bij uitstek een thema dat de mogelijkheid biedt om gemeenschapszin ook echt beleidsinhoudelijk in te vullen.

Voorzitter! Ik rond af. Enkele jaren geleden, toen het tij nog aanmerkelijk gunstiger leek dan nu, stelde premier Kok voor om de wave te beginnen. Op 26 augustus jl. volgde nog de grap over het graf van het begrotingsoverschot. De wat jolige sfeer was misschien wel kenmerkend voor het zonnige politieke klimaat. Als de signalen ons niet bedriegen, gaan wij echter andere tijden tegemoet. Het beleid van het kabinet-Kok I heeft veel goede resultaten bereikt, maar het was niet goed genoeg. Het regeerakkoord blijkt steeds kwetsbaarder en er worden nu al reparaties voorgesteld. De coalitiepartijen blijken intern verdeeld over het financiële beleid. De kritiek buiten dit huis op het kabinetsbeleid neemt in hoog tempo toe. De CDA-fractie vindt het motorblok riskant. Duurzaamheid zou nu juist het parool moeten zijn op financieel terrein. Op inkomensgebied zijn vernieuwingen nodig. Ten slotte is het zaak om het financiële beleid veel meer dan nu te koppelen aan de bevordering van het probleemoplossend vermogen van de samenleving zelf. Nu een economische tegenwind opsteekt, is het goed om de les van Drees goed in onze oren te knopen: 'Niet alles kan, en zeker niet tegelijk!'. En zo is het!

De voorzitter:

Ik feliciteer de heer Balkenende met zijn maidenspeech.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Crone, die weliswaar zijn maidenspeech houdt als financieel woordvoerder, maar deze valt niet onder het strikte regime van maidenspeeches.

De heer Crone (PvdA):

Ik zal graag 'misbruik' maken van het recht om de heer Balkenende te feliciteren. Ik zal verheugd zijn wanneer ik mijn eerste echte interruptie op hem mag plegen, en ik ben benieuwd naar zijn antwoord daarop. Zijn betoog belooft veel goeds voor de toekomst, terwijl wij op een aantal punten nog wel divergerende meningen hebben. Aan het eind van mijn betoog zal ik daar kort iets over zeggen.

Voorzitter! Als iets opvalt in de politieke en economisch-politieke ontwikkelingen van de laatste tijd, is het wel de terugtocht van het conservatief-liberalisme, van het simplistische geloof in markt en individualisme en het neoliberale gedachtegoed.

Nadat de Muur is gevallen en het marktliberalisme een onstuitbare opmars leek door te maken, is nu overal de inspanning erop gericht om juist de markt weer van muren te voorzien, regels en randvoorwaarden te stellen, paal en perk te stellen aan 'uitwassen', niet om minder overheid te bereiken, maar een andere, sterke overheid. Enerzijds om maatschappelijke prioriteiten waar de markt blind voor is, te beschermen, zoals cultuur en de sociale kwaliteit en milieukwaliteit, en een overheid te creëren die actief intervenieert om schaarste te verdelen en te herverdelen. Anderzijds een actieve overheid, omdat de markt alleen niet werkt. Zonder transparantie, zonder een actief tegengaan van machtsmonopolies en zonder bescherming van zwakke marktpartijen, leidt marktliberalisme niet tot een optimale uitkomst, lees welvaartswinst voor grote groepen, maar leidt het veeleer tot verspilling, verrijking van enkelen en armoede voor velen, tot zelfs nepotisme en machtsmisbruik en uitputting van sociaal en milieukapitaal. Rusland, ooit het voorbeeld en bewijs dat plansocialisme niet kan, nu het voorbeeld dat een markteconomie ook niet kan zonder een oersterke overheid die regels stelt, die beschermt en herverdeelt en die machtsconcentraties voortdurend openbreekt en controleert. Rusland – velen bezien het nu met distantie – is ver weg. Maar het is ook in al zijn extremiteit een leerzame spiegel, die leert dat ordening een wezenlijk, zo niet hét wezen van de overheidstaak is. Die rode draad wil ik het kabinet en zeker deze bewindslieden van Financiën vandaag voorhouden: zij zitten op een kruispunt van vele financiële belangen, kapitaalstromen, grote kapitaalbeheerders, nationaal en internationaal, in Nederland, in euroland en op de wereldmarkt van flitskapitaal. En natuurlijk zitten zij aan het stuur van de belastingen, een instrument van herverdelen, maar ook van allocatie, van prikkels om te doen of te laten. Deze bewindslieden zullen actiever moeten interveniëren.

De volgende vijf hoofdthema's loop ik langs. Onze reactie op de ontwikkelingen in de wereldeconomie en het budgettair kader. De ontwikkelingen en de gevolgen daarvan voor de Nederlandse arbeidsverhoudingen. Juist nu moeten wij voor de ontwikkeling van werkgelegenheid vasthouden aan de succesvolle combinatie van sterk en sociaal, die onderling moet worden versterkt. Zaken als verlof, scholing en investeringen in de technologie nu niet in de ijskast zetten. Bedrijven kunnen dat best betalen, waarmee wij vertrouwen moeten scheppen voor een voortgezette beheerste loonkostenontwikkeling.

De heer Marijnissen (SP):

Aan het begin van uw betoog zei u dat toch sprake is van enige kanteling, waar het gaat om het neoliberale denken. Dat gaat meer in de richting van het opwerpen van muren door de overheid om de vrijheid enigszins in te perken. Wanneer is dat inzicht bij de Partij van de Arbeid doorgebroken?

De heer Crone (PvdA):

Ik kan mij niet herinneren dat het bij ons ooit ontbroken heeft. Ik herinner mij nog vele debatten, bijvoorbeeld met de vorige minister van Economische Zaken, over de rol van de overheid en de markt. Hij begon met de stelling: markt waar het kan en overheid waar het moet. Prioriteiten in de markt! Ik heb voortdurend betoogd dat er juist een sterkere overheid nodig is waar een markt is, bijvoorbeeld in de vergelijking met nutssectoren. Ik ben dat debat steeds aangegaan, ook met u. U zit te veel op de lijn waarbij de kansen van de markt niet voldoende benut worden, al kan uw voorstel om grootverbruikers te prikkelen wel als een marktconform instrument gezien worden, maar daar zal ik nu niet te diep op ingaan. Ik ben blij dat u aansluit bij de ecotaks.

De heer Marijnissen (SP):

Daar kunnen wij vanavond misschien nog verder over bomen. Nu wil ik het hebben over uw opmerking dat u het punt van de sterkere overheid in verschillende debatten met de minister van Economische Zaken hebt aangezwengeld. Dat is allemaal mooi, maar het gaat er natuurlijk om wat politiek relevant is. Politiek relevant is dat de marktwerking onder Paars I op een aantal terreinen, waar dat traditioneel niet aan de orde was, onmiskenbaar is geïntroduceerd. Ik denk aan het openbaar vervoer en aan de thuiszorg. Zelfs de ziekenhuizen moeten gaan concurreren. Ik denk ook aan de marktwerking bij de uitvoering van de sociale zekerheid. U kunt nu wel net doen alsof de PvdA op dit punt weer voor een ideologische en meer fundamentele benadering kiest, maar in de praktijk van Paars I is dat er niet uitgekomen en aan de hand van het regeerakkoord van Paars II kan ik ook een aantal voorbeelden geven van besluiten die niet conform uw verhaal zijn.

De heer Crone (PvdA):

Ik zie dat iets anders. Onder Paars I – maar ook tijdens regeerperiodes van kabinetten daarvoor – is ontdekt dat het voor een aantal sectoren niet altijd de beste oplossing is als de overheid het monopolie heeft. Ik kan vele voorbeelden noemen van verspilling, bijvoorbeeld in de elektriciteitssector en zelfs in de socialezekerheidssector. Gebleken is dat het niet goed gaat met die sectoren als de prikkels alleen via de overheid verlopen. Daar is marktwerking geïntroduceerd, maar nooit ongeclausuleerd. Altijd zijn er randvoorwaarden gesteld. Ik geef u graag toe dat het wel een zoekproces is. Ook de afgelopen vier jaar hebben wij nog ontdekt dat wij bepaalde zaken anders moeten aanpakken. Over dat proces wordt een voortgaande discussie gevoerd en ik hoop dat u aan dat debat wilt meedoen in plaats van alleen maar te roepen dat u tegen marktwerking bent.

De heer Marijnissen (SP):

Wij zijn ervoor dat er fors wordt ingegrepen. Laat ik maar meteen een heikel punt noemen. De heer Koenders heeft de afgelopen week in een algemeen overleg, maar ook in het blad Pro van de PvdA en in Het Financieele Dagblad een vlammend pleidooi gehouden voor het beperken van de kapitaalvrijheid, dus de vrijheid van de kapitaalstromen in deze wereld. Ik zou graag van de heer Crone vernemen welk standpunt de PvdA vanavond op dit punt inneemt tijdens de financiële beschouwingen met deze liberale minister van Financiën.

De heer Crone (PvdA):

Ik neem hier het stokje van collega Koenders over. Overigens heeft onze fractievoorzitter Melkert hierover ook opmerkingen gemaakt tijdens de algemene politieke beschouwingen. Het gaat zeker om het inperken van de vrijheid van het kapitaal in algemene zin, het stellen van randvoorwaarden. Ook moet ervoor gezorgd worden dat particuliere banken de risico's die zij in positieve zin willen lopen – vanwege het maken van grote winsten – ook in negatieve zin willen opvangen in plaats van de belastingbetalers. Ik kom straks uitvoerig op dit punt terug.

De heer Schutte (GPV):

Kan de heer Crone concreter aangeven wie hij op het oog heeft als hij zegt dat het conservatief-liberalisme op de terugtocht is en dat het marktliberalisme bestreden moet worden. Zijn dat krachten die alleen maar ergens buiten dit huis aanwezig zijn en die hier bestreden moeten worden, of zijn dit ook stromingen die hij hier in dit huis ziet. Dan zou ik zeggen: noem man en paard.

De heer Crone (PvdA):

Ik ga geen personen aanwijzen en zelfs geen partijen, want dit is een discussie die dwars door de partijen heenloopt, zeker binnen de grotere partijen. Dat vind ik juist winst. Het is een voortdurende zoektocht naar het evenwicht tussen markt en overheid. Het ligt niet in het ene extreme, maar ook niet in het andere extreme. Ik zie zeker bij de VVD – en dat was voor ons een uitstekende basis voor voortgezette samenwerking – een open debat over marktwerking. Het is een open debat en soms een hard gevecht, want er spelen nu eenmaal tegengestelde belangen. Dat zal zo blijven.

De heer Schutte (GPV):

Dat is mij duidelijk, maar u gebruikt pittige woorden. U heeft het over conservatief-liberalisme. Mij dunkt dat het niet veel zin heeft om dat in de Kamer aan de orde te stellen als het geen punt is dat hier in de Kamer bestreden moet worden. Ik begrijp nu van u dat het conservatief-liberalisme zich binnen alle partijen voordoet; dus kennelijk ook binnen uw eigen partij. Als ik dat goed heb begrepen, maakt u nu van de gelegenheid gebruik om ook uw eigen partijgenoten toe te spreken. Dat lijkt mij een beetje vreemd.

De heer Crone (PvdA):

Nee, u vraagt ernaar en ik geef aan dat dit debat ook binnen de PvdA gevoerd wordt. Hoe meet je een maatschappelijke onderstroom of een ideologisch debat? Na het vallen van de Muur ontstonden er discussies over het einde van het socialisme en over de hegemonie van het liberalisme in de meest simpele zin van het woord. Dergelijke stukken lees je nu niet meer. Nu gaat het erom greep te krijgen op het wereldkapitaal. Daar gaan de debatten nu over.

De heer Balkenende (CDA):

Het voordeel van discussies over marktwerking is dat je er een hele tijd over kunt praten in tamelijk abstracte zin. Ik heb een concrete vraag aan de heer Crone. Wij hebben vanmiddag de heer Van der Ploeg in deze Kamer gehoord over zijn visie op het omroepbestel. Hij pleit in de verhouding tussen publiek en privaat in medialand nadrukkelijk voor marktwerking. Bent u het met zijn opvattingen over het mediabestel eens? Ik zou graag van u horen wat voor u marktwerking in concrete zin betekent.

De heer Crone (PvdA):

Ik zal hier geen uitvoerig exposé over de media houden, maar het is evident dat er sprake is van marktwerking in ons publieke bestel. Er wordt een gevecht geleverd om de ledenaantallen en soms ook om de kijkcijfers, terwijl dat niet de bedoeling was van ons publieke bestel. Je kunt niet zeggen dat marktwerking vies is of dat je dat niet wilt. Zij bestaat. De vraag is alleen of er niet te veel wordt 'opgegeten' door de vrije krachten. De staatssecretaris heeft interessante gedachten daarover. De vraag is hoe je wat je wilt beschermen, kunt afschermen voor een overdreven commerciële invloed.

De heer Balkenende (CDA):

U onderschrijft zijn opvattingen?

De heer Crone (PvdA):

Niet in die letterlijke zin, maar wij kunnen niet voortgaan met het huidige systeem en zeker niet teruggaan naar wat het was.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Voorzitter! De heer Crone houdt een interessant betoog over de ontsporing in de afgelopen jaren, maar zeker in het laatste jaar op de internationale financiële markten. Hij zegt daarbij dat er wat hem betreft ingegrepen kan worden in de markt. Dat pleidooi bevalt mij. Hoe beoordeelt hij het optreden van de minister-president in zijn vorige functie en wel als minister van Financiën van 1989 tot 1994? Ik herinner de heer Crone eraan dat in die periode internationaal de vrijheid van kapitaalverkeer met alles wat daarbij hoort, maximaal is gestimuleerd en politiek aanvaardbaar gemaakt. Dat gebeurde kennelijk met inbegrip van politieke steun van de minister-president in zijn vorige functie. Neemt de heer Crone afstand van wat er toen is gebeurd, ook onder leiding van een sociaal-democratische minister van Financiën?

De heer Crone (PvdA):

Je kunt geen krant openslaan of je ziet hoe groot de invloed is van de persoon Kok op het denken in Europa. Ik noem het Poldermodel enzovoorts, en dat vandaag op zijn verjaardag! Hij heeft natuurlijk meegedaan aan het debat in Europa in het kader van het IMF en de Wereldbank. Er is toen echter niet gesproken in de trant van: maak alles maar vrij en dan komt het wel goed, integendeel. Juridische structuren ontstaan soms niet alleen op basis van ervaring, maar ook op basis van de ontwikkelingen op de internationale kapitaalmarkt. Daar zijn wij nu aan toe. Ik hoop dat wij samen daarin verder komen, ook in dit debat.

De heer Vendrik (GroenLinks):

De eerste wet die de heer Kok als minister van Financiën in de Kamer verdedigde, was de afschaffing van de beursbelasting. Dat was een initiatief van de heer De Grave. Daarmee is de internationale chaos van vandaag de dag niet verklaard zijn, maar het roept vragen op over de oriëntatie van de toenmalige minister van Financiën.

De heer Crone (PvdA):

Ik heb ook niet gezegd dat ik voor alle belastingen ben en hoe meer belastingen de marktwerking verstoren, hoe beter. Uit het feit dat de beursbelasting is afgeschaft, nog los gezien van het internationale klimaat van dat moment, mag niet de conclusie worden getrokken dat alle belastingen goed zijn of dat zij allemaal moeten worden afgeschaft. Ik vind dat geen onderbouwing, zelfs niet uit het ongerijmde, van mijn stelling.

Voorzitter! Voordat ik straks uitvoerig in zal gaan op de euro, ga ik eerst in op het algemeen economisch beleid, de huidige conjuncturele ontwikkeling. Wij zijn over het hoogtepunt van de groei heen. Dat blijkt ook uit de ramingen. De groei daalt, maar komt nog steeds uit boven het trendmatige niveau van de laatste vijftien jaar. De werkgelegenheid, de werkloosheid, de koopkracht en de investeringen ontwikkelen zich dan ook aanhoudend goed. Wij moeten onszelf op basis van de feiten dan ook geen pessimisme aanpraten. Er is ook nog steeds voldoende ruimte om de collectieve uitgaven te verhogen.

Interessant is de vraag of deze ramingen niet te optimistisch zijn, gezien de internationale woelingen in de reële economieën van Azië, Latijns-Amerika en Rusland en gezien ook het gewoel op de beurzen. Het is nog te vroeg om daar iets definitiefs over te zeggen, maar steeds meer risico's tekenen zich af. In de onzekerheidsvariant van het CPB is opgenomen dat de groei in 1999 0,5% lager uit kan komen als de wereldhandel verder inzakt dan al is voorzien en als de koersen op de effectenbeurzen 20% dalen. Maar zelfs dan blijft er sprake van een groeiscenario van nog boven behoedzaam. Voor de overheidsfinanciën zijn de effecten ook dan nog steeds beperkt. Op korte termijn neemt het EMU-tekort 0,1% toe. Op de lange termijn ontstaan dan wel problemen in de sfeer van een daling van winsten en investeringen. Dat leidt tot grotere problemen. Sta ik echter langer stil bij de overheidsfinanciën – dat is bijna een antwoord op de inbreng van collega Balkenende – dan blijkt dat wij die wel voldoende solide vinden.

De overheidsfinanciën zijn allereerst geënt op een behoedzame groei. Net gaf ik al aan dat wij op dat lage niveau nog niet terechtkomen, zelfs niet als het nog meer tegenvalt dan wij nu denken. Daarnaast zijn aanzienlijke budgettaire buffers ingebouwd. Allereerst is de rente conservatief hoog ingeraamd, namelijk op 6%. Deze komt nu al krap boven de 4% uit en dat levert 4 mld. op omdat minder hoeft te worden uitgegeven aan rente. Dat is een zeer groot bedrag. Ook de gasinkomsten zijn laag ingeschat. Anders dan vier jaar geleden, is nu al rekening gehouden met een forse groei van de overheidsuitgaven. Bij de zorg wordt de groei per jaar nu al geraamd op meer dan 2%. Wij gaan al uit van een hele in plaats van een halve koppeling. De onderwijsbegroting stijgt aanzienlijk. Een aantal overheids-CAO's is al meerjarig. Al met al worden extra tegenvallers tijdens de rit minder waarschijnlijk en minder aannemelijk dan vier jaar geleden.

De inkomstenmeevallers zullen conform de afspraak in het regeerakkoord met voorrang naar het financieringstekort en de lastenverlichting gaan. Omdat die kansen in 1998 en 1999 nog aanwezig zijn, is dat ook een extra buffer, naast de al ingebouwde 1 mld. reservebuffer. Mochten er dan nog tegenvallers zijn, dan worden die in eenzelfde verhouding als bij de meevallers verwerkt: 75% en 25% voor het tekort respectievelijk de lastenverhoging, tot het EMU-tekort op 1,75% is uitgekomen. Daarboven is het fiftyfifty. Er is dan minder ruimte voor de voorziene lastenverlichting, bijvoorbeeld voor het belastingplan 21ste eeuw, maar er hoeft dan niet extra te worden bezuinigd of gesneden in intensiveringen. Mede daarom is dat voor ons een aanvaardbaar compromis waarmee wij de toekomst kunnen ingaan.

De heer Balkenende (CDA):

Het betoog van de heer Crone is volstrekt helder. Het is een redeneertrant die ook de minister van Financiën regelmatig ten beste geeft: wij hebben behoedzaam geraamd, wij kunnen er uitkomen. Het is toch wel interessant om van de heer Crone te vernemen hoe hij aankijkt tegen de ambtelijke notitie van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. In die notitie wordt een tamelijk somber beeld geschetst van de economie. Dan krijg ik bepaald niet het gevoel dat het allemaal zo gemakkelijk gaat.

De heer Crone (PvdA):

Het is een ambtelijke notitie. Vergeleken met de gegevens uit de MEV stond daarin niets nieuws. Het is meer een soort handige samenvatting met een wat eenzijdige kleuring, want er staan alleen maar de risico's in. Het rijtje buffers dat ik net noemde, staat daar bijvoorbeeld niet in. Het leek mij toch functioneel om die de Kamer ook voor te houden. Ik antwoord echter niet met een tegenvraag. Het is evident dat die risico's er zijn, maar daar gaan wij ook van uit. De groei kan lager zijn. Laat ik de vraag doorspelen naar de minister van Financiën. Ik hoorde op de gang – ik weet niet of het waar is – dat hij in een interview met de GPD-bladen heeft gezegd dat zelfs een groei van 1% zijn budgettaire doeleinden nog niet echt in het geding brengt. Laten wij maar eens vragen waar zijn bodem ligt. 1% is nog lager dan ik dacht.

De heer Balkenende (CDA):

Bij die vraag sluit ik mij graag aan. Ik begrijp best dat de heer Crone zegt dat er niet zoveel nieuws in die notitie staat. Als het ministerie zegt dat er iets moet gebeuren met de loonafspraken, dan is dat toch wel een indringend signaal. Dan meen ik dat er toch iets meer aan de hand is. De beschrijving van de situatie kennen wij wel. Er was toch wel iets aan de hand in die notitie.

De heer Crone (PvdA):

Het zou toch wel gek zijn als zelfs in ambtelijke documenten geen samenvattingen van overigens bekende stukken mogen staan. De conclusie over loonmatiging staat daarin niet zo rechtstreeks, maar dat doet er ook niet toe. Het stuk is uiteraard onder ministeriële verantwoordelijkheid geschreven, maar dat geldt voor ieder ambtelijk stuk. Maar daarmee is het nog geen ministerieel standpunt. Dat is evident. Dat staat ook in de begeleidende brief. Ik wil dus graag horen – die vraag zou ik straks ook hebben gesteld, dus die zal ik niet meer herhalen – waarvoor het kabinet zich zal inzetten in het najaarsoverleg. Omdat wij donderdag antwoord krijgen, zal ik ook meteen naar het resultaat vragen.

De heer Balkenende (CDA):

Minister Jorritsma heeft afgelopen week gezegd dat economen niet moeten somberen. Ik heb het al aangehaald. Uit dat signaal blijkt duidelijk dat het allemaal wel meevalt. Nu klinkt vanuit Sociale Zaken echter een heel ander geluid. Vindt de heer Crone dat niet opvallend? Dat is toch geen actie die overtuigt van eenheid in het kabinetsbeleid?

De heer Crone (PvdA):

Misschien is er wel een ambtelijke notitie van een andere ambtenaar die het tegendeel beweert. Moet ik die ook opvragen? Vallen zij dan tegen elkaar weg? Ik maak mijn eigen analyse. Daarvoor ben ik hier in dienst genomen.

De heer Bakker (D66):

Het is interessant om je in dat verband af te vragen wat nu de werking is van zo'n ambtelijke notitie, maar die vraag stel ik straks aan de minister.

De heer Crone sprak net over de kabinetsafspraak over de inkomstentegenvallers. Deze zullen voor 75% resulteren in een hoger tekort en voor 25% in hogere lasten, tot 1,75% tekort is bereikt. Dan wordt het fiftyfifty. De heer Crone had het in dat kader over een aanvaardbaar compromis. Mijn eerste vraag is: hoezo compromis, tussen wie eigenlijk? Ik weet van geen enkel compromis op dit punt.

De tweede vraag – en die is nog belangrijker – luidt als volgt. Vindt de heer Crone het verstandig om op voorhand en zonder dat nu duidelijk is op wat voor situatie die afspraak betrekking kan hebben, al hogere lasten in te boeken? Die kunnen er immers makkelijk toe leiden dat een tegenvallende groei nog sterker tegenvalt en dat de economische ontwikkeling als het ware nog eens wordt verscherpt. Zij kunnen er voorts toe leiden dat wij looneisen over onszelf afroepen, waar wij nu juist zoveel mee worstelen. Bovendien maken wij daarmee de mogelijkheden om het belastingstelsel in 2001 te herzien minder gemakkelijk, terwijl wij dat allemaal zo belangrijk vinden.

De heer Crone (PvdA):

De vragen zijn helder. Ik bedoelde een compromis naar aanleiding van het standpunt van het reële uitgavenkader zoals dat eigenlijk door economen is bedacht en zoals dat bijvoorbeeld door Zijlstra is toegepast. Het CDA zou de echte bedoelingen van Zijlstra dus meer moeten volgen. Het reële uitgavenkader betekent dat je het uitgavenplafond vaststelt. Punt! Heb je vervolgens meevallende of tegenvallende inkomsten aan de belastingkant, dan laat je die helemaal weglopen in het tekort. Wat hier bepleit werd, en zelfs nog een beetje onder verwijzing naar Zijlstra, is dus helemaal niet het omgekeerde. Alsof je de uitgaven elke keer zou kunnen aanpassen, integendeel! Het compromis bestaat eruit dat hier niet 100% van de tegenvallers in het tekort wegloopt, maar dat het voor een deel terechtkomt in lastenverzwaring of lastenverlichting. Het is dus een compromis tussen twee ideeën. Het is geen compromis tussen partijen. Het is een voorstel van het kabinet en wij vinden dat zelf ook een doordacht compromis. Of je nu tegenvallers laat weglopen in hogere lasten – dat doen wij dus niet, het gaat om minder lastenverlichting – of dat je het doet in bezuinigingen, het heeft hetzelfde cyclisch effect. Daarbij denken sommigen dat lastenverlichting misschien wat eerder in Mallorca terechtkomt, zoals afgelopen weekend op de Duitse televisie werd gezegd, terwijl bezuinigingen in de overheidssfeer wellicht hier direct een negatief effect hebben. Dat is een afweging en ook daarbij staat het verstand niet stil. Ik vind het terecht dat je het bij een oplopend tekort en een tegenvallende economische groei niet automatisch en alleen zoekt in bezuinigingen, maar dat je daar een evenwicht in bereikt. Dat is verstandig.

De heer Bakker (D66):

Voorzitter! Mijn punt was juist dat de afspraak wees op een automatisme en niet op een op dat moment gebruiken van je gezond verstand en dat bovendien risico's worden genomen met dat belastingplan in 2001. Een kernelement daarvan is nu juist dat aan de onderkant van de arbeidsmarkt, dus niet op Mallorca, werken beter beloond wordt. En dat vinden wij allemaal heel verstandig. Dat is ook een van de bases waarop de gunstige effecten van het kabinetsbeleid zijn gebaseerd.

De heer Crone (PvdA):

Ik ben het met de heer Bakker eens. Daarom zeg ik ook dat ik het in principe een goed en aanvaardbaar compromis vind. Daarmee geef ik al aan dat het in beweging is. Het is echter niet zo dat het belastingplan of de totale budgettaire structuur staat of valt met iets meer of minder lastenverlichting alleen, als je daarnaast ziet dat de overheid enorme bezuinigingen moet gaan toepassen of iets dergelijks. Ik neem aan dat wij op dat punt samen blijven voortdenken.

De heer Marijnissen (SP):

Voorzitter! Ik wil mij graag aansluiten bij de vragen die de heer Balkenende heeft gesteld over de ambtelijke notitie. De heer Crone zei zojuist dat hij zijn eigen analyses maakt. Dat vind ik heel erg goed voor een dualistisch ingesteld Kamerlid. Wat vindt hij van de toonzetting van deze ambtelijke notitie, die door de minister is doorgestuurd naar de sociale partners? Dat is natuurlijk niet voor niets gebeurd aan de vooravond van het najaarsoverleg.

De heer Crone (PvdA):

Er staat niet dat de notitie als document van het kabinet of zelfs van de minister als politiek standpunt is doorgestuurd naar de sociale partners. Hij verbaast zich er zelf over dat de notitie deze externe functie krijgt. Dat zal hij niet voor niets zeggen. De heer Marijnissen probeert te suggereren dat het om een kabinetsstandpunt gaat. Ik neem aan dat dat nog steeds niet zo is. Nogmaals, de toonzetting heeft een bepaalde negatieve strekking. Ik heb echter ook gezegd dat het kabinet al uitgaat van een lagere groei dan wij nu hebben. Wij gaan er dus al van uit dat de economie wat verder terugzakt, maar dat zij wel blijft groeien. Dat staat overigens ook in de notitie. Wij gaan al uit van een aantal tegenvallende ontwikkelingen. Ik voeg toe aan de notitie dat wij een aantal buffers hebben ingebouwd. Die heb ik al genoemd. Kortom, er zit nooit één werkelijkheid aan een ambtelijke notitie.

De heer Marijnissen (SP):

Voorzitter! Bij de conclusies wordt expliciet gezegd dat een contractloonstijging van 2,7% in 1999 toch wel haalbaar moet zijn met dit in de hand. De FNV heeft gezegd dat het 3,5% moet zijn en het CNV zit iets lager, namelijk op 3,25%. De heer Crone maakt zijn eigen analyses. Wat is zijn analyse? Moet het inderdaad 2,7% worden of heeft de vakbeweging wel degelijk een juiste inzet?

De heer Crone (PvdA):

Ik zal de laatste zijn – niet alleen om historische redenen, maar ook in mijn functie als parlementariër – om de loononderhandelingen hier even over te doen. Zelfs de inzet wil ik niet becommentariëren. Ik signaleer alleen wel dat de loonkostenraming oploopt. Dat betreft zowel een stijgende loonontwikkeling als een daling van de afzetprijzen, waardoor de arbeidsinkomensquote iets oploopt. Aan die stijging van de reële arbeidskosten zit enig risico vast, maar ik word er niet zenuwachtig van. De notitie leert immers dat een arbeidsinkomensquote van een – in vergelijking met het begin van de jaren negentig – redelijk goed niveau iets oploopt, maar nog niet in de gevarenzone terechtkomt; in het begin van de jaren negentig lag het uitgangspunt aanzienlijk hoger, want volgens mij bedroeg de arbeidsinkomensquote toen 86%. Wij zaten toen dus al in de gevarenzone en het werd nog iets erger. Ik neem aan dat de vakbondseconomen dat soort argumenten in het najaarsoverleg naar voren zullen brengen, maar ik bemoei mij niet met de loononderhandelingen. Wel vraag ik het kabinet het volgende: dit kabinet spreekt toch niet alleen over loonmatiging, maar toch ook over de totale ontwikkeling van de arbeidsvoorwaarden en over het investeren in mensen en dus in scholing en andere voorzieningen? Daardoor komen werkgevers en werknemers misschien samen wel tot de conclusie dat er zoveel in zorgverlof en scholing wordt geïnvesteerd dat er iets minder aan loonstijging moet worden gedaan; dat is dan echter hun conclusie en niet de onze.

De heer Marijnissen (SP):

Ik doe een laatste poging. Die 2,7% wordt expliciet genoemd. De media staan vandaag bol met oproepen van het kabinet, inclusief de minister-president, om de looneisen te matigen. In dit land stelt de vakbeweging al heel gematigde looneisen; dat heeft zij in het verleden ook altijd gedaan. U hoeft niet te interveniëren in de onderhandelingen; ik vraag u gewoon rechtstreeks of u de oproep van het kabinet steunt om die 3,5% naar beneden bij te stellen, zoals in deze ambtelijke notitie staat.

De heer Crone (PvdA):

Ik heb geen rechtstreekse oproep van het kabinet gezien om de looneisen te matigen. Ik wacht af wat de inzet van het kabinet in het najaarsoverleg zal zijn en wat de uitkomst van dat overleg zal zijn. U hebt zelf gezegd dat de vakbeweging ervaring heeft in de omgang met de loonontwikkeling binnen een gematigde loonkostenontwikkeling; er is altijd een evenwicht tussen de directe loonstijging en de overige investeringen in zorgverlof, scholing of andere zaken; vroeger werd dat 'de goede doelen' genoemd.

Tot slot wil ik iets zeggen over het uitgavenkader. Wij wijzen op het risico van de eventuele stijging van de contractlonen in de collectieve sector. Het kabinet heeft een reservering gemaakt om die eventuele stijging op te kunnen vangen. Dat vinden wij op zichzelf verstandig, temeer omdat premier Kok duidelijk heeft gemaakt dat het niet om een nieuw spaarpotje gaat, maar dat juist gemikt wordt op een anticiperend begrotingsbeleid. Zo vatten wij ook de nieuwe tiende begrotingsregel op. De indruk dat meevallers in de uitgavensfeer niet in hetzelfde departement tot nieuwe uitgaven of intensiveringen zouden mogen leiden, is niet juist. Het gaat slechts om een afwegingsmoment op kabinetsniveau. Zo interpreteren wij de uitspraak van premier Kok bij de algemene beschouwingen.

Een zeer goed punt in de Miljoenennota is dat nu een overzicht wordt gegeven van de zogenoemde belastinguitgaven, de aftrekposten die niet bij de primaire structuur van de belastingheffing horen. Het lijkt mij goed dat dit wordt opgevat als een begin van een toename van de beleidscontrole door het kabinet, maar ook door de Kamer; zal dit uiteindelijk leiden tot een belastinguitgavenkader?

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik heb een vraag over het punt van een bovenmatige stijging van de contractlonen. Ik herinner mij dat de fractievoorzitter van de PvdA, de heer Melkert, in deze microfoon heeft gezegd dat het, als er sprake is van een bovenmatige ontwikkeling, logisch zou zijn dat de bijbehorende mee- en tegenvallers aan de uitgaven- en inkomstenkant in samenhang worden bezien. Nu spreekt de heer Crone over de consequenties van een hoge contractloonstijging voor datgene wat er met het uitgavenkader gebeurt, maar ik heb hem niet horen zeggen wat dat gaat betekenen voor het inkomstenkader. Kan hij daar explicieter over zijn? Is, wat hem betreft, aan de orde dat het automatisme van lastenverlichting en financieringstekortreductie bij uitgavenmeevallers uit hoofde van een hoge contractloonstijging even opzij wordt gezet? Zo hebben wij de woorden van de heer Melkert geïnterpreteerd. Of handhaaft de heer Crone de afspraak uit het regeerakkoord?

De heer Crone (PvdA):

Ik denk dat wij beiden de afspraken in het regeerakkoord handhaven, maar de heer Melkert heeft nog op een automatisme gewezen. Als er een hogere salarisontwikkeling is, dan zijn er ook hogere inkomsten aan de inkomstenkant. Op dat moment staat het denken bij ons niet stil en wij zullen daar dan ook met gezond verstand naar kijken. Dat is een koppeling die wij onder ogen zullen zien op het moment dat het zich voordoet, maar dat heeft hij vrij theoretisch genoemd en ik denk dat het ook zo is.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Voorzitter!...

De voorzitter:

Ik stel voor dat de heer Crone zijn betoog voortzet. U moet nog iets voor uw maidenspeech overhouden.

De heer Crone (PvdA):

Voorzitter! Dan wil ik graag even stilstaan bij het investeringspakket. Het kabinet trekt aanzienlijke bedragen uit voor meer investeringen in de ICES-sfeer en de FES-sfeer, maar de vraag is of het allemaal wel gedekt is of dat er nog een tekort is. Op de ene plek lees je dat 22 mld. van de 28 mld. nog niet is gedekt, maar als je in het FES kijkt, lijkt alles weer wel gedekt. Mag ik ook voorstellen om dit gezichtsbepalende onderdeel van het regeerakkoord in het vervolg jaarlijks in een aparte bijlage in de Miljoenennota terug te laten keren, zodat iedereen ziet wat erin en wat eruit gaat? Het gaat mij dus om een nieuwe bijlage in de Miljoenennota.

Dan houden nog twee vragen ons sterk bezig bij de investeringen. De eerste betreft de publiek-private samenwerking. Het gaat daarbij niet, eigenlijk zelfs in de laatste plaats, om het vinden van een andere of goedkopere financieringsbron dan de rijksfinanciering, want niemand kan goedkoper lenen dan minister Zalm. Het Rijk heeft tenslotte altijd de laagste rente. De winst moet liggen in het van aanvang af anderen erbij te betrekken: in de ontwerpfase door innovatieve aanbesteding en door bij de organisatie en zelfs de exploitatie samen te werken met private partijen. Dan haal je efficiencywinst en wordt er een meerwaarde bereikt. Bijzonder effectief kan samenwerking vanuit verschillende sectoren zijn, bijvoorbeeld de samenloop van een spoorweg met woningen en bedrijfsgebouwen bij de stations. Dat zijn veel meer organisatie-, ordenings- en marktwerkingsvraagstukken dan financieringsvraagstukken. Wij zien dus meer logica in het positioneren van het kenniscentrum PPS bij Economische Zaken, zeker nu minister Zalm in antwoord op vraag 4 of 5 bij de schriftelijke vragen aangeeft dat hij geen privaat aandeel in de begrotingen van departementen wil opnemen voor investeringsprojecten. Er ligt dus kennelijk geen prikkel bij departementen om dat deel van de private financiering ook echt binnen te halen.

Bij de ICES-financiering gaat het over de vraag of het boven de afspraken in het regeerakkoord niet toch wenselijk kan zijn om naast de discussie over algemene uitgavenmeevallers – die wij natuurlijk altijd kunnen inzetten – ook nog eens een discussie te hebben over de opbrengst en de verkoop van staatsdeelnemingen en meevallende gasbaten. Wij zien met belangstelling de voorstellen voor een nieuwe FES-systematiek tegemoet, maar onze vraag blijft: wat te doen bij tegenvallende gas- en dollarprijzen. Werkt het dan ook omgekeerd? Dat weten wij dan vaak achteraf. Bovendien willen wij toch ook wel blijven meedenken over de vraag of de nieuwe voeding via de omweg van verlaging staatsschuld en het inzetten van het rentevoordeel daarop niet beter kan worden aangevuld met rechtstreekse stortingen in het FES, zoals tot nu toe gebruikelijk was, uiteraard zonder afbreuk te doen aan de afspraak om een reservering van 300 mln. te doen, zoals in het regeerakkoord is afgesproken.

Voorzitter! Ik zal nu nog maar heel kort stilstaan bij de ontwikkelingen in de marktsector en de loonontwikkeling, want daar heb ik bij interruptie al veel over gezegd. De hoofdboodschap is en blijft dat juist nu het investeren van belang is voor de arbeidsmarkt en de arbeidsmarktproblemen. Wel is de vraag interessant of de arbeidsmarkt flexibeler is geworden. Ik ben benieuwd naar de visie van de minister daarop. Van de werknemers heeft ongeveer 10% een flexibele baan en daarnaast is 10% werkzaam als zelfstandige. Het zijn juist deze mensen die als eersten zullen worden getroffen door een eventuele economische teruggang of minder groei, want zij zullen als eersten worden ontslagen of minder worden opgeroepen. Dat is de keerzijde van de flexibilisering, ook al is de afgelopen tijd veel ingezet op bescherming van de positie van flexwerkers. Ook hier zal het poldermodel zich moeten bewijzen, want het is toch redelijk om van de aangesterkte bedrijven juist nu te verwachten dat zij in ieder geval op korte termijn proberen om zoveel mogelijk mensen binnen de poort te houden en dat zij trajecten doorzetten om die mensen langer aan het bedrijf te binden. Wie nu te snel desinvesteert in mensen, loopt immers extra risico dat mensen bij een opgaande conjunctuur te traag instromen, zeker omdat veel flexibele arbeid ook hooggekwalificeerde arbeid is.

Een tweede interessante vraag aan het kabinet is hoe het de economische structuur beoordeelt. Is die nu versterkt onder de situatie van de loonkostenbeheersing van de laatste jaren en is dat omgezet in structuurversterking door 'upgrading' van het producten- en dienstenpakket of is het zonder meer loonmatiging geweest en blijft onze economie toch in sterke mate een bulkeconomie die afhankelijk is van lage kosten en dus ook extra conjunctuurgevoelig? Ook dat zou een extra reden zijn om de inspanningen in research en development en scholing van werknemers absoluut niet te verminderen. Alleen in zo'n investeringsklimaat ligt een basis om van mensen een beheerste loonontwikkeling te vragen.

De heer Balkenende (CDA):

Het is mij opgevallen dat er in het bedrijfsleven behoorlijk kritische geluiden klinken over de lastenverzwaring volgend jaar. Dat hangt ook samen met de veranderende concurrentiepositie in het internationale bedrijfsleven. Hoe beoordeelt u die lastenverzwaring volgend jaar als het gaat om het functioneren van de marktsector met name richting andere landen?

De heer Crone (PvdA):

Ik heb er al op gewezen dat er nu verschillende invloeden zijn op de loonkostenontwikkeling. U mag dit onderdeel daarin meenemen, want dat telt in het arbeidskostenplaatje. Het is ook expliciet aangegeven. Daar ligt dus een zeker zorgpunt. Maar ik heb ook gezegd dat de bedrijven wel enige ruimte hebben om niet bij het eerste stootje alweer te hoeven piepen. Het lijkt mij dat wij juist een buffer inbouwen. Ik had 'm nog niet eens genoemd, maar als de fondsen op peil zijn en het minder gaat, dan is ook dat weer een buffer waardoor je minder hoeft te knijpen in uitkeringen of andere uitgaven.

Dan, voorzitter, de internationale financiële kapitaalmarkt en de aandelenbeurzen. Het is belangrijk dat het CPB constateert dat er in Nederland geen sprake is van grote ongedekte groei van het aandelenbezit. Er is geen 'beurszeepbel'; de schulden van gezinnen lopen macro in de pas met de gegroeide waarde van het huizenbezit. Dus geen Japanse of Zuid-Aziatische toestanden.

Cynisch genoeg heeft de internationale financiële crisis voor Nederland voorlopig alleen gunstige effecten. Immers, het overvloedige wereldkapitaal trekt zich terug in de veilige westerse landen, waardoor de rente bij ons blijft dalen. De invoering van de euro geeft daar waarschijnlijk ook nog een positieve impuls aan. Tegelijkertijd is er wel het risico van het 'flitskapitaal'. Landen die het moeilijk hebben, worden tegenwoordig nog extra in de problemen gedrukt doordat buitenlands kapitaal sneller wegstroomt dan het gekomen is. Om dat tegen te gaan wordt de rente in zo'n land excessief verhoogd, wat de economische groei onder druk zet en grote valutasteun nodig maakt, bijvoorbeeld via het IMF. Met name in Azië en Latijns-Amerika heeft het flitskapitaal – en in feite ook de steun die het IMF eraan geeft – de rottende financiële structuren en het slechte overheidsbeleid helpen verhullen en feitelijk verergerd. Het IMF en andere instellingen hebben hieraan meegedaan. In dat opzicht vinden wij het niet gepast dat volgens het Algemeen Dagblad minister Zalm heeft gezegd dat het IMF geen sociale instelling is. Dat is het fonds natuurlijk ook niet, maar het omgekeerde is ook niet het geval. Het IMF heeft de taak om de financieel-economische en bestuurlijke verhoudingen in deze landen goed in te schatten en te zorgen voor een degelijk financieel-economisch beleid. Zelfs daaraan heeft het geschort. Het is dus wel duidelijk dat er nu terecht een wereldwijde oproep is om een herstructurering van IMF en Wereldbank tot stand te brengen. Daarbij moet expliciet een rol spelen dat de private westerse banken wel de vruchten van risicovolle internationale financiering willen plukken (snel veel geld verdienen), maar bij schade willen terugvallen op de internationale fondsen die de kredieten moeten afdekken, waardoor in feite indirect de belastingbetalers voor de schade moeten opdraaien. Wij vragen minister Zalm dan ook nadrukkelijk zich ervoor in te zetten dat de banken verplicht worden hogere reserves aan te houden naarmate de risico's toenemen. Daarin is nu niet voorzien. Wil hij er ook voor zorgdragen dat het toezicht wordt aangescherpt? Moeten landen voorts niet ook voor korte tijd gevrijwaard kunnen worden van kapitaalvlucht om een adempauze te krijgen teneinde orde op zaken te stellen?

Wij hebben zowel bij de algemene beschouwingen als vorige week via collega Koenders gevraagd om een visie op de Tobin-tax. Wij hebben kortelings een reactie van de minister gekregen. Zijn conclusies zijn ons te negatief. Wij zullen het debat over de Tobin-tax dan ook graag voortzetten. Wij zien er meer voordelen in dan nadelen en hopen dat de minister er toch internationaal meer de boer mee op wil gaan.

De minister heeft het afgelopen weekend in Oostenrijk zijn best gedaan voor meer Europese invloed op de G7. Wij zouden het principieel onjuist vinden als het resultaat zou zijn dat naast president Duisenberg drie presidenten van nationale banken, namelijk die van Frankrijk, Duitsland en Italië, bij de G7 aanschuiven. Dat ondergraaft namelijk de positie van de ECB en van de ECB-president. Hij moet daar alleen zitten. Greenspan neemt toch ook niemand uit Californië mee? Op dit punt horen wij graag de visie van de minister. Wij willen dit vrij principieel stellen. Wij steunen de assertieve houding van minister Zalm om ook de fungerend voorzitter van Europa af te vaardigen. Zullen de rapporten van internationale instellingen waarin het bankwezen, de economische positie en dergelijke van landen worden geanalyseerd, openbaar worden gemaakt, zodat van die rapporten een preventieve werking uitgaat? Ten slotte zijn wij blij met zijn toezegging dat de Nederlandse bijdrage middels kwartaalrapportages toegankelijker zal worden.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Afgelopen donderdag heeft de heer Koenders een aantal heldere stellingnames betrokken met betrekking tot de positie van het IMF. Dit weekend gaat de minister naar de jaarvergadering van het IMF. Daarbij is aan de orde de uitbreiding van de middelen van het IMF. Vorige week leek het zo te zijn dat de heer Koenders de instemming van de PvdA-fractie met die uitbreiding afhankelijk maakte van een aantal nadere condities. Is dat nog steeds het geval? Of zegt de PvdA de steun toe aan de minister als het gaat om de uitbreiding?

De heer Crone (PvdA):

Wij nemen dit onderwerp buitengewoon serieus. Anders had onze fractie er niet voor de derde keer in twee weken over gesproken. Ik neem aan dat de minister zal pogen ons tegemoet te komen. Dan is er geen probleem. Als dat niet gaat lukken, dan is er misschien wel een probleem. Ik ga ervan uit dat wij met z'n allen willen dat een aantal dingen goed worden geregeld. Er is wat meer staatsinterventie nodig om deze kapitaalstromen in goede banen te leiden. Ik zie geen reden daarover thans scherpe woorden uit te spreken.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Juist omdat al voor de derde keer – overigens terecht – een bijdrage van de fractie van de PvdA is gegeven, is het misschien prettig als de heer Crone iets preciezer is. Welke voorwaarden verbindt hij aan de goedkeuring van de fractie van de PvdA met de uitbreiding van de middelen van het IMF? Waaraan moet de minister voldoen? Mij is het niet helder. Dat was donderdag ook het geval.

De heer Crone (PvdA):

Ik heb een reeks punten genoemd. De minister zal wel aangeven wat hij denkt daarvan binnen te kunnen halen en wat niet kan. Daarvan zal afhangen hoe wij er verder mee omgaan. Ik wil er niet op vooruitlopen. Het moet in de tweede termijn leuk blijven.

De heer Marijnissen (SP):

Het is in dit soort gedachtewisselingen interessant om de bodylanguage van de betreffende bewindspersonen in de gaten te houden. De heer Zalm kan wel vaker een glimlach of een uitbundige lach niet onderdrukken. Dat was net ook het geval, toen de heer Crone zei dat de minister ervoor moet zorgen dat binnen het IMF een aantal zaken moet veranderen. Ik sluit aan bij de heer Vendrik. De heer Crone heeft terecht opgemerkt dat er vele miljarden van belastingbetalers naar doelen gaan via het IMF waar dat geld eigenlijk niet thuishoort. Ik doel dan op de Rivièra en dat soort gebieden. De middelen worden oneigenlijk aangewend. Ik vind het terecht dat de fractie van de PvdA zo fulmineert tegen de eerst binnenlandse stuitende en exhibitionistische verrijking. Wij moeten meer duidelijkheid krijgen van de fractie van de PvdA. Als de heer Crone aan de ene kant inzet op het veroordelen van het misbruik van de gelden van de belastingbetaler via het IMF, dan moet hij nu boter bij de vis geven en zeggen wat hij gaat doen indien de missie van de heer Zalm niet slaagt.

De heer Crone (PvdA):

Ik zou aan de minister willen vragen of deze dotatie een rol in de discussie speelt. Wat gaat er gebeuren als hij op andere punten niet zijn zin krijgt? Ik wil het debat in eerste en tweede termijn graag voeren. Beide zaken hebben met elkaar te maken.

De heer Marijnissen (SP):

Laten wij het er in dit stadium op houden, dat er in deze Kamer iets aan het veranderen is met betrekking tot Tobin-tax en de inperking van de vrijheid van kapitaal van kort geld. Ik ben erg benieuwd naar de tweede termijn.

De heer Crone (PvdA):

Het gaat ons om het relativeren van het belang van kort geld. Wij verhullen niet dat er structurele maatregelen nodig kunnen zijn.

Na de strubbelingen van de invoering werpt de euro nu al zijn positieve vruchten in het eurolandgebied af. In tegenstelling tot eerdere mondiale recessies is het eurogebied nu een oase van rust. De valuta's van geen van de eurolanden staan onder druk. Landen hoeven elkaar niet met grootscheepse bedragen te ondersteunen. Ook de gekoppelde landen zoals Finland doen het prima. Dat is des te opmerkelijker omdat dit land sterk op Rusland is gericht. De euro en de onderliggende beleidsconvergentie werpen dus hun vruchten af. Euroland is zo omvangrijk, dat het flitskapitaal er geen greep op krijgt en de euro zelfs een veilige vluchtvaluta is. Wij zijn zo'n positie wel gewend, gelet op onze koppeling aan de D-mark, maar voor andere eurolanden is dat nieuw. Dat stemt tot tevredenheid. Daarbij willen wij het niet laten, want hiermee hebben wij een klimaat gecreëerd, waarmee ook de beleidscoördinatie op ander terreinen in Europa met veel succes ter hand kan worden genomen.

Het macro-economisch beleid mag wat ons betreft niet alleen gericht zijn op lage inflatie en harde euro en op louter budgettaire convergentie. Immers, euroland is één groot economisch gebied met relatief veel minder externe afhankelijkheid van in- en uitvoer en dus ook meer mogelijkheden en noodzaak voor macrobeleid om de economische ontwikkeling zo anticyclisch mogelijk te beïnvloeden. Hoe beoordeelt de minister dat de Europese Commissie de lidstaten reeds in 2002 op begrotingsevenwicht wil hebben? Is dat niet een al te procyclisch beleid, wat Nederland zelf overigens niet van plan is? Is er gevaar voor inflatie? Wij zitten in de VS en euroland eigenlijk al op nulinflatie omdat de indexcijfers een overwaardering kennen van 0,5 tot 1% door kwaliteitsverbetering. Er is dus alle reden om de rente, die reëel hoog is – bij ons 3 à 4% en in sommige andere Europese landen nog hoger – te verlagen. Wat is de opvatting van de minister daarover?

Voorzitter! Euroland biedt ons een nieuwe democratische kans om het beleid te beïnvloeden. Vanaf januari 1999 zullen er in de eurolanden globale richtsnoeren voor economisch beleid komen. Die worden jaarlijks opgesteld door de Ecofin-raad in juni, met een voorbereiding drie weken eerder in het monetair comité. Dit worden cruciale richtsnoeren, in het kader waarvan Europese landen over ons beleid adviseren. Maar omgekeerd moeten wij niet schromen over andere landen te adviseren. De effecten van het economische beleid gaan elkaar meer beïnvloeden en daar kunnen wij last van krijgen als het in andere landen niet goed gaat. Wij willen die richtsnoeren voluit in de Tweede Kamer kunnen bespreken. Ik verzoek mijn collega's in hun termijn mee te delen of zij daarmee kunnen instemmen. Deelt minister Zalm onze mening en wil hij ons een agendavoorstel doen voor een ordelijke parlementaire bespreking? Dit worden waarschijnlijk belangrijkere besprekingen dan die over de MEV en wellicht zelfs de Miljoenennota! Hieraan voorafgaand willen wij president Wellink van De Nederlandsche Bank horen over zijn opvattingen, net zoals vorige week de heer Duisenberg door het Europees Parlement werd gehoord over zijn visie op de economische ontwikkeling. Hoe zal het kabinet de sociale partners hierbij betrekken, want die spelen hierbij een belangrijke rol, al was het alleen maar met betrekking tot het loon- en arbeidsmarktbeleid?

Voorzitter! Er is een extra kans om het werkgelegenheidsbeleid een extra impuls te geven. Ik zal er niet uitvoerig op ingaan, maar ik wil de minister wel vragen wat er terecht zal komen van een sluitende aanpak in Nederland. In het regeerakkoord wordt hiervoor 250 mln. netto uitgetrokken. Kan de minister de garantie geven dat daarmee de Luxemburgafspraak wordt nagekomen, ook als het wat meer moeite kost?

Voorzitter! Het infrastructuurbeleid en het milieubeleid kunnen natuurlijk veel beter gecoördineerd worden. Daar is helaas nog te veel sprake van witboeken en te weinig van echte beleidscoördinatie.

De heer Vendrik (GroenLinks):

U betuigde net uw instemming met de globale richtsnoeren die straks uitkomen. Dan wordt het, zei u, een goede zaak als wij ons uitspreken over economisch beleid dat in andere landen wordt gevoerd. Ik herinner mij een overleg in juni met de heer Oosterwijk die namens de minister het woord voerde. Hij gaf daarin volmondig toe dat wat zich nu aandient aan conceptversies van die globale richtsnoeren, zich moeilijk verhoudt tot de werkgelegenheidspolitiek die op dit moment in Frankrijk wordt gevoerd. Daar is sprake van een zeg maar oud-linkse ADV-operatie. Wat vindt u hiervan? Als u die globale richtsnoeren accepteert als uitgangspunt voor onderlinge vergelijking, komt u in de positie dat u zich uitspreekt tegen hetgeen zich in Frankrijk op dit moment voltrekt. Of zie ik dat verkeerd?

De heer Crone (PvdA):

Ik heb bepleit dat wij die richtsnoeren tot onderwerp van parlementair en maatschappelijk debat maken en dat wij daarmee als het ware een stuk van het Europees economisch beleid invullen, omdat wij dat weer naar ons toe trekken, zoals andere landen ook doen. Ik heb niet gezegd dat ik het met de inhoud van de richtsnoeren die jaarlijks ontstaan eens ben. Dat moet nu juist onderwerp zijn van het debat. Het is spannend dat wij daar eindelijk een debat over krijgen en dat wij dit niet alleen in de monetaire sfeer zullen voeren, maar juist ook in de sfeer van de economische ontwikkeling.

De voorzitter:

Wij moeten echt een beetje opschieten. De heer Vendrik heeft nog een eerste termijn, een tweede termijn en als hij wil een derde termijn. Hij heeft nog een heel politiek leven voor zich. De heer Crone vervolgt nu zijn betoog.

De heer Crone (PvdA):

Voorzitter! Uiteraard zijn de belastingen ook een cruciaal onderwerp van beleidscoördinatie. Daar hebben beide bewindslieden al veel prioriteit aan gegeven. Toch heb ik nog een paar vragen. Hoe zit het met de Oostenrijkse voorstellen over de bronbelasting op rente? Hollen die de Nederlandse belastinggrondslag uit? Hoe denken zij over de coördinatie van ecotaksen, accijnzen, andere vergroeningen en de variabilisatie van autokosten, nu de rood-groene coalitie in het oosten gloort?

Voorzitter! Is het juist dat Ierland de vennootschapsbelasting tot 12,5% wil verlagen? Is dit financieel mogelijk, gelet op het feit dat daar de nog altijd belachelijk hoge ontvangsten van structuurgelden tegenover staan? Hoe ontwikkelt zich de discussie over de vermogensaanwasbelasting? Ik vraag de staatssecretaris of hij een vermogensaanwasbelasting zou willen hebben als hij nu ook alle beursverliezen zou hebben moeten accepteren als omvangrijke aftrekposten. Misschien zijn er nu ook andere partijen die denken: toch niet zo gek bedacht, die vermogensrendementsheffing...

De pensioenen vormen een punt van zorg omdat er in de EU sterk uiteenlopende financieringssystemen zijn. Ik denk aan kapitaaldekking versus omslagstelsel. Ook heeft men te maken met verschillende fasen van vergrijzing. Als gevolg van dit alles kunnen grote budgettaire verschillen tussen landen ontstaan, die weer kunnen leiden tot een verslechtering van de europositie. Op Europees niveau zijn hiernaar nauwelijks inventariserende studies verricht, laat staan dat er sprake is van een begin van een beleidsreactie. Wil het kabinet daartoe initiatieven nemen?

Vervolgens heb ik enkele vragen over de praktische invoering van de euro. Hoe worden de problemen bij de bedrijven, waaronder de detailhandel, en de consumenten opgelost? Erg democratisch gaat de voorbereiding er in elk geval niet aan toe. Ik stel vast dat wij er hier nog maar nauwelijks over hebben gepraat. Wordt dat niet tijd? Is het niet beter om te kiezen voor een 'big bang', een overgang naar de euro op één moment? Voor de detailhandel is dat beter dan het aanhouden van dubbele kasregisters. Belangrijker is nog dat hiermee kan worden voorkomen dat er per dag achtmaal zoveel geld in kas moet worden gehouden. Men moet 's ochtends al het wisselgeld hebben in euro's om de hele dag te kunnen uitgeven. Er komen maar weinig euro's terug: guldens mogen niet meer in omloop worden gebracht. Ook in Frankrijk, Latijns-Amerika en Oost-Duitsland heeft men bij dergelijke processen voor een overgang ineens gekozen. Als mensen met vakantie gaan, zullen ze vooraf een voorraadje euro's kunnen opnemen; op een ander moment zullen ze guldens bij de bank kunnen inleveren. Een bank als wisselkantoor; daar zijn ze toch voor.

In Frankrijk zie je al in de supermarkten dat men op de producten twee prijzen aanbrengt: in francs en in euro's. Waarom wordt dat niet ook in Nederland gedaan? Is dat niet de beste manier om mensen al enig gevoel voor prijsverhoudin gen te geven? Hetzelfde geldt natuurlijk voor loon- en AOW-strookjes. Wanneer worden mensen hierop voorbereid?

Voorzitter! In Nederland is er nog maar één echte bron van inflatie en die treft men aan bij de woonkostenontwikkeling; de MEV is daarover duidelijk. Zeker na de inhaalhuurverhogingen van de laatste jaren, óók ten opzichte van andere Europese landen, wordt het wat ons betreft de hoogste tijd om de huurverhogingen tot inflatieniveau te beperken. Ook de lage rente vormt in dit verband een argument. Verlaging van de huurprijsstijging heeft ook een gunstig budgettair effect. Dan kan immers de IHS omlaag of behoeft de IHS niet zo sterk te stijgen. In het regeerakkoord zijn hierover goede afspraken vastgelegd. Wanneer zal hieraan uitvoering kunnen worden gegeven?

Thans is huren zonder subsidie vrijwel onmogelijk geworden. Nadat wij de brutering hebben gefinancierd en op die wijze door Den Haag de objectsubsidies zijn betaald, betalen wij nóg eens, namelijk via de huursubsidies. In feite gaat nu 3 mld. per jaar extra naar dezelfde verhuurders, vaak corporaties.

Wij willen graag het eigenwoningbezit bevorderen. Er is al sprake van een regeling betreffende het maatschappelijk gebonden eigendom, in het kader waarvan al vijftien jaar lang een normale hypotheekvorm aftrekbaar is gesteld. Het wordt echter steeds duidelijker dat het ministerie van Financiën die aftrekbaarheid ter discussie stelt. Dat kunnen wij niet volgen; graag continueren wij die aftrekbaarheid. Wij vragen de bewindslieden om deze beleidslijn terug te draaien.

Vervolgens vraag ik aandacht voor de verstrengeling in Nederland van de financiële conglomeraten van banken, verzekeraars, ziektekostenverzekeraars enz. De vraag rijst wat de minister gaat doen aan monopolievorming en vermenging van functies. Zo biedt het Zilveren Kruis met de regelmaat van de klok beleggingsproducten aan; ik weet het op grond van eigen ervaring. Je krijgt dan van de zorgverzekeraar het advies om toch écht in aandelen te gaan; een rendement van 12% wordt beloofd, nog steeds. Als je een paar keer dergelijke pakketten hebt ontvangen, denk je dat je een dief van je eigen portemonnee bent als je daar niet instapt. Is dat niet een vervelende vermenging van een zorginstelling, waar je toch een zeker vertrouwen in moet kunnen stellen, en commerciële taken?

Voorzitter! In Nederland domineren de vijf grootste banken 80% van de nationale markt. Over concurrentie gesproken! In andere landen is dat veel minder. Is het geen tijd om bestaande structuren in het toezicht op de financiële instellingen en markten te heroverwegen? Zowel vanuit het oogpunt van bedrijfseconomisch toezicht op instellingen als op basis van het toenemend belang van integriteitstoezicht verdient een integratie van de toezichthouders de aandacht.

De pluriformiteit van de financiële producten die aan de consument worden aangeboden rechtvaardigen ook een nadere studie op de integratie van de toezichthouders. Consumenten hebben recht op bescherming en scheiding van gegevens en adressenbestanden en dergelijke in plaats van commercieel misbruik. Wanneer komt het standpunt over aanvullende wetgeving, want er is nu toch veel duidelijk geworden op basis van de grote röntgenfoto naar aanleiding van het Vie d'Or-debacle? De fractie van de PvdA bepleit al veel langer de integratie van de functie van toezichthouders op de financiële markten en zij verzoekt de minister om niet langer vast te houden aan een gescheiden toezicht bij de Verzekeringskamer, De Nederlandsche Bank en de Stichting toezicht effectenverkeer. Is de tijd niet rijp voor overheveling van een deel van de toezichtstaken naar het internationaal niveau, de ECB, want ook op internationaal niveau ontbreekt scherp toezicht. Daar zou de ECB juist een aangewezen orgaan kunnen zijn.

Voorzitter! Ik wil nog twee opmerkingen maken die een directe financiële consequentie zouden moeten hebben. Ik begin bij de cultuur. Allereerst zijn wij blij dat er nu een echt aankoopfonds komt; hulde daarvoor. Kan dit bericht dat wij in de krant lazen ook bevestigd worden? Daarnaast heeft het kabinet, terecht, extra geld voor cultuur uitgetrokken: 60 mln. op jaarbasis. Een deel daarvan spoelt echter weg door de algemene kaasschaven en door het vervallen van de eerder afgesproken gelden vanwege de motie-Van Nieuwenhoven. Tijdens de algemene beschouwingen is hierover een notitie toegezegd, maar die hebben wij nog niet gezien. Ons verzoek blijft toch hetzelfde; wij zouden graag zien dat deze 16 mln. van de motie-Van Nieuwenhoven wordt bijgeplust. Maar ook de algemene kortingen roepen vragen op. Waarom zijn die niet toegepast voor het sportdeel van de begroting? Zo verstoren wij een beetje het evenwicht tussen sport en cultuur. Kan er zonder meer sprake zijn van productiviteitswinst zonder kwaliteitsverlies: een speler minder op het toneel of in de orkestbak? Toch is daar structureel 14 mln. voor ingeboekt. Kan de minister dit ophelderen en kan hij duidelijk maken dat het niet ten koste van de kwaliteit zal gaan? Zo nee, dan zullen wij dat ook moeten bijplussen.

Voorzitter! Vorige week is opnieuw, wederom unaniem, door de Kamer gevraagd om het vervoer van gehandicapte leerlingen eindelijk goed te regelen. Dat vergt enige coördinatie van de ministeries van OCW, V en W en BZK. Misschien mag ik hier verzoeken om die coördinatie te bevorderen en de daarvoor benodigde 9 à 10 mln. vrij te maken. Waarschijnlijk krijgt de minister daarvoor de steun van de hele Kamer.

Ten slotte heb ik nog de vraag of wij de prestatiemeting bij deze begrotingen kunnen invoeren of versterken. Door uitvoering van de motie-Melkert is er al veel aan gedaan. Wij hebben daar drie voorstellen voor.

1. De belastingdienst lijkt te groeien met iedere fiscale wijziging. Welke prestatiemeting ligt hier achter? Ik zie niet welke productiviteitswinst wij halen. Kunnen wij daarvoor een metingscijfer krijgen?

2. De belastinguitgaven kunnen natuurlijk bij uitstek getoetst worden op resultaat en prestatie. Dat is ook een onderwerp voor prestatiemeting.

3. Vaak merken wij bij subsidies aan een sector dat sommige instellingen binnen zo'n sector rijk zijn, en andere arm. In de fractie werden de verschillen genoemd tussen bijvoorbeeld rijke en arme politiekorpsen, tussen rijke en arme corporaties, tussen rijke en arme gemeenten. Het zou goed zijn om in algemene zin bij het toetsen van prestatiegegevens hiermee rekening te houden en niet alleen naar de gemiddelde prestatie voor een sector te kijken, omdat die vaak de ongelijkheden in stand houdt of zelfs vergroot en de doelmatigheid niet dient.

Voorzitter! Tot slot wens ik de bewindslieden veel succes toe bij hun verdere interventies in de vrije markt.

Mevrouw Giskes (D66):

Ik wil nog even teruggrijpen op wat de heer Crone zei over het toezicht op de financiële conglomeraten. Hij pleit zelfs voor een ophoging naar Europees niveau door het te leggen bij de ECB. Hij weet net zo goed als ik dat dit een onafhankelijk instituut is. In Nederland woedt de discussie of en hoe de minister meer greep kan krijgen op de toezichthoudende activiteiten. Door dat toezicht meer daar te leggen, geef je het meer uit handen. Hoe kijkt de heer Crone daar tegenaan?

De heer Crone (PvdA):

Wij vinden het toezicht in Nederland al te veel gescheiden. Er zou meer integratie, deels koppeling aan de NMA en deels aan De Nederlandsche Bank, maar ook anderszins moeten zijn. Ik wil hier graag de visie van de minister op krijgen. Daarnaast heb ik gewezen op het internationaal toezicht dat er vrijwel niet is, behalve het algemeen mededingingstoezicht. Juist de financiële instellingen zijn tegenwoordig per definitie al grensoverschrijdend. Er is hier een gat en de eerste suggestie is om de ECB dit te laten invullen. Ieder ander voorstel dat beter is, verdient natuurlijk steun. Die discussie moeten wij nu eindelijk eens proberen te voeren.

Mevrouw Giskes (D66):

Dus u denkt in termen van en-en, zowel nationaal als Europees?

De heer Crone (PvdA):

Ja, maar er zal altijd wel een soort taakverdeling blijven tussen nationaal en internationaal. Als het kan, willen wij die discussie zo snel mogelijk afronden met concrete besluitvorming en wetgeving. De minister heeft in een debat in het voorjaar gezegd dat hij het, gezien de gang van zaken, nog een tijdje wilde aanzien. Welnu, wij denken dat dit 'tijdje' voorbij is.

De voorzitter:

Zoals de woordvoerders weten, hebben wij afgesproken dat de heer Van der Vlies, die morgen in verband met persoonlijke verplichtingen niet aanwezig kan zijn, in ieder geval vanavond aan het woord zou mogen komen. Vandaar dat ik nu, inbrekend op de normale sprekersvolgorde, het woord geef aan de heer Van der Vlies.

De heer Van der Vlies (SGP):

Voorzitter! Ik dank u hartelijk voor uw medewerking. Dat geldt ook voor de betrokken collega's.

Tijdens het economendebat van 15 september jl. werd het kabinet 'het strijkje op de Titanic' genoemd. Terwijl de stuurlieden het motorschip 'poldermodel' met man en macht tussen de Russische en Zuidoost-Aziatische ijsbergen proberen te laveren, nadert onder de waterlijn een ander gevaar, namelijk dat van wantrouwen in de stevigheid van de poldernorm en in de kracht van de Nederlandse economie. Nu het vertrouwen langzamerhand inzakt en het schip enigszins overhelt, probeert het kabinet de opvarenden in velerlei toonaarden te kalmeren. Verontruste scheepslieden, zoals Van Wijnbergen c.s. die komen melden dat het schip lek is of, zo men wil, water dreigt te maken, wordt verzocht om niet door de muziek heen te willen praten of worden zelfs door het strijkje overstemd. Deze gedachte kwam onwillekeurig bij ons op toen minister Jorritsma hier onlangs zei dat wij elkaar geen recessie moeten aanpraten. De SGP-fractie is dat natuurlijk met haar eens, maar de wijze waarop het kabinet de waarschuwingen over een eventuele conjuncturele neergang tegemoet treedt, komt toch wel wat geforceerd over. Realiseert de minister zich dat de economie in niet onbelangrijke mate gebaseerd is op vertrouwen en dat het tegen beter weten in uitstralen van 'would be'-optimisme dit vertrouwen kan ondermijnen?

De SGP-fractie heeft geen reden om de rijksbegroting tot achter de komma door te rekenen. Daartoe zijn andere instanties beter geoutilleerd. Waar mijn fractie wel vraagtekens bij heeft, is de volgens haar rooskleurige invulling van bepaalde parameters. Ik noem de loonstijging van 1,5%. Was de wens hier niet de vader van de gedachte? Het rond deze tijd te houden najaarsoverleg zal wel uitwijzen of met name de werknemersorganisaties zich iets van dat percentage zullen aantrekken. De door het kabinet voorgenomen vermogensinhaal bij de sociale fondsen leidt tot een lastenstijging, hetgeen een opwaartse druk op de lonen genereert. Daar komt nog bij dat de krapte op de arbeidsmarkt steeds groter wordt. Ook mijnerzijds is het de vraag wat nu eigenlijk de inzet in het najaarsoverleg is, mede gelet op de ambtelijke notitie die ons hedenmiddag is overgelegd.

Ook bij de gekozen begrotingsvoornemens zijn wel enige kanttekeningen te plaatsen. Zo zijn bijvoorbeeld de geplande investeringen in ICT bij onderwijs niet voldoende om in de behoefte te voorzien. Verder zijn wij van mening dat op het gebied van kinderopvang en cultuur de gebruikers zelf meer zouden moeten bijdragen. Onze fractie dankt de minister voor de brief inzake de verdeling van de impuls sociale infrastructuur en intensivering jeugd en geweld uit het regeerakkoord. Bij de behandeling van de individuele begrotingshoofdstukken hopen wij daarop terug te komen. Op dit moment willen wij erop wijzen dat de tekortreductie voor 1999 ondanks de als uitgangspunt genomen 3% economische groei laag is en bij een tegenvallende conjunctuur zelfs in gevaar komt. Wij hadden reeds moeite met de afspraak om inkomstenmeevallers slechts ten dele voor tekortreductie aan te wenden. Nu blijkt dat inkomstentegenvallers ook voor een deel uit het verhogen van het tekort mogen worden gefinancierd, rijzen meer bedenkingen, temeer daar tegenvallers in de inkomstensfeer voor het andere deel uit een verhoging van de belastingen en de sociale premies moeten worden gedekt. De tegenvallende conjunctuur wordt zo niet gedempt, maar zelfs een beetje extra omlaag gejaagd. Waarom is in deze economisch onzekere tijden nu juist deze keuze gemaakt?

Voorzitter! Komend jaar staat in het teken van het naderende afscheid van onze gulden. Het zal u niet verbazen dat de SGP-fractie met pijn in het hart een symbool van nationale eenheid ziet verdwijnen. Wij zijn dankbaar dat is toegezegd dat het randschrift 'God zij met ons' gehandhaafd blijft. Juist in het economische leven is het goed om onze afhankelijkheid van en verantwoordelijkheid jegens God te blijven belijden. Wij betreuren echter dat de ECB, zonder daaraan al te veel ruchtbaarheid te geven, eenzijdig besloten heeft nationale symbolen op de eurobankbiljetten weg te laten. Terugdenkend aan de ophef en trots waarmee de nationale kant van de euromunten werd gepresenteerd, vragen wij of dit besluit niet in tegenspraak is met eerder gemaakte afspraken in Dublin in december 1996. Nederland offert niet alleen haar munt op, maar levert ook beleidsvrijheid in. De toekomst zal uitwijzen of de ECB, ingeval de effecten van economische crises elders in de wereld zich op Europees niveau zullen manifesteren, tot een snelle en politiek onafhankelijke besluitvorming in staat is. De recente EU-historie wijst in ieder geval uit dat individuele partners zelfs bij minder ernstige kwesties hun nationale belangen boven de Europese lieten prevaleren. Welke rol kan onze natie, een kleine lidstaat immers, nog precies spelen in Europa, maar ook in de G7 etc.? Graag daarover een beschouwing. Welke termijn wordt precies in acht genomen bij de wisseling van de gulden in de euro? Collega Crone sprak daar zojuist ook al over. Een belangwekkend vraagstuk, waarover zo snel mogelijk helderheid moet ontstaan. Ook het al of niet aanwezige overheidsaandeel in de invoeringskosten, waarbij ik denk aan het MKB, kan misschien worden toegelicht.

Voorzitter! Eerste aanzetten zijn in aantocht voor de geplande herziening van ons belastingstelsel. Uit een door de RMU uitgevoerde rekenexercitie blijkt dat eenverdieners die kostwinner van een huishouden zijn en in de tweede en derde belastingschijf vallen, in de nieuwe belastingplannen benadeeld dreigen te worden ten opzichte van tweeverdieners. Dat zou kunnen oplopen tot een bedrag van ƒ 1900 op jaarbasis. Het gaat hier dan niet om de categorie van lage inkomens, maar terdege wel om gezinnen die niet voor voorzieningen als huursubsidie en studiefinanciering in aanmerking komen, en vroeg of laat buiten het ziekenfonds vallen. Wij hebben het hier nog niet over het plan zelve, laat staan over de invulling en de maatvoering ervan. Ik erken dat, maar als zo'n rekenexercitie op de stukken zoals zij nu bekend zijn aan ons wordt voorgelegd, vinden wij dát in ieder geval een veel te groot verschil, en vragen wij aandacht voor dergelijke financiële verhoudingen en aderlatingen, die voor gezinnen in de door mij omschreven posities dreigen te ontstaan. Graag die toezegging.

Voorzitter! Aan het begin van onze bijdrage refereerde ik aan het orkestje op de Titanic. Op hun repertoire stond een bekend geestelijk lied 'Nader mijn God tot U'. Deze bede, ten diepste de motivering van ons politiek bezig zijn, en eveneens verwoord op de rand van onze gulden, God zij met ons, wenst de SGP-fractie regering en Kamer toe.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Vendrik die zijn maidenspeech zal houden.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Voorzitter! Het is deze dagen heel verleidelijk om even de blik oostwaarts te richten. Ik mag graag kijken naar Grünen-leider Joschka Fischer. Zie hem wandelen, abgespeckt in een driedelig Armanikostuum, maar wel zonder stropdas. Dat smaakt naar meer. Zoals u weet, heeft de verkiezingsoverwinning van de SPD inmiddels geresulteerd in besprekingen over een rood-groene coalitie. Wat de overeenkomst tussen sociaal-democraten en groene radicalen ook zal behelzen, niet alleen de Duitse werklozen zouden er iets van moeten merken. Hoe vaak is hier in deze ruimte niet geconstateerd dat Nederland geen eiland is, dat er grenzen zijn aan wat een klein land vermag en dat de internationale concurrentiestrijd en de grote mobiliteit van de factor kapitaal ons drastische beleidsmatige beperkingen opleggen.

Het Nederlandse milieubeleid bijvoorbeeld heeft hier al jaren ernstig onder te lijden. De groene fiscale revolutie, waar GroenLinks zich al jaren sterk voor maakt, is helaas tot op heden goeddeels uitgebleven. Ook in het belastingplan voor de 21ste eeuw ligt de prioriteit hoofdzakelijk bij een ander doel, namelijk lagere tarieven. Wat al wel gerealiseerd is aan vergroening van het belastingstelsel, is misschien niet onbelangrijk, maar wel marginaal. Want het mocht geen pijn doen, vanwege diezelfde internationale concurrentiepositie. Het sociale beleid en het werkgelegenheidsbeleid kampen met soortgelijke handicaps. Het blijkt keer op keer profijtelijker te zijn om, bij afwezigheid van internationale beleidscoördinatie, te kiezen voor een politiek van concurrerende loonkostenniveaus en bijbehorende druk op collectieve uitgaven, dan de moeilijker weg te bewandelen van internationale afspraken, teneinde deze druk te weerstaan.

Voorzitter! Nederland zou voorshands dan ook zeer voorzichtig moeten zijn met een al te uitbundige export van het poldermodel. In een situatie dat de belangrijkste economische tegenspelers van onze polder hetzelfde beleid zouden adopteren, vervalt op slag de meerwaarde ervan. Want wanneer iedereen de loonkosten matigt, resulteert uiteindelijk slechts een lager groeipad. God verhoede dat economische zwaargewichten het tegelijkertijd op een stevig abspecken zetten. Maar ook om andere redenen voelt GroenLinks niet zoveel voor een heftig beleefde gidslandfunctie rondom het poldermodel; er valt naar ons oordeel een wereld te winnen wanneer – om te beginnen in Europees verband – macro-economische coördinatie werkelijk betekenis zou krijgen.

Voorzitter! Met de Duitse verkiezingsoverwinning van de SPD zijn de christen-democraten en liberalen in Europa goeddeels verbannen naar de oppositiebanken en – verbeeld ik het mij, mijnheer Crone – geeft dat de groene en linkse burger niet enige moed? Mogen wij ook iets verwachten van deze sociaal-democratische hegemonie in Europa, juist op zo'n vitaal terrein als internationaal monetair, economisch en financieel beheer? Gerhard Schröder heeft – als ik de Financial Times van vanochtend mag geloven – het er niet bij laten zitten. Daar valt namelijk heel veel werk te verrichten. In economisch opzicht stevenen wij wereldwijd in rap tempo af op wat in buitenlandse kranten regelmatig een 'new disorder' wordt genoemd, in variant op de 'new order' van George Bush. En dat in tegenstelling tot wat liberale politici en neoklassieke economen ons in de nadagen van de val van de Muur hebben beloofd. Nederland is in dat opzicht wel een eiland; want waar hier de sociale markteconomie floreert, regeert in grote delen van de wereld het kapitalisme met een lelijk gezicht. Foeilelijk zelfs. Zoals ik vorige week al memoreerde in het overleg met de ministers van Financiën en voor Ontwikkelingssamenwerking over de crisis in Azië, telt het ILO op dit moment 1 miljard werklozen. Dat kun je geen rafelrandje noemen en dit is geen bijproduct van een verder wenselijke economische koers. Dit duidt op systeemfouten.

In een artikel in The New Republic, getiteld The Confidence Game analyseert Paul Krugman de westerse reactie op de Aziëcrisis. Deze vermoedelijk aanstaande Nobelprijswinnaar legt daarin vrij genadeloos bloot hoe het IMF en het Amerikaanse ministerie van financiën het afgelopen jaar totaal geobsedeerd zijn geraakt door het herstellen van vertrouwen op de financiële markten. Daartoe past één recept: behoud van de wisselkoers, hoge renteniveaus en snelle en ingrijpende bezuinigingen. Dat is in Azië gebeurd. Krugman kan dan ook niet anders, zegt hij, dan tot de conclusie komen dat zijn hooggewaardeerde studentencollega's hun economische standaardwerkjes bij het vuilnis hebben gezet. Want Keynes is niet dood. De massale terugtrekking van kapitaal uit de Aziatische landen in 1997, in combinatie met de bijbehorende economische receptuur van het IMF, doet precies de situatie ontstaan die men zegt te willen vermijden, namelijk die van een stevige recessie waarin iedereen wereldwijd, de werklozen daar voorop, buitengewoon veel last van heeft.

Voorzitter! Dit is – ik zeg het maar ronduit – bad governance van de zijde van het IMF met grote sociale en economische schade tot gevolg. Dat had het IMF volgens mij moeten weten. Maar blijkbaar was het belangrijker, zo moet ik helaas constateren, om de schuldaflossing op gang te houden, waartoe betere wisselkoersen kennelijk dienstig zijn. De minister voor Ontwikkelingssamenwerking wees vorige week in antwoord op een vraag mijnerzijds de Aziatische landen zelf aan als de grote schuldige in dit gigantische economische debacle, tenminste, zo interpreteer ik haar woorden. Zij zei letterlijk: 99% is een kwestie van good governance.

GroenLinks deelt deze opvatting van de regering niet. Het grote probleem is nu juist wat bijvoorbeeld in deze crisissituatie onder good governance verstaan moet worden. Dat staat nog maar te bezien. Ik vraag dan ook de minister van Financiën welke invulling hij geeft aan good governance in deze situatie. Wat moeten de Aziatische landen eigenlijk doen? Er zijn kennelijk verschillende recepten. Deze vraag lijkt mij ook uitermate relevant, omdat er een substantiële uitbreiding van IMF-middelen voor de deur staat. In het bijzonder vraagt nu acuut de situatie in Brazilië om aandacht, waar, als ik de kranten mag geloven, het IMF klaar staat om in te grijpen. Wat wordt de boodschap van de minister bij de komende jaarvergadering? Wat gaat het IMF doen in Brazilië? Wat wordt het beleid?

Voorzitter! Een van de belangrijkste lessen die uit de Aziëcrisis getrokken moet worden betreft het dogma van het vrije kapitaalverkeer. Internationaal maken velen zich op – Blair en Strauss-Kahn – om hieraan paal en perk te stellen. Tot mijn genoegen heeft ook de PvdA-fractie zich op dit punt helder uitgesproken. De minister heeft al te kennen gegeven veel te voelen voor het Chileense model, als ik dat even mag noemen: het verplicht aanhouden van een deposito bij de centrale bank van – ik meen – 30% van de waarde van de investering. Ik zou het debat hierover graag willen voeren, maar ik heb nog geen kennis kunnen nemen van de korte notitie over de Tobin-tax, die vorige week is toegezegd. Ik begrijp dat zij wel op Internet beschikbaar is, maar op papier heb ik haar nog niet gezien. Hoe dan ook, wat ons betreft is het debat daarover nog niet afgerond.

Voorzitter! Ik wil het internationale deel van mijn betoog afronden met de vraag aan de minister van Financiën wanneer hij de gevraagde notitie over de ontwikkeling van de internationale financiële markten vermoedelijk kan prijsgeven. Ik heb deze notitie eind vorige week gevraagd in de veronderstelling en met de grote verontrusting dat wij nauwelijks goed weten hoe wij de razendsnelle ontwikkelingen op de financiële markten economisch en dus ook vanuit een reguleringsperspectief moeten beoordelen. Graag een antwoord van de minister op dit punt.

Voorzitter! Tot zover de wereldeconomie. Ik kom toe aan wat lichtere kost: de begroting van komend jaar en het begrotingsregime dat de naam van deze minister draagt. Ik wil om te beginnen enkele woorden wijden aan de collectieve uitgaven. Paars II heeft in dezen gekozen voor continuïteit: opnieuw zal de collectieve sector – zoals al een aantal jaren het geval is – ook de komende vier jaren krimpen, relatief gezien dan. De uitgaven groeien weliswaar, in reële termen, wat harder dan onder Paars I, namelijk 0,3% tegen 1,5%, maar ook deze hogere groei blijft nadrukkelijk achter bij wat behoedzaam als altijd door deze minister aan economische groei is ingeboekt.

De GroenLinks-fractie verzet zich tegen deze lijn. Door jarenlang aanhoudende bezuinigingswoede is de collectieve sector verworden tot een kale kip, die kampt met anorexiaverschijnselen. Overal duiken tekorten op: in de zorg, in het onderwijs, in het openbaar bestuur, bij de investeringen en in de arbeidsvoorwaarden van het overheidspersoneel. Dat kon worden voorzien. Hoewel de overheid zelf al jaren in woorden belijdt dat zij zich concentreert op haar kerntaken, blijkt dat keer op keer anders. Ik verwijs bijvoorbeeld naar de bezuinigingen waarmee Paars II van start gaat. Daaruit komt bepaald geen helder beeld naar voren. De grootste bedragen komen ten laste van het collectieve apparaat: bezuinigingen op arbeidsvoorwaarden en uitvoeringslasten in de sociale zekerheid. Eigenlijk kan dat niet. Voor de verzamelde economen hier en in de ambtenarenloge hoef ik ongetwijfeld niet te herhalen wat de wet van Baumol inhoudt. Door lage productiviteitswinsten zal bij gelijke loonontwikkeling de sector relatief steeds prijziger worden. Wie vervolgens deze groei welhaast wetmatig afknelt door jaar op jaar een relatieve daling van de collectieve uitgaven te organiseren zonder daarbij het collectieve takenpakket te beperken, ontmoet als vanzelf een variëteit aan problemen, zoals wij die inmiddels kennen: afnemende concurrentiekracht van de arbeidsvoorwaarden, capaciteitstekorten enzovoorts. En dan te beseffen dat het kabinet hier nog gezegend is met een tamelijk beheerste loonkostenontwikkeling in de markt. Ik vraag de minister van Financiën in deze Kamer uiteen te zetten hoe hij de arbeidsvoorwaarden en de geschetste capaciteitsproblemen in de collectieve sector wil oplossen met behoud van het Paarse begrotingskader.

Voorzitter! Dan enkele woorden over het begrotingskader zelf. Een van de onhebbelijkheden van het groei- en stabiliteitspact dat in het kader van de EMU is gesloten, is dat wij ons voorlopig geen normaal trendmatig begrotingsbeleid kunnen veroorloven. Immers, bij een huidig tekort van 1,3% BBP leidt een groeivertraging van 2% al gauw tot Brusselse problemen. Immers, de conjunctuurgevoeligheid van het EMU-tekort is, meen ik, in Nederland het hoogste van Europa. Terecht is onder minister Zalm afscheid genomen van het oude tekortbeleid, maar nu ligt een soort mengvorm van trend- en tekortbeleid op tafel. Door de trend behoedzaam in te schatten, realiseer je feitelijk een EMU-bestendig tekortbeleid. Op zichzelf hulde aan deze minister voor deze vondst.

Maar niet te lang. Het lijkt wel alsof de minister coûte que coûte wilde vasthouden aan zijn dagelijkse avondmaal in huiselijke kring, want met Paars II wordt vrijwel overal op de automatische piloot gestuurd: meevallers, tegenvallers, overal is een bestemming of een sleutel voorhanden en de departementen moeten het, calamiteiten daargelaten, toch vooral zelf uitzoeken, want de minister is naar huis. Dat gaat allemaal heel ver en wat mij betreft, eigenlijk te ver. Ik beschouw de gedetailleerde afspraken uit het regeerakkoord en de Miljoenennota bepaald niet als een politieke investering in onderling vertrouwen, maar het is ook beetje de gekte die wordt opgeroepen door juist de keuze voor een behoedzaam scenario. Daarover hebben wij hier geheel illusoire discussies kunnen meemaken, bijvoorbeeld over de contractloonstijgingen. Ik begrijp de PvdA wel dat inkomstenmeevallers die uit dien hoofde worden gerealiseerd, in samenhang – een woord van de heer Melkert – moeten worden bezien met de aan deze contractloonstijging gerelateerde uitgavenkoppeling. Het is een noodzakelijke correctie op deze systematiek. Maar mijn vraag aan de minister van Financiën blijft: hoever gaat het dichttimmeren, het regelen van afspraken voor bijzondere situaties? Wanneer ziet hij zijn geesteskind als een noodzakelijk kwaad op weg naar een echt trendmatig begrotingsbeleid? Mijn fractie wil daarop graag uitkomen.

Voorzitter! Een kleine bijzonderheid. Ik wil de minister een vraag voorleggen over de ingeboekte macro-economische effecten van het regeringsbeleid. Ik begrijp dat niet goed. In de Miljoenennota en in het regeerakkoord lees ik dat deze worden ingeschat op 3,25 mld. Ik vind het een beetje merkwaardig dat bij de Miljoenennota deze groeiversnelling, resultante van het te voeren regeringsbeleid, in zijn geheel wordt toegerekend aan 1999, terwijl de uitvoering van het beleid nog goeddeels moet beginnen. Voorts wordt die groeiversnelling gepresenteerd als een bijstelling van de groei. Ik raak hier het spoor even bijster. Graag hoor ik hierop een nadere toelichting.

Tot slot kom ik op mijn beoordeling van het begrotingskader. Bij gelegenheid van de algemene beschouwingen heeft Paul Rosenmöller namens mijn fractie een tegenbegroting ingediend. Ik wil op deze plaats kort aandacht geven aan twee kritiekpunten die ons sindsdien geworden zijn. Allereerst is dat een hoger financieringstekort. Dat is altijd ernstig, maar het blijft raadzaam de zaak in proportie te bezien. Het betreft in de tegenbegroting van GroenLinks een verhoging van 0,1% bovenop de 0,1% verhoging die in de Miljoenennota is voorzien. Dat kan toch geen trendbreuk genoemd worden? Hooguit geven wij aan het werk van deze minister een rondborstiger uitvoering. Het tweede argument betreft de verhoging van de marginale wig die door invoering van de EITC, de earned income tax credit, plaatsvindt. Ik herinner eraan dat de EITC, met dit vermeende nadeel, ook ooit door de huidige secretaris-generaal van Economische Zaken werd gepropageerd als de meest doeltreffende en gerichte wijze van lastenverlichting. Een belangrijk voordeel van de EITC is overigens – en daar wijs ik met nadruk op – dat op deze wijze deeltijdwerk op marktconforme wijze wordt gestimuleerd. Daar hebben nu juist heel veel langdurig werklozen, bijstandsmoeders en vaders met de zorg voor kinderen voorop, heel veel baat bij. Want eindelijk kunnen zij het zich nu permitteren laaggeschoolde arbeid en zorg te combineren. Het tegenargument dat de EITC scholing belemmert, vind ik eerlijk gezegd een non-argument, want de meeste scholing van werkenden vindt plaats onder de toch al hogeropgeleiden. Deze kennen tevens het hoogste marginale tarief. Dan is het kennelijk geen belemmering. Waarom voor de laaggeschoolden wel?

In onze tegenbegroting hebben wij tevens het voorstel gedaan voor een stoelbelasting ten laste van vliegmobiliteit. Dat is geen noviteit. Noorwegen en Engeland kennen deze al. Landen zoals Zweden en Zwitserland kennen andere, vergelijkbare heffingen, die betrekking hebben op de uitstoot. De uitspraak van de heer Kok dat een dergelijke belasting onmogelijk is wegens internationale uitspraken, is dan ook onjuist. Dat geldt namelijk alleen bij een discriminatoire toepassing van een heffing. Door deze heffing juist toe te passen op alle vluchten, is hiervan geen sprake. En dat is ons plan. Bij dezen nodig ik de minister van Financiën uit een hernieuwde reactie te geven van het kabinet. Dat stel ik zeer op prijs.

Ik ga kort in – te kort – op het belastingplan 21ste eeuw. Daar valt veel meer over te zeggen dan de tijd mij nu toelaat. Mijn fractie heeft waardering voor het feit dat de regering nu werk maakt van een heffingskorting, die de huidige basisaftrek zal doen vervallen. Dat is een langdurende wens van GroenLinks. De fractie van GroenLinks is echter kritisch over het feit dat het draagkrachtprincipe meer en meer uit de belastingwetgeving verdwijnt. Een rechtvaardige verdeling van inkomens is niet eens de doelstelling van de herziening van het stelsel. Ik vraag de staatssecretaris van Financiën waarom dat eigenlijk niet het geval is, temeer omdat de afgelopen jaren al sprake is geweest van een steeds schever groei in de verdeling van vermogen. Als velen spreken van onterechte verrijking, exhibitionistische zelfverrijking, in de vorige periode, dan valt er toch, dunkt mij, iets recht te trekken. Graag hoor ik hierop nader commentaar.

De Raad van State heeft in zijn advies terecht gewezen op een inconsistentie in het milieubeleid. De financiële prikkel wordt niet gehanteerd waar deze stellig wel zou werken. De Raad van State doelt dan op het grootverbruik in het bedrijfsleven. Nederland is in het ontzien van grootverbruikers werkelijk roomser dan de paus geworden. Naar schatting zijn de elektriciteits- en gastarieven voor grootverbruikers in Nederland momenteel 36% respectievelijk 15% lager dan het gewogen gemiddelde in onze buurlanden. Het leidt tot een onaanvaardbare scheve verdeling van de lasten. Terwijl de gezinnen voor minder dan 20% van de CO2-uitstoot zorgen, komt ongeveer 80% van het onder Paars II te realiseren vergoedingspakket op hun schouders. Voor het bedrijfsleven geldt het omgekeerde. Dat kan niet. Graag hoor ik hierop een reactie.

Voorzitter! Ik kom te spreken over de 'continuing story' – en die kan wat ons betreft niet lang genoeg duren – van de hypotheekrenteaftrek. De Raad van State bepleit afstemming van fiscale systemen op de interne markt. Dan zal de wijze waarop de eigen woning in de heffing wordt betrokken op den duur niet buiten schot kunnen blijven, zo meent de Raad van State. Het antwoord van de regering luidt dat dit vanuit het subsidiariteitsbeginsel niet nodig is, omdat de eigen woning niet mobiel is. Dat is absoluut waar, maar het is een raar argument. Fiscale concurrentie vindt immers plaats op mobiele factoren, waardoor de heffing soms ongewenst laag komt te liggen. Dat betekent dat juist op niet-mobiele factoren meer belasting moet worden geheven om in ieder geval op de korte termijn genoeg inkomsten te genereren. Een onbeperkte hypotheekrenteaftrek zorgt hier voor een zeer sterke grondslagversmalling. Helaas geeft bijlage 5 van de Miljoenennota daar nog ongewenste duidelijkheid over. Een en ander lijkt ook in lijn te zijn met het artikel van de staatssecretaris in het Weekblad voor fiscaal recht van 27 augustus jl., waarin hij een pleidooi houdt voor verschuiving van mobiel naar niet-mobiel en van direct naar indirect, ter bevordering van de werkgelegenheid en juist in het licht van diezelfde internationale concurrentie. En dat is nu precies wat de Raad van State bedoelde met de onvermijdelijke aanpassing van de fiscale behandeling van het eigenwoningbezit.

Voorzitter! Door een politiek-strategische toezegging van Wim Kok in campagnetijd wordt een noodzakelijke discussie op basis van rationele argumenten wel heel moeilijk gemaakt. Wij zijn blij dat ook D66 door middel van een gevraagde notitie blijk geeft van het willen debatteren over dit onderwerp op basis van feiten en niet op basis van mogelijke electorale overwegingen. Dat verdient onze steun. Ik vraag in dit verband ook om heroverweging van de al kennelijk sinds minimaal 1987 gehanteerde definitie van de belastinguitgaven. Volgens mij hoort onder andere de hypotheekrente daar gewoon bij. Ik zou graag van de minister of de staatssecretaris van Financiën horen waarom dat inmiddels niet het geval is.

Voorzitter! De minister van Financiën heeft in De Telegraaf van 16 september te kennen gegeven geen gulden te willen uittrekken voor de aanleg van een tweede Schiphol. Dat is een buitengewoon belangrijke uitspraak en wij steunen hem daarin. Maar ik zou zeggen dat dit tot meer verplicht. Is dat nu de nieuwe lijn van de minister? En treurt hij dan niet om de miljarden die nu alsnog extra naar de Betuwelijn gaan, omdat private financiers niet thuis geven.

Voorzitter! Ik heb gisterenavond in De Balie in Amsterdam namens Groenlinks een voorstel gedaan voor een modern beleggingsregime. De minister is in de slag met de aanbevelingen van de commissie-Peters. Ik hoor overigens graag wat daar nu verder precies mee gaat gebeuren. Wat ons zorgen baart, is dat in het kader van Peters aangekoerst wordt op een verbetering van de positie van de aandeelhouders zonder dat daarbij enig maatschappelijk belang wordt gewogen. Ik zou de voorzichtige ontwikkeling in de institutionele beleggingswereld in de richting van een meer ethisch beleggersdom daarom maximaal willen bevorderen. Laten wij weggen dat het in die wereld gaat om een bedrag van pakweg 1000 mld. aan belegd vermogen. De overheid zou daartoe in samenspraak met de financiële sector een dynamische investeringsindex kunnen ontwikkelen, waarin investeringsobjecten worden aangewezen die zich op sociaal en ecologisch terrein in het bijzonder onderscheiden, maar tevens een gemiddeld rendement opleveren. Voorts kan de overheid de pensioenfondsen en verzekeringsmaatschappijen, samen goed voor die 1000 mld., een bescheiden aanwijzing geven voor het beleggersgedrag, zoals vroeger gebruikelijk was. Het gaat in ons voorstel om een percentage van 2, op te bouwen in vijf jaar. Dat betekent dat de beleggers worden verplicht om binnen vijf jaar een portefeuille van 2% van hun vermogen op te bouwen, die volgens de index wordt belegd. Ik hoor graag de reactie van de minister op dit voorstel.

Voorzitter! Tot het slot de Victory Boogie Woogie. Wij zullen na ommekomst van het rapport van de Algemene Rekenkamer – wij hopen half oktober, dus over ongeveer twee weken – uitvoerig met de regering daarover van gedachten wisselen. De fractie van GroenLinks betwijfelt echter ten eerste het recht van de minister van Financiën om zonder goedkeuring van het parlement deze uitgave te sanctioneren. Dat is een principieel debat. Ten tweede roept het feit dat hij dit, zoals blijkt uit de correspondentie die wij gekregen hebben, in demissionaire status heeft gedaan, vragen van staatsrechtelijke aard op. Die vragen moeten beantwoord worden. Ten derde blijft het ons een mysterie waarom dit geld niet gedoneerd is aan het overheidsfonds. Een vraag voor dit moment: heeft de minister, als hij de commotie van de afgelopen tijd overziet, niet één keer het gevoel gehad dat hij dit ook anders had kunnen doen?

De voorzitter:

Ik dank u voor uw maidenspeech, waarmee ik u graag heel hartelijk feliciteer.

De vergadering wordt enkele minuten geschorst.

De voorzitter:

Morgenochtend om kwart over tien gaan wij door met de eerste termijn van de Kamer bij deze algemene financiële beschouwingen. Dan is allereerst het woord aan de heer Van Beek, die zijn maidenspeech zal houden.

De (algemene) beraadslaging wordt geschorst.

Sluiting 22.45 uur

Naar boven