Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 16 december 2010 over de Gülenbeweging.

De voorzitter:

Er hebben zich twee sprekers gemeld van de zijde van de Kamer. Ik geef als eerste het woord aan mevrouw Karabulut van de SP-fractie.

Mevrouw Karabulut (SP):

Voorzitter. Ik dien de volgende twee moties in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering, in kaart te brengen welke aan de Gülenbeweging gelieerde organisaties subsidie ontvangen en met een voorstel te komen, deze subsidies te beëindigen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Karabulut. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 72(32500 VII).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering, de interne organisatiestructuur van de Fethullah Gülenbeweging nader te onderzoeken alsmede de financiële stromen van de aan de Fethullah Gülenbeweging gelieerde organisaties,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Karabulut. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 73(32500 VII).

De heer Van Klaveren (PVV):

Voorzitter. Ik dien de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Gülenbeweging islamisering als doelstelling heeft;

overwegende dat dit de integratie tegenwerkt;

verzoekt de regering, daar waar de Gülenbeweging en daaraan gerelateerde organisaties subsidie ontvangen deze stop te zetten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Klaveren. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 74(32500 VII).

Minister Donner:

Voorzitter. Ik dank de Kamer voor de indiening van deze moties. Ik heb altijd het gevoel dat je, als je vlak voor het kerstreces geen moties hebt, als minister eigenlijk niet hebt bestaan. Nu heb ik in elk geval het gevoel dat dit wel zo is. Ik ben helemaal verrukt dat ik straks ook nog bij alle stemmingen aanwezig mag zijn.

Met de motie op stuk nr. 72 verzoekt mevrouw Karabulut mij, in kaart te brengen welke aan de Gülenbeweging gelieerde organisaties subsidie ontvangen. Nu heb ik tijdens het algemeen overleg aangegeven dat, althans volgens onze vaststelling, van de zijde van de rijksoverheid geen subsidies worden gegeven. Ik heb geen beeld van wat de gemeenten doen, maar daar krijg ik ook moeilijk de vinger achter. Ik heb de Kamer aangegeven dat ik het nog een keer zal bezien en, als er aanleiding toe is, de Kamer zal informeren. In de motie wordt de regering ook verzocht, met een voorstel te komen om de subsidies te stoppen. Het is echter strikt genomen niet aan de Kamer om die vraag te stellen. Zolang aan de subsidievoorwaarden wordt voldaan, kan de subsidie niet worden ingetrokken. Alleen al om die reden moet ik de aanneming van deze motie ontraden.

Hetzelfde geldt voor de motie van de heer Van Klaveren op stuk nr. 74, als ik die sprong even mag maken. Hij constateert dat de Gülenbeweging islamisering als doelstelling heeft en daarom de integratie tegenwerkt. Wij hebben al gewisseld dat het citaat dat de heer Van Klaveren noemde, in het bijzonder betrekking had op de Turkse samenleving. Het rapport dat voorligt, geeft nu juist aan dat de Gülenbeweging integratie bevordert. In het regeerakkoord hebben wij afgesproken dat het kabinet geen subsidie zal geven aan organisaties die activiteiten ondernemen die zich tegen de integratie richten. Dat uitgangspunt geldt zonder meer. In de motie wordt echter heel eenvoudig uitgesproken dat de Kamer van één organisatie van mening zou zijn dat dit zo is. Zelfs als de Kamer dat van mening zou zijn, moet ik vaststellen dat het uiteindelijk gaat om een rechtsvraag die door de bevoegde instanties beantwoord moet worden. Ik geef dus over deze motie hetzelfde oordeel als over de motie van mevrouw Karabulut.

Dan kom ik tot de motie op stuk nr. 73 van mevrouw Karabulut om de interne organisatiestructuur van de Gülenbeweging nader te onderzoeken, alsmede de financiële stromen naar die beweging. Ook op dat punt heeft er na een eerdere discussie in 2008 onderzoek plaatsgevonden. Er ligt nu een rapport dat de verschillende kanten aangeeft. Daarin wordt geconstateerd dat de publieke activiteiten van de organisatie redelijk transparant zijn en dat er inderdaad minder doorzichtigheid is bij de meer religieus gebonden activiteiten. Ik heb de Kamer uitgelegd dat dit samenhangt met de aard van religieuze instellingen.

Mevrouw Karabulut vraagt mij hier om de financiële stromen te onderzoeken. Het onderzoek gaat zo ver als het kan. Als men meer onderzoek wil, dan is de staat beperkt in zijn mogelijkheden om onderzoek te verrichten. Dat was de vraag van de AIVD. Die heb ik duidelijk gemaakt dat er geen aanleiding voor is om een dergelijk onderzoek te doen. De tweede mogelijkheid om organisaties op dit punt te onderzoeken is dat er een verdenking is en dat het Openbaar Ministerie onderzoek doet. Ook daar is echter in dit geval geen aanleiding voor.

Voor het overige dreigen wij met dergelijke moties de vrijheden en het karakter van onze samenleving, die we juist willen beschermen en waarom wij ons zorgen maken over bepaalde bewegingen, in wezen zelf af te breken, uit angst voor die bewegingen. Daarvoor geldt wat vader Cats gezegd heeft.

De voorzitter:

Wat heeft vader Cats dan gezegd?

Minister Donner:

Dat de mens vaak het meest lijdt door het lijden dat hij vreest.

De voorzitter:

Ik zou het liefst hierop de vergadering schorsen, maar we hebben nog een vraag van mevrouw Karabulut.

Mevrouw Karabulut (SP):

Ik heb een korte vraag. Uit het onderzoek dat in uw opdracht is uitgevoerd, blijkt dat de onderzoekers zeggen dat ze de interne organisatiestructuur, die juist problematisch is voor de integratie, onvoldoende hebben kunnen onderzoeken.

Minister Donner:

Nee.

Mevrouw Karabulut (SP):

Het is niet zo als u stelt. Uit het onderzoek komt naar voren dat er heel veel vraagtekens te plaatsen zijn bij de interne organisatiestructuur, dat daar die sociale druk ontstaat en dat de onderzoekers het onderzoek daarnaar niet volledig hebben kunnen doen.

Minister Donner:

Nee, mevrouw Karabulut. Ik vrees dat ik uit het hoofd moet citeren, omdat ik de teksten al doorgegeven heb. In de samenvatting van het rapport staat de conclusie dat de organisatie redelijk transparant is waar het de publieke activiteiten betreft. De samenleving die we willen beschermen, voorziet er nu juist in dat de overheid niet naar believen tegen iedere organisatie kan zeggen: ik ga uw interne organisatie nog eens onderzoeken. De Staat heeft eenvoudigweg die bevoegdheid niet en u kunt niet van de regering verwachten dat zij in strijd met het recht en de rechtsstaat handelt. Deze moties zouden daartoe tenderen.

De beraadslaging wordt gesloten.

De vergadering wordt van 19.10 uur tot 19.45 uur geschorst.

Voorzitter: Verbeet

De voorzitter:

Ik verzoek de leden die er nog niet aan hebben gedacht om de prachtige doos die de heer Voordewind heeft neergezet, waarin een bijdrage gedoneerd kan worden voor Serious Request, alsnog met een bezoek te vereren. Na afloop hebben zij daar natuurlijk ook nog gelegenheid voor.

Ik heet de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties – dat zal ik nooit vergeten – van harte welkom. Ik begrijp dat hij zich als vrijwilliger heeft aangemeld om bij de stemmingen aanwezig te zijn.

Naar boven