Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:

het wetsvoorstel Regels inzake een stelsel van varkensrechten en een heffing ter zake van het houden van varkens (Wet herstructurering varkenshouderij) (25746)

, en van:

- de motie-M.B. Vos over het aanscherpen van de welzijnseisen (25746, nr. 51);

- de motie-M.B. Vos over een plan m.b.t. de verbetering van het welzijn van varkens (25746, nr. 52);

- de motie-M.B. Vos over emissiearme, welzijnsvriendelijke stalsystemen (25746, nr. 53);

- de motie-M.B. Vos over een consumentenheffing op vlees (25746, nr. 54);

- de gewijzigde motie-Blauw over aanvullende voorwaarden, waarbinnen de varkenshouderij in de niet-concentratiegebieden zich duurzaam kan ontwikkelen (25746, nr. 75);

- de motie-Van der Linden over het mestproductierecht (25746, nr. 61);

- de motie-Van der Linden over megabedrijven (25746, nr. 62);

- de motie-Van der Linden over knelpuntgevallen (25746, nr. 63);

- de motie-Van der Linden over een gebiedsgerichte aanpak (25746, nr. 64);

- de motie-Van der Linden over een koppeling tussen de Wet milieubeheer en de herstructureringswet (25746, nr. 65);

- de motie-Huys over huisvestingssystemen die gebruik maken van stro (25746, nr. 66);

- de motie-Huys over de fosfaat- en stikstofproductie (25746, nr. 67);

- de gewijzigde motie-Ter Veer over het probleem van het niet plaatsbaar mestoverschot (25746, nr. 76).

De voorzitter:

Het is mij gebleken dat er behoefte is aan een derde termijn. Ik stel voor, hiertoe gelegenheid te geven.

Daartoe wordt besloten.

De algemene beraadslaging wordt heropend.

De heer De Graaf (D66):

Voorzitter! De afgelopen weken heeft D66 intens, voluit en met open vizier gestreden voor een goede varkenswet. Die wet is belangrijk, zowel uit het oogpunt van milieu – fosfaat en stikstof in de varkensmest – als vanwege het dierenwelzijn. Er zijn immers gewoon te veel varkens in een te klein land. Wij hebben allemaal het afgelopen jaar kunnen zien welke gevolgen dat kan hebben.

D66 heeft de minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij en het kabinet vanaf juli van dit jaar geprezen om de moed en het verantwoordelijkheidsbesef om de varkenshouderij fors te herstructureren. Dat is bitter noodzakelijk. Gelukkig kan dat zonder de sector economisch het werk onmogelijk te maken. Daarvoor is ook veel geld beschikbaar gesteld.

In de laatst weken heeft D66 die steun voor doelstelling en middel van het wetsvoorstel van minister Van Aartsen volgehouden, waar andere fracties daarvan afweken. Wij hebben dat betreurd, omdat de goede wet van minister Van Aartsen daardoor minder goed zou worden. Tegen versoepeling van de termijnen, van 15% nu en 10% in het jaar 2000 naar het omgedraaide, 10% nu en 15% in het jaar 2000, hebben wij ons niet verzet. Dat zou ook kunnen helpen voor de acceptatie in de sector, bij de varkensboeren zelf.

Tegen een ander onderdeel, het zogenaamde voerspoor, hadden en hebben wij wel bezwaar. Wij lopen immers de kans hierdoor niet 25% minder varkens te krijgen, maar de facto wellicht maar 20%. Bovendien hadden en hebben wij onze aarzelingen over controleerbaarheid en handhaafbaarheid. Te veel milieuwetgeving gaat aan dat soort gebreken mank.

Voorzitter! Wij zijn de minister dankbaar voor de handreiking van de algemene maatregel van bestuur, die alles regelt en eerst aan de Kamer zal worden voorgelegd. De Kamer kan daarover dus nog spreken. Dat is op zichzelf een goede handreiking, die zorgt voor extra grendels en sloten op de deur. Zoals de minister echter weet, neemt deze handreiking niet alle bezwaren weg tegen de gedachte van het voer als inruilmiddel voor reductie van een deel van de varkensstapel. Dat brengt mij tot het eindoordeel over dit wetsvoorstel.

Hoewel de temperatuur in december in het hele land pleegt te dalen, steeg deze in Den Haag. Het onderwerp was en is dat waard. Toch wil ik ook hier namens de fractie van D66 uitdrukkelijk zeggen dat noch in deze zaal noch daarbuiten door ons is gesproken over crisis, crisis is gesuggereerd of daarmee is gedreigd. Wij hebben steeds gezegd het debat te willen afwachten alvorens te oordelen. En wij hebben goed naar de minister van Landbouw geluisterd.

Met hem zijn wij van mening dat zonder een varkenswet een vitaal element van het kabinetsbeleid niet zal worden verwezenlijkt.

De minister van Landbouw heeft geen officieel machtswoord willen uitspreken. Het zou ook wellicht een beetje raar zijn geweest als hij het politieke onaanvaardbaar had willen uitspreken over een standpunt dat in wezen en zo lang het zijne was geweest. De woorden die de minister wel sprak, kunnen door ons echter maar op één wijze worden uitgelegd, namelijk dat verwerping van het voorstel voor hem meer dan problematisch zou zijn. Dit hebben wij natuurlijk bij onze beoordeling meegewogen. D66 is niet uit op schade aan dit kabinet of aan de coalitie. En D66 is voorts van mening dat ons verzet tegen een deel van het wetsvoorstel – een belangrijk deel, dat wel – niet zo ver zou mogen gaan dat er in de komende jaren in de varkenshouderij geen maatregelen van ingrijpende aard mogelijk zouden zijn. Het is niet ons voorstel, het is next best.

Voorzitter! Wij hebben onze opvattingen gegeven en wij hebben het debat naar ons beste vermogen gevoerd. Wij zullen ons niet tegen het wetsvoorstel verzetten.

De heer De Hoop Scheffer (CDA):

Voorzitter! Het wordt een heel stil kerstfeest in de sector. Het zal stil zijn. Is er een andere sector in Nederland denkbaar of mogelijk waar mensen door het aanvaarden van dit wetsvoorstel 25% moeten inleveren? Ik vraag al mijn collega's dit voor zichzelf na te gaan. Dit is toch het resultaat van tientallen uren debat in deze Kamer, ik mag wel zeggen, van een vertoning. Een vertoning waarvan mijn collega Van der Linden uren en zelfs al dagen geleden de einduitkomst heeft voorspeld.

Wie hoog klimt, zal diep vallen. Wie va banque speelt zonder een eigen inzet, bouwt het verlies in. Inderdaad, mijnheer De Graaf, de minister van Landbouw heeft niet officieel met het machtswoord gedreigd. Nee, zeker niet. Voor de rest was het duidelijk. Vice-premier Dijkstal sprak een week geleden al van powerplay: "wij gaan over op powerplay". En het werd allengs duidelijk dat deze coalitie, niet alleen deze minister, niet geloofwaardig verder zou kunnen zonder aanvaarding van dit wetsvoorstel. Dit is ook gebleken. Er is een schaamlapje opgehangen in de vorm van een algemene maatregel van bestuur; een plechtankertje dat al bij voorbaat is losgeslagen. D66 steunt het wetsvoorstel; wie hoog klimt, valt diep.

Wie begrijpt dit nog? Hoeveel mensen zitten er hier, die zich net zo voelen als die mevrouw gisteren in de zaal, die toen al niet meer begreep waar het over ging? Het wordt een stil kerstfeest in de sector. Spierballendemocratie heeft tot dit resultaat geleid. Voortzetten van de Paarse coalitie was belangrijker dan het voortbestaan van de sector. Ging het in de afgelopen dagen over de Wet herstructurering varkenshouderij? Nee, het was de wet van Murphy die hier behandeld werd, zeker wat de fractie van D66 betreft. Hoog inzetten, diep vallen.

De heer De Graaf (D66):

Voorzitter! In de eindafweging van onze fractie hebben wij meegewogen dat, indien wij tegen het wetsvoorstel zouden stemmen – zoals het CDA dit blijkens eerdere aankondiging van zijn woordvoerder voornemens bleek te zijn – we het CDA dan zijn zin zouden geven, waardoor er in dit land nog steeds te veel varkens zouden rondlopen, meer varkens, met daarbij te veel milieuproblemen. Dat is de verantwoordelijkheid geweest van het CDA over de afgelopen vijftien jaar. Wij wensen een andere verantwoordelijkheid te dragen.

De heer De Hoop Scheffer (CDA):

Collega Van der Linden heeft in een urenlang debat... Ik hoor boegeroep, maar men moet dat nu maar even bij andere sprekers doen. Collega Van der Linden heeft in een urenlang debat – dat weet de heer De Graaf net zo goed als ik, en dat weten ook al degenen die hier op de banken roffelen net zo goed als ik – een voortreffelijk eigen CDA-voorstel neergelegd. Ook wij weten dat het zo niet verder kan. Alleen, wij klimmen niet zo hoog in de boom om vervolgens diep te vallen. Wij willen het gezinsbedrijf, het gezonde gezinsbedrijf in stand houden, maar dat gaat kapot.

De voorzitter:

Ik zou alle belangstellenden op de tribune dringend willen vragen zich te onthouden van welke uiting van instemming of afkeuring dan ook. Wij zijn hier als parlement bijeen; wij discussiëren met elkaar. Wij zijn blij dat u er bent vanwege uw belangstelling voor het dossier en daar moet het ook bij blijven.

De heer De Hoop Scheffer (CDA):

De wet, voorzitter, wordt aangenomen. De grote bedrijven in de sector redden het wel. De rest van de sector huilt en heeft een stil kerstfeest. En deze coalitie heeft wederom een grote deuk.

De voorzitter:

Naar ik begrijp, zijn er meerdere collega's die in deze derde termijn het woord wensen. Het woord is aan de heer Rosenmöller.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Mijnheer de voorzitter! In de derde termijn van dit belangrijke debat zou ik twee soorten opmerkingen willen maken, één naar aanleiding van de verklaring van collega De Graaf en één betreffende de positie van de fractie van GroenLinks.

Allereerst iets over de positie van D66 en de verklaring die de heer De Graaf heeft afgelegd. Strikt formeel heeft hij gelijk als hij zegt dat de fractie van D66 niet heeft gesproken over crisis, dat de fractie van D66 crisis ook niet gesuggereerd heeft en dat de fractie van D66 vanaf het allereerste begin gezegd heeft: u merkt het wel bij de stemmingen op donderdagavond. Maar vervolgens is er in het debat wel heel veel gebeurd. Het was gisterenavond de heer Ter Veer die nog eens sprak over een onding en de vergelijking trok met de stelling die de VVD-fractie betrok naar aanleiding van de voornemens van het kabinet om per 1 januari 1996 een energieheffing te introduceren. De VVD-fractie moest daar toen mee instemmen vanwege het feit dat het in het regeerakkoord was geregeld. Dat geldt hier niet en je zou je de vraag kunnen stellen of D66 nog steeds vindt dat hier sprake is van een onding.

Bovendien valt er als je het debat gevolgd hebt – ik durf te zeggen dat ik het debat gevolgd heb – geen andere conclusie te trekken dan dat er eigenlijk een wanverhouding is tussen de inzet die men als D66 heeft gepleegd en de uitkomst die hier nu, via de verklaring van de heer De Graaf, valt te vernemen. Dat is inderdaad van hoog in de boom naar die harde grond en dan loop je óf een blessure op óf het wordt ernstiger: je raakt gewond of het kan nog ernstiger worden.

Dan iets over de strategie, want je probeert het, met al die jaren dat je hier rondloopt, ook nog een beetje te begrijpen. Ik moet eerlijk zeggen – het kan aan mij liggen, maar in dit geval acht ik de kans gering – dat er natuurlijk kop noch staart zit aan de strategie die D66 heeft gehanteerd. Je kunt dan zeggen dat dit een probleem is van D66. Men zal dit immers allemaal moeten uitleggen en de media exposure zal niet echt geweldig succesvol zijn voor D66. Maar is het ook niet een beetje een probleem van het parlement als je de conclusie moet trekken dat hiervoor, voor de buitenwereld nauwelijks een verklaring te geven is; als het trieste dieptepunt in het debat het moment in de namiddag is, dat de heer Ter Veer bijna smekend aan de minister van Landbouw vraagt om een politiek onaanvaardbaar? Hij zegt bijna: minister geef mij een argument om in ieder geval met een beetje opgeheven hoofd of rechte rug dit debat te verlaten. Dat politiek onaanvaardbaar krijgt hij niet en dan komt er toch deze verklaring! Bewijst D66 de politiek als zodanig dan geen slechte dienst?

De heer De Graaf (D66):

Het verbaast mij zeer dat collega Rosenmöller de inzet van een partij om een open debat te voeren over een zaak waarover hij en ik het in essentie eens zijn, niet waardeert. Wij hebben het debat op elk tijdstip in deze dagen open gevoerd met een ongewisse uitslag. Collega Rosenmöller kan het niet eens zijn met ons eindoordeel, maar hij kan niet zeggen dat wij niet met elk middel dat parlementair nodig en geoorloofd is, een fatsoenlijk debat hebben gevoerd. Dat zou hij ook moeten willen.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Natuurlijk heeft elke fractie dat debat met open vizier met de regering gevoerd. Wat is dan de materiële winst die D66 via dit debat heeft binnengehaald? Ik zal u zeggen dat dit één element is. Dat is niet de algemene maatregel van bestuur, want die stond al in de wet, maar de toezegging van de minister dat die algemene maatregel van bestuur wordt voorgehangen. Zo heet dat in het jargon en voor degenen die niet met dat jargon bekend zijn – en dat zijn er heel veel – leg ik uit dat dit betekent dat die algemene maatregel van bestuur nog eens in de Kamer aan de orde is of zal zijn. Dat is de minimale toezegging die u heeft gekregen, niets meer maar ook niets minder.

De heer De Graaf (D66):

Voorzitter! Ik heb aangegeven dat D66 niet tevreden is over het eindresultaat. Dat hoeft de heer Rosenmöller, gelet op onze inzet niet te verbazen. Wij zullen er ook niet voor weglopen. De nota van wijziging die de minister vanavond naar de Kamer heeft gestuurd, vinden wij een verbetering ten opzichte van het voorstel dat afgelopen vrijdag naar de Kamer werd gezonden, maar het is niet overtuigend genoeg om voluit te zeggen dat wij het wetsvoorstel omarmen. Maar in de eindafweging zal ook de heer Rosenmöller voor de vraag komen te staan of er geen wet moet komen en dan blijft het in de varkenshouderij zoals het nu is – en dat is niet goed – of dat er wel een wet moet komen die misschien niet het meest optimaal is, maar die in ieder geval tegemoetkomt aan een deel van onze wensen. Ik neem aan dat ik hier straks een antwoord op krijg.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Voorzitter! Ik heb daar verder niets aan toe te voegen. Ik heb mijn punten gemaakt op dit terrein.

De heer De Graaf (D66):

Ik zou eerlijk gezegd een antwoord willen krijgen op mijn vraag.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Ik zal straks over mijn positie spreken, maar ik wil nu dit eerste onderdeel afmaken.

Ik kom bij de afronding terug op dat punt nadat ik iets gezegd heb over de klacht die D66 nog wel eens uit over haar positie in deze coalitie. Ik hoor dan wel eens uitspraken als: wij hebben misschien een wat minder zichtbare positie omdat wij altijd een beetje tussen de PvdA en de VVD in zitten. Aan de andere kant prijst men zichzelf omdat men eigenlijk alles krijgt omdat het compromis van de PvdA en de VVD veelal het standpunt van D66 is. Je hoeft je dan niet te profileren. Nu profileert D66 zich wel, maar krijgt zij ook niets meer dan datgene wat PvdA en VVD bindt. Dan bekruipt mij de gedachte dat D66 eigenlijk een beetje bezig is om, ook via deze manier, zijn eigen overbodigheid te etaleren.

Voorzitter! Natuurlijk zal ik ingaan op de vraag van de heer De Graaf. Dat had ik al aangekondigd. Wij zullen onze eigen positie markeren. Het amendement op stuk nr. 29 of 30 zullen wij steunen. Ik doel nu op het amendement waarover in het debat veel is gesproken. Wij weten echter dat de kans minimaal is dat dat amendement door de meerderheid zal worden gesteund.

Nu de heer De Graaf zijn stelling heeft betrokken en nu duidelijk is dat zonder het machtswoord van de regering de meerderheid voor het wetsvoorstel van het kabinet is, zijn er twee mogelijkheden: óf je steunt het wetsvoorstel, met alle kritiek die wij daarop hebben en houden, óf je doet dat niet. In het laatste geval kom je in de positie van het CDA terecht en van degenen die twintig jaar beleid en op dit terrein twintig jaar non-beleid hebben gevoerd. Door dat beleid is de sector in de problemen gekomen waar vandaag de dag een oplossing voor moet worden gevonden. Het is duidelijk dat mijn fractie nooit tegen deze wet zal stemmen, want wat is het signaal dat uitgaat van die stellingname? Dat je die 14 miljoen varkens in Nederland wilt handhaven.

De heer De Graaf (D66):

Gelet op wat u zo-even hebt gezegd, mijnheer Rosenmöller, vraag ik mij af waar u het recht vandaan haalt om de fractie van D66 de maat te nemen.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Dat is natuurlijk zo logisch als wat. Wij hebben in het debat kritiek geleverd op de nota van wijziging. Op een gegeven moment waren er vanwege uw politiek zeer gekleurde en ook cruciale positie in dit debat twee mogelijkheden: óf er ontstaat een meerderheid voor het wetsvoorstel – dan is er natuurlijk geen probleem, maar is er een afgezwakte wet waarmee wel degelijk iets wordt gedaan aan de situatie van de varkenssector en dat is absoluut nodig – óf er ontstaat een crisis. En zouden wij op het moment waarop u een crisis zou veroorzaken, het kabinet aan een meerderheid helpen om die crisis te voorkomen? Voor die positie laten wij ons niet gebruiken. Maar nu u uw verklaring heeft afgelegd, is het natuurlijk zonneklaar dat wij niet in de hoek willen zitten waar diegenen zitten die de huidige varkensstapel de omvang willen laten houden die zij heeft.

De heer De Graaf (D66):

Voorzitter! Als ik het goed begrijp, heeft de heer Rosenmöller zijn stemgedrag bij dit belangrijke wetsvoorstel voor een belangrijke sector laten afhangen van de verklaring van D66.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Ja, dat is inderdaad voor een deel waar.

De heer De Graaf (D66):

Het is helemaal waar.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Nee, niet helemaal. We moeten het debat wel goed blijven voeren. Als u echter het kabinet had willen trotseren, waren wij met u meegegaan. Zo is het en niet anders.

De heer Marijnissen (SP):

Mijnheer de voorzitter! De uitgangspunten van het oorspronkelijke wetsvoorstel waren minimaal en noodzakelijk om te voldoen aan de eisen van dierenwelzijn, diergezondheid en milieu, in ieder geval gemeten naar de maatstaven van het NMP-plus. Het zwakke punt – en mijn fractie is daarover zeer consistent geweest – is steeds geweest dat onvoldoende rekening werd gehouden met de naar ons idee overmatige verantwoordelijkheid van de overheid voor de gezinsbedrijven. In dit verband wil ik ook een opmerking aan het adres van het CDA maken.

Na de oorlog is het juist de overheid geweest die heeft aangedrongen op specialisatie en op schaalvergroting. Dat is jaren, jaren zo geweest. Ik kan mij herinneren dat ik eind jaren tachtig in de provinciale staten van Brabant zat en dat ik pleitte voor een verbod op het verder bijbouwen van stallen, omdat het duidelijk was dat het probleem ons boven de kop zou groeien. Echter, het bleek niet mogelijk in de staten van Brabant iets te doen vanwege de grote CDA-lobby van het groene front. In die zin schaar ik mij achter de mensen die zeggen dat het iets te gemakkelijk van het CDA is om hier vanavond een nummertje te maken, terwijl de verantwoordelijkheid voor het probleem in belangrijke mate in die hoek gezocht moet worden.

De heer De Hoop Scheffer (CDA):

Bent u de afgelopen dagen tijdens die vele uren van debat in staat geweest om de alternatieven die collega Van der Linden heeft gepresenteerd te lezen?

De heer Marijnissen (SP):

Voor een groot deel heb ik mij door Rémy Poppe, die voor ons het debat heeft gevoerd, laten voorlichten over wat hier aan de orde is.

De heer De Hoop Scheffer (CDA):

Behelzen die alternatieven een instandhouding van de varkensstapel op het huidige niveau?

De heer Marijnissen (SP):

Ik neem aan van niet.

De heer De Hoop Scheffer (CDA):

Akkoord, dat is wat ik even wilde horen. Maar dan ook geen goedkope verwijzingen naar wat door toedoen van het CDA niet mogelijk zou zijn. Er ligt nu een plan dat qua aantal varkens, qua dierenwelzijn en qua milieu de toets der kritiek meer dan kan doorstaan. Als u ervan kennis had genomen, had u geweten dat ook volgens dat plan de varkensstapel niet op het huidige niveau gehandhaafd kan worden.

De heer Marijnissen (SP):

Dat mag juist zijn, maar het ging mij meer om de toon waarop u hier u zelf profileerde als de grote belangenbehartiger van de gezinsbedrijven. De laatste decennia overziend, is de stelling te verdedigen dat het in het belang van de gezinsbedrijven zou zijn geweest als eerder maatregelen waren genomen.

Het zal duidelijk zijn dat het politieke dynamiet niet bij het CDA maar bij D66 zit. De Kamer heeft zo'n 25 uur aan dit dossier besteed. D66 heeft daarin, al of niet aangemoedigd door haar toekomstig lijsttrekker, een zeer principiële stellingname gekozen. Als je als politieke partij zo'n principiële stellingname kiest, als je zo langdurig aan dat standpunt vasthoudt, dan moet dat consequenties hebben. Het is niet bepaald bevorderlijk voor de geloofwaardigheid van een politieke partij als je dan op het moment suprême uiteindelijk door de knieën gaat. Want, mijnheer De Graaf, ook toen u uw strategie bepaalde, wist u dat dit moment eens zou komen. U wist dat het moment zou komen waarop uw fractie een keuze zou moeten maken tussen een verlaagde doelstelling of in het geheel geen wet. Het dilemma dat u opvoerde als alibi voor uw manoeuvre, kende u allang.

Dat brengt mij bij de vraag waarom het gegaan is zoals het is gegaan. Wij ontkomen er niet aan om vast te stellen dat zowat de zeven plagen van Egypte D66 hebben getroffen. Ik denk niet in de laatste plaats aan het strategische probleem van de partij. Immers, het Paarse kabinet is er, het groene karakter van de partij is niet echt uit de verf gekomen, wat ook geldt voor de staatsrechtelijke vernieuwing. Daarbij komt dat D66 in de waarneming van de meeste burgers enigszins vermangeld wordt tussen de twee groten, de VVD en de PvdA. Ik heb de indruk dat de D66-fractie onlangs twee dingen besloten heeft. Ten eerste wilde men zich hernieuwd profileren als milieupartij. Ten tweede wilde men laten zien dat men er nog was. Tactisch gezien kon het ook, aangezien de manoeuvre van deze minister, aangespoord door VVD en PvdA, D66 daarvoor alle ruimte gaf.

Voorzitter! Het geheel enigszins van een afstand overziend, vind ik een en ander niet bepaald verheffend. Als je op een bepaald moment zo stringent en principieel stelling neemt, geldt het motto: wie A zegt, moet ook B zeggen. Het is maar goed dat over een paar maanden de kiezers het voor het zeggen hebben.

De heer Huys (PvdA):

Voorzitter! Het standpunt van de PvdA over het onderwerp waarover wij enkele dagen vergaderd hebben, was al in een heel vroeg stadium, nog voordat de minister met zijn nota kwam, dat de varkenssector in Nederland kleiner, maar vooral sterker moest worden. Een kwart van de mest- en mineralenproductie moest verdwijnen. Wij wisten dat het een moeilijke boodschap was, hard voor vele boeren, maar wij wisten ook dat nu niets doen, een langzame, koude sanering voor velen zou betekenen.

Toen de wet er lag, heb ik haar getoetst op twee belangrijke ijkpunten: is zij doelmatig en is zij rechtvaardig? Bij beide punten had ik zo mijn vraagtekens. Ik heb er persoonlijk mee geworsteld op welke wijze zo'n wet zal vallen. Ik heb er met velen over gesproken, binnen en buiten de sector. Ik heb gemerkt dat dit de moeite waard is geweest. Ik weet zeker dat mede door onze inbreng de doelmatigheid is versterkt en er in ieder geval meer tegemoetgekomen is aan de eis van rechtvaardigheid. De samenleving had recht op een adequaat antwoord, op een adequate reactie na de vreselijke ramp dit jaar, bovenop de milieuproblemen en bovenop de welzijnsproblemen die er al waren. De sector heeft recht op helderheid over een perspectief, over een toekomst, hoe moeilijk die ook kan zijn. Ik heb gezocht naar verbetering. Wij hebben in gezamenlijkheid ook verbeteringen gevonden. Wij hebben gezorgd dat boeren die het goed doen, ook beloond worden. Degenen die niet willen, moeten ook extra inleveren. Wij hebben een royalere oplossing voor knelgevallen gezocht en gevonden. Wij hebben gezocht naar verbetering in de sfeer van de heffingen. Degene die zich wil aanpassen, die aan de hoogste eisen wil voldoen, betaalt een lagere heffing dan degene die het maar laat waaien.

Voorzitter! Wij hebben gedurende enkele dagen een moeizaam en soms boeiend debat gehad. Nu ligt er een wet waar het kabinet mee aan de slag kan, zodat wij de volgende eeuw in kunnen met een kleinere maar sterkere en betere varkenssector en met niet meer mest dan wij in dit land nodig hebben.

De heer Janmaat (CD):

Voorzitter! Het belangrijkste kenmerk van de democratie is dat besluiten worden genomen bij meerderheid. Onmiddellijk daarna is een evenzeer essentieel kenmerk van dezelfde democratie dat bij die besluiten rekening wordt gehouden met belangen van kleine groepen die geen meerderheid kunnen vormen. Die essentiële regel is door de regering en door de drie grote partijen die de coalitie vormen met voeten getreden. Het besluit om de Wet herstructurering varkenshouderij aan te nemen, gaat direct ten koste van het bestaan van grote groepen familiebedrijven. Het blijkt dat dit de regering geen zier interesseert. Dat economisch gezien mensen het bestaan onmogelijk wordt gemaakt, daar lacht de regering om. De "familiebedrijvenboertjes" worden uitgelachen, niet alleen door minister Van Aartsen, maar ook door de heer Wallage, door het toneel van de heer De Graaf en door de anticommunist Bolkestein.

(Applaus)

De voorzitter:

Als er nog eenmaal geapplaudisseerd wordt of er komt een ander teken van instemming of van afkeuring van de publieke tribune, dan moet ik de vergadering schorsen om de tribune te laten ontruimen.

De heer Janmaat (CD):

Voorzitter! Dit besluit wordt genomen, niet omdat er in Nederland te veel varkens zijn, maar simpel en alleen omdat de regering een fosfaatprobleem heeft, dat overigens op veel andere manieren kan worden opgelost. Kenmerkend is dat dit soort besluiten wordt genomen ten faveure van vage internationale verdragen die ons land zogenaamd in de sympathie van vreemde landen moeten brengen.

Opnieuw blijkt wat het regeringsstreven van werk, werk en nog eens werk eigenlijk waard is. Dat zien wij niet alleen bij de varkensboeren die moeten verdwijnen. Dat zien wij bij de visafslag en ook bij vliegvelden die wel mogen worden aangelegd maar waarop niet of nauwelijks mag worden gevlogen. Zo kunnen wij maar doorgaan.

Mijnheer de voorzitter! Het werk van de regering wil eigenlijk zeggen dat de regering uit is op afhankelijkheid van de burgers, want hoe meer varkensboeren en andere burgers zonder werk een Melkertbaan hebben, des te afhankelijker de bevolking wordt van de overheid. Melkert heeft dat systeem geleerd in communistische landen, met goedkeuring van de heer Bolkestein. Mijnheer Bolkestein, waar blijft u nu eigenlijk met uw anticommunistische opstelling?

De voorzitter:

Ik interrumpeer u. Dit is een derde termijn van de behandeling van het wetsvoorstel inzake de herstructurering van de varkenshouderij. Dit is geen algemene politieke beschouwing en dat maakt u ervan.

De heer Janmaat (CD):

Dat zou nog niet zo gek zijn, maar ik ben daar niet toe in staat.

De voorzitter:

Dat maakt u ervan.

De heer Janmaat (CD):

Misschien komt de heer Bolkestein nog aan het woord en kan hij uitleg geven.

De voorzitter:

Dat zal hij zeker niet doen, want het is geen algemene politieke beschouwing.

De heer Janmaat (CD):

Mijnheer de voorzitter! Dit besluit heeft vergaande consequenties, verder dan alleen de varkensboeren. Alle aanverwante bedrijfssectoren gaan inleveren. De werkgelegenheid loopt terug, terwijl de regering pleit voor toenemende werkgelegenheid. Maar men schijnt er buitengewoon veel genoegen in te scheppen Nederlanders de ellende in te schoppen. Dát is de regering aan het doen. De regering is niet in staat om problemen normaal aan te pakken en daar een goed beleid voor neer te zetten. Men laat de varkenssector verdwijnen en volgende week is de volgende groep aan de beurt.

Mijnheer de voorzitter! Er is gezegd dat er een stille kerst komt. Dat zou kunnen, maar het is stilte voor de storm, want de CD-fractie kan nauwelijks geloven dat al die groepen die naar de rand van het bestaan worden gedreven, zonder meer zullen verdwijnen. Zij zullen van zich laten horen. Op de CD kunnen zij rekenen.

De heer Blauw (VVD):

De VVD-fractie is dit debat begonnen – ik kijk even naar de heer De Hoop Scheffer – met het geven van een historisch overzicht met daarbij de opmerking dat het 2 november was, 13.00 uur, 1984. Minister Braks stapte uit de kabinetsvergadering om aan de samenleving kond te doen dat wij een dusdanig groot milieuprobleem hadden dat de uitbreiding van de intensieve veehouderij niet langer meer getolereerd werd. December 1990 heeft het rapport van de Rekenkamer aangetoond dat, in weerwil van parlementaire besluitvorming, de groei was doorgegaan met 25%, dus die grote broek rond de stille kerst zou ik maar snel uittrekken als ik u was.

Voorzitter! Op 10 juli hebben wij voor het eerst over dit onderwerp gesproken naar aanleiding van een notitie van de zijde van het kabinet waarin de hoofdlijnen werden aangegeven op basis waarvan dit wetsvoorstel wellicht wel inhoud kon krijgen. Toen het wetsvoorstel werd ingediend – ik zeg dat in alle oprechtheid – is de VVD-fractie wat geschrokken. Wij hebben gebruik gemaakt van de mogelijkheden die de parlementaire democratie geeft om samen met degenen die met ons mee wilden denken, in het bijzonder in dit geval de Partij van de Arbeid, op basis van hoor en wederhoor te bekijken of verbeteringen waren aan te brengen. Daarin zijn wij geslaagd. Wij hebben nu een wetsvoorstel tot stand gebracht waarin een goed evenwicht is te vinden tussen een economisch verantwoorde maatregel, met extra impulsen, dynamiek, en een verantwoorde wetgeving in relatie tot de leefomgeving.

Vervolgens is de vraag aan de orde of degenen die, binnen dezelfde normen van de parlementaire democratie, toevallig een andere invalshoek hebben gekozen, onze collega's van D66, de verliezers van de dag zijn. Nee, in onze zienswijze niet. Het is kenmerkend voor de parlementaire democratie dat je je op het juiste moment wilt laten overtuigen. In plaats van verliezers, wil ik zeggen: u heeft ons respect.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De vergadering wordt in verband met rumoer op de publieke tribune van 22.11 uur tot 23.09 uur geschorst.

De voorzitter:

Het spijt mij dat wij enige vertraging hebben met de afronding van onze werkzaamheden. Daar gaan wij nu toch aan beginnen.

Ik stel voor, hedenavond ook te stemmen over de motie-M.B. Vos/Van Zuijlen over het SCORE-programma (25600-XIII, nr. 16).

Daartoe wordt besloten.

Naar boven