Vragen van het lid Atsma aan de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen de heer Van der Ploeg, over diens uitlatingen inzake de omroepgidsen.

De heer Atsma (CDA):

Mevrouw de voorzitter! De staatssecretaris van OCW is er in de afgelopen weken in geslaagd om enkele stenen in een of meerdere vijvers te werpen, in elk geval in de mediavijver. Wat dat betreft was het afgelopen zaterdag op een bijeenkomst van NVJ, de Nederlandse vereniging van journalisten, ook raak, als wij althans de media zouden moeten geloven. De staatssecretaris zou daar hebben gezegd dat het goed zou zijn wanneer de verschillende omroep- verenigingen die wij in Nederland hebben en die ons bestel ook zo pluriform maken, streefden naar een gezamenlijk omroepblad.

Voorzitter! Die uitlating heeft de fractie van het CDA verrast; die uitlating heeft ongetwijfeld de omroepverenigingen en de bijna 4 miljoen lezers van omroepbladen verrast. Wij willen de staatssecretaris dan ook een paar vragen stellen.

Heeft de staatssecretaris inderdaad gezegd dat er één omroepblad zou moeten kunnen komen, dan wel dat dit wenselijk zou zijn?

Wat bedoelt hij daarmee?

Wat beoogt hij daarmee?

Is de staatssecretaris niet met ons van mening dat omroepverenigingen zeer wel in staat zijn om hun eigen zaken af te handelen en dat zij daarvoor deze overheid op dit moment zeker niet nodig hebben?

Staatssecretaris Van der Ploeg:

Mevrouw de voorzitter! Misschien is het handig om de precieze tekst van wat ik gezegd heb, even voor ons te nemen. Die luidde: misschien zien de publieke omroepen er wel brood in om te komen met een gezamenlijke gids voor de publieke omroep, net zoals bij de BBC. Die gids is voor de BBC een echte cash cow, misschien een aardig perspectief.

Deze discussie werd geplaatst in de context van het feit dat de omroepgegevens volgens de NMA vrijgegeven zouden worden. Wat ik ermee beoogde te zeggen, is dat de publieke omroep en de omroepverenigingen er heel defensief mee kunnen omgaan maar ook heel offensief. Waarom heb ik de vergelijking met Engeland gemaakt? In Engeland zijn de omroepgegevens al geruime tijd vrij en tegelijkertijd zien wij dat de BBC-gids de belangrijks cash cow is van de Britse publieke omroep. Omdat wij in Nederland heel veel omroepverenigingen hebben met een sterk profiel en een geheel eigen identiteit, een uniek bestel, is hier geen enkele reden om defensief met dit gegeven om te gaan, maar juist offensief. Er is een goede marktpositie te veroveren door de afzonderlijke omroepbladen in Nederland. Misschien, zo heb ik toen gezegd, kun je dan kijken naar het Britse model waar de gegevens al langer vrij zijn en waar die gids desondanks toch een fantastische cash cow is voor de Britse publieke omroep. Er is dus geen reden om bang te zijn nu de omroepgegevens vrij zijn, want het is in feite een uitdaging voor de publieke omroep en de omroepverenigingen om hun profiel duidelijk te maken voor het publiek en hun sterke marktpositie te verbeteren. Ik heb daar alle vertrouwen in.

De heer Atsma (CDA):

Mevrouw de voorzitter! De staatssecretaris benadrukt de pluriformiteit van het huidige bestel, waarop ik in eerste termijn heb gewezen. Is dat nu juist geen argument om de verscheidenheid van het huidige bestel, ook qua omroepgidsen, in haar volle omvang intact te laten, temeer omdat duidelijk is dat de omroepverenigingen op dit moment geen enkele behoefte hebben aan de discussie over de gidsen?

In eerste termijn heb ik de staatssecretaris gevraagd of de omroepen niet zelf de uitdaging kunnen oppakken waarvoor zij zich gesteld zien. Daarop is hij nog niet ingegaan.

In een van zijn antwoorden zei de staatssecretaris dat 'hij misschien gezegd zou hebben...'. Ik neem aan dat hijzelf nadrukkelijk als geen ander weet wat hij gezegd heeft.

Staatssecretaris Van der Ploeg:

Mevrouw de voorzitter! Ik weet inderdaad als geen ander wat ik gezegd heb. Maar misschien weet de geachte afgevaardigde niet wat ik heb gezegd. Wellicht dat het daarbij helpt wat in De Telegraaf is gezegd: 'Het nieuwe blad zou moeten bestaan naast de huidige omroepgidsen.' Ook in Trouw, misschien een blad dat de heer Atsma vaker leest, staat: 'Ook Van der Ploeg erkent dat de kosten van een eigen programmagids bij de kranten weinig lucratief zijn, maar hij droeg een andere oplossing aan: 'Misschien zien de publieke omroepen er wel brood in om te komen met een gezamenlijke gids. Die gids is voor de BBC een echte cash cow'.' Ik ga dus akkoord met die berichtgeving; ik neem ook niets terug van wat ik gezegd heb. De portee van mijn woorden is dat de omroepverenigingen geen reden hebben om bevreesd te zijn voor hun positie op de omroepbladenmarkt. Zij hebben een uitstekend product en een uitstekende profilering. Het is een uniek bestel. Als het in Engeland kan, kan het waarachtig in Nederland ook. Het is aan de omroepverenigingen en de NOS zelf om te besluiten of zij wel of niet met een gezamenlijk blad komen.

De heer Verhagen (CDA):

Voorzitter! Mijn indruk is dat staatssecretaris Van der Ploeg buiten de Kamer een aantal proefballonnetjes oplaat om hier misschien een model te introduceren dat men in Engeland kent. Is die indruk juist?

Als hij in zijn hart voorstander is van het BBC-model, laat hij dat dan zeggen in plaats van buiten de Kamer iets te roepen en hier met een wazig verhaal te komen over wat nu precies zijn bedoeling is. Wil de staatssecretaris hier op den duur het BBC-model hebben, waarbij er een einde komt aan de pluriformiteit, of wenst hij dat niet?

Staatssecretaris Van der Ploeg:

Mevrouw de voorzitter! Het spijt mij dat de heer Verhagen zaterdag niet aanwezig was om mijn doorwrochte betoog over de omroepen in Nederland te horen en daardoor blijkbaar alleen maar een proefballonnetje heeft gezien. Als hij er de tijd voor neemt, kan ik hem ervan overtuigen dat ik voorstander ben van een zeer sterke publieke omroep in Nederland en dat ik de diversiteit en variëteit van de omroepverenigingen in Nederland zeer waardeer. Het is precies om die reden dat ik tegen een defensieve houding ben van de publieke omroep. Ik pleit voor een offensieve houding in de context van het gegeven dat de omroepgegevens wellicht worden vrijgegeven.

De heer Bakker (D66):

Voorzitter! De echte denktank van Hilversum zit tegenwoordig in Zoetermeer. Ik juich dat toe, want dat maakt de discussie scherp. Ik heb een vraag aan zowel de staatssecretaris als de heer Atsma. Zijn zij het met mij eens dat de publieke omroep het zal moeten hebben van zijn programma's en zich niet voortdurend moet baseren op allerlei in het verleden ingenomen machts- en monopolieposities waarvoor in de huidige samenleving onvoldoende grond bestaat om te worden voortgezet?

Staatssecretaris Van der Ploeg:

Mevrouw de voorzitter! De publieke omroep, die ik een zeer warm hart toedraag, zal het uiteindelijk moeten hebben van de kracht van zijn programmering, van de kracht van zijn programmamakers en ook van het profiel en de identiteit van de verschillende omroepverenigingen. Juist daarvoor zijn belangrijke handvatten gegeven in het regeerakkoord, namelijk om dat te bewerkstelligen in een nieuwe concessiewet. Het is precies om die reden dat ik een offensieve houding en het meegaan met de tijd bepleit. Dat doet de publieke omroep ook in hoge mate. Er is dan geen enkele reden om te vrezen voor de positie van de omroepverenigingen.

De heer Atsma (CDA):

Mevrouw de voorzitter! Voor een deel kan ik de vraag van de heer Bakker bevestigend beantwoorden. Maar het gaat bij de pluriformiteit van het Nederlandse omroepbestel natuurlijk om meer dan alleen de programma's. Wat dat betreft wijs ik graag op de belangrijke functie die de huidige omroepgidsen vervullen in het Nederlandse publieke bestel, met al zijn mogelijkheden en kansen.

Naar boven